2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... ·...

36
1 AANVULLENDE NOTA Verzoeker: Arthur De Decker, wonende en woonplaats kiezend te Leebeekstraat 9, 9000 Gent. Verweerder: De Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar, departement RWO, Ruimte Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, van de Vlaamse Overheid, met zetel te 9000 Gent, Koningin Maria Hendrikaplein 70, bus 90, Virginie Lovelinggebouw, met als raadsman: mr. Paul Aerts, advocaat te Gent, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 5 waar keuze van woonplaats wordt gedaan. Tussenkomende partij, tevens begunstigde van de vergunning: de stad Gent , met kantoren gevestigd in het stadhuis te 9000 Gent, Botermarkt 1, bijgestaan een vertegenwoordigd door Mr Thomas Eyckens, advocaat met kantoor te 1000 Brussel, Bischoffsheimlaan 36, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan. VOOR DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN 6 de kamer---1516/RvVb/0498/SA Met uitdrukkelijke verwijzing naar art.1356 al.3 B.W.; Gelet op het inleidend verzoekschrift tot nietigverklaring met vordering tot schorsing dd.1 april 2016; Gelet op het arrest .nr. RvVb /S/1617/0104 van 27 september 2016, waarbij de vordering tot schorsing wordt verworpen; Gelet op het eerste tussenarrest van 19 september 2017 waarbij de RvVb voorstelt de bestuurlijke lus toe te passen; Gelet op het tweede tussenarrest van 19 december 2017 waarbij de RvVb beslist het resultaat van het door de stad Gent bij de Raad van State ingestelde cassatieberoep tegen het voornoemde eerste tussenarrest af te wachten; Gelet op het arrest van de Raad van State van 31 mei 2018 waarbij afstand van geding wordt vastgesteld bij gebrek aan verzoek tot voortzetting door de stad Gent; Gelet op het derde tussenarrest van 21 augustus 2018 waarbij door de RvVb werd beslist de procedure met bestuurlijke lus verder te zetten en de verweerder een hersteltermijn krijgt van 6 maanden om een herstelbeslissing te nemen en die aan de RvVb te bezorgen. Gelet op de herstelbeslissing van 22 februari 2019 die aan verzoeker werd betekend op 1 maart 2019 met verzoek aanvullende nota in te dienen binnen de 30 dagen. Gelet op onderstaande feiten en middelen: 1) FEITEN De stad Gent dient op 3 september 2014 een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in tot het aanleggen van fietsers- en voetgangersbruggen over de Ringvaart/R4 en over de E40, met omgevingsaanleg en het aanleggen van een fietspad op de oude spoorwegbedding tussen Rijvisschestraat en E40 in het kader van “Groenpool Parkbos” gelegen te 9052 Gent-Zwijnaarde en te 9000 Gent. De verzoeker dient dd. 17 oktober 2014 tijdens het openbaar onderzoek een bezwaarschrift in ondersteund door een petitielijst ondertekend door 264 personen . In het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Gent nr. 2014_CBS_14152 van 18 december 2014 “2014/70121 - Fietsbruggen Parkbos - aanvraag stedenbouwkundige vergunning - Bijzondere procedure - nieuwe wegenis - Goedkeuring” worden alle ingediende bezwaren en opmerkingen besproken.

Transcript of 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... ·...

Page 1: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

AANVULLENDE NOTA Verzoeker: Arthur De Decker, wonende en woonplaats kiezend te Leebeekstraat 9, 9000 Gent.

Verweerder: De Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar, departement RWO, Ruimte Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, van de Vlaamse Overheid, met zetel te 9000 Gent, Koningin Maria Hendrikaplein 70, bus 90, Virginie Lovelinggebouw,

met als raadsman: mr. Paul Aerts, advocaat te Gent, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 5 waar keuze van woonplaats wordt gedaan.

Tussenkomende partij, tevens begunstigde van de vergunning: de stad Gent , met kantoren gevestigd in het stadhuis te 9000 Gent, Botermarkt 1, bijgestaan een vertegenwoordigd door Mr Thomas Eyckens, advocaat met kantoor te 1000 Brussel, Bischoffsheimlaan 36, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan.

VOOR DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

6de kamer---1516/RvVb/0498/SA

Met uitdrukkelijke verwijzing naar art.1356 al.3 B.W.;

Gelet op het inleidend verzoekschrift tot nietigverklaring met vordering tot schorsing dd.1 april 2016;

Gelet op het arrest .nr. RvVb /S/1617/0104 van 27 september 2016, waarbij de vordering tot schorsing wordt verworpen;

Gelet op het eerste tussenarrest van 19 september 2017 waarbij de RvVb voorstelt de bestuurlijke lus toe te passen;

Gelet op het tweede tussenarrest van 19 december 2017 waarbij de RvVb beslist het resultaat van het door de stad Gent bij de Raad van State ingestelde cassatieberoep tegen het voornoemde eerste tussenarrest af te wachten;

Gelet op het arrest van de Raad van State van 31 mei 2018 waarbij afstand van geding wordt vastgesteld bij gebrek aan verzoek tot voortzetting door de stad Gent;

Gelet op het derde tussenarrest van 21 augustus 2018 waarbij door de RvVb werd beslist de procedure met bestuurlijke lus verder te zetten en de verweerder een hersteltermijn krijgt van 6 maanden om een herstelbeslissing te nemen en die aan de RvVb te bezorgen.

Gelet op de herstelbeslissing van 22 februari 2019 die aan verzoeker werd betekend op 1 maart 2019 met verzoek aanvullende nota in te dienen binnen de 30 dagen.

Gelet op onderstaande feiten en middelen:

1) FEITEN

De stad Gent dient op 3 september 2014 een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in tot het aanleggen van fietsers- en voetgangersbruggen over de Ringvaart/R4 en over de E40, met omgevingsaanleg en het aanleggen van een fietspad op de oude spoorwegbedding tussen Rijvisschestraat en E40 in het kader van “Groenpool Parkbos” gelegen te 9052 Gent-Zwijnaarde en te 9000 Gent.

De verzoeker dient dd. 17 oktober 2014 tijdens het openbaar onderzoek een bezwaarschrift in ondersteund door een petitielijst ondertekend door 264 personen .

In het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Gent nr. 2014_CBS_14152 van 18 december 2014 “2014/70121 - Fietsbruggen Parkbos - aanvraag stedenbouwkundige vergunning - Bijzondere procedure - nieuwe wegenis - Goedkeuring” worden alle ingediende bezwaren en opmerkingen besproken.

Page 2: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

In het Gemeenteraadsbesluit van de stad Gent nr. 2015_GR_0050 dd. 26 januari 2015 “2014/70121 - Fietsbruggen Parkbos - aanvraag stedenbouwkundige vergunning- Bijzondere procedure - nieuwe wegenis - Goedkeuring” wordt het voornoemde collegebesluit integraal overgenomen.

Op 12 februari 2015 levert de verweerder aan de stad Gent de stedenbouwkundige vergunning af volgens de bijzondere procedure nr. 8.00/44021/39592.2 tot de aanleg van fietsers- en voetgangersbrug over de Ringvaart/R4 met omgevingsaanleg en de aanleg van een fietspad op de oude spoorwegbedding tussen Rijvisschestraat en de E40 in het kader van “Groenpool Parkbos”, dus met uitsluiting van de brug over de E40 met toegangshellingen en –constructies en de erbij horende omgevingsaanleg in de Leebeekstraat.

Op de Gentse gemeenteraad van 23 februari 2015 (2015_GR_00144) wordt de samenwerkingsovereenkomst voor de aanleg van een fietspad op de “Oude Spoorwegverbinding tussen Rijvisschestraat en E40-Gent “ tussen de Vlaamse Landmaatschappij, de Provincie Oost-Vlaanderen en de stad Gent, goedgekeurd.

Op 9 april 2015 dient de verzoeker bij de RvVb een verzoekschrift in tot vernietiging met vordering tot schorsing van het voornoemde besluit van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar van 12 februari 2015. De zaak werd bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen ingeschreven onder het rolnummer. RvVb/1415/0472/SA.

Op 6 juli 2015 dient de stad Gent, vertegenwoordigd door Mr Thomas Eyskens, een verzoek in tot tussenkomst in de procedure tot schorsing en tot vernietiging.

Op de zitting van de eerste kamer RvVb van 18 augustus 2015 wordt de vordering tot schorsing behandeld, waarna de zaak werd in beraad genomen.

Op 21 augustus 2015 dient de stad Gent een tweede aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning in voor het aanleggen van fietsers- en voetgangersbruggen over de Ringvaart/R4 en over de E40 met omgevingsaanleg en het aanleggen van een fietspad oude spoorwegbedding tussen Rijvisschestraat en E40 in het kader van “Groenpool Parkbos” . In de beschrijvende nota bij deze aanvraag staat letterlijk: “ Het indienen van deze nieuwe bouwaanvraag wil niet zeggen dat stad Gent afstand doet van de vorige vergunning.”

Van 18.09.2015 tot 18.10.2015 vindt het openbaar onderzoek plaats.

De verzoeker dient dd. 16 oktober 2015 een bezwaarschrift in tegen de laatst vermelde aanvraag vergunning, ondersteund door een petitielijst ondertekend door 303 personen.

In het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Gent nr. 2015_CBS_14666 dd. 17 december 2015 “Aanvraag stedenbouwkundige vergunning- dossier 2015/04138 - Bijzondere procedure - nieuwe wegenis – aangenomen – Dossier voor de gemeenteraad” worden opnieuw bijna alle ingediende bezwaren en opmerkingen besproken.

Het Gemeenteraadbesluit van de stad Gent nr. 2016_GR_00026 dd. 25 januari 2016 “2015/04138 - Aanvraag stedenbouwkundige vergunning- Bijzondere procedure - nieuwe wegenis - Goedkeuring” neemt het voornoemde collegebesluit van 17 december integraal over en maakt dit besluit over aan de verweerder.

De verweerder verleent op 10 februari 2016 de stedenbouwkundige vergunning 8.00/44021/39592.3 tot de “aanleg van fietsers- en voetgangersbruggen over de Ringvaart /R4 en over de E40 met omgevingsaanleg en het aanleggen van een fietspad op de oude spoorwegbedding tussen de Rijvisschestraat en de E40 in het kader van “Groenpool Parkbos” volgens de bijzondere procedure, onder bepaalde voorwaarden. Dit is de hier bestreden beslissing

Op 1 april 2016 dient de verzoeker het verzoek tot vernietiging met vordering tot schorsing in van de voornoemde stedenbouwkundige vergunning van 10 februari 2016. De zaak werd bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen ingeschreven onder het rolnummer. RvVb/1516/0498/SA.

De verzoeker betaalt het rolrecht van €275 op 2 mei 2016.

Met de aangetekende brief van 12 augustus 2016 bezorgt de Griffie van de RvVb verzoeker afschrift van de volgende documenten:

Page 3: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

- het verzoek tot tussenkomst van 27 juni 2016 in de laatste vernoemde procedure tot schorsing en tot vernietiging ingediend door de stad Gent, vertegenwoordigd door Mr. Thomas Eyskens.

- het verzoekschrift tot tussenkomst in dezelfde procedure schorsing en vernietiging ingediend op 27 juni 2016 door de provincie Oost-Vlaanderen .

- de nota met opmerkingen van 28 juni 2016 door Mr. Paul Aerts voor de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar (verder GSA genoemd),

samen met de oproeping voor de zitting over de vordering tot schorsing van 6 september 2016.

Met het arrest nr. RvVb/S/1516/1490 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0472/SA/0457 wordt uitspraak gedaan over de vordering tot schorsing en verwerpt de Raad de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing gezien werd geoordeeld dat de verzoeker de hoogdringendheid niet had aangetoond. Tevens werd beslist de uitspraak over de kosten uit te stellen tot de beslissing over de vordering tot vernietiging.

Op de openbare zitting van 6 september 2016 met nummer RvVb/1516/0498/SA vestigde de voorzitster de aandacht op het hiervoor vermelde arrest van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0472/Sa/0457 dat echter toen nog niet was betekend.

Met de aangetekende brief van 8 september 2016 werd door de Raad voor Vergunningsbetwistingen het laatst genoemde arrest betekend aan verzoeker.

Met het collegebesluit van de stad Gent van 15 september 2016 werden de werken voor de bouw van de parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke firma THV West Construct – Aelterman “Parkbosbruggen” te Oostkamp, voor een forfaitair bedrag van 5.074.066,42 € (incl. BTW), met een uitvoeringstermijn van 280 werkdagen en met voorziene aanvang der werken najaar 2016.

Gelet op het verzoek tot voortzetting van de verzoeker dd. 19 september 2016.

Met het arrest van de zesde kamer nr. RvVb/S/1617/0104 van 27 september 2016 in de zaak RvVb/1516/0498/SA werd de vordering tot schorsing verworpen daar de verzoeker niet aan de hand van voldoende precieze en concrete gegevens die eigen zijn aan de zaak aantoonde dat de behandeling van de vernietigingsprocedure daadwerkelijk te laat zal komen om de door hem aangevoerde nadelige gevolgen te voorkomen. Tevens werd beslist de uitspraak over de kosten uit te stellen tot de beslissing over de vordering tot vernietiging.

Gelet op het verzoekschrift tot voortzetting van 14 oktober 2016 van verzoeker.

Met de bouw van de parkbosbruggen werd gestart op 5 december 2016.

De kamervoorzitter van de zesde kamer behandelde de beide vorderingen tot vernietiging (1415/0472/SA/0457 en 1516/0498/SA) samen op de openbare zitting van 9 mei 2017 zonder beide zaken officieel samen te voegen. Verzoeker was in persoon aanwezig en verdedigde zichzelf in de eerste zaak.

Bij arrest nr. RvVb/A/1617/1186 van 29 augustus 2017 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0472/SA/0457 werd uitspraak gedaan over de vordering tot vernietiging en werd de beslissing van de verwerende partij van 12 februari 2015 vernietigd door de RvVb omdat het uitsluiten van één van de twee aangevraagde bruggen met inbegrip van de aanbrug, de spiraalhelling en de omgevingsaanleg niet kan beschouwd worden als een “beperkte aanpassing” of kleine planwijziging in de zin van artikel 4.3, §1, tweede en derde lid VCRO.

In het eerste tussenarrest van de zesde kamer nr. RvVb/A/1718/0076 van 19 september 2017 in de zaak met rolnummer RvVb/1516/0498/Sa/ komt de Raad tot de vaststelling dat met het zesde middel door verzoeker een onwettigheid wordt aangevoerd waarvoor de toepassing van de bestuurlijke lus kan overwogen worden. In dat zesde middel voerde de verzoekende partij de schending aan van artikel 1 en 2 van het kb van 4 juni 1958 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen en van het zorgvuldigheidsbeginsel. Er werden immers pijlers gebouwd binnen de 10 m zone naast de autosnelweg E40. Op grond van artikel 34,§2, derde lid DBRC-decreet biedt de Raad de partijen de mogelijkheid aan om binnen de 30 dagen een schriftelijk standpunt in te nemen over de toepassing van de bestuurlijke lus en beveelt daartoe de heropening van de debatten. Tevens worden alle partijen opgeroepen om te verschijnen op de zitting van 14 november 2017 waarop de toepassing van de

Page 4: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

bestuurlijke lus wordt behandeld. De beslissing over de kosten wordt uitgesteld tot een uitspraak over de vordering tot vernietiging.

Met hetzelfde arrest worden de partijen op grond van artikel 34, §3, eerste lid DBRC-decreet en artikel 85 van het Procedurebesluit opgeroepen om te verschijnen op de zitting van dinsdag 29 mei 2018 waarop de toepassing van de bestuurlijke lus wordt behandeld.

Dit eerste tussenarrest werd betekend op 26 september 2017.

Met een aanvullende nota van 24 oktober 2017 vestigde de verzoekende partij de aandacht op enkele fouten in het feitenrelaas in het tussenarrest van 19 september 2017 en motiveerde waarom niet voldaan was aan meerdere voorwaarden tot toepassing van de bestuurlijke lus. De verzoeker stelde tevens dat het tussenarrest geen overwegingen bevatte op grond waarvan de raad tot zijn impliciete ongegrond verklaring kwam van vijf door verweerder ingeroepen middelen en derhalve behept was met een motiveringsgebrek.

Met de “Nota Na Tussenarrest” van 26 oktober 2017 ingediend door de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar met als raadsman Paul Aerts, vraagt deze als verwerende partij de RvVb “om akte te nemen van haar akkoord met de toepassing van de bestuurlijke lus om met een herstelbeslissing de voorgehouden onwettigheid in het zesde middel te laten herstellen. Daartoe dient eerst een nieuw standpunt/advies van de bevoegde instantie(s) te worden gevraagd, op basis waarvan een herstelbeslissing kan worden genomen. Gelet op bovenstaande lijkt een termijn van minimum 4 maanden aangewezen te zijn”.

Op 26 oktober 2017 beslist het College van burgemeester en schepenen van de Stad Gent tot het indienen van een cassatieberoep bij de Raad van State tegen het arrest van 19/09/2017 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen – stedenbouwkundige vergunning van 10.02.2016 verleend door de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar- Parkbosbruggen

Met het verzoekschrift van 27 oktober 2017 dient de Stad Gent als eerste tussenkomende partij een cassatieberoep in bij de Raad van State tegen het voornoemde tussenarrest van de RvVb dd.19 september 2017. Tevens dient de Stad Gent dan ook de “Nota over de toepassing van de bestuurlijke lus” in bij de RvVb,

Op de zitting van 14 november 2017 van de zesde kamer van de RvVb voert Arthur De Decker het woord voor de verzoekende partij, advocaat Paul Aerts voor de verwerende partij (de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar), advocaat Thomas Eyskens voor de eerste tussenkomende partij (de Stad Gent) en mevr. Kaat Van Keymeulen voor de dan nog tweede tussenkomende partij (de provincie Oost-Vlaanderen).

Bij beschikking van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, betreffende de toelaatbaarheid in administratieve cassatie nr. 12.601 van 16 november 2017 in zaak A.223.615/VII-40.115, wordt het voornoemde cassatieberoep van 27 oktober 2017 ingesteld door de Stad Gent toelaatbaar gesteld daar het naar verluidt voldoet aan de vereisten bepaald in artikel 20, §2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

In het tweede tussenarrest van de RvVb van 19 december 2017 met nr. RvVb/A/1718/0373 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0498/SA, acht de voorzitter van de zesde kamer, gelet op het toelaatbaar verklaard cassatieberoep, het aangewezen om de uitspraak van de Raad van State af te wachten en beveelt de heropening van de debatten in afwachting van de uitspraak van de Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak, over het cassatieberoep tot nietigverklaring van het tussenarrest van de Raad van 19 september 2017 met nr. RvVb/A/1718/0076. De beslissing over de kosten wordt uitgesteld tot aan een uitspraak over de vordering tot vernietiging.

Met het Verzoekschrift tot Tussenkomst van 9 januari 2018 neemt de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar, afdeling Oost-Vlaanderen, in het cassatieberoep van de Stad Gent, een totaal tegengesteld standpunt in t.o.v. zijn standpunt van 26 oktober 2017 vervat in de hoger geciteerde “Nota na Tussenkomst”. Nu kant ook de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar zich tegen het voorstel tot toepassing van de bestuurlijke lus zoals voorzien in het bestreden tussenarrest van 19 september 2017 en onderschrijft grotendeels de gegrondheid van de middelen ingeroepen in cassatie door de stad Gent.

Bij Beschikking van. de Raad van State dd 11 januari 2018 werd beslist de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar voorlopig toe te staan in het cassatiedebat tussen te komen en deze een termijn van 30 dagen te verlenen om haar opmerkingen te doen gelden en deze toe te lichten of aan te vullen. Bij brief van 13 februari

Page 5: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

2018 liet de raadsman van de GSA aan de RvS weten dat zijn verzoekschrift tot tussenkomst van 9 januari 2018 voldoende was gemotiveerd zodat het volstond er naar te verwijzen.

Met de memorie van antwoord op 12 januari 2018 deelde de verzoekende partij aan de Raad van State mee van oordeel te zijn dat niet voldaan was aan al de voorwaarden om cassatieberoep in te stellen en het verzoek tot cassatie dus ten onrechte toelaatbaar werd verklaard. Dienvolgens verzocht Arthur De Decker, hier als belanghebbende partij in cassatie, het verzoek tot cassatie ongegrond te verklaren en de verzoekende partij te veroordelen tot de kosten.

Op 16 maart 2018 bezorgde de raadsman van de Stad Gent een synthesememorie als memorie van antwoord aan de RvS. In deze “synthese” wordt het cassatieberoep van 27 oktober 2017 volledig hernomen en aangevuld met reacties op de argumenten van Arthur De Decker vervat in de voornoemde memorie van antwoord van 12 januari 2018.

De auditeur bij de Raad Van State stelde op 30 maart 2018 een verslag op waarin de verwerping van het cassatieberoep werd voorgesteld als onontvankelijk gezien de RvVb zijn rechtsmacht nog niet volledig heeft uitgeput en het dus geen eindbeslissing betreft.

Bij arrest nr 241.675 van 31 mei 2018 stelde de Raad van State vast dat binnen de 30 dagen geen verzoek tot voortzetting werd ingediend door de stad Gent en dus het vermoeden van afstand van geding van toepassing was.

Bij brief van 29 juni 2018, aangetekend betekend op 3 juli 2018, werd de verzoeker door de Raad voor Vergunningsbetwistingen opgeroepen om te verschijnen op de zitting van 17 juli 2018 voorgezeten door Karin De Roo waarop de vordering tot vernietiging verder zou worden behandeld. Het verzoek van de verzoekende partij tot schriftelijke verschijning werd ingediend op 4 juli 2018.

Met het derde tussenarrest van 21 augustus 2018 met nummer RvVb/A/1718/1191, betekend op 30 augustus, werd o.a. het volgende beslist door de RvVb:

1. Het verzoek tot tussenkomst van de provincie Oost-Vlaanderen is onontvankelijk wegens laattijdige betaling van het rolrecht.

2. De Raad verwerpt de eerste vijf middelen van de verzoekende partij en verklaart het zesde middel wel “in de aangegeven mate” gegrond daar geen afwijking op het bouwverbod binnen de eerste 10 meter van de bouwvrije strook voorligt en uit het dossier blijkt dat de aanvraag voorziet in het bouwen van steunpilaren binnen de eerste tien meter van de bouwvrije strook langs de E40.

3. Ondanks het verzet van de verzoekende partij beslist de raad toepassing te maken van de bestuurlijke lus zoals bepaald in artikel 34 DBRC-decreet en legt de raad aan de verwerende partij een hersteltermijn op van zes maanden waarbinnen deze haar herstelbeslissing moet over maken aan de Raad.

4. Aan de partijen wordt de mogelijkheid geboden hun standpunt over die herstelbeslissing schriftelijk binnen een vervaltermijn van dertig dagen mee te delen, met in voorkomend geval aanvullende overtuigingsstukken.

5. De Raad beveelt dat bij de publicatie van het arrest tot anonimisering van de identiteit van de verzoekende partij zal worden over gegaan.

6. De uitspraak over de kosten wordt uitgesteld tot de beslissing over de vordering tot vernietiging.

Ondertussen waren de werken volledig uitgevoerd en de bruggen werden officieel geopend op 29 juni 2018. Zie uitnodiging en foto’s hier onder:

Page 6: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

Page 7: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

Fig. 1 Inhuldiging bruggen op 29 juni 2018 in aanwezigheid van o.a. de Vlaamse ministers Ben Weyts, Joke Schauvliege, gouverneur Jan Briers, Gents schepen Filip Watteeuw en de burgemeester van De Pinte en Sint-Martens-Latem, met op de achtergrond de André Denysbrug in de Leebeekstraat en over de R4/Ringvaart.

Fig. 2 Inhuldiging van de spiraal van de Zoé Borluutbrug op 29 juni 2018 in de Leebeekstraat met op de achtergrond de onwettige constructie (steunpilaar) binnen de 10 meter aan de E40.

Op 31 augustus 2018 ontvangt de GSA als verwerende partij het voornoemde tussenarrest van 21 augustus 2018.

Page 8: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

Op 13 september 2018 vraagt de GSA aan AWV om een afwijking op het bouwverbod binnen de eerste 10 meter van de bouwvrije strook voor te leggen.

Op 8 oktober 2018 vindt er op het AWV een “overleg platform” plaats met de regiomanager, de districtschef, de directeur exploitatie en 2 teamverantwoordelijken patrimonium. In het verslag daarvan staat als beslissing: “Het platform geeft gunstig advies om in het kader van de administratieve lus, via de Administrateur Generaal een afwijking te bekomen van de Vlaamse Regering om voor deze situatie het buiten toepassing te stellen van het KB bouwvrije strook langs Autosnelwegen”. Zie bijlage 1.

Op 11 oktober 2018 wordt dit platformoverleg met advies bezorgd aan de Administrateur Generaal AWV te Brussel. Zoals uit bijlage 2 blijkt staat daarin : “Het platform geeft gunstig advies en vraagt om in het kader van de administratieve lus, via AG een afwijking te bekomen van de VR om voor deze situatie het buiten toepassing stellen van het KB bouwvrije strook langs autosnelwegen.” Er is dus geen sprake van bestuurlijke lus.

Op 7 december 2018 wordt er door de Vlaamse Minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn Ben Weyts aan de Vlaamse Regering een nota voorgelegd betreffende “Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de Vrije stroken langs autosnelwegen. Principiële goedkeuring” (VR 2018 0712DOC.1393/1bis). Toen werd het ontwerp van besluit betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen principieel goedgekeurd en aan minister Weyts opdracht gegeven daarover het advies in te winnen van de Raad van State met het verzoek het advies mee te delen binnen een termijn van dertig dagen.

Het advies van de Raad van State werd aangevraagd op 11 december 2018 en verleend op 7 januari 2019 (advies 64.959/3).

Rekening houdend met dit advies werd het ontwerp van besluit aangepast en aldus definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 25 januari 2019. De wijzigingen aan artikel 2 van het KB van 4 juni 1958 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen “werd aangegrepen om de overige bepalingen van het KB van 1958 te moderniseren en aan te passen waar nodig”. Zeer concreet werd het KB bij artikel 10 OPGEHEVEN en dus vervangen door het Besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2019 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen. Dit besluit werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 februari 2019 ( blz 12224-12225).en is dus in werking getreden op 18 februari 2019, 10 dagen na publicatie.

Daar in staat nu o.a.:

Art 1: De vrije stroken langs de autosnelweg hebben een breedte van dertig meter vanaf de grens van het domein van de autosnelweg…

Art.2: Het is verboden om in die vrije stroken: 1° te bouwen…Het is verboden om de onwettige situaties, vermeld in het eerste lid, te handhaven

Art 4: Voorbij de tiende meter van de vrije stroken langs autosnelwegen kan de wegbeheerder afwijkingen van het verbod, vermeld in artikel 2, toestaan.

Art 5. In de eerste tien meter van de vrije stroken langs autosnelwegen kan de Vlaamse minister bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, afwijkingen van het verbod vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, toestaan voor een van de volgende werkzaamheden als de gevraagde afwijkingen een doelstelling van algemeen belang dienen en het huidige beheer of de toekomstige ontwikkelingen van de autosnelwegen niet belemmeren:

1° de aanleg van ondergrondse nutsleidingen…

2° de aanleg van verkeers- en vervoersinfrastructuur en de aanhorigheden daarvan;

3° de plaatsing van gsm-pylonen of –antennes.

Art.6.Als afwijkingen toegestaan worden conform artikel 4 en 5, kunnen voorwaarden opgelegd worden.

Art.8. In afwijking van artikel 2 kunnen onwettige situaties, die bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, geregulariseerd worden. De eigenaar dient daarvoor binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag tot regularisatie in bij de wegbeheerder.

Page 9: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

 

De regularisatie kan worden toegestaan onder de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 5.

Als de wegbeheerder een aanvraag tot regularisatie voor een onwettige situatie in de eerste tiende meter van de vrije stroken ontvangt, bezorgt hij deze aanvraag aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer.” [eigen onderlijning].

Bij Ministerieel besluit van 18 februari 2019 houdende regularisatie van een onwettig opgerichte constructie in het kader van het project Parkbosbruggen in Gent E40 (kmp.45.74) besliste minister Ben Weyts (zie bijlage 3):

“Enig artikel. De verkeers- en vervoersinfrastructuur (de pijlers van de nieuwe brug over de E40), gelegen op het deel van het tracé dat deel uitmaakt van het project “Parkbosbruggen”, dat loopt op het domein van de vrije stroken langs de autosnelwegen E40 ter hoogte van kmp 45,74, wordt geregulariseerd.”.

Dit ministerieel besluit werd tot op heden nog niet gepubliceerd.

Op 18 februari 2019 maakt AWV district Gent een brief met kenmerk 411/B/BAV/2015/4431 over aan Ruimte Vlaanderen Gent (= GSA) betreffende “advies inzake de aanvraag tot bouwen” met als aanvrager Stad Gent, met in bijlage het voornoemde Ministerieel Besluit, en als besluit (zie bijlage 4):

“AWV Oost-Vlaanderen verleent gunstig advies. Overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2019 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen, kunnen in afwijking van artikel 2 van datzelfde besluit onwettige situaties, die bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, geregulariseerd worden door de Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het verkeer.

In casu heeft minister Weyts bij ministerieel besluit van 18 februari 2019 de verkeers- en vervoerinfrastructuur (de pijlers van de nieuwe brug over de E40), gelegen op het deel van het tracé dat deel uitmaakt van het project “Parkbosbruggen”, dat loopt op het domein van de vrije stroken langs de autosnelweg E40 ter hoogte van kmp 45.74 geregulariseerd.”

Op 22 februari 2019 beslist de GSA de vergunning m.b.t de regularisatie van de aanleg van fietsers- en voetgangersbruggen over de Ringvaart/R4 en over de E40 met omgevingsaanleg en het aanleggen van een fietspad op de oude spoorwegbedding tussen de Rijvisschestraat en de E40 in het kader van “Groenpool” af te geven aan de stad Gent…onder dezelfde voorwaarden als de op 10 februari 2016 verleende vergunning. De hier betwiste vergunning dus.

Een afschrift van herstelbeslissing wordt met een aangetekend schrijven van 27 februari.2019 op 1 maart 2019 door de post overhandigd aan de verzoekende partij met de mededeling dat hij beschikt over een vervaltermijn van 30 dagen, die ingaat de dag na de betekening, om zijn standpunt over het herstel en de eventuele toepassing van artikel 36 DBRC-decreet schriftelijk mee te delen en om, in voorkomend geval, aanvullende en geïnventariseerde overtuigingsstukken bij te brengen (art.94 Procedurebesluit).

Deze herstelbeslissing werd naar verluidt ook verzonden aan alle adviserende instanties en alle betrokken partijen in het geding, waaronder de Stad Gent.

Onder alle voorbehoud en zonder enige nadelige erkentenis, worden de middelen vervat in het verzoekschrift van 1 april 2016 hierbij geacht integraal te zijn hernomen. 

De verzoeker heeft de eer met deze aanvullende nota zijn standpunt over deze herstelbeslissing en de eventuele toepassing van de bestuurlijke lus in te dienen bij uw raad en daarbij volgende aanvullende middelen te doen gelden.

2. STANDPUNTEN EN MIDDELEN

Uit het feit dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen een rechtscollege is, vloeit volgens het Grondwettelijk Hof (arrest 152/2015 van 29 oktober 2015) voort dat hij een volwaardige jurisdictionele controle doorvoert en derhalve de bevoegdheid heeft om een bestreden vergunningsbeslissing te toetsen aan alle regels en beginselen die in de Belgische rechtsorde gelden, met inbegrip van de beginselen van behoorlijk bestuur. “In het administratief recht”, zo oordeelt de Raad van State op 13 december 2012 in het arrest 221.734,” raakt een middel de openbare orde wanneer het betrekking heeft op de schending van een regel die een bepaald

Page 10: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

10 

 

fundamenteel openbaar belang beoogt te behartigen of te bestendigen, dit is een regel die essentiële waarden in de samenleving of fundamenteel de werking van de rechtstaat aangaat en die om die reden steeds tegenover de gemeenschap in haar geheel gewaarborgd moet worden. Omdat de handhaving van die fundamentele regel de persoonlijke belangen van de rechtsonderhorige die onder de schending ervan kan lijden overschrijdt, is de rechter, op gevaar af het gehele rechtssysteem in gevaar te brengen, verplicht elke beslissing waarover hij moet oordelen aan die regels te toetsen.”

Luidens artikel 159 van de Grondwet passen de hoven en rechtbanken de algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toe in zoverre zij met de wetten overeenstemmen. Door deze exceptie van onwettigheid, die zowel door de partijen als de rechter zelf kunnen worden ingeroepen, wordt de wettigheid van een toepasselijke bestuurshandeling in vraag gesteld. Een dwingende regeling die niet is tot stand gekomen en uitgevaardigd overeenkomstig de ter zake geldende wetten en decreten, moet door de rechter buiten toepassing worden gelaten.(cfr RvS 13 oktober 2003, nr. 124.147 ). Het betreft een algemeen rechtsbeginsel dat samenhangt met het vertrouwensbeginsel en het rechtvaardigheidsbeginsel.

Bij tussenarrest van 21 augustus 2018 met nummer RvVb/A/1718/1191 besliste de Raad voor vergunningsbetwistingen dat toepassing wordt gemaakt van de bestuurlijke lus, bepaald in artikel 34 DBRC en dat aan de verwerende partij een hersteltermijn oplegt van zes maanden vanaf de betekening van het tussenarrest.

Volgens het jaarverslag 2017-2018 van de Dienst van Bestuursrechtscolleges blz 36 kan de RvVb met de bestuurlijke lus aan de vergunningverlenend bestuur de mogelijkheid bieden om bepaalde onwettigheden in een bestreden beslissing te herstellen tijdens de hangende procedure in plaats van na een vernietigingsarrest. Dit gebeurde tijdens het werkjaar 2017-2018 slechts twee keer (tussenarrest van 17 april 2018 in zaak rolnummer 1617/RvVb/0023/A en in het voornoemde tussenarrest van 21 augustus 2018 in onderhavige zaak). In geen van beide zaken werd daarover reeds een eindarrest geveld. Het is dus een uitzonderlijke procedure waarvan toen nog moest worden bewezen dat ze effectief ook kan werken.

De verzoeker stelt vast dat de herstelbeslissing van 22 februari 2019 inhoudelijk bijna integraal overeenstemt met de stedenbouwkundige vergunning van 10 februari 2016 met inbegrip van dezelfde fouten (cfr. De aanvullende nota van 24 oktober 2017 van verzoeker) doch met toevoeging van enkele nieuwe.

Zo wordt in de inleiding herhaald dat de aanvraag betrekking heeft op een goed te 9000 Gent zonder vermelding dat het belangrijkste stuk in 9052 Zwijnaarde ligt.

Op pagina 3 wordt gesteld dat in De Pintelaan “De bestaande op- en afrit met de R4 wordt behouden.” Dit klopt niet meer want de afrit werd ondertussen afgesloten.

Op pagina 5 staat ten onrechte dat de stad verzaakte aan de eerste aanvraag van 18/09/2014.

Enz.

Inzake de Bestuurlijke lus staat in het tussenarrest van 19 september 2017 :

“AMBTSHALVE VOORSTEL TOT TOEPASSING VAN DE BESTUURLIJKE LUS CONFORM ARTIKEL 34 DBRC-DECREET1. Op grond van artikel 34, §1DBRC-decreet kan de Raad, wanneer hij vaststelt dat het de bestreden beslissing om reden van een onwettigheid moet vernietigen, de verwerende partij de mogelijkheid bieden om met een herstelbeslissing de onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen. Een onwettigheid in de zin van artikel 34, §1 DBRC-decreet bestaat uit een strijdigheid met een geschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel dat kan leiden tot de vernietiging van de bestreden beslissing, maar dat zou kunnen worden hersteld. Het komt aan de Raad toe om vrij te oordelen of in het kader van een concrete procedure de toepassing van de bestuurlijke lus bijdraagt tot een efficiënte en finale geschillenbeslechting binnen een redelijke termijn, en dit nadat alle partijen de mogelijkheid hebben gehad hun standpunt over het gebruik ervan kenbaar te maken.13 Zoals bepaald in artikel 34, §3, eerste lid DBRC-decreet, wordt een zitting georganiseerd over de toepassing van de bestuurlijke lus.

Page 11: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

11 

 

Overeenkomstig artikel 34, §3, derde lid DBRC-decreet bevat de tussenuitspraak waarbij wordt beslist tot de toepassing van de bestuurlijke lus tevens de beslechting van alle overige middelen. 2. Nadat de zaak op de openbare zitting van 9 mei 2017 in beraad is genomen, komt de Raad tot de vaststelling dat met het zesde middel een onwettigheid wordt aangevoerd waarvoor de toepassing van de bestuurlijke lus overwogen kan worden. De standpunten van partijen en de bespreking van het middel zijn als volgt samen te vatten. 2.1. In het zesde middel voert de verzoekende partij de schending aan van artikel 1 en 2 van het koninklijk besluit van 4 juni 1958 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen en van het zorgvuldigheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De verzoekende partij zet uiteen dat het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer van 7 oktober 2015 stelt dat de vergunning verleend kan worden onder voorwaarden. Uit dit advies blijkt evenwel niet dat er toelating verleend zou zijn voor het bouwen binnen de 30 m vrije zone naast de E40. In tegendeel stelt het advies dat de vergunning enkel verleend kan worden onder de bijzondere voorwaarde dat de bouwlijn 30 m buiten de E40 ligt. Bovendien worden de betonnen pijlers binnen de 10 m zone naast de snelweg gebouwd. 2.2.. De verwerende partij antwoordt dat het Agentschap Wegen en Verkeer de aanvraag eerder ongunstig adviseerde omwille van het feit dat de spiraaltrap zich binnen de 30 m strook bevond van de E40. De huidige aangepaste aanvraag heeft die spiraaltrap 15 m verder verplaatst. Aangezien het agentschap voorwaardelijk gunstig adviseerde, ligt een toelating om binnen de 30 m strook te bouwen voor. De eerste tussenkomende partij antwoordt dat het advies van het agentschap van 8 oktober 2014 gunstig is alsook het advies van de administrateur-generaal van 7 oktober 2016. De stelling dat de steunpilaren binnen de 10 m zone liggen en dus verboden zijn verdient geen bijval aangezien volgens de tussenkomende partij dan elke brug of constructie over een snelweg onmogelijk is. 2.3.De relevante artikelen van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut van autosnelwegen luiden als volgt: “Artikel 1. De bij deze wet ingestelde regeling is van toepassing op de openbare wegen die de Koning bij de categorie van autosnelwegen indeelt. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, §2, dienen de autosnelwegen uitsluitend voor het verkeer van de door de Koning bepaalde motorvoertuigen die er slechts op speciaal daartoe bestemde plaatsen mogen in- en uitrijden. De voor de autosnelwegen dienende stationeerstroken alsmede de door de Koning bepaalde toegangswegen zijn aan dezelfde regeling onderworpen.” ... “Artikel 10. Met het oog op de instandhouding, de fraaiheid en de berijdbaarheid van de weg, zowel als op de mogelijkheid hem te verbreden, kan de Koning, voor de vrije stroken die Hij bepaalt en waarvan de breedte, te rekenen van de grens van de autosnelweg, niet meer dan 30 meter mag bedragen, verordeningen vaststellen betreffende de bouwwerken, beplantingen, afsluitingen, opslagplaatsen, leidingen, luchtinstallaties, alsmede elke wijziging in het reliëf van de bodem, door afgravings- of aanvullingswerken.” De parlementaire voorbereidingen verduidelijken over de bouwvrije strook hierover (Memorie van Toelichting, Parl. St., Senaat, 1955-56, nr.106, 7-8): “ Het onderhavig ontwerp beoogt een dergelijke reservatie, door volgens het tracé der autosnelwegen —met inbegrip van de toegangswegen —een bijzondere last te leggen op de gronden, gelegen binnen een strook van een bepaalde breedte. Die strook omvat niet alleen de gronden die de aardebaan van de toekomstige autosnelweg zullen vormen, maar ook de belendende gronden, die zullen worden bezwaard met een erfdienstbaarheid van vrijhouding, waarover verder meer. Bovendien zijn daarin begrepen de randgronden, die men in de strook heeft menen te moeten opnemen wegens het noodzakelijk approximatief karakter van dat eerste tracé (immers, het tracé zal maar definitief en volkomen nauwkeurig kunnen worden vastgelegd, wanneer de plans der werken zullen zijn opgemaakt, d.w.z. op het ogenblik van de bouw van de autosnelweg ). De breedte van de strook zal echter nooit 150 m. mogen overschrijden.

Page 12: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

12 

 

De bedoelde last is van vrij speciale aard. Hij brengt het verbod mede, op de bezwaarde gronden nieuwe gebouwen op te richten, bestaande gebouwen te herbouwen of te veranderen, het reliëf van de bodem aanzienlijk te wijzigen door ontgravings- of aanvullingswerken, be- of ontbossing uit te voeren. De uitvoering van werken tot instandhouding en onderhoud van bestaande gebouwen is evenwel toegelaten. De Minister tot wiens domein de openbare werken behoren, kan vergunningen verlenen, hetzij in uitzonderlijke omstandigheden of voor tijdelijke gebouwen en werken, hetzij wanneer uit grondige studies die door het bestuur zijn gemaakt naar gelang van de ontvangst der aanvragen, blijkt dat de gebouwen, werken en beplantingen zullen worden uitgevoerd buiten de aardebaan van de te bouwen autosnelweg en buiten de met de erfdienstbaarheid van vrijhouding bezwaarde gronden aan weerszijden van de aangelegde autosnelweg.” De artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 4 juni 1958 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen bepalen: “Artikel 1. De vrije stroken beslaan een breedte van dertig meter aan weerszijden van de grens van het domein van de autosnelweg. Benevens de rijbanen, de stationeerstroken en de als zodanig gerangschikte toegangswegen, omvat het domein van de autosnelweg, gans het Rijksdomein aan weerszijden van de weg, dat met het oog op de behoeften en voor de dienst van de autosnelweg is ingericht.” “Artikel 2. Het is verboden in die stroken te bouwen, te herbouwen of bestaande bouwwerken te verbouwen. Dat verbod geldt niet voor instandhoudings- en onderhoudswerken. Het is verboden in die stroken onwettig opgerichte bouwwerken te handhaven. Voorbij de tiende meter, gemeten van de grens van het domein van de autosnelweg, kan de wegbeheerder echter afwijkingen van het in het eerste lid gestelde verbod toestaan. Als de wegbeheerder over een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsaanvraag een gunstig advies uitbrengt,wordt dat beschouwd als een toegestane afwijking.” De “grens van de autosnelweg” in artikel 10 van de wet van 12 juli 1956 valt samen met “de grens van het domein van de autosnelweg” in artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 juni 1958 (Memorie van Toelichting, Parl. St., Senaat, 1955-56, nr. 106, 5 en 9; Afdeling Wetgeving RvS, advies L.6117/1, 6 februari 1958). Uit het voorgaande volgt dat het in beginsel verboden is om binnen de 30 m strook langs de weerszijden van de auto snelwegen te bouwen, te herbouwen of bestaande bouwwerken te verbouwen. Het verbod geldt niet voor instandhoudings- of onderhoudswerken. Voorbij de tiende meter, gemeten van de grens van het domein van de autosnelweg, kan de wegbeheerder hierop afwijkingen toestaan. Wanneer de wegbeheerder over een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsaanvraag een gunstig advies uitbrengt, wordt dat beschouwd als een toegestane afwijking. Op grond van artikel 10, 5° a) van het “besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap Wegen en Verkeer”kan het Agentschap Wegen en Verkeer de afwijkingen verlenen overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 4 juni 1958. 2.4. Uit de niet-betwiste gegevens van het dossier(plan 02-05 A) blijkt dat de aanvraag in kwestie onder meer voorziet in de aanleg van een fietsers- en voetgangersbrug over de E40 binnen de bouwvrije strook van 30 meter ten opzichte van de grens van het domein van de autosnelweg (E40). Uit de stukken van het dossier blijkt eveneens dat het Agentschap Wegen en Verkeer de aanvraag op 7 oktober 2015 gunstig adviseert. 2.5. De verzoekende partij voert in dit middel onder meer aan dat zelfs indien het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer

Page 13: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

13 

 

als een toelating zou gelden, volgens de plannen nog steeds de betonnen steunpijlers binnen de 10 m zone naast de E40 worden gebouwd. Uit de stukken van het dossier (plan 02-05 A) blijkt dat de aanvraag voorziet in het bouwen van steunpilaren, waarvan minstens een steunpilaarvolledig gesitueerd is binnen de eerste tien meter van de bouwvrije strook langs weerszijden van de E40. Luidens artikel 2 van het koninklijk besluit van 4 juni 1958 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen geldt een positief advies van de wegbeheerder in het kader van een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag als een afwijking. Een afwijking verleend door de wegbeheerder kan evenwel enkel voorbij de tiende meter, gemeten van de grens van het domein van de autosnelweg. De Raad stelt vast dat het koninklijk besluit van 4 juni 1958 geen rechtsgrond bevat voor een afwijking van het bouwverbod binnen de 0 tot 10 m strook langs de snelweg zoals in casu wordt aangevraagd. Artikel 4, §2 van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen bepaalt in dit verband dat de minister tot wiens bevoegdheid de openbare werken behoren van dat verbod kan afwijken, hetzij ten bate van een openbare dienst, hetzij voor het oprichten van installaties of gebouwen in verband met de dienst van de autosnelweg. De memorie van toelichting verduidelijkt hierover dat dit onder meer het geval is “in uitzonderlijke omstandigheden of voor tijdelijke gebouwen en werken, hetzij wanneer uit grondige studies die door het bestuur zijn gemaakt naar gelang van de ontvangst der aanvragen, blijkt dat de gebouwen, werken en beplantingen zullen worden uitgevoerd buiten de aardebaan van de te bouwen autosnelweg en buiten de met de erfdienstbaarheid van vrijhouding bezwaarde gronden aan weerszijden van de aangelegde autosnelweg.” Uit de gegevens van het dossier blijkt niet dat een toelating van de bevoegde minister, in de zin van voormeld artikel 4, §2, voorligt. Onder randnummer 2.3 is reeds verwezen naar de delegatie van beslissingsbevoegdheden inzake wegverkeer in artikel 10, 5° van het besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd gentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap Wegen en Verkeer. Deze bevoegdheidsdelegatie heeft betrekking op de afwijkingen binnen de tiende en de dertigste meter vanaf de grens van het domein van de autosnelweg overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen. De delegatie is niet uitgebreid tot het toestaan van afwijkingen binnen de 0 tot 10 m strook op basis van artikel 4, §2 van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen. De Raad stelt vast dat zowel de verwerende als de tussenkomende partij geen enkele rechtsgrond aanhalen op basis waarvan in de huidige zaak een afwijking op het bouwverbod binnen de eerste 10 meter van de bouwvrije strook zou voorliggen louter op basis van het gunstig advies van het agentschap Wegen en Verkeer. 3.In afwachting van een definitieve beslechting van dit middel, komt de Raad tot de vaststelling dat met het zesde middel een onwettigheid wordt aangevoerd waarvoor de toepassing van de bestuurlijke lus overwogen kan worden. 4.Aangezien de toepassing van de bestuurlijke lus niet het voorwerp van een tegensprekelijk debat heeft uitgemaakt en de partijen hun standpunt over het gebruik van de bestuurlijke lus niet kenbaar hebben kunnen maken, biedt de Raad in toepassing van artikel 34, §2, derde lid DBRC-decreet de partijen de mogelijkheid om een schriftelijk standpunt in te nemen. De debatten worden heropend teneinde een tegensprekelijk debat te organiseren dat uitsluitend betrekking heeft op het gebruik van de bestuurlijke lus. De verwerende partij dient in haar standpunt tevens uitdrukkelijk aan te geven of zij gebruik wenst te maken van de ongelijkheid die op grond van artikel 34, §1 DBRC-decreet aan haar kan worden geboden om met een herstelbeslissing een onwettigheid in de bestreden beslissing, zoals deze wordt aangevoerd in het zesde middel,te herstellen of te laten herstellen.” Overeenkomstig de beslissing van de RvVb in het tussenarrest van 19 september 2017 kregen de partijen de mogelijkheid om een schriftelijk standpunt in te nemen over de toepassing van de bestuurlijke lus.

Volgens de aanvullende nota dd 24/10/2017 van verzoeker is de toepassing van de bestuurlijke lus hier niet mogelijk daar het ambtshalve voorstel tot toepassing niet voldoet aan alle opgelegde voorwaarden.

Page 14: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

14 

 

De z.g. “bestuurlijke lus” wordt sedert 01/01/2016 hoofdzakelijk geregeld door het artikel 34 van het decreet betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, afgekort DBRC.

“Artikel 34.

§ 1. Als een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1°, a) en b), vaststelt dat het de bestreden beslissing om reden van een onwettigheid moet vernietigen, kan het de verwerende partij in het bodemgeding de mogelijkheid bieden om met een herstelbeslissing de onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen, hierna bestuurlijke lus te noemen. In dit artikel wordt verstaan onder onwettigheid: een strijdigheid met een geschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel die kan leiden tot vernietiging van de bestreden beslissing, maar die zou kunnen worden hersteld. § 2. Het gebruik van de bestuurlijke lus is alleen mogelijk nadat alle partijen de mogelijkheid hebben gehad hun standpunt over het gebruik ervan kenbaar te maken. Als alle partijen een schriftelijk standpunt over het gebruik van de bestuurlijke lus kenbaar hebben kunnen maken, beslist het Vlaams bestuursrechtscollege over de toepassing van de bestuurlijke lus met een tussenuitspraak als vermeld in paragraaf 3. Als niet alle partijen hun standpunt over het gebruik van de bestuurlijke lus kenbaar hebben kunnen maken, biedt het Vlaams bestuursrechtscollege bij tussenuitspraak de mogelijkheid om daarover een schriftelijk standpunt in te nemen. De partijen beschikken daarvoor over een vervaltermijn van dertig dagen, die ingaat op de dag na de dag van de betekening van die uitspraak. Daarna beslist het Vlaams bestuursrechtscollege over de toepassing van de bestuurlijke lus met een tussenuitspraak als vermeld in paragraaf 3. § 3. Met behoud van de toepassing van artikel 16, zesde lid, organiseert het Vlaams bestuursrechtscollege een zitting over de toepassing van de bestuurlijke lus. Het Vlaams bestuursrechtscollege beslist met een tussenuitspraak over de toepassing van de bestuurlijke lus en bepaalt de termijn waarin de herstelbeslissing wordt genomen. Op gemotiveerd verzoek van de verwerende partij kan die termijn eenmalig worden verlengd. De termijnverlenging kan de duur van de aanvankelijke hersteltermijn niet overschrijden. De tussenuitspraak, vermeld in het tweede lid, beslecht, in voorkomend geval, alle overige middelen. § 4. De verwerende partij bezorgt de herstelbeslissing aan het Vlaams bestuursrechtscollege binnen de hersteltermijn, vermeld in paragraaf 3. Het voorwerp van het beroep wordt uitgebreid met de herstelbeslissing. Het herstel kan alleen betrekking hebben op een onwettigheid die in de tussenuitspraak werd opgegeven. Als de herstelbeslissing niet tijdig werd meegedeeld, vernietigt het Vlaams bestuursrechtscollege de bestreden beslissing. § 5. Het Vlaams bestuursrechtscollege bezorgt de herstelbeslissing aan de overige partijen. Die partijen kunnen schriftelijk hun standpunt over het herstel meedelen binnen de vervaltermijnen die de Vlaamse Regering heeft bepaald en die niet korter mogen zijn dan dertig dagen. Met behoud van de toepassing van artikel 16, zesde lid, organiseert het Vlaams bestuursrechtscollege een zitting over het herstel. § 6. Als het Vlaams bestuursrechtscollege vaststelt dat de onwettigheid niet is hersteld of dat het herstel aangetast is door een nieuw opgeworpen onwettigheid, vernietigt het Vlaams bestuursrechtscollege de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk en vernietigt het de herstelbeslissing, tenzij het Vlaams bestuursrechtscollege

Page 15: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

15 

 

beslist om opnieuw toepassing te maken van de bestuurlijke lus overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Als het Vlaams bestuursrechtscollege vaststelt dat de onwettigheid is hersteld en dat het herstel niet is aangetast door een nieuw opgeworpen onwettigheid, verwerpt het Vlaams bestuursrechtscollege het beroep tegen de herstelbeslissing. Daarnaast vernietigt het Vlaams bestuursrechtscollege de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk en doet het Vlaams bestuursrechtscollege uitspraak over de eventuele toepassing van artikel 36. § 7. De proceduretermijnen die niet in dit artikel worden vermeld, worden geschorst vanaf de datum van de tussenuitspraak die beslist over de toepassing van de bestuurlijke lus tot de datum van de uitspraak van het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in paragraaf 4, derde lid, of paragraaf 6. § 8. Na de betekening van de uitspraak, vermeld in paragraaf 6, tweede lid, door het Vlaams bestuursrechtscollege, vermeld in artikel 2, 1°, b), wordt de herstelbeslissing bekendgemaakt conform de bepalingen van het decreet, vermeld in artikel 2, 1°, b). § 9. De personen die daartoe belang hebben conform de bepalingen van het decreet, vermeld in artikel 2, 1°, b), kunnen tegen de herstelbeslissing beroep instellen bij het Vlaams bestuursrechtscollege binnen de termijnen, vermeld in het voormelde decreet.”

In het arrest 153/2016 van het Grondwettelijk hof dd.1 december 2016 in de zaak met rolnummer 153/2016 waarin het beroep werd behandeld tegen het artikel 5 van het decreet van 3 juli 2015 dat het artikel 34 DBRC-decreet ingrijpend wijzigde staat:

“B.2.1. Uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 3 juli 2015 blijkt dat de Vlaamse decreetgever, met het bestreden artikel, wenste tegemoet te komen aan de grondwettigheidsbezwaren van het Hof in zijn arrest nr. 74/2014 van 8 mei 2014, om « op die manier [...] een bijkomende vernietiging van de bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke lus in het decreet DBRC [te] voorkomen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, p. 8).

Echter, bij het arrest nr. 152/2015 van 29 oktober 2015 werden de artikelen betreffende de bestuurlijke lus in het decreet van 4 april 2014 vernietigd, in navolging van de vernietiging van de bestuurlijke lus in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna : de VCRO).

B.2.2. De parlementaire voorbereiding vermeldt dat de bestuurlijke lus één van de nieuwe uitspraakbevoegdheden is, die aan het Milieuhandhavingscollege en de Raad voor Vergunningsbetwistingen worden toegekend met het oog op een oplossingsgerichte rechtsbedeling, die komt tot een definitieve oplossing van het geschil tussen de burger en de overheid :

« Het nut van een bestuurlijke lus moet binnen [het] brede palet aan uitspraakmogelijkheden worden begrepen. Het gebruik ervan, het gebruik van elk van de oplossingsgerichte uitspraakmogelijkheden, dient voor alles een efficiënte definitieve geschillenbeslechting. De bestuursrechter weegt af welke uitspraakbevoegdheid best een efficiënte definitieve geschillenbeslechting dient » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, p. 15).

« De grote meerwaarde van de bestuurlijke lus ligt in het herstel van herstelbare onwettigheden onder de controle van de rechter [...].

[...]

De bestuurlijke lus beoogt een einde te kunnen stellen aan scenario's waarin een bestuursbeslissing om één motief wordt vernietigd, waarna naderhand een tweede beroep volgt wegens onwettigheden in de nieuwe beslissing, en eventueel een derde en nog meer zaken tegen verdere beslissingen. Een carrousel met pyrrusoverwinningen die vooral in zaken aangaande openbare werken een zware maatschappelijke kost kan meebrengen. Ook al duurt een geschillenbeslechting met toepassing van de bestuurlijke lus iets langer dan een geschillenbeslechting zonder lus, weegt de kost op het vlak van die ene zaak niet op tegen de vermeden kosten op middellange termijn en tegen de rechtszekerheid die de partijen en belanghebbenden geboden wordt. De uitkomst van een succesvolle lus bestaat immers stelselmatig uit een besluit dat niet vernietigd wordt en dan ook

Page 16: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

16 

 

de betrokken belangen regelt. Een kale vernietiging biedt dit niet » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, p. 15).”

In datzelfde arrest nr. 153/2016 van het Grondwettelijk Hof van 01/12/2016 staat tevens:

“B.6. De bestuurlijke lus, zoals vervangen bij het bestreden artikel 5 van het decreet van 3 juli 2015, kan slechts worden toegepast wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

B.7.1. In de eerste plaats is vereist dat de onwettigheid van de bestreden beslissing herstelbaar is. In de parlementaire voorbereiding wordt duidelijk gemaakt dat « de invulling van deze algemene omschrijving [...] in beginsel [wordt] overgelaten aan het Vlaams bestuursrechtscollege dat de procedure van de bestuurlijke lus kan toepassen ».

« De doelstellingen van de bestuurlijke lus rechtvaardigen een dergelijke casuïstische benadering van de toepassing van de bestuurlijke lus. Het is immers aan de bestuursrechter om per individueel geval te beoordelen of de bestuurlijke lus naar verwachting het meest bijdraagt aan een efficiënte en finale geschillenbeslechting binnen een redelijke termijn.

Niettemin kunnen een aantal algemene richtsnoeren worden aangereikt, die de toepassing ervan in voorkomend geval kunnen verantwoorden.

Wat de aard van de potentieel herstelbare onwettigheid betreft, kunnen met de procedure van de bestuurlijke lus zowel materiële als formele gebreken worden hersteld. [...]

De ingeroepen onwettigheid moet daarnaast op een ontvankelijke wijze zijn aangevoerd zodat het tot een vernietiging van de bestreden beslissing kan leiden. [...]

De omvang van de onwettigheden of het aantal onwettigheden speelt in principe geen rol, zolang de onwettigheid maar herstelbaar is. Wel is van belang of de ingeroepen onwettigheid hersteld zou kunnen worden binnen een redelijke termijn. [...]

In het licht van de doelstellingen van de bestuurlijke lus is tevens van belang dat de toepassing ervan kan leiden tot een definitieve beëindiging van het voorliggende rechtsgeschil. [...]

Ook de specifieke omstandigheden van de zaak [...] kunnen een factor zijn bij de beoordeling door het rechtscollege of de doelstelling van finale geschillenbeslechting kan worden bereikt via een toepassing van de bestuurlijke lus » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, pp. 17-19).

B.7.2. In de tweede plaats is het gebruik van de bestuurlijke lus enkel mogelijk nadat alle partijen de mogelijkheid hebben gehad hun standpunt over het gebruik ervan kenbaar te maken.

« Ofwel hebben partijen hierover uit eigen beweging reeds bij het uitwisselen van schriftelijke procedurestukken een debat gevoerd. [...]

Ofwel kan een bestuursrechtscollege ambtshalve in een tussenuitspraak haar voornemen kenbaar maken om aan de verwerende partij de mogelijkheid te bieden om de onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen en de partijen uitdrukkelijk uit te nodigen hun standpunt mee te delen over het mogelijk gebruik van de bestuurlijke lus. [...] » (ibid.).

Pas als alle partijen een schriftelijk standpunt over het gebruik van de bestuurlijke lus kenbaar hebben kunnen maken, beslist het Vlaamse bestuursrechtscollege over de toepassing van de bestuurlijke lus met een tussenuitspraak (artikel 34, § 2, van het decreet van 4 april 2014) en bepaalt het de termijn waarin de herstelbeslissing door de verwerende partij dient te worden genomen (artikel 34, § 3, van het decreet van 4 april 2014).

Page 17: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

17 

 

B.7.3. In de derde plaats dient de toepassing van de bestuurlijke lus te kunnen leiden tot een definitieve beëindiging van het rechtsgeschil. « In dat verband moet [...] worden gewezen op de noodzaak van een onderzoek naar de gegrondheid van alle aangevoerde middelen in de tussenuitspraak waarin tot de toepassing van de bestuurlijke lus wordt besloten » (artikel 34, § 3, tweede lid, van het decreet van 4 april 2014) (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, p. 19). Er werd immers geoordeeld dat het « niet wenselijk » is de bestuurlijke lus toe te passen voor één welbepaalde onwettigheid om naderhand te constateren dat een andere onwettigheid niet te herstellen is en het verzoek tot vernietiging ingewilligd moet worden (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, p. 17). Ingevolge die vaststelling is de voorwaarde dat « alle overige middelen » moeten worden beslecht in de tussenuitspraak, thans uitdrukkelijk opgenomen in artikel 34, § 3, tweede lid, van het decreet van 4 april 2014.

Bovendien is in de parlementaire voorbereiding aangegeven dat omdat de toepassing van de bestuurlijke lus veronderstelt dat alle middelen ten gronde uitvoerig worden onderzocht, die rechtsfiguur uit zijn aard enkel geschikt is om te worden toegepast in de vernietigingsprocedure en niet in de schorsingsprocedure (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, p. 19).

B.7.4. Ten slotte neemt het herstel van de onregelmatigheid de vorm aan van een nieuwe beslissing, herstelbeslissing genaamd, zodat er niet wordt hersteld binnen de oorspronkelijke bestreden beslissing; het onderwerp van het beroep tegen de bestreden beslissing wordt uitgebreid tot die herstelbeslissing. De schrapping van de voorwaarde dat de bestreden beslissing gehandhaafd moet blijven, heeft tevens tot gevolg dat de inhoud en de strekking van de bestreden beslissing kunnen veranderen na de toepassing van de bestuurlijke lus.”

Volgens verzoeker waren meerdere voorwaarden in casu niet voldaan zodat de bestuurlijke lus hier niet kan worden toegepast.

1) In de eerste plaats is vereist dat de onregelmatigheid in de bestreden beslissing herstelbaar is. In de parlementaire voorbereiding worden enkele voorbeelden van herstelbare onregelmatigheden gegeven: aanvulling van de formele motivering, een onbeantwoord gebleven bezwaarschrift weerleggen, een ten onrechte niet gevraagd advies alsnog inwinnen of een al uitgebracht advies bij de beoordeling betrekken (Parl.St.Vl.Parl. 2011-12, nr 1509/1, p.4). Geen van die voorbeelden is hier van toepassing. De verwerende partij heeft alle nodige adviezen ingewonnen, waaronder deze van het Agentschap Wegen en Verkeer. Niemand heeft in de loop van de procedure de RvVb verzocht om de bestuurlijke lus te gebruiken om een herstelbeslissing uit te lokken.

Daarbij mag ook niet worden uit het oog verloren dat deze zaak een voorgeschiedenis heeft die o.a. draait rond het feit dat het Agentschap Wegen en Verkeer een ongunstig advies had uitgebracht over de realisatie van die zuidelijke brug over de E40 en die daarom uit de eerste vergunning van 12/02/2015 werd gesloten. Reeds in het beroep van verzoeker van 09/04/2015 tegen deze beslissing werd verwezen naar het artikel 2 van het KB van 4 juni 1958 waarin staat dat enkel voorbij de tiende meter naast de autosnelweg kan afgeweken worden van het verbod te bouwen binnen de vrije strook van 30 meter vermeld in artikel 1. De verwerende partij wist dus zeer goed dat dit een cruciaal punt was en toch werd daar door de verweerder en de eerste tussenkomende partij nonchalant mee omgesprongen.

In het negatieve advies van Agentschap Wegen en Verkeer van 08/10/2014 stond enkel: “Er wordt een ONGUNSTIG advies verleend. De bouwvrije zone van 30 meter tov de E40 moet gerespecteerd worden”.

In het postief advies één jaar later zegt hetzelfde agentschap op 07/10/2015 (zie stuk 7): “De  vergunning  kan  verleend  worden  onder  de  hierna  volgende  bijzondere voorwaarden en de algemene voorwaarden (als bijlage):  BIJZONDERE VOORWAARDEN  

Page 18: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

18 

 

1. Peil van de dorpels dient hoger gesitueerd te zijn dan dat van de kruin van de weg.   2. Diepte van de zone van achteruitbouw: 8,00m tov R4 – 30,00m tov E40.  3. Vastlegging ten opzichte van de bestaande as van de gewestweg:  a)  de  grens  van  het  openbaar  domein  valt  samen  met  de  perceelsgrens  kant gewestweg.  b)  de  ontworpen  rooilijn  is  gelegen  op  de  grens  openbaar  domein  en  dit overeenkomstig de vigerende wegnormen.  c) de bouwlijn  ligt op minimum 8,00 m achter de grens openbaar domein bij de R4 en 30,00m buiten de E40.   BESLUIT:   Er wordt een GUNSTIG advies verleend gezien de aanvraag in overeenstemming is met de algemene en bijzondere voorwaarden.” 

Zoals reeds door de Raad in het tussenarrest van 19 september 2017 terecht werd verduidelijkt kan luidens artikel 2 van het KB van 4 juni 1985 een afwijking door de wegbeheerder enkel verleend worden voorbij de tiende meter, gemeten van de grens van het domein van de autosnelweg. De Raad stelde terecht vast dat het KB van 4 juni 1985 geen rechtsgrond bevat voor een afwijking van het bouwverbod binnen de 0 tot 10 m strook langs de snelweg zoals in casu werd aangevraagd. Uit de stukken van het dossier (plan 02-05-A en 02- 6-A) blijkt dat de aanvraag onder andere voorziet in het bouwen van twee metalen steunpilaren, die volledig of gedeeltelijk gesitueerd zijn binnen de eerste tien meter van de bouwvrije strook langs weerszijden van de E40. Dit blijkt duidelijk uit de onderstaande illustraties. Deze steunpilaren werden ondertussen ook effectief op die plaatsen gerealiseerd zoals te zien op de volgende recente foto’s

Illustratie3: Ontwerpplan 02-05A met omcirkeling door verzoeker van de pilaar in de 10 m zone

naast de E40 (links)

Page 19: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

19 

 

Illustratie 4. Steunpilaar binnen de 10m zone naast de E40

Illustratie 5: Ontwerpplan 02-06A. met aanduiding steunpilaar en fundering gedeeltelijk in de 10 m. zone naast de E40 (rechts), kant Rijvissche

Page 20: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

20 

 

Illustratie: Parkbosbrug over E40 met zicht vanuit de Oudespoorweg op beide steunpilaren binnen de 10 m. zone .

Het was dus in de toenmalige stand van de reglementering onmogelijk om via de bestuurlijke lus deze onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen. Ook in de geciteerde parlementaire voorbereidingen over de bouwvrije strook (Memorie van Toelichting, Parl. St., Senaat, 1955-1956, nr. 106-7-8) is geen mogelijkheid voorzien om af te wijken van deze erfdienstbaarheid van vrijhouding. Het bouwen van deze Parkbosbruggen is immers niet te beschouwen als een uitzonderlijke omstandigheid of een tijdelijk gebouw en werk. De werken werden reeds illegaal uitgevoerd in de met erfdienstbaarheid van vrijhouding bezwaarde gronden aan weerszijden van de autosnelweg. De Gewestelijke Stedenbouwkundige ambtenaar is onbevoegd om daarvan af te wijken zonder miskenning van de wet van 4 juni 1958. Het is zonneklaar dat zelfs de minister tot wiens domein de openbare werken behoren geen bevoegdheid heeft om in de plaats van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar een herstelbeslissing te nemen binnen het kader van de bestuurlijke lus. Aan de verwerende partij na een tegensprekelijk debat de mogelijkheid bieden om met een herstelbeslissing de onwettigheid in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen is dus hier totaal onmogelijk. Een bestuursinstantie gelasten met een onmogelijke opdracht is geen bijdrage leveren tot een efficiënte en finale geschillenbeslechting binnen een redelijke termijn.

2) In de tweede plaats is niet voldaan aan de voorwaarde dat de bestuurlijke lus zou kunnen leiden tot een definitieve beëindiging van het rechtsgeschil. Door in het tussenarrest van 19 september 2017 enkel te beslechten over het zesde middel en te verklaren dat dit zesde middel kan leiden tot vernietiging van de bestreden beslissing (en dat dit zou kunnen worden hersteld) wordt impliciet geoordeeld dat alle overige

Page 21: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

21 

 

middelen niet tot vernietiging kunnen leiden. Dergelijke impliciete ongemotiveerde cruciale beslissing is onaanvaardbaar en daartegen verzet de verzoekende partij zich uiteraard.

De motiveringsverplichting van de rechter wordt in algemene bewoordingen omschreven in artikel 149 van de Grondwet. De verplichting van de rechter om op de argumentatie van de partijen te antwoorden wordt uit deze grondwettelijke bepaling afgeleid. Krachtens artikel 149 van de grondwet dienen de uitspraken van de Raad voor Vergunningsbetwistingen met redenen omkleed re zijn. Elke rechter , dus ook de administratieve moet zijn uitspraak niet allen inhoudelijk op motieven (beweegredenen) steunen (materieel motiveren), maar moet bovendien deze motieven uitdrukkelijk verwoorden in zijn vonnis of arrest. Deze formele motiveringsplicht geldt ook bij stilzwijgen van de wet en dus ook voor tussenarresten. Ook voor de administratieve rechter geldt zowel de materiële als de formele motiveringsplicht als een algemeen rechtsbeginsel, ook al zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur op hem niet van toepassing (Zie I. Cleymaet e.a., Ptraktisch Administratief Recht, 2013, p. 71). Onvoldoende, dubbelzinnige of tegenstrijdige motivering wordt met gebrek aan motivering gelijkgesteld (zie Cass. 29/10/1957, Pas 1958, p. 215).

Daar het tussenarrest van 19 september 2017 geen overwegingen bevat op grond waarvan de Raad tot zijn impliciete ongegrond verklaring komt van de vijf overige door verweerder ingeroepen middelen is dit tussenarrest behept met een motiveringsgebrek.

De materiële en formele motiveringsplicht die rust op een administratief jurisdictionele uitspraak is een recht van de bestuurde, aan wie aldus een bijkomende waarborg wordt geboden tegen rechterlijke uitspraken die willekeurig zouden zijn.

Een gemeenschaps- of gewestwetgever zou, zonder de federale grondwet ter zake te schenden, niet vermogen de bescherming die door de grondwet aan de bestuurden wordt geboden te verminderen door de bestuursrechters die optreden in de aangelegenheden waarvoor hij bevoegd is, vrij te stellen van de toepassing van de voormelde wet of door die overheden toe te staan daarvan af te wijken (zie mutatis mutandis o.a. het arrest nr. 153/2016 van 1 december 2016 en het arrest nr. 91/2013 van 13 juni 2013).

Het artikel 34 §2 derde lid van het DBRC-decreet betreffende de bestuurlijke lus laat niet toe dat een uitzondering wordt gemaakt op de plicht van de Raad voor Vergunningsbetwistingen om ook het eerste tussenarresten formeel en materieel te motiveren, aangezien daardoor de betrokken partijen niet in staat zouden zijn te beoordelen of er aanleiding toe bestaat beroepen in te stellen waarover zij beschikken. Bovendien zou de motiveringsplicht tevens haar doel voorbijschieten indien die partij de motieven die de beslissing over de overige middelen pas te weten kwam na het derde tussenarrest van 21 augustus 2018 waarin beslist werd over de bestuurlijke lus overeenkomstig art 34 §3 tweede lid DBRC-decreet (zie mutatis mutandis Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 354/1, p. 21 en het arrest nr.153/2016 van 1 december 2016).

Het artikel 34, § 3, derde lid van het DBRC-decreet van 4 april 2014 bepaalt letterlijk “De tussenuitspraak, vermeld in het tweede lid, beslecht in voorkomend geval, alle overige middelen”. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de motiveringsplicht en staat de toepassing van deze motiveringsplicht op de eerste tussenuitspraak niet van in de weg. Dit werd nooit weerlegd door de RvVb.

In feite kan het beroep doen op de bestuurlijke lus hier zelfs beschouwd worden als een vorm van rechtsweigering: Art. 5 Ger.W. bepaalt dat er rechtsweigering bestaat wanneer de rechter weigert recht te spreken onder enig voorwendsel, zelfs van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid van de wet. Behalve in de gevallen waarin de rechter zich wettelijk moet onthouden, mag de rechter niet weigeren recht te spreken over de geschillen die hem worden voorgelegd. Hij mag evenmin de normale loop van het geding op onrechtmatige wijze onderbreken. Nu werd de indruk gewekt dat de Raad na de zitting van 9 mei 2017 het eindarrest over de betwistestedenbouwkundige vergunning voor de Parkbosbruggen binnen de termijn van 60 dagen weigerde uit te spreken zoals voorzien in artikel 4.8.28.61 tweede lid VCRO en dit uit opportuniteitsredenen. De ten uitvoerlegging van de gecontesteerde Parkbosbruggen, werd immers reeds ingeluid door de inhuldiging van het Parkbospad op de Oudespoorwegbedding te Zwijnaarde op 29 juni 2018 in aanwezigheid van de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid de openbare werken behoren. Deze was trouwens ook aanwezig bij de eerste spadesteek van de Parkbosbruggen in de De Pintelaan te Gent op 10 januari 2017. De brug over de E40 werd gelegd in de nacht van 1 en 2 september 2017 en deze over de R4/Ringvaart tussen 9 en

Page 22: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

22 

 

12 november 2017. Door de uitzonderlijke procedure van de bestuurlijke lus voor te stellen wordt aldus het eindarrest/herstelbeslissing zo gezegd reglementair over de inhuldigingsdatum van dit prestigeproject getild. Dit is geen oplossingsgerichte rechtsbedeling ten einde te komen tot een definitieve oplossing van het geschil tussen de burger en de overheid zoals bedoeld door het art 34 van het DBRC-decreet, doch wel het op de lange baan schuiven van een onvermijdelijke uitspraak totdat de blunderbruggen totaal zijn gebouwd. De bestuurlijke lus kon hier niet succesvol worden uitgevoerd daar de bestuursbeslissing van 10 februari 2016 om meer dan één motief kon worden vernietigd en dus een carrousel met naar verluidt pyrrusoverwinningen zal op gang brengen. Zij brengt dus op middellange termijn geen enkele rechtszekerheid voor de betrokken partijen en belanghebbenden.

Het voorstel vervat in het derde tussenarrest van 21 augustus 2018 gaat er van uit dat de bevoegde minister alsnog kan toelating geven tot het bouwen van de brugsteunen van de brug over de E40 in de verboden strook van 10 m..De Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar was toen echter niet gemachtigd om in het kader van de bestuurlijke lus nu alsnog aan de minister tot wiens domein de openbare werken behoren een uitzondering te bekomen op dit voornoemde artikel 2. Dit zou machtsoverschrijding hebben betekend. Nergens in de reglementering was immers voorzien dat de bedoelde minister bevoegd was om deze afwijking toe te staan. Komt daarbij dat deze Vlaamse Minister Weyts zich in het verleden bij herhaling reeds heeft geout als een vurig voorstander van dit project en het Vlaams Gewest er ook de grootste financier van is. Deze minister kon dus nog onmogelijk als een onpartijdige en onafhankelijke beoordeellaar in deze cruciale en juridische kwestie worden ten tonele gevoerd. Als de minister niet om afwijking kon worden gevraagd kon ook AWV geen herstelbeslissing nemen en was de bestuurlijke lus dus hier zuiver tijdsverlies. Het versterkt de uitspraak van Wim Van Hees, voorzitter van vzw Ademloos die in 2015 verklaarde dat zo’n lus vooral wordt ingezet als anti-democratische kunstgreep om burgers en verenigingen monddood en rechteloos te maken. Door het opvangnet van de bestuurlijke lus zal de overheid nog minder geneigd zijn om de wet meteen toe te passen. De strategie lijkt te zijn: blijven doorgaan tot verenigingen en burgers financieel, psychologisch en/of fysiek onderuit gaan.

3) Er werd geoordeeld dat het niet wenselijk is de bestuurlijke lus toe te passen voor één welbepaalde onwettigheid om naderhand te constateren dat een andere onwettigheid niet te herstellen is en het verzoek tot vernietiging ingewilligd moet worden (Parl.Sr. Vlaams Parlement, 2014-2015, nr 354/1, p. 17).

Overeenkomstig het artikel 4.8.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) doet de Raad als administratief rechtscollege bij wijze van arresten uitspraak over de beroepen die worden ingesteld tot vernietiging van vergunningsbeslissingen betreffende het afgeven van een vergunning. De Raad vernietigt de bestreden vergunningsbeslissing wanneer die beslissing onwettig is (art 34 DBRC 4/4/14). Een beslissing is onwettig wanneer zij in strijd is met een geschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel die kan leiden tot vernietiging van de bestreden beslissing.

Een algemeen rechtsbeginsel is het zorgvuldigheidsbeginsel. In de ruimtelijke ordening impliceert dit beginsel de verplichting dat de feitelijke en juridische toestand voor het betrokken grondgebied wordt aangegeven. Dit is vereist omdat duidelijk moet blijken dat de overheid met kennis van zaken de vergunning heeft toegekend en daarbij uitgaat van een degelijk inzicht in de kenmerken van de zone waarin de geplande werken zullen plaatsvinden en daarbij uitgaat van een degelijk inzicht zowel op feitelijk als juridisch vlak. De gegevens omtrent wat bestaat moet juist worden vermeld zodat iedereen die in het kader van het openbaar onderzoek kennis neemt van de aanvraag tot vergunning of advies moet verstrekken of daarover moet beslissen een correct inzicht kan verwerven en een juist oordeel vormen omtrent de vergunningsaanvraag en de inrichting van elk onderdeel van het gebied waarin de geplande werken zullen plaatsvinden. Het ontbreken of de onjuistheid van bepaalde gegevens i.v.m. de bestaande toestand tast niet alleen de regelmatigheid van de van het openbaar onderzoek aan, doch ook deze van de verleende adviezen en uiteindelijk ook de verleende vergunning.

Welnu de bestreden vergunning is onwettig omwille van diverse inbreuken die allen werden weergegeven in het verzoek tot vernietiging van 1 april 2016 en die geacht worden nog onverkort van toepassing te zijn, derhalve worden hier de titels met de juridische gronden herhaald:

1. EERSTE MIDDEL: SCHENDING VAN ARTIKEL 4.7.26 § 4, 2° C VCRO, SCHENDING VAN DE ARTIKELEN 2 EN 3 VAN DE WET VAN 29 JULI 1991 BETREFFENDE DE UITDRUKKELIJKE MOTIVERING VAN BESTUURSHANDELINGEN, SCHENDING VAN

Page 23: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

23 

 

HET ONPARTIJDIGHEIDS- EN HET ZORGVULDIGHEIDSBEGINSEL ALS ALGEMENE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR

2. TWEEDE MIDDEL: SCHENDING VAN DE ARTIKELEN 11.4.1, 15.4.6.1 EN 19 VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 28 DECEMBER 1972 BETREFFENDE DE INRICHTING EN DE TOEPASSING VAN DE ONTWERP-GEWESTPLANNEN EN GEWESTPLANNEN, SCHENDING VAN DE ARTIKELEN 1.1.4, 4.3.1 § 1 EN § 2 VCRO, SCHENDING VAN ARTIKEL 2 EN 3 VAN DE WET VAN 29 JULI 1991 BETREFFENDE DE UITDRUKKELIJKE MOTIVERING VAN BESTUURSHANDELINGEN EN HET ZORGVULDIGHEIDSBEGINSEL ALS ALGEMEEN BEGINSEL VAN BEHOORLIJK BESTUUR

3. DERDE MIDDEL: SCHENDING VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN VAN HET GEWESTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN “AFBAKENING GROOTSTEDELIJK GEBIED GENT DEELPROJECT 6C PARKBOS”, SCHENDING VAN ARTIKEL 4.3.1 § 1, 1° A) VCRO, SCHENDING VAN ARTIKEL 2 EN 3 VAN DE WET VAN 29 JULI 1991 BETREFFENDE DE UITDRUKKELIJKE MOTIVERING VAN BESTUURSHANDELINGEN EN SCHENDING VAN HET ZORGVULDIGHEIDSBEGINSEL, SCHENDING VAN HET BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 28 MEI 2004 AANGAANDE DE DOSSIERSAMENSTELLING VAN STEDENBOUWKUNDIGE AANVRAGEN

4. VIERDE MIDDEL: SCHENDING VAN ART. 1.2.1 § 2 EN ART. 4.3.2 VAN HET DECREET VAN 5 APRIL 1995 HOUDENDE ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE MILIEUBELEID (HIERNA: “DABM”), SCHENDING VAN BIJLAGE II EN III VAN HET BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 10 DECEMBER 2004 HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE CATEGORIEËN VAN PROJECTEN ONDERWORPEN AAN MILIEURAPPORTAGE (HIERNA: “MER-BESLUIT”), SCHENDING VAN ARTIKEL 4.7.26/1 § 1 VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING (HIERNA: “VCRO”), SCHENDING VAN DE ARTIKELEN 8 EN 16 VAN HET DECREET VAN 21 OKTONER 1997 BETREFFENDE NATUURBEHOUD EN HET NATUURLIJK MILIEU (HIERNA: “DECREET NATUURBEHOUD”), SCHENDING VAN ARTIKEL 10 VAN HET BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 15 MEI 2009 MET BETREKKING TOT SOORTENBESCHERMING EN SOORTENBEHEER EN BIJLAGE 1 VAN DIT BESLUIT (HIERNA: “SOORTENBESLUIT”); SCHENDING VAN DE ARTIKELEN 2 EN 3 VAN DE WET VAN 29 JULI 1991 BETREFFENDE DE UITDRUKKELIJKE MOTIVERING VAN BESTUURSHANDELINGEN EN HET ZORGVULDIGHEIDSBEGINSEL ALS ALGEMEEN BEGINSEL VAN BEHOORLIJK BESTUUR

5. VIJFDE MIDDEL: SCHENDING VAN HET MOTIVERINGSBEGINSEL EN DE ZORGVULDIGHEIDSPLICHT ALS BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR VAN DE DIENST ONROEREND ERFGOED; SCHENDING VAN ARTIKEL 4.3.3 VAN DE VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING (HIERNA: “VCRO”)

6. ZESDE MIDDEL: SCHENDING VAN ARTIKEL 1 EN 2 VAN HET KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE DE VRIJE STROKEN LANGS DE AUTOSNELWEGEN D.D. 4 JUNI 1958; SCHENDING VAN HET ZORGVULDIGHEIDSBEGINSEL ALS BEGINSEL VAN BEHOORLIJK BESTUUR

Betreffende dit zesde middel vestigt de verzoekende partij er de aanacht op dat het tussenarrest van 19 september 2017 hierover in hoofdstuk V. Ambtshalve voorstel tot toepassing van de bestuurlijke lus conform artikel 34 DBRC-decreet punt 2 als volgt oordeelde: “Nadat de zaak op de openbare zitting van 8 mei 2017 in beraad is genomen, komt de Raad tot de vaststelling dat met het zesde middel een onwettigheid wordt aangevoerd waarvoor de toepassing van de bestuurlijke lus overwogen kan worden.”en verder in punt 2.5 laatste lid: “De Raad stelt vast dat zowel de verwerende als de tussenkomende partij geen enkele rechtsgrond aanhalen op basis waarvan in de huidige zaak een afwijking op het bouwverbod binnen de eerste 10 meter van de bouwvrije strook zou voorliggen louter op basis van het gunstig advies van het agentschap Wegen en Verkeer.” In punt 3 wordt dit als volgt verwoord: “In afwachting van een definitieve beslechting van dit middel, komt de Raad tot de vaststelling dat met het zesde middel een onwettigheid wordt aangevoerd waarvoor de toepassing van de bestuurlijke lus overwogen kan worden.”

Page 24: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

24 

 

Impliciet heeft de Raad aldus vastgesteld dat het de bestreden beslissing om reden van de onwettigheid, ingeroepen met het zesde middel, moet vernietigen. Er werd immers een onwettigheid vastgesteld die bestaat uit een strijdigheid met een geschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel. Zoals hoger uiteengezet kan de bestuurlijke lus als een nieuwe uitspraakbevoegdheid hier niet worden toegepast, De al of niet instemming met het gebruik van de bestuurlijke lus door de verwerende partij en de tussenkomende partijen veranderen daar niets aan.

Aangezien de overige middelen niet tot een ruimere vernietiging kunnen leiden hoeven de overige middelen bij niet toepassing van de bestuurlijke lus strikt genomen zelfs niet meer te worden onderzocht.

4) NIEUWE MIDDELEN

Met het tussenarrest van 21 augustus 2018 besliste de RvVb in punt 4: “De raad legt aan de verwerende partij een hersteltermijn op van zes maanden te rekenen vanaf de betekening van dit tussenarrest. Conform art 34, §4 DBRC-decreet dient de verwerende partij binnen dezelfde termijn haar herstelbeslissing over te maken aan de Raad”

In dat kader wordt in herinnering gebracht dat art 34 §4, DBRC bepaalt : “De verwerende partij bezorgt de herstelbeslissing aan het Vlaams bestuursrechtcollege binnen de hersteltermijn, vermeld in paragraaf 3.

Het voorwerp van het beroep wordt uitgebreid met de herstelbeslissing.

Het herstel kan alleen betrekking hebben op een onwettigheid die in de tussenuitspraak werd opgeheven.

Als de herstelbeslissing niet tijdig werd meegedeeld, vernietigt het Vlaams bestuursrechtcollege de bestreden beslissing”.

Het is allerminst duidelijk hoe dit laatste lid moet worden geïnterpreteerd indien de herstelbeslissing wel tijdig doch totaal onwettig is zoals hier het geval is. Er zijn immers nog geen precedenten..Ingevolge de voornoemde exceptie van onwettigheid mag de RvVb immers geen toepassing maken van deze onwettige herstelbeslissing.

Bij een dergelijke lange hersteltermijn van 6 maanden kan men ook opmerken dat zo de bestuurlijke lus niet bijdraagt tot een efficiënte en finale geschillenbeslechting binnen een redelijke termijn. Het wordt eerder een uitputtingsslag zonder definitieve zekerheid over de termijn waarbinnen het eindarrest zal kunnen worden uitgesproken. Daarbij is bovendien een tweede en derde bestuurlijke lus zelfs niet uitgesloten, los van de mogelijkheid om een nieuw beroep in te stellen tegen de herstelbeslissing bij de RvVb , de RvS of in cassatie te gaan. Het neemt blijkbaar meer tijd in beslag om een vergunning te beoordelen dan om twee fietsbruggen te bouwen, wat blijkbaar de bedoeling is.

Vormelijk moet worden vastgesteld dat de herstelbeslissing niet enkel betrekking heeft op de onwettigheid die in de tussenuitspraak van 21 augustus 2018 werd opgegeven. Zoals reeds hoger opgemerkt stelde de verzoeker vast dat de herstelbeslissing van 22 februari 2019 inhoudelijk bijna integraal overeenstemt met de stedenbouwkundige vergunning van 10 februari 2016 met inbegrip van dezelfde fouten (cfr. De aanvullende nota van 24 oktober 2017 van verzoeker) doch met toevoeging van enkele nieuwe. Sommige zaken werden geactualiseerd (vb nieuwe naam “de Vlaamse Waterweg, afdeling Bovenschelde” ipv “Waterwegen en Zeekanaal”).Sommige onderdelen verwisselden van plaats (zie bijvoorbeeld het hoofdstuk MER-screening). Het gevolg van dit weinig consequent knip en plakwerk is ook wel dat er nu in de eindbeslissing achterhaalde vermeldingen staan inzake bijvoorbeeld op de hoogte brengen van het begin van de werkzaamheden of dat bij de plaatsing van de brug stremming enkel is toegelaten op zondag. In bijlage worden tevens de belangrijkste bepalingen van de VCRO gevoegd doch niet toegepast inzake de openbaarheid van deze vergunning. Er werd bijvoorbeeld geen bekendmaking aangeplakt van deze nieuwe vergunning binnen de 10 dagen na de verlening van deze vergunning.

Inhoudelijk moet worden opgemerkt dat de toegepaste oplossing inzake de vrije stroken totaal niet overeenstemt met de geest van de reglementering inzake de bestuurlijke lus. Nergens wordt in de voorbereidende werken of in de rechtsleer en rechtspraak voorzien dat de bestuurlijke lus ook bedoeld was om de wetgevende

Page 25: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

25 

 

macht in de gelegenheid te stellen de wetgeving zo aan te passen dat aan de ingeroepen onwettigheid kan worden geremedieerd. Het kan in casu geen toeval zijn dat uit het dossier blijkt dat na het tussenarrest van 21augustus 2018 op vraag van de GSA van 13 september2018 aan AWV om een afwijking op het bouwverbod binnen de eerste 10 m. van de bouwvrije strook en na een gunstig advies van 8 oktober 2018 terzake (zie bijlage 1), en een verzoek van de Administrateur-Generaal van AWV (zie bijlage 2) de Vlaamse regering reeds op 7 december 2018 een ontwerp klaar heeft betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen waarbij het KB van 4 juni 1958 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen wordt opgeheven wat betreft het Vlaams Gewest en met daarin een nieuwe regularisatiemogelijkheid inzake onwettig opgerichte constructies. Dat Besluit van de Vlaamse Regering wordt dan na advies van de Raad van State op 25 januari 2019 definitief goedgekeurd en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 februari 2019. Op basis daarvan neemt dan de Vlaamse Minister bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer op 18 februari 2019 het Ministerieel besluit houdende regularisatie van een onwettig opgerichte constructie in het kader van het project Parkbosbruggen in Gent E40 (kmp.45.74)(zie bijlage 3). Dit Ministerieel Besluit van 18 februari 2019 wordt dan dezelfde dag nog bezorgd aan de GSA (zie bijlage 4) die op basis van dit aanvullend advies van AWV op 22 februari 2019, tijdig de voornoemde herstelbeslissing kan nemen. Deze beslissing moest genomen worden vóór 27 februari 2019 zo niet zou de RvVb de bestreden vergunning van 10 februari 2016 ambtshalve moeten vernietigen.

De verzoekende partij is echter van mening dat deze (tijdige) herstelbeslissing onwettig is om de volgende redenen.

1) Het ministerieel besluit van 18 februari 2019 werd nog niet gepubliceerd en was dus nog niet in werking getreden op 27 februari 2019.”Geen wet, geen besluit of verordening van algemeen, provinciaal of gemeentelijk bestuur is verbindend dan na te zijn bekendgemaakt in de vorm bij de wet bepaald”, zo luidt artikel 190 van de Grondwet. Dit is de uitdrukking van een algemeen rechtsbeginsel in toepassing waarvan de wetgever de verplichting heeft opgelegd om de wetten, verordeningen, alsook Ministeriële besluiten van algemeen belang in het Belgisch Staatsblad bekend te maken. (Zie art 8 van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, BS 21 juni 1961) Het Hof van cassatie heeft herhaaldelijk overwogen dat artikel 159 van de Grondwet “geen onderscheid maakt tussen de akten die het beoogt; dat het toepasselijk is op de zelfs niet-reglementaire beslissingen van het bestuur en op de administratieve handelingen, ook al zijn zij van individuele aard” Het bewuste besluit heeft zeker algemeen belang gezien het een regularisatie betreft van een publieke en onwettige situatie, met terugwerkende kracht zelfs, dat de gemoederen hoog heeft doen opwaaien. Het kent rechten toe waarover vele openbare besturen enkel durven dromen. Mocht later alsnog worden overgegaan tot publicatie van het MB wil ik de aandacht vestigen op de vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Volgens deze kan de terugwerkende kracht enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang. Indien bovendien de terugwerkende kracht tot doel heeft de afloop van gerechtelijke procedures in een welbepaalde zin te beïnvloeden of de rechtscolleges te verhinderen zich uit te spreken over een aanhangig gemaakte rechtsvraag, vergt de aard van het in het geding zijnde beginsel dat uitzonderlijke omstandigheden een verantwoording bieden voor het optreden van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers inbreuk maakt op de jurisdictionele waarborgen die aan allen worden geboden. Dat deze regularisatie van algemeen belang is staat zelfs vermeld in de de aanhef van het MB en getuigt niet enkel van de vooringenomenheid van de betrokken minister. Dit blijkt ook uit het feit dat de regularisatie onvoorwaardelijk gebeurde alhoewel voorwaarden hadden kunnen zijn opgelegd.

In dat kader vestig ik er tevens de aandacht op dat in het verleden reeds diverse Besluiten van de Vlaamse regering werden gepubliceerd in het Belgisch staatsblad waarbij het KB van 1985 geval per geval buiten toepassing werd verklaard (voorbeelden vermeld in nota aan de Vlaamse regering VR2018 0712.Doc. 1393/1bis):

Page 26: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

26 

 

Besluit Vlaamse Regering Belgisch Staatsblad

17 juli 2000 15 november 2001

14 december 2012 23 januari 2013

29 september 2017 23 oktober 2017

12 januari 2018 1 februari 2018

20 april 2018 9 mei 2018

Verzoeker ziet niet in waarom in het verleden dergelijke besluiten wel werden gepubliceerd in het Belgisch staatsblad en dit MB van 18.02.2019 niet. Deze praktijk schendt het vertrouwensbeginsel volgens het welk de overheid verplicht is haar individuele beslissingen te nemen in overeenstemming met een administratieve praktijk om zodoende te vermijden dat rechtmatige verwachtingen die de burger uit het verleden put worden miskend Patere legem quam ipse fecisti.

Bovendien is de herstelbeslissing niet enkel gesteund op een nog niet in voege getreden besluit doch ook op een ongeldig aanvullend advies van AWV. Uit de bijlage 1 en 2 blijkt duidelijk dat het positieve advies niet werd uitgebracht in het kader van de bestuurlijke lus doch wel de administratieve lus, wat iets totaal anders is en bovendien hier niet van toepassing kan zijn gezien het een aanvraag betreft van 21 augustus 2015, dus van voor het in werking treden van het decreet omgevingsvergunning!

In het nieuwe Omgevingsvergunningsdecreet is er inderdaad sprake van een ”administratieve lus”’ (art. 13), en die is van toepassing tijdens de bestuurlijke fase, zowel in eerste aanleg als in beroep. Dus vóór de betwisting voor de rechter wordt gebracht.

Tenslotte moet ook worden vastgesteld dat het Ministerieel Besluit van 18/02/2019 onwettig is daar het niet is tot stand gekomen volgens de regels voorgeschreven in het besluit van de Vlaamse regering van 25/01.2019 betreffende de vrije stroken langs autosnelwegen. In het artikel 8 staat: “In afwijking van artikel 2 kunnen onwettige situaties, die bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, geregulariseerd worden. De eigenaar dient daarvoor binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag tot regularisatie in bij de wegbeheerder.”

Welnu uit het dossier blijkt dat

1) De aanvraag werd niet ingediend door de eigenaar doch wel door de AGD, dus de verweerder zelf!

2) De aanvraag dateert van 13 september 2009, dus van voor de inwerkingtreding van het besluit van 25/01/2019. Gezien de publicatie gebeurde op 8/02/2019 is dit besluit in werking getreden op 18/02/2019, dus na de aanvraag.

Besluit: gezien de herstelbeslissing gesteund is op onwettige adviezen , onwettige aanvragen en nog niet in voege getreden besluiten is de herstelbeslissing ongeldig en dient als onbestaand te worden beschouwd. Patere legem quam ipse fecisti. Controle van de opportuniteit is niet aan de orde en zelfs verboden. Een schending van de interne wettigheid stemt overeen met machtsoverschrijding of machtsafwending door de overheid. Wettigheidscontrole omvat geen beleidscontrole.

Derhalve dient de stedenbouwkundige vergunning van 10 februari 2016 te worden vernietigd.

5) KOSTEN

Page 27: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

27 

 

Wie is bij toepassing van de bestuurlijke lus gehouden tot betaling van de kosten? Artikel 4.8.28, §2 van de VCRO bepaalde voor 24.04.2017 “De Raad legt in zijn uitspraak het geheel of een deel van de kosten ten laste van de partij die ten gronde in het ongelijk gesteld wordt. De kosten bestaan uit het rolrecht vermeld in artikel vermeld in artikel 4.8.13 en 4.8.21, en uit het getuigengeld […]

Indien toepassing wordt gemaakt van artikel 4.8.4 of artikel 4.8.5 dan kan de Raad, in afwijking van het eerste lid, de kosten geheel of gedeeltelijk ten laste van het vergunningverlenende bestuursorgaan leggen” [eigen onderlijning].

De bewoording “kan” leekt erop te wijzen dat het slechts een mogelijkheid en geen wettelijke verplichting is voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen de kosten ten laste van het bestuur te leggen. Toch is het logisch dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen de procedurekosten na de toepassing van de bestuurlijke lus bij het vergunningsverlenende bestuur legt. Het bestuur heeft immers een fout gemaakt. Anders oordelen zou de verhouding tussen de procespartijen volledig scheef trekken. Het Grondwettelijk Hof oordeelde op 8 mei 2014 (B.12.4 van het arrest nr.74/2014,B.121): “Doordat de decreetgever heeft bepaald dat de kosten niet volledig ten laste kunnen worden gelegd van de verzoekende partijen wanneer de bestreden beslissing wordt vernietigd, maar er niet heeft in voorzien dat de kosten evenmin volledig ten laste kunnen worden gelegd van de verzoekende partijen wanneer hun beroep als gevolg van de bestuurlijke lus wordt verworpen, heeft zij zonder redelijke verantwoording afbreuk gedaan aan het recht op gelijke toegang tot de rechter.” Op grond van deze overweging vernietigde het Grondwettelijk Hof het voornoemde artikel 4.8.28,§2 van de VCRO voor zover het betrekking heeft op de bestuurlijke lus. Ingevolge het artikel 4 van een decreet van 03.07.2015 werd dit nadien geregeld door het artikel 33, tweede lid DBRC dat bepaalde: “Indien toepassing wordt gemaakt van artikel 34 of artikel 42 dan kan een Vlaams bestuursrechtcollege de kosten geheel en gedeeltelijk ten laste van de verwerende partij leggen”. Dit werd op zijn beurt bij het arrest nr 152/2015 van 29 oktober 2015 vernietigd in zoverre zij van toepassing is op de bestuurlijke lus. Dit werd als volgt gemotiveerd (zie BS 22.12.2015, p.76911-76924):

“B.18.3 In de regel vernietigt een Vlaams bestuursrechtcollege een bestreden beslissing wanneer zij onregelmatig is. De kosten worden in dat geval geheel of gedeeltelijk ten laste gelegd van het bestuursorgaan dat de onregelmatige beslissing heeft genomen.

Wanneer het bestuursrechtcollege evenwel het bestuursorgaan de mogelijkheid biedt om de bestuurlijke lus toe te passen en de onregelmatigheid wordt hersteld, dan kan het beroep worden verworpen. De kosten worden in dat geval geheel of gedeeltelijk ten laste gelegd van de verzoekende partij die immers “ten gronde in het ongelijk gesteld wordt.

B.18.4. De decreetgever voert op die manier een verschil in behandeling in tussen twee categorieën van rechtzoekenden die voor een Vlaams bestuursrechtcollege een beslissing hebben aangevochten, waarvan het bestuursrechtscollege vervolgens heeft vastgesteld dat zij door een onwettigheid is aangetast. Doordat de decreetgever heeft bepaald dat de kosten niet volledig ten laste kunnen worden gelegd van de verzoekende partijen wanneer de bestreden beslissing wordt vernietigd, maar niet erin heeft voorzien dat de kosten evenmin volledig ten laste kunnen worden gelegd van de verzoekende partijen wanneer hun beroep als gevolg van de toepassing van de bestuurlijke lus wordt verworpen, heeft zij zonder redelijke verantwoording afbreuk gedaan aan het recht op gelijke toegang tot de rechter.”

Vanaf 24.04.2017 wordt dit probleem geregeld door het gewijzigde artikel 33 DBRC dat sedert het decreet van 9.12.2016 o.a. als volgt luidt: “Een Vlaams bestuursrechtscollege legt in zijn arrest het geheel of een deel van de kosten ten laste van de partij die ten gronde in het ongelijk gesteld wordt.

Indien toepassing wordt gemaakt van artikel 34 dan legt een Vlaams bestuursrechtcollege de kosten geheel of gedeeltelijk ten laste van de verwerende partij.(…)

Wat de Raad voor Vergunningsbetwistingen betreft , omvatten de kosten ook het rolrecht en de rechtsplegingsvergoeding, vermeld in artikel 21, alsook de kosten vermeld in artikel 42, §5.”

Daar de rechtsplegingsvergoeding in casu nog niet van toepassing was wordt de raad verzocht de door verzoeker betaalde rolrechten geheel ten laste te leggen van de verwerende partij gezien uit de toepassing van de bestuurlijke lus bleek dat de GSA een fout heeft gemaakt.

Page 28: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

28 

 

OM DEZE REDENEN

BEHAGE HET DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Kennis te willen nemen van onderhavig standpunt over de toepassing van de bestuurlijke lus, het verzoek tot nietigverklaring van de bestreden beslissing ontvankelijk en gegrond te verklaren, en dienvolgens de bestreden beslissing van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Ambtenaar te vernietigen zonder toepassing te maken van de bestuurlijke lus.

De verzoeker herinnert de Raad aan het bevel dat bij de publicatie van het eindarrest tot anonimisering van de identiteit van de verzoekende partij zal worden over gegaan.

Kosten ten laste van de verwerende partij.

Gent, 29 maart 2019

Voor de verzoekende partij

Arthur De Decker

Page 29: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

29 

 

Bijlage1:Platformverslag-AWV-Oost-Vlaanderen-8.10.2018: -

Page 30: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

30 

 

Page 31: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

31 

 

Page 32: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

32 

 

Bijlage 2: Brief 11.10.2018 AWV Oost-Vlaanderen aan AG AWV Brussel inzake administratieve lus :

Page 33: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

33 

 

Bijlage 3: Ministerieel besluit van 18.02.2019 houdende regularisatie van een onwettig opgerichte constructie in het kader van het project Parkbosbruggen in Gent E40 (kmp.45.74)

Page 34: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

34 

 

Page 35: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

35 

 

Bijlage 4: brief AWV Gent aan Ruimte Vlaanderen-Oost-Vlaanderen = GSA

Page 36: 2019.03.29 aanvullende nota bestuurlijke lustwobtv2.000webhostapp.com/2019.03.29 aanvullende... · parkbosbruggen (TDW/2014/018-ID2318) gegund (2016-CBS-11461) aan de de tijdelijke

36