2010 12 31 Qpo Nr3 2010 Bijdrage Nlmarfor (Fuel L)
Click here to load reader
-
Upload
marcohekkens -
Category
Documents
-
view
334 -
download
0
description
Transcript of 2010 12 31 Qpo Nr3 2010 Bijdrage Nlmarfor (Fuel L)
QUA PATET ORBIS - december 2010
42
InleidingDit is mijn laatste bijdrage aan onze QPO vanuit de functie van
Deputy Commander Nlmarfor / Commander Landing Force. Na een
periode van ruim vier jaar kijk ik terug op een fascinerende
en ontzettend leerzame, ‘operationele kolonelsfunctie bij de
baas’. Er is veel bereikt, en mijn opvolger kan straks samen met
Comnlmarfor (CDR Peter Lenselink) en de staf verdere invulling
en uitvoering geven aan wat er nog in het verschiet ligt. Nu volgt
– wellicht tegen de verwachtingen in – geen opsomming van alle
wapenfeiten, Lessons Learned en Lessons Identified en al die andere
hoogtepunten, danwel mijn visie op de meest ideale ‘groene’
organisatiestructuur, maar een eenvoudige boodschap:
“Veranker NLMARFOR binnen het CZSK, defensie èn de Keten Openbare Orde en Veiligheid, vergroot de nationale naams-bekendheid en demonstreer de enorme relevantie van deze maritieme brigadestaf nu en in de toekomst”.
Er is werk aan de winkel, ergo er ‘komt werk op ons af’! Span-
ning op de beschikbare budgetten leiden tot reële uitdagingen
op alle niveaus binnen defensie, maar deze spanning hanteren
als excuus voor ‘even afwachten totdat alles duidelijk wordt’ is
geen optie. Ik zal u aan de hand van mijn persoonlijke studie en
onderzoek een eerste inzicht geven wat er dan voor werk op ons
af kan komen.
Project FUEL-L verklaardMet een titel als Future Urban Extreme Littoral-Land mag je natuur-
lijk vragen verwachten wat dit dan wel niet allemaal betekent.
In het kort: het multidisciplinaire Project FUEL-L richt zich
Netherlands Maritime ForceNetherlands Maritime Force
Commandant: CDR P.W. Lenselink
Opvolgend Commandant: KOLMARNS M.J.M.S. Hekkens
allereerst vanuit verschillende onderzoeksvelden en invalshoe-
ken op het toekomstig gezamenlijk militair en civiel optreden
in de verstedelijkte en geïndustrialiseerde kustgebieden door
het uitvoeren van een indringende analyse van deze complexe
omgeving. Parallel hieraan wordt deze analyse ‘vertaald’ in de
verwachtbare te beogen effecten èn welke civiel-militaire capaci-
teiten daarvoor benodigd zijn. Het gaat dus allereerst om het zo
volledig mogelijk doorgronden en begrijpen van de complexe verste-
delijkte kustgebieden in zijn algemeenheid en van de strategisch
meest belangrijke agglomeraties in de wereld in het bijzonder.
De vertaling in ‘gewenste effecten’ kijkt heel indringend naar de
lokale en regionale percepties in zowel binnen- als buitenland als
gevolg van een militaire (geüniformeerde) aanwezigheid.
Een wenselijke bijkomstigheid van het project is het kunnen
geven van additionele impulsen aan het nieuwe denken over am-
fibische operaties, wat natuurlijk goed past in de Lange Termijn
Visie (LTV) van de Commandant van het Korps Mariniers (ook
de andere ontwikkelpaden van de LTV hebben ruime raakvlak-
ken met Project FUEL-L, denk aan ‘Marsof/Marsoc’, ‘Opleider en
Coach’, enzovoort).
De (traditionele) term amfibische operaties levert in de context van
Project FUEL-L mogelijk de verkeerde associatie op, met gevaar
dat men voorbij gaat aan de echte essentie: Project FUEL-L richt
zich niet primair op het manoeuvreren in kustgebieden, bewust
of wanneer noodzakelijk, ondersteund door kinetische effecten
vanuit zee en de lucht. Dit is eigenlijk het laatste middel indien alle
andere vormen van engagement en beïnvloeding gefaald hebben.
Project FUEL-L concentreert zich met name op alle te beogen
Future Urban Extreme Littoral-Land
43
QUA PATET ORBIS - december 2010
effecten en handelingen waar militairen (naast andere statelijke
en niet-statelijke actoren) een rol kunnen spelen voordat ‘de vlam
echt in de pan slaat’. Dit sluit geenszins kleinschalige ‘kinetische
actie’ uit om bijvoorbeeld ‘spoilers’ te neutraliseren indien regu-
liere ordehandhaving door de traditionele overheidsdiensten niet
(meer) blijkt te werken.
En, omdat het niet zo zeer over traditioneel amfibisch opereren
gaat, moet eveneens de vraag worden gesteld: Wat betekent dit
voor het CZSK en voor defensie? Zijn er nieuwe kansen? Hardop
afvragend: kan Project FUEL-L nieuwe taken opleveren of de
accenten verzwaren op het gebied van bijvoorbeeld nauwe sa-
menwerking met de Openbare Orde en Veiligheids- (OOV) keten,
waterbeheer, milieu, begeleiding van kansarme jongeren en de
bestrijding van zware criminaliteit?
De woorden ‘Extreme’ en ‘Future’ in de naam van het Project
verdienen nadere uitleg. De omgeving waarin we moeten kun-
nen optreden is extreem in fysieke zin, extreem in de context van
een complex, uitdagend maritiem, lucht en land – en vaak ook
riverine optreden. Extreem in de zin van de gevolgen van grens-
overschrijdende effecten indien zaken niet verlopen als gewenst.
Extreem vanwege reële kans op ongewenste tweede en derde orde
neveneffecten (‘spill-over’ effecten). Het is extreem in de zin van de
complexiteit als gevolg van de diverse natuurlijke en kunstma-
tige hindernissen, de onoverzichtelijke ondergrondse infrastruc-
tuur (met veel zogenaamde vitale infrastructuur) èn – zeker niet
als laatste – extreem als gevolg van de sociaaldemografische ‘topo-
grafie’: de smeltkroes en dynamiek van miljoenen mensen met
verschillende politieke, religieuze en culturele achtergronden,
belangen en verwachtingen. En dat allemaal in scenario’s waar
voldoende werkgelegenheid onder druk staat, en drinkwater en
voedsel schaars kunnen worden, of al zijn voor het merendeel
van de bevolking in de zogenaamde aandachtsgebieden (door-
gaans fragiele staten, post-conflictlanden).
Ook het woord ‘toekomst’ verdient nadere toelichting: Het
project is toekomstgericht, beoogt innovatie en een vooruitstrevende
oriëntatie, in mijn optiek absoluut essentiële ingrediënten om
juist onze jeugdige generatie officieren èn hun civiele counter-
parts, de academici – onze ‘Young Professionals’ – voor de bredere
context te blijven interesseren. Beiden moeten een mate van
‘academisch ownership’ claimen, nauwer gaan samenwerken en
inhoud geven aan een haalbare voortrekkersrol en behoud van
concurrentiekracht van en door Nederland. Het is immers hun
toekomst, maar het zijn onze inspanningen en investeringen nu
die moeten blijven leiden tot welzijn en veiligheid later.
Volledigheidshalve: de tweede ‘L’ benadrukt dat de doorslagge-
vende effecten uiteindelijk bereikt dienen te worden aan de land-
zijde van de littoral: het landdomein, met inbegrip van delta’s en
rivieren. Dat veronderstelt naast tactisch-technische en procedu-
rele vaardigheden ook de gave om met alle actoren te kunnen
‘engagen’ (samen te werken). Het verstedelijkt kustgebied is dus
de ultieme omgeving waar de ‘samenhangende, geïntegreerde
aanpak’ randvoorwaardelijk is voor tactisch, operationeel en
strategisch succes!
De kustregio – de littoralZestig procent van de wereldbevolking woont op minder dan
honderd kilometer van de kust. Sinds 1950 valt er een markante
stijging en een overduidelijke concentratie van megasteden
waar te nemen in de kustregio’s van de wereld, of te wel in de
littoral (zie figuur 1). In militaire termen beslaat de littoral een
gebied van ongeveer honderd zeemijl uit de kust tot ongeveer
125 kilometer landinwaarts. De Universiteit van Heidelberg
heeft een analyse gemaakt van alle conflicten na WO2 en kwam
tot de conclusie dat meer dan de helft van alle conflicten kust of
maritieme conflicten waren, en plaatsvonden binnen 125 kilome-
ter van de kust. Wat betekent dit nu? Uitgaande van het feit dat
mensen steeds meer naar de steden trekken en dat de meeste
‘mega cities’ dicht bij de kust liggen (onder andere omdat ze daar
eenvoudiger zijn te bevoorraden), dan biedt dit de internationale
gemeenschap een uitstekende mogelijkheid om de veiligheid te
Figuur 1
QUA PATET ORBIS - december 2010
44
verbeteren, of strijdende partijen uit elkaar te halen vanuit de op
zee opererende bases.
Naast deze algemene observatie is binnen Project FUEL-L mijn
belangrijkste aanname gebaseerd op de gevolgtrekking van
het onvermogen om steden buiten de directe handelingen van
een conflict te houden, en dat je daar dus ondermeer politiek,
financieel, technisch en moreel op voorbereid moet zijn. Anders
gesteld: de notie dat we samenhangend, geïntegreerd moeten
oefenen in het verstedelijkt gebied om niet totaal ‘onvoorbereid’
te zijn. Deze notie is het hogere denkkader achter Project FUEL-L.
En dit leidt puntsgewijs tot mijn kernboodschap.
Kernboodschap • We constateren een migratietrend naar de kustgebieden.
• We hebben te maken met een voortdurende groei van de we-
reldbevolking. Naar verwachting drie miljard meer mensen in
de komende veertig jaar. Dat betekent een toenemend aantal
mensen per vierkante kilometer, juist in de verstedelijkte gebie-
den. Naast het feit dat we kunnen spreken van overbevolking,
betekent het ook:
• Het bereiken van de limiet in de verhouding tussen enerzijds
‘de wereldbevolking’ en anderzijds de beschikbare essentiële
basisbehoeften. De wereldlandbouw loopt tegen de limiet
aan: er zijn geen extra vierkante kilometers – ‘global hectares’ –
beschikbaar als landbouwgrond. De explosieve situatie op de
voedselmarkt als gevolg van misoogsten, de dreigende tekor-
ten, exportverboden en stijgende prijzen kunnen leiden tot
voedselrellen. Maar ook de paradox dat drinkwater – zelfs in
een ogenschijnlijk waterrijk gebied zoals de littoral – schaars
goed zal zijn, of al is!1 Daarbij rijst ook de vraag of het met het
oog op voedseltekorten beter is om in de stad of op het plat-
teland te wonen?
• Meer mensen geeft druk op de arbeidsmarkt: minder banen
voor meer mensen, een hogere jongeren werkeloosheid. Zelfs
de hoger opgeleiden zullen ‘langer moeten wachten voor een
passende baan’.
• Deze samenhang vergroot het aantal potentiële aanleidingen
die tot frictie kunnen leiden binnen de diverse samenlevingen
van deze megasteden.
• En dat dwingt tot nadenken: verantwoording nemen dat het
niet aan de kookt raakt, met potentieel regionale of zelfs mon-
diale gevolgen.
ik het noemen – een militaire ‘Joint Urban Engagement Capaciteit’
beschikbaar te hebben die ook geschikt is om de oorzaken aan te
pakken, en niet alleen de symptomen te bestrijden. Ergo, een zo-
danige joint, samenhangende capaciteit past natuurlijk volledig
in alle drie de hoofdtaken van defensie.
Rotterdam – economisch ‘penetratiepunt’Rotterdam geeft mij altijd een bepaalde emotie. Als marinier
en als Nederlander geboren onder de rook van Rotterdam. Maar
ik gebruik nu Rotterdam als aansprekend voorbeeld voor een
economisch en financieel knooppunt tussen de grote havens van
de wereld; en waar het woord innovatie impliciet aan de orde is.
Rotterdam is als grootste haven van de wereld jammer genoeg
al voorbijgestreefd door Sjanghai, maar wil wel de grootste van
Europa blijven. Dat schept verplichtingen op het gebied van inno-
vatie, investeringen en veiligheid. In het kader van Project FUEL-L
kijk ik dus juist naar de havensteden als een complexe omgeving
bij uitstek, waar de factor mens een bijzondere en doorslagge-
vende rol speelt. Nederland heeft een ‘just in time logistic’ econo-
mie. Verstoringen hebben directe gevolgen in een Europese en
mondiale context. Dat impliceert dat onder andere de zeehavens,
Schiphol en vitale infrastructuur behoed moeten worden voor
verstoringen als gevolg van interne en/of externe oorzaken.
Het zal u niet verbazen dat ik zeer sterk voorstander ben om met
maritieme èn joint capaciteiten frequent aanwezig te zijn in
onze nationale havens, en wellicht in de toekomst – in Europees
taakverband – ook in de havens buiten Nederland en Europa.
1 4 miljard mensen hebben niet automatisch de beschikking over vers drinkwater. Van het beschikbare water op de wereld is slechts 2.5 % geschikt voor drinkwater…. maar 1% is min of meer beschikbaar (de rest is ‘ijs’ en waterdamp in de atmosfeer). En….deze 1% is zowel voor menselijk gebruik als voor landbouw. En om maar niets te zeggen over de toenemende uitdaging ons afval te kunnen verwerken, voor zover dat überhaupt al gebeurt in de minder ontwikkelde regio’s.
Met andere woorden: de geschetste notie tot samenhangend oefe-
nen in dit soort bijzonder complexe omgevingen moet nu verder
‘body’ krijgen. Er dient een mate van urgentie uitgesproken te
worden, waaraan financiële middelen gekoppeld zijn. Oplossings-
richtingen zullen deels technologisch van aard zijn (in nauwe
samenwerking met de industrie, kortom het eerder genoemde
innovatie aspect); en deels op gebied van opleidingen en training
met accent op de aanleg en competenties van de militair onder
deze complexe en vaak zeer diffuse situaties. Deze oplossings-
richtingen zijn goed financieel beheersbaar. Dat zou dan ook de
politieke bereidheid vereenvoudigen om binnen Nederland – laat
45
QUA PATET ORBIS - december 2010
Hier ligt nog veel werk voor ons als defensie te wachten, ondanks
de vele initiatieven in de juiste richting binnen Nederland. Aan
het eind van dit artikel is (zoals reeds eerder gememoreerd) een
recent Engelstalig artikel opgenomen dat specifiek, en in Euro-
pese context ingaat op het belang van veilige havens voor een
stabiele economie.
‘Koppelvlak civiel – militair: Veiligheid vraagt om meer samenwerking’Binnen de crisisbeheersing en rampenbestrijding wordt in Ne-
derland steeds meer een beroep gedaan op defensie als structu-
reel partner. Ook binnen het domein van de sociale veiligheid
wordt defensie regelmatig ingezet met specialistisch personeel
en materieel. Hoewel de ontwikkelingen in de afgelopen jaren
positief zijn, wordt volgens velen de meerwaarde die defensie
kan hebben voor de civiele partners nog te veel onbenut gelaten.
Vraag en aanbod komen nog te weinig tot elkaar. Voormalig
Minister van BZK, Guusje ter Horst concludeerde dat de civiele
crisisbeheersing veel meer op militaire principes zou moeten
worden gebaseerd. Recentelijk verscheen ook het rapport ‘Trends
in Veiligheid 2010. Samen werken aan veiligheid’2. Secretaris-generaal
Ton Annink, die mede het rapport in ontvangst nam, zei dat de
geschetste ontwikkelingen in het rapport heel herkenbaar zijn,
en dat ook binnen de overheid het besef leeft dat samenwerking
noodzakelijk is om de Openbare Orde en Veiligheid in ons land
in goede banen te leiden. Dit vereist naast regelmatig oefenen
ook het ‘overbruggen’ van verschillende organisatieculturen, het
komen tot een gemeenschappelijke terminologie en wederzijds
vertrouwen.
Ik neem nu een “7-mijls laarsstap” en poneer dat de EU – bin-
nen reële kaders – een aanzet zou moeten geven om tot nadere
stroomlijning te komen bij het aanwenden van militaire capaci-
teiten ter ondersteuning van de reguliere, nationale en ‘Europe-
se’ veiligheidsketen. Kleinschalige samenwerking en onderlinge
assistentie tussen EU defensie onderdelen kennen we al op het
gebied van bijvoorbeeld Intensivering Civiel Militaire Samenwer-
king bij grensoverschrijdende crisis, de bijdrage aan Frontex (on-
der andere illegale immigratie tegengaan), en natuurlijk op een
wat robuustere schaal bij de EU Battlegroups3. Maar geen van deze
voorbeelden zijn nu al geschikt om in het gehele continuüm tus-
sen militaire assistentie en interventie in een verstedelijkt gebied
effectief te kunnen optreden. We ‘spreken nog onvoldoende
dezelfde taal’, het ontbreekt vaak aan de juiste materiële capaci-
teiten, en we onderschatten het belang van opleiden, trainen en
oefenen.
Een aanzienlijk deel van onze training en opleidingen zijn
gericht op het veilig, doeltreffend en legitiem kunnen uitvoeren
van kinetische activiteiten. Ondanks de grote en toenemende
aandacht èn investeringen in niet-kinetische activiteiten, valt dit
niet-kinetische deel van ons werk ons ogenschijnlijk nog steeds
moeilijk. De crux van succesvol optreden in een verstedelijkt
kustgebied valt echter terug te leiden op het bereiken van wat ik
omschrijf als een ‘level playing field’ tussen alle actoren (dus mensen
met emoties4) vanaf het vroegste begin. Een coöperatieve civiel - mi-
litaire aanpak heeft de toekomst. Waarom? Omdat uiteraard niet
alles uitsluitend civiel kan worden aangepakt, maar in geen geval
meer uitsluitend militair (Buitenlandse Zaken gaat dan ook uit van
het gegeven ‘zo civiel als mogelijk en zo militair als nodig’).
Om aan dit manco tegemoet te komen, spreek ik de hoop uit dat
militaire capaciteiten, gebaseerd op een beleidsmatig onderken-
de noodzaak, frequenter in onze ‘economische penetratiepunten’
kunnen oefenen in een samenhangende aanpak. Het gaat mij
om die samenhangende aanpak, waar we ook grensoverschrij-
dende effecten introduceren en bijbehorende dilemma’s op alle
bestuursniveaus. Het oefenen an sich gebeurt natuurlijk al, maar
doorgaans tussen vergelijkbare disciplines en ‘zuilen’. En wan-
neer we het door oefening in ons eigen land goed onder de knie
hebben, dan bieden we deze kennis – als ‘export product’ – aan
het buitenland aan. In ruil daarvoor krijgen we niet alleen een
goede ‘culturele onderdompeling’, maar dragen we direct bij aan
onze eigen nationale veiligheid!
FUEL-L buiten Europa – ‘Trust and Cooperation cannot be surged’Figuur 3 symboliseert de migratie van het ‘platteland van Afrika’
naar de kuststeden aan de Atlantische en Indische Oceaan. Het
benadrukt ook – in mijn stellige overtuiging – de noodzaak om
ondanks de huidige financiële spanningen Afrika niet de rug toe
te keren. Niet achter de dijken te kruipen, en daarmee de rol van
Nederland nog verder te marginaliseren. We moeten dit ‘smart’
voortvarend aanpakken, interdepartementaal, en liefst in har-
2 Rapport door Capgemini. Zie ook: http://www.nl.capgemini.com/nieuws/nieuws/trends-in-veiligheid-2010-meer-doen-met-minder-geld/3 Vgl. de UK/NL EU Battlegroup rotatie eerste helft 2010. Het accent tijdens het integratie en opwerkprogramma lag op traditioneel landoptreden. Interagency roleplay was onderbelicht a.g.v. tijdsgebrek.
Figuur 3
4 Emoties zijn nodig voor intelligent gedrag, het is het smeermiddel voor mense-lijke communicatie. Dus [omdat mariniers intelligent zijn] hebben mariniers ook emoties!
46
QUA PATET ORBIS - december 2010
monieuze onderlinge afstemming binnen de EU-gemeenschap
en natuurlijk de ontvangende landen. In Project FUEL-L neemt
de Afrikaanse littoral een bijzondere plaats in. Allereerst past het
in de diverse beleidsnotities die zich richten op het bevorderen
van de stabiliteit in de zogenaamde prioritaire gebieden en het
hervormen en professionaliseren van de veiligheidssector. Defen-
sie is daarbij een belangrijke speler als het gaat om het leveren
van specifieke expertise en capaciteiten. Voor het CZSK en het
Korps Mariniers als enabling capaciteit, samen met andere defen-
sie en civiele capaciteiten, verschaft de Afrikaanse littoral een
‘operating environment’ met ongekende mogelijkheden. Niet alleen
voor training en oefeningen, maar juist om een gestructureerde
bijdrage te leveren aan de herstructurering van veiligheidssector
in de regio en de ontvangende (gast)landen, en daarmee dus ook
onze eigen nationale veiligheid beter te waarborgen. Dit soort
bijdragen kent vele verschijningsvormen: bijdragen aan een
regionale, samenhangende Counter Drugs inspanning, assiste-
ren bij het implementeren van een ‘Maritime Domain Awareness’
(infra)structuur door onder andere het leveren van expertise en
hardware, bijdragen aan het terugdringen van illegale immigratie
en mensensmokkel, enzovoort. Maar de boodschap is, en moet
voorlopig blijven, dat we er primair naar toe gaan om ‘iets te
bieden’, en niet om alleen maar ‘te halen’. Dus het niet direct
hebben over ‘Return of Investment’ te meten in harde Euro’s. We
meten Return of Investment allereerst in het positief beïnvloeden
van onze eigen binnenlandse veiligheid; daarna pas de mogelijk-
heden voor de Nederlandse industrie!
In de context van engagement in Afrika is dit een essentieel uit-
gangspunt. Er leeft immers de stellige perceptie dat we er alleen
maar zijn voor de grond- en delfstoffen en schaarse mineralen, de
‘land lease’ om te voorzien in onze voedselvoorziening, enzovoort.
De deelname van Hr. Ms. Johan de Witt aan het African Partnership
Station programma (najaar 2009) was een belangrijke stap omdat
daar naast ‘oefenen’ ook geplande en ad hoc assistentie aan meer-
dere actoren en organisaties verleend werd. Dat kweekt goodwill
en met deze kleine stapjes kweek je vertrouwen.
“Africa needs African solutions” is een vaak gehoorde stelling. Daar
zit meer dan een kern van waarheid in, maar elke vorm van
gestructureerde assistentie, daarbij diepgaand rekening houdend
met de unieke lokale omstandigheden, historische tijdsgewrich-
ten, culturele en etnische achtergronden dunkt mij een belang-
rijke stap. Wederzijds vertrouwen en geduld zijn voorwaardelijke
ingrediënten. De uitdrukking “Trust and Cooperation cannot be
surged” doet hier meer dan opgeld: het betekent dat elke vorm
van assistentie een zo duurzaam – en zo min mogelijk – ad hoc
karakter dient te hebben. Ik kijk uit naar het moment dat Europa
‘als één’, of anders maar met een aantal landen als ‘Europa minus’
een gecoördineerde en samenhangende bijdrage gaat leveren in
de Afrikaanse kustregio’s, en al doende, tegelijkertijd onze ken-
nis van deze regio(s) verder uitdiept en met elkaar deelt. In het
licht van de recente EU-defensietop in Gent (België), waarbij de wil
uitgedrukt werd tot nadere samenwerking, ook bij crisisbeheer-
singsoperaties, noopt het tot actie het ‘Ghent Framework’ concreet
gestalte te geven.
Wat ik bepleit is zeker geen ‘invasie van consultants en contractors’,
en militairen die vanuit een ‘mini-Holland kampje’ er het beste
van gaan maken. Ik praat over kleine civiel – militaire teams,
idealiter embedded op meerdere niveaus, met sociale en culturele
vaardigheden, voldoende taalvaardigheid en een hoge mate van
bereidheid tot ‘zelfopoffering’. Kwaliteit boven kwantiteit is het
motto. En, durf ‘nee’ te zeggen wanneer andere instanties ergens
Nederlandse mijnenjagers namen deel aan de operatie Frontex in juni 2010. Zij bewaakten de zuidgrens van Spanje om illegale migratiestromen uit Afrika tegen te gaan. Frontex is een Europees agentschap, in 2004 opgericht door de Europese ministerraad, ter bewaking van de buitengrenzen
47
QUA PATET ORBIS - december 2010
veel beter in zijn. Maar praat wel met deze instanties en kom
dichter bij elkaar! Een welkome meerwaarde is dat je tijdens
deze ‘low key’, maar gerichte assistentie ook al kunt gaan naden-
ken over de essentiële ingrediënten in een eventueel benodigd
mandaat voor – laat ik het noemen – een preventieve interventie
wanneer alsnog de vlam in de pan dreigt te slaan. Ik verwijs de
geïnteresseerde lezer naar een uitgebreider artikel in het Marine-
blad van maart 2010 (te downloaden via www.kvmo.nl).
AfrondingDe ontwikkeling en consequenties van massamigratie naar de
kust is al veelvuldig bestudeerd maar is nog geen ‘mainstream’.
Desondanks verdient het onze ruime aandacht zodat wij als
CZSK een invloedrijke gesprekspartner zijn wanneer het wel
mainstream wordt. En zoiets kan heel snel gaan; kortom voor-
sorteren op de operationele vraag. De ‘FUEL-L’ omgeving is een
Combined, Joint, Interagency omgeving waar de gehele Nederlandse
defensie organisatie ‘in thuis hoort’ en meer dan toegevoegde
waarde levert. Ambitieniveau staat hier los van, dat is in mijn
optiek slechts een formulering van wanneer en op welke schaal
we onze rol internationaal demonstreren en verder bestendigen.
Onze strategische communicatie moet elke gelegenheid aan-
grijpen om het CZSK, en de Nlmarfor taakgroep als een onder-
scheidende ‘enabling littoral engagement capability’ te etaleren die
naadloos in kan klikken in elke interagency omgeving. En dat het
Korps Mariniers daar een bijzondere rol in moet blijven spelen,
staat niet ter discussie. Maar dat vereist wel voortdurende waak-
zaamheid op kansen èn bedreigingen!
Mijn volgende functie brengt mij naar verwachting naar de
Democratische Republiek Congo, de DRC. Mijn primaire verant-
woordelijkheden zullen zich afspelen op het vlak van Security
Sector Reform (denk hierbij onder andere aan hervorming van
de veiligheidssector, diversiteit en gender aspecten) en het,
namens de EU, adviseren van de Congolese militaire en civiele
autoriteiten. Dit past naadloos in Project FUEL-L en ik hoop van
de Congolese autoriteiten èn de EU toestemming te krijgen een
FUEL-L Field Study uit te gaan voeren in Kinshasa en de havenste-
den Matadi en Boma. En indien het echt allemaal meezit, richt
ik me ook op Riverine Search and Rescue en Rapid Riverine Response
& Intervention. Beide zijn niet onbelangrijke aspecten binnen een
nationaal veiligheidsplan voor de DRC indien het gebruik van de
Congo rivier nog verder toeneemt.5 Facetten ook van toenemend
belang voor ons eigen Kenniscentrum (KC) Amfibisch/Riverine!
5 De rivier de Congo, na de Nijl de langste rivier in Afrika is, bij het ontbreken van goede wegen- en spoorinfrastructuur, de belangrijkste transportader in de DRC en aangren-zende landen. Bij toenemend vervoer op de rivier (en zijarmen) van zowel mensen als goederen zal dit steeds meer eisen gaan stellen aan een ondersteunende – gelinkte – infrastructuur, waarbij veiligheids en milieubeschermende gerelateerde diensten een steeds belangrijkere rol innemen. Hier liggen mogelijkheden in het verschiet voor bijvoorbeeld de EU om te assisteren deze (grensoverschrijdende) diensten gestalte te geven. Zie ook: http://timesofindia.indiatimes.com/world/rest-of-world/140-dead-in-DR-Congo-river-disaster/articleshow/6233708.cms
QUA PATET ORBIS - december 2010
48
The fact that the world’s main seaports
act as economic penetration points but
also as vital distribution hubs for the
continuous flow of daily commerce is well
known. But how many observers realise
that uninterrupted port operations, just-
in-time (JIT) logistics and port safety/secu-
rity form an uneasy triangle that could
easily fall apart? Its cohesion requires
daily attention to operational signals and
a deliberate strategic ‘horizon scanning’
to anticipate things that might strain the
relationship. Major port cities are points
on the world’s strategic information
loops, and responsible for global financial
and economic management. Disruptions
in the flow of commerce and services due
to either safety or security related causes
would have immediate consequences for
local, regional and global commercial
dependencies.
Our European economies depend more
than ever on a JIT philosophy which, if
subjected to shocks, would have an exa-
cerbating effect. Maintaining “normalcy”
and security in our economic penetration
points not only serves global stability but
is a conduit for local and regional develop-
ment and prosperity.
What are some of the threats? Increased
migration towards ever more densely
urbanised littoral regions is a realistic
future cause for such disruption. Will
governments and local institutions be
able to cope with the stress of incre-
ased levels of trans-national and illegal
migration, especially in less developed or
poorly governed areas beyond the EU’s
borders? Can we even cope within our
own EU borders today? The ongoing effort
by the EU and NATO to counter piracy is
a valuable contribution to maintaining
the flow of commerce on the high seas
along some of the world’s most troubled
littorals and maritime chokepoints. Of
note is the unprecedented level of coope-
ration and consultation between non-
traditional partners, brokered by good
diplomacy and diligent individuals alike.
Europe’s Euro-View:littoral security lacunaEurope’s economic
and financial health
depend on uninter-
rupted, safe and secure
main port operations –
but where’s the policy?
49
QUA PATET ORBIS - december 2010
For example, Frontex, the EU’s external
border management agency, is making in-
roads for enhanced cooperation. There is
also a rising tide of opinion and debate in
maritime circles across the EU that argues
for enhanced cooperation and informa-
tion sharing between European navies,
coastguards and other agencies such as
customs, Interpol, Aquapol
etc.). Strong emphasis is on enhanced
civil-military consultation and coopera-
tion, where each participant’s capabilities
must strive for a greater degree of inter-
operability and logistic commonality with
the others. This could foster cross border
‘joint employment’, with key capabilities
kept at an appropriate level of readiness
for deployment into operational environ-
ments suffering damaged or nonfunctio-
nal infrastructure.
Such a joint employment could be consi-
dered for Europe’s near abroad too. The
functioning of Africa’s main port cities
is as important as those of the European
continent for stability of commerce. Mo-
reover, such an engagement would foster
partnerships in Africa by supporting
good governance and promoting regional
integration with due recognition for the
unique African institutional heritage
and societal dynamics. It could also offer
a capacity for assessing Africa’s infra-
structural, demographic, health care and
environmental challenges – all directly
related to a sustainable future. This could
be food for thought – and substance – for
the security aspects of the Joint Africa-EU
Strategy, adopted in December 2007.
The implications of a dramatically higher
global migration-to-littoral trend has been
a subject of no small interest to me for se-
veral years. Currently I am involved in my
own personal study and research effort,
which I call Project “Future Urban Ex-
treme Littoral-Land” or FUEL-L. Its central
theme is based on the increasing levels
of migration towards the world’s littoral
areas, which will cause more stress inside
existing major urban conglomerations.
Unless properly managed, this stress may
well lead to the disruption of governance
and daily life to a point where external
assistance will become a humanitarian
option, including the use of ‘uniformed’
– i.e., military – forces. That’s why the
military must study this migration trend,
and prepare engagement options to assist
national and foreign civilian institutions,
aid organisations and others. The reasons
for assistance could range from severe
climate events such as earthquakes and
flooding to significant accidents that
overwhelm local capacities to deliberate
acts orchestrated by local factions, gangs,
terrorists etc.
An optimistic conclusion might be that
steps are being taken in an EU context.
But this raises many questions. Are these
steps sufficiently coordinated and headed
in the right directions? How much delay
can we afford due to the economic and
financial crisis? Which international body
has unique primacy over these issues? A
littoral security stance is needed in Euro-
pe, but the EU’s appetite for overly wordy
policy initiatives makes it difficult to
dissect its real ambitions in this area and
to translate this into clear, unambiguous
and actionable ambitions. As Franco Frat-
tini, former EU Commissioner for Justice,
Liberty and Freedom has noted: “We have
to look at immigration not as a threat but,
when well-managed - and that is our task
– as an enrichment and as an inescapable
phenomenon of today’s world”.
Marco Hekkens currently serves as Deputy Commander, Netherlands Maritime Force and, until July, was on standby as deputy force commander and Dutch senior natio-nal representative for the combined United Kingdom/Netherlands EU Battlegroup (Marines). This article is his personal view and does not represent any official military policy or stance. He can be reached at: [email protected]