· Web viewPeter Smid: Studieloopbaanbegeleiding. 088 – 469 9609 . [email protected]. Gert...

72
Praktijkgids Jaarstage MWD Voltijd Major 4 en Major 5 2015/2016 praktijkfa se 1 Swmw41praFv15 (september) Swmw41praFfebv15 (februari 2016) praktijkfa se 2 Swmw51praFv15 (voor sept. en febr. starters) Swmw51GGZpraFv15 (praktijkfase 2 voor het certificaat GGZ-agoog) Swmw51jzpraFv15 (praktijkfase 2 voor uitstroomprofiel jeugdzorgwerker)

Transcript of   · Web viewPeter Smid: Studieloopbaanbegeleiding. 088 – 469 9609 . [email protected]. Gert...

Praktijkgids JaarstageMWD VoltijdMajor 4 en Major 5

2015/2016

praktijkfase 1 Swmw41praFv15 (september)

Swmw41praFfebv15 (februari 2016)

praktijkfase 2 Swmw51praFv15 (voor sept. en febr. starters)

Swmw51GGZpraFv15 (praktijkfase 2 voor het certificaat GGZ-agoog)

Swmw51jzpraFv15 (praktijkfase 2 voor uitstroomprofiel jeugdzorgwerker)

Inhoud

Hogeschool WindesheimOpleiding Maatschappelijk werk en Dienstverlening

1. Inleiding____________________________________________________41.1 Studiehandleidingen en literatuur____________________________________________51.2 Contactpersonen opleiding MWD____________________________________________7

2. De plaats binnen de opleiding__________________________________82.1 De opbouw van de opleiding MWD___________________________________________82.2 Praktijk in de voltijdopleiding_______________________________________________82.3 De relatie binnen- en buitenschools leren_____________________________________9

3. Overzicht praktijkjaar_________________________________________103.1 Leerplan praktijkjaar______________________________________________________103.2 De opbouw van het praktijkjaar_____________________________________________113.3 Entreevoorwaarden______________________________________________________123.4 Voorbereiding en werkafspraken___________________________________________123.5 Studiebelasting__________________________________________________________143.6 Doelstelling praktijk______________________________________________________143.7 Uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker__________________________________________153.8 Certificaat GGZ Agoog____________________________________________________16

4. Relatie opleiding – praktijkinstelling____________________________174.1 Richtlijnen voor praktijkinstellingen_________________________________________174.2 Contactmomenten tussen instelling en opleiding______________________________184.3 Informatie voor praktijkbegeleiders_________________________________________194.4 Verzekering_____________________________________________________________20

5. Beoordeling praktijk_________________________________________215.1 De inwerkperiode________________________________________________________215.2 Toetsing major 4 / praktijkfase 1____________________________________________215.3 Toetsing major 5 / Praktijkfase 2____________________________________________245.4 Herkansing na een onvoldoende beoordeling_________________________________245.5 Tussentijdse beëindiging praktijk___________________________________________255.6 Werken na je stage / overstap naar deeltijd/duaal______________________________26

6. Begeleiding en ondersteuning_________________________________276.1 Taken docent praktijkleren / Studieloopbaanbegeleider________________________276.2 Taken praktijkbegeleider__________________________________________________276.3 Taken praktijkcoördinator_________________________________________________286.4 Taken supervisor________________________________________________________286.5 Taken vakdocenten______________________________________________________286.6 Vertrouwenspersoon_____________________________________________________28

Bijlage Beoordelingscriteria inwerkperiode (onderdeel praktijkfase 1)________________29

Praktijkgids 2015-2016    

Bijlage Checklist Agogische basishouding_______________________________________30Bijlage Beoordelingsformulier Inwerkperiode MWD-Voltijd_________________________31Bijlage Beoordelingscriteria Major 4 en Major 5___________________________________32Bijlage Beoordelingsformulier major 4__________________________________________39Bijlage Beoordelingsformulier major 5__________________________________________43Bijlage HBO kwalificaties_____________________________________________________47Bijlage START formulier______________________________________________________48Bijlage Beoordeling van bewijsstukken__________________________________________49Bijlage Meeloopdagen________________________________________________________50

Praktijkgids 2015-2016    

1. InleidingDit is de praktijkgids MWD Major 4 en 5 voltijd. In deze gids staat alles beschreven dat te maken heeft met het praktijkjaar.Deze gids is ter informatie voor instellingen en studenten. In deze gids wordt uitvoerig stilgestaan bij de relatie tussen de praktijkinstelling en de opleiding, en de rol van de instelling bij de beoordeling van het praktijkleren.

Het is een uitgebreide gids. Ons streven is om helder, volledig en gebruikersvriendelijk te zijn. Feedback op bruikbaarheid van de gids is welkom bij de schrijfster, Margo te Roller.

Als student is het belangrijk dat je voor je praktijkjaar de gids zorgvuldig leest, zodat je weet waar je aan toe bent en wat er van jou verwacht wordt.

In deze gids wordt de opleidingsvertegenwoordiger docent praktijkleren genoemd. De instellingsbegeleider wordt praktijkbegeleider genoemd.

In de tekst wordt zowel over praktijk als stage gesproken. De formele term is praktijk en praktijkleren. Omdat in spreken ook vaak het woord stage gebruikt wordt, gebruiken we beiden. Het gaat steeds om praktijkleren in het kader van je opleiding MWD.

We wensen je een boeiende en leerzame stage!

Peter SmidMargo te RollerPaula van den Dool

Praktijkgids 2015-2016    

1.1 Studiehandleidingen en literatuur

Deze praktijkgids is niet los te zien van de overige studiehandleidingen, die gelden voor het praktijkjaar:

Alle studiehandleidingen vind je in ELO onder de VOE-code.- SLB gids Major 4 en 5; - Verlieskunde;- Casemanagement (alleen september);- Groepsmaatschappelijk werk (alleen februari);- Onderzoeksmethoden major 5;- Methodiek major 5;- Supervisie.

Major 4 voor de september 2015 instroomCode Ec Naam onderwijseenheidSWMW41PRAFV15 27 Praktijkfase 1 major 4

Inclusief Verlieskunde en CasemanagementSWMW42SUPV15 1 Supervisie 1

SWMW.SLB.MA4V15 2 Studieloopbaanbegeleiding major 4

Major 4 voor de februari 2016 instroomCode Ec Naam onderwijseenheidSWMW41PRAFfebV15 27 Praktijkfase 1 major 4

Inclusief Verlieskunde en groepsmaatschappelijk werk

SWMW42SUPV15 1 Supervisie 1

SWMW.SLB.MA4V15 2 Studieloopbaanbegeleiding major 4

Major 5 voor februari 2016 en september 2016 instroomCode Ec Naam onderwijseenheidSWMW.SLB.MA5V15 2 Studieloopbaanbegeleiding major 5

SWMW52SUPV15 2 Supervisie 2 in major 5

SWMW51PRAFV15OfSWMW51JZPRAFV15OfSWMW5GGZPRAFV15

26 praktijkfase 2 major 5inclusief onderzoeksmethoden en methodiek major 5

uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker

certificaat GGZ-agoog

Praktijkgids 2015-2016     5

Verder heb je het boekje met het opleidingsprofiel nodig. Op basis hiervan word je beoordeeld.1. ‘Herkenbaar en Toekomstgericht -II’ , Opleidingsprofiel en opleidingskwalificaties Maatschappelijk Werk

en Dienstverlening, uitgeverij SWP, ISBN 978 90 8850 0213Je kunt het boekje kopen (ongeveer 10 euro) . Er is een pdf versie in de ELO geplaatst. Op basis van dit boekje wordt je stage beoordeeld.

2. Voor de studenten die een jeugdzorgstage willen doen (voor uitstroomprofiel jeugdzorgwerker1): Voor aanvraag en uitwerking van de jeugdzorgstage kun je de nieuwste handleiding vinden

onder deze link: Uitstroomprofiel Jeugdzorg Voltijd en Deeltijd Duaal Daar vind je ook het competentieprofiel van de jeugdzorgwerker. Zelf kopen of rechtstreeks

downloaden kan ook: ISBN 978-90-6390-258-2, HBO-raad. Je kunt het downloaden via: http://netwerkpit.wikispaces.com/file/view/Landelijk_uitstroomprofiel_jeugdzorgwerker%5B1%5D.pdf

3. Voor de studenten die een certificaat GGZ-agoog doen: Landelijk uitstroomprofiel GGZ-Agoog. Je kunt het downloaden via:https://communities.windesheim.nl/dmn/Gezondheid-en-Welzijn/Lists/Gedeelde-Documenten/GGZ_AGOOG_DEF2_WEB.pdf

en de route GGZ agoog is te downloaden via onderstaande site:https://communities.windesheim.nl/std/Maatschappelijk-Werk-en-Dienstverlening/Pages/Certificaat-GGZ-agoog-.aspx

4. Verder kun je alle literatuur gebruiken die je al eerder in de opleiding hebt gehad. In principe integreer je het eerder geleerde in de praktijk. Voor kerntaak 6 heb je in elk geval de beroepscode (jeugdzorgcode) nodig.

1 zie hoofdstuk 3.7 van deze gidsPraktijkgids 2015-2016     6

1.2 Contactpersonen opleiding MWD

De betrokken personen voor het praktijkjaar zijn:

Praktijkcoördinator:Peter Smid088 – 469 9609 [email protected]

Praktijkbureau:Robert Jansen088 – 469 6990 [email protected]

De OE-verantwoordelijken voor het praktijkjaar zijn:

Paula van den Dool: Praktijkfase 1 en 2088 - 4696212 [email protected]

Ria Peters: Supervisie088 – 469 7663 [email protected]

Peter Smid: Studieloopbaanbegeleiding088 – 469 9609 [email protected]

Gert Broekhuis: Verlieskunde088 - 469 9505 [email protected]

Charly de Fretes: Casemanagement (september)088 – 469 7066 [email protected]

Sjaak Quist: Groepsmaatschappelijk werk (februari)088 - 4697651 [email protected]

Wendy Borninkhof: Methodiek Major 5 088 - 469 8958 [email protected]

Erwin Bromlewe: Onderzoeksmethoden088 – 469 7997 [email protected]

De betrokken personen van de uitstroomprofielen:

GGZ Agoog: Peter Smid (voorlopig) 088 – 469 [email protected]

Jeugdzorgwerker: Margo te Roller 088 - 469 [email protected]

Praktijkgids 2015-2016     7

2. De plaats binnen de opleiding

2.1 De opbouw van de opleiding MWD1e jaar(propedeusefase)

Major 1:Cliënt en samenleving

Major 2:Organisatie en methodiek

2e jaar(hoofdfase)

Major 3:Specifieke kennis en vaardigheden

Opleidingsnabije minor (voor juli 15) of minor MWD (m.i.v. sept 15)

- Sociale dienstverlening- Ambulant werken in

gedwongen kader- Psychiatrie en verslaving

of minor MWD (m.i.v. sept 15)met keuzeblok jeugd of GGZ

3e jaar(hoofdfase)

Major 4Praktijkfase 1

Major 5Praktijkfase 2

4e jaar(hoofdfase)

Keuzeminor (o.a. MPG, ISD, LVB, WIGK2 of minor bij ander domein)

Major 6:Groepswerk , begeleidingskunde, onderzoek en afstuderen

2.2 Praktijk in de voltijdopleidingHet opdoen van praktijkervaring binnen de opleiding MWD is erg belangrijk. In de voltijdopleiding MWD is het praktijkleren als volgt opgebouwd: In major 2 en 3 en tijdens de opleidingsnabije minor oriënteert de student zich op het werkveld. In deze

periode van anderhalf jaar loopt de student minimaal een jaar één dag per week stage. De overige periode van een half jaar dagstage mag de student zelf zijn praktijkleren vormgeven.

In praktijkleren is de opbouw als volgt: Major 2: oriëntatie op werkveld en beroep Major 3: oriëntatie op de doelgroep Minor MWD: verdieping doelgroep en methodisch werken

Het derde jaar is het praktijkjaar. De student is 32 uur per week bezig met de beroepsuitoefening op de instelling. Daarnaast is 8 uur per week gereserveerd voor onderwijs, supervisie en het maken van verslagen.

In het vierde jaar is de praktijk sterk afhankelijk van de keuzes die de student maakt binnen het praktijkleren in de minor. De student volgt een voltijds lesprogramma, waarbij 1 dag lesvrij voor eigen invulling van praktijkleren (afstudeeronderzoek) .

2 Multiprobleemgezinnen, International Sustainable Development, werken met Licht Verstandelijke Beperking, Werken In Gedwongen KaderPraktijkgids 2015-2016     8

2.3 De relatie binnen- en buitenschools lerenGedurende het praktijkjaar heeft de student 10 terugkomdagen (lesdagen) op woensdag, donderdag of vrijdag.

Tijdens deze terugkomdagen heeft de student de volgende lessen: 3 uur studieloopbaanbegeleiding met intervisie praktijkleren (SLB), 2 uur methodiekonderwijs (casemanagement of groepsmaatschappelijk werk en methodiek

bachelorniveau) 2 uur verlieskunde (major 4) of onderzoeksmethoden (major 5) daarnaast wordt er jaarlijks in de A-week van periode 2 een werkveldenmarkt georganiseerd.

De stagemarkt en informatie over afstudeeronderzoek zijn onderdeel van de werkveldenmarktInformatie hierover vind je in de slb gids. (zie bijlage jaarrooster)

SLB / Studie Loopbaan BegeleidingDe student maakt aan het begin en halverwege het praktijkjaar een persoonlijk ontwikkelplan (POP), waarbij de verbinding wordt gelegd tussen de opleidingskwalificaties en de werkzaamheden in de praktijk.

Daarnaast heeft de student supervisieNaast het opdoen van praktijkervaring is de verbinding met je persoonlijke ervaring en het leren reflecteren op alle niveaus belangrijk. Supervisie valt ook onder binnenschools leren. De supervisiezittingen worden in overleg tussen supervisor en studenten gepland. Supervisie vindt vaak plaats op een praktijkdag. Gemiste uren van de praktijk worden in overleg met de praktijkinstelling ingehaald.

Voorbereiding afstuderenIn de loop van het praktijkjaar gaat de student zich voorbereiden op het afstudeerjaar en hij wordt hierbij ondersteund in SLB en de lessen onderzoeksmethoden. Vaak zal de student in die fase ook met de instelling overleggen over bijvoorbeeld mogelijkheden voor een afstudeerproject. Op aanvraag is via de student of het praktijkbureau nadere informatie beschikbaar.

Praktijkgids 2015-2016     9

3. Overzicht praktijkjaar

3.1 Leerplan praktijkjaarHet praktijkjaar bestaat uit twee onderdelen: MWD Major 4 (deel 1 jaarstage) en MWD Major 5 (deel 2 jaarstage).

De vakken die worden gegeven op de lesdagen zijn onderdeel van de stage. Om de stage te halen moeten zowel de vakken als de praktijk voldoende beoordeeld zijn.

Major 4 (gevorderd niveau)

Titel EC Vakken Semester

5x2

5x2

5x2

Naam toets Omschrijving toets BeoordelingPraktijkfase 1Swmw41praFv15

27 praktijkleren

Verlieskunde (56 sbu)

Case-management (56 sbu)(alleen voor de september instroom)

Groepsmaat-schappelijk werk(alleen voor de februari instroom)

inwerkperiode (0 %)

evaluatie fase 1 (70 %)

opdracht verlieskunde (15 %)

actieve betrokkenheid verlieskunde (0 procent)

opdracht casemanagement(15 procent)

actieve betrokkenheid casemanagement (0 procent)

opdracht groepsmaatschappelijk werk(15 procent)

actieve betrokkenheid groepsmaatschappelijk werk (0 procent)

beoordelingsmatrixcompetenties inwerken

assessment(verslag en gesprek)

individuele opdracht verlieskunde

Aanwezigheid en betrokkenheid tijdens de les

individuele toets opdracht casemanagement

Aanwezigheid en betrokkenheid tijdens de les

individuele toets opdracht groepsmaatschappe-lijk werk

Aanwezigheid en betrokkenheid tijdens de les

Voldaan / niet voldaan

Cijferbeoordeling

Cijferbeoordeling

Voldaan / niet voldaan

Cijferbeoordeling

Voldaan / niet voldaan

Cijferbeoordeling

Voldaan / niet voldaan

SupervisieSWmw42supv15 1 Supervisie1

7 zittingen(6 begeleid) Assessment 1 assessment Voldaan / niet voldaan

Studieloopbaan-begeleidingSWMW.slb.mav4v15

2 Studieloopbaan-begeleiding(SLB)

5 x 3 Portfolio Portfolio Cijferbeoordeling

Totaal 30 EC.

 

Praktijkgids 2015-2016     10

Major 5 (bachelorniveau)

titel ec vakken Semester Naam toets Omschrijving toets BeoordelingPraktijkfase 2

Swmw51praFv15

26 Onderzoeksmethoden(56 sbu)

Praktijkfase 2

Methodiek op bachelorniveauintegratie (56 sbu)

5x2

5 x2

Opdracht onderzoeksmethode (15 %)

Evaluatie fase 2(70 %);

Methodiekopdracht(15 %).

Actieve betrokkenheid methodiek(0 procent)

individuele toetsonderzoeksmethode

assessment (verslag en gesprek)

Individuelemethodiekopdracht

aanwezigheid en betrokkenheidtijdens de les

Cijferbeoordeling

Cijferbeoordeling

Cijferbeoordeling

Voldaan / niet voldaan

SupervisieSWmw52supv15 2 Supervisie2 7 zittingen

(6 begeleid)

Assessment Assessment(individueel verslag in groepssupervisie)

Cijferbeoordeling

Studieloopbaan-begeleidingSWMW.slb.mav5v15

2Studie-loopbaan-begeleiding

5 x 3portfolio portfolio Cijferbeoordeling

Totaal 30 EC.

3.2 De opbouw van het praktijkjaarHet praktijkjaar is onderverdeeld in 2 fasen die ieder 5 maanden duren.

Septemberstarters: In principe loop je stage van de eerste maandag in september tot en met de laatste werkdag in de maand juni. ( In overleg met de praktijkcoördinator mag je 2 weken naar voren of achteren schuiven). Je hebt tien vrije dagen die je binnen deze periode mag opnemen.

Februaristarters: Je loopt stage van de eerste maandag in februari tot en met de laatste werkdag voor kerst.In de zomer stopt je stage 3 weken (de opleiding MWD is dan gesloten). In de 10 maanden dat je stage loopt kun je in overleg met de instelling tien vrije dagen opnemen.

Praktijkgids 2015-2016     11

Het praktijkjaar schematisch weergegeven: MaandenSeptember instroom

MaandenFebruariinstroom

Leerplan Contactmoment opleiding-praktijkinstelling Beoordeling Praktijk Herkansing Praktijk

September Februari Fase 1

Fase 2

InwerkperiodeContractgesprek (instelling) met student-praktijkbegeleider en docent praktijkleren.In dit gesprek wordt de praktijkplaats formeel goedgekeurd. (zie hoofdstuk 3.4 en 4.1)

Praktijkbegeleider beoordeelt schriftelijk de inwerkperiode.Docent praktijkleren beoordeelt het POP.

Binnen 4 weken na de beoordeling.

Oktober Maart

November April Start met cliëntcontacten en overige taken(min. 4 gesprekken per week)Evaluatiegesprek (school)In dit gesprek wordt het functioneren van de student beoordeeld aan de hand van de opleidingskwalificaties op gevorderd niveau (zie bijlage beoordeling kwalificaties major 4 en major 5)

Verdiepen en verbreden : van cliëntcontacten en overige taken

Evaluatiegesprek(instelling)

In dit gesprek wordt het functioneren van de student beoordeeld aan de hand van de opleidingskwalificaties op eindniveau (zie bijlage beoordeling kwalificaties major 4 en major 5)

Gesprek met student, praktijkbegeleider en docent praktijkleren (tussenevaluatie).

Gesprek met student, praktijkbegeleider en docent praktijkleren (eindevaluatie).

Binnen 8 weken na de beoordeling.

Binnen 8 weken na de beoordeling.

December Mei

Januari juni

Februari Juli / Augustus

Maart September

April Oktober

Mei November

Juni December

3.3EntreevoorwaardenVoor het praktijkjaar gelden de volgende entreevoorwaarden. Deze zijn opgenomen in het Onderwijs Examen Reglement (OER) van de opleiding MWD.

De propedeuse en 30 ects (studiepunten) in het tweede jaar moeten voor aanvang van het praktijkjaar behaald zijn (week D);

Als de student niet aan de eisen voldoet, kan de student een gemotiveerd verzoek in dienen bij de examencommissie om uitstel van de entree eis. Mocht de student al een stageplaats hebben, dan wordt de instelling zo spoedig mogelijk geïnformeerd (door student en opleiding).

3.4 Voorbereiding en werkafspraken

Voor de start van het praktijkjaar dient de student een praktijkplaats te verwerven.De praktijkplaats dient een instelling te zijn waar maatschappelijk werktaken op HBO niveau worden uitgevoerd.Bij twijfel of een bepaalde instelling voldoet aan de criteria, dient de student eerst te overleggen met zijn SLB-docent . Als er dan nog twijfel is, wordt het voorgelegd aan de praktijkcoördinator. In paragraaf 4.1 worden de criteria vermeld. Let op dat zowel de instelling als de praktijkbegeleider aan de criteria voldoen!

Praktijkgids 2015-2016     12

Zodra de student een praktijkplaats heeft verworven, geeft hij dit door d.m.v. het meldingsformulier. Dit meldings- formulier wordt samen met de stage-instelling ingevuld. Het formulier wordt als bijlage toegevoegd aan POP major 4. Studenten krijgen dit meldingsformulier per mail en kunnen het vinden in ELO. In geval van twijfel beslist de praktijkcoördinator of de praktijkplaats voldoende leerrendement kan hebben voor de student. Definitieve goedkeuring van de stage gebeurt tijdens het contractgesprek door de docent praktijkleren.

Bij de start van het praktijkjaar dient de opleiding de volgende activiteiten te verrichten:1. Het toewijzen van een docent praktijkleren. Deze docent heeft ook de functie van SLB-er.

De docent praktijkleren wordt bij de start van het praktijkleerjaar toegewezen. SLB/Praktijkleren gebeurt in een groep van circa 8 studenten onder leiding van de docent.

2. Het toewijzen van een supervisor.Bij de start van het praktijkleerjaar wordt door de praktijkcoördinator een supervisor toegewezen aan de student. Er zijn 14 supervisiezittingen met 3 studenten van telkens twee uur op de opleiding. Hiervan zijn er 12 begeleid en 2 onbegeleid.

3. Het informeren van de praktijkplaatsen.De praktijkinstelling ontvangt een bevestigingsbrief van de opleiding. De student zorgt ervoor dat de praktijkbegeleider een praktijkgids krijgt.

4. Het informeren van de studenten.In de week voorafgaand aan de stage is er een startbijeenkomst met alle studenten major 4. Studenten worden per introductiebrief geïnformeerd. In deze bijeenkomst ontvangt de student de namen van docent praktijkleren en zo mogelijk ook van de supervisor. In ELO staan alle studiehandleidingen.

Het praktijkcontract Het contract moet, liefst vóór aanvang, maar uiterlijk 14 dagen na aanvang van het praktijkjaar ondertekend zijn. Je tekent het contact in drievoud. Eén exemplaar is voor je praktijkinstelling, één exemplaar is voor jezelf en één exemplaar voor de opleiding. Namens school tekent je docent praktijkleren. Als deze nog niet bekend is, kun je terecht bij Peter Smid. Na ondertekening lever je het opleidingsexemplaar in bij het Praktijkbureau. Enkele instellingen willen naast het opleidingscontract nog een eigen stagecontract ondertekend hebben. Dit contract wordt namens de opleiding altijd ondertekend door de coördinator, Peter Smid.Let op: als je contract niet ingeleverd is, word je beschouwd als niet op stage. Dit kan bij verzekeringskwesties van groot belang zijn!

Je kunt het praktijkcontract downloaden via de student-community site van MWD onder tabblad ONDERWIJSAANBOD en daarna op MAJOR 4 klikken. De student is verantwoordelijk voor de ondertekening en verspreiding van het praktijkcontract.

Vakantie, vrije dagen en ziekte Tijdens het praktijkjaar heeft de student in het algemeen geen aanspraak op de reguliere onderwijsvakanties. De student heeft het recht om binnen de praktijkperiode 10 vakantiedagen op te nemen (in overleg met de instelling). Voor feestdagen waarop de instelling gesloten is hoeft de student geen vrije dag ‘op te nemen’. Neemt de student vakantiedagen op, dan dient dat te gebeuren in overleg met de praktijkbegeleider en volgens de regels die binnen de instelling gelden. Gedurende de schoolvakanties kan de student geen aanspraak maken op de begeleiding vanuit de opleiding. Hiervoor kunnen aanvullende afspraken tussen student, instelling en opleiding gemaakt worden.

In geval van verzuim, door ziekte of anderszins, wordt altijd de praktijkbegeleider op de hoogte gesteld. Bij verzuim van een week of meer wordt ook de docent praktijkleren geïnformeerd. Bij een afwezigheid van langer dan vier weken dient er bij hervatting van het praktijkjaar eerst telefonisch contact plaats te vinden tussen student, praktijkbegeleider en docent praktijkleren, waarin de consequenties van de afwezigheid worden doorgesproken.

Praktijkgids 2015-2016     13

Wanneer de student niet kan voldoen aan het minimum van de verplichte praktijkdagen (1280 uur) dient de praktijkperiode, zodanig te worden verlengd dat aan dit minimum aantal wel is voldaan. Afspraken over verlenging worden in overleg tussen student, opleiding en instelling schriftelijk vastgesteld. In de regel wordt over verlenging gesproken als je meer dan twee weken verzuimd door ziekte.

3.5 Studiebelasting Alle activiteiten in het kader van de praktijkperiode kennen een studiebelasting van 1680 uur.De studiebelasting wordt gerekend in credits (ec). 1 credit is 28 SBU (studiebelastinguren). Voor het hele praktijkjaar (MWD Major 4 en 5) moet de student 60 credits behalen.

80% is buitenschools (32 uur per week stage)20% is binnenschools (lesdagen en supervisie)Het schrijven van procesverslagen (1x per maand voor SLB) en het maken van praktijkopdrachten (zoals bewijsmateriaal) wordt gezien als stagetijd. Het voorbereiden van lessen en supervisie wordt gedaan in binnenschoolse tijd.

Let op: als student supervisie volgt op een stagedag wordt de student geacht deze te compenseren. In overleg tussen student, praktijkbegeleider en docent praktijkleren worden hierover afspraken gemaakt (in contractgesprek).

Tijdens de stage gebruikt de student in overleg met de praktijkbegeleider max. 2 uur per week voor schoolopdrachten.

3.6 Doelstelling praktijkWe hanteren het landelijk opleidingsprofiel dat in 2010 is vastgesteld. 3 Het merendeel van de kwalificaties wordt getoetst in het stagejaar. Aan het eind van het stagejaar moet je op eindniveau (bachelorniveau) in de praktijk kunnen werken. De kwalificaties zijn opgebouwd rondom de kerntaken van de maatschappelijk werker. In zowel het POP (Persoonlijk Ontwikkelingsplan) als het evaluatieverslag plant/beschrijft de student zijn ontwikkeling aan de hand van deze kerntaken.

Overzicht kerntaken MWDTaakgebieden Kerntaken Beroepstaken

Op basis hiervan zijn de kwalificaties verwoord

Taakgebied I

Directe enIndirecte hulp- endienstverlening

Kerntaak 1 (A)Werken met en namens cliënten:Psychosociale hulpverlening

Veranderings- en competentiegerichte begeleidingOndersteunende en stabiliserende begeleidingOutreachende benadering en bemoeizorgConcrete en informatieve hulpverleningOnderzoek en rapportageBelangenbehartiging en conflictbemiddelingCase management, zorgcoördinatie, zorgbemiddeling en zorgafstemmingUitbouwen en ondersteunen van sociale netwerkenCrisisinterventie

Kerntaak 2 (B)Werken voor cliënten en potentiële cliënten

SignaleringCollectieve belangenbehartigingPreventieCoachen en Begeleiden van vrijwilligers en netwerkgroepen

Taakgebied II Kerntaak 3 (C)Werken in de eigen instelling

Bijdragen aan beleidsuitvoering en beheerBijdragen aan beleidsontwikkeling

3 Gegevens zie paragraaf 1.1. van deze handleiding

Praktijkgids 2015-2016     14

Werken in en vanuit een arbeidsomgeving

of organisatie Intercollegiaal samenwerken en (laten) begeleiden van werken en leren

Kerntaak 4 (D)Werken in externe samenwerkingsverbanden

Opzetten van- en participeren in samenwerkingsverbandenEigen beroep en beroepshandelen profileren en verantwoordenConsulteren, adviseren en coachen van andere professionals

Taakgebied III

Werken aan professionaliteit en professionalisering

Kerntaak 5 (E)Zichzelf ontwikkelen in het beroep

Reflecteren op eigen handelenPlannen van competentieontwikkeling

Kerntaak 6Bijdragen aan ontwikkeling van het beroep

Bijdrage leveren aan (praktijk) opleiding van toekomstige vakgenotenVertalen van maatschappelijke ontwikkelingen in nieuwe beroepsopgavenMeewerken aan kennisontwikkelingVerspreiden van nieuwe kennis

De kerntaken zijn uitgewerkt in kwalificaties. De beoordeling wordt aan de hand van deze kwalificaties gedaan. Deze kun je vinden in de bijlage Beoordelingscriteria major 4 en Major 5.

3.7 Uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker De opleiding MWD kent een opleidingsroute uitstroomprofiel jeugdzorgwerker. Dit levert een diploma supplement ‘uitstroomprofiel jeugdzorgwerker’ op.Landelijk is er een beroepscompetentieprofiel jeugdzorgwerker ontwikkeld. Dit is onderdeel van een brede ontwikkeling gericht op professionalisering in de jeugdzorg. In dit profiel is vastgelegd wat medewerkers in de jeugdzorg moeten kennen en kunnen. De opleiding MWD leidt ook op voor dit profiel. Als je aan de eisen voldoet krijg je bij je diploma MWD een supplement ‘uitstroomprofiel jeugdzorgwerker’.Op basis van dit diploma is het mogelijk om je te registreren als jeugdzorgwerker bij het BAMW.

Om voor dit diplomasupplement in aanmerking te komen volgen voltijd MWD studenten de volgende specifieke onderdelen op de opleiding (naast de reguliere onderdelen):

1. Minor Ambulant werken in gedwongen kader (gevorderd niveau) of minor MWD met keuzeblok jeugd.

2. Jaarstage in het kader van het uitstroomprofiel jeugdzorg. 3. Minor bachelorniveau: multiprobleemgezinnen of minor werken met LVB.

Er is in 2014 een wet aangenomen die de mogelijkheid biedt om alleen geregistreerde werkers in jeugdzorginstellingen te laten werken. Als je dus stage loopt in de jeugdzorg is het wel van belang om je aan te melden voor deze specifieke stage. Mocht je na je jaarstage een andere minor willen kiezen dan ben je daar vrij in. Je kunt de route altijd verlaten, maar niet meer later insteken.

Als je geen minor AG hebt gedaan en je loopt wel stage in de jeugdzorg dan kun je wel je stage laten toetsen volgens jeugdzorg. Stel je wil ooit via een nascholingsprocedure alsnog het supplement behalen dan heb je je jeugdzorgstage al als ‘bewijs’ op je cijferlijst staan.

Als je stage loopt in de jeugdzorg en je wil voor deze uitstroomroute in aanmerking komen, kun je je hiervoor aanmelden. Dit betekent dat je een deel van je MWD stage specifiek verantwoordt op basis van het vastgestelde profiel jeugdzorgwerker. Uitgangspunt is niet dat je extra werk hebt maar je gerichter schoolt en

Praktijkgids 2015-2016     15

profileert op het gebied van jeugdzorg. Je docent praktijkleren kan je ook meer informatie geven. De beschrijving van de opleidingsroute en de specifieke eisen voor de jaarstage vind je in een aparte handleiding op de communitysite: Uitstroomprofiel Jeugdzorg Voltijd en Deeltijd Duaal

Tijdens de inwerkperiode verken je de mogelijkheden voor jeugdzorgstage. Het formulier voor de aanvraag vind je onder bovengenoemde link. De formele aanvraag doe je bij de docent praktijkleren (als onderdeel van je POP).

3.8 Certificaat GGZ Agoog De opleiding kent ook een route waarbij je bij je diploma een GGZ certificaat kunt behalen. De beschrijving van de opleidingsroute en de specifieke eisen voor de jaarstage vind je in een aparte handleiding op de communitysite:certificaat GGZ-agoog

Om in aanmerking te komen voor dit certificaat moet je de volgende onderdelen hebben gevolgd:1. Je hebt één van de onderstaande trajecten gevolgd

Minor PV Keuzeprogramma GGZ agoog en de keuzeminor GGZ-Verslavingskunde 2

2. Praktijkjaar in de GGZ. Aanvraag via de zelfscan formulier en Specifieke opdrachten in major 4 en 5. 3. In major 6 een afstudeeronderzoek in een GGZ instelling of met de focus op psychiatrie en/of

verslaving;4. Een aanvullende workshop profilering GGZ-agoog in het major 6 programma;5. Twee van de vijf stellingen voor het eindgesprek (profilering) hebben een GGZ-onderwerp.

Als student ga je in de inwerkperiode onderzoeken of je stage voldoende mogelijkheden geeft om aan de vijf van ze zeven specifieke GGZ competenties kan werken. De zijn de volgende competenties: -werkt outreachend;-ondersteunt de cliënt in het herstelproces-ondersteunt de cliënt bij rehabilitatie;-ondersteunt de cliënt bij netwerkontwikkeling;-motiveer en ondersteunt bij gedragsverandering;-werken in gedwongen kader;-creëert een therapeutische (leef)klimaat binnen de groepsgerichte behandeling

Een nadere uitleg van deze competenties vind je terug in het beroepscompetentieprofiel GGZ-Agoog HBO. Deze is te vinden op de community site. Aanmelding voor dit traject tijdens de jaarstage doet de student door zich in te schrijven in het specifieke GGZ major5 programma. In het praktijkjaar maakt de student specifieke opdrachten voor dit certificaat. Uitgangspunt is dat je geen extra werk hebt, maat dat jij je bij de verantwoording richt op het GGZ werkveld binnen het maatschappelijk werk.

Praktijkgids 2015-2016     16

4. Relatie opleiding – praktijkinstelling

4.1 Richtlijnen voor praktijkinstellingen4 Het beroep maatschappelijk werk wordt uitgevoerd in een grote verscheidenheid aan functies. Om te voldoen aan onze opdracht studenten op te leiden voor het beroep maatschappelijk werk zijn landelijke richtlijnen opgesteld waar een stageplaats aan moet voldoen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op het landelijke opleidingsprofiel MWD. Het opleidingsprofiel is weer gebaseerd op het beroepsprofiel.

In het beroepsprofiel wordt onderscheid gemaakt tussen 6 kerntaken1. werken met en namens cliënten: psychosociale hulpverlening;2. werken voor cliënten en potentiële cliënten;3. werken in de eigen instelling of organisatie; 4. werken in externe samenwerkingsverbanden;5. zichzelf ontwikkelen in het beroep;6. bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep.

Aan de hand van dit beroepsprofiel hanteert de opleiding de volgende voorwaarden ten aanzien van praktijkplaatsen MWD:

A. Algemeen: De instelling dient de beroepscode voor maatschappelijk werk te onderschrijven; De student heeft (na de inwerkperiode) de mogelijkheid tot minimaal 4 cliëntcontacten per week.

B. Taakniveau:De student moet voldoende gelegenheid hebben om alle kerntaken van het maatschappelijk werk (onder begeleiding) uit te voeren. Tijdens de inwerkfase maakt de student onder begeleiding van zijn praktijkbegeleider een plan (POP) waarin beschreven wordt hoe invulling aan deze taken gegeven kan worden.

C. Begeleidingsniveau:Om de student tot bachelorniveau te kunnen begeleiden stellen we conform landelijke richtlijnen opleidings-voorwaarden aan de praktijkbegeleider. We hanteren hierbij de volgende richtlijnen voor praktijkbegeleiders:

Het is een beroepskracht op (minimaal) hbo-niveau op het gebied van social work, bij voorkeur hbo-MWD.

Hij heeft minimaal 2 jaar werkervaring in het maatschappelijk werk, waarvan minimaal 1 jaar in de huidige instelling.

Als de begeleider hier niet aan voldoet kan, na overleg met de praktijkcoördinator (Peter Smid) van de opleiding eventueel alsnog toestemming gegeven worden. Criteria die dan gelden zijn de werkervaring en opleiding(sniveau) van de beoogde begeleider en het uitvoeringsniveau van de instelling.

4 vastgesteld aan de hand van landelijke nota Richtlijn praktische beroepsvoorbereiding MWD (2012).Praktijkgids 2015-2016     17

4.2 Contactmomenten tussen instelling en opleidingEr vinden drie contactmomenten plaats tussen de praktijkbegeleider, docent praktijkleren en de student: bij de start van het praktijkjaar (contractbespreking), halverwege het praktijkjaar (beoordeling praktijkfase 1) en aan het eind van het praktijkjaar (beoordeling praktijkfase 2). Twee contactmomenten vinden plaats op de instelling; één contactmoment vindt plaats op school. Daarnaast kan op ieders initiatief een extra gesprek georganiseerd worden. De opleiding is eindverantwoordelijk voor de beoordeling van de student. (zie ook hoofdstuk 5, Beoordeling)

ContractbesprekingBinnen de inwerkperiode vindt een contractgesprek op de instelling plaats tussen student, praktijkbegeleider en docent. In overleg met student, instelling en opleiding vindt dit gesprek plaats in het begin of aan het eind van de inwerkperiode.

In dit gesprek komt aan bod:- Wederzijdse kennismaking.- Bespreken verloop start van de stage.

Doornemen contract en werkafspraken (alle verslagen eerst gezien door praktijkbegeleider, werktijden, supervisietijdstip).

- Invulling van het praktijkjaar (maken van POP en opbouw van werkbelasting).- Definitieve goedkeuring van de stage.- Begeleidingsafspraken en afstemming onderling.- Bespreken van de beoordelingssystematiek .- Eventueel uitstroomroute jeugdzorg of GGZ- Stagemarkt en meeloopdagen (zie bijlage meeloopdagen).

Evaluatiemomenten

Na twee maanden wordt de inwerkperiode beoordeeld. De student wordt door praktijkbegeleider van de instelling op basis van de doelstelling van de inwerkperiode beoordeeld. Indien gewenst (door praktijkbegeleider en/of student) kun je hierbij gebruik maken van de checklist agogische basishouding (ze bijlage). Deze beoordeling vindt dus plaats zonder aanwezigheid van de docent. Bij onvoldoende of bij overige bijzonderheden is er nader contact tussen praktijkbegeleider en docent praktijkleren.

Het beoordelingsformulier wordt door de praktijkbegeleider ingevuld en door de student ingeleverd op het inleverpunt op ELO. Als de beoordeling onvoldoende is, vindt er contact plaats tussen de docent en de praktijkbegeleider (zie hoofdstuk 5). Zie bijlage Beoordelingsformulier inwerkperiode MWD voltijd.

Ongeveer halverwege de praktijkperiode, is de beoordeling van praktijkfase 1. Ten behoeve van die beoordeling schrijft de student een evaluatieverslag praktijkfase 1 (zie hoofdstuk 5).

Aan het eind van de praktijkperiode vindt de beoordeling van praktijkfase 2 plaats. Ten behoeve van die beoordeling schrijft de student een evaluatieverslag praktijkfase 2 (zie hoofdstuk 5).

Aan de hand van het verslag vindt een beoordelingsgesprek met student, praktijkbegeleider en docent praktijkleren plaats, waarin het inhoudelijk functioneren en de verslaglegging wordt beoordeeld. Ook worden het leerproces en de begeleiding geëvalueerd.

Let op: het is belangrijk de evaluatie tijdig te plannen. Het komt voor dat studenten die een onvoldoende

hebben voor praktijkfase 1 besluiten de stage te beëindigen en eerst weer een binnenschoolse minor Praktijkgids 2015-2016     18

te volgen voordat zij opnieuw op praktijkjaar te gaan. In deze situatie is het belangrijk dat deze beslissing in januari wordt genomen. In de 1e week van februari start een nieuw semester (september voor de februaristarters).

De student bespreekt het verslag vóóraf met de praktijkbegeleider en verwerkt de feedback op het functioneren in het verslag. Het is dus zaak op tijd te beginnen!

Het evaluatieverslag wordt digitaal ingeleverd via het inleverpunt op ELO een week voordat het gesprek plaatsvindt (zie hoofdstuk 5 voor wijze van opslaan).

Wanneer het evaluatieverslag onvolledig of te laat is ingeleverd kan de docent besluiten het gesprek niet door te laten gaan. In principe is er dan een onvoldoende beoordeling op het verslag (zie 5.2 en 5.3).

4.3 Informatie voor praktijkbegeleidersCursus PraktijkbegeleiderWindesheim heeft een cursus ontwikkeld, speciaal voor praktijkbegeleiders. Deze wordt aangeboden aan praktijkbegeleiders in het domein Gezondheid en Welzijn. In deze cursus leert u in een groep van 8 – 12 praktijkbegeleiders hoe u effectief leren kunt stimuleren. We gaan uw rollen van praktijkbegeleider: organisator, begeleider, deskundige en beoordelaar aanscherpen. Kernwoorden zijn leervragen, leerstijlen, begeleidingsstijlen, leiderschapsstijlen, feedback, visieontwikkeling, evaluatie en beoordeling. Wij gaan met u aan de slag zodat u deze studenten blijvend kunt inspireren, motiveren, en trainen waardoor zij kunnen groeien. De cursus is geschikt voor beginnende én ervaren praktijkbegeleider. Ook levert de cursus registerpunten op voor NVMW of SKJ .

De cursus wordt gegeven door een ervaren docent en trainer met kennis van opleiding en werkveld.De cursus valt onder het open scholingsaanbod van Windesheim en er zijn kosten aan verbonden.De cursus is vier dagdelen van drie uur. De startdata voor de cursus zijn 5 november 2015 (dinsdag) en 29 maart 2016 (donderdag).

Meer informatie vindt u op de site van Windesheim www.windesheim.nl (zoekwoord praktijkbegeleider)Of praktijkbegeleiderscursus

PraktijkbegeleidersmiddagEén keer per jaar nodigen we alle praktijkbegeleiders een dag(deel) uit op Windesheim. Er is gelegenheid om ervaringen uit te wisselen, opleiding en werkveld op elkaar af te stemmen én er is een inhoudelijk thema dat besproken wordt. We willen hiermee een inspirerende bijeenkomst houden voor alle praktijkbegeleiders (voltijd en deeltijd/duaal).Deze bijeenkomst is gepland op donderdagmiddag 14 april 2016. Alle betrokkenen ontvangen tijdig een uitnodiging.

Registerpunten voor BPSW (voorheen NVMW) / SKJ Jeugdzorgwerker (voorheen BAMW jeugd)Praktijkbegeleiders die lid zijn van het NVMW kunnen registerpunten ontvangen voor de praktijkbegeleiding. Zij kunnen hiervoor een verklaring aanvragen bij het praktijkbureau [email protected] begeleiden van stagiaires geeft ook punten in het kader van de herregistratie als jeugdzorgwerker (in de vrije ruimte, www.skj.nl).

Praktijkgids 2015-2016     19

4.4 VerzekeringDe student is gedurende de praktijkperiode verzekerd vanuit school voor ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid.Let op: Deze verzekering is pas van kracht na ondertekening én inlevering van het contract bij het praktijkbureau.

AansprakelijkheidsverzekeringenDekking: de aansprakelijkheid van verzekerden (betreft personeel, bestuur en studenten) voor door derden geleden schade. Voor studenten geldt een secundaire dekking, dit wil zeggen dat de dekking van deze verzekering niet van kracht is indien de schade wordt gedekt onder een andere afgesloten verzekering.

Collectieve ongevallenverzekeringenDekking: blijvende invaliditeit c.q. overlijden als gevolg van een ongeval dat een personeelslid of student is overkomen tijdens verblijf in de gebouwen en/of op de terreinen van Hogeschool Windesheim c.q. de stageverlener, alsmede tijdens door Hogeschool Windesheim georganiseerde activiteiten, inclusief het gaan naar en komen van de plaats van de lessen, stages en/of activiteiten.

Doorlopende reisverzekeringDekking: reizen, kampen en excursies (over de gehele wereld) van de bestuurs- en personeelsleden, stagiair(e)es, vrijwilligers en ingeschreven studenten welke door of onder auspiciën van CHW plaatsvinden. De verzekerde rubrieken zijn: uitkering bij geneeskundige behandeling, extra kosten (bv. kosten langer verblijf, overkomst familie, terugroeping etc.), reddingskosten, repatriëringkosten transportkosten en reisbagage.

Praktijkgids 2015-2016     20

5. Beoordeling praktijk5.1De inwerkperiode

De inwerkperiode is afgerond wanneer de student heeft voldaan aan de volgende voorwaarden:De praktijkbegeleider beoordeelt de volgende 7 aspecten:

Kennismaking met medewerkers Verkenning van de instelling Verkenning van de doelgroep Verkenning van de sociale kaart Verkenning van het uitvoerend maatschappelijk werk De student heeft een lerende houding (stelt zich begeleidbaar op) Basishouding (empathie, respect, open in contact)

De praktijkbegeleider vult het beoordelingsformulier in, de student levert het in bij de docent praktijkleren. De inwerkperiode wordt beoordeeld met onvoldoende of voldoende. Bij het afronden van de inwerkperiode wordt de student geacht zijn POP klaar te hebben (de beoordeling van het POP is onderdeel van SLB).

Als de beoordeling onvoldoende is, neemt de docent praktijkleren contact op met de praktijkbegeleider. Er worden afspraken gemaakt over herkansing. Uiterlijk 4 weken na de eerste beoordeling, vindt een nieuwe beoordeling plaats. De docent praktijkleren kan de student inbrengen ter bespreking in de Major4/5-vergadering.

Is de beoordeling na de herkansing ook onvoldoende dan stopt deze stage.Er vindt dan overleg plaats tussen de praktijkbegeleider, de docent praktijkleren en de student, waarin afspraken worden gemaakt over het verdere verloop van de studie. De student dient de gehele praktijkperiode te herkansen.

5.2Toetsing major 4 / praktijkfase 1

Voor de beoordeling van praktijkfase 1 (major 4) geldt dat de student aantoont dat hij de kwalificaties beheerst die voor major 4 zijn vastgesteld. Hij maakt dit duidelijk in het evaluatieverslag (inclusief bewijsstukken) en in het evaluatiegesprek.

Alle verslagen (in conceptvorm) moeten vooraf gelezen zijn door de praktijkbegeleider. Dit houdt in dat jegemiddeld een maand voor de beoordeling moet beginnen met de verslaglegging.De feedback van de praktijkbegeleider verwerk je in het definitieve verslag. Het definitieve verslag moet minimaal één week voor het gesprek ingeleverd zijn. Wanneer de student een onvolledig stageverslag heeft aangeleverd, kan de docent besluiten het beoordelingsgesprek niet plaats te laten vinden. De beoordeling is dan onvoldoende en er volgt een herkansing.

Je levert je verslag digitaal in via inleverpunt op ELO:Je slaat je verslag op als: studentnummer.naam.verslagmajor 4Je beoordelingsformulier wordt opgeslagen als: studentnummer.naam.beoordelingmajor 4

Praktijkgids 2015-2016     21

Het evaluatieverslag fase 1 kun je zien als de evaluatie van het POP Major 4.

Het verslag is als volgt opgebouwd:

I Algemeen deel

Voorblad: gegevens van student met naam en studentnummer, instelling, praktijkbegeleider, praktijkdocent, datum en praktijkfase 1;

Inhoudsopgave met paginanummering; Beschrijving van het leerproces: Hoe heb ik geleerd?; Evaluatie van de begeleiding: Hoe heb ik de begeleiding ervaren? Welke wensen heb ik tot bijstelling

van de begeleiding (praktijkbegeleider, praktijkdocent praktijkleren en supervisie)?

II Verantwoording kerntaken

Kerntaak 1 (omvang per kerntaak 3-5 pagina’s exclusief bewijsmateriaal)1.1 Evaluatie leerdoel kerntaak 11.2 Verantwoording kwalificaties:

In dit stuk toon je aan dat je op voldoende niveau bent m.b.t. alle kwalificaties voor major 4. Zie ook de uitwerking van de beoordelingscriteria in deze gids (bijlage beoordelingscriteria major 4 en major 5. De volgende punten zijn minimaal in je beschrijving opgenomen:

Welke activiteiten heb je uitgevoerd m.b.t. deze kerntaak? Verantwoord dat en beschrijf hoe je aan de verschillende kwalificaties hebt gewerkt. Je

onderbouwt dat wat je schrijft met voorbeelden. Wat gaat je goed af, wat zijn je kwaliteiten? Wat kan nog beter? Wat zijn je ontwikkelpunten?

1.3 Beschrijving feedback van de stagebegeleider op je functioneren1.4. Je beschrijft welk bewijsstuk 5 je hebt gekozen, wat je motivatie hiervoor is en wat je ervan geleerd hebt en

welke kwalificatie hier van toepassing is. De onderbouwing en leereffect is net zo belangrijk als het bewijsstuk zelf. Je mag als hulpmiddel het STARTformulier6 gebruiken. Denk aan het anonimiseren van het bewijsstuk!

1.5. Bewijsstuk kerntaak 1. Bewijsstuk kerntaak 1. Als je een jeugdzorgstage doet (voor het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker) dan koppel je je bewijsstuk ook aan de jeugdzorgcompetenties/kernopgaven.

Kerntaak 2 (zelfde indeling als Kerntaak 1)Kerntaak 3 (zelfde indeling als Kerntaak 1)Kerntaak 4 (zelfde indeling als Kerntaak 1)Kerntaak 5 en 6 (zelfde indeling als Kerntaak 1)

Zorg dat je verslag (exclusief bewijsstukken) niet groter is dan 25-30 pagina’s. Als het langer is moet je echt kritisch kijken waar je het in kunt korten en doelgerichter kunt schrijven!

In feite verantwoord je zelf of je op voldoende niveau bent.

De bewijsstukken moeten authentiek, actueel, relevant en van voldoende kwaliteit zijn en voldoende variatie hebben. In de bijlage bewijsstukken worden deze voorwaarden nader uitgewerkt. Voorbeelden van bewijsstukken: evaluatieverslag, rapportage, signaleringsrapportage, visiedocument, beleidsstuk.

5 Zie bijlage Beoordeling bewijsstukken6 Zie bijlage STARTformulierPraktijkgids 2015-2016     22

Bijlage uitstroomprofiel jeugdzorg (zie handleiding uitstroom jeugdzorg) Indien van toepassing: Let erop dat je voor het uitstroomprofiel jeugdzorg enkele voorgeschreven opdrachten hebt. (kerntaak 1,2, 6) Daarnaast beschrijf je kort in deze bijlage de specifieke jeugdzorg opgaves- en competenties en waar ze in je verslag beschreven worden. Je mag volstaan met een korte verwijzing. Als het in je reguliere verslag onvoldoende uit de verf komt, kun je ze expliciet toelichten. In major 4 wordt deze uitstroom formatief getoetst: we bespreken hoe ver je bent en wat er nog nodig is om aan het eind voldoende af te sluiten.

Bijlage certificaat GGZ agoogDe bewijsstukken van de kerntaken 1 en 3 vallen binnen het terrein van de GGZ agoog. Drie bewijsstukken van de verschillende kerntaken moeten vallen binnen de beroepscontext van het GGZ agoog.Op basis van deze beide bewijsstukken beoordeelt de student zichzelf aan de hand van vijf van de zeven specifieke GGZ agoog competenties Dit beschrijf je in de verantwoording van de kerntaken. Je mag volstaan met een korte verwijzing. Als het in je reguliere verslag onvoldoende uit de verf komt, kun je ze expliciet toelichten.

Tijdens het evaluatie / beoordelingsgesprek wordt de beoordeling gedaan. Ter plekke wordt het beoordelingsformulier ingevuld door de docent praktijkleren op basis van het gesprek, de praktijk en het verslag. Per kerntaak krijg je een deelcijfer. Het gemiddelde is je eindcijfer voor het onderdeel praktijkleren van deze praktijkfase. Hierbij geldt dat elke kerntaak minimaal met een 5.5 beoordeeld moet zijn.

De beoordelingen vinden plaats in overleg tussen student, docent praktijkleren en praktijkbegeleider, waarbij de opleiding rekening houdt met het oordeel van de praktijkbegeleider. De opleiding is eindverantwoordelijk voor de beoordeling.

Beoordelingscriteria:De inhoudelijke beoordelingscriteria zijn toegelicht in de volgende documenten:

Het beoordelingsformulier (kwalificaties MWD en kwalificaties HBO-niveau); Bijlage Beoordelingscriteria Major 4 en Major 5; Bijlage Toelichting bewijsstukken in het portfolio (elk bewijsstuk dient voldoende op niveau te zijn).

Er zijn een aantal formele criteria die voorwaardelijk zijn om tot een beoordeling te komen: De student: heeft voldaan aan de studieverplichtingen die in de praktijkgids genoemd zijn; werkt mee aan de realisatie van de doelstellingen van de instelling; houdt zich aan de uitgangspunten zoals deze geformuleerd zijn in ‘de code voor de maatschappelijk

werker’; houdt zich aan de formele en inhoudelijke afspraken met de opleiding en de instelling.

Het praktijkleren kun je zien als een grote deeltoets van praktijkfase . Je kunt de stage niet half halen. Bij herkansing kun je wel op aantal kerntaken getoetst worden. Pas als alle kerntaken voldoende zijn, krijg je een cijfer voor praktijkleren. Als je stage in de uitvoering wel voldoende is maar je verslag niet, dan wordt het cijfer 5 opgenomen als beoordelingscijfer en maak je afspraken met docent en begeleider over de herkansing.

Tijdens het gesprek waarin de onvoldoende beoordeling wordt gegeven worden afspraken gemaakt over welk deel de student in welke vorm gaat herkansen. Uitgangspunt is dat kerntaken die reeds voldoende zijn behaald in de herkansing niet opnieuw te hoeven worden beoordeeld. Bij herkansing stage gaan we uit van 8 weken tijd voor de herkansing. Voor herkansing van het verslag maximaal vier weken.

Praktijkgids 2015-2016     23

5.3 Toetsing major 5 / Praktijkfase 2

Voor de beoordeling van praktijkfase 2 (major 5) geldt dat de student aantoont dat hij de kwalificaties beheerst die voor major 5 zijn vastgesteld. Hij maakt dit duidelijk door het evaluatieverslag (inclusief bewijsstukken) en in het evaluatiegesprek. In principe maak je je major 5 verslag volgens dezelfde opbouw als major 4.

Het enige verschil is De te toetsen kwalificaties zijn op bachelorniveau De opdrachten voor uitstroom jeugd of ggz zijn aangepast (zie betreffende handleiding)

Je levert je verslag digitaal in via inleverpunt op ELO.Je slaat je verslag op als studentnummer.naam.verslagmajor 5Je beoordelingsformulier wordt opgeslagen als studentnummer.naam.beoordelingmajor 5

5.4 Herkansing na een onvoldoende beoordeling

Als je eerste deel van de stage onvoldoende is, gaat je stage en je leren gewoon door. In principe kan na 10 maanden je eindevaluatie plaatsvinden. Als je dan op eindniveau bent, kun je je stage afronden. Als je niet op niveau bent, wordt voor verlenging gekozen. Een onvoldoende bij major 4 wil dus niet automatisch zeggen dat je stage verlengd moet worden.

Als praktijkfase 1 onvoldoende is beoordeeld, heeft de student recht op herkansing. De onvoldoende wordt onderbouwd op het beoordelingsformulier. Na 8 weken vindt een nieuwe beoordeling plaats. De student verzorgt volgens afspraak weer minimaal 1 week voor het gesprek voor een evaluatieverslag. Wat de student precies aanlevert is afgesproken tijdens de 1e beoordeling. Als de 2e beoordeling weer onvoldoende is, is het uitgangspunt dat de stage beëindigd wordt (zie volgende paragraaf). Dit geldt zowel voor fase 1 als voor fase 2. In geval van bijzondere omstandigheden kan hier met instemming van de betrokkenen en de praktijkcoördinator van afgeweken worden. Als de praktijk voldoende is en het verslag niet, dan kan de student binnen de gestelde termijn zijn verslag herschrijven. Het oorspronkelijke verslag met het beoordelingsformulier wordt wel gearchiveerd. Als het verslag onvoldoende is en de stage voldoende wordt het cijfer 5 ingevoerd in educator. Praktijkfase 1 wordt pas voldoende beoordeeld als gesprek én verslag voldoende zijn! Als alleen het verslag onvoldoende is geldt een herkansingstermijn van maximaal 4 weken.

Als praktijkfase 2 onvoldoende is, heeft de student recht op herkansing. Uitgangspunt is dat de stage met 8 weken verlengd wordt. Na 8 weken vindt een nieuwe beoordeling plaats. De student verzorgt volgens afspraak weer minimaal 1 week voor het gesprek voor een evaluatieverslag, volgens afspraak tijdens de 1e beoordeling. Als de 2e beoordeling weer onvoldoende is, is het uitgangspunt dat de stage beëindigd wordt. Als de verlenging tijdens de zomervakantie wordt gedaan worden afspraken gemaakt over de drie stopweken en de begeleiding. Als dit onvoldoende gewaarborgd is, loopt de student in deze weken geen stage. Als de praktijk voldoende is en het verslag niet, dan kan de student binnen de gestelde termijn (max. 4 weken) zijn verslag herschrijven

Het eindverslag (met beoordelingsformulier) wordt steeds opgenomen in je studentendossier, ook als het onvoldoende is. Ook bij herkansing lever je het verslag volgens de reguliere wijze in (zie paragraaf 5.2 en 5.3)

5.5 Tussentijdse beëindiging praktijk

Praktijkgids 2015-2016     24

Bij de contractering van het praktijkjaar gaan alle betrokkenen er van uit dat alles naar wens en volgens afspraak zal verlopen. Toch kan het voorkomen dat zich problemen voordoen wat mogelijk leidt tot voortijdig beëindigen van de praktijkperiode. Wanneer zich zo'n situatie voordoet, is tijdig overleg tussen student en betrokken begeleiders belangrijk! Elk van de betrokken kan hiervoor het initiatief nemen. Het is raadzaam in deze situaties dat er een extra gesprek plaats vindt met alle betrokkenen. Uitgangspunt is dat er niet eenzijdig wordt besloten tot beëindiging!

Wanneer toch besloten wordt tot beëindiging van de stage, dan hanteren we de volgende procedure. Zowel de docent als de student schrijven een korte rapportage over de beëindiging van de stage. Hierin is de reden van beëindigen verwoord als ook de (voorlopige) plannen of advies voor het vervolg van de opleiding. Deze rapportage wordt verzonden aan de praktijkcoördinator en mede gebruikt voor overdracht aan de nieuwe docent praktijkleren als de student opnieuw stage gaat lopen.

Als de stage inderdaad wordt beëindigd blijft de docent praktijkleren SLB-er van de student. De slb-relatie blijft bestaan totdat student een nieuw semester start en onder een nieuwe SLB-er valt. De student maakt een studieplan voor het vervolg van de opleiding.

Dit studieplan is er op gericht:- Evt. belemmeringen m.b.t. stagelopen te onderzoeken dan wel weg te werken;- Wegwerken van eventuele achterstanden;- Planning van nieuwe opleidingsdoelen.

5.6 Werken na je stage / overstap naar deeltijd/duaal

Als je na afloop van je stage een baan aangeboden krijgt en wil blijven werken, is het mogelijk om over te stappen

Praktijkgids 2015-2016     25

van de voltijd opleiding naar de deeltijd/duale opleiding. Het hebben van een baan naast de voltijd opleiding is niet haalbaar. Voorwaarde is dat je alle onderdelen uit je leerplan hebt behaald en geen achterstanden hebt op het moment van overstap naar de deeltijd of duale opleiding.De gelegenheid om over te stappen is in het cursusjaar 2015-2016 alleen mogelijk in september en dus niet voor februari 2016. De deeltijd- en voltijd opleiding hebben het praktijkleren verschillend opgebouwd. In de deeltijd zijn al een aantal kwalificaties in de praktijk getoetst die de voltijders als het ware ‘in moeten halen’. Realiseer je vooral dat je baan dan ook nog geldt als praktijkleren voor de opleiding. Het is dan ook belangrijk dat je nog steeds een praktijkbegeleider hebt in de instelling.

In de deeltijdopleiding werk je dan nog vooral aan de competenties die in major 5 bij de jaarstage nog niet op eindniveau zijn getoetst. Dat zijn: B2, B4, C5, D4, D5, F2, en F3.

Dit betekent dat je in praktijkleren werkt aan: - het begeleiden van stagiaires of vrijwilligers die betrokken zijn bij de hulpverlening, of het begeleiden

van vrijwilligers vanuit de organisatie- een actieve bijdrage leveren aan vernieuwingsprojecten- vanuit het beroep profileren en zich beroepsmatig verantwoorden- andere professionals consulteren, adviseren en coachen- Bijdrage leveren aan innovatie en beroepsontwikkeling door signalering, onderzoek en presentatie.

Voor het onderdeel afstudeeronderzoek: in de deeltijd of duale opleiding doe je geen afstudeerproject. Je doet voor het binnenschools leren een vergelijkend literatuur onderzoek en in de praktijk toon je een onderzoekende houding op bachelor niveau.

Als je wil overstappen naar de deeltijd kun je het best een afspraak maken met José Roeloffzen. Zij is coördinator deeltijd MWD. [email protected]

6. Begeleiding en ondersteuningIn het praktijkjaar krijg een student met verschillende docenten en begeleiders te maken. De rollen en taken

Praktijkgids 2015-2016     26

worden in dit hoofdstuk beschreven. De verschillende rollen zijn aanvullend en ondersteunend aan elkaar. Het is aan eenieder om te signaleren als hier overlap in is of als er hiaten zijn. De student zal de eerste zijn die dit ondervindt. Het is belangrijk dit op tijd te signaleren en te bespreken met betrokkenen of binnen SLB.

De instelling waar je stage loopt, heeft mogelijk ook nog op andere manieren contact met vertegenwoordigers van de opleiding. Hoewel ze geen rol hebben in de beoordeling of begeleiding van jouw praktijk, is het wel goed dat je weet wie je kunt tegen komen.

Relatiebeheerders vanuit de opleiding MWD, verantwoordelijk voor het onderhouden van contacten met één of meer instellingen, zowel op het gebied van praktijkplaatsen als ook eventuele afstudeerprojecten, na- en bijscholingsvragen op de instelling, het volgen van voor de opleiding relevante ontwikkelingen in het werkveld en het informeren van de instelling over ontwikkelingen in het onderwijs.

Docenten, die gespecialiseerd zijn in bij- en nascholing op een bepaald vakgebied of thema.

6.1 Taken docent praktijkleren / StudieloopbaanbegeleiderDe functie van de docent praktijkleren is gecombineerd met de functie van de Studieloopbaanbegeleider. De docent praktijkleren is het belangrijkste aanspreekpunt gedurende het praktijkjaar van de student.

De docent praktijkleren / studieloopbaanbegeleider heeft de volgende taken: - Uitvoeren van studieloopbaanbegeleiding;- Adviseren en beoordelen van het POP (inclusief leerdoelen en bewijsmateriaal);- Begeleiden van de intervisie praktijkleren op de terugkomdagen;- Beoordelen van praktijkfase 1 en 2 (bijwonen van intervisiebijeenkomsten en docentenvergaderingen

rond het praktijkleren en studieloopbaanbegeleiding);- Signaleren van knelpunten rond praktijkleren en deze inbrengen bij de praktijkcoördinator;- Informeren van het docententeam over de studievoortgang gedurende het praktijkjaar;- Controle op naleving van het praktijkcontract door alle partijen;- De docent praktijkleren zorgt dat de evaluatieverslagen en beoordelingsformulieren digitaal worden

ingeleverd bij LPO voor het studentendossier.

6.2 Taken praktijkbegeleiderDe praktijkbegeleider heeft de volgende taken:- het namens de instelling afsluiten van een praktijkcontract;- de gesprekspartner zijn voor de opleiding;- het mede opstellen en uitvoeren van een oriëntatie- en inwerkplan en hulp en ondersteuning aan de student

bieden in fase 1;- het geven van werkopdrachten alsmede het evalueren van de resultaten;- het zorgen voor het toenemen van de moeilijkheidsgraad wat betreft door de student uit te voeren taken;- het helpen die condities te creëren waardoor de student voldoende uit de praktijk kan leren;- het bij voorkeur op gezette tijden (minimaal één maal in de veertien dagen) en eventueel ook op verzoek van

de student, houden van begeleidingsgesprekken, waarin werkvragen in brede zin aan bod kunnen komen;- het zicht houden op de werkzaamheden van de student en het bewaken van de omvang ervan en aansluiting

bij de leerdoelen en het methodisch ondersteunen van de student;- het geven van feedback;- het stimuleren van de student om bij hem levende vragen in de supervisie en/of SLB in te brengen;- een bijdrage te leveren aan de beoordeling van fasen 1 en 2 door o.a. het geven van schriftelijk feedback per

kerntaak bij de beoordeling van praktijkfase 1 en praktijkfase 2 . dit is onderdeel van het evaluatieverslag van de student.

De begeleiding bij de start van praktijkfase 1 zal een relatief intensief karakter hebben. Het is de bedoeling dat de student in fase 1 start met cliëntcontacten. Uitgangspunt is dat de student na de inwerkperiode minimaal 4 face-to-face contacten per week heeft met cliënten (al dan niet onder begeleiding). Gaandeweg zal de student alle

Praktijkgids 2015-2016     27

fasen van de hulpverlening zelfstandig uitvoeren. Daarbij dient niet uit het oog verloren te worden dat de student nog altijd lerende is: in dat opzicht is ook in deze tweede fase werkbegeleiding door de praktijkbegeleider van groot belang.Ook in praktijkfase 2 dient er nog altijd sprake te zijn van structurele werkbegeleiding door de praktijkbegeleider, maar deze begeleiding zal meer "op afstand" en minder frequent kunnen plaatsvinden.Praktijkbegeleiders kunnen, afhankelijk van het aantal studenten, registerpunten ontvangen voor het NVMW. Een verklaring kan worden gevraagd bij het praktijkbureau.

6.3 Taken praktijkcoördinatorDe praktijkcoördinator is de eerstverantwoordelijke voor de inhoudelijke en organisatorische gang van zaken met betrekking tot het praktijkjaar. De praktijkcoördinator beslist of de praktijkplaats voldoet aan de door de opleiding gestelde criteria. Bij samenwerkingsproblemen en inhoudelijke verschillen, waarbij een andere opleidingsfunctionaris (docent praktijkleren of supervisor) betrokken is, wordt de praktijkcoördinator ingeschakeld.

6.4 Taken supervisorSupervisie is een didactisch leermiddel: onder begeleiding, op een zo veel mogelijk op jou als individu toege-sneden manier, leren van je werkervaringen om op deze wijze je latere beroepsrol en alles wat daarmee samenhangt in te oefenen. De begeleiding krijg je van de supervisor: een docent (of supervisor i.o.) die door de opleiding is belast met het geven van supervisie. Jijzelf, als student die supervisie krijgt, wordt aangeduid met de term supervisant.De bedoeling van supervisie is om met behulp van opgedane praktijkervaringen te leren over de manier waarop jij met problemen die je in je werk tegenkomt omgaat, ze aanpakt en oplost. In de supervisie staan jouw werkervaringen, jouw persoon, jouw vragen, jouw handelingen en belevenissen centraal, met de bedoeling om daar uit te leren, jezelf te ontplooien tot een zelfstandig zelfsturend beroepsbeoefenaar.

6.5 Taken vakdocenten De vakdocenten zijn ieder verantwoordelijk voor de inhoud en toetsing van hun eigen vak. In het praktijkjaar zijn dit de docenten verlieskunde, casemanagement, onderzoeksmethode en methodiek major 5.

6.6 VertrouwenspersoonWindesheim wil haar studenten en medewerkers een veilige werk- en studieomgeving bieden, een cultuur waarin geen plaats is voor ongewenst gedrag. Ongewenst gedrag kan overal voorkomen, ook tijdens stage.Als we het hebben over ongewenst gedrag hebben we het over seksuele intimidatie, agressie en geweld, maar ook over pesten en discriminatie.Bij ongewenst gedrag op het werk (stage) gaat het om ongewenst gedrag van collega’s of leidinggevenden, maar ook van klanten, cliënten, patiënten of stagiaires.Onder ongewenst gedrag wordt verstaan het gedrag van een groep of individu dat zich richt op een persoon die dat gedrag als vijandig, vernederend of intimiderend beschouwt.Het kan gaan om woorden, gebaren, handelingen of juist het negeren van die persoon.Voor meer informatie.De vertrouwenspersonen van Windesheim zijn te bereiken onder nummer 088 4699900 of per mailOf per mail [email protected] informatie: vertrouwenspersonen

Vertrouwenspersonen bieden een luisterend oor, geven advies en kunnen zorgen voor bemiddeling. Zij ondernemen alleen actie als jij dat wilt en begeleiden je bij te ondernemen stappen.

Bijlage Beoordelingscriteria inwerkperiode (onderdeel praktijkfase 1)

Praktijkgids 2015-2016     28

Uitgangspunt voor een voldoende beoordeling is dat de student de onderdelen constructief heeft verkend en voldoende basis heeft om zelf cliëntcontacten aan te kunnen gaan. De concrete beoordeling is aan de praktijkbegeleider.

1. kennismaking met medewerkers van alle onderdelen van de instelling; rondleiding op de werkplek;

2. verkenning van de instelling : structuur van de instelling, afdelingen / diensten, aantal medewerkers, overlegsituaties, kent de instelling hoge of lage "drempels";

3. verkenning van de doelgroepen : met hoeveel en welke cliënten, groepen, cliëntsystemen wordt er gewerkt, welke soort vragen en problemen hebben deze cliënten, hoe is het cliëntenbestand samengesteld naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, nationaliteit, geloof, etnische achtergrond;

4. verkenning van de omgeving van de instelling en de plaats die de instelling inneemt: welke hulpverlenende instellingen zijn er in de wijk, buurt, stad etc. werkzaam, met welk van deze andere instellingen bestaat er incidenteel of regelmatig contact, naar welke instellingen worden cliënten verwezen, welke lijnen zijn er naar plaatselijke, provinciale of landelijke organisaties;

5. verkenning van het uitvoerend maatschappelijk werk : hoe komt het contact tussen cliënten en maatschappelijk werkers tot stand (spreekuur, telefonisch, verwijzing, opdracht na klachten, als onderdeel van andere activiteiten etc.), hoe lang duren gemiddeld de hulpverleningscontacten, welke hulpverleningsmodellen worden gebruikt (social-casework, taakgericht casework, systeemgericht werken, groepsmaatschappelijk werk, crisisinterventie, materiële hulpverlening etc.), welke vormen van werkbespreking zijn er;

6. Een lerende houding; de student stelt zich begeleidbaar op: De student voegt zich op passende wijze in in het team, neemt initiatief en verwoorden en verantwoordt zijn bezigheden. Hij is open over wat hem bezighoud en kan feedback verwerken.

7. Basishouding : De student laat een voldoende basishouding zien. Deze kenmerkt zich door empathie en respect met betrekking tot collega’s en cliënten. Je kunt hiervoor desgewenst gebruik maken van de checklist agogische basishouding.

Praktijkgids 2015-2016     29

Bijlage Checklist Agogische basishoudingDeze checklist is een hulpmiddel (en geen beoordelingsformulier) om in gesprek te komen over de basishouding van de student en kan gebruikt worden in de inwerkperiode. Student en begeleider vullen de scores apart van elkaar in en gaan in gesprek over onderlinge verschillen en aspecten die extra aandacht behoeven.

Aspecten van de Agogische Basishouding

Score van het gedrag per competentie. In staat tot …

(cijfer 1t/m 10)

Stagiair(e) Begeleider

1. Het willen en kunnen tonen van respect en acceptatie:

Onderkennen van eigen waarden en normen en die van anderen

Opmerkingen/feedback van anderen kunnen accepteren

Anderen in hun waarde laten

2. Het willen en kunnen tonen van kritisch vermogen:

Kritiek kunnen geven, ontvangen en verwerken

Sterke en zwakke punten kunnen benoemen van jezelf, en aangeven aan anderen

3. Flexibel en veranderingsgezind willen en kunnen zijn:

Je aan omstandigheden aanpassen

Durven experimenteren

Inzet voor zaken die niet in de 1e instantie aanspreken

4. Empatisch willen en kunnen zijn:

Je in kunnen leven in situaties, gevoelens, gedachten en gedrag van een ander

5. Betrouwbaar, verantwoordelijk, zorgvuldig willen en kunnen zijn:

Afspraken nakomen

Privacy waarborgen

6. Openheid willen en kunnen tonen:

Verschillen tussen eigen en andermans denken/ voelen en handelen kunnen benoemen

Precies en duidelijk je bedoelingen verwoorden

7. Stabiliteit, incasseringsvermogen en weerbaarheid willen en kunnen tonen:

Met stress om kunnen gaan

Eigen gevoelens en emotionaliteit kunnen hanteren

Voor jezelf op komen

8. Effectief willen en kunnen communiceren met individuen en groepen:

Functioneel groepsgedrag kunnen tonen

Luistervaardigheid tonen

Voor een groep een verhaal kunnen doen

Steun vragen en geven

De anderen doelgericht beïnvloeden

9. Je eigen mening willen en kunnen formuleren:

Een discussie kunnen voeren

Relevante kennis kunnen verzamelen en ordenen

10. Initiatief willen en kunnen nemen:

Uitdagingen aangaan

Mening ( ook ongevraagd) geven

Vragen stellen

11. Willen en kunnen reflecteren op eigen gedrag en dat van anderen:

Nadenken over eigen en andermans handelen

Nadenken over zichzelf als persoon in relatie tot anderen

12. Expressief en creatief willen en kunnen zijn:

Verbaal en non-verbaal uiting kunnen geven aan gevoelens/ emoties

Meer mogelijkheden zien om problemen/ obstakels op te lossen

Praktijkgids 2015-2016 30

Bijlage Beoordelingsformulier Inwerkperiode MWD-Voltijd

Onderdeel van praktijkfase 1

naam student(e) :

studentnummer :

naam praktijkbegeleider/ster :

naam instelling :

docent praktijkleren :

datum :

Beoordelingscriteria:

Kennismaking met medewerkers Voldoende / Onvoldoende

Verkenning van de instelling Voldoende / Onvoldoende

Verkenning van de doelgroep Voldoende / Onvoldoende

Verkenning van de sociale kaart Voldoende / Onvoldoende

Verkenning van het uitvoerend maatschappelijk werk Voldoende / Onvoldoende

Lerende houding / stelt zich begeleidbaar op Voldoende / Onvoldoende

Basishouding (empathie, respect, open in contact) Voldoende / Onvoldoende

Afspraken liggen vast m.b.t. specifiek traject GGZ / jeugdzorg /n.v.t

Eventuele toelichting:

Handtekening:

De praktijkbegeleider:

Praktijkgids 2015-2016 31

Bijlage Beoordelingscriteria Major 4 en Major 5 Uitwerking op gevorderd- en bachelorniveau

Bij gevorderd niveau is er sprake van:

De student: Maakt zelf een analyse van de context en een keuze voor aanpak; Voert in verschillende situaties de taak uit met enige zelfsturing en onderbouwt het eigen handelen.

De beroepstaak op dit niveau kenmerkt zich door de volgende punten: variëren (toepassen en aanpassen) van methoden en doelen bij een specifieke doelgroep; interveniëren op micro-, meso- en macroniveau (veelal onder verantwoordelijkheid en begeleiding van

anderen); oefenen met het hanteren van methodisch-technische, normatieve en persoonlijke aspecten.

Waaruit blijkt beheersing van het gevorderd niveau? De student toont initiatief: voert steeds meer regie bij het uitvoeren van opdrachten. De student kan variëren: vertaalt kennis en vaardigheden naar een aanpak met andere disciplines, oefent

met transfer. De student kan omgaan met complexiteit: denkt na over oplossingsmogelijkheden bij complexe vragen. De student toont gedeelde verantwoordelijkheid: is aanspreekbaar op aanpak, op de continuïteit en op

het resultaat.

Bachelorniveau: Bij bachelorniveau is sprake van:

De student: Voert de taak uit in complexe beroepsoverstijgende situaties, Is zelfsturend en stemt het eigen handelen af op dat van de ander.

De beroepstaak op dit niveau kenmerkt zich door de volgende punten: Ontwerpen van methoden, programma’s e.d. voor allerlei doeleinden en doelgroepen; Zelfstandig koppeling leggen tussen micro-, meso- en macro-aspecten; Zelfstandig koppeling leggen tussen methodisch-technische, normatieve en persoonlijke aspecten.

Waaruit blijkt beheersing van het bachelor niveau? De student beheerst de opleidingskwalificaties van de genoemde kerntaak. De student toont zelfstandigheid.

voert regie bij het uitvoeren van opdrachten. De student toont transfer: vertaalt kennis en vaardigheden naar een aanpak met andere disciplines. De student kan adequaat omgaan met complexiteit: bedenkt oplossingsstrategieën bij meervoudig

complexe vragen. De student toont verantwoordelijkheid: is aanspreekbaar op aanpak, op de coördinatie, op de

continuïteit en op het resultaat.

Praktijkgids 2015-2016 32

MWD opleidingskwalificaties7

Uit Herkenbaar en toekomstgericht II

Toetsing eind major 4(gevorderd niveau)

Toetsing eind major 5(bachelor niveau, tenzij anders aangegeven)

A Werken met en namens cliëntenA1. De maatschappelijk werker legt contact met de cliënt of het cliëntsysteem en streeft naar een samenwerkingsrelatie met de cliënt, ook in situaties gekarakteriseerd door drang en dwang.

De student gaat op een professionele wijze contact aan met verschillende cliënten/ cliëntsystemen.Dit is zichtbaar door:

o methodisch en evenwichtig omgaan met het spanningsveld van afstand en nabijheid;

o weerstand herkennen en hanteren;o doelgericht gebruik maken van mondelinge en schriftelijke

communicatie.

De student gaat op en professionele wijze contact aan met verschillende cliënten/ cliëntsystemen.Dit is zichtbaar door gedrag en verantwoording van:a. Goede mondelinge en schriftelijke communicatie, goed kunnen luisteren, uitleggen en toelichten;b. Enerzijds een goede relatie opbouwen en onderhouden met de cliënt en anderzijds voldoende professionele afstand behouden;c. Om kunnen gaan met diversiteit;d. Bewustzijn van de eigen normen en waarden teneinde op basis daarvan cliënten in hun verscheidenheid te accepteren en te respecteren en een zorgvuldige werkrelatie aan te kunnen gaan;e. Bewustzijn van verschillen in macht en positie, deze waar mogelijk en gewenst te verkleinen en hanteren van gezag;f. Het vermogen om de samenwerkingsrelatie als leerproces te hanteren.

A2. De maatschappelijk werker vormt zich samen met de cliënt een beeld van de aard van de vraag van de cliënt - of problemen in de situatie waarin de cliënt verkeert.

De student ontrafelt en verheldert samen met een (fictieve) cliënt/ cliëntsysteem een probleem verhelderen en ontrafelen. Empowerment is het uitgangspunt hierbij.Hij kan daarbij :- feiten, belevingen, normen en overtuigingen expliciteren en op basis van zijn eigen expertise de cliënt confronteren (kennis vanuit de psychologie en psychopathologie).- maatschappelijke situaties en juridische aspecten die een rol spelen herkennen en benoemen.

a. De maatschappelijk werker vormt zich een beeld op dialogische en wederkerige wijze en is daarbij gericht op empowerment van de cliënt.b. De maatschappelijk werker verkent, analyseert en duidt de vraag en situaties van de cliënt op verschillende niveaus (individu, maatschappij, organisatie), legt adequate verbindingen tussen de verschillende factoren die in het geding (kunnen) zijn en verantwoordt de bevindingen.c. De maatschappelijk werker benoemt de verschillende belanghebbenden en hanteert de verschillende mogelijk tegengestelde belangen die in het geding zijn. Hij neemt een positie in tussen degene op wie de hulp- en dienstverlening gericht dient te worden, de aanbrenger van de vraag, de opdrachtgever, de betrokken instelling enzovoort.d. De maatschappelijk werker ontwikkelt een visie op het sociaal mogelijke in de betreffende situatie en geeft hier uitwerking aan.e. De maatschappelijk werker maakt ethische afwegingen.

A3. De maatschappelijk werker maakt een hulpverleningsplan of dienstverleningsplan in samenspraak met de cliënt, verantwoordt dit plan op toegankelijke wijze voor betrokkenen en spreekt

De student stelt in overleg met de cliënt/ cliëntsysteem een hulp- of dienstverleningsplan op en verantwoordt deze.Hij kan daarbij:

o passende doelen formuleren

De student stelt in overleg met de cliënt/ cliëntsysteem een hulp- of dienstverleningsplan op en verantwoordt deze op toegankelijke wijze en spreekt daarmee de ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt aan.

7 Letter en nummer van de kwalificatie komt overeen met het landelijk opleidingsprofiel. Hier worden alleen de te toetsen kwalificaties beschreven.

daarmee de ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt aan.

o een plan van aanpak opstellen

A4. De maatschappelijk werker verleent hulp en diensten op methodische en reflectieve wijze. Hij of zij handelt volgens de regulatieve cyclus en vangt, afhankelijk van de situatie, op verschillende punten in deze cyclus aan.

De student benoemt en onderscheidt de verschillende beroepstaken die binnen het maatschappelijk werk worden toegepast, en past deze in enkelvoudige situaties toe.In elk geval:

1. voert hij concrete en informatieve hulpverlening uit in samenhang met veranderingsgerichte begeleiding

2. hanteert hij de netwerkbenadering en werkt samen met andere organisaties.

3. reflecteert hij vanuit het driewerelden model.4. Kan een start maken met het beschrijven van zijn eigen

methodisch werken

De maatschappelijk werker verleent hulp en diensten op methodische en reflectieve wijze. Hij of zij handelt volgens de regulatieve cyclus en vangt, afhankelijk van de situatie, op verschillende punten in deze cyclus aan. Deze hulp- en dienstverlening neemt, afhankelijk van de situatie de volgende vormen aan:a. Veranderings- en competentiegerichte begeleiding, gericht op competentieontwikkeling van de cliënt;b. Ondersteunende en stabiliserende begeleiding;c. Outreachende benadering – bemoeizorg;d. Concrete en informatieve hulpverlening;e. Onderzoek en rapportage gericht op verder dan de individuele cliënt reikende doelen en verklaringen;f. Individuele belangenbehartiging en conflictbemiddeling (inclusief materiële hulpverlening);g. Casemanagement, zorgcoördinatie, zorgbemiddeling en zorgafstemming (ketenbenadering);h. Uitbouwen en ondersteunen van sociale netwerken;i. Crisisinterventie.

A5. De maatschappelijk werker verleent op resultaatgerichte wijze hulp- en dienstverlening volgens een breed spectrum van methodische benaderingen en kan dit verantwoorden aan de hand van de body of knowlegde en skills.

Student kan op een resultaatgerichte wijze werken en verantwoorden en let daarbij op het zelfregulerend vermogen en empowerment van de cliënt.

De student kan op basis van de body of knowlegde en skills zijn handelen zelfstandig verwoorden en verantwoorden(zowel kennis als vaardigheden beschrijven)

A6. De maatschappelijk werker kan verwijzen naar netwerkpartners, evalueert en sluit af.

Wordt niet getoetst in major 4 De student evalueert een hulpverleningsproces en sluit deze passend af. Hierbij is van belang:o de cliënt/ cliëntsysteem te stimuleren om op een

open en eerlijke wijze zijn beleving m.b.t. het hulpverleningsproces uit te spreken

o de cliënt los te laten wanneer het doel (grotendeels) is bereikt

o uitkomsten uit evaluaties met anderen te bespreken.o te evalueren op product en proces en evt. bij te stelleno Te verwijzen bij korte contacten

B Werken voor cliënten en potentiële cliëntenB1. De maatschappelijk werker signaleert probleemveroorzakende of probleemversterkende factoren in de maatschappelijke context (van cliënt, cliëntsysteem), zoals wetten, regels, voorzieningen, situaties die voor bepaalde groepen in de samenleving nadelig werken. De student handelt gericht op cliënt, cliëntsysteem en/of samenleving.

De student signaleert (vanuit zijn kennis op het gebied van maatschappij- en organisatie- en juridische aspecten) probleemveroorzakende of probleemversterkende factorenop micro- meso- en macroniveau en kan deze onder de aandacht brengen van de organisatieHij kan daarbij:

o maatschappelijke situaties die een rol spelen herkenneno ideeën voor verandering opperen

De maatschappelijk werker signaleert probleemveroorzakende of probleemversterkende factoren in de maatschappelijke context (van cliënt, cliëntsysteem), zoals wetten, regels, voorzieningen, situaties die voor bepaalde groepen in de samenleving nadelig werken en handelt gericht op cliënt, cliëntsysteem en/of samenleving;

Praktijkgids 2015-2016 34

De student zich bewust van factoren binnen de organisatie en maatschappelijke factoren die van invloed zijn op de cliëntsituatie.

B2. De maatschappelijk werker voorziet probleemveroorzakende of probleemversterkende factoren en handelt preventief.

Wordt niet getoetst in major 4 De student analyseert veranderingen in de samenleving die een relatie hebben met de beroepsuitoefening.Hij kan daarbij:

o lacunes in voorzieningen of nieuwe behoeften van bepaalde groepen burgers signaleren.

o Aanbevelingen doen over preventieprogramma’s(gevorderd niveau)

B3. De maatschappelijk werker bevordert interculturele communicatie.

De student brengt interculturele communicatie op gang en benoemt barrières op basis van diversiteit.Hij laat zien op welke wijze hij rekening houdt met de eigenheid van de cliënt en zijn levensbeschouwelijke, culturele, maatschappelijke en sociale achtergrond.

De student kan laten zien dat hij interculturele communicatie bevorderd door:

o Betekenisverschillen in non-verbale en verbale communicatie te herkennen en bespreekbaar te maken met cliënt en in de organisatie

o Knelpunten in de communicatie tussen cliënt en anderen te signaleren en te benoemen.

o In hulpverleningstrajecten onderdrukking, onbegrip en achterstelling te herkennen en hierop door te vragen.

B 4. De maatschappelijk werker begeleidt vrijwilligers die betrokken zijn bij hulpverlening aan cliënten op adequate wijze en gaat om met het spanningsveld tussen de (persoonlijke) doelen van de vrijwilligers, betrokken cliënt(en) en die van de organisatie.

De student laat zien dat hij oog heeft voor de brede context van de cliënt. Hij heeft oog voor mogelijk betrokken vrijwilligers en mantelzorgers.

De student benoemt expliciet hoe hij mantelzorg, vrijwilligers en collectief aanbod integreert in zijn werken met cliënten en wat zijn rol daar in is.

C Werken in de eigen instelling of organisatie

C1. De maatschappelijk werker voert taken uit, in en vanuit een organisatie, en is daarbij proactief sociaal ondernemer die belang stelt in het welzijn van mensen in de samenleving.

De student ziet hoe persoon en maatschappij elkaar beïnvloeden, ziet mogelijkheden en signaleert mogelijke lacunes vanuit de positie van de eigen instelling

De student ziet hoe zijn organisatie, of het particulier initiatief in het algemeen, een rol kan spelen in het tot hun recht komen van mensen. Hij is creatief en innovatief als het om welzijn van mensen in de samenleving gaat.Hij kan zijn visie verwoorden en bespreken maken binnen en buiten de organisatie.

C2 De maatschappelijk werker maakt deel uit van een organisatie, is als professional loyaal aan die organisatie, maakt zich de missie, beleid, doelstellingen en cultuur van de organisatie eigen en levert vanuit ‘maatschappelijk werk perspectief’ een bijdrage aan de uitvoering en ontwikkeling van missie, beleid, doelstellingen en cultuur.

De student maakt deel uit van een organisatie en is als werker in opleiding loyaal aan die organisatie.

De student levert een bijdrage aan de uitvoering van missie, beleid, doelstellingen van de instelling. Hij toont kennis van beleid en weet hoe dit tot stand komt. De student is een aspirant volwaardig teamlid.

C3. De maatschappelijk werker initieert intercollegiaal overleg en samenwerking en werkt in teamverband. Hij neemt deel aan: voortgang- en beleidsoverleg, projectgroepen, intervisiegroepen, signaleringsgroepen en werkbegeleiding.

De student neemt actief deel aan intercollegiaal overleg en samenwerking en werkt in teamverband. Hij neemt actief deel aan meerdere vormen van overleg.

De student herkent verschillen in positie en belangen tussen verschillende actoren in de organisatie en kan dit benoemen

De student toont zelfstandig en initiatief in de intercollegiale samenwerking.

Praktijkgids 2015-2016 35

C 4. De maatschappelijk werker (bege)leidt zo nodig vrijwilligers in of vanuit de organisatie.

Student heeft inzicht in de mogelijkheden van de inzet van vrijwilligers De maatschappelijk werker (bege)leidt zo nodig vrijwilligers in of vanuit de organisatie.

C5 De maatschappelijk werker levert een actieve bijdrage aan vernieuwingsprojecten die binnen de organisatie in gang zijn of worden gezet of initieert, indien nodig, vernieuwingsprojecten en acquireert daarbij zo nodig subsidiegelden.

Wordt niet getoetst in major 4 De student levert samen met anderen een bijdrage aan taken en werkzaamheden die voortkomen uit projectgroepen, doet voorstellen die aansluiten bij de doelen van deze werk- of projectgroep. Hij doet dit met kennis van projectmatig werken.De student kan in de samenwerking met derden verschillen in rollen, taken en werkzaamheden onderscheiden, hanteren en de eigen taken en werkzaamheden af stemmen en terug koppelen op die van anderen.(dit is toetsing op gevorderd niveau voor deze kwalificatie. Het bachelorniveau wordt elders in de opleiding getoetst)

C6 De maatschappelijk werker werkt volgens en rapporteert conform het kwaliteitsborgingsysteem van de organisatie. De maatschappelijk werker verantwoordt de effectiviteit en efficiëntie van zijn functioneren naar collega’s en leidinggevenden vanuit de bestaande kaders van de eigen organisatie.

De student werkt volgens en rapporteert conform het kwaliteitsborgingsysteem van de organisatie. De student neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen en geeft inzicht in werkprocessen en resultaten. Legt verantwoording af over zijn functioneren vanuit de bestaande kaders van de organisatie .De student heeft kennis van richtlijnen en protocollen.

De student is resultaatgericht en verantwoordt zijn handelen op basis van effectiviteit en efficiency binnen de organisatie naar de verantwoordelijke in de organisatie volgens de richtlijnen van kwaliteitsborging.

C7 De maatschappelijk werker levert een bijdrage aan beheersmatige aspecten van de organisatie. Beheer valt daarbij op te vatten als het richting geven aan alle processen die zich in een organisatie afspelen met het oog op de gestelde doelen. De maatschappelijk werker voedt de informatiesystemen met gegevens uit de eigen portefeuille en gebruikt (ICT) hulpmiddelen voor het registreren van deze werkzaamheden. Hij is zich bewust van financiële afrekening en verantwoording.

De student toont zich bewust van de organisatiestructuur en de financieringsstroom met kennis van beheersmatige aspecten en financiële afrekening.De student voedt de informatiesystemen volgens de richtlijnen van de instellingen en heeft eigen registratie op orde.

De student levert waar mogelijk een bijdrage aan beheersmatige aspecten van de organisatie.

D Werken in externe samenwerkingsverbanden

D1. De maatschappelijk werker draagt de in het beroep vigerende waarden en normen uit.

De student is zich bewust van de waarden en normen van het beroep en de instelling.

De student is in staat om in externe contacten vanuit de waarden en normen van het beroep te handelen.

D2. De maatschappelijk werker organiseert en coördineert multidisciplinair overleg en samenwerking ten behoeve van cliënten, cliëntsystemen en situaties waarvoor dat nodig is en neemt daaraan deel.

Wordt niet getoetst in major 4. De student neem deel aan multidisciplinair overleg en samenwerking ten behoeve van cliënten, cliëntsystemen en situaties waarvoor dat nodig is.Hij neemt initiatief voor bespreking/ afstemming / coördinatie van cliëntsituaties in multidisciplinaire overleggen met in achtneming van regels rond privacy.

D3. De maatschappelijk werker voert de werkzaam-heden uit die voortvloeien uit de samenwerking en levert een proactieve bijdrage aan het optimaal functioneren van externe samenwerkingsverbanden waarin hij of zij participeert.

De student voert werkzaamheden uit die voortvloeien uit samenwerking met derden met kennis van wet- en regelgeving rond privacy, van casemanagement en ketenaanpak en empowerment.

De student levert een proactieve bijdrage aan de optimalisering van samenwerkingsverbanden.

Praktijkgids 2015-2016 36

D4. De maatschappelijk werker kan het beroep maatschappelijk werk profileren en zijn taakuitvoering vanuit het beroepsmatig werken verantwoorden.

Wordt niet getoetst in major 4. De student ontwikkelt een visie op en profileert zich vanuit taken en werkzaamheden die de functie betreffen.De student kan zich vanuit zijn functie profileren naar derden,ontwikkelt en beargumenteert zijn mening t.a.v. micro, meso en macro aspecten in de taakuitvoering.(Dit is toetsing op gevorderd niveau voor deze kwalificatie. Het bachelorniveau wordt elders in de opleiding getoetst.)

D5. De maatschappelijk werker kan andere professionals consulteren, adviseren en coachen.

Wordt niet getoetst in major 4. De student kan andere professionals informeren en adviseren over de taken en werkzaamheden van de functie met kennis van communicatieve vaardigheden aangaande uitleggen en toelichten. Hij stemt informatie en advisering aan derden af op de vraag en weet te verwijzen naar andere professionals(dit is toetsing op gevorderd niveau voor deze kwalificatie. Het bachelorniveau wordt elders in de opleiding getoetst)

D6 De maatschappelijk werker kan een andere professional aanspreken op het uitvoeren van zijn taken in het externe samenwerkingsverband.

De student heeft kennis van de sociale kaart en de positie van de eigen instelling.

De student is duidelijk en transparant in het maken en naleven van werkafspraken. Stemt inhoud en vormgeving van afspraken af op anderen en kan het niet naleven van afspraken in het overleg bespreken.

E Zichzelf ontwikkelen in het beroep

E2.De maatschappelijk werker handelt volgens beroepsethiek

Wordt niet getoetst in major 4 (wel ethisch handelen in F2). De student handelt beroepsethisch.Hij doet dit:

o normatief – ethisch volgens de grondslagen van het beroep

o ondernemend en innovatiefo met bewustzijn van de eigen grenzeno betrokken, empathisch, assertief, integero doel- en resultaatgericht, kwaliteitsgericht.

F Bijdragen aan de ontwikkeling van het beroep

F1. De maatschappelijk werker hanteert de beroepscode en leert werken volgens de beroepscode; hij kan omgaan met ethische dilemma’s.

De student kan ethische dilemma’s verwoorden met kennis van de beroepscode. Het is belangrijk dat je dilemma’s in de praktijk kan herkennen en benoemen. (1 ervan werk je uit volgens het stappenplan uit de lessen ethiek)

De student kan ethische dilemma’s hanteren en zijn handelen verantwoorden. De toetsing richt zich vooral op het kunnen ontleden van het dilemma en het verantwoorden van eigen handelen.

F2.D e maatschappelijk werker levert een bijdrage aan de opleiding van maatschappelijk werkers bijvoorbeeld door het begeleiden van stagiairs.

De student levert een bijdrage aan de stagemarkt en meeloopdagenAanwezigheid wordt getoetst in praktijkleren. Inhoudelijke toetsing gebeurt in SLB (via procesverslag in major 4).

F3 De maatschappelijk werker draagt bij aan innovatie en beroepsontwikkeling door:A het signaleren van maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkelingen en het vertalen van deze ontwikkelingen in nieuwe beroepsopgaven;B het onderzoeken van de beroepspraktijk en de voorwaarden voor de beroepsuitoefening en het

Wordt niet getoetst in major 4.De student toont een onderzoekende houding t.a.v. de organisatie en het beroep.Hij toont zich actief door in de organisatie actuele artikelen onder de aandacht te brengen en activiteiten van de beroepsgroep te bespreken.

(Dit is toetsing op gevorderd niveau voor deze kwalificatie.

Praktijkgids 2015-2016 37

vertalen van de bevindingen naar consequenties voor het beroepshandelen van zichzelf en de beroepsgroep;C het bijdragen aan verspreiding van kennis onder professionals en samenleving(en) (publiceren, presenteren).

Het bachelorniveau wordt elders in de opleiding getoetst).

Praktijkgids 2015-2016 38

Bijlage Beoordelingsformulier major 4 Swmw41praFv14

Beoordelingsformulier Praktijkfase 1, deelcijfer evaluatie praktijklerenNaam student : ___________________ studentnummer: ___________________Naam praktijkinstelling : ___________________Naam praktijkbegeleider : ___________________Beoordelend docent : ___________________Datum beoordeling : ___________________Voorwaarden:

1. De student heeft voldaan aan alle verplichtingen, die in de praktijkgids genoemd staan.2. De student heeft per kerntaak een bewijsstuk aangeleverd met onderbouwing (in verslag of d.m.v. STARTformulier). Elk bewijsstuk is minimaal

voldoende.3. In de praktijkgids (bijlage beoordelingscriteria major 4 en major 5) is uitgewerkt waar de student per kwalificatie aan dient te voldoen.

Toekennen van scoresDe student laat zien dat hij in woord (het beoordelingsgesprek) en geschrift (verantwoording en bewijsmateriaal) de kwalificaties (geformuleerd in de bijlage beoordelingscriteria) beheerst op gevorderd niveau. Er wordt beoordeeld met een cijfer (deelcijfer per kerntaak).

Onvoldoende (0 -5.4 punten) Voldoende(cijfer 5.5 – 7.9 punten) Goed (8 – 10 punten)- De student laat niet in woord

en gedrag zien dat hij de kwalificaties op gevorderd niveau beheerst.

De student beheerst alle opleidingskwalificaties behorend bij de kerntaak.

De student toont initiatief: voert steeds meer regie bij het uitvoeren van opdrachten.

De student kan variëren: vertaalt kennis en vaardigheden naar een aanpak met andere disciplines, oefent met transfer.

De student kan omgaan met complexiteit: denkt na over oplossingsmogelijkheden bij complexe vragen.

De student toont gedeelde verantwoordelijkheid: is aanspreekbaar op aanpak, op de continuïteit en op het resultaat

De student beheerst alle opleidingskwalificaties behorend bij de kerntaak.

De student toont zelfstandigheid: voert regie bij het uitvoeren van opdrachten. De student toont transfer: vertaalt kennis en

vaardigheden naar een aanpak met andere disciplines. De student kan adequaat omgaan met complexiteit:

bedenkt oplossingsstrategieën bij meervoudig complexe vragen.

De student toont verantwoordelijkheid: is aanspreekbaar op aanpak, op de coördinatie, op de continuïteit en op het resultaat

Beoordelingscriteria Doorslaggevend v.d. beoordeling

Onder-

grens

Score BewijsstukVold/onv

Toelichting beoordelaar(overwegingen en onderbouwing)

Praktijkgids 2015-2016 39

Kerntaak 1, werken met en namens cliënten: psychosociale hulpverlening (6):A1. De maatschappelijk werker legt contact met de

cliënt c.q. het cliëntsysteem …..

A2. De maatschappelijk werker vormt zich samen

met de cliënt een beeld …...

A3. De maatschappelijk werker maakt een

hulpverleningsplan of dienstverleningsplan ……..

A4. De maatschappelijk werker verleent hulp en

diensten op methodische en reflectieve wijze.

A5. De maatschappelijk werker verleent op

resultaatgerichte wijze hulp- en dienstverlening

volgens ……

Bewustzijn van de taak / rol / positie en

deze verwoorden naar cliënten en

collega’s(afstand – nabijheid).

5.5

Kerntaak 2, Werken voor (potentiële) cliënten (4) B1. De maatschappelijk werker signaleert probleem-

veroorzakende of probleemversterkende factoren in

de maatschappelijke context

B3. De maatschappelijk werker bevordert

interculturele communicatie;

B 4. De maatschappelijk werker begeleidt

vrijwilligers die betrokken zijn bij hulpverlening aan

cliënten op adequate wijze en gaat om met het

spanningsveld tussen de (persoonlijke) doelen van

de vrijwilligers, betrokken cliënt(en) en die van de

organisatie.

-benoemen van activiteiten.

-benoemen van kwaliteiten en

valkuilen.-reëel plan voor praktijkfase 2.

5.5

Kerntaak 3,Werken in de eigen instelling of organisatieC1. De maatschappelijk werker voert taken uit, in en

vanuit een organisatie, en is daarbij proactief

sociaal ondernemer die belang stelt in het welzijn

van mensen in de samenleving.. Hij ziet hoe

persoon en maatschappij elkaar beïnvloeden, ziet

mogelijkheden en signaleert misstanden;

C2. De maatschappelijk werker maakt deel uit van

een organisatie, is als professional loyaal aan die

organisatie, …..

-benoemen van activiteiten.

-benoemen van kwaliteiten en

valkuilen.-reëel plan voor praktijkfase 2.

5.5

Praktijkgids 2015-2016 40

C3. De maatschappelijk werker initieert

intercollegiaal overleg en samenwerking en werkt in

teamverband…..

C 4. De maatschappelijk werker (bege)leidt zo nodig

vrijwilligers in of vanuit de organisatie.

C6. De maatschappelijk werker werkt volgens en

rapporteert conform het kwaliteitsborgingsysteem

van de organisatie…..

C7. De maatschappelijk werker levert een bijdrage

aan beheersmatige aspecten van de organisatie.

…..

Kerntaak 4,

Werken in externe samenwerkingsverbanden

D1. De maatschappelijk werker draagt de in het

beroep vigerende waarden en normen uit;

D3. De maatschappelijk werker voert de werkzaam-

heden uit die voortvloeien uit de ….

D6. De maatschappelijk werker kan een andere

professional aanspreken ….

-benoemen van activiteiten.

-benoemen van kwaliteiten en

valkuilen.-reëel plan voor praktijkfase 2.

5.5

Kerntaak 5, Zichzelf ontwikkelen in het beroep, en Kerntaak 6, Bijdragen aan de onwikkeling v. h. beroepF1. De maatschappelijk werker hanteert de

beroepscode en leert werken volgens de

beroepscode; hij kan omgaan met ethische

dilemma’s;

-benoemen van activiteiten.

-benoemen van kwaliteiten en

valkuilen.-reëel plan voor praktijkfase 2.

5.5

Verantwoording GGZ competenties Voldoende perspectief Formatieve toetsing

Verantwoording jeugdzorgcompetenties Voldoende 8perspectief Formatieve toetsing

Totale score

Eindcijfer = totale score / 5

8 Student heeft verplichte opdrachten gemaakt als bewijsvoering en deze gekoppeld aan de competenties van het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker. Student maakt duidelijk dat hij kennis heeft genomen van de competenties en heeft deze begrijpelijk beschreven in zijn verslag. Hij is zich bewust van extra profilering.

Praktijkgids 2015-2016 41

Notities met betrekking tot visie praktijkbegeleider op de beoordeling

Praktijkgids 2015-2016 42

Bijlage Beoordelingsformulier major 5 Onderdeel: (doorhalen wat niet van toepassing is!!!) Swmw51praFv14 / SWMW51jzpraFv14

Regulier MWD / uitstroomprofiel jeugdzorg

Beoordelingsformulier Praktijkfase 2 Major 5 MWD deelcijfer evaluatie (bachelorniveau)Naam student : ___________________ studentnummer : ___________________

Praktijkgids 2015-2016 43

Naam praktijkinstelling : ___________________Naam praktijkbegeleider : ___________________Beoordelend docent : ___________________Datum beoordeling : ___________________

Voorwaarden: 1. De student heeft voldaan aan alle verplichtingen die in de praktijkgids genoemd staan.2. De student heeft per kerntaak een bewijsstuk aangeleverd met onderbouwing (in verslag of d.m.v. STARTformulier). Elk bewijsstuk is minimaal

voldoende.3. In de praktijkgids (bijlage beoordelingscriteria major 4 en major 5) is uitgewerkt waar de student per kwalificatie aan dient te voldoen.

Toekennen van scoresDe student laat zien dat hij in woord (het beoordelingsgesprek) en geschrift (verantwoording en bewijsmateriaal) de kwalificaties beheerst en hij maakt daarbij gebruik van de deelcompetenties, die in de praktijkgids (bijlage 4a, gebaseerd op het opleidingsprofiel) vermeld staan.Er wordt beoordeeld op een tienpunts-schaal. Voor de toekenning van de punten wordt gebruik gemaakt van de volgende generieke niveauaanduiding:

Onvoldoende (0 -5.4 punten)

Voldoende (cijfer 5.5 – 7.9 punten) Goed (8 – 10 punten)

De student beheerst niet alle pleidingskwalificaties behorend bij de kerntaak.

De student beheerst alle opleidingskwalificaties behorend bij de kerntaak.

De student toont zelfstandigheid: Voert regie bij het uitvoeren van opdrachten. De student toont transfer: vertaalt kennis en vaardigheden

naar een aanpak met andere disciplines. De student kan adequaat omgaan met complexiteit:

bedenkt oplossingsstrategieën bij meervoudig complexe vragen.

De student toont verantwoordelijkheid: is aanspreekbaar op aanpak, coördinatie, continuïteit en op het resultaat.

De student beheerst alle opleidingskwalificaties behorend bij de kerntaak

De student toont in bijzondere mate zelfstandigheid, transfer en/of verantwoordelijkheid in de wijze van beroepsbeoefening; en/of de student toont zeer goed om te kunnen gaan met complexiteit.

Beoordelingscriteria Wat is doorslag-

gevend voor de

beoordeling?

Max.

Pnt.

Onder-

grens

Score BewijsstukOnv / vold.(minimaal vold)

Toelichting beoordelaar(overwegingen en onderbouwing)

Kerntaak 1, werken met en namens cliënten: psychosociale hulpverlening (6):

A1.De maatschappelijk werker legt contact met de

cliënt c.q. het cliëntsysteem …..

A2. De maatschappelijk werker vormt zich samen met

de cliënt een beeld …...

A3. De maatschappelijk werker maakt een

Bewustzijn van de taak / rol /

positie en deze verwoorden naar

cliënten en collega’s

(afstand – nabijheid).

HBO: 4, 6, 10

10 5.5

Praktijkgids 2015-2016 44

hulpverleningsplan of dienstverleningsplan

A4. De maatschappelijk werker verleent hulp en

diensten op methodische en reflectieve wijze . ……

A5. De maatschappelijk werker verleent op

resultaatgerichte wijze hulp- en dienstverlening

volgens ……

A6. De maatschappelijk werker kan verwijzen naar

netwerkpartners, evalueert en sluit af.

Kerntaak 2, Werken voor (potentiële) cliënten (4) B1. De maatschappelijk werker signaleert probleem-

veroorzakende of probleemversterkende factoren in de

maatschappelijke context ….;

B2. De maatschappelijk werker voorziet probleem-

veroorzakende of probleemversterkende factoren en

handelt preventief;

B3. De maatschappelijk werker bevordert interculturele

communicatie;

B 4. De maatschappelijk werker begeleidt vrijwilligers

die betrokken zijn bij hulpverlening aan cliënten op

adequate wijze en gaat om met het spanningsveld

tussen de (persoonlijke) doelen van de vrijwilligers,

betrokken cliënt(en) en die van de organisatie.

Theoretisch en methodisch

onderbouwen van het

handelen, mondeling en

schriftelijk, reflection-in-

action en reflection-on-

action.HBO: 1, 3, 6, 7

10 5.5

Praktijkgids 2015-2016 45

Kerntaak 3,Werken in de eigen instelling of organisatieC1.De maatschappelijk werker voert taken uit, in en

vanuit een organisatie, en is daarbij proactief sociaal

ondernemer die belang stelt in het welzijn van mensen

in de samenleving.: Hij ziet hoe persoon en

maatschappij elkaar beïnvloeden, ziet mogelijkheden

en signaleert misstanden;

C2. De maatschappelijk werker maakt deel uit van een

organisatie, is als professional loyaal aan die

organisatie,

C3. De maatschappelijk werker initieert intercollegiaal

overleg en samenwerking en werkt in teamverband…..

C 4. De maatschappelijk werker (bege)leidt zo nodig

vrijwilligers in of vanuit de organisatie.

C5. De maatschappelijk werker levert een actieve

bijdrage aan vernieuwingsprojecten …..

C6. De maatschappelijk werker werkt volgens en

rapporteert conform het kwaliteitsborgingsysteem van

de organisatie…..

C7. De maatschappelijk werker levert een bijdrage aan

beheersmatige aspecten van de organisatie.

Bewustzijn van de taak / rol /

positie en deze verwoorden naar

cliënten en collega’s

(verantwoordelijk-heid overnemen en teruggeven).

HBO: 8, 10

10 5.5

Kerntaak 4,

Werken in externe samenwerkingsverbanden

D1.De maatschappelijk werker draagt de in het beroep

vigerende waarden en normen uit;

D2.De maatschappelijk werker organiseert en

coördineert multidisciplinairoverleg…..

D3.De maatschappelijk werker voert de werkzaam-

heden uit die voortvloeien uit de ….

D4. De maatschappelijk werker kan het beroep maat-

schappelijk werk profileren…..

D5.De maatschappelijk werker kan andere

professionals consulteren, adviseren en coachen;

D6.De maatschappelijk werker kan een andere

professional aanspreken ….

Verbanden leggen tussen

micro-, meso en macro, blijkend

uit de wijze waarop de

student meepraat over het beleid

van de instelling en een eigen

visie verwoordt.

HBO 5, 10

10 5.5

Praktijkgids 2015-2016 46

Kerntaak 5, Zichzelf ontwikkelen in het beroep, en Kerntaak 6, Bijdragen aan de onwikkeling v.beroepE2. De maatschappelijk werker handelt: normatief –

ethisch volgens de grondslagen van het beroep,

ondernemend en innovatief, met bewustzijn van de

eigen grenzen, betrokken, empathisch, assertief,

integer, doel- en resultaatgericht en kwaliteitsgericht.

F1. De maatschappelijk werker hanteert de

beroepscode en leert werken volgens de beroepscode;

kan omgaan met ethische dilemma’s;

F2. De maatschappelijk werker levert een bijdrage aan

de opleiding van maatschappelijk werkers bijvoorbeeld

door het begeleiden van stagiairs.

F3. De maatschappelijk werker draagt bij aan innovatie

en beroepsontwikkeling door onderzoekende houding

en brengt actief actuele artikelen onder de aandacht

van de beroepgsroep.

Planmatig, systematisch en

doelgericht werken met

verschillende actoren.

HBO: 2,7,8, 11

Verantwoording jeugdzorgcompetenties

Moet voldoende zijn bij

jeugdzorgcode

vold vold

Verantwoording GGZ competentiesMoet voldoende zijn voor GGZ-

traject

vold vold

Totale score 50 22Eindcijfer = totale score / 5 10 5.5

Notities met betrekking tot visie praktijkbegeleider op de beoordeling

Praktijkgids 2015-2016 47

Bijlage HBO kwalificaties

De HBO kwalificaties zijn:

1. Brede professionalisering: wil zeggen dat de student aantoonbaar wordt toegerust met actuele kennis die aansluit bij recente (wetenschappelijke) kennis, inzichten, concepten en onderzoeksresultaten, alsmede aan de in het beroepsprofiel geschetste (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld, teneinde zich te kwalificeren voor: het zelfstandig kunnen uitvoeren van de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar het functioneren binnen een arbeidsorganisatie de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep.

2. Multidisciplinaire integratie: de integratie van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden (van verschillende vakinhoudelijke disciplines), vanuit het perspectief van het beroepsmatig handelen.

3. Wetenschappelijke toepassing: de toepassing van beschikbare relevante (wetenschappelijke) inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij vraagstukken waar afgestudeerden in hun beroepsuitoefening mee worden geconfronteerd.

4. Transfer en brede inzetbaarheid: de toepassing van kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties.

5. Creativiteit en complexiteit in handelen: vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop de standaardprocedures niet van toepassing zijn.

6. Probleemgericht werken: het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten, het ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit hiervan.

7. Methodisch en reflectief denken en handelen: het stellen van realistische doelen, het plannen c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het reflecteren op het (beroepsmatig) handelen, op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie.

8. Sociaalcommunicatieve bekwaamheid: het communiceren en samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving en het voldoen aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt.

9. Basiskwalificering voor managementfuncties: het uitvoeren van eenvoudige leidinggevende en managementtaken

10. Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid: begrip en betrokkenheid zijn ontwikkeld met betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke vragen samenhangend met de toepassing van kennis en de (toekomstige) beroepspraktijk.

11. Zelfsturing op de eigen opleiding en loopbaan: integratie van de persoonlijke competenties en de benodigde (en reeds aanwezige) beroepscompetenties.

Bijlage START formulier

Dit formulier kun je gebruiken als hulpmiddel om je bewijsstuk te verantwoorden.

Toelichting voor de student: Je verzamelt bewijsstukken in de vorm van producten uit je stagepraktijk die passen bij major 4 of 5. Na het verzamelen van en het werken aan bewijsmateriaal bij elke kerntaak, vul je ook dit STARTformulier in. Voeg het ingevulde START – formulier direct voorafgaand aan het betreffende bewijsstuk.

Titel bewijsstuk:

Uit dit bewijsstuk blijkt dat ik de volgende opleidingskwalificaties beheers:

Omdat: SituatieBeschrijf de situatie waarin je aan dit bewijsstuk gewerkt hebt. Wat was de aanleiding en het doel? In welke periode en ongeveer hoeveel tijd ben je met dit bewijsstuk bezig geweest (het uitvoeren dus, niet het schrijven)?

TaakWat was jouw rol / functie / taak bij deze ‘opdracht’? Welke andere personen waren erbij betrokken en wat waren hun rollen en taken?

ActieBeschrijf de aanpak en de activiteiten die zijn uitgevoerd bij deze opdracht. Geef daarbij helder aan welke activiteiten voor jouw rekening kwamen en op welke pagina’s het resultaat daarvan te zien is. Geef daarnaast een theoretische en/of methodische verantwoording (bijv. door te verwijzen naar gebruikte theorieën en/of modellen).

ResultaatBeschrijf het resultaat en hoe dat resultaat is ontvangen door de verschillende betrokkenen (leidinggevende, opdrachtgever, klanten, collega’s etc.). Wat is er vervolgens met de resultaten gebeurd?

TransferWat heb je ervan geleerd? Wat zou je een volgende keer anders aanpakken in een vergelijkbare situatie en waarom? Welke conclusies trek je als je de theorie en praktijk m.b.t. dit onderwerp met elkaar vergelijkt? Reflecteer hierbij vanuit het 3 werelden model.

Praktijkgids 2015-201649

Bijlage Beoordeling van bewijsstukken

Keuze van bewijsstukkenEr zijn vele mogelijkheden om aan te tonen dat je een kwalificatie bezit. Het werkveld van het maatschappelijk werk is zeer divers. Vanwege deze diversiteit willen we de bewijsstukken niet voorschrijven. We zien dit als een stimulans om zelf na te laten denken over de inhoud van hun werk en de onderbouwing ervan (profileren en legitimeren).

Omdat het soms toch moeilijk blijkt een keuze te maken wordt hier in de SLB aandacht aan besteedt. Alle docenten beschikken over een lijst van voorbeelden. In gesprek met de groep en de docent kan uit deze voorbeeldenlijst geput worden.

Beoordeling van bewijsstukkenDe bewijzen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen9:authentiek zijn;actueel zijn;relevant zijn;van voldoende kwantiteit zijn, envan voldoende variatie zijn.

Authentiek: vertrouwen dat het bewijs een accurate representatie is van de ervaring. Is het bewijs een accurate representatie van de ervaring en deskundigheid van de deelnemer? Als aan de authenticiteit van bewijzen wordt getwijfeld, dan leidt dit tot een lagere waardering van de kwaliteit van de bewijsvoering.

Actueel: weerspiegelen de bewijzen het huidige competentieniveau van de deelnemer? Bewijzen van recente datum zullen eerder aan dit vereiste voldoen dan bewijzen die van vroegere datum zijn. Dit hangt ook samen met de aard van de competenties. Bepaalde competenties verouderen sneller dan andere.

Relevant: dekken de bewijzen de belangrijkste elementen van een competentie/ beroepstaak? Hoe specifieker hoe relevanter.

Kwantiteit: betrekking op aantal maanden of jaren ervaring in een bepaalde competentie, of de hoeveelheid trainingen en andere opleidingsactiviteiten.

Variatie van contexten: hoe groter de variatie in contexten waarin de ervaring is opgedaan hoe groter de kans dat competenties ontwikkeld zijn.

Verantwoording:In je verslag moet duidelijk zijn waarom je juist voor dit bewijsstuk hebt gekozen, wat je ervan hebt geleerd én hoe je het geleerde in andere situaties kunt gebruiken (transfer).

9 Klarus, R., Instrumenten voor competentiegericht toetsen en beoordelen (2003).Praktijkgids 2015-2016

50

Bijlage Meeloopdagen

In het kader van MEELOOPDAGEN is een major 3 of minor MWD student één of twee dagen te gast bij een major 4/5 student (jaarstagiaire) in de praktijkinstelling.

Tijdens de werkveldendag kunnen studenten via een inschrijfmodule meedingen naar een meeloopdag. Helaas lukt het niet iedere student een meeloopdag te hebben. Het is daarom ook goed om in je eigen netwerk te kijken en te overleggen met je SLB’er.Informatie over de werkveldenmarkt vind je in de bijlage van de SLB gids.

InleidingEen beroepsopleiding kan niet zonder de praktijk waarvoor wordt opgeleid. In het tweede jaar van de opleiding doen studenten ervaring op binnen de sociaal agogische context.Daarnaast willen wij deze studenten ook in contact brengen met praktijkinstellingen voor maatschappelijk werk.

Deze verkenning heeft voor de student als doel:1. ervaren welke werkzaamheden er binnen een MWD-instelling plaats vinden;2. keuze voor de praktijkinstelling tijdens het derde jaar beter kunnen onderbouwen;3. inzicht krijgen in taken en werkzaamheden binnen de instelling tijdens het praktijkjaar.

Om de praktijkinstelling zo min mogelijk te belasten is er voor gekozen derdejaars studenten te laten optreden als begeleider van de tweedejaarsstudenten. Deze handleiding geeft uitleg over wat er van de studenten wordt verwacht.

Major 4 studenten werken met deze activiteit aan (een deel van) kwalificatie D4 en D5D4. De maatschappelijk werker kan het beroep maatschappelijk werk profileren en zijn taakuitvoering vanuit het

beroepsmatig werken verantwoorden;D5. De maatschappelijk werker kan andere professionals consulteren, adviseren en coachen;

DoelstellingDe doelstelling van deze meeloopdagen is drieledig:1. het je oriënteren op het professionele handelen van de maatschappelijk werkers en de doelgroep waarvoor deze werkt;2. een integratie van de in de opleiding geleerde "theorie" en de praktijk van het werk;3. het verkennen van een organisatie waar het beroep maatschappelijk werk wordt uitgeoefend, als zelfstandige werksoort of

ingebed in een ander kader.

De belangrijkste opdracht is dan ook dat je vooral de nadruk moet leggen op wat je, al meelopend in de praktijk, tegenkomt. Waar het in de "meeloopdagen bij een instelling" om gaat is dat je zoveel mogelijk ervaringen opdoet, je ogen en oren goed openhoudt, reflecteert op datgene wat de door jou opgedane ervaringen voor jou betekenen en reflecteert op in hoeverre de door jou opgedane ervaringen te plaatsen zijn in datgene wat je op de opleiding tot nu toe hebt geleerd. Over de door jou opgedane ervaringen, je observaties en je reflecties breng je vervolgens verslag uit.

OrganisatieTijdens de werkveldenmarkt (vanaf vrijdag in de A-week van periode 2) kan student zich inschrijven voor meeloopdag(en). Via praktijkbureau krijgt student nadere informatie.

Voorafgaande de stagemarkt heeft de major4 student overlegd met de praktijkbegeleid(st)er van de praktijkinstelling wat mogelijk is en maakt vervolgens een programma. Op basis daarvan worden er afspraken gemaakt over het programma en tijdstippen waarop de praktijkverkenning zal plaats vinden. Let op: maak heldere afspraken en zorg dat je elkaar goed kunt bereiken. Wissel telefoonnummers en/of e-mailadressen uit.Voor de meeloopdag moet de major 3/minor MWD student de overeenkomst meeloopdag ondertekenen en inleveren bij de major 4/5 student.

Praktijkgids 2015-201651

Mogelijke activiteiten voor de tweedejaars: het bijwonen van een teamvergadering, een cliëntbespreking en een begeleidingsgesprek tussen de praktijkbegeleid(st)er en de major 4/5 student, het bijwonen van een hulpverleningsgesprek, het interviewen van een maatschappelijk werker, oriënteren op de sociale kaart, en de wijze van rapporten binnen de instelling. De opleiding kan deze activiteiten niet voorschrijven. Uiteindelijk is het de praktijkbegeleid(st)er die bepaalt wat er mogelijk isHet programma beslaat 8 tot 16 uur. Toetsing voor major 3/minor MWD studenten:Voor de major 3/minor MWD student vormt de meeloopdag een onderdeel van praktijkleren major 3 of minor MWD. De student verantwoordt zich in het evaluatieverslag major 3 of het evaluatieverslag van minor MWD.Dit onderdeel van je evaluatieverslag heeft als doel: verantwoording aan de opleiding rekenschap afleggen voor jezelf oefening in verslaglegging Dit verslag laat je eerst lezen door de major 4 student en wanneer hij dit goedkeurt voeg je dit verslag toe aan je Portfolio.

Het verslag moet de volgende onderdelen bevatten: inleiding, met onder andere vermelding van eigen leervragen. een weergave van het verloop van je meeloopdag. wat heb je gedaan en tot welke inzichten ben je gekomen Welke conclusies trek je hieruit?

omvang circa 2 a 3 A4.

Toetsing voor major 4/5 studenten:Voor de major 4 student is de meeloopdag een onderdeel van SLB major 4. Hij verantwoordt zich in het procesverslag SLB.

Enkele tips voor de major 3/minor MWD studenten:1. Je bent een gast binnen een instelling, gedraag je ook als zodanig.2. Tijdens je bezoek aan de instelling krijg je dingen te horen en te zien die onder het beroepsgeheim van het maatschappelijk werk

vallen. De privacy van cliënten en anderen dien je uitdrukkelijk te bewaken. Vertrouwen is immers de basis van het beroep van maatschappelijk werker.

3. Zorg dat je je aan de gemaakte afspraken houdt.4. Je vult de overeenkomst meeloopdagen (aan het einde van deze handleiding) en levert deze in bij aanvang van de meeloopdagen

bij de derdejaarsstudent.

Enkele tips voor de major 4/5 studenten:1. Probeer een zo aantrekkelijk mogelijk programma te maken.2. Licht je praktijkbegeleider grondig in van wat je gaat doen en vraag uitdrukkelijk toestemming.3. Neem de tijd om aan het einde van de dag en zeker aan het einde van deze korte introductie met de tweedejaars student na te

praten. Sommige zaken kunnen de nodige indrukken achterlaten.4. Maak een duidelijke afspraak wanneer je verslag van de tweedejaars wilt hebben en wanneer het retour gaat.

Aandachtspunten voor de major 3/minor MWD studenten: de verschillende benaderingswijzen van en opvattingen over het maatschappelijk werk; de verschillende fasen in de hulpverlening; de verschillende technieken waarmee cliënten benaderd kunnen worden; de beroepscode voor het maatschappelijk werk; de verscheidenheid aan hulpverlenende instanties; de verschillende cliëntproblemen waarmee het maatschappelijk werk kan worden geconfronteerd.

Praktijkgids 2015-201652

bijlage: Overeenkomst meeloopdagen

Overeenkomst Meeloopdagen

Maatschappelijk Werk en DienstverleningPostbus 100908000 GB Zwolle

OVEREENKOMST

ten behoeve van major 3/minor MWD studenten, die 1 of 2 dagen te gast zijn bij een praktijkinstelling Major 4-5.

Ondergetekende verklaart hierbij dat hij of zij zich op de hoogte heeft gesteld van onderstaande regels en daarmee akkoord is. Schending van 1 of meerdere van genoemde regels en de gevolgen daarvan zijn ter beoordeling aan de praktijkbegeleider van de instelling en de praktijkcoördinator MWD Windesheim.

1. De student verplicht zich te handelen vanuit de beroepsethiek zoals die is omschreven in de beroepscode voor de Maatschappelijk Werker.

2. De student houdt zich aan de binnen de instelling geldende gedragsregels.3. De student is verplicht tot geheimhouding van gegevens, waarvan hij/zij tijdens zijn/haar verblijf in de betreffende

instelling kennis neemt en waarvan bekend is of kan worden vermoed dat deze vertrouwelijk zijn en/of onder geheimhouding vallen.

4. Verslaglegging wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de begeleidende (major4/5) student alvorens het op school wordt ingeleverd.

Naam : …………………………………………………………………………………………

Datum : ………………………………………

Handtekening: ……………………………….

Praktijkgids 2015-201653