Post on 24-Mar-2020
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijk artikel
SOFIE SYNNESAEL
MASTERPROEF MANAMA CONFLICT AND DEVELOPMENT
PROMOTOR: prof. dr. Christopher Parker
COMMISSARIS: Sigrid Vertommen
COMMISSARIS: Annemie Vermaelen
ACADEMIEJAAR 2010 – 2011
Planning policy als middel voor kolonisatie en etnische zuivering: Het
sedentariseringsbeleid ten opzichte van de bedoeïenen op de Westelijke
Jordaanoever
aantal woorden: 8.468
1
Planning policy als middel voor kolonisatie en etnische zuivering: Het sedentariseringsbeleid ten
opzichte van de bedoeïenen op de Westelijke Jordaanoever
Abstract
The current Israeli policy goes hand in hand with the colonization, ethnic cleansing and enclavisation
of the Occupied Palestinian Territories. These practices strangle the development of all Palestinians,
but are particularly pernicious for the Bedouin population in the West Bank, who’s way of life
depends on freedom of movement and access to land and water reserves. This article will have a closer
look at that aspect and will deal with the following question: Does the current Israeli policy contribute
to the sedentarization of the Bedouins in the West Bank?
The paper begins with a short introduction regarding the current Israeli enclavisation and colonization
policy and the broader motive behind it. It then examines the impact this policy has on the way of life
of the Bedouins in the West Bank. Finally, the results of this policy, displacement and sedentarization,
are discussed. I’ll also try to predict the future problems as a result of some Israeli plans who are still
in the pipeline.
The first part of the article is based on scientific material, ngo documents and newspaper/journal
clippings. For the last parts field research was conducted in Bedouin villages in the northern Jordan
Valley (al Hadidiyya, al Fareseyya and Ein al-Helwa) and the Judean desert (Abu Dis, al-Jabel and Eid
Abu Hamis) in April and May 2011. The paper wants to shed light on a problematic that is often
neglected in the broader conflict situation.
Keywords: colonialism; ethnic cleansing; sedentarization; West Bank Bedouins; Jordan Valley,
Judean desert
1. Inleiding
Begin oktober 2010 sneuvelden de directe gesprekken tussen Israël en Palestina nadat Abbas, de
president van de Palestijnse Autoriteit, de gesprekken beëindigde omdat Israël de
nederzettingenuitbreidingen op de Westelijke Jordaanoever weigerde stop te zetten (CNN, 2010).
Hierdoor mislukte een nieuwe poging om tot een definitief vredesakkoord en een oplossing voor de
nederzettingenproblematiek, de verdeling van de watervoorraden, het statuut van Jeruzalem, het recht
op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en de vastlegging van de definitieve grenzen tussen
Israël en een Palestijnse staat te komen (Falah, 2003).
Het proces was nochtans hoopvol begonnen (Gaouette & Ferziger, 2010). De gesprekken kwamen er
nadat Israël eind november 2009, onder Amerikaanse druk, beloofde om geen nieuwe nederzettingen
2
te bouwen en de bestaande niet uit te breiden tot 26 september 2010.1 De Palestijnse Autoriteit
verklaarde zich op basis van die belofte bereid om nieuwe gesprekken aan te gaan. In augustus en
september 2010 kwamen de Israëlische premier, Netanyahu, en Abbas verschillende keren bijeen,
maar ze slaagden er niet in een consensus te vinden en intussen kwam de beëindiging van de
nederzettingenstop dichterbij (McGreal, 2010). De Palestijnse delegatie liet weten dat ze de
gesprekken zou stopzetten als Israël de bouw van de nederzettingen op 26 september herstartte, terwijl
Netanyahu verkondigde dat de bouwstop op het afgesproken moment zou aflopen (Mitnick, 2010). Hij
maande de kolonisten wel tot terughoudendheid aan, maar uiteindelijk herstartten de
bouwwerkzaamheden op de Westelijke Jordaanoever luttele minuten na de beëindiging van de
bouwstop. Obama probeerde de plooien nog glad te strijken, maar de betrokken partijen weigerden
van hun eigen standpunt af te wijken (CNN, 2010). Sindsdien liggen de gesprekken stil en het is
onwaarschijnlijk dat daar snel verandering in zal komen.
De gefaalde gesprekken demonstreren nogmaals hoever de standpunten inzake de nederzettingen
uiteenlopen. Dezelfde conclusie is van toepassing op de andere probleemthema’s binnen het conflict.
Zonder concessies zal het conflict doorgaan, maar concessies symboliseren voor beide partijen de
opgave van het eigen voortbestaan.
Voor de Palestijnen betekenen toegevingen de aanvaarding van een situatie waar ze zich al sinds de
Nakba2 tegen verzetten en het einde van de droom om ooit in een onafhankelijke, levensvatbare
Palestijnse staat te wonen (Aronson, 2005; de Jong, 1997).
Voor Israël komen concessies overeen met de opgave van het beloofde thuisland (Eretz Israël) (Pappé,
2006). Dat idee gaat terug naar de zionistische3 mythe die beweert dat Eretz Israël nooit aan de Joden
zal toebehoren zolang er geen controle over het volledige territorium uitgeoefend wordt en zolang er
geen exclusieve Joodse staat, zowel qua sociopolitieke structuur als qua etnische samenstelling,
gesticht wordt. De Palestijnse aanwezigheid belemmerde de vervulling van die voorwaarden, wat
1 In werkelijkheid ging het om een gedeeltelijke bouwstop omdat er enkele uitzonderingen in het moratorium
voorzien werden (Gaouette & Ferziger, 2010). Zo mocht Israël de bouw van 3.000 appartementen die voor de
inwerkingtreding van het moratorium goedgekeurd waren en de constructiewerken in Oost-Jeruzalem en aan
publieke gebouwen voortzetten.
2 Palestijnen gebruiken het woord Nakba als ze over de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog van 1948 (eerste
Arabisch-Israëlische oorlog) spreken (Pappé, 2006). De term betekent catastrofe en verwijst naar de
gebeurtenissen van 1948 die honderdduizenden Palestijnen verdreven en meer dan vierhonderd Palestijnse
dorpen met de grond gelijkmaakten.
3 De zionistische beweging ontstond in de late jaren 1880 in Centraal- en Oost-Europa en wou aanvankelijk het
lijden van de Joden onder de aandacht brengen (Pappé, 2006). Na de dood van de stichter, Theodor Herzl, in
1904 werd de kolonisatie van Palestina het hoofddoel.
3
verklaart waarom het Israëlische beleid al sinds 1948 op een Palestijnse “transfer”4 gericht is. Eretz
Israël kan immers maar gecreëerd worden als er geen Palestijnen meer in het beloofde thuisland
aanwezig zijn. Aanvankelijk probeerden de zionisten de transfer via de bouw van kleinschalige
nederzettingen te bereiken, maar toen dat onsuccesvol bleek schakelden ze over op etnische
zuiveringen, de vernietiging van Palestijnse dorpen en een bezetting met het daarbij behorende beleid.
Ondanks de massale diaspora die deze maatregelen als gevolg hadden, bereikte Israël nooit het
gewenste doel. Vandaag wonen er nog steeds 4,1 miljoen Palestijnen in de Bezette Gebieden en 1,4
miljoen in Israël zelf (Palestinian Central Bureau of Statistics, 2010). Een toegeving aan de Palestijnen
zou de droom, waar Israël al decennialang naartoe werkt, vernietigen.
Het hedendaagse Israëlische beleid streeft nog steeds naar een Palestijnse “transfer”. Dat komt
duidelijk naar voren op de Westelijke Jordaanoever, die sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967 bezet
gebied is.5
Volgens Falah (2003; 2005) voert Israël een geopolitiek van enclavisering, die de Palestijnen in een
aantal gescheiden enclaves wil opsluiten om de creatie van een opstandige, Palestijnse staat te
verhinderen en de controle op de Palestijnen te vergemakkelijken. Dat proces is in volle uitvoering op
de Westelijke Jordaanoever. Een voorbeeld daarvan is het closure regime6 dat de onderlinge
verbondenheid tussen de Palestijnse centra verhindert en de Palestijnen in hun eigen districten opsluit
(MA’AN Development Center, 2010). De restricties moeten voor een “vrijwillige Palestijnse verhuis”
naar de buurlanden of A-en B-gebieden zorgen (Falah, 2003 & 2005).
Daarnaast doet Israël ook aan een exclavering door de gebieden die als gevolg van de Palestijnse
transfer vrijkomen in ijltempo met Israëlische nederzettingen vol te bouwen. Het resultaat is een
Israëlische ruimtelijke, economische en militaire hegemonie die door een fragmentering en
manipulatie van de territoriale, sociale en economische ruimte gecreëerd werd.
Yiftachel (1999; 2002; 2005) omschrijft de situatie in Israël/Palestina als “creeping apartheid”, die
volgens hem aan de etnocratische structuur van het land te wijten is. Etnocratie wordt door de auteur
gedefinieerd als een regime in een betwist gebied waar een dominante etnische groep de staat voor de
verwezenlijking van de eigen expansionistische ambities gebruikt, terwijl de minderheidsgroepen
onderdrukt worden. De Israëlische etnocratie wordt gekenmerkt door ruimtelijke (bv: illegale
4 De Palestijnse “transfer” is een eufemisme voor de gewelddadige verdrijving van de Palestijnen uit de
Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, Oost-Jeruzalem en Israël zelf (De Neuter, 2003).
5 Voor de Zesdaagse Oorlog behoorde de Westelijke Jordaanoever tot Jordanië (Oren, 2011). Na de oorlog
kwam het gebied, samen met de Egyptische Gazastrook en Sinaï, de Syrische Golan en Oost-Jeruzalem, in
Israëlische handen terecht.
6 Het closure regime verwijst naar het Israëlische systeem dat ervoor zorgt dat de Palestijnen checkpoints moeten
passeren, bepaalde wegen niet mogen berijden en Israëlische toestemming nodig hebben om de grens tussen
districten te mogen kruisen (MA’AN Development Center, 2010).
4
nederzettingenbouw en vernietiging Palestijnse dorpen) en politieke beslissingen (bv:
vergunningsplicht voor Palestijnen die een huis willen bouwen/renoveren, vervanging van bestaande
wetten door wetten die in het voordeel van Israël functioneren), die de etnische dominantie van de
Israëli’s moeten garanderen en de minderheidsgroepen moeten controleren.
Zulke regimes zijn onstabiel omdat benadeelde groepen vroeg of laat in opstand komen, iets waar de
intifada’s mooie voorbeelden van waren. De uitkomst voldeed echter niet aan de Palestijnse
verwachtingen. De Israëlische autoriteiten, die de verwezenlijking van Eretz Israël bedreigd zagen,
matigden hun etnocratisch beleid niet, maar dreven het verder op (bv: bouw apartheidsmuur, verdere
judaïsering van Jeruzalem, benoeming van 70 procent van de Westelijke Jordaanoever tot C-gebied).
Het resultaat was een verder polarisering van de etnische identiteiten en een creeping apartheid, die
vandaag zowel een tweestaten-als een eenstatenoplossing onmogelijk gemaakt heeft.
Hanafi (2006; 2009) introduceerde het concept spaciocide. De term verwijst naar een juridisch-
politiek beleid dat via onteigeningen en de ontwrichting van de Palestijnse samenleving naar de
verplaatsing van de Palestijnse bevolking streeft. In de praktijk vertaalt dit beleid zich in ruimtelijke
vernielingen (bv: huisvernietigingen), milde etnische zuivering (bv: Palestijnen toegang tot goede jobs
en medische voorzieningen ontzeggen) en sluipende apartheid (bv: discriminatie op basis van etnische,
religieuze of economische kenmerken). Spaciocide werd mogelijk door het gebruik van een
biopolitieke lens en de uitzonderingstoestand. Via de biopolitieke lens categoriseerde Israël de
Palestijnse bevolking (bv: vluchtelingen, potentiële terroristen) en op basis daarvan werd een
ruimtelijke opdeling gemaakt die potentiële vijanden moest isoleren en controleren. De
uitzonderingstoestand maakte de Palestijnen aan discriminerende maatregelen onderhevig (bv:
introductie wetten/regels die enkel voor Palestijnen gelden, het uitroepen van de noodtoestand als het
Israël past). Hanafi gaat ervan uit dat het resultaat een enclavisering van de Bezette Gebieden en een
nederzettingenuitbreiding op de vrijgekomen gronden zal zijn.
Halper (2000; 2004) beweert dat het Israëlisch-Palestijns conflict via de creatie van een Palestijnse
staat en de beëindiging van de bezetting niet opgelost zal raken. Volgens hem is vrede pas mogelijk als
er een einde aan de matrix of control gemaakt wordt. De matrix of control verwijst naar alle
mechanismen die Israël gebruikt om het leven van de Palestijnen in de Bezette Gebieden te contoleren.
Het gaat om militaire macht (bv: arrestaties, administratieve hechtenis, geweld tegen Palestijnen), de
creatie van feiten op de grond (bv: onteigeningen, nederzettingenuitbreidingen, enclavisering) en
allerlei bureaucratische maatregelen, plannen en wetten die de ongelijkheid tussen de
bevolkingsgroepen in stand houden (bv: discriminerende ruimtelijke ordening, vergunningsplicht voor
de bouw of renovatie van Palestijnse huizen). Het resultaat daarvan is dat de Palestijnen bij alles wat
ze doen door Israëlische obstakels belemmerd worden en volledig geïmmobiliseerd raken. Op termijn
hoopt de Israëlische overheid de Palestijnen in een aantal door Israël gecontroleerde en omringde
enclaves onder te brengen. Volgens Halper moet die matrix ontmanteld worden vooraleer het conflict
5
beëindigd kan worden en er een leefbare Palestijnse staat kan ontstaan. Als dat niet gebeurt, voorziet
hij een situatie zoals in de Gazastrook.
Weizman (2002; 2004) spreekt over de geometrie van de bezetting en benadrukt dat de huidige
structuur op de Westelijke Jordaanoever het resultaat van een bewuste ruimtelijke planning, die nauw
samenhangt met defensiedoeleinden, is. Tussen 1948 en de jaren tachtig was de Israëlische defensie op
de bescherming van het eigen grondgebied en de eigen bevolking tegen aanvallen van buitenaf
(Arabische buurlanden) gericht. Daarvoor werden op strategische locaties nederzettingen en
buitenposten gebouwd, die met elkaar in verbinding stonden en die elkaar in geval van nood dekking
konden geven. Het defensienetwerk dat zo ontstond, kende de Israëlische soldaten een grote mate van
mobiliteit toe, terwijl de tegenpartij geparalyseerd werd.
De ondertekening van een aantal vredesverdragen met de buurlanden en de uitbraak van de eerste
intifada in de jaren tachtig deed Israël beseffen dat de grootste dreiging van binnenuit kwam. Hierop
werd het defensieconcept aangepast. Nederzettingen werden vanaf dan tussen de Palestijnse steden
gebouwd om te verhinderen dat er territoriale continuïteit tussen die steden ontstond. De jaren daarop
veroverde Israël ook de controle over het luchtruim en de ondergrond. Het resultaat is een territoriaal
systeem waarbij Joodse en Palestijnse enclaves zich naast, binnen, boven en onder elkaar bevinden.
Die verwevenheid bemoeilijkt de conflictoplossing aangezien het onmogelijk geworden is om een
grens te trekken die geen territoriale concessies van de beide partijen eist.
Het resultaat van die ruimtelijke, politieke, economische en militaire beleidsmaatregelen is een
kolonisatie-en enclaviseringsbeleid dat elk aspect van het Palestijnse leven controleert en de
Westelijke Jordaanoever in een tiental enclaves opdeelde, die volledig aan Israël overgeleverd zijn
(Wereldbank, 2007).
Figuur 1 en 2: Enclavisering van de Westelijke Jordaanoever
6
2. De impact van het Israëlische kolonisatie-en enclaviseringsbeleid op de levenswijze van de
bedoeïenenbevolking
2.1. Schets onderzoeksgebieden
2.1.1. Noordelijke Jordaanvallei
De Jordaanvallei vormt de grens tussen de Westelijke Jordaanoever en Jordanië en strekt zich uit van
Ein Gedi (in het zuiden) tot Bardala (in het noorden) en van de Jordaan (in het oosten) tot de bergketen
in het westen (HRW, 2010). Het totale gebied beslaat ongeveer dertig procent van de Westelijke
Jordaanoever. Het noordelijke deel strekt zich uit over Jericho, Tubas en Nabloes (MA’AN
Development Center, 2010).
Het gebied is van strategisch belang voor Israël omwille van de vruchtbare grond en de beschikbare
watervoorraden (MA’AN Development Center, 2010). De Palestijnen willen de regio koste wat kost
bij hun toekomstige staat voegen aangezien de Jordaanvallei de enige Palestijnse verbinding met de
buitenwereld (Jordanië) vormt en over voldoende leeg gebied beschikt om de Palestijnse
bevolkingsgroei op te vangen.
Door die strategische belangrijkheid bevindt de regio zich al sinds 1967 in de frontlinie van de
Israëlische kolonisatie- en enclaviseringspolitiek (HRW, 2010). Vandaag controleert Israël 95 procent
van de Jordaanvallei. Vijftig procent daarvan wordt door 43 Israëlische nederzettingen, waar 6.000 à
9.400 kolonisten7 wonen, ingenomen. De overige veertig procent bestaat uit gesloten militaire zones
en natuurreservaten. Verder telt de Jordaanvallei ongeveer 56.000 Palestijnse inwoners, waarvan er
15.000 bedoeïen zijn.
(zie volgende pagina voor situering noordelijke Jordaanvallei)
7 De meeste kolonisten in de Jordaanvallei hebben een nationalistisch-religieuze achtergrond (HRW, 2010). Een
deel van hen is afkomstig uit nederzettingen in Gaza die in 2005 naar aanleiding van het disengagementplan van
Sharon ontruimd werden.
7
Figuur 3: Situering noordelijke Jordaanvallei
2.1.2. Judean desert
De Judean desert is een gebied van circa 1.500 kilometer ten oosten van Jeruzalem (Etkes, 2005). Het
strekt zich uit van de noordoostelijke Negev (zuiden van Israël) tot aan de Dode Zee (noordoosten van
Westelijke Jordaanoever) en wordt in het westen door de Judean Mountains begrensd (Efrat, 1988).
De regio valt grotendeels onder de administratieve eenheid die E-1 genoemd wordt (twaalf vierkante
kilometer land ten noordoosten van Jeruzalem en ten westen van de nederzetting Ma’ale Adumim8)
(Etkes, 2005).
Ook deze regio is voor beide partijen belangrijk. Israël wil het gebied gebruiken om de “natuurlijke”
aangroei van de kolonistenbevolking op te vangen (Architects & Planners for Justice in Palestine,
n.d.). Veel Israëlische politici vinden zelfs dat de regio ook na een vredesakkoord in Israëlische
handen moet blijven (Harel, 2009). Voor de Palestijnen is de regio cruciaal voor de realisatie van een
Palestijnse staat (The Palestinian Initiative for the Promotion of Global Dialogue & Democracy,
2006). Zonder dat gebied is een territoriaal, eengemaakte staat immers onmogelijk.
8 Ma’ale Adumim ontstond in 1975 als woongebied voor de werklui uit de Mishor Adumim industriële zone
(B’tselem & BIMKOM, 2009). In werkelijkheid vormde de werklui een excuus om een nederzetting te kunnen
bouwen. Vandaag is Ma’ale Adumim de grootste nederzetting op de Westelijke Jordaanoever.
8
Vandaag telt de regio 37 nederzettingen waar samen ongeveer 267.323 kolonisten wonen (Palestinian
Central Bureau of Statistics, 2009). De meerderheid van hen komt uit Amerika of Oost-Europa en
verhuisde om economische redenen naar Israël (abu-Helal, 2011). Daarnaast verblijven er 2.000 à
3.000 bedoeïenen in de Judean desert (Goldstein, 2007).
Figuur 4: Situering Judean desert
De bedoeïenen in beide regio’s zijn uit het Tal-Arad district (gebied tussen Bir Saba, Hebron en de
Dode Zee) in de Naqab9 afkomstig (Hunaiti, 2008). De bedoeïenen woonden permanent in die regio,
maar gedurende specifieke momenten in het jaar verlieten ze die om met hun kuddes rond te trekken.
Het ging dus om seminomadische gemeenschappen. Tijdens de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog
(1948) ontvluchtten de bedoeïenen Tal-Arad, waarna ze zich op de Westelijke Jordaanoever vestigden
en hun levenswijze hernamen in afwachting van hun terugkeer naar de Naqab. Ze leefden in relatieve
rust tot aan de bezetting in 1967 en de introductie van het bovengenoemde kolonisatie-en
enclaviseringsbeleid.
9 Naqab is het Palestijnse woord voor de Negev (Falah, 1985). Het gebied situeert zich in het zuiden van Israël.
9
2.2. Impact beleid op levenswijze bedoeïenen
2.2.1. Beperking bewegingsvrijheid
De Oslo-akkoorden transformeerden grote stukken graasland op de Westelijke Jordaanoever tot
verboden zone voor de bedoeïenen en hun kuddes10
(MA’AN Development Center, 2010). Personen
die dat verbod negeren, riskeren boetes, arrestaties of de inbeslagname van vee of identiteitspapieren
(OCHA, 2007). Veel bedoeïenen nemen het risico, terwijl anderen veevoeder voor hun dieren kopen
of hun kuddes gedurende bepaalde periodes naar A-en B-gebieden verhuizen om hen te laten grazen
(Report on the Situation of Bedouin Refugees in the West Bank, 2006). “Het Israëlische beleid
maakte dat we onze dieren niet langer op onze traditionele gronden mogen laten grazen. We doen dat
toch omdat we anders niet overleven. Mijn familie kreeg daar al verschillende boetes voor en één van
mijn zonen zat al meer dan tien keer in de gevangenis omdat we dat verbod negeren. Vandaag kopen
we voedsel voor onze dieren.” (Sakkar, 2011).
De producten die de bedoeïenen produceren (vooral zuivelproducten) raken door het closure regime
moeilijk op de markt of zijn beschadigd of bedorven tegen dat ze de markt bereiken door de vele
omwegen die vaak gemaakt moeten worden (MA’AN Development Center, 2010). In de Judean desert
werd de belangrijkste afzetmarkt (Jeruzalem) voor de bedoeïenen onbereikbaar door de bouw van de
apartheidsmuur (MA’AN Development Center, 2008a).
De economische impact is enorm (OCHA, 2007). Het closure regime deed zowel de productie-als
transportkosten stijgen, terwijl de inkomsten terugvielen doordat producten niet of te laat op de markt
aankwamen. De Palestijnse handel is vandaag volledig van de Israëlische goodwill afhankelijk
(MA’AN Development Center, 2010).
Veel landbouwgemeenschappen op de Westelijke Jordaanoever (79 procent) kregen door de
bovengenoemde inkomensdaling moeilijkheden om in hun basisvoedselnoden te voorzien (UNRWA,
Unicef & WFP, 2010). Veel families moesten op hun uitgaven beginnen besparen en deden dat door
minder kwalitatief voedsel te kopen of het aantal dagelijkse maaltijden terug te schroeven.
Subsistentielandbouw werd eveneens door het Israëlische beleid belemmerd. Het merendeel van de
bedoeïenen ontvangt momenteel humanitaire hulp van het WFP en UNRWA, maar toch beweerden
velen dat ze geen hulp kregen omdat ze in C-gebied wonen. “De Jordaanvallei wordt aan haar lot
overgelaten door de internationale gemeenschap. Die is enkel actief in A-en B-gebied, in C-gebied
wordt zelfs geen voedselhulp uitgedeeld.” (Khalid, 2011b). Die beweringen worden door Antoine
Renard, WFP-verantwoordelijke in de Bezette Palestijnse Gebieden, tegengesproken. “Normally all of
them (herders/Bedouins) are assisted via a blanket distribution of food via the joint programme WFP
10
In de Jordaanvallei controleert Israël vandaag 95 procent van het land, in de Judean desert gaat het volgens
schattingen om 60 procent van het land (MA’AN Development Center, 2010; Report on the Situation of Bedouin
Refugees in the West Bank, 2006).
10
has with UNRWA. The targeting has been done by UNRWA to ensure that bedouins/herders,
especially those who are dependent on Area C for their livelihoods, are receiving food assistance to
complement their income. Today a total of 3.998 families are covered. Some additional families are
covered via the Ministry of Social Affairs Safety Net.” (Renard, 2011a &b).
Er zijn eveneens bedoeïenen die de landbouw vaarwel zeggen en tegen een hongerloon en in
erbarmelijke omstandigheden in de nederzettingen beginnen werken (MA’AN Development Center,
2010).
2.2.2. Vergunningsplicht en huisvernietigingen
Bedoeïenengemeenschappen vormen ook geliefde doelwitten voor huisvernietigingen (AFP, 2011).
Uit cijfermateriaal blijkt dat het merendeel van de vernietigingen op de Westelijke Jordaanoever in
2010 tegen bedoeïenengemeenschappen gericht waren en dat vooral de Jordaanvallei het zwaar te
verduren kreeg. “De laatste drie jaar werd mijn huis zes keer vernietigd, maar ik heb het altijd
heropgebouwd. Soms bouwde ik het op dezelfde plaats opnieuw, soms op een andere plaats binnen het
dorp. Het is mijn manier van verzet. Ik weiger te vluchten.” (Fathy, 2011). “Vorig jaar werd ons huis
twee keer in één week tijd vernietigd. De tweede keer werden onze spullen door de bulldozers onder de
aarde gemengd, waardoor we niets meer hadden.” (Shafia & Maufida, 2011).
Deze praktijken zijn het gevolg van het feit dat Israël sinds de ondertekening van de Oslo-akkoorden
unilateraal voor de ruimtelijke planning in de C-gebieden bevoegd is (OCHA, 2009). Hierdoor werd
Palestijnse constructie in zeventig procent van de Westelijke Jordaanoever verboden, terwijl er voor
constructies in de overige dertig procent een vergunning11
bij de Israëlische autoriteiten aangevraagd
moet worden. Zonder vergunning is een bouwwerk illegaal en moet het volgens de Israëlische wet
vernietigd worden. Veel bedoeïenengemeenschappen worden vernietigd omdat het volgens Israël om
illegale structuren gaat aangezien er nooit officieel toestemming voor de bouw ervan aangevraagd
werd (MA’AN Development Center, 2010; OCHA, 2009). Mey-Tal, een vertegenwoordiger van de
Civiele Administratie in de periferie van Jeruzalem verwoordde het als volgt: “They (Bedouins) don’t
own the land, they don’t have any valid building permit and they did what they did without any
blessing of no one. So they are there and the Civil Administration is supposed to move them.” (Mey-
Tal, 2011).
Daarbij wordt vergeten dat de meeste bedoeïenengemeenschappen in de jaren vijftig gesticht werden
waardoor ze al voor de Israëlische bezetting en de introductie van de Israëlische wetten in de regio
aanwezig waren en dus niet aan die regels kunnen en moeten voldoen (MA’AN Development Center,
2010; OCHA, 2009).
11
Palestijnen moeten voor alle constructiewerken in C-gebied een vergunning aanvragen, zelfs als ze
bijvoorbeeld een herstelling aan een bestaand gebouw willen doorvoeren of een dierenhok op hun eigen grond
willen bouwen (OCHA, 2009).
11
Een ander probleem ontstaat wanneer bedoeïenen een vergunning aanvragen omdat ze hun huizen
willen herstellen of aanpassen (OCHA, 2009). Vergunningen worden immers pas toegekend als de
bedoeïenen kunnen bewijzen dat ze de eigenaar zijn of het vruchtgebruik van de grond hebben en als
de constructie aan de Israëlische beleidsvoorschriften voldoet. Beide vereisten creëren problemen
aangezien bedoeïenen vaak niet over eigendomsdocumenten beschikken en omdat de Israëlische
overheid nooit ruimtelijke plannen voor de “illegale” dorpen uitgewerkt heeft waardoor niemand weet
aan welke voorschriften er voldaan moet worden om een vergunning te kunnen krijgen. Hierdoor is
het bijna onmogelijk om een vergunning te bekomen en voeren veel bedoeïenen hun werken illegaal
uit, waardoor Israël het recht krijgt om hun huizen te vernietigen.
Daarnaast vinden er soms vernietigingen als vergelding plaats of om de uitvoering van Israëlische
projecten te bevorderen (Ginbar, 1997).
2.2.3. Beperkte toegang tot basisvoorzieningen
De voorziening van onderwijs en gezondheidszorg wordt eveneens door het vergunningensysteem
belemmerd doordat de Israëlische autoriteiten geregeld vergunningen voor de bouw/verbouwing van
scholen en ziekenhuizen weigeren te geven.12
Hierdoor voldoen de bestaande gebouwen niet aan de
gezondheids-en veiligheidsnormen of zijn ze te klein voor het aantal mensen dat ze moeten helpen
(MA’AN Development Center, 2010). De gebouwen zijn door het Israëlische closure regime ook
moeilijk te bereiken. “Veel mensen in Ein al-Helwa durfden hun kinderen na de creatie van het
Hamra-checkpoint (Jordaanvallei) niet meer naar school te sturen. Een lokale ngo bouwde daarom
een tentschooltje in het dorp zelf. Ondanks dat blijft de tocht naar school gevaarlijk aangezien de
kinderen langs een settler-only weg moeten wandelen en de kolonisten er niet voor terugdeinzen om
hen te intimideren of aan te vallen.” (Khalid, 2011a). Zelf zag ik een bedoeïenenkind bijna door een
kolonist overreden worden toen het op weg was naar school. Het was geen ongeluk aangezien het een
rechte weg was waar personen van ver op voorhand gezien konden worden.
Voor ziekenhuizen geldt een soortgelijke situatie. “Het ziekenhuis (Abu Dis) is te klein om de
patiëntenstroom op te vangen, maar Israël geeft ons geen toestemming om uit te breiden. Ons
ziekenhuis is ook niet voor de behandeling van noodgevallen uitgerust. Zulke patiënten moeten naar
Jeruzalem, maar ze geraken daar moeilijk door de aanwezigheid van de muur. We krijgen geregeld
12
In de Oslo-akkoorden werd de Palestijnse Autoriteit (PA) voor de voorziening van onderwijs en
gezondheidsdiensten in C-gebied bevoegd, terwijl Israël de controle over alle andere zaken in C-gebied kreeg
(OCHA, 2009). Er werd echter voorzien dat de PA de bevoegdheid inzake ruimtelijke planning tegen 1999 van
Israël zou overnemen, maar die overdracht vond nooit plaats, waardoor de PA vandaag nog steeds van Israël
afhankelijk is als ze een project in C-gebied wil opzetten.
12
vrouwen binnen die aan de checkpoint bevallen zijn omdat de Israëli’s hen niet wilden doorlaten.
Soms krijgen we zelfs lijken door die weigering.” (abu-Helal, 2011).
Voor bedoeïenen is het nog moeilijker om een ziekenhuis te bereiken doordat ze zo afgelegen wonen.
“Als we ziek worden moeten we via een taxi of al liftend naar het ziekenhuis van Tubas of Bardala.
Maar er komen hier weinig auto’s voorbij waardoor we waarschijnlijk niet op tijd in het ziekenhuis
geraken als er iets serieus is. We zijn dan ook bang om ziek te worden.” (Shafia & Maufida, 2011).
“Ik verloor een zoon doordat de Israëlische soldaten weigerden om het hekken rond ons dorp open te
doen. Ze zeiden dat het niet de voorziene dag was. Hij leefde misschien nog, als we hem naar een
ziekenhuis hadden kunnen brengen.” (Sakkar, 2011). Sommige bedoeïenengemeenschappen worden
door een mobiel ziekenhuis bezocht, maar dat beschikt over onvoldoende medicijnen en tijd om alle
patiënten te behandelen (Khalil, 2011).
De toegang tot andere basisvoorzieningen is eveneens problematisch (MA’AN Development Center,
2010). De bedoeïenengemeenschappen hebben geen elektriciteit, geen wegennetwerk, geen
telefoonlijnen, geen publiek transport, geen afvalverwerking en geen rioleringssysteem. De
bedoeïenen in de Judean desert kampen daarnaast nog met problemen als gevolg van de nabijheid van
de vuilnisbelt van Abu Dis, waar het vuilnis van Jeruzalem verzameld wordt. “Onze dieren sterven
doordat ze plastiek of giftig afval eten. Zelf hebben we last van ademhalingsproblemen, astma en
allergieën. Verschillende kinderen kwamen om toen ze in het afval speelden. Sommigen werden
overreden door bulldozers die nieuw afval kwamen storten, anderen raakten bedolven en stikten. Het
afval trekt ook wilde honden aan, die mensen en dieren aanvallen.” (Khalil, 2011).
2.2.4. Waterproblemen
De bedoeïenengemeenschappen zijn ook niet met een waternetwerk verbonden, waardoor ze voor hun
drinkwater en het water voor hun vee op natuurlijke bronnen aangewezen zijn (B’tselem, 2009; Center
for Economic & Social Rights, 2003). Het Israëlische beleid resulteerde echter in een onevenredige
waterverdeling, een verbod op het graven van nieuwe waterputten en het opzetten van waterprojecten,
een verbod op het Palestijnse gebruik van de Jordaan, de invoering van Palestijnse verbruiksquota (die
sinds 1967 niet veranderd zijn), een onevenredige prijszetting, een overexploitatie van de bestaande
watervoorraden voor eigen gebruik en de vernietiging van bestaande waterbronnen en infrastructuur.
Hierdoor beschikt een kolonist dagelijks over twintig keer zoveel water als een bedoeïen (350 versus
15 à 20 liter) (OCHA, 2007). De bedoeïenen beschikken dus over onvoldoende water om hun
basisbehoeften te bevredigen.13
13
De dagelijkse minimum aanbevolen waterhoeveelheid werd door de Wereldgezondheidsorganisatie op 100
liter gelegd (B’tselem, n.d.). Het waterverbruik van de bedoeïenengemeenschappen ligt ver beneden deze norm
en komt overeen met het waterverbruik in de Darfoeriaanse vluchtelingenkampen.
13
Daarnaast is de kwaliteit van het water uit de natuurlijke bronnen slecht doordat er jaarlijks miljoenen
liter afvalwater in de wateraquifers terechtkomen doordat er een tekort aan behandelingsfaciliteiten is
en doordat de bestaande faciliteiten niet naar behoren functioneren (B’tselem, 2009). Het water bevat
ook veel chemische stoffen doordat afval op een foute manier verwerkt wordt of illegaal gestort
wordt14
(Tagar & Qumsieh, 2006). Onderzoek wees uit dat het water voor consumptie ongeschikt is
doordat het te veel nitraten en bacteriën bevat (B’tselem, 2009). “We worden via een buis van twee
centimeter van water voorzien. Er is nooit voldoende water voor iedereen en de kolonisten snijden
onze toevoer geregeld af. We zijn afhankelijk van water dat we in Abu Dis kopen, maar zelfs dan is
onze beschikbare waterhoeveelheid laag. In uitzonderlijke gevallen graven we putten om grondwater
op te vangen. Dat water is van slechte kwaliteit door de vuilnisbelt in de buurt, maar het is dat drinken
of van de dorst omkomen.” (Khalil, 2011).
Veel bedoeïen werden hierdoor van tankerwater van de Israëlische watermaatschappij, Mekorot,
afhankelijk (Center for Economic & Social Rights, 2003). Voor een kubieke liter water betalen ze vijf
NIS, het dubbele van wat Israëlische gebruikers betalen15
(PNI, 2010). Om die rekeningen te kunnen
betalen, moeten ze vee verkopen of leningen aangaan (Center for Economic & Social Rights, 2003).
“We moeten drinkwater in Bardala kopen omdat Israël ons geen toestemming geeft om nieuwe
waterputten te graven. Dat kost ons 100 NIS per dag. Wij moeten gelukkig nog geen vee verkopen of
leningen aangaan. We beschikken zelf nog over voldoende geld. Anderen hebben minder geluk.”
(Shafia & Maufida, 2011).
De aanvoer van tankerwater verloopt ook niet altijd even vlot doordat tankerchauffeurs aan de
checkpoints in elkaar geslagen worden of hun water verplicht moeten laten weglopen (Center for
Economic & Social Rights, 2003). Daarnaast krijgen de Israëlische nederzettingen voorrang op de
waterbevoorrading waardoor er tijdens droogtes vaak niets voor Palestijnse gemeenschappen
overblijft.
2.2.5. Kolonistengeweld
Het Israëlisch beleid geeft onrechtstreeks een vrijgeleide aan kolonistengeweld16
(Wereldbank, 2007).
“Eind maart zetten kolonisten uit Maskiyyot een tent op naast mijn huis. Daarna begonnen ze mijn
familie en leden van een ngo die hier waren te bedreigen. Op een bepaald moment bonden ze ons zelfs
vast. Na een tijdje kwam het Israëlische leger en dat heeft ons uiteindelijk met traangas en geweld uit
ons huis gejaagd. Daarna werd mijn huis vernietigd.” (Daraghmeh, 2011). “In de zomer gooien de
14
De Palestijnse gebieden tellen veel illegale stortplaatsen omdat Palestijnen hun afval, als gevolg van het
closure regime, vaak niet op de officiële stortplaats krijgen (Tagar & Qumsieh, 2006).
15 Een Israëlische sjekel (NIS) bedraagt ongeveer 20 eurocent (http://www.travelmap.nl/tags/israelische_sjekel).
16 Kolonistengeweld gaat zowel om aanvallen op personen als de vernietiging, vandalisering of diefstal van land,
eigendom, oogst, vee en water (Wereldbank, 2007).
14
kolonisten brandende autobanden van de hellingen in de hoop dat ze onze huizen in brand kunnen
steken of ons kunnen verwonden. Verder wordt de weg naar Abu Dis vaak afgesloten, wordt er expres
afval op de weg gegooid, wordt de weinige hulp die we krijgen geconfisqueerd of moeten we
vernederende zoekacties ondergaan vooraleer we ons dorp mogen verlaten.” (Khalil, 2011). Tijdens
mijn veldonderzoek was ik in Ein al-Helwa getuige van een kolonistenaanval. Een man werd
aangevallen nadat hij zijn vee van een “verboden” bron had laten drinken. Hij kreeg enkele klappen en
moest een schaap aan de kolonisten afstaan. De familie ontving ook een vernietigingsbevel voor hun
huis.
Uit cijfermateriaal blijkt dat het aantal aanvallen op bedoeïenen de laatste jaren steeg, maar dat de
daders hun straf meestal ontliepen doordat de bedoeïenen geen klacht indienden (Wereldbank, 2007).
Degene die dat wel deden, werden uitgelachen of geïntimideerd. In de gevallen dat de zaak voor de
rechtbank werd gebracht, besliste de rechter meestal in het nadeel van de Palestijnen. Veel bedoeïenen
vertelden me dat ze hun huisvernietigingen en de kolonistenaanvallen in het verleden aangeklaagd
hadden, maar dat hun klachten geseponeerd of in het voordeel van de Israëli’s beslecht werden
aangezien er geen Palestijnse rechtbanken bestaan en alle zaken dus voor Israëlische rechtbanken
moeten verschijnen. Veel zaken sleepten eveneens eindeloos aan vooraleer een uitspraak gedaan werd.
2.2.6. Onmacht van de Palestijnse Autoriteit en de internationale gemeenschap
Veel bedoeïenen vonden ook dat de Palestijnse Autoriteit en de internationale gemeenschap weinig
actie ondernemen om de situatie te veranderen en dat ze het Israëlische beleid zonder vragen naleven.
“Je kan niet op de PA rekenen. In het verleden vroegen we hen geregeld hulp, maar dat leverde nooit
iets op. Niemand komt voor ons op, we moeten onszelf behelpen. Soms heb ik het gevoel dat we onder
twee bezettingen leven; een Israëlische en een Palestijnse aangezien de PA alles doet wat Israël zegt.”
(Shafia & Maufida, 2011). “De PA kan niets voor ons doen aangezien we ons in C-gebied bevinden.
En zelfs als dat niet het geval was, betwijfel ik of de PA iets zou doen. Tijdens Oslo dacht ze ook niet
aan ons. Ze schonk al ons land zonder nadenken aan Israël. Alsof er hier geen Palestijnen woonden.
Ik geloof dus niet in de PA. Hier moeten de mensen alles zelf doen.” (Fathy, 2011). De burgemeester
van Abu Dis bevestigde deze kritiek. Hij zei dat hij niets voor de bedoeïenen kon doen omdat ze in C-
gebied wonen en hij had geen zin om nieuwe problemen met Israël te creëren door de Israëli’s om
gunsten voor de bedoeïenen te vragen.
Soortgelijke kritiek wordt op de internationale gemeenschap geuit.“De internationale gemeenschap
doet hier niets omdat het hen niets oplevert. Geen enkele organisatie investeert in iets dat binnen
enkele maanden misschien van de kaart geveegd wordt. Hier moeten we alles zelf doen.” (abu-Helal,
2011). “We krijgen internationale hulp, maar niet veel. In het verleden hielp de internationale
gemeenschap met de bouw van de school en doneerde ze veevoeder en watertanks. We zijn daar echter
niets mee, zolang er geen politieke oplossing komt.” (Khalil, 2011).
15
3. Gedwongen displacement en sedentarisering
Het gevolg van de bovenstaande problemen is een displacement en een gedwongen verhuis van de
bedoeïenenbevolking (MA’AN Development Center, 2008b). Sommige bedoeïenen verhuizen
“vrijwillig” naar de regio’s die de Israëli’s voor hen bestemmen17
, anderen worden met geweld
overgeplaatst. De verhuis gaat meestal met een sedentarisering gepaard aangezien de gebieden
waarnaar de bedoeïenen herlokaliseren vaak dichtbevolkt, stedelijk of onvruchtbaar zijn, waardoor de
vroegere levenswijze onmogelijk voortgezet kan worden. Voor de bedoeïenen die zich blijven
verzetten, bedenken de Israëlische autoriteiten steeds nieuwe plannen en regels in de hoop dat ook
deze bedoeïenen op termijn zullen bezwijken en verhuizen. Voorbeelden daarvan zijn in beide
besproken regio’s terug te vinden.
3.1. Noordelijke Jordaanvallei
Vandaag leven er 15.000 bedoeïenen in de Jordaanvallei, maar het is niet geweten hoeveel er voor de
bezetting waren omdat daar pas sinds enkele jaren cijfermateriaal over bijgehouden wordt (MA’AN
Development Center, 2008b). De algemene cijfers zijn echter niet bemoedigend. Zo woonden er voor
de bezetting 200.000 à 320.000 Palestijnen in de Jordaanvallei, terwijl dat er vandaag nog maar 52.000
à 56.000 zijn. Negentig procent van de dorpen die voor 1967 bestonden, zijn eveneens verdwenen. Het
is te verwachten dat er ook bedoeïenen bij de verdreven mensen horen, iets wat door verschillende
getuigenissen bevestigd wordt. “Van de 300 mensen die voor de bezetting in al Hadidiyya woonden,
blijven er vandaag slechts 100 over. Vroeg of laat zullen wij waarschijnlijk ook vertrekken omdat we
niet langer kunnen overleven, maar toch hoop ik dat ik dat nooit moet meemaken. Dit blijft mijn
dorp.” (Sakkar, 2011). “Veel families zijn al vertrokken. Ik vrees dat ons dorp binnen twee jaar
verdwenen zal zijn als er niets gedaan wordt. Er blijft nu al bijna niemand meer over.” (Fathy, 2011).
De bedoeïenen die onder de Israëlische druk bezweken, verhuisden vooral naar steden of dorpen in A-
en B-gebieden (bv: Bardala en Tubas) in de buurt van hun oorspronkelijke woonplaats (MA’AN
Development Center, 2008b). Over hun situatie is bitter weinig geweten omdat er nooit onderzoek
naar verricht werd (Internal Displacement Monitoring Centre, 2011; Palestinian Return Centre, 2011).
Het enige dat geweten is, is dat personen die over financieel of sociaal kapitaal beschikken er beter in
slagen een nieuw leven op te bouwen en dat bedoeïenen zelfs in hun sedentair leven met problemen
geconfronteerd worden aangezien hun nieuwe woonplaatsen eveneens aan het Israëlische beleid
ondergeschikt zijn (MA’AN Development Center, 2008b).
17
Het Israëlische beleid wil de bedoeïenen uit de strategische gebieden verdrijven en hen naar minder
strategische zones, zoals A-en B-gebieden, afgelegen, onvruchtbare gebieden of speciaal daarvoor opgerichte
zones, verjagen (MA’AN Development Center, 2008b).
16
Intussen blijft Israël de achtergebleven bedoeïenen met nieuwe plannen bestoken die hen het leven
verder moeten bemoeilijken (MA’AN Development Center, 2010). Enkele jaren geleden
introduceerden de Israëlische autoriteiten een plan dat de Jordaanvallei via een muur van de rest van
de Westelijke Jordaanoever zou afscheiden. Een deel van die muur werd in 2003 gebouwd18
, maar
vandaag ligt het project stil omdat er teveel internationaal protest op kwam. Het idee leeft echter voort
bij verschillende Israëlische politici, ook al heeft het huidige closure regime in de Jordaanoever
hetzelfde effect dat een muur zou hebben. Sinds 2005 sluiten vier checkpoints (Hamra, Tayasir, Gittit
en Yitav) de Jordaanvallei immers van de rest van de Westelijke Jordaanoever af, waardoor het gebied
ontoegankelijk is voor Palestijnen die buiten de Jordaanvallei verblijven (MA’AN Development
Center, 2008a). In 2010 liet Netanyahu in Haaretz optekenen dat Israël de Jordaanvallei nooit zou
afstaan, zelfs niet om tot vrede te komen (Lis, 2010).
Het is dus waarschijnlijk dat de sedentariseringsdruk op de bedoeïenen de komende jaren nog zal
toenemen. Dat blijkt nu al uit het toegenomen geweld in de noordelijke Jordaanvallei. Verschillende
bedoeïenengemeenschappen die ik bezocht, werden de afgelopen weken het slachtoffer van
huisvernietigingen. Eind mei 2011 werden enkele dierenhokken in al Faraseyya vernietigd, terwijl al
Hadidiyya eind juni met de grond gelijk gemaakt werd (Jordan Valley Solidarity, 2011a&b). De
families herbouwden hun huizen echter en wonen intussen nog steeds in de Jordaanvallei.
Figuur 5: Situering geplande oostelijke muur in de Jordaanvallei
18
Het stuk muur dat al gebouwd werd, loopt van de Jordaan tot in Matalla, in de buurt van Jenin (MA’AN
Development Center, 2010).
17
3.2. Judean desert
In de Judean desert is de sedentariseringsdruk nog duidelijker, maar ook daar is exact cijfermateriaal
niet voorradig. Schattingen gaan ervan uit dat de regio circa 3.000 bedoeïenen telt, waarvan er
ongeveer 2.000 in de buurt van Ma’ale Adumim wonen, terwijl de rest zich in de omgeving van de
vuilnisbelt van Abu Dis bevindt (Goldstein, 2007; Hunaiti, 2008).
Aanvankelijk leefden alle bedoeïenen in de Judean desert rond Ma’ale Adumim, maar na confrontaties
tussen het Israëlische leger en de bedoeïenen in 1996-1997 transfereerden het leger tientallen families
met geweld naar de vuilnisbelt van Abu Dis (HRW, 2010). Een jaar later kregen zij gezelschap van
een zestigtal andere families nadat die een jarenlange gerechtelijke strijd tegen Israël verloren. Die
laatste groep verhuisde “vrijwillig” en slaagde er dankzij een Israëlische advocaat, Shlomo Lecker, in
een aantal toegevingen van Israël af te dwingen (Goldstein, 2007; Hunaiti, 2008). In ruil voor hun
verhuis zou Israël een dorp voor hen bouwen en zou elke familie een schadevergoeding voor hun
verloren bezittingen en een stuk grond dat ze gedurende 49 jaar (optie tot verlenging) van Israël
konden huren krijgen. In 1999 ontstond zo het bedoeïenendorp, Arab al Jahalin. De bedoeïenen in het
dorp zijn volledig gesedentariseerd (abu-Helal, 2011). Ze wonen in huizen, beschikken over
basisvoorzieningen en de meeste werken in de Israëlische nederzettingen in de omgeving. Ondanks de
verbeterde economische situatie hebben sommige bedoeïenen het moeilijk om hun oude levenswijze
op te geven (Goldstein, 2007). Getuige daarvan zijn de tenten en dierenhokken die in verschillende
tuinen in Arab al Jahalin te vinden zijn.
Rond de eeuwwisseling bood Israël de families rond de vuilnisbelt van Abu Dis een soortgelijke deal
aan als de groep die intussen in Arab al Jahalin woonde, maar de bedoeïenen weigerden (Goldstein,
2007; Hunaiti, 2008). Zij wonen vandaag nog steeds op de vuilnisbelt, waar ze hun nomadische
levenswijze proberen voortzetten.
Intussen heerst er een conflict tussen Arab al Jahalin en de originele Palestijnse eigenaars van de
grond, die het niet kunnen verkroppen dat Israël hun land aan andere groepen schenkt (HRW, 2010).19
Abu-Helal (2011) zei het als volgt: “De bewoners van Arab al Jahalin worden als kolonisten aanzien
omdat ze zich met de hulp van de Israëlische overheid op de grond van Abu Dis vestigden. Ze vroegen
niet eens toestemming aan de rechtmatige eigenaars.” Hetzelfde gevoel leeft bij de bedoeïenen die
een akkoord met Israël weigerden. “Sinds februari kregen we al meer dan 20 waarschuwingen om ons
dorp te verlaten. De Israëli’s boden ons zelfs geld aan opdat we naar het bedoeïenendorp zouden
verhuizen, maar we hebben geweigerd. We willen het land van Abu Dis niet innemen, we willen niet
als kolonisten gezien worden.” (Khalil, 2011).
19
De grond was oorspronkelijk van Abu Dis, maar Israël palmde die in en gebruikte hem achteraf voor de
oprichting van Arab al Jahalin (HRW, 2010).
18
De 2.000 bedoeïenen die in de buurt van Ma’ale Adumim wonen, zullen de komende jaren met zware
druk af te rekenen krijgen als gevolg van verschillende projecten dat Israël wil uitvoeren (Hunaiti,
2008). De Israëlische autoriteiten willen de toenemende migratie in de regio immers opvangen door
Ma’ale Adumim via twee projecten uit te breiden (Architects & Planners for Justice in Palestine, n.d.).
Enerzijds wil Israël Ma’ale Adumim en Mishor Adumim met elkaar verbinden. Anderzijds wil het de
E-1 regio via de bouw van nieuwe kolonistenwoningen en de aanleg van commerciële faciliteiten
ontwikkelen. De regio zou zo met Oost-Jeruzalem verbonden worden en via een muur van de rest van
de Westelijke Jordaanoever afgesneden worden. Hierdoor zou de Westelijke Jordaanoever in twee
gedeeld worden waardoor een territoriaal eengemaakte Palestijnse staat onmogelijk wordt. De muur
rond Ma’ale Adumim zou op zijn beurt Oost-Jeruzalem van de rest van de Westelijke Jordaanoever
afzonderen en verschillende Palestijnse dorpen20
in de omgeving in enclaves transformeren (B'tselem,
2009). Duizenden andere Palestijnen zouden in enclaves tussen de Groene Lijn21
en de muur
terechtkomen. Een tweestatenoplossing zou door de uitvoer van die plannen onmogelijk worden.
De plannen werden lang tegengehouden door internationaal- en bedoeïenenverzet, maar sinds kort zijn
ze in volle uitvoer (Hunaiti, 2008). In Ma’ale Adumim werden al 2.100 nieuwe woningen gebouwd,
een deel van de muur die de nederzetting met Jeruzalem moet verbinden is al geplaatst en in 2006
werd het politiestation van Ras al-Amud naar de E-1 regio verhuisd (The Palestinian Initiative for the
Promotion of Global Dialogue & Democracy, 2006). Op termijn hoopt Israël alle bedoeïenen naar Abu
Dis te transfereren en het gebied via een muur van de buitenwereld af te sluiten.
(Zie volgende pagina voor situering Israëlische plannen rond Ma’ale Adumim)
20
Abu Dis, Anata, al-Eizarya, as Za’ayyem en As-Sawahrah-ash Shariqiya zouden tussen de bestaande en de
toekomstige muur geklemd geraken (B’tselem, 2009).
21 De Groene Lijn verwijst naar de internationaal erkende grens tussen Israël en de Bezette Palestijnse Gebieden
en werd in het wapenstilstandsverdrag van 1949 vastgelegd (Oxfam, n.d.).
19
Figuur 6: Israëlische plannen rond Ma’ale Adumim met van links naar rechts de situering van Abu Dis,
Arab al Jahalin, Ma'ale Adumim en Mishor Adumim
4. Conclusie
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het huidige Israëlische beleid aan een
sedentarisering van de bedoeïenenbevolking op de Westelijke Jordaanoever bijdraagt doordat de
Israëlische beperkingen er enerzijds voor zorgen dat de traditionele levenswijze van de bedoeïenen
onleefbaar gemaakt wordt, terwijl er anderzijds een displacementtendens ontstaat die veel bedoeïenen
naar regio’s dwingt die voor de uitoefening van hun levenswijze ongeschikt zijn.
Israël voert dit beleid bewust uit zodat het zich strategische zaken, zoals land en watervoorraden, kan
toe-eigenen die tot de verwezenlijking van de zionistische droom moeten bijdragen. Bovenstaande
voorbeelden getuigen daarvan en het ziet ernaar uit dat de situatie nog zal verslechteren. Zonder actie
is de kans dan ook groot dat de bedoeïenentraditie op de Westelijke Jordaanoever de komende jaren
ten onder zal gaan.
Ondanks de ernst van de situatie werd er tot vandaag weinig onderzoek naar het verzet en de
problemen van de bedoeïenenbevolking op de Westelijke Jordaanoever verricht. Over hun
soortgenoten in de Naqab is veel meer geweten. Er werd eveneens weinig onderzoek naar de
20
problemen en de leefomstandigheden van de gesedentariseerde bedoeïenen verricht. Dat is nochtans
belangrijk om de problematiek te begrijpen en om gerichte beleidsbeslissingen, inzake voedselhulp en
dergelijke, te kunnen nemen. Ik hoop dat deze paper een aanzet voor verder onderzoek in die richting
kan bieden.
Dankbetuigingen
Ik wil professor dokter Christopher Parker en Omar Jabary Salamanca bedanken voor hun luisterend
oor, hun tips en hun hulp bij de verfijning van mijn onderwerp. Verder wil ik Annemie Vermaelen en
Sigrid Vertommen voor hun interesse in mijn paper bedanken. Speciale dank ook aan Sirene Khalid,
Abdulla abu-Helal en Angela Goldstein voor het tolken en het verlenen van extra informatie en
contactpersonen. Als laatste wil ik mijn ouders, zus en alle anderen die in mij geloofden bedanken.
Zonder jullie was ik nooit zover gekomen.
Bibliografie
abu-Helal, A. (2011, 29 april). Interview Abu Dis. (S. Synnesael, Interviewer).
AFP. (2011, 26 januari). Occupied Palestinian territory: Israel' upped West Bank home demolitions in
2010.
Architects and Planners for Justice in Palestine (n.d.). E1 – the illegal link that consolidates the
occupation. Geraadpleegd op 12 november 2010 op http://apjp.org/e1-a-step-towards-a-dead-end/.
Aronson, G. (2005). Settlement Monitor. Journal of Palestine Studies, 34 (4), 168-176.
BIMKOM (n.d.). The Prohibited Zone: Israeli Planning Policy in the Palestinian Villages in Area C.
Jeruzalem: BIMKOM.
B'tselem (2009). Foul Play: Neglect of wastewater treatment in the West Bank. Jeruzalem: B'tselem.
B'tselem & BIMKOM (2009). The hidden agenda: The Establishment and Expansion Plans of Ma'ale
Adummim and their Human Rights Ramifications. Jeruzalem: BIMKOM & B'tselem.
B'tselem (n.d.). Jordan Valley: taking control of water sources. Geraadpleegd op 22 juni 2011 op
http://www.btselem.org/topic-page/taking-control-water-sources.
Center for Economic and Social Rights (2003). Thirsting for Justice: Israeli Violations of the Human
Right to Water in the Occupied Palestinian Territories. New York: Center for Economic and Social
Rights.
21
CNN (2010, 9 oktober). Arab League backs Palestinian leader on peace talks. CNN.
Daraghmeh, N. (2011, 23 april). Interview Ein al-Helwa. (S. Synnesael, Interviewer).
de Jong, J. (1997). Greater Jerusalem: Israel's "Greater Jerusalem" engulfs the West Bank's core.
Washington: Foundation for Middle East Peace.
De Neuter, W. (2003). Nieuwe etnische zuivering in de maak: “Transfer” van Palestijnen opnieuw op
de Israëlische politieke agenda. Uitpers, 4 (39).
Efrat, E. (1988). Geography and politics in Israel since 1967. Londen: Frank Cass Publishers.
Etkes, D. (2005, 13 mei). E 1 and Ma'ale Adumim. Settlements in focus, 1 (1).
Falah, G. (1985). How Israel Controls the Bedouin in Israel. Journal of Palestine Studies, 14 (2), 35-
51.
Falah, G. (2003). Dynamics and patterns of the shrinking of Arab lands in Palestine. Political
Geography, 22, 179–209.
Falah, G. (2005). The Geopolitics of ‘Enclavisation’ and the Demise of a Two-State Solution to the
Israeli-Palestinian Conflict. Third World Quarterly, 26 (8), 1341–1372.
Fathy (2011, 19 april). Interview Ein al-Helwa. (S. Synnesael, Interviewer).
Gaouette, N. & Ferziger, J. (2010, 6 juli). Obama meets Netanyahu as settlement freeze nears end.
Bloomberg.
Ginbar, Y. (1997). Demolishing peace: Israel’s policy of mass demolition of Palestinian houses in the
West Bank. Institute for Middle East Understanding.
Goldstein, A. (2007). Nowhere left to go: The Jahalin: Refugees or forced nomads? Jeruzalem:
ICAHD.
Halper, J. (2000). The 94 percent solution: A matrix of control. Geraadpleegd op 20 november 2010
op http://www.merip.org/mer/mer216/216_halper.html.
Halper, J. (2004). Israel and Empire. Journal of Palestine Studies, 33 (2), 105-108.
Hanafi, S. (2006). Spaciocide. In P. Misselwitz & T. Rieniets (Eds.), City of collision: Jerusalem and
the principles of conflict urbanism (pp. 92- 101). Berlijn: Publishers for Architecture.
Hanafi, S. (2009). Spacio-cide: colonial politics, invisibility and rezoning in Palestinian territory.
Contemporary Arab Affairs, 2 (1), 106-121.
22
Harel, A. (2009, 1 februari). 200 Million Shekels Invested in New Neighborhood East of Jerusalem.
Haaretz.
Human Rights Watch (2010). Seperate and unequal: Israel's discriminatory treatment of Palestinians
in the Occupied Palestinian Territories. New York: Human Rights Watch.
Hunaiti, H. (2008). "Arab Jahalin": From the Nakba to the Wall. Ramallah: Palestinian Grassroots
Anti-Apartheid Campaign.
Internal Displacement Monitoring Centre (2011). No end to internal displacement. Geraadpleegd op 15
juli 2011 op http://www.internal-
displacement.org/8025708F004CE90B/%28httpCountrySummaries%29/2C61D46982FF5F34C12578
BD0047C0C3?OpenDocument&count=10000.
“Israëlische sjekel” (2011). Geraadpleegd op 5 juli 2011 op
http://www.travelmap.nl/tags/israelische_sjekel.
Jordan Valley Solidarity (2011a). Breaking News: home demolitions in the Palestinian Jordan Valley.
Geraadpleegd op 15 juli 2011 op
http://www.jordanvalleysolidarity.org/index.php?option=com_content&view=article&id=279%3Abre
aking-news-home-demolition-in-el-meiteh-el-maleh&Itemid=7.
Jordan Valley Solidarity (2011b). Rebuilding Al Hadidiya. Geraadpleegd op 15 juli 2011 op
http://www.jordanvalleysolidarity.org/index.php?option=com_content&view=article&id=304%3Areb
uilding-al-hadidiya&Itemid=7.
Khalid, S. (2011a, 19 april). Interview Ein al-Helwa. (S. Synnesael, Interviewer).
Khalid, S. (2011b, 23 april). Interview huis Jordan Valley Solidarity. (S. Synnesael, Interviewer).
Khalil (2011, 29 april). Interview al-Jabel. (S. Synnesael, Interviewer).
Khalil, K. (2011). 1st Ed: Internal Displacement in the Occupied Palestine Territories. Londen:
Palestinian Return Centre.
Lis, J. (2010, 2 maart). Netanyahu: Israel will never cede Jordan Valley. Haaretz.
MA’AN Development Center (2008a). Apartheid roads: Promoting settlements; punishing
Palestinians. Ramallah: MA’AN Development Center.
MA’AN Development Center (2008b). Palestine's forgotten displacement: The plight of the Jordan
Valley Bedouin. Ramallah: MA'AN Development Center.
23
MA’AN Development Center & Jordan Valley Popular Committees (2010). Eye on the Jordan Valley.
Ramallah: MA'AN Development Center.
McGreal, C. (2010, 2 september). Obama warns Middle East leaders' chance may not come again
soon. The Guardian.
Mey-Tal (2011, 10 maart). Interview Jeruzalem. (H. Stein, Interviewer).
Mitnick, J. (2010, 26 september). Israeli settlers rev bulldozers as settlement freeze nears end. AP.
OCHA (2007). The humanitarian impact on Palestinians of Israeli settlements and other
infrastructure in the West Bank. New York: OCHA.
OCHA (2009). Restricting space: The planning regime applied by Israel in area C of the West Bank.
New York: OCHA.
Oren, M. (2011, 6 juni). The anniversary of Israel's Six-Day War is a reminder why it cannot return to
armistice borders. Foreign Policy.
Oxfam (n.d.). Palestina: enkele sleutelwoorden en-momenten voor Palestina en de Muur. Geraadpleegd
op 18 juli 2011 op http://www.oxfamwereldwinkels.be/palestina_begrippen#groenelijn.
Pappé, I. (2006). The ethnic cleansing of Palestine. Oxford: Oneworld Publications.
Palestinian Central Bureau of Statistics (2009). Palestinian Central Bureau of Statistics (PCBS)
releases a Statistical Report about Israeli Settlements in the Palestinian Territory 2009. Ramallah:
Palestinian Central Bureau of Statistics.
Palestinian Central Bureau of Statistics (2010). Press release. Ramallah: Palestinian Central Bureau of
Statistics.
Renard, A. (2011, 20 juni). Mailcorrespondentie.
Renard, A. (2011, 6 juli). Mailcorrespondentie.
“Report on the Situation of Bedouin Refugees in the West Bank” (2006).
Sakkar, A. (2011, 20 april). Interview al Hadidiyya. (S. Synnesael, Interviewer).
Shafia & Maufida (2011, 23 april). Interview al Fareseyya. (S. Synnesael, Interviewer).
Tagar, Z. & Qumsieh, V. (2006). A Seeping Time Bomb: Pollution of the Mountain Aquifer by Solid
Waste. Amman; Bethlehem & Tel Aviv: EcoPeace & Friends of the Earth Middle East.
24
The Palestinian Initiative for the Promotion of Global Dialogue and Democracy (2006, 18 maart).
Israel's E1 plan: Isolating East Jerusalem.
The Palestinian Nationale Initiative (Barghouthi, M.). (2010). Our story [Film].
UNRWA, Unicef & WFP (2010). Food Security and Nutrition Survey of Herding Communities In
Area C. New York: UNRWA, Unicef & WFP.
Weizman, E. (2002, 23 april). Introduction to The Politics of Verticality. Geraadpleegd op 20
november 2010 op http://www.opendemocracy.net/ecology-politicsverticality/article_801.jsp.
Weizman, E. (2004). The Geometry of Occupation. Barcelona: Centre of Contemporary Culture.
Wereldbank (2007). Movement and access restrictions in the West Bank: Uncertainty and inefficiency
in the Palestinian economy. Washington: World Bank.
Yiftachel, O. (1999). "Ethnocracy": The Politics of Judaizing Israel/Palestine. Constellations, 6 (3),
364-390.
Yiftachel, O. (2002). Territory as the Kernel of the Nation: Space, Time and Nationalism in
Israel/Palestine. Geopolitics, 7 (2), 215–248.
Yiftachel, O. (2005). Neither Two States Nor One:The Disengagement and “Creeping Apartheid” in
Israel/Palestine. The Arab World Geographer, 8 (3), 125-129.
Bibliografie figuren
Figuur 1: http://aglobalvillage.org/essays/essay0204/.
Figuur 2: http://mikeely.files.wordpress.com/2009/08/palestine_map_500.jpg?w=330&h=500.
Figuur 3: MA’AN Development Center (2008a). Apartheid roads: Promoting settlements; punishing
Palestinians. Ramallah: MA’AN Development Center, p.21.
Figuur 4: http://www.cfcenter.co.il/map2.gif.
Figuur 5: http://www.poica.org/editor/case_studies/Eastern_Segregation_zone_map.jpg.
Figuur 6: http://www.ochaopt.org/documents/E1_Jerusalem_Graphic_Barrier_August05.pdf.
25
Bijlagen
26
Ein al-Helwa: interview Fathy (19 april 2011)
(Uitgewerkte versie + eigen vertaling)
Kunt u zichzelf kort even voorstellen?
Fathy: “Ik ben 50 jaar en ik ben in Ein al-Helwa geboren. Ik woon hier met mijn familie; vrouw en
drie zonen. We overleven via de verkoop van producten van ons vee (melk, kaas,…) en hetgeen we in
de natuur vinden. Ik hoop dat ik hier kan blijven wonen, maar soms vrees ik ervoor. De Israëli’s
maken het steeds moeilijker voor ons om gewoon te leven.”
Hoe is het leven in Ein al-Helwa?
Fathy: “Het leven was hier goed totdat Israël de regio in 1982 tot militaire zone uitriep. Plots mochten
we niet meer vrij rondlopen en moesten we alles wat we deden verantwoorden. Uiteindelijk werden
we dat gewoon, maar na de oprichting van Maskiyyot in 2005 werd de situatie nog erger. Sindsdien is
het leven bijna onmogelijk geworden. De laatste drie jaar werd mijn huis zes keer vernietigd, maar ik
heb het altijd heropgebouwd. Soms bouwde ik het op dezelfde plaats opnieuw, soms op een andere
plaats binnen het dorp. Het is mijn manier van verzet. Ik weiger te vluchten. Veel families zijn al
vertrokken (vooral naar Tubas) of moeten in de nederzettingen gaan werken om te overleven, maar ik
ga liever dood dan dat ik wegga of in de nederzettingen ga werken.
Daarnaast krijg ik ook geregeld boetes (tussen de 750 en 2000 NIS) omdat ik mijn vee van de
waterbron in het dorp laat drinken of in de omgeving laat grazen. Dat is verboden omdat de Israëli’s
die grond als hun grond beschouwen. Maar hoe moet ik overleven als ik mijn dieren geen water of
voedsel kan geven? De boetes zijn zeer hoog en vaak moet ik dieren verkopen om ze te kunnen
betalen. Als ik niet betaal, verhogen de boetes. Als het zo voortgaat, zal ik op termijn geen dieren meer
hebben. Dat is waarschijnlijk wat de Israëli’s willen.”
Heeft u protest tegen deze praktijken aangetekend?
Fathy: “We trokken al verschillende keren naar de rechtbank om de situatie aan te klagen, maar dat
leverde niets op aangezien de rechtbanken Israëlisch zijn. Maar je mag hen nog met bewijsmateriaal
verblinden, uiteindelijk beslissen ze altijd in het nadeel van de Palestijnen.”
En wat met de Palestijnse Autoriteit? Kan zij niets voor jullie doen?
Fathy: “De PA kan niets doen aangezien we ons in C-gebied bevinden. Hier heeft Israël het voor het
zeggen. En zelfs moesten we niet in C-gebied wonen, betwijfel ik of de PA iets voor ons zou doen.
Tijdens Oslo dacht ze ook niet aan ons. Ze schonk al ons land zonder nadenken aan Israël. Alsof er
hier geen Palestijnen woonden. Ik geloof niet in de PA. Hier moeten de mensen alles zelf doen.”
27
Ontvangen jullie hulp van buitenlandse organisaties?
Fathy: “Nee. We krijgen geen buitenlandse hulp omdat we in C-gebied wonen. De hulp gaat enkel
naar A-en B-gebieden. Op die manier volgen de internationale organisaties het Israëlische beleid, iets
wat Israël waarschijnlijk wel leuk vindt. Soms krijgen we wel eens donaties (watertanks en dergelijke)
maar daar zijn we weinig mee omdat de politieke problemen niet opgelost worden. Wat zijn we met
tanks als we geen water hebben?”
Hoe ziet de toekomst van Ein al-Helwa er volgens u uit?
Fathy: “Ik vrees dat ons dorp binnen twee jaar verdwenen zal zijn als er niets gedaan wordt. Er blijft
nu al bijna niemand meer over, veel families zijn al vertrokken. We vragen nochtans niet veel. We
willen enkel in vrede leven met ons gezin en onze buren in ons geboortedorp.”
Extra info over dorp (Sirene Khalid)
De naam van het dorp is afkomstig van de waterbron die erdoor loopt. Ein al-Helwa = sweet water.
Het dorp wordt door 5 Israëlische nederzettingen en 2 militaire basissen omringd. De dichtstbijzijnde
nederzetting is Maskiyyot (deze nederzetting werd in 2005 door kolonisten die uit Gaza verdreven
waren gesticht). De regio was wel al langer Israëlisch militair gebied. Ein al-Helwa ligt midden in een
Israëlische militaire zone (overal waarschuwingstekens: firezone). Al de bewoners van het dorp
hebben Israëlische vernietigingsbevelen ontvangen.
De waterbron in het dorp is verboden voor de inwoners van het dorp. Het water is voorbehouden voor
de kolonisten. Via camerabewaking controleren ze of de inwoners zich aan de beperking houden.
Degene die dat niet doen krijgen boetes, worden geïntimideerd, … (verschillende gevallen van slagen,
doden van vee, afbraak van huizen, bedreigingen,… gekend). Door dat waterverbod moeten de
Palestijnen hun water aankopen (ongeveer 80 NIS/week/gezin). Dat water komt uit Bardala (zone B)
of uit zone A.
In het dorp zijn geen basisvoorzieningen aanwezig.
• School: er bevindt zich een school op 13 kilometer van het dorp, maar veel mensen durfden
hun kinderen na de creatie van het Hamra-checkpoint (één van de ergste checkpoint in de
Jordaanvallei) niet meer naar de school sturen. Een lokale ngo bouwde daarom een
tentschooltje in het dorp zelf. Op termijn hoopt de organisatie een permanente school te
kunnen bouwen. De leerkrachten zijn vrijwilligers, maar op termijn wil men ze wel betalen
voor hun werk. Ondanks dat blijft de tocht naar school gevaarlijk aangezien de kinderen langs
een settler-only weg moeten wandelen en de kolonisten er niet voor terugdeinzen om de
kinderen te intimideren of aan te vallen.
28
• De bevoorradingslijnen voor water en elektriciteit lopen door het dorp, maar enkel de kolonies
worden erdoor bevoorraad.
• Er zijn geen dokters aanwezig, maar er is wel een rijdend ziekenhuis dat twee keer in de week
rondkomt.
• Er zijn geen telefoonlijnen en de gsm-ontvangst is slecht. In de nederzettingen staan immers
stoorzenders die de Palestijnse ontvangst verstoren. Pas als men voorbij de kolonies komt, is
er opnieuw ontvangst. Als er dus iets in het bedoeïenendorp gebeurt, kan men geen hulp
inroepen.
• Weinig openbaar vervoer. Slechts zeer af en toe komt er een service taxi voorbij. Bussen
rijden er helemaal niet.
Er wonen ongeveer 30 bedoeïenenfamilies in de hele regio.
Eigen toevoegingen
Op 19 april werd het dorp door de VN (Unicef) bezocht. De leden van de delegatie gaven toe dat ze
beseften dat de Jordaanvallei een vergeten regio in Palestina is en dat ze in de toekomst meer voor de
regio moeten doen. Ze wisten echter niet hoe ze dat zouden aanpakken doordat de regio tot C-gebied
uitgeroepen is. De bewoners van het dorp reageerden niet enthousiast op het VN-bezoek. Ze wilden
resultaten zien vooraleer ze nieuwe beloftes geloofden.
Op 20 april was ik van een kolonistenaanval getuige. De kolonist kwam uit de nederzetting met steun
van enkele soldaten en hij viel de familie van Fathy aan omdat die zijn vee aan de bron had laten
drinken. De aanval ging gepaard met het uitdelen van enkele klappen en er werd een schaap
meegenomen. De familie heeft nadien ook een nieuw vernietigingsbevel gekregen.
Diezelfde dag zag ik een bedoeïenenkind bijna overreden worden door een kolonist toen het langs een
settler-only weg naar school wandelde. Het was geen ongeluk aangezien het om een rechte weg ging,
waar men personen van ver op voorhand zag naderen.
29
Al Hadidiyya: interview Abu Sakkar (20 april 2011)
(Uitgewerkte versie + eigen vertaling)
Kunt u zichzelf even kort voorstellen?
Abu Sakkar: “Ik ben 61 jaar oud en ik ben in al Hadidiyya geboren. Ik zou hier graag blijven wonen
met mijn vrouwen en kinderen. Ik hoop dat zij een toekomst in het dorp hebben.”
Hoe is de situatie in al Hadidiyya?
Abu Sakkar: “Het dorp is door drie Israëlische nederzettingen en twee militaire basissen omringd. De
eerste nederzetting, Beqa’ot, werd in 1974 opgericht op de ruïnes van een vernietigd Palestijns dorp.
Het dorp werd tijdens een Israëlisch aanval vernietigd en de bevolking werd naar Atuf en Tamoun
verdreven. Daarna namen de kolonisten de grond over en begonnen de bouw van hun nederzetting. Ze
legden ook beslag op de 40 bronnen in het dorp. Dat water gebruiken ze vandaag om hun plantages te
bewateren. De dorpsbewoners verzetten zich tegen deze praktijk door hun vee in/rond de plantages te
laten grazen.
De tweede nederzetting is Ro’i. Om die nederzetting te kunnen bouwen vernietigde Israël in 1967 een
bedoeïenendorp om er een legerkamp te bouwen. Het was het grootste legerkamp in de Jordaanvallei
en controleerde de hele Palestijnse gemeenschap en omgeving. In 1976 trok het leger weg en werd er
een landbouwkolonie op de plaats gesticht.
De derde kolonie is Hemdat. Ook zij ontstond oorspronkelijk als legerkamp (1972) op het grondgebied
van een Palestijns dorp. Doordat de mensen die rond het kamp woonden, hun dieren niet langer rond
het dorp mochten voederen verhuisden er velen. In 1984 werd de definitieve kolonie gesticht.
Daarnaast zijn er nog twee militaire basissen in de omgeving die vaak voor problemen zorgen
(invallen in het dorp, afsluiten van wegen,…).
De gevolgen voor al Hadidiyya waren enorm. Van de 300 mensen die er voor de bezetting woonden,
blijven er slechts 100 over. De meeste zagen het leven hier niet meer zitten en vertrokken op zoek naar
een beter leven.”
Wat zijn de gevolgen voor u persoonlijk?
Abu Sakkar: “Ons leven is volledig aan het Israëlische beleid ondergeschikt. Allereerst is er de
economische controle. Het Israëlische beleid maakte dat we onze dieren niet langer op onze
traditionele gronden mogen laten grazen. We doen dat toch omdat we anders niet overleven. Mijn
familie kreeg daar al verschillende boetes voor en één van mijn zonen zat al meer dan tien keer in de
gevangenis omdat we dat verbod negeren. Vandaag kopen we voedsel voor onze dieren, maar dat is
zeer duur.
30
Daarnaast is er het verbod op bewegingsvrijheid. Al Hadidiyya is volledig van de buitenwereld
afgesloten door een elektrisch hekken, dat maar twee keer in de week gedurende 50 minuten opengaat.
Er werden ook overal aarden bermen opgeworpen om ons van de buitenwereld af te sluiten. We leven
hier eigenlijk in een gevangenis en we kunnen onze gemeenschap slechts via sluipwegen bereiken. Je
hebt zelf gezien hoe we hier geraakt zijn (eigen noot: zandweg door open velden die ongeschikt is om
met een gewone auto te berijden). Als de Israëlische soldaten ons betrappen op het gebruik van
sluipwegen, worden we bestraft. Dan doen ze het hekken de volgende keer niet open of doorzoeken ze
onze spullen urenlang vooraleer ze ons doorlaten. Ik verloor een zoon doordat de Israëlische soldaten
weigerden om het hekken rond ons dorp open te doen. Ze zeiden dat het niet de voorziene dag was. Hij
was door een tractor aangereden en bloedde dood. Hij leefde misschien nog, als we hem naar een
ziekenhuis hadden kunnen brengen.
Verder is er ook een enorme sociale controle. Israël houdt alles wat we doen in het oog en we worden
gestraft van zodra we iets doen dat hen niet aanstaat. Het is vreselijk om hier te wonen, maar het is wel
mijn dorp. Daarom blijf ik.”
Hoe zit het met de huisvernietigingen?
Abu Sakkar: “Het is hier niet veel anders dan in andere bedoeïenendorpen. Mijn huis werd al vier keer
vernietigd, maar ik heb het altijd opnieuw opgebouwd. De eerste keren herbouwde ik het op dezelfde
plaats, de laatste keren heb ik een andere plaats binnen het dorp gezocht. Maar intussen heb ik een
nieuw vernietigingsbevel ontvangen.”
Zijn jullie naar de rechtbank gegaan om die praktijken aan te klagen?
Abu Sakkar: “Ja, we dienden al verschillende keren klacht in en we trokken ook al verschillende keren
naar de rechtbank, maar altijd zonder succes. De eerste klacht diende ik in 1997 in. Het duurde tot in
2006 vooraleer er een uitspraak was. De rechter besliste dat we moesten verhuizen omdat we hier
volgens hem illegaal wonen, terwijl ik over legale eigendomspapieren beschik. In 2007 diende ik een
tweede klacht in, maar ik wacht nog steeds op een uitspraak. Het enige voordeel van de situatie is dat
mijn huis niet vernietigd mag worden zolang er geen rechterlijke uitspraak is. De vraag is nu of Israël
zich daaraan zal houden. Over het algemeen doet het wat het wil. En intussen blijven we door de
kolonisten bedreigd worden en blijven de vernietigingsbevelen binnenkomen.”
Doet de Palestijnse Autoriteit iets om de situatie te veranderen?
Abu Sakkar: “De PA doet helemaal niets. Ze mag ook niets doen aangezien we ons in C-gebied
bevinden. Hier is Israël baas. Zelfs internationale organisaties die in deze regio willen werken mogen
niet binnen. En iedereen schikt zich in deze zaken, waardoor ze het beleid van Israël helpen naleven en
helpen uitvoeren.”
31
Hoe ziet u de toekomst?
Abu Sakkar: “Niet goed. Ik zou hier graag blijven wonen, maar soms denk ik dat het een verloren
moeite is. Vroeg of laat zullen we waarschijnlijk toch moeten vertrekken omdat we niet langer kunnen
overleven. We zouden niet de eerste zijn die vertrekken, maar toch hoop ik dat ik dat nooit moet
meemaken. Al Hadidiyya blijft mijn dorp.”
32
Al Fareseyya: interview Shafia en Maufida (23 april 2011)
(Uitgewerkte versie + eigen vertaling)
Hoe is de situatie in al Fareseyya?
Shafia en Maufida: “Ons dorp telt dertig families en wordt lang alle kanten door nederzettingen en
militaire faciliteiten bedreigd. Er liggen vijf nederzettingen (Mechola, Maskiyot, Beqa’ot, R’oi en
Rotem) en de twee legerkampen in onze buurt. De Israëli’s willen de nederzettingen met elkaar
verbinden, maar ons dorp ligt daarvoor in de weg wat ertoe geleid heeft dat we geregeld door het
Israëlische leger aangevallen worden. Sinds de nederzettingen er zijn leven we in constante angst. Je
weet immers nooit wanneer de hel zal losbarsten. De kolonisten houden het meestal op bedreigingen,
ze gebruiken zelden geweld, maar dat kan niet van het leger gezegd worden. De soldaten hebben
verschillende van onze dorpsgenoten al meerdere keren opgeroepen om hun huizen zelf te vernietigen
omdat ze dan meer spullen kunnen behouden. Daarnaast houden de militairen soms manoeuvres in ons
dorp waardoor we ons huis niet kunnen verlaten.”
Wat zijn de gevolgen daarvan voor jullie familie?
Shafia en Maufida: “De gevolgen zijn meervoudig. Zo werd ons huis vorig jaar twee keer in één week
tijd vernietigd. De tweede keer werden onze spullen door de bulldozers onder de aarde gemengd,
waardoor we niets meer hadden. We konden zelfs geen eten meer maken aangezien we geen pan meer
hadden. Gedurende die periode (totdat ons huis opnieuw opgebouwd was) woonden we bij mensen in
Tubas, maar dat was slechts een noodoplossing. Onze familie telt 14 leden en het was er behoorlijk
krap.
Verder ondervinden we ook hinder doordat we onze dieren niet langer op onze traditionele gronden
mogen voederen. Hierdoor zijn we verplicht om voedsel voor onze dieren te kopen (ongeveer 200
NIS/2 dagen). We moeten eveneens drinkwater in Bardala kopen omdat Israël ons geen toestemming
geeft om nieuwe waterputten te graven. Dat kost ons 100 NIS per dag. Wij moeten gelukkig nog geen
vee verkopen of leningen aangaan. We beschikken zelf nog over voldoende geld. Anderen hebben
minder geluk. Zij moeten wel lenen of vee verkopen om hun water-en andere rekeningen te kunnen
betalen. Op termijn zullen ze zo hun hele kuddes kwijtraken.
We hebben ook geen basisvoorzieningen: geen water, geen elektriciteit, geen ziekenhuizen,… Als we
ziek worden moeten we via een taxi of al liftend naar het ziekenhuis van Tubas of Bardala. Maar er
komen hier weinig auto’s voorbij waardoor we waarschijnlijk niet op tijd in het ziekenhuis geraken als
er iets serieus is. We zijn dan ook bang om ziek te worden.
Verder mogen we ook geen permanente huizen zetten of onze tenten moderniseren en van
basisvoorzieningen voorzien. Israël staat dat niet toe. Het laat ons gewoon afzien in de hoop dat we
verhuizen zodat het onze grond kan innemen.”
33
Onderneemt de Palestijnse Autoriteit geen actie om iets aan de situatie te veranderen?
Shafia en Maufida: “Nee, we klaagden de situatie al verschillende keren voor het gemeentebestuur van
Tubas aan en we gaven de PA-vertegenwoordigers ook al onze documenten (eigendomspapieren,
vernietigingsbevelen,…) als bewijsmateriaal, maar dat leverde niets op. Je kan niet op hen rekenen. De
PA doet alsof we niet bestaan. Ook het hoofd van de dorpsraad, Aref, doet niets. Hij volgt het
Israëlische beleid blindelings en buit ons uit. Op een bepaald moment wou hij ons doen betalen voor
water dat afkomstig was van een put die een lokale ngo gegraven had. Waarom? Geen idee. Soms zegt
hij ons zelfs dat we beter naar A-en B-gebieden zouden verhuizen. Is dat nu normaal? Hij zou toch
voor ons moeten opkomen, maar dat doet hij niet. Niemand komt voor ons op, we moeten onszelf
maar behelpen. Soms heb ik het idee dat we onder twee bezettingen leven; een Israëlische en een
Palestijnse aangezien de PA toch alles doet wat Israël zegt.”
Zijn er internationale organisaties aanwezig die jullie helpen?
Shafia en Maufida: “Nee, de meeste organisaties durven hier niet te komen omdat het C-gebied is. Zij
laten ons eveneens aan ons lot over en steunen op die manier het Israëlische beleid. Heel af en toe
ontvangen wel eens donaties. Zo doneerden Oxfam en de Europese Unie enkele jaren geleden een
aantal watertanks. Wel ironisch als je weet dat er geen water is om in de tanks te doen. Na de
vernietiging van ons huis ontvingen we ook ijzer om ons huis te herbouwen. Dat is allemaal goed en
wel, maar het verandert niets aan het fundamentele probleem: de Israëlische bezetting. Zolang er geen
politieke oplossing komt, zullen we moeten blijven vechten om te kunnen overleven. Maar we willen
hier niet weg. We zijn hier geboren en we willen hier ook blijven.”
Extra info over het dorp door Sirene Khalid
Alle families in het dorp ontvingen vernietigingsbevelen voor hun huizen en dierenhokken. In het
verleden werd het dorp al verschillende keren vernietigd, maar de bewoners hebben het altijd weer
opgebouwd. Daarnaast heeft Israël ook de olijfgaarden van het dorp vernietigd en de waterpompen
gestolen. Die laatste worden nu in het plaatselijke Israëlische legerkamp gebruikt om water voor de
soldaten op te pompen. Ook de landbouwvoertuigen van de boeren zijn in beslag genomen. Men
probeert de mensen hun leven onhoudbaar te maken, zodat ze verhuizen. Uiteindelijk is het gewoon
een kwestie van wie het langst volhoudt.
Sommige mensen, zoals Faik (landbouwer in dorp), trekken naar de rechtbank om de
vernietigingsbevelen aan te vechten, maar over het algemeen levert dat niets op. Ondanks het feit dat
Faik over eigendomspapieren beschikt die bewijzen dat hij de wettige eigenaar van het land is,
luisteren de rechters niet naar hem.
34
De Jordaanvallei wordt aan haar lot overgelaten door de internationale gemeenschap. Die is enkel
actief in A-en B-gebied, in C-gebied wordt zelfs geen voedselhulp uitgedeeld. Er zijn wel veel
internationale vrijwilligers actief in de regio, maar dat zijn allemaal gewone personen die iets willen
doen, geen regeringen. In het verleden zette de internationale gemeenschap soms eens projecten op,
maar die mislukten. Zo was er bijvoorbeeld het Baba-project van USAID, dat boeren leningen wou
geven zodat ze serres konden bouwen. Dat project faalde omdat de kosten voor de boeren zo hoog
opliepen dat verschillende van hen failliet gingen. Hetzelfde gebeurt met andere internationale
projecten. Ze zijn vaak niet op de situatie ter plaatse afgestemd, waardoor ze meer kwaad dan goed
doen.
Eigen bemerking
De beide bedoeïenenvrouwen waren direct bereid om te praten, maar ze zeiden onmiddellijk dat het
niets zou opleveren. Ze hebben hun verhaal al aan zoveel mensen verteld, maar tot vandaag wachten
ze op een oplossing. Je merkte zeer goed dat ze zich in de steek gelaten voelden.
35
Ein al-Helwa: interview Nabil Daraghmeh (23 april 2011)
(Uitgewerkte versie + eigen vertaling)
Kunt u zichzelf kort even voorstellen?
Nabil: “Ik ben Nabil Daraghmeh (40 jaar) en ik woon al heel mijn leven in Ein al-Helwa, maar tot
enkele weken geleden woonde ik wat verder langs de weg. Dat huis werd door de Israëli’s vernietigd.
Ik heb daar vijftien jaar gewoond. Nu woon ik hier met mijn vrouw en mijn negen kinderen. Ik
overleef via landbouw, waardoor ik niet in de kolonies moet werken, zoals sommigen van mijn
buren.”
Kunt u wat meer vertellen over de vernietiging van uw huis?
Nabil: “Eind maart zetten kolonisten uit Maskiyyot een tent op naast mijn huis. Daarna begonnen ze
mijn familie en leden van een ngo die hier waren te bedreigen. Op een bepaald moment bonden ze ons
zelfs vast. Na een tijdje kwam het Israëlische leger en dat heeft ons uiteindelijk met traangas en
geweld uit ons huis gejaagd. Daarna werd mijn huis voor mijn ogen vernietigd. Ik had niet eens een
vernietigingsbevel ontvangen. Ze hebben mijn huis gewoon voor hun plezier ingenomen.”
Wat gebeurde er daarna?
Nabil: “Na de vernietiging van ons huis probeerden we een nieuwe tent op te zetten. We hadden
immers een plaats nodig om te kunnen slapen, maar ook die tent werd vernietigd. Uiteindelijk hebben
we dan een hele tijd in de school gewoond (eigen noot: ik heb de school bezocht en het is gewoon een
tent opgetrokken uit jutezakken zonder bescherming tegen wind of regen). Daarna heb ik hier een huis
gebouwd. Tot nu toe heb ik nog geen vernietigingsbevel ontvangen, maar dat zal waarschijnlijk niet
lang duren. Het leger liet me de afgelopen weken al verschillende keren weten dat ik de regio voor
mijn eigen veiligheid beter zou verlaten. Maar waar moet ik heen? Dit is mijn thuis. De kolonisten
houden zich voorlopig wel koest. Maar het is hier niet veilig. Een aantal maanden geleden opende het
leger het vuur op een kudde kamelen en de regio ligt vol met mijnen die hier achtergelaten zijn na
militaire oefeningen. Ik verloor al een zoon aan een landmijn (1980), ik zou niet graag een ander kind
op die manier verliezen.”
Heeft u de situatie aangeklaagd?
Nabil: “Ik diende verschillende klachten in, maar dat leverde niets op. Alle rechtbanken worden door
Israëlische rechters voorgezeten en die nemen altijd beslissingen in het voordeel van Israël en de
kolonisten. En op onze eigen politici moeten we ook niet rekenen. Onze burgemeester steunt de
kolonisten en de PA durft niets te doen omdat we in C-gebied wonen. Bovendien is het ook duur om
een rechtszaak aan te spannen. Veel mensen kunnen dat gewoon niet betalen. We zijn volledig op
onszelf aangewezen.”
36
Waarom zegt u dat de burgemeester de Israëli’s steunt?
Nabil: “Omdat hij niet eens voor ons opkwam toen we uit ons huis gezet werden. Hij is even komen
kijken en probeerde me te overtuigen om toe te geven en te verhuizen. Toen hij merkte dat ik me zo
lang mogelijk zou verzetten, is hij weggegaan. Daarna hebben we hem niet meer gezien. Later
vertelden andere mensen me dat hij bij hen hetzelfde gedaan had; dat hij hen ook tot een verhuis
proberen bewegen heeft. Ik weet niet waarom hij dat doet. Het is waarschijnlijk gemakkelijker om te
zwijgen, dan tegen de Israëli’s in te gaan.”
Ontvangen jullie hulp van de internationale gemeenschap?
Nabil: “Bitter weinig. En de projecten die toch opgezet worden, hebben meestal niet het verwachte
resultaat. Drie jaar geleden was er een initiatief van Oxfam, dat ervoor zou zorgen dat onze
levenssituatie veranderde. Iedereen die wou deelnemen moest 300 JD geven. Meer dan honderd
mensen deden dat, waaronder ikzelf. Maar het enige wat we uiteindelijk ontvangen hebben zijn
watertanks. We kunnen ze niet eens gebruiken aangezien we geen water hebben om erin te doen. Ik
geloof niet meer in de internationale gemeenschap. Ze laat ons, net als de rest, aan ons lot over. Als we
iets willen bereiken moeten we het zelf doen of in samenwerking met een aantal lokale ngo’s. Dat is
de enige manier.”
37
Abu Dis: Interview met dokter Abdulla abu-Helal (29 april 2011)
(Uitgewerkte versie + eigen vertaling)
Kunt u zich kort even voorstellen?
Abdulla: “Ik ben dokter in het ziekenhuis van Abu Dis; het enige ziekenhuis dat nog aanwezig is in
deze regio. Vroeger gingen zieke personen mensen naar Jeruzalem, maar door de muur is dat
onmogelijk geworden en komen ze allemaal naar hier. De situatie is zeer moeilijk. Naast dokter ben ik
ook sociaal en politiek actief. Ik praat met lokale en nationale politici om hen te overtuigen dat we
hulp nodig hebben. Verder reis ik ook vaak naar het buitenland om onze situatie daar uit te leggen.”
In Abu Dis wonen verschillende bedoeïenengemeenschappen. Zijn er onderlinge verschillen
tussen de gemeenschappen waar te nemen? En hoe zijn hun leefomstandigheden?
Abdulla: “Er wonen twee bedoeïenengemeenschappen in deze regio, maar hun situatie is totaal
verschillend. Aan de ene kant heb je de bewoners van Arab al Jahalin. Zij worden als kolonisten
aanzien omdat ze zich met de hulp van de Israëlische overheid op de grond van Abu Dis vestigden. Ze
vroegen niet eens toestemming aan de rechtmatige eigenaars. De bedoeïenen die in Arab al Jahalin
wonen sloten een aantal jaar geleden een akkoord met de Israëlische overheid en als beloning daarvoor
bouwde Israël een dorp voor hen. De mensen wonen in huizen, hebben hun nomadenstijl opgegeven
en de meeste van hen werken in de Israëlische nederzettingen. Ze trekken ook niet meer rond, ze leven
permanent in het dorp. Als mensen uit Abu Dis het over de bedouin village hebben, bedoelen ze dat
dorp.
Aan de andere kant is er de bedouin community. Daarmee bedoelt men de verschillende
bedoeïenengroepen in de omgeving. De mensen die daar wonen worden als gasten aanzien omdat ze
elk moment met hun vee kunnen verder trekken. Het gaat om echte bedoeïenen. Ze leven in tenten van
geitenhaar of in huizen die gemaakt zijn van gevonden materiaal. Voor ze zich daar vestigden hebben
ze toestemming aan de rechtmatige grondeigenaars gevraagd en ze weten dat ze moeten vertrekken als
de eigenaars dat vragen. Met hen hebben we geen problemen.”
Zouden er problemen ontstaan als die bedoeïenen zouden beslissen om zich permanent te
vestigen?
Abdulla: “Ja, ze bevinden zich immers op land van Abu Dis. Maar ik denk dat we ons niet teveel
zorgen in de bedouin community moeten maken. De Israëlische overheid vroeg hen al verschillende
keren om de anderen in Arab al Jahalin te vergezellen, maar tot nu toe hebben ze altijd geweigerd. Ze
willen geen land overnemen dat niet van hen is.”
38
Is het gebied waar de bedoeïenen wonen tot C-gebied uitgeroepen?
Abdulla: “Ja. Zowel het land van Arab al Jahalin, als het land waar de andere bedoeïenen wonen is C-
gebied.”
Doen zich conflicten voor tussen de bedoeïenen uit het dorp en degene die naar het dorp
weigeren te verhuizen?
Abullah: “Dat weet ik niet. Ik weet enkel dat er in het ziekenhuis geen onderscheid tussen de
verschillende groepen gemaakt wordt. Uiteindelijk zijn we allemaal Palestijnen en hebben we allemaal
met dezelfde problemen te kampen. We zijn allemaal het slachtoffer van het Israëlische plan dat ons in
kantons en openluchtgevangenissen wil onderbrengen zodat we beter te controleren en te
onderdrukken zijn.”
Met welke problemen komen de bedoeïenen naar het ziekenhuis? Komen zij omdat ze het
slachtoffer geworden zijn van Israëlische agressie of omwille van andere zaken?
Abdulla: “We krijgen geregeld slachtoffers van Israëlische agressie binnen, maar de meerderheid komt
voor andere problemen. Veel bedoeïenen hebben besmettelijke ziektes doordat ze geen proper
drinkwater hebben. Daarnaast kampen veel bedoeïenen met borstinfecties en allergieën doordat ze
naast/op de vuilnisbelt van Jeruzalem wonen. De agressieslachtoffers zijn meestal personen die aan de
andere kant van de muur probeerden raken en betrapt werden.”
Ontvangt het ziekenhuis van Abu Dis buitenlandse hulp?
Abdulla: “Nee, we moeten onze problemen zelf oplossen. En het feit dat dit C-gebied is maakt het niet
gemakkelijk. Het ziekenhuis is te klein om de patiëntenstroom op te vangen, maar Israël geeft ons
geen toestemming om uit te breiden. Ons ziekenhuis is ook niet voor de behandeling van noodgevallen
uitgerust. Zulke patiënten moeten naar Jeruzalem, maar ze geraken daar moeilijk door de
aanwezigheid van de muur. We krijgen geregeld vrouwen binnen die aan de checkpoint bevallen zijn
omdat de Israëli’s hen niet wilden doorlaten. Soms krijgen we zelfs lijken door die weigering. De
internationale gemeenschap doet hier niets omdat het hen niets oplevert. Geen enkele organisatie
investeert in iets dat binnen enkele maanden misschien van de kaart geveegd wordt. Hier moeten we
alles zelf doen.”
Voelen jullie iets van de geplande uitbreiding van Ma’ale Adumim?
Abdulla: “Ja, drie weken geleden werd er nog eens 1400 hectaren land van Abu Dis geconfisqueerd
om de nederzetting uit te breiden. Verder doet men er ook alles aan om de bevolking van Ma’ale
Adumim te vergroten. Drie jaar geleden woonden daar 30.000 personen, vandaag zijn er dat 50.000.
Mensen uit heel Israël worden aangemoedigd om naar Ma’ale Adumim te verhuizen. Dat lukt
aangezien alles in de nederzetting hevig gesubsidieerd wordt waardoor alles daar goedkoper is dan
39
buiten de grenzen van de nederzetting. Het is er zelfs goedkoper dan in Palestina. En het feit dat
Ma’ale Adumim zo dicht bij Jeruzalem ligt vormt een extra aantrekkingspool. Iedereen kan naar daar
verhuizen, maar toch zie je dat er vooral economische migranten uit Oost-Europa, Amerika en de rest
van Israël wonen. Het is niet zoals in Hebron en Nablus, waar enkel radicalen gaan wonen.”
Zijn er meer problemen/ gewelddadige uitbarstingen sinds men de nederzetting is beginnen
uitbreiden?
Abdullah: “Nee, het geweld is hetzelfde gebleven. In deze regio zijn er sowieso minder conflicten dan
in Hebron of Nablus. Ik denk dat het vooral te maken heeft met het soort kolonisten dat hier woont.
Sommige kolonisten verzetten zich zelfs tegen de Israëlische plannen. Niet omdat ze vrede met de
Palestijnen willen, maar omdat enkele Israëlische plannen het voordeel van de kolonisten teniet zou
doen. Zo wou Israël een muur tussen Ma’ale Adumim en Abu Dis bouwen, maar de kolonisten
verzetten zich daartegen omdat ze dan niet langer toegang tot de goedkope Palestijnse producten
zouden hebben of hun auto niet goedkoop konden laten herstellen. Hun verzet leverde echter niets op,
de muur wordt vandaag toch gebouwd. Op termijn zal Abu Dis een gevangenis worden. In het oosten
en westen zullen we via een muur van de rest van de Westelijke Jordaanoever afgesneden worden,
terwijl er in het zuiden en noorden een checkpoint zal zijn. De hoofdweg tussen Jeruzalem en Jericho
zal eveneens door deze muur afgesloten worden. Israël bouwt intussen zelfs een nieuwe weg voor de
Palestijnen zodat we hun wegen niet langer moeten gebruiken. Echte apartheid.”
Wat zal er met de Palestijnen gebeuren die zich buiten de muur bevinden?
Abdulla: “Die zullen door de Israëlische autoriteiten binnen de muur gedwongen worden. Iets wat al in
Sharon zijn transferplan uit 1967 duidelijk werd. Dat plan ontstond na de oorlog van 1967 toen bleek
dat de Palestijnen niet dezelfde reactie als in 1948 hadden en op hun land bleven in plaats van te
vluchten. Israël moest dus een oplossing zoeken om zich van de Palestijnen te ontdoen en toen kwam
Sharon met zijn plan. Hij vond dat de Palestijnen via geweld naar voor hen bestemde gebieden
getransfereerd moesten worden. Dat plan is nooit uitgevoerd, maar zijn opvolger, Allon, gebruikte dat
idee wel om zijn eigen plan uit te werken. Het eindresultaat zou hetzelfde zijn, maar het zou op een
subtielere manier bereikt worden. In de eerste fase zou Israël het land rond Palestijnse dorpen en
steden confisqueren, de hoogvlakte inpalmen en nederzettingen bouwen. Daarna zouden er
checkpoints geplaatst worden en een muur gebouwd worden. Hierdoor zou Israël de grenzen en de
waterbronnen in handen krijgen en de Palestijnen in hun ontwikkeling belemmeren. Het plan heeft dus
hetzelfde doel als het Sharonplan, maar de transfer gebeurt door intimidatie, het belemmeren van een
goed leven,… De Israëli’s gaan ervan uit dat we wel zullen vertrekken als ze ons het leven onmogelijk
maken. Hun excuus van veiligheid klopt niet als je kijkt naar het ontstaan van het plan. Veiligheid is
gewoon een excuus om land en water in te nemen en een muur te bouwen.
40
Dat blijkt ook uit de volgende anekdote. Een aantal jaar geleden had ik een bespreking met een
advocaat uit Ma’ale Adumim en ik vroeg hem waar de grenzen van de nederzetting liepen. Hij
antwoordde: Ma’ale Adumim loopt van de Dode Zee tot Damascus Gate (in Jeruzalem). Toen ik vroeg
wat er met Abu Dis zou gebeuren zei hij: binnen 15 jaar zijn jullie allemaal weg. Toen ik vroeg waar
we heen zouden gaan, antwoordde hij: Jordanië. Vandaag bestaat er al een grote diaspora van
hoogopgeleide mensen die naar een beter leven op zoek gaan. Het leven hier is geen leven.
Wat momenteel met de bedoeïenen gebeurt (hen naar Arab al Jahalin proberen dwingen) past perfect
in het plaatje. Als ze in Israëlische dorpen leven, kunnen ze geen immers geen kwaad meer doen en
kan men ze gemakkelijker controleren en straffen.”
Vonden er al veel huisvernietigingen plaats om de uitbreiding van de nederzetting te
waarborgen?
Abdulla: “Nee, maar niemand kan voorspellen wat de toekomst zal brengen. Op termijn hoopt Israël
de bestaande nederzettingen in de omgeving van Abu Dis uit te breiden en met elkaar te verbinden.
Dat kan niet bereikt worden zonder huisvernietigingen. Dat project zou eveneens het einde van een
onafhankelijke Palestijnse staat betekenen. De toekomst ziet er slecht uit, maar we mogen de hoop niet
verliezen. Als we dat doen, zijn we pas echt verloren.”
Doet de Palestijnse Autoriteit niets om die situatie te vermijden?
Adbulla: “De PA kan niet veel in C-gebied doen, maar dat betekent niet dat ze niet probeert. Het
probleem is dat de resultaten altijd tegenvallen. Bovendien heeft Oslo de PA veel krediet gekost. Wat
er toen beslist is, kwam niet met het idee van de Palestijnse bevolking overeen. De bevolking steunde
de onderhandelingen niet. Eerst legde de PA de eerste Palestijnse revolutie (1e intifada) stil en daarna
gaf het Israël zijn zin. Dat verloren krediet is nog steeds niet hersteld. Tot vandaag beschuldigen veel
mensen de PA van medeplichtigheid aan het Israëlische beleid.”
Hoe ziet u de toekomst?
Abdulla: “Dat is moeilijk te zeggen. Ik weet alleen dat onze leiders eens goed over hun toekomstige
strategie moeten nadenken. In het verleden onderhandelden we, maar die onderhandelingen draaiden
altijd in het voordeel van Israël uit. Onderhandelingen zijn een tijdwinning voor Israël en zorgen
ervoor dat het intussen feiten op de grond kan blijven creëren. Er is een nieuwe strategie nodig die
verhindert dat Israël zijn zin krijgt. De ruzie tussen de Palestijnse partijen onderling is ook niet goed.
Gelukkig wordt die ruzie momenteel opgelost (verwijzing naar ondertekening verdrag tussen Hamas
en Fatah om waar samen te werken) en ik hoop dat er daarna serieus over de toekomstige uitdagingen
nagedacht wordt. Volgens mij is de Zuid-Afrikaanse oplossing ook de onze. Maar dat kan niet zolang
een aantal voorwaarden, eenheid tussen de Palestijnen, volksverzet, Westerse boycot, meer
41
internationale steun en meer steun om door te zetten, niet vervuld worden. Ik hoop dat deze zaken snel
gebeuren. Enkel zo kan er een einde aan de Palestijnse apartheid gemaakt worden.”
Eigen bemerking
Op 4 mei 2011 kwam de burgemeester van Abu Dis (PA) bij Abdulla op bezoek. Ik was ook
uitgenodigd en ik vroeg hem waarom de PA niets deed om de situatie van de bedoeïenen rond Abu Dis
te verbeteren. Hij gaf toe dat hij niets deed omdat het C-gebied was. Hij zei dat hij niets kon doen
zonder Israëlische toestemming en dat hij geen zin had om nog meer problemen te creëren door iets
voor de bedoeïenen te vragen. Voor het overige was hij niet echt spraakzaam en hij liet me duidelijk
blijken dat hij het niet leuk vond dat ik de situatie van de bedoeïenen onderzocht.
42
Al-Jabel: Interview Khalil (29 april 2011)
(Uitgewerkte versie + eigen vertaling)
Wat zijn de gevolgen van het Israëlische beleid voor al-Jabel?
Khalil: “De gevolgen van het Israëlische beleid zijn enorm, het is bijna te veel om op te noemen. Ons
leven wordt gewoon onmogelijk gemaakt. We leven compleet afgesloten van de buitenwereld doordat
er geen weg naar ons dorp loopt. We moeten meer dan een halfuur over een stenige zandweg rijden
voor we in de bewoonde wereld komen. We hebben al verschillende keren gevraagd of we de weg
mogen herstellen, maar dat mag niet.
De nederzettingen (Qedar en Ma’ale Adumim) zijn op onze graaslanden gebouwd waardoor we bijna
geen voedsel voor onze dieren meer vinden. We hebben ook chronische watertekorten. We worden via
een buis van twee centimeter van water voorzien. Er is nooit voldoende water voor iedereen en de
kolonisten snijden onze toevoer geregeld af. We zijn afhankelijk van water dat we in Abu Dis kopen,
maar zelfs dan is onze beschikbare waterhoeveelheid laag. In uitzonderlijke gevallen graven we putten
om grondwater op te vangen. Dat water is van slechte kwaliteit door de vuilnisbelt in de buurt, maar
het is dat drinken of van de dorst omkomen.
Er is ook geen elektriciteit in ons dorp. Enkel de school heeft een generator, maar één generator is
eigenlijk te weinig om de hele school van elektriciteit te voorzien. De school zelf werd enkele jaren
geleden door de Palestijnse Autoriteit opgericht, maar we weten niet hoelang ze hier nog zal staan
aangezien Israël er een vernietigingsbevel voor uitgevaardigd heeft.”
Vinden er hier veel huisvernietigingen plaats?
Khalil: “Ja, de school is al driemaal vernietigd en ook verschillende huizen in het dorp zijn de voorbije
jaren met de grond gelijk gemaakt. De ergste vernietigingen vonden in 1997 plaats. Toen vielen 1.000
Israëlische soldaten het dorp aan en ze vernietigden alles dat ze tegenkwamen, vooraleer ze ons dorp
tot militaire zone uitriepen. Gedurende die periode moesten we overleven zonder huis, eten, … Na 14
dagen hebben we een advocaat ingeschakeld die er na drie maanden procederen in slaagde om een
uitspraak te versieren die ervoor zorgde dat het dorp herbouwd mocht worden. De school mocht echter
niet herbouwd worden. We hebben dan een nieuwe klacht ingediend om de school te mogen
herbouwen. Na lang wachten kregen we toestemming om de school te herbouwen, maar sindsdien is
ze al verschillende keren vernield. De laatste maanden nam het aantal bedreigingen sterk toe. Sinds
februari kregen we al meer dan 20 waarschuwingen om ons dorp te verlaten. De Israëli’s boden ons
zelfs geld aan opdat we naar het bedoeïenendorp (Arab al Jahalin) zouden verhuizen, maar we hebben
geweigerd. We willen het land van Abu Dis niet innemen, we willen niet als kolonisten gezien
worden.”
43
Is het geweld tegen jullie de afgelopen maanden ook toegenomen?
Khalil: “Nee, niet echt, maar de situatie is altijd gespannen. In de zomer bijvoorbeeld gooien de
kolonisten brandende autobanden van de hellingen in de hoop dat ze onze huizen in brand kunnen
steken of ons kunnen verwonden. Verder wordt de weg naar Abu Dis vaak afgesloten, wordt er expres
afval op de weg gegooid, wordt de weinige hulp die we krijgen geconfisqueerd of moeten we
vernederende zoekacties ondergaan vooraleer we ons dorp mogen verlaten. Verschillende mensen hun
vee werd in beslag genomen omdat het op verboden terrein aan het grazen was.”
Jullie wonen vlak bij de vuilnisbelt van Abu Dis. Wat zijn de gevolgen daarvan?
Khalil: “Onze dieren sterven doordat ze plastiek of giftig afval eten. Zelf hebben we last van
ademhalingsproblemen, astma en allergieën. Verschillende kinderen kwamen om toen ze in het afval
speelden. Sommigen werden overreden door bulldozers die nieuw afval kwamen storten, anderen
raakten bedolven en stikten. Het afval trekt ook wilde honden aan, die mensen en dieren aanvallen.
Daarnaast lozen de nederzettingen hun afvalwater in ons drinkwater, waardoor we chemische en
giftige stoffen binnenkrijgen als we grondwater drinken.”
Ontvangen jullie buitenlandse hulp?
Khalil: “Ja, maar niet veel. Vooral Spanje en Italië leveren hulp. Zij hielpen bij de bouw van de
school, doneerden veevoeder en schonken ons watertanks. De rest van de wereld doet niets, net als de
PA. Buiten de bouw van de school heeft de PA nog nooit iets voor ons gedaan omdat we ons in C-
gebied bevinden. We krijgen zelfs geen voedselhulp. Van de UNWRA krijgen we wel om de drie
maanden een hoeveelheid graan om onze dieren te voederen, maar dat is vaak van zo slechte kwaliteit
dat we het moeten weggooien. En we moeten zelf voor het transport betalen omdat we zo afgelegen
wonen. Hetzelfde geldt voor het rijdende ziekenhuis dat 1 keer om de drie maand langskomt. Ook daar
moeten we voor betalen, net als voor de vaccinaties. En het ziekenhuis heeft vaak niet voldoende
medicijnen bij om iedereen te helpen. We vroegen in het verleden een terugbetaling aan de PA, maar
die zegt dat ze daar geen budget voor heeft.
Mensen willen ook geen voedsel- of andere hulp, ze willen een politieke oplossing. Ze willen steun
zodat ze hier kunnen blijven wonen. Ze willen een permanent ziekenhuis zodat ze niet moeten
wachten op de mobiele kliniek of uren te voet onderweg zijn naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Ze
willen een dierenarts zodat zieke dieren een kans hebben om te overleven. Dat zijn geen onmogelijke
eisen, maar toch gebeurt er niets. Alles wat we vragen is blijkbaar te veel.”
Hoe overleven jullie?
Khalil: “Sommigen werken in de nederzettingen, anderen overleven via hun dieren. Maar dat laatste
wordt steeds moeilijker aangezien het veevoeder steeds duurder wordt. Veel mensen kunnen zich
daardoor minder dieren veroorloven. Vroeger had iedereen meer dan 200 dieren, maar vandaag hebben
44
de meeste er maar een 20 à 30-tal meer. Bovendien moesten we ook steeds vaker vee verkopen om
andere zaken, zoals water en voedsel, te kunnen kopen.”
Hoe kijkt u naar de toekomst?
Khalil: “De toekomst ziet er slecht uit. De afgelopen jaren verhuisden er veel mensen naar de stad en
ik denk eraan hen te volgen. We hebben geen leven meer. Maar als ik vlucht, geef ik Israël gelijk en
die ik precies waar het al jaren naar streeft. We zijn nu al het laatste bedoeïenendorp in het oosten. De
anderen zijn in de loop der jaren allemaal verdwenen. Als wij vertrekken, zal al-Jabel verdwijnen. Ik
vind het gewoon zo erg om mijn kinderen hier op te voeden. Ze beseffen donders goed dat hun situatie
niet is zoals ze zou moeten zijn. Ze komen soms in Abu Dis en dan zien ze ook dat hun leven anders is
dan dat van de andere Palestijnse kinderen. Dat breekt mijn hart.
Eigen noten
Niet ver van het dorp hebben de Israëli’s een soort verzamelbak gegraven waar ze loog (vloeibaar
toxisch afval) in verzamelen. De stank was niet te harden (zelfs in de auto met gesloten ramen rook je
het loog voor je de verzamelbak zag) en de vloeistof zelf was zwart van kleur. Er waren echter geen
veiligheidsvoorzieningen aangebracht waardoor mensen het water gewoon konden aanraken of de
giftige dampen konden opsnuiven. Verder vertoonde de opvangbak scheuren waardoor het vuile water
gewoon de grond inliep. De stank van de vuilnisbelt was eveneens moeilijk te negeren.
Abdulla abu-Helal vertelde me dat er in de regio enorm veel kankergevallen zijn; meer dan in andere
regio’s. Enkele jaren geleden wou hij onderzoeken of er een verband tussen het voorkomen van de
ziekte en het leven op de vuilnisbelt bestond, maar zijn onderzoek werd zowel door Israël als door de
PA tegengehouden.
Boven de zandweg die naar Al-Jabel leidt, bouwden de kolonisten een apartheidsweg. Vandaag kan al-
Jabel enkel bereikt worden via een tunnel onder die weg. De tunnel zelf is zeer klein, er kan enkel een
auto door passeren. Als Israël de bedoeïenen wil straffen, rollen ze een grote steen voor het gat
waardoor ze van de buitenwereld afgesloten worden.
45
Bezoek Eid Abu Hamis (4 mei 2011)
Het dorp maakt deel uit van de bredere Khan el Ahmar regio en ligt ingesloten tussen de
nederzettingen Ma’ale Adumim en Kfar Adumim. Het dorp ontving vernietigingsbevelen omdat de
nederzettingen willen uitbreiden. De zaak bevindt zich vandaag in de rechtbank, maar er is nog geen
uitspraak gedaan.
Ik heb geen interviews in het dorp kunnen afnemen omdat mijn tolk niet is komen opdagen, maar ik
heb veel zaken gezien die ik al in de andere dorpen gezien had (watertanks van de EU, geen water en
elektriciteit terwijl de bevoorradingslijnen voor de Israëlische nederzettingen door het dorp liepen,
steeds minder grond om kuddes op te laten grazen,…).
Toch waren er ook een aantal verschillen merkbaar. Het dorp zelf lag aan de hoofdweg tussen
Jeruzalem en Jericho waardoor het voor de bedoeïenen gemakkelijker was om zich in de buitenwereld
te begeven om naar het ziekenhuis of de markt te gaan. Toen ik in het dorp was, kwam er ook een
groentekar rond. Toch las ik achteraf in verschillende documenten dat de bedoeïenen het steeds
moeilijker krijgen om zich buiten hun dorp te begeven omdat de Israëlische autoriteiten de bus-en
taxichauffeurs die zich in het dorp wagen bedreigen. Israël wil die weg bovendien ook verbreden
waardoor de bedoeïenen een deel van hun dorp en woningen zullen verliezen.
De mensen kregen eveneens voedselhulp. Ik zag het logo van het World Food Programme toen één
van de vrouwen eten aan het maken was. De hulp was echter niet voldoende aangezien ik
verschillende ondervoede kinderen zag. Een moeder die een beetje Engels kon, vertelde me dat haar
zoontje vier jaar oud was, maar hij zag er maar twee jaar oud uit. Zijn hoofd was te groot voor zijn
lichaam, hij was niet actief en hij had verschillende doorligwonden. En zelfs als hij voedsel kreeg,
reageerde hij amper. De moeder moest hem bijna dwingen om te eten.
Het dorp had wel een relatief nieuwe school, die vandaag door de VN opgevolgd wordt. Toen ik daar
was kwam er juist een Unicef-delegatie kijken wat de school nodig had om nog beter te functioneren.
Het vreemde was dat ze geen gesprek met de bewoners van het dorp begonnen, ook al hadden zij wel
een tolk bij. Enkel aan de leerkrachten van de school werden vragen gesteld.
46
TRANSCRIPT OF INTERVIEW WITH
LT. COL OFER MEY-TAL, JERUSALEM PERIPHERY CIVIL ADMINISTRATION
Harvey I’ve been going out there to Khan el Ahmar and some of the other
places and the Jabel and it’s very interesting. First of all what is the
responsibility of the Civil Administration in Area C?
Mey Tal Actually the Civil Administration in Area C is responsible for almost
everything. Okay? If we divide the area to sub areas like A, B and C,
Area C is full administration of the civil administration and IDF either by
security wise or by civilian wise. So the Bedouins are mainly mainly
living in Area C, they are actually Palestinian, they are carrying
Palestinian ID but when they are living in Area C it is our responsibility
to try to help them in this or another matter
Harvey Specifically what areas, quickly
Mey Tal We have mostly, I mean the majority of Bedouin live in the four areas
Harvey No, I mean what areas of responsibility? What things do you do?
Mey Tal If you are asking me if I have to build them houses, no. If I have to
bring them food or work, no. I have to make sure that those guys that
are living in Area C have got a basic elements for living. I am not the
one to give them that. I am not supposed to give them food. It’s not my
responsibility. It’s their own responsibility, but everything that control
movement, ok, friction of movement in Area C, if they would like to build
a house in Area C, I’m the one to give them the permits, or all the other
things that they must have I must give them. This is more or less. I’m
not building the houses, I’m not feeding them, but I’m trying to help
them to do it on their own.
Harvey And you’re also not giving teachers to the schools. That’s also one area
that the PA
Mey Tal Not at all, not at all, not at all
Harvey Is that the only area that the PA? I know that the PA sends teachers to
the schools, for example.
Mey Tal Yeah. Unfortunately, because we don’t have clients, we don’t have
people that … we need to send them teachers, although we are not
going to build them or houses or any elementary schools or whatever so
we are just try to help them to live their lives over there
Interrupts [who?] Just a second, it’s also not our responsibility to build them schools ..
Mey Tal No, I would say in advance that I’m not going to build them houses or
schools or whatever. Just have to help them to live there, to have
friction (?) of living and if I can help them by giving them basic needs I
will try to help them. But it’s not by force. Okay?
Harvey Okay. By the way, what is I guess, well okay let’s go into specifics. We
know that in Khan el Ahmar there’s the expansion of the road, Highway
47
1. Specifically with the road there’ve been …Some of the Bedouin say
it’s a big problem. I’m curious, were they consulted in the process?
You know, they live very very close to the road…
Mey Tal Actually, the road is there for years. Before even they’re even thinking
about being there. Most of the houses over there, have a permit they
are not legal. Most of the buildings they have, or most of the tents it’s
not really a tent it’s between a building it’s like a shelter – let’s not argue
about it – it’s more or less a shelter - most of those shelters or most of
those places are not legal. They are not getting permits because they
are not legal and the Civil Administration is supposed to move them and
they’ve got a warned from the Civil Administration that they are not
supposed to be there. So either the road is there or not if…
Interrupter [In Hebrew] They are not landowners
Mey Tal No, they don’t own the land they don’t have any valid building permit
and they did what they did without any blessing of no one. So they are
there and not supposed to be there. So the road is there, and it’s for
years it is there. We expand the road lately because there’s a heavy
traffic over there, but it’s part of the Civil Administration to help the
Government of Israel to open new roads and to allow people.
Palestinian and Israeli. Everybody’s using the same road No. 1. But
the houses was not supposed to be there.
Harvey So now there’s a problem or at least the Bedouin thinks there’s a
problem with the road, so what does the Civil Administration .. how do
you relate to the Bedouins who say there’s a problem, at least in terms
of your job?
Mey Tal I was there several times and I didn’t heard about problems, and I’ll tell
you why. Because I’m the Governor, I’m the Government and people
that are living there without a permit cannot tell me listen I’m not legal
here but I have a problem with the noise. It doesn’t sound so nice to
hear because the house is not legal and you cannot blame about traffic
next to your house if the house is not legal. So we had a problem over
there with the house, actually there’s a school over there, donated
school, it’s money that came from Spain or something, Italy, I don’t
remember where and the school was on the route of the expanding of
the road and part of the school has been destroyed and has been built
because of the road. And that’s it, that’s it. So if there’s roads and
noise or whatever they’re not going to cry to me because they’re not
supposed to be there in the first place.
Harvey Okay.
Interrupter But on the other hand, it’s also … you have to also tell about what we
do
Mey Tal No, I’m just answering… I’ve got a lot of things to tell him in the end, but
I’m waiting for his answers… for his questions. Proceed please.
48
Harvey I heard that there’s some kind of a new solution, do you know anything
about the….
Mey Tal The road is there they’re almost finishing it…
Harvey The Bedouin say they have no way to enter the road no way to park and
no way to enter the road
Mey Tal It’s an highway, it’s an highway .. they’re not supposed to .. in a highway
there’s a level of roads. If someone is studying road engineering he
knows a set of roads. This road is a highway. Road No. 1 is a highway.
Nobody is allowed to enter to Road No. 1 whatever he like. It doesn’t
work like that. It doesn’t work like that. If we take one of the
settlements, it’s called Mitzpeh Yericho. Okay. Just one entrance. In
the past they had two. Before work on the one was highway. Okay.
Years ago. It’s just one entrance. So you cannot connect everywhere
to everywhere on highways, even though the area, or the village is not
authorised, so to build something for unauthorised neighbourhoods it’s
ridiculous.
Harvey Okay, I hear you. I hear you. I’m just curious because someone ..
Shlomo Lecker the lawyer told me, he told me that there’s some new
arrangement with some construction crews or something to make an
entrance. Do you know about that?
Mey Tal Along the road, if you’ll drive Road No. 1 from Maale Adumim
downstream heading to the Dead Sea you will see a lot of Bedouins
areas and in some cases we built under Road No. 1 it’s like a box, it’s a
concrete box that allow them to cross under, but nobody will allow them
to drive through or go up to the road in any other connection. There’s
several of connection on this set of .. this level of road. And the
Bedouin, I mean, in Wadi el Ahmar they’re not supposed to enter Road
No. 1 straight away.
Harvey So there’s no plan for an entrance or exit?
Mey Tal Not so far as I know, not as I know.
Harvey Hah. Okay. Interesting. What else? I’m also curious, I was talking to
him about permits. So you said that their houses are illegal. Of course
where they live is illegal
Mey Tal Which type of permits are you talking about?
Harvey Building permits
Mey Tal They don’t own the land. Let’s start from the very beginning, okay?
They don’t own the land. It’s like I would build a house in your garden.
It doesn’t work like that. So first of all they don’t have ownership of
land. Secondly, they don’t have a building permit because the area is
not supposed to be either a village, a neighbourhood, a city, a town or
whatever. It’s a desert, it’s part of the desert. But the Bedouins [give
for us?], are moving are supposed to move with the cattles and the
tents. But nowadays they are not doing it anymore, because of a lot of
49
traditional problems and most of the Bedouins are staying in the same
place. More or less. Either they will go in the summer area when it’s
colder and in the winter time they go to the hotter area, and that’s the
only way they move. They’re not moving around okay like they used to.
And this village, Wadi el Ahmar for example, it’s become a village.
None of those tents, shelters, buildings whatever have any building
permit and they’re not going to get a building permit because it’s not a
place for a village. We the Civil Administration now pushing very hard
to try to move them to somewhere else. We have an example of in
Azaria … in Abu Dis –
Harvey I’ve been there
Mey Tal You’ve been there? Okay? I’m in charge of resettling them in other
places. Okay? We have in all West Bank – roughly - we can argue
about the numbers – we have roughly around a thousand families.
Of Bedouin
Of Bedouin. All over. We have four main areas that they are located.
In Judea area there is a part of them. Around Maale Adumim area and
Road No. 1. Secondly. We have part of them in the Jordan Valley in
several of places. And we have around Alfei Menashe Efraim area.
Okay? It’s the Ramadin area. Those four places are all the Bedouin
that we are dealing with. The Civil Administration is pushing very hard
and a week ago we had a meeting with the Central Command himself
and his staff to try to decide how to push, how to push and how to try to
find a place to resettle them. Okay? Instead of here and there, here
and there, along Road No. 1 and in the valley of Maale Adumim to find
a place or places that allow them to get around and we are trying to
bring them a basic needs. Basic needs – I’m talking about a connection
to the road, water pipe, electricity, and a piece of land. Just to give you
the example. In Israel in order to build a house, you need a land. You
have to buy the land. We are going to give them the land. I must
repeat it. We are giving a land free of charge.
Harvey So this is a new plan for those 4000 families?
It’s not a new plan, no. Now we’re dealing with two main areas. In the
Jordan Valley and around Ma’ale Adumim. Okay. In the past in the
neighbourhood you just visited, it was the same method. Meaning we
gave them a piece of land, free of charge, we brought them roads, we
brought them water, we brought them electricity and even we brought
them sewage. Okay. There’s a net[work] over there. Here we are
trying to find a new location to bring some -- around 250 to 350 new
families because around Maale Adumim around we have roughly 500.
So, in the old neighbourhood we had 166 families. 166 families. I’m
trying to find alternative places for another 250 – 350 new families.
There’s two main ideas – one of them to put them in a huge – no, it’s
not a huge, it’s a medium neighbourhood, around 500 parcels, okay that
each family – it’s divided by how huge or big the family is – okay, if it’s a
big family you can get one to even three parcels. If you are above the
age of 21 you can get your own parcel. It depends on the family. And
50
we’re giving them money. We’re giving money that that money is a
starter to convince them to move and to start to build their houses. It’s
not enough, but it’s okay, it’s not going to be logical to give them money
and to build the house and the land for someone that is not paying a
penny. There’s no any example around the globe that the government
is giving people a piece of land and money, but we’re doing it
Harvey What is the time line, when do you imagine this, assuming..
Mey Tal I feel strongly that we are in about a year time, a year from now, until
the end of 2011 we will finish all the design, all the masterplans and the
design – all the steps that we have to cross and from that moment we
will start making a minimum earthmound to make sure that everybody
has got his piece of land and the water, electricity and roads
Harvey And where, where – it’s near there?
Mey Tal Nearby, nearby. We had two ideas – one of them was in the Jordan
Valley, it’s southern of the Jordan Valley, not far away from Nebi Musa
– Nebi Musa area and the other idea was to try to expand the
neighbourhood itself – we have two sets of planning, one of them is 150
parcels, the other one is 50, so we have 200 parcels that we in a very
short time can ask people to move there. So I think in a year time we
will finish all the designing and in about the year 2012, in the second or
the third quarter we will finish the infrastructure and then I can ask them
to move there. So in about two years time, something will happen.
Something will happen.
Harvey Did you talk with.. is it a process of a dialogue? Do they know about
these plans?
Mey Tal Actually yes, they know about these plans—they know about these two
plans, okay, either in the desert not far from Nebi Musa and in the other
neighbourhood. Now after the meeting a week ago, when we have a
green light to start, we have to open again the discussion because it’s
become reality.
Harvey So you had a meeting a week ago with some of the Bedouins?
Mey Tal No. We had a meeting a week ago with the Central Command. He
gave us his perspective about the ideas and we decided which direction
we’re heading and now this next step Is to sit with them because they
know about it. Now it’s become reality. We have some money and we
have the green light of the Central Command itself because he’s the
one that’s in charge here, now we can run. Very fast.
Harvey You probably read about General Petraeus in the US?
Mey Tal No… er
Harvey He’s one of the highest generals in the US he was working in
Afghanistan for a long time and he’s become very well known in the
American military for realising that .. his work in Afghanistan is almost
like social work. It’s not fighting. But it’s more like social work, it’s
51
interacting with the local population.
Mey Tal Ok
Harvey So it seems like that’s like what you’re doing.
Mey Tal It’s more or less what the CA is doing nowadays. We’re dealing with
the community, we’re dealing with the people. The Civil Administration
is part of the IDF but a part that is dealing with the Palestinians. Either
with officials, or with the bankers or with the taxi driver. And in between.
So this is what CA is all about – to deal with the Palestinians.
Harvey The only problem – well, there’s a lot of problems, of course, but one of
the problems seems like maybe the Bedouin, like some of the
Palestinians, don’t want to deal with people who look like soldiers.
Mey Tal I’m not look like a soldier, I’m a soldier. I’m not just look like a soldier,
I’m a soldier. For the last 25 years. Err…
Harvey You know what I mean, it’s er … I’m just curious …
Mey Tal No, no… I’ve got a great answer for you. The man that is talking with
them is a civilian. Hah? That’s it. The Central Command is the one
that’s in charge of West Bank. Okay? That’s by law. The Civil
Administration is part of IDF. The Civil Administration have two
communities – we have officers and soldiers, and we have civilians.
Those civilians are the ones that are dealing with the civilian matters.
Meaning we have officers, civilian people, that are dealing with
transportation, with education, with health with welfare, with everything.
The guy that is working under my supervision is a civilian. His only job
is to deal with the Bedouin. He did it in Gaza, he did it in the Negev,
now he’s doing it in the West Bank.
Harvey And does he consider that the Bedouins are almost his friends, or does
he really have a secret wish that the Bedouin would disappear?
Mey Tal They’re not going to disappear. Even
Interrupter …
Mey Tal No, no. He’s a Druze. He’s a Druze. Not at all. The Bedouins are
here. They’re human beings. They are a fact. We have to make sure
that our needs and their needs are trying to find the same route. Okay?
We know the problems, we’re trying to tackle them, we’re trying to help
them. But it’s never going to be a win-win.
Harvey It’s not going to be a win win? Why not?
Mey Tal Because he’d like to have two dunams in the … in .. in .. Tel Aviv. I
wish too. But nobody’s going to give me, so he’s living in the West
Bank, most of them are living in the desert. When we understand their
tradition, we know more or less what they need. We’re trying to give
them the best solution. Again, sir. To give, to get, a piece of land, free
of charge and money. Just point to one place in the world that the
52
governor or the government is giving you land and money – go build
your house. It’s never heard. It’s happening.
Harvey Did you talk to any of the Bedouin yet. I’m just curious
Mey Tal Yes
Harvey Do they know?
Mey Tal No, we are talking with the Bedouin. They know about our plans and
they are wishing, they are wishing to move. Because they don’t like the
way that every morning someone from the Civil Administration can
come, in the early morning, and give them a warranty “Tomorrow you
have to move”. Because they are not legal and they know they are not
legal. Now I’m giving them the option to be legal – without money. So
they are wishing to move. They don’t like the way.
Harvey One man in … near Azaria, in the Jabel. Do you also call it the Jabel?
Where the buildings are…
Mey Tal Yeah yeah yeah…
Harvey One man there also told me he wants change in his life, he’s happy to
have a home and all these things but he wants to be .. he doesn’t want
someone telling him about the change, he wants to be able to help
create the change himself. You know what I mean?
Mey Tal Okay. You can help yourself. Find yourself a place, build your own
land and build your house. What do you want from me? Now you’re
using a land of someone else, you’re not paying for that, you’re not
having any valid building permit – so, I always would like to – don’t tell
me what to do, I will tell myself what to do… and don’t touch me. It
doesn’t happen, it doesn’t happen in our world. I love the sentence.
For the poetry, but in real life it doesn’t work like that. Unfortunately.
Harvey What about work permits? Some of the Bedouin said they have a lot of
problems with work permits. That maybe two or three years ago they
worked in Mishur Adumim and then recently many of them said they
can’t get any work permits. Any idea of what to say?
Mey Tal Actually, it’s not up to me. Today to get a working permit, you need
someone to call you.
Harvey An employer to call you?
Mey Tal An employer. Okay? I’m not dealing with the employer. Maybe those
guys they are not needable any more. Nobody needs them. Because
of age problems or whatever. Or they are not qualified. The criteria to
get a working permit didn’t change. Otherwise – for the last years, it’s
become easier and easier to get a working permit. Either in Israel and
in the West Bank. So if they are not getting a permit either they have a
security problem or a police problem in his file, or nobody is asking for
them. That’s it. I cannot work for .. I cannot give them a permit for work
53
if I am not the employer. That’s it.
Interrupter Because also they have to pay taxes. And they have to pay insurance
Harvey Right
Mey Tal Like everybody else.
Harvey Right, right. Okay interesting… Umm. There’s another problem. I’m
telling you all the problems.
Mey Tal Okay.
Harvey The sewage vent in the Khan el Ahmar, there’s a pipe that the Bedouin
say will bring the smell of the sewage.
Mey Tal Okay.
Harvey And
Mey Tal I’ve got a wonderful solution. You don’t want to hear the solution. They
can move them somewhere else. This is one of the main pipelines of
sewage. Again, they are there without a permit. The design is to have
most of the drainage and the sewage is running alongside the roads.
And this is the case. Clearcut, clearcut.
Harvey Okay, that’s a good answer. I guess, I mean you know, when I look at
the big picture I see that these problems were not caused by you, or me
or him. Maybe they were caused by the history of the region. You
know in 48, in 1948 the Bedouin were living in the Negev and they were
… you know
Mey Tal They moved here.
Harvey There was a balagan. But you know they moved here because of a big
balagan.
Mey Tal Okay.
Harvey So do you think… I mean the balagan caused all this. Is there some
kind of a solution to this? What do you think?
Mey Tal I think today, I think we asked this question. We have a professor from
the university. He’s an interesting guy, he’s called Professor Sharon
Harvey Which university?
Mey Tal Jerusalem. He was a colonel in the IDF and he deals with Bedouin
when he was a colonel. He had a unit, a special unit, that is dealing
with Bedouin. Maybe you can meet him. He’s a charming guy and a
very very well known in the Bedouins.
Harvey Do you have his first name?
54
Mey Tal Yes. Moshe Sharon. Professor Moshe Sharon. Did you hear his
name? Okay. I can give you his phone number. And he can brief you
about the history and why they came over. And when I asked him a
week ago, in the same meeting: “Okay if they have problems here, they
can go back?” No way. The Bedouins in the Negev are not going to
allow them to go back. So they’ve got their own problems internally.
Okay?
Harvey Well, but the Israeli government won’t let them go back either. What do
you mean?
Mey Tal No, it depends where. Where we are talking about is a thousand
families, it’s not a lot. Even .. we are talking about hundreds of
thousands of Bedouins are living in the Negev. Those thousand of
families are nothing.
Harvey But they’re in Area C, they don’t even have Israeli passport. So they
don’t have Israeli IDs, they have West Bank IDs.
Mey Tal No. But they came over. They came over from the Negev. But the
Negev don’t want to collect them anymore. Because internally because
they have very traditional families, and they’re so strong they are not
going to get them again. That’s it. It’s too late. Too little, too late. So
they have to stay here and if they are here, they are my problem. Okay,
why my problem? Because I’m in charge of that. My solution is to try to
allocate them in areas next to communities next to infrastructure. Not to
put them somewhere in the middle of nowhere and to run infrastructure
kilometres for them. Let’s find the best locations next to Palestinian
population, next to main elements of infrastructure and a piece of land.
If all those three elements are given together, I’m sure we can find a
solution. And they want to go there. Either it will be a neighbourhood in
the middle of nowhere or next to Abu Dis or Azaria and they would like
to move. They would like to live freely and peacefully. That’s it. They
don’t want to find in the morning a white jeep of the Civil Administration
signing a report. They don’t want it. That’s it.
Harvey So when will you present to them the plan that you were talking about?
Mey Tal In a few weeks. Our man, his name is Hasson, he is supposed to move
there and to go around and try to brief them to speak with them about
it. It’s not a new idea, it’s an old idea but now it’s become a reality.
Now we had a green light from all authorities, that’s the way, move,
push it.
Harvey The Druze man?
Mey Tal The Druze man, yeah.
Harvey Interesting, interesting. Okay so that’s good, I hope it’s good. Umm,
anything else? Let’s see. So just to summarise. The main problem is
they’re not legal, there’s no, I mean they have a big balagan and then
they came
55
Mey Tal Over.. and that’s it. So if they move around, with a tent, okay. So I will
say, not stay here, go there. Okay? I will not stay here, go there. But
today, they’re not moving around anymore. They’re stuck somewhere –
Khan el Ahmar, and now they’re complaining about the noise and the
smell. What can I do? The sewage has a smell.
Harvey But they would say that they need a lot of land because they used to
live with a lot of sheeps and goats and things
Mey Tal But they … but they moved here. I didn’t call them.
Harvey But when they moved then
Mey Tal It’s the chicken on the egg.
Harvey When they moved Maale Adumim was not here. They had more land,
that’s what I’m saying. Kfar Adumim was not there.
Mey Tal But not because of Kfar Adumim and Maale Adumim we shrink their
land. It’s not the case. If you go there, most of them are not having any
cows or sheep. That’s it. It’s caput, it’s halas, it’s history.
Interrupter They need work permits
Mey Tal To have a cow or a sheep you don’t need no permits. Most of them are
working in Maale Adumim – construction, cleaning, gardening and the
rest are working in Mishur Adumim industrial zone. That’s it. They’re
not moving with cattles, any more. That’s it. It’s history. It’s a fact. So
they don’t need a piece of land – they need a piece of land to build a
house – they don’t need a hundred acres. And even though, if they
need a place to go with the cattle, or their sheep, they can do it. The
parcel is to build a house, it’s not to go with the animals. That’s it. So
I’m not stopping them from to feed them or to go with them. I’m
stopping them from building a house in the illegal areas. I’m pushing
you from one area to another and I’m: Here I can live with that. Okay
live with it here. That’s all. That’s it. That’s the only deal.
Harvey Okay. I asked you about the big picture. This is my last question, about
the big picture. What do you … er, in two years or five years what do
you think will happen in Judea and Shomron?
Mey Tal Concerning the Bedouins?
Harvey Well even bigger, concerning the Palestinians?
Mey Tal Ouf, ouf, ouf, ouf.
Interrupter [laughs]
Mey Tal This is the last question, ah? I’m too small, even to think about it. I
think that we have to push, the, we have to push fast and hard the
orders that are coming from the Government of Israel and I think that if
the Palestinians will understand that this is almost one of the last times
that they have the chance to make the change, it’s now. That’s what I
56
feel. To make the change to try to find the golden road between us and
them and to sign any kind of peace agreement – that’s the time. I think
they’re wasting the time and time is running and we’re out of time.
That’s my idea.
Interrupter So I might say that’s personal
Mey Tal I said, that’s my personal – my only personal.
Interrupter He’s not the one who’s deciding, this is Bibi, yes?
Harvey Of course, of course, I’m just curious, you guys are the ones that are on
the ground, Bibi’s not on the ground, you know Bibi’s not
Interrupter Never mind, this is your … now you can ask another officer down the
hall and he can tell you something
Mey Tal Something else, yes. Let’s fuck the Jews. Let’s kill all the Palestinians.
Let’s go kill America. Yes …
Interrupter He’s taping you.
Mey Tal Yes, I know.
Harvey One more thing…
Mey Tal It’s a bad world, but er …that’s me. He knows me. That’s me, either in
English or in Hebrew.
Harvey Okay. So they shouldn’t worry. There’s a plan and there’s a plan that’s
coming
Mey Tal I feel that for the next …. For the next three to five years I think that the
Bedouins in the area of Maale Adumim, Jordan Valley and Judea will
be, will get a solution. The area in Alfei Menashe is a little bit harder
because they have a private land. They own the land.
Harvey Who owns the land?
Mey Tal The Ramadin, in Alfei Menashe. It’s a private land, it’s not a
government land. And they didn’t enter into the land without a permit,
they own the land. Most of them. But there’s no master plan for a
village over there, so they just got some land and they are there. So for
them I don’t have a good idea because they’ve got lawyers and the
lawyer wish that they will stay there, and the Government of Israel is not
going to allow it because it’s not reasonable over there. But Maale
Adumim, the Jordan Valley and Judea, I think for the next three to five
years will get a solution. That’s my idea.
Harvey In the short term, in Khan el Ahmar that tunnel under the highway is for
them to cross back and forth?
Mey Tal Yeah, yeah.
57
Harvey Or is it for water?
Mey Tal No, no, no, no. If it’s just a box, two metres high, or two metres fifty
high, it’s for tractors, and donkeys and walking. It’s not for water. It’s
not for drainage, if this is the question. It’s to allow them to move from
place to place. Because if you’ll cross on the surface, you’ll get killed.
You’ll get killed. It’s an highway! It’s an highway!!
Harvey And even though the school is illegal, it won’t be demolished?
Mey Tal It has a report…
Harvey A demolition order
Mey Tal A demolition order, yes. All the village has a demolition order. Each
one of them, the shelters over there, all the buildings, even the school.
But for the time being – it can be tomorrow morning, it can be a year
from now.
Harvey So they could be demolished?
Mey Tal It could be… Of course!
Harvey Who’s in charge of … signing the .. deciding the
Mey Tal The Government of Israel. They have a demolition warrant. They have.
It’s valid. They’re not supposed to be there. So it can happen tonight,
tomorrow morning, in about a year from now, or in ten years from now.
But it’s going to happen. These are an order.
Harvey Who decides? Who decides specifically?
Mey Tal I think the…. From the level of the Central Command and above.
Harvey So if you get the order to go in and demolish, … that’s …
Mey Tal It can happen. It’s not legal. Like a building in Tel Aviv, it can be
destroyed while we’re speaking. It depends of priority… For the time
being they know that they are temporary over there, and they are living
their lives over there. Day by day. This is exactly the idea. Not to have
… I call it the [in Hebrew: how do you say clouds?]
Interrupter Not to be uncertain about your future
Mey Tal Uncertain about your future. Okay it’s a good answer. Okay. You’re
waking up in the morning and you know that nobody will touch your
door, knock your door and say “Go away, you have half an hour to kick
out from your house.” That’s it. I want to give them a peaceful life.
That’s it. A peaceful life will be in a place that I can order them to be
there with their permits and with the basic infrastructure and that’s it.
That’s it. It’s the best. It’s the best. Even if you like to stay here, but
here you are not legal – but here you are legal, okay, they prefer to be
in a legal area and to live my life in a peace than to be somewhere else
that every morning I don’t know if I’m going to know what will happen at
58
night. That’s it.
Harvey Todaraba.
Mey Tal Bevakasha. [end tape and then new beginning of tape, after cut):
Because you’re dealing with people. It’s not black and white. It’s a
discussion. It’s a dialogue. Okay. And people are used to live on one
way, and now along the years they are changing the way of living. If
you speak with a youngster, and with the mukhtar, they are not going to
say the same things. Because the mukhtar was there, and the
youngster was born to cars and not cows, and not camels, and to
running water and not wells – someone’s well somewhere – and
cinema. When you are speaking to all of them, you understand the
differences. But even the old guys understand that you cannot stop the
generation. You cannot stay back. Because if you are stopping, you
are staying back. You are going back. So it’s a problem.
Harvey. Ha.
Mey Tal It’s a problem. That’s it.
59
Mail Antoine Renard, 20 juni 2011
Dear Sofie,
Sorry for not reverting earlier as I was off for a bit more than 2 weeks.
Related to our programme of food assistance to the herders/bedouins, normally all of them are assisted
via a blanket distribution of food via the joint programme WFP has with UNRWA. The targeting has
been done by UNRWA to ensure that bedouins/herders, especially those who are dependent on Area
C for their livelihoods, are receiving food assistance to complement their income.
Normally, the blanket distribution covers all herders/bedouins in Area C, or depending on Area C for
their livelihoods.
I'll revert to you in course of this week with the villages targeting and the total amount of population
targeted.
Best regards,
Antoine.
Mail Antoine Renard, 6 juli 2011
Dear Sofie,
Sorry for not reverting back. Please note that the total families covered are 3,998. Note that additional
bedouins/herders are covered via the Ministry of Social Affairs Safety Net (for which WFP is
providing food assistance). For the localities, I have the breakdown, but in Arabic, not sure it will help
you. Let me know what would be best for you.
Best regards,
Antoine.
°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°
Antoine Renard
Head of Programme Support Unit
World Food Programme
Jerusalem - occupied Palestinian territory
Office: +972 (0) 2 5401340 (ext 2130)
Cell: +972 (0) 546773174
VSAT: 1359 - 2130