Post on 12-Nov-2020
Stichting
ARBOUWLa Guardiaweg 41043 DG AmsterdamTelefoon (020) - 580 55 80Telefax (020) - 580 55 55Correspondentieadres:Postbus 81141005 AC Amsterdam
VEILIGHEID EN GEZONDHEID
VAKMAN SPOORWEGBOtftf
Amsterdam, september 1990
Verbetering vanarbeidsomstandigheden
RB 0049.9305 in de bouwnijverheid
Samenstelling:
Stichting ArbouwH. van der Kam NV Strukton Groep
H. van Kampen NV Ned. Spoorwegen
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk Pagina
1. Introductie
2. Toegangsbewij zen tot de baan
3. Risico's van werken op de spoor-, metro- en trambaan
4. Weersomstandigheden
5. Geluidsoverlast en trilbelasting
6. Verlichting en elektriciteit op de werkplek
7. Hijswerktuigen en hijsgereedschappen
8. Transportwerkzaamheden
9. Omgang met handgereedschappen
10. Omgang met kleine spoormachines
11. Omgang met grote spoormachines
12. Bijzondere werkzaamheden
13. Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
14. Omgang met gevaarlijke stoffen
15. Hygiëne en werkhouding
16. Brandpreventie
17. EHBO
18. Bijlagen: controlelijsten
l359111519293335373941434749
55
57
Hoofdstuk l
INTRODUCTIE
De vakman spoorwegbouw staat bloot aan vele gevaren, zoalsaanrijdingen door treinen of rangeerdelen. Dit eist een zware tol:gemiddeld vier doden per jaar. Daarnaast zijn er 'aanraakrisico's' metonderdelen die onder spanning staan: 600 Volt voor stadstrams, 750Volt voor metro's en 1500 Volt voor treinen. En tot slot kunnen zichgevaarlijke situaties voordoen door ondeskundig gebruik van machines,gereedschappen, hijswerktuigen en chemicaliën.Gevaren waarmee de vakman spoorwegbouw terdege rekening moet houden.
Overzicht railvervoerbedrijvenNieuwbouw en onderhoud van baanvakken wordt ondermeer uitgevoerd bijde Nederlandse Spoorwegen (NS), de metro (GVB Amsterdam, RETRotterdam), de sneltram (GVB Amsterdam (ontwerp), RET Rotterdam, WestNederland Utrecht), de tram (GVB Amsterdam, HTM Den Haag, RETRotterdam) en Industriesporen (Philips, Hoogovens etc.). Daarnaastzijn er in Nederland museumlijnen in bedrijf, zoals de StoomtramHoorn-Medemblik.
Hoofdstuk 2
TOEGANGSBEWIJZEN TOT DE BAAN
Om op de verschillende baanvakken van de Nederlandse Spoorwegen, demetro en particuliere bedrijven te komen, heeft men een toegangsbewijs
nodig. Bij de trambedrijven is het niet zo strikt geregeld, omdat veelvan de baanvakken vrij toegankelijk zijn. Een uitzondering op de regelvormen echter de sneltrams die gedeeltelijk op een eigen baan ofondergronds rijden.Bij de NS is het toegangsbewijs gecombineerd met de zogenaamde'Ernstige Waarschuwing' (E.W.). De E.W. omvat een aantalgedragsregels. Voor regelmatige bezoekers zijn er toegangskaarten die2 jaar geldig zijn.
Bij de metro-bedrijven kennen we eveneens toegangsbewijzen en wordenook gedragsregels aan de betrokkenen uitgereikt. In alle gevallen is
het belangrijk dat iedereen van deze regels op de hoogte is.
Lopen op het NS-terrein betekent dat u zich aan onderstaandegedragsregels moet houden:
loop niet in het spoor, maar er naast: gebruik daarbij zoveel
mogelijk de looppaden;
loop niet op de koppen van de dwarsliggers: die liggen binnen hetaanrijdprofiel;
loop niet op de betonnen gas- en kabelkokers: die liggen soms welen soms niet binnen het aanrijdprofiel;u moet altijd tenminste lh meter van de dichtstbijzijnde spoorstaaf
vandaan blijven. Vergeet hierbij echter niet het nevenspoor, wanthiervoor geldt hetzelfde;kijk goed waar u loopt en stapt en let op de vaste obstakels;de paden moeten vrij zijn van rommel, materiaal en gereedschap;draag altijd de verplichte signalerende kleding; bij de NS en metroAmsterdam geel als u lid van een ploeg bent, of als alleen-werkendeman, oranje als u de veiligheidsman van een ploeg (2 man of meer)
bent. Dit geldt ook als u als extra veiligheidsman dienst doet. Bij
de metro Rotterdam worden uitsluitend oranje vesten gedragen.
Hoofdstuk 3
RISICO'S VAN WERKEN OP DE SPOOR-. METRO- EN TRAMBAAN
Bij het werken aan het spoor of op emplacementen van de NS dient men
rekening te houden met aanrijdrisico's van treinen en rangeerdelen,aanraakrisico's van delen die onder hoogspanning staan en
struikelrisico's.
De situatie op de metro-spoorbanen is gelijk aan die op de baanvakken
van de NS, alleen bevindt de stroomvoorziening zich vlakbij de grond(derde rail).
In de spoorwegbouw heeft men te maken met verschillende werkzaamheden,waarbij specifieke risico's aanwezig zijn, zoals de aanleg van nieuwelijnen, de aanleg van een nieuwe lijn bij een spoor in exploitatie,onderhoud en vernieuwbouw aan een spoor in exploitatie en tot slot hetonderhoud en de vernieuwbouw aan een spoor buiten exploitatie.
RISICO'S BIJ WERKZAAMHEDEN SPOORLEGGER
Aanleg nieuwe lijnen:
aanrijdgevaar werktreinen;
stap-ongevallen;- geluid;- stof;
- trilbelasting;hij swerkzaamheden;transportmiddelen;gereedschappen;machinebediening;brandgevaar.
Aanleg nieuwe lijn bij spoor in exploitatie:- aanrijdgevaar door treinen op het nevenspoor;
aanrijdgevaar door werktreinen op het werkspoor;
(als onder a).
Onderhoud en vernieuwbouw aan sporen in exploitatie:aanrijdgevaar door treinen op het nevenspoor;aanrijdgevaar (eventueel) door treinen op werkspoor;bodemverontreiniging;(als onder a).
Onderhoud en vernieuwbouw aan spoor buiten exploitatie:aanrijdgevaar door treinen op het nevenspoor;aanrijdgevaar door werktreinen;
- bodemverontreiniging;(als onder a).
OVERSTEKEN SPOREN
Bij het oversteken van sporen moeten de volgende regels in acht wordengenomen:- als het kan, tunnel of brug gebruiken. Gebruik als dat niet kan
zoveel mogelijk de oversteekpaden. Op enkele plaatsen zijn dezeoversteekplaatsen voorzien van een waarschuwingssein;kijk eerst naar beide kanten;steek niet over als er een trein/rangeerdeel nadert;steek nooit over in wissels;steek nooit over vlak achter wagens (minstens 2meter er vanaf);stap niet óp maar over de spoorstaaf;ga niet rechtop tussen de buffers van dicht op elkaar staandewagens door;blijf niet onnodig in het spoor staan;klim niet over buffers en koppelingen;staan er wagens op de sporen, maak dan gebruik van een wagenbordes.Let daarbij wel op of de trein niet zal gaan rijden en let ook hierop het nevenspoor.
Als men langs het pad van de tunnelbuizen loopt, moet men bij passagevan treinen stil staan, de leuning langs de tunnelwand vasthouden enin de richting van de naderende trein kijken. Gedeelten van hetlooppad die met oranje-gele strepen zijn gemarkeerd (RET), of voorzien
van waarschuwingsborden (GVB), mogen niet worden betreden indien eenmetro- of treinstel nadert.
Bij de NS, de metro-bedrijven en soms in onoverzichtelijke situatiesbij de HTM wordt de werkplek bewaakt door veiligheidslieden.
Dit zijn speciaal opgeleide mensen die zijn belast met de veiligheidvan de vakman spoorwegbouw.Ze zijn herkenbaar aan hun oranje vest, eventueel met een witte banden een signaalhoorn of ander waarschuwingsmiddel.Bij nadering van treinen geven deze veiligheidslieden signalen.Men dient het betreffende spoor te ontruimen met medeneming vanmachines en gereedschappen, zodat veilige passage van de trein of trammogelijk is. Hen begint weer te werken als de veiligheidsman het sein'alles veilig' heeft gegeven.In noodgevallen, waarbij zeer snelle ontruiming van het spoor nodigis, kan hij een apart signaal geven. Iedereen moet geïnstrueerd wordenbij de aanvang van het werk.
De veiligheidsman geeft de volgende signalen:
lang kort lang ____ . ____ Er nadert een trein in het spoor waaringewerkt wordt
lang ____ Er nadert een trein in het nevenspoorkort . Werk hervatten5x kort ..... Gevaar, spoor direct ontruimen
Hoofdstuk 4
WEERSOMSTANDIGHEDEN
De weersomstandigheden op de spoor-, metro- en trambaan kunnen van
grote invloed zijn op de baanwerkzaamheden.In de eerste plaats kunnen regen, mist, nevel, sneeuwval en schemeringhet uitzicht belemmeren. Bovendien gaat van sneeuw, mist en nevel eengeluiddempende werking uit, zodat men naderende treinen en tramsminder vroegtijdig kan horen.
IJzel en vorst kunnen ernstige gladheid veroorzaken, waardoor hetlopen op wagens, spoorstaven, dwarsliggers etc. gevaarlijk wordt.
De windkracht speelt een belangrijke rol indien er gehesen moetworden. In het algemeen mag boven windkracht 7 niet meer gehesenworden. Een en ander is sterk afhankelijk van het type hijswerktuig,
de afmeting van de last en de plaatselijke omstandigheden.
Een ander aspect is onweer.
Hierbij speelt de tijd tussen de flits en de donderslag een
belangrijke rol. Indien de tijd minder dan 10 seconden is, dient hetwerk gestaakt te worden en moet iedereen een veilig heenkomenzoeken, bij voorkeur in de personeelsbus, een spoormachine of gebouw.
Hier zit u geïsoleerd. Ga nooit onder een boom of in het open veldschuilen. Ook onder bomen aan de rand van het bos is het gevaarlijk.
Indien het door de weersomstandigheden noodzakelijk is het werkte onderbreken, moet met de verantwoordelijke persoon van hetvervoersbedrijf en/of uw directe chef overleg worden gepleegd.
10
11
Hoofdstuk 5
GELUIDSOVERLAST EN TRILBEIASTING
Inleiding
Er zijn beroepsziekten die zeer geleidelijk tot stand komen. Daartoe
behoort ook lawaaidoofheid. Onderzoeken hebben aangetoond dat ongeveer
tweederde van de bouwvakkers in meer of mindere mate lawaaidoof is.
GeluidGeluid is niets anders dan een luchttrilling, waardoor hettrommelvlies en de achterliggende trilharen, die in verbinding met dezenuwen staan, in beweging komen. Hoe harder het geluid, hoe harder detrillingen, totdat de haartjes en daarmee de zenuwen letterlijk
kapottrillen.
Geluid wordt ingedeeld in 3 klassen:- geluid tot 50 dB(A) : rustige werkomgeving, zoals kantoren
enz;
- geluid tot 50-80 dB(A) : hierbij wordt de spraakverstaan-baarheid beïnvloed;
- geluid boven de 80 dB(A) : hierbij kan schade aan het gehoorontstaan.
De gevolgen van teveel geluid (lawaai)Het geluidsniveau waarbij men hinder ondervindt, is van veel factorenafhankelijk. Wanneer het lawaai bepaalde geluiden overheerst ofvervormt, zoals waarschuwingssignalen, is het extra gevaarlijk.Onderzoeken hebben aangetoond dat een geluidsniveau boven 60 è80 dB(A) niet alleen het gehoor beschadigt, maar ook andere
lichamelijke klachten kan veroorzaken.
Teveel geluid in de spoorwegbouw
Onderstaand volgt een opsomming van machines waarvan de lawaai-produktie hoger dan 80 dB(A) is. Niet alleen de mensen die de machines
12
bedienen lopen gevaar: ook degenen die in de nabijheid van de machinewerken, moeten gehoorbescherming dragen.
- elektrisch handgereedschap: boren/slijpen/zagen;- pneumatisch handgereedschap: montage/demontage;- hydraulisch gereedschap met aggregaat;- graafmachines;- kranen;- compressoren;- lasapparatuur;- sloophamers;- snijbranders;- spoorstaaf verwarmingswagens;- vlakslijpmachines;- bovenbouwmachines.
Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat wanneer tweegeluidsbronnen (80 dB (A)) van gelijke sterkte naast elkaar staan ereen verhoging optreedt van 3 dB(A). Hetgeen een verdubbeling van hetlawaai betekent.Ook de afstand tot de geluidsbron is van belang. Hoe verder men zichverwijdert des te minder de geluidsbelasting.Machines en gereedschappen zijn vaak van een sticker voorzien, waaropde veilige afstand tot de machine of het gereedschap is aangegeven:bijvoorbeeld 5 of 20 meter. Binnen die afstand is het dragen vangehoorbescherming verplicht.
Bestrijding van lawaaiBestrijding van lawaai dient zoveel mogelijk bij de bron (de machine)te geschieden. Kunnen geen technische maatregelen getroffen worden danmoet men persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken.
Er zijn twee mogelijkheden tot gehoorbescherming: in en op het oor.Bescherming in het oor door watjes, pluggen en doppen. Bescherming ophet oor door kappen.De keuze van het gehoorbeschermingsmiddel is van een aantal factorenafhankelijkDe belangrijkste factoren zijn: de sterkte van het geluid dat gedemptmoet gedempt en de frequenties die daarbij een overheersende rolspelen.
13
Gezien de aard van de werkzaamheden en de beperkte hygiënischevoorzieningen in de praktijk, wordt geadviseerd gehoorkappen tedragen. Deze bieden altijd voldoende bescherming, omdat ze eengemiddelde dempingswaarde hebben van 35 dB(A).
14
15
Hoofdstuk 6
VERLICHTING EN ELEKTRICITEIT OP DE WERKPLEK
ElectriciteitElektriciteit is iets vanzelfsprekends geworden, maar heeftgevaarlijke kanten. Aanraking met elektriciteit kan bijvoorbeeld zware
verbrandingen tot gevolg hebben of zelfs dodelijk zijn.
Om zichzelf goed te beschermen moet men weten hoe men met elektrischestroom in aanraking kan komen. Hier zijn enkele voorbeelden:
een kraan raakt tijdens graafwerkzaamheden een bovengrondseleiding;de kabel aan een stekker is defect;een elektrisch-aangedreven handgereedschapmachine is defect;
de isolatie van een leiding is beschadigd;
het huis van een apparaat staat onder spanning;
bij graafwerkzaamheden wordt een kabel beschadigd.
Uit het voorafgaande blijkt dat er twee soorten gevaar zijn:aanraking van delen die stroom voeren, bijvoorbeeld bovengrondse
leidingen van spoor- en tramwegen en metro;
aanraking van delen, die eigenlijk geen stroom mogen voeren maardoor een defect onder spanning staan.
Tegen deze twee vormen van gevaar bestaan speciale beschermingsmaat-regelen.
Bij een bovengrondse leiding kan stroom overslaan. Daarom moetafhankelijk van de spanning voldoende afstand gehouden worden.Bij bovengrondse huisaansluitingen met een spanning van 220/380 Volt
is de veilige afstand minimaal l meter. Ten aanzien van debovenleiding van de NS (1500 Volt) moet 1,50 m worden aangehouden.
Bij bovengrondse leidingen met een spanning tot 380.000 Volt(380 KV) is de veilige afstand minimaal 5 meter.Bij bovengrondse leidingen met een onbekende spanning is de veilige
afstand minimaal 5 meter. Als bovengenoemde afstanden niet aangehoudenkunnen worden, wordt het gevaar voor aanraking verhinderd door:
16
- uitschakeling van de stroomtoevoer door personeel van het energie-leverende bedrijf;afdekken van de leiding door een ervaren installateur of monteur(alleen bij 220 of 380 Volt);afscherming van de leiding door een ervaren installateur (alleenbij 220 of 380 Volt).
Om te voorkomen dat bij een defect de machines en apparaten onderspanning komen te staan, moeten deze dubbel geïsoleerd zijn uitgevoerden van een aardlekschakelaar of isolatie-bewakingsinrichting zijnvoorzien.Een zeer belangrijke regel die altijd in acht genomen moet worden, is:controleer elektrisch aangedreven apparaten en hun leidingen steedsnauwkeurig op defecten en schade vóórdat ermee gewerkt wordt.Er kunnen bijvoorbeeld isolatiebeschadigingen, geknikte snoeren endefecte stekkers en stopcontacten zijn. Als zo'n schade ontdekt wordt,moet het snoer of de machine niet meer gebruikt worden totdat dezegerepareerd is.
VerlichtingTijdens het nachtwerk of in de donkere wintermaanden ontbreekt hetgedurende veel werkbare uren aan voldoende licht. Goede elektrischeverlichting is dan noodzakelijk om snel en goed te kunnen werken. Eengoed afgestemde verlichting op de juiste plaats werkt de algemeneveiligheid in de hand, maar dan moet wel aan de elektrotechnischevoorschriften voldaan zijn.Op de bouwplaats is meestal wisselstroom met een spanning van 220 Voltaanwezig. Aangezien met verlichtingsarmaturen in het algemeen veelwordt gesleept, is de kans op beschadiging groot. De armaturen moetendaarom zo zijn geconstrueerd dat ze bij ruw gebruik niet defect raken.Verlichting voor de bouw valt ruwweg uiteen in drie groepen:
looplampen;terreinverlichtingsarmaturen;
- verplaatsbare lampen (geen looplampen).
Bij opstelling van verlichting is het belangrijk met de volgendepunten rekening te houden:
17
de verlichting mag niet verblindend zijn voor machinisten vantreinen, trams en metro's;
dit geldt ook voor het personeel dat de werkzaamheden uitvoert. Een
goede oriënterende verlichting is beter dan één grote felle lamp;rekening houden met eventuele verblinding van het wegverkeer.
De kwaliteit van de verlichting, moet aan de werkzaamheden zijnaangepast, bijvoorbeeld bij het lassen van spoorstaven moeten degloeiende oppervlakken altijd goed zichtbaar blijven.
Enige veiligheidstips bij het gebruik van elektriciteit ten behoevevan machines en verlichtingsdoeleinden:
wees altijd voorzichtig met elektriciteit. Meld gebreken aanmachine en leidingen direct aan uw uitvoerder;ga niet zelf repareren maar laat dit over aan de vakman-elektricien;beperk het (onnodig) gebruik van verlengsnoeren: een mini-verdeelkastje is een betere oplossing;let er op dat kabels niet onder spanning komen te staan;laat kapotte contactstoppen (stekers) direct vervangen; ze zijngevaarlijk doordat men in aanraking kan komen met spanningvoerendedelen. Ook (regen)water is dan gevaarlijk omdat het elektriciteitgeleidt;kruisen elektriciteitskabels de spoor- of tramweg, geleid ze danonder de spoorstaaf door;deksels en deuren van verdeelkasten horen dicht. Laat ze ook dicht.Water en vuil krijgen dan geen kans;gebruik geen looplamp zonder bescherming;aggregaten moeten altijd vlak worden opgesteld in verband met debrandstoftoevoer naar de verbrandingsmotor.
18
19
Hoofdstuk 7
HIJSWERKTÜIGEN EN HIJSGEREEDSCHAPPEN
InleidingDe tijd van 'neem die last maar op je bult' is voorbij. Voor hetverplaatsen van lasten wordt tegenwoordig veel gebruik gemaakt vanhijswerktuigen en hijsgereedschappen. Dat is ook het geval bij
werkzaamheden op de spoorbaan.Onoordeelkundig gebruik van hijswerktuigen en hijsgereedschappen kanaanleiding geven tot ernstige ongevallen.
Het is van het grootste belang dat tijdens de verplaatsing van de last
geen delen van de last kunnen losraken of vallen.
Hi1swerktuigenEnkele hijswerktuigen waarmee een spoorlegger te maken kan krijgen
zijn:railkranen;mobiele kranen;
kranen op een wagon;takels/lieren.
Voor al deze hijswerktuigen geldt dat ze regelmatig/periodiekonderzocht moeten worden op deugdelijkheid. Hiervoor is de eigenaarvan het hijswerktuig verantwoordelijk. Toch kunnen er tussentijds
gebreken ontstaan door ondeskundig gebruik of overbelasting.
Om veilig met de hijswerktuigen om te gaan moeten de volgende
aandachtspunten steeds opgevolgd worden:alvorens met het hijswerktuigen gewerkt worden, moet de goedewerking gecontroleerd worden van de normalen kraanbewegingen, zoalshijsen, vieren en rijden en de remmen;indien tijdens het bedrijf afwijkingen of gebreken aan hethijswerktuig of de kraanbaan worden waargenomen, moet hethijswerktuig direct buiten bedrijf gesteld worden. Tevens moet mende directe baas waarschuwen. Het hijswerktuig blijft buiten bedrijf
totdat een deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en/of gebrekenzijn hersteld;
20
het is verboden onder normale omstandigheden op eind- enbegrenzingsschakelaars te werken. Deze schakelaars mogen alleendienst doen als noodschakelaar;
- het is verboden de maximaal toelaatbare werklast van het hijs-werktuig te overschrijden;het verplaatsen van een last met meer dan één hijswerktuig magalleen onder bepaalde voorwaarden. Er moet een hijsjuk wordengebruikt en de last mag niet zwaarder zijn dan 14 maal het gewichtdat de lichtste van de twee kranen veilig kan tillen. Eén man geeftde aanwijzingen;
- het hijswerktuig mag niet onbeheerd achtergelaten worden, zolang ereen last in hangt;hijswerktuigen mogen alleen bediend worden door personen van 18jaar en ouder die daarvoor voldoende instructie hebben gehad(hijsbewijs);met hijswerktuigen mag op de spoorbaan alleen gewerkt wordenwanneer of de bovenleiding spanningsloos gemaakt is en/of dehoogtebegrenzer is ingesteld;bij werkzaamheden met een hijswerktuig op de spoorbaan onder eenbovenleiding moet altijd rekening gehouden worden met verticalebewegingen van de giek, veroorzaakt door ongelijke rijvloer;bij het rijden van een hijswerktuig op een wagenvloer moet rekeninggehouden worden met het inveren van de wagonvloer en/of de overgangvan de ene op de andere wagon;bij het hijsen zorgen dat de hijshaak van de kraan recht boven dete hijsen last is: schuine reeptrek is verboden.
Hij sgereedschappenHijsgereedschappen zoals touw, kettingen, staalkabels, haken,sluitingen en hijsbanden spelen een belangrijke rol bij te gebruikenhijswerktuig. Een verkeerde keuze kan leiden tot:
gevaar voor personen en machines in de directe omgeving;beschadiging van de last;beschadiging van het hijsgereedschap;beschadiging van de bovenleidingconstructie.
21
ALGEMEEN
WerklastEén van de belangrijkste regels bij het hijsen is het voorkomen van
overbelasting. Op het hijsgereedschap en op het hijswerktuig staat demaximaal toegestane werklast vermeld in kilogrammen (kg) of tonnen(t). De massa van de werklast mag nooit groter zijn dan de aangegeven
maximale werklast op het hijsgereedschap. De zwakste schakel in desamenstelling hijswerktuig en hijsgereedschap bepaalt de uiteindelijkemaximale werklast. Overbelasting kan onder andere optreden als demassa van de last te groot is, maar ook als het te hijsen voorwerp nogaan de grond of aan iets anders vastzit.Overtuig u ervan dat voor het hijsen alle verankeringsbouten van hette hijsen voorwerp verwijderd zijn. Bij lasten groter dan 1000 kg moet
het gewicht op de last vermeld zijn in kilogrammen of in tonnen.
Keuring en onderhoudAlle hij sgereedschappen moeten, voordat ze in gebruik genomen worden,maar ook regelmatig tijdens het gebruik, gekeurd worden.Dat keuren wordt uitgevoerd door een aantal door de Arbeidsinspectie
erkende ondernemingen. Ook zelf ontworpen hijsgereedschap moet voorhet gebruik beproefd worden.
Alle hijsgereedschappen moeten zijn voorzien van een certificaat
waarvan het nummer op het hijsgereedschap is aangegeven.
MerkenOp elk hijsgereedschap moeten de volgende merken duidelijk leesbaar enonuitwisbaar zijn aangebracht:
de maximaal toegestane werklast;
registratieteken en -nummer;datum laatste beproeving.
KETTING EN KETTINGWERK
Definitieseen ketting is een samenstel van uit rondstaal vervaardigde
gesloten, gelijke en gelijkvormige schalmen;
22
kettingwerk zijn; schalmen, haken, wartels, oogbouten e.d.,afzonderlijk of als samenstel.
Gebruiksregels kettingencontroleer de maximaal toelaatbare werklast van de ketting.een ketting mag nooit overbelast worden;nooit knopen in een ketting aanbrengen;schalmen nooit op buigen belasten. Op scherpe hoeken een hoekklosplaatsen;
- nooit kettingen met gerekte of stijfgetrokken schalmen of anderetoelaatbare beschadigingen gebruiken;nooit kettingen gebruiken waarvan de slijtage meer dan 15 % van dedoorsnede bedraagt;kettingen droog opslaan in rekken.
Controle van kettingenzijn alle schalmen in goede staat, dat wil zeggen zijn de schalmenniet gebogen of op een andere wijze vervormd? Vertonen de schalmengeen scheurtjes of ernstige beschadigingen;controleer de lassen van de schalmen;is er nergens een slijtage opgetreden die meer dan 15 % van dedoorsnede bedraagt? Let vooral op de contactplaatsen;zijn de merktekens nog voldoende leesbaar;bij speciale verbindingsschalmen moet u extra aandacht besteden aanhet functioneren van de specifieke delen;kettingen die ernstig zijn beschadigd, vervormd, overbelast en/ofaan hoge temperatuur hebben blootgestaan, moeten direct buitenbedrijf gesteld worden.
HakenVoor het aanslaan van lasten zijn verschillende soorten haken ingebruik, b.v.:
lenghaak;- veiligheidskraanhaak;
haak met veiligheidsklep.
Gebruiksregelseen haak moet goed doorgestoken kunnen worden, de eventuele schalm
23
moet ruim over de haak passen. Puntbelasting van de haak moet
voorkomen worden, anders wordt de haak opengebogen;een uitgebogen, gescheurde of beschadigde haak mag nooit gebruiktworden. Wanneer beschadiging optreedt moet de haak direct buiten
bedrijf gesteld worden.
Controle van de haakis de haak niet vervormd of verbogen;is de slijtage van de zitting niet te groot;is het ophangoog niet vervormd en vertoont deze niet te veelslijtage op de contactpunt;functioneren de bewegende delen nog goed.
SluitingenVoor het aanslaan van lasten worden ook sluitingen gebruikt, b.v.:
D-sluitingen;Harp-sluitingen.
Gebruiksregels- D-sluitingen worden gebruikt bij enkele haak, ketting e.d.;
Harp-sluitingen worden gebruikt wanneer meerdere kettingensamengevoegd worden;
- bij gebruik van D-sluiting of Harp-sluiting moet altijd debijbehorende bout gebruikt worden. Er mogen geen handelsboutengebruikt worden. De reden hiervan is dat sluiting en bout één setvormen voor een bepaalde maximale werkbelasting;de bout moet altijd geheel ingedraaid worden;sluitingen die vervormd, uitgesleten of beschadigd zijn mogen nooitgebruikt worden.
Controlepuntenis de beugel niet vervormd;is de bout niet vervormd;kan de bout gemakkelijk gedraaid worden;is de slijtage niet te groot;is de borging in orde.
24
Oogbouten en oogmoeren
Deze onderdelen worden voornamelijk gebruikt bij het hijsen vanmachines, motoren, elementen enz.
Gebruiksregelsoogbouten en oogmoeren zijn in het algemeen alleen ontworpen voorzuiver verticaal belasten. De maximaal toegestane hoek tussenstrop/leng en het te hijsen voorwerp bedraagt 45';oogbouten en oogmoeren moeten altijd volledig ingedraaid worden,zodat de borst van de bout of moet goed aansluit op het draagvak
van de last;oogbouten en oogmoeren die vervormd, uitgesleten of beschadigdzijn, mogen nooit gebruikt worden.
Controlepuntenis het oog niet vervormd;is de vorm en de stand van de bout nog goed;is de oog niet uitgesleten;is de schroefdraad van de bout of moer niet versleten;is de afrondingsstraal tussen bout en de borst niet te scherpwaardoor haarscheurtjes kunnen ontstaan.
StaalkabelsStaalkabels worden gebruikt als hijsgereedschap en als hijskabel in dekraan. De staalkabels is opgebouwd uit bundels dunne staaldraadjes dieom een kern geslagen zijn. De kern kan bestaan uit touw of staal.
Stroppen en lengen van de staalkabelsOm een staalkabel te kunnen gebruiken als leng of als strop moet aanhet eind van de staalkabel een lus of een oog worden aangebracht. Inde lus of het oog wordt een kous geplaatst om beschadiging tevoorkomen.
ControlepuntenEen staalkabel moet regelmatig gecontroleerd worden op:
roestvorming (corrosie) door inwerking van vocht of andereverontreiniging: goed invetten kan corrosie voor kortere of langeretermijn voorkomen. Een gecorrodeerde kabel (inwendig of uitwendig)moet direct buiten bedrijf worden gesteld;
25
draadbreuk door vermoeidheid van het materiaal, slijtage van de
draden of beschadiging van de draden.
Vermoeidheid en slijtage ontstaan bij normaal gebruik. Beschadigingenzijn meestal het gevolg van onoordeelkundig gebruik. Bijvoorbeelddoordat de kabel ergens langs geschuurd is, of als een strop om een
scherpe hoek van een last geslagen is. Door een kabel plaatselijkschoon te maken en te buigen kunnen draadbreuken gevonden worden.Door foutief gebruik of door onoplettendheid kan een staalkabel
beschadigd worden. Als door een uitwendige beschadiging plaatselijk de
ligging van de draden in de strengen is verstoord, b.v. door knikken
of knellen, is de kabel onbetrouwbaar geworden.
Gebruiksregels
- verlengen of verkorten van kabelstroppen of -lengen is niet
toegstaan: ook niet door knopen of met behulp van staaldraad-
klemmen ;
controleer regelmatig de kabels op slijtage, draadbreuk, corrosie
en andere beschadigingen;
maak alleen gebruik van goedgekeurde en onbeschadigde staalkabels;een staalkabelstrop of -leng moet direct buiten bedrijf worden
gesteld bij: slechte splitsen, breuknesten of gebroken streng,uitwendige beschadiging (kink), sterke roestvorming en gebroken ofgescheurde kabelverbindingen.
Touwstroppen en polyester hiisbandenTouw wordt veel gebruikt voor het aanslaan van lasten die zeergevoelig zijn voor beschadigingen. Touw heeft het voordeel dat hetsoepel en buigzaam is. Naast touwstroppen wordt er ook gebruik gemaaktvan polyester hijsbanden: ze hebben dezelfde voordelen alstouwstroppen. Touw is gevoelig voor vocht, polyester hijsbanden niet,ook niet voor de meeste chemische stoffen. Werkbelastingen zijn op eenetiket aangegeven, de kleurencode van een hijsband geeft ook detoegestane werklast aan.
Gebruiksregels
Controleer de maximaal toegestane werklast van de touwstrop ofpolyester hijsband:
26
- maak alleen gebruik van onbeschadigde banden waarvan het etiketleesbaar is;nooit knopen in de hijsband/strop aanbrengen;controleer regelmatig de hijsband of touwstrop op slijtage,insnijdingen of andere beschadigingen;gebruik bij aanslaan over scherpe kanten altijd kantbeschermers.
Controlepuntentouws troppen:
is de touwstrop niet ingesneden;is de touwstrop niet aangetast door aggresieve stoffen;is de touwstrop niet aangetast door vocht (verrot).
polyester banden:is de hijsband niet ingesneden;is de buitenhoes van de band niet beschadigd, zodat vezelszichtbaar worden;is het etiket nog zichtbaar.
Speciale hij sgereedschappenVoor het (ver)plaatsen, laden, lossen, monteren e.d. op de spoorbaanworden meerdere speciale hijsgereedschappen gebruikt. Op al dezegereedschappen moet de maximaal toegestane werklast aangegeven worden,en wanneer het b.v. een evenaar betreft het eigen gewicht. Bij elkstuk hijsgereedschap behoort een certificaat van goedkeuring. Ook dezegereedschappen moeten oordeelkundig gebruikt en opgeslagen worden.
Aanslaan van lastenbepaal voor het aanslaan van de last eerst de massa (het gewicht)van de last;maak alleen gebruik van onbeschadigd en goedgekeurd gereedschap;maak gebruik van passend gereedschap en geschikt hijsgereedschap;zorg ervoor dat het hijsgereedschap niet kan beschadigen doorbuiging over scherpe kanten. Zonodig kantbeschermers gebruiken;de tophoek van kabel- of touwstroppen moet zo klein mogelijk zijn;het hijsgereedschap moet zodanig ruim om de hij snaak bevestigdworden dat de bevestigingsmiddelen ruim in de haak kunnen bewegen;
- bij langdurige voorwerpen moeten er zodanige maatregelen getroffenworden dat er geen delen uit de hijs kunnen schieten;
27
bij het aanslaan van langwerpige of gladde voorwerpen moeten de
hijsstroppen met een tweevoudige slag om het werkstuk geslagen
worden;om wegglijden van de last te voorkomen moet de hijsstrop éénmaal omde haak geslagen worden;bij het aanslaan van de last het hijsgereedschap zodanig vasthoudendat vingers of hand niet bekneld kunnen raken;hijs nooit zwaarder dan de op het hijswerktuig of hijsgereedschapaangegeven maximaal toegestane werklast.
28
29
Hoofdstuk 8
TRANSPORTUERXZAAMHEDEN
Inleiding
De vakman spoorwegbouw heeft te maken met een aantal transportsoorten.
Vervoer naar en van de werkplek is er één van. Op de werkplek, waardie ook mag zijn, kan hij te maken krijgen met horizontaal ofverticaal transport.Onderscheid is weer te maken tussen laad- en loswerkzaamheden enspoorwerk.
Vervoer van personeel
Het vervoer naar de werkplek wordt meestal verzorgd door de werkgever.Daartoe wordt een busje beschikbaar gesteld dat bestuurd wordt dooréén van de medewerkers die ook aan het werkproces deelneemt. Voor dekwaliteit van dat vervoer is de werkgever verantwoordelijk: in deArbeidswet en de CAO zijn de werk- en rusttijden geregeld. Voor eenchauffeur gelden aanvullende regels.Het is onverantwoord iemand na een nacht werken in de kou directachter het stuur te laten plaatsnemen om terug te rijden. Vermoeidheiden slaap zijn sluipende gevaren. De chauffeur heeft minimaal eenvoorrust van één uur nodig.
Indien een personeelslid van de aannemer dienst doet alsveiligheidsman moeten de door de Nederlandse Spoorwegen voorgeschrevenvoor- en narustperiodes in acht worden genomen. Dit kan inhouden dat
het vervoer van dit personeel apart geregeld dient te worden.
Laadwerkzaamheden
Bij het laden met een kraan moet aangepast en goedgekeurd gereedschapworden gebruikt zoals railtangen, lange spoorstaven en hijsbanden.
Bij hij swerkzaamheden zijn niet alle risico's te vermijden. Daarom is
het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen aan te raden.Buiten bedrijf moet een kraan in de ruststand geblokkeerd worden.
30
Wordt voor het laden een vorkheftruck gebruikt dan moet ervoor gezorgdworden dat deze voldoende capaciteit heeft. Te vaak wordt eenvorkheftruck overbelast. Zorg voor goede rijpaden en rijdt met de last± 10 cm boven de grond. Een truck mag alleen bediend worden door eendaartoe bevoegde medewerker.Laat nooit 'passagiers' meerijden als de truck daarvoor niet isingericht. De bestuurder is hiervoor verantwoordelijk.
Kranen en trucks mogen niet door personen tussen 16 en 18 jaar,bediend worden, tenzij in het kader van een opleiding waarbij toezichtaanwezig moet zijn.
Een lading, vooral op spoorwagons, moet goed vastgesjord worden. Eendeel van de lading verliezen op de spoorbaan kan levensgevaarlijkzijn: denk aan het vastraken van een voorwerp in een wissel.
Let altijd op het toegestane beladingsgewicht.Voor het vervoer op de spoorbaan gelden beladingsvoorschriften. Eenladingmeester van de NS of een gemachtigde controleert de belading, deafbinding en de beplakking.
Vervoer van gevaarlijke stoffen vraagt om speciale maatregelen.
LoswerkzaamhedenWat we geladen hebben zal veelal gelost moeten worden op de bouwplaatsof langs de spoorbaan. De hulpmiddelen welke bij het laden beschikbaarwaren, missen we vaak bij het lossen. Er wordt meer gebruik gemaaktvan de lichaamskracht. De juiste werkhouding is erg belangrijk.Voor het verplaatsen van dwarsliggers is de pikhaak het meestgebruikte, maar ook gevaarlijkste hulpmiddel. Gebruik hem op de juistemanier en kijk goed uit waar u hem in het hout slaat.
Bij het lossen op de bouwplaats moeten we zorgen voor:een goede ondergrond;goede rijpaden;het systematisch stapelen;werken met goed gereedschap;iemand die voor het voertuig uitloopt wanneer achteruit geredenwordt.
31
Bij het lossen langs de spoorbaan zorgen we voor:het systematisch neerleggen van materialen;
- het vrijhouden van de looppaden;profielvrij neerleggen van materialen/gereedschappen;het voldoende afstand houden van de bovenleiding wanneer we werkenmet kraan of shovel op een wagen. De kraan moet zijn voorzien vaneen hoogtebegrenzer;het uitschakelen van de bovenleiding wanneer we niet voldoendeafstand kunnen bewaren;dezelfde maatregelen bij kranen welke op het spoor of in het talludrijden.
Vervoer met lorriesHet rijden met lorries is alleen toegestaan met toestemming.
32
33
Hoofdstuk 9
OMGANG MET HANDGEREEDSCHAPPEN
De vakman spoorwegbouw maakt nogal veel gebruik van diverse soorten
handgereedschappen. Hierbij kunnen de handgereedschappen in tweegroepen verdeeld worden, namelijk die met en zonder hulpaandrijving
De handgereedschappen met hulpaandrijving zijn ondermeer:de kraagschroefmachine, de trilstampers en de spoorstaafboor- enzaagmachines. Deze machines worden deels elektrisch aangedreven. Hetis zaak te zorgen dat men niet in aanraking komt met de onder spanningstaande delen (zie hoofdstuk 7, Elektriciteit).
Verbrandingsmotoren veroorzaken veel lawaai.Hierbij zal dus altijd gehoorbescherming gebruikt moeten worden.
Daarnaast produceren verbrandingsmotoren warmte en uitlaatgassen. De
onderdelen die heet worden, zullen dus ter voorkoming van brandwondenafgeschermd moeten worden. Als men met deze gereedschappen werkt,dient men het inademen van uitlaatgassen zoveel mogelijk te vermijden.Bij het vullen van de verbrandingsmotoren met brandstof moet men errekening mee houden dat, vooral als de motor nog heet is, er
brandgevaar bestaat. Voorkom bij het vullen van de motor morsen door
gebruik te maken van een trechter en houdt altijd een brandblusser in
de buurt.
Een ander groot nadeel is het gewicht van deze machines (kraagschroef-machine 170 kg!). Dit soort zware machines moeten in principe altijdmet een hefwerktuig verplaatst worden. Indien het niet anders kan, dan
dient bij uitzondering met voldoende personen deze machines verplaatstte worden, bijv.:
50 kg altijd met 2 personen.
100 kg altijd met 4 personen.
Handgereedschappen zonder aandrijving zijn:
ballasttrekker of trekriek;ballastschop;
34
dwarsliggerdraagtang;dwarsliggerhaak (pikhaak);
- schiftijzer;kantelijzer;
- klemboutsleutel;inbrengtang voor klemveren;
- uitneem!jzer.
In de praktijk blijkt dat ongevallen met handgereedschappen veelalgebeuren, doordat men niet vakkundig met het gereedschap omgaat,slecht onderhouden gereedschap gebruikt of onveilig gereedschapgebruikt.Gereedschap waarbij aan het gebruik veel risico's vast zitten is dedwarsliggerhaak. Voorkom dat tijdens de werkzaamheden de haakuitschiet of dat door een verkeerde beweging de dwarsligger op de voetterecht komt. Steek nooit in het hout als een collega te dicht in debuurt staat. Gezien de grote krachten, die bij kantelijzers, schift-ijzer s gebruikt moeten worden, is het noodzakelijk dat dit soortwerkzaamheden altijd in overleg met collega's plaatsvindt.
Voor al het handgereedschap geldt: regelmatige controle en onderhoud.Controleer na ieder karwei of het gereedschap nog in goede staatverkeert. Beschadigd gereedschap moet worden afgevoerd en/ofgerepareerd. Periodiek (éénmaal per jaar) dient het gereedschap voorinspectie en onderhoud aan de onderhoudsdienst te worden overgedragen.
Ga vakkundig met handgereedschappen om: dus nooit mee gooien, voor enna gebruik de werking controleren en berg het gereedschap vakkundig(achter slot en grendel) op.
35
Hoofdstuk 10
OMGANG MET KLEINE SPOORMACHINES
De kleine spoormachines waarmee de spoorleggers werken, produceren
veel lawaai. Om deze geluidsbronnen in kaart te brengen, heeft de NS
een aantal metingen verricht naar het lawaai van kleine spoormachinesop oorhoogte.
Geluidsniveau machines
- aggregaten- spoorstaafboormachines- houtboormachines
- stophamers- trilstampers- trilplaten
- kraagbout-, kraagschroef-en klemboutmachines
- (spoorstaaf- en dwarslig-
gers -) zaagmachines
89- 90 dB(A)80 dB(A)88 dB(A)
104-111 dB(A)90-112 dB(A)
107 dB(A)
(van 2 typen gemeten)
(van l type gemeten)(van l type gemeten)
(van 5 typen gemeten)(van 3 typen gemeten)(van l type gemeten)
85- 87 dB(A) (van l type gemeten)
86-100 dB(A) (van 3 typen gemeten)
Van bovengenoemde machines is tevens het geluidsniveau berekend,wanneer diverse typen gehoorbescherming worden gedragen. Het
blijkt dat het doorgelaten geluid bij het dragen van goede oorkappengeen schade veroorzaakt aan het gehoor. Spoorleggers werken (evenalsde meeste mensen) liever niet met oorkappen, omdat men zich dan minderzeker voelt. Toch is het dragen van gehoorbescherming noodzakelijk.Vooral nu er nog niet voldoende bronoplossingen voorhanden zijn.Hieraan wordt echter wel gewerkt. Voor een aantal machines is de
uitlaat van de motoren vervangen door één die minder lawaaiproduceert.
Naast lawaai veroorzaken de kleine machines ook trillingen aanhanden, armen, of het gehele lichaam van de spoorlegger.
De mens is slecht bestand tegen trillingen. Het werken met trillendgereedschap kan tot allerlei lichamelijke klachten leiden.
36
Er wordt gezocht naar verbeteringen door de handgrepen te bekleden. Inieder geval wordt het dragen van goede werkhandschoenen en werkkledingaanbevolen.
In de derde plaats produceren kleine spoormachines metverbrandingsmotoren uitlaatgassen. De uitlaten op de machines moetenzodanig zijn aangebracht dat de uitlaatgassen niet in de richting vande bedieningsman worden geblazen. Goed afgestelde motoren producerenminder schadelijke uitlaatgassen.Verder is het noodzakelijk dat draaiende delen, zoals assen enpoulies, zijn afgeschermd. Houd deze beschermingen in stand en melddirect eventuele gebreken.
37
Hoofdstuk 11
OMGANG MET GROTE SPOORMACHINES
De grote spoormachines produceren, net als de kleine spoormachines,
veel lawaai.Voor werkzaamheden rond de machines dienen gehoorbeschermingsmiddelen
gedragen te worden. Niet alleen door de man die de machine bedient,maar ook door hen die in de nabijheid werken. Daartoe zijn op demachines aanduidingen aangebracht in de vorm van een zoneringsteken (5
of 20) en het symbool van de gehoorkap. Het zoneringsteken geeft aandat binnen een afstand van 5 of 20 meter het dragen van
gehoorbescherming verplicht is.
Het lawaai van een werkende machine ligt hier hoger dan 85 dB(A).Aan de cabines van de machinisten is de laatste jaren veel aandachtbesteed. Ze zijn van geluidisolerende bekleding voorzien. Daarnaast
zijn openingen afgedicht.
Bij het werken in de ballast met grote machines wordt naast lawaai ook
stof geproduceerd. De spoorlegger kan zich hier tegen beschermen metadembescherming in de vorm van maskers of airstreamhelmen. Hierbijwordt door een luchtstroom onder de helm voorkomen dat stofdeeltjesworden ingeademd.
De grote machines zijn van opstaptreden en handgrepen voorzien.
Gebruik deze! Stap in principe altijd aan de bermzijde uit de machine.
38
39
Hoofdstuk 12
BIJZONDERE WERKZAAMHEDEN
In het algemeen voert u werkzaamheden uit in opdracht van uw werk-
gever. De werkgever is verantwoordelijk voor het nemen van veilig-
heidsmaatregelen in het kader van de Arbowet. Hij dient erop toe te
zien dat u die maatregelen ook naleeft.
Het kan voor komen dat de opdrachtgevers (vervoersbedrijven) onder
eigen verantwoordelijkheid en toezicht werkzaamheden laten uitvoeren
door eigen personeel en machines.
In een aantal gevallen kan het voor komen, door capaciteitsgebrek, dat
door de opdrachtgevers personeel wordt ingehuurd van een spoor-
aannemer. In dit soort gevallen heeft de opdrachtgever de verantwoor-
delijkheid voor het treffen van maatregelen om uw veiligheid en
gezondheid te waarborgen.
Daartoe behoort het geven van instructies, het beschikbaar stellen van
persoonlijke beschermingsmiddelen en het toezicht houden op de
naleving van de 'huisregels'.
Tot die werkzaamheden behoren:
assisteren bij onderhoud aan de spoor- en trambaan;
assisteren bij de ballasttrein;
assisteren bij de kettinghormachine;
dienst doen als veiligheidsman.
Indien u in een dergelijke situatie terecht komt, overtuig u er altijd
van dat er voldoende aandacht aan de arbeidsveiligheid besteed is.
40
41
Hoofdstuk 13
7AN PERSOONLIJKE BESCHERM!?
Kleding
Vocht, kou, wind en tocht kunnen niet alleen verkoudheid, maar ook
spier- en gewrichtklachten veroorzaken. Vooral snelle afkoeling van
(bezwete) lichaamsdelen door bijvoorbeeld de luchtstroom van een
passerende trein, is gevaarlijk.
Het dragen van goede werkkleding onder alle omstandigheden is dus van
groot belang: kleding die de spieren warm houdt, maar ook het
lichaamsvocht doorlaat.
In de winter biedt een goed doorwerkpak, bijvoorbeeld dat van de
Stichting Arbouw, uitkomst.
Bij warm weer is het raadzaam vooral de rug te beschermen tegen vocht
en snelle afkoeling. Een kort T-shirt is beslist af te raden.
Schoenen
Goed schoeisel is noodzakelijk, bij voorkeur goedgekeurde
veiligheidsschoenen met stalen neuzen en zolen. Daarnaast moeten de
schoenen waterdicht zijn.
Dus géén slippers of gymschoenen op het werk!
Veiligheidslaarzen
Veiligheidslaarzen zijn verkrijgbaar in kunststof, rubber of leer met
verschillende schachthoogten. Voor de spoorwegbouw zijn op bestelling
rubberlaarzen met een fluorescerende kleur (geel) verkrijgbaar.
De veiligheidslaars moet voldoen aan de norm S3 DIN 4843 of B3 NEN
3420. Ook in de laars moet dit keurmerk zijn aangebracht. Let hier ook
op bij de schoenen.
Handbescherming
Éénderde van alle letsels in de bouw zijn verwondingen aan de handen.
Goede handschoenen kunnen dit voorkomen. Er zijn vele soorten:
lederen, kunststoffen, tricot, rubber of katoen. Vrijwel voor elk
karwei bestaat een geschikte handschoen.
HoofdbeschermingBij werkzaamheden onder kranen en bij liften, steigers, bijontkistingswerkzaamheden, bij werk in putten of sleuven of bij hetspoor en is het dragen van een veiligheidshelm verplicht.Er zijn verschillende modellen leverbaar. Een helm behoort iedere l adrie jaar te worden vervangen. De produktiedatum in de helm geeft aanwanneer precies.Alleen dan heb je de garantie dat de helm nog goed is voor driekwartvan de klap.
Gezicht- en oogbeschermingWerkzaamheden als hakken, breken, frezen, slijpen en lassen bedreigende ogen met splinters of wegspringende deeltjes. Ogen zijn kwetsbaar.Gelaatschermen of brillen kunnen ze beschermen. Veiligheidsbrillenhebben glazen die niet versplinteren. Een gewone bril biedtonvoldoende bescherming. Speciale brillen beschermen tegen stof ofchemicaliën. Deze brillen bieden ruimte om over de normale brilgedragen te worden. Een gelaatscherm dekt het hele gezicht af en geefteen optimale bescherming.
AdemhalingsbeschermingWerknemers in de bouw lopen risico's bij het werken met impreg-neermiddelen, lijmen, schuimen, kitten of verfsoorten, door de giftigestoffen, gassen of dampen die daarbij vrijkomen.De ademhalingsorganen lopen direct gevaar als bescherming ontbreekt.Meestal is men te laconiek; de gevolgen komen pas later aan het licht.Voor adembescherming is deskundig advies nodig, omdat bekeken moetworden welke stof er vrijkomt.
GehoorbeschermingGehoorbescherming dient afgestemd te worden op de situatie op dewerkplek. Gehoorkappen verdienen, door de vaak slechte hygiënischevoorzieningen op de werklocatie, de voorkeur.
43
Hoofdstuk 14
OMGANG MET GEVAARLIJKE STOFFEN
Bij het maken van bovenbouwcontructies voor spoor- en tramwegen, wordt
veelvuldig gebruik gemaakt van chemische stoffen in de vorm van
lijmen, gietmassa's, primers en oplosmiddelen.
Deze stoffen kunnen zonder gevaar worden verwerkt, mits men zich aan
een aantal noodzakelijke regels houdt.
Ook ondeskundig gebruik van gas, zoals zuurstof, acetyleen en propaan,
brengt gevaar met zich mee.
Verder kennen we het gevaar van stof, zoals vrijkomt bij het lossen en
verwerken van steenslag.
Achtereenvolgens zullen we een aantal stoffen onder de loep nemen,
waarbij uitvoerig zal worden ingegaan op de etikettering, opslag,
verwerking, beschermingsmiddelen en de verpakking van afval en rest-
produkten.
Chemische produkten
Chemicaliën kunnen de gezondheid bedreigen. De schadelijkheid is
afhankelijk van de hoeveelheid stof, de tijdsduur en wijze van
blootstelling.
Een extra moeilijkheid is dat sommige effecten niet meteen zichtbaarzijn, maar zich pas na langere tijd openbaren. De schade aan de
gezondheid kan ontstaan door aanraking van de huid en ogen met
bepaalde stoffen en door inademing van gassen en dampen.
Om schade te voorkomen zal in de eerste plaats gezocht moeten worden
naar onschuldige of minder schadelijke alternatieven. In de tweede
plaats moeten persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen worden om
aanraking met de huid, ogen en longen te voorkomen.
Het werken met gevaarlijke en chemische produkten vraagt om voorzorgs-
maatregelen. Het begint al met het lezen van het etiket op de
verpakking van het produkt. De informatie behelst:
de naam van het produkt;
44
het 'gevaar', aangeduid met een of meerdere symbolen;- waarschuwingen;
veiligheidsaanbevelingen;- naam en adres van de fabrikant.
Het etiket is uiterst belangrijk. Op het etiket staan de namen van deactieve stoffen die het gevaar veroorzaken vermeld. Op het etiketstaat meestal een symbool om het 'soort' gevaar aan te geven. Er zijnzes van die symbolen: giftig, oxyderend, corrosief, schadelijk,irriterend, licht vlambaar.Onder het symbool staat altijd de betekenis in letters.
VergiftigEen stof is vergiftig als hij na inademing of na opneming via mond ofhuid ernstige, acute of chronische gevaarlijke effecten op het lichaamheeft. Voorbeelden zijn blauwzuurgas, een bestrijdingsmiddel voorhoutworm en houtimpregneermiddelen op pentachloor-fenolbasis.
OxyderendEen stof is oxyderend als bij aanraking met andere stoffen een sterkereactie volgt waarbij warmte vrijkomt. Een voorbeeld is eengeconcentreerde oplossing van waterstofperoxyde.
CorrosiefCorrosieve stoffen hebben bij aanraking een vernietigende werking ophuid en slijmvliezen.Een voorbeeld is zoutzuur, dat onder andere wordt gebruikt bij hetverwijderen van cementresten op metselwerk.
SchadelijkEen stof is schadelijk als door inademing voor het lichaam gevaren vanbeperkte aard ontstaan. Schadelijk zijn bijvoorbeeld verfverdunnerzoals peut, kwastenreiniger en ammonia.
IrriterendEen irriterende stof kan bij directe, langdurige of herhaaldeaanraking met huid of slijmvliezen een ontsteking veroorzaken. Eenvoorbeeld is formaldehyde. Deze stof komt onder andere voor inspaanplaat en UF-schuim (ureumformaldehyde) voor spouwmuurisolatie.
45
Licht ontvlambaar
Voor de groep licht ontvlambare stoffen geldt dat bij normale
temperaturen spontane ontbranding mogelijk is, dat vaste licht
ontvlambare stoffen door kortstondige ontsteking makkelijk in brand te
steken zijn, dat bij vloeistoffen het vlampunt beneden de 21 gradenCelsius ligt (brandspiritus) en dat bij aanraking met water een licht
ontvlambaar gas ontstaat.
Voor veel chemische stoffen die bij de spoorwegbouw worden gebruiktzijn veiligheidsvoorschriften aanwezig. In zo'n voorschrift staatvermeld welke beschermingsmiddelen per stof nodig zijn en welke EHBO-maatregelen moeten worden getroffen bij mogelijke calamiteiten.Lees daarom steeds deze veiligheidsvoorschriften, alvorens u met
bepaalde produkten gaat werken.Tot slot wordt gewezen op de restanten en verpakkingsmaterialen.Voorkomen moet worden dat deze in het milieu terecht komen.Ze dienen verzameld te worden en daarna volgens de wettelijke
voorschriften te worden afgevoerd.
Chemische stoffen
Een chemische stof kan zeer verschillende effecten hebben op degezondheid. Deze stoffen kunnen het lichaam binnendringen doorinademing, via de huid, of door inslikken.
De vakman spoorwegbouw heeft te maken met diverse chemische stoffen
zoals:
koel- en snijolie (bij het boren van gaten in spoorstaven);
epoxyharsen (voor het verlijmen van blokkensporen);creosootolie (een houtverduurzamingsmiddel voor o.a. dwarsliggers);stof (bij het lossen en verwerken van ballast);
uitlaatgassen (van verbrandingsmotoren).
Opname door het lichaam als gevolg van inademen zal bij de vakmnanspoorwegbouw weinig voorkomen, omdat hij in de buitenlucht (goedeventilatie) werkt. Een uitzondering vormt wellicht het werken bijwindstilte of in tunnels. Wel is het mogelijk dat door aanraking vansommige stoffen (huidcontact) huidontsteking en eczeem kunnen
ontstaan.
46
Het is dan ook aan te bevelen om huidcontact met dergelijke stoffen tevermijden. Men kan zich ertegen beschermen door het dragen vanhandschoenen.Roken, eten en drinken tijdens het werk kunnen er de oorzaak van zijndat giftige stoffen ingeslikt worden. Een goede persoonlijkeverzorging is van zeer groot belang (wassen!).
47
Hoofdstuk 15
HYGIËNE EN WERKHOUDING
Spoorleggers zijn werkzaam op verschillende plaatsen, zoals enkel- of
meervoudige sporen, een emplacement, een station, een tunnel of eenbrug. De arbeidsomstandigheden en de arbeidsorganisatie zijn vaak
afhankelijk van de werkplek.Vaak moet er een grote afstand overbrugd worden tussen schaftkeet en
werkplek, hetgeen gevolgen heeft voor de pauze-indeling en de
persoonlijke verzorging.
Bij kortlopende werkzaamheden (niet langer dan 4 weken) en waarbij
minder dan 10 werknemers deelnemen, zoals bij kortdurende herstel-werkzaamheden bij het spoor, mag gebruik gemaakt worden van schaft-wagens. Deze schaftwagens moeten voldoende zitgelegenheid bieden,verwarmd kunnen worden en de mogelijkheid hebben om kleding op debergen.
De volgende punten zijn van groot belang voor de hygiëne van despoorlegger.
Voor het eten, aan het einde van de werktijd en na het toilet:handen wassen!
Sanitair, schaftkeet e.d. altijd schoon achterlaten.Werkkleding regelmatig (laten) reinigen; ook laarzen en schoenen.
Gevaarlijke stoffen:Voorkom huidcontact: draag werkhandschoenen. Eet, drink en rook danniet op de werkplek. Na het handen wassen de huid dun insmeren metzuurvrije vaseline: het geeft enige bescherming en vergemakkelijkthet schoonmaken;Nooit de handen wassen met een oplosmiddel, zoals gasolie;
Niet met werkkleding aan naar huis gaan, eerst verkleden.
Werkhouding
Over het algemeen kan gesteld worden dat het werk van de vakman
48
spoorwegbouw zwaar en voor het lichaam erg belastend is.Alhoewel men vooral bij nieuwbouw en groot onderhoud veel gebruikmaakt van de aanwezige hulpmiddelen, is zwaar handwerk onvermijdelijk.Denk hierbij aan het gebruik van de trekriek, de ballastschop, dedwarsliggersdraagtang, het schiftijzer e.d.Van groot belang is echter dat men het gereedschap op de juiste maniergebruikt.De dwarsliggersdraagtang is gemaakt om met twee man te bedienen.Men wil deze echter nog al eens alleen hanteren. Daarmee vergt menzoveel van het lichaam dat klachten aan de rug (spit), gewrichten ofspieren (arm, rug of benen) veel voorkomen en blijvende gevolgenkunnen hebben.Een juiste houding is hierbij essentieel. Het is erg moeilijk voorieder stuk gereedschap de juiste werkhouding aan te geven. Het is inzijn algemeenheid echter zo dat het werken met veel soortengereedschap erg rugbelastend is.Het is dan ook beter om in dergelijke situaties de rug iets te krommenen de kracht en beweging met de bovenbenen te bewerkstelligen.Daarnaast is afwisseling in de houding sterk aan te bevelen omdat bijéén en dezelfde houding de spieren niet ontspannen en snelvermoeidheid optreedt.Tijdens het hele proces van spoorbanen leggen, vernieuwen, reparerenof slopen moeten vaak zware materialen en gereedschappen getranspor-teerd worden. Alhoewel dit in veel gevallen met machines gebeurt,moeten lasten toch nog vaak met de hand verplaatst worden.De omstandigheden waaronder dit moet gebeuren zijn meestal niet ideaalte noemen:
ongunstige klimaatomstandigheden;geen vlakke of stabiele ondergrond;
- moeilijk hanteerbare lasten (bijv. de kraagschroefmachine).
Op de juiste manier tillen, met rechte rug en doorgezakte knieën, isdan ook van het grootste belang. Dit ter voorkoming van rug-, nek- enspierklachten.
49
Hoofdstuk 16
BRANDPREVENTIE
Opslag van gassen
De meest in de spoorwegbouw voorkomende gassen zijn: zuurstof,
propaan, butaan en soms acetyleen.
Deze gassen zijn in samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk
opgeloste vorm verkrijgbaar, verpakt in stalen gasflessen.
Voorkomen moet worden dat een stalen gasfles bezwijkt en/of brandbare
gassen ontsnappen.
Ontsnappen van gassen kan ook optreden door het afbreken van een
reduceertoestel of de afsluiter van de gasfles.
Gasflessen worden bij voorkeur in de open lucht opgeslagen, maar wel
beschermd tegen de klimatologische omstandigheden. Zo moet men de
flessen beschermen tegen zonnestraling. De opslag moet verder omgeven
zijn door een hekwerk of plaatsvinden in een goed geventileerde
bergplaats van ontbrandbaar materiaal. In de opslagruimte mogen geen
andere stoffen worden opgeslagen. Bij brand moeten de flessen
gemakkelijk kunnen worden verwijderd.
Gasflessen en zuurstofflessen mogen niet gezamelijk worden opgeslagen.
Volle en lege flessen moeten gescheiden worden opgesteld. Bij vervoer
en opslag moet de beschermkap steeds op de fles zijn geschroefd.
Op de deur van een opslagplaats moet aan de binnen- en buitenzijde,
duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn aangegeven dat ROKEN en OPEN
VUUR verboden is.Tevens moet bij de opslagplaats brandblusmateriaal aanwezig zijn.
Las- en snijwerkzaamhedenLas- en snijwerkzaamheden bestaan uit:
het autogeensnij den van metalen;
hardsolderen met de lasbrander;
het lassen met een elektrische vlamboog;
het thermiet lassen.
50
Deze werkzaamheden gaan gepaard met vonken, lasspatten, intense hitteen straling. In verband met het brandgevaar moet bij las- en snijwerk-zaamheden rekening gehouden worden met de hoge temperatuur die hierbijontwikkeld wordt, de overdracht van warmte via de oververhitte metalendelen en de wegspattende metaaldruppels en vonken.Om verbranding van de lichaamsdelen te voorkomen moet gebruik gemaaktworden van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals veiligheids-schoeisel, lashandschoenen, speciale laskleding (lasjekker, lasbroek,lasmouwen en een lasschort).
Bij las- en snijwerkzaamheden komt ultraviolet- en infrarood- stralingvrij. Ultraviolet geeft risico's voor de ogen en de huid.Het oog is zeer gevoelig, waarbij een overdosering (na enige uren)leidt tot 'lasogen', een prikkelende onsteking van het bind- en hoorn-vlies. Blootstelling van de huid veroorzaakt een lichte verbranding,zoals bij zonnebrand.Infraroodstraling is ook schadelijk voor de ogen. Bij langdurigeblootstelling veroorzaakt infraroodstraling ooglens-vertroebeling.Ter bescherming van de ogen moet dan ook een lasschild of lasbril metspeciale glazen gebruikt worden.
Las- en snijwerkzaamheden zijn dikwijls de oorzaak geweest van brandenin de spoorwegbouw. (Bij onderzoek in Amerika is vast komen te staandat 20 % van de branden in de bouw veroorzaakt wordt door las- ensnijwerkzaamheden).
Ter voorkoming van brandgevaar moeten ook de volgende maatregelengenomen worden:- alvorens tot las- en snijwerkzaamheden over te gaan moet men zich
ervan overtuigen dat in de omgeving zich geen brandbare stoffenbevinden;scherm het laspunt zoveel mogelijk af, zodat de vonken niet kunnenwegvliegen;laat in brandgevaarlijke omgeving een brandwacht toezicht houden;houdt de nodige blusmiddelen bij de hand;na beëindiging van de werkzaamheden controleert men of er werkelijkgeen brandgevaar is ontstaan; dit dient men tenminste een half uurdaarna nog eens te doen, in een bijzonder gevaarlijke omgeving na
51
een uur nog eens;
ook bij slijpwerkzaamheden komen gloeiende metaaldeeltjes vrij,
zodat ook hierbij rekening gehouden moet worden met brandgevaar.
Tijdelijke verwarming bij de Spoorwegbouw
Het brandgevaar is bij vele soorten verwarmingsapparaten zeer groot.De risico's voor brand bij het gebruik van tijdelijke verwarmings-
apparatuur zijn:kans op brandwonden door aanraking van hete oppervlakken;het in brand geraken van de bouwmaterialen;kans op brand door ondeugdelijke verwarmingsapparatuur.
Bijzondere aandacht is noodzakelijk, hoe kort het verwarmings-apparaat ook gebruikt wordt.
tijdelijke verwarming moet zodanig worden geplaatst dat het gevaar
voor aanraking met het apparatuur en de rookgasafvoer minimaal is;licht ontvlambare materialen (b.v. papier) mogen niet worden
opgeslagen in de onmiddelijke nabijheid van apparaten die aan de
buitenzijde heet worden of die een open vlam hebben;apparaten met open vlam mogen niet worden gebruikt in ruimtenwaarin vluchtige brandbare stofen (verf, beitsmiddelen,brandstoffen e.d.) worden opgeslagen of verwerkt;
een goede staat van onderhoud en een periodieke controle van deverwarmingsapparatuur zijn van groot belang;
vervuilde of ontregelde apparatuur verhoogd de kans op brand;
de branderkoppen van gasgestookte verwarmingsapparaten moeten zijnvoorzien van een thermokoppel. Hierdoor zal de gastoevoer wordenstopgezet zodra de vlam uitgaat;
elektrische verwarmingsapparaten of onderdelen moeten dubbel
geïsoleerd zijn of worden aangesloten op een geaarde leiding.
Behalve elektrische verwarming produceren de meeste soortenverwarmingsapparaten vocht en rookgassen. Het is van groot belang dater altijd goed geventileerd wordt.
Wat te doen bij brand
waarschuw direct de brandweer. Zorg dat het alarmnummer op ieder
52
telefoontoestel is vermeld, of beter nog: leer het uit het hoofd.Voor NS-baanvakken direct de centrale meldkamer spoorwegpolitiebellen (030-354444).
vertel de brandweer kort en bondig uw naam, adres, telefoonnummeren de plaats en aard van de brand.
zorg dat iedereen een veilig heenkomen zoekt.
indien de brand binnen plaats vindt, sluit dan zoveel mogelijkramen en deuren om te zorgen dat de brand zo min mogelijk zuurstofkrijgt.
als "het mogelijk is de brand zelf te blussen, probeer dat dan, maarneem nooit onnodig risico.
wanneer de brandweer arriveert, leg dan duidelijk uit waar de brandis, wat er precies in brand staat en of er nog mensen bij de brand-haard zijn.
maatregelen moeten worden genomen om de brand verder te beperkendoor het zoveel mogelijk verwijderen van brandbare materialen(papier, hout, karton) en brandgevaarlijke stoffen uit de directomgeving van de vuurhaard.
flessen met samengeperste gassen moeten zo snel mogelijk uit deomgeving van de brand worden verwijderd.
transportmiddelen en materieel moeten zover mogelijk van de brandworden gehouden.
zorg dat er een EHBO'er paraat staat.
blussen met een blustoestel:* ken de werking van de aanwezige blustoestellen;* nader de brandhaard zo dicht mogelijk en stel het blustoestel inwerking. Blus de brand van voor naar achter waarbij de blusstofregelmatig over het oppervlak wordt verspreid;
53
* blus indien mogelijk met meerdere blustoestellen tegelijk;
* blus met de wind mee;
* laat de toestellen zo snel mogelijk weer hervullen en controleren
na het gebruik.
54
55
Hoofdstuk 17
EHBO
Een bouwplaats kenmerkt zich doordat het een tijdelijke werkplek is- vaak in de openlucht - met sterk wisselende situaties waarin hetwerk met een veelheid aan machines of gereedschappen wordt verricht.Vaak komen er wisselende ploegen werknemers aan te pas en in veelgevallen verschillende onderaannemers. Deze factoren leiden samen toteen hoog ongevalsrisico: veel werknemers in de bouw raken vroeg oflaat gewond.Dat moet natuurlijk zoveel mogelijk voorkomen worden, maar als datniet lukt, dient er een zeer goede eerste hulp bij ongelukken te zijn(EHBO). Het blijkt dat de bouw en dus ook in de spoorwegbouw, eenenorme behoefte heeft aan goed opgeleide EHBO'ers: er is voortdurendsprake van een tekort. De EHBO-zorg wordt in veel gevallen onderschatomdat men veronderstelt dat het wel niet zo'n vaart zal lopen.In veel bedrijven krijgt de EHBO pas de aandacht die zij verdient alser ernstige ongelukken gebeuren. Het is beter rekening te houden metde kans op ongevallen en daar de hulpverlening op af te stemmen! Eengoede opgeleide en getrainde EHBO'er kan adequate hulp verlenen en hijvoorkomt goedbedoelde, maar ondeskundige hulp. Onnodige narighedenworden daarmee het slachtoffer bespaard.Het is niet overdreven te stellen dat een goede EHBO-zorg haarrendement dubbel en dwars opbrengt: het is ook een onderdeel vanveilig en verstandig werken.
56
57
CONTROLELIJST VAKMAN SPOORWEGBOUW
1. Toegang tot de baan
Is er een Arbo-objectplan?
Is men in het bezit van een geldig toegangsbewijs
(duur van het werk)?
Kent men de gedragsregels van een
'Ernstige Waarschuwing'?
Is er een veiligheidsman aangesteld?
Kent men de waarschuwingssignalen van de veilig-heidsman?
Hebben de spoorwegwerkers instructie ontvangen?
Is er overleg geweest met de opdrachtgever?
Is er overleg gevoerd met andere bedrijven/aannemers?
Vindt er introductie plaats van nieuwe spoorwegwerkers?
Zijn de paden vrij van rommel en gereedschap?
Wordt de volgende signalerende kleding gedragen:a. spoorwegwerker geel?b. veiligheidsman oranje?
Maakt men bij het oversteken van het spoor zoveelmogelijk gebruik van de oversteekpaden?
58
Bij afzetten spoorwegovergang:a. zijn er afspraken gemaakt met verkeers-/spoorweg-
politie?b. zijn omwonenden op de hoogte?
2. Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen
Heeft men de beschikking over:a. Gehoorbescherming?b. Helm?c. Veiligheidsschoenen?d. Regenkleding?e. Veiligheidsbril?f. Doorwerkkleding?g. Handschoenen?h. Ruimzichtbril?
Wordt de kleding regelmatig gereinigd?
Worden de persoonlijke beschermingsmiddelenregelmatig onderhouden c.q. vervangen?
Is (indien noodzakelijk) adembescherming aanwezig?
3. Inrichting werkomgeving
Kan men de werkplek verlichten?
Beschikt men over een schaftgelegenheid?
Zijn er toilet- en wasvoorzleningen?
Kunnen de was- en toiletruimten verwarmd worden?
59
Zijn er voldoende reinigingsmiddelen?
Is er toiletpapier aanwezig?
Zijn er regelingen voor schoonmaak en onderhoud?
Zijn er brandblusmiddelen?
Is iedereen op de hoogte van de werking vande brandblusmiddelen?
Zijn de transportwegen goed begaanbaar,(o.a. langs het spoor)?
Is er een planning voor de opslag van het materiaal?
Is de ondergrond van de opslagplaats stabiel en vlak
(geen aanrijdingsgevaar)?
4. EHBO
Is er een EHBO'er aanwezig?
Bezit de EHBO'er een geldig diploma?
Is er een verbandtrommel?
Is de inhoud van de verbandtrommel in orde?
Worden EHBO-behandelingen geregistreerd?
Is er een noodprocedure?
Zijn er telefoonnummers van:a. arts, politie, ziekenhuis, brandweer,
rampendienst NS of andere,veil. dienst NS of andere.
60
5. Elektriciteit
Zijn de in gebruik zijnde kabels zo gelegd datze geen gevaar opleveren?
Zijn de kabels onbeschadigd?
Zijn de kabelshaspels (bij gebruik) afgerold?
Liggen de kabels niet over de spoorstaven?
Zijn de kabels voorzien van onbeschadigde stekkers?
Is de verlichting onbeschadigd?
Zijn de kabels aan de machines voorzien vaneen trekontlasting?
Voldoen de handlampen aan de contructie-eisen(NEN 1010)?
6. Hilsen
Is de kraan gekeurd?
Is de kraanboek aanwezig?
Is het hijsgereedschap gekeurd?
Is instructie gegeven over de hijsmethode?
Is één persoon belast met het geven van aan-wijzingen?
Is men op de hoogte met de arm- en handsignalen?
61
Is het hijsgereedschap in een goede staat en involdoende aantal aanwezig?
7. Gereedschap
Is het gereedschap in goede staat?(onbeschadigd e.d)
Vindt regelmatig onderhoud plaats?
Is het elektrische gereedschap dubbel geïsoleerd?
Is de beveiliging van het gereedschap in orde?
Vindt er regelmatig instructie plaats over hetgebruik van het gereedschap?