Post on 11-Jul-2020
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
1
Visie op Praktijkleren:
Bedrijven Maken Kennis met Aeres Hogeschool
Programma Praktijkleren 2016 - 2020
Martin Duijkers
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
2
Inhoud
Programma Praktijkleren 2016 - 2020 ................................................................................... 1
1. Programma Praktijkleren ................................................................................................... 3
1.1 Aanleiding ............................................................................................................... 3
1.2 Missie en doel ......................................................................................................... 3
1.3 Definitie en afbakening ............................................................................................ 4
2. Waarom praktijkleren? ....................................................................................................... 6
3. Hoe praktijkleren effectief vorm te geven ......................................................................... 10
4. Wat bereiken we over 5 jaar met programma praktijkleren .............................................. 13
Bijlage 1 .............................................................................................................................. 17
Concept: Bodem-breed regioleren in de Dairy Triangle .................................................... 17
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
3
1. Programma Praktijkleren
1.1 Aanleiding
De vraag naar echt goed geschoolde en praktijkvaardige afgestudeerden uit het HBO is in het
werkveld in 2015 groter dan ooit. Dat heeft de afgelopen jaren landelijk geleid tot grote en
minder grote aanpassingen aan curricula en er is op allerlei manieren gepoogd de directe band
tussen opleiders en werkgevers te intensiveren.
Aeres Hogeschool heeft vanaf het begin van haar bestaan veel aandacht geschonken aan
“praktijkgericht onderwijs” in al zijn vormen. Er is daarom ook altijd geïnvesteerd in
bijbehorende faciliteiten en verregaande contacten met de beroepspraktijk zelf. De goede
naam die we op dat gebied hadden en hebben moet en kan gecontinueerd worden door
optimaal in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en kansen die zich op dit gebied voordoen.
Deze notitie geeft de onderbouwing voor - en richting aan deze focus en beschrijft hoe en wat
we aan de Aeres Hogeschool Dronten / Almere in de komende vijf jaren willen realiseren op
dit gebied.
1.2 Missie en doel
In de vierde eeuw voor Christus was de Griekse filosoof Aristoteles er al van overtuigd dat
leren het beste kan door in de praktijk te oefenen en te experimenteren. In de middeleeuwen
kreeg het “meester-gezel” leren veel aandacht. Aeres Hogeschool is ervan overtuigd dat deze
leermethoden, toegepast op de huidige beroepspraktijk, een belangrijke basis vormen voor
een optimale beroepsopleiding. Daarbij tevens oog krijgen voor- en gebruik maken van elkaars
talenten en ervaring kunnen leiden tot het kunnen verzetten van bergen en het (innovatief)
kunnen bouwen van bruggen.
Aeres Hogeschool wil optimaal opgeleide en beroepspraktijk-vaardige professionals blijven
afleveren. Op het gebied van praktijkleren is en blijft Aeres Hogeschool landelijk en
internationaal, een voorbeeld en toonbeeld van ‘excellent practice and performance’ voor het
werkveld, het onderwijs (HAO) en de overheid.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
4
1.3 Definitie en afbakening
Praktijkleren aan Aeres Hogeschool is een vorm van contextueel leren en omvat al het nodige
voor het creëren van een adequate toekomst- en beroepsgerichte leeromgeving. Het
faciliteert, ondersteunt en richt daarmee de leerlijnen (onderzoeks- en
ondernemerschapsleerlijn) in de curricula van alle Aeres Hogeschool opleidingen in Dronten
en Almere. Het levert zo ook en belangrijke bijdrage aan de zogenaamde ‘professionele
identiteit’ van studenten (Manon Kuijpers, STOAS). De focus daarbij is telkens het beroep
zoals het er naar verwachting over 4 tot 8 jaar uitziet.
Om het onderwijs en toegepast onderzoek aan de Aeres Hogeschool beter vorm te geven en
beter te kunnen voldoen aan prestatieafspraken is gekozen voor een nadrukkelijke focus op
het thema Praktijkgericht onderwijs . In het kader van dit speerpunt is afgelopen jaar in kaart
gebracht wat er op het gebied van praktijkleren in Aeres Hogeschool curricula in Dronten/
Almere gebeurt en volgens welke lijnen en structuur het is en wordt geïmplementeerd. In
figuur 1 is de leerlijn “Praktijkleren aan Aeres Hogeschool Dronten/ Almere” weergegeven.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
5
Figuur 1 – Praktijkleerlijn aan Aeres Hogeschool Dronten en Almere
Dit schema laat zien welke focusgebieden praktijkleren aan Aeres Hogeschool Dronten/ Almere in de verschillende leerjaren heeft en hoe die gekoppeld zijn aan andere leerlijnen en faciliteiten.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
6
2. Waarom praktijkleren?
Praktijkgericht opleiden van toekomstige en beroepsvaardige professionals zit en zat altijd al in de genen van de Aeres Hogeschool. Begin 60er jaren was dat zelfs de hoofdreden van oprichting van deze HBO instelling. Vanaf die tijd is er altijd en veel, direct en indirect, geïnvesteerd in faciliteiten hiervoor en in het aantrekken van het juiste personeel. Om de goede naam, die Aeres Hogeschool op dit gebied nog steeds heeft, op zijn minst te handhaven en toekomstgericht Praktijkleren als “Unique Selling Point“ te kunnen blijven voeren, is het nodig om nog beter in te spelen op nieuwe vragen uit het werkveld. Voor Aeres Hogeschool liggen op dat gebied unieke kansen! Het opleiden van goede en vakbekwame beroepsprofessionals in het hoger onderwijs vraagt
van onderwijsinstellingen, overheid en van het werkveld een andere kijk op ieders rol in dit
proces. Beroepsopleidingen in het hoger onderwijs ontwikkelden zich in de afgelopen 25 jaar
geleidelijk van ‘aanbodgerichte opleidingenfabrieken’ die handelen volgens duidelijke maar
dichtgetimmerde standaardprogramma’s, naar meer vraag gestuurde (vanuit het werkveld)
flexibelere programma’s. Langzaam groeide het besef dat het (hoger) beroepsonderwijs
slechts ‘start bekwame professionals’ kan leveren en dus een beroepsvoorbereidende rol
vervult.
2.1 Samenwerking met het werkveld en Competentie Gericht Onderwijs
Voor de optimalisatie van het leerproces van studenten in het HBO is een goede
samenwerking tussen onderwijs en werkveld essentieel. Vele nieuwe onderwijsvormen
hebben de afgelopen jaren de revue gepasseerd: van projectonderwijs, probleemgestuurd
onderwijs, tot het competentiegerichte onderwijs van nu. Deze laatste vorm (CGO) heeft zich
de afgelopen tien jaar bij Aeres Hogeschool ontwikkeld als een didactiek die in potentie goede
kansen biedt aan optimalisatie van opleidingsproces en goed aan kan sluiten bij de wensen
van het werkveld nu en in de nabije toekomst. Een groot voordeel van CGO is dat het in
essentie contextueel en beroepsgericht leren enorm stimuleert. Grote valkuil is daarbij echter
dat zogenaamde leertaken in de integrale leerlijn (oefenleerlijn) toch weer te theoretisch van
opzet zijn en daarmee soms juist weer verwijderen van de echte beroepspraktijk. Ook is de
verdeling van de beroepstaken in het curriculum soms onevenwichtig en niet voldoende in
overeenstemming met de beroepspraktijk.
2.2 Gedeelde verantwoordelijkheid
Samenwerking tussen werkveld en onderwijs wordt vaak gekenmerkt als een taakverdeling
op basis van een verdeelde verantwoordelijkheid, waarin alle betrokkenen denken en
handelen vanuit de oude onderwijscultuur en de daarmee verbonden structuren. Een
noodzakelijke stap die gemaakt moet worden is besef een gezamenlijke verantwoordelijkheid
hierin en realisatie van ‘samen opleiden’ in het gehele curriculum. We moeten toe naar een
gezamenlijke en praktijkgerichte onderwijsontwikkeling en uitvoering van beroepstaken
(modules). Voordeel voor het werkveld is inbreng in ‘het geleerde’ en, in een vroeg stadium,
potentiële werknemers in beeld krijgen. Voordeel voor het onderwijs is het kunnen aanbieden
van voortdurend actuele en ‘state of art’ onderwijsprogramma’s en docent(bij)scholing.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
7
Studenten krijgen zodoende, bijvoorbeeld in een ‘meester gezel’ constructie, ook meer oog
voor de mogelijkheden in de beroepenmarkt. Bovendien kan er binnen de kaders van de
opleidingseisen en eindkwalificaties meer maatwerk geleverd worden.
2.3 Rolverdeling
Docenten, het management, en de studenten, maar ook het werkveld en de faciliteiten
vervullen in de “nieuwe setting” een andere rol. Daarin is het erg belangrijk dat elk van de
genoemde spelers daarvan volledig bewust is van (rolbesef) .
2.3.1 Docenten
Voor docenten betekent het dat ze dé deskundige zijn van het leerproces, waarin studenten
hun leervragen leren stellen en beantwoorden in een zo echt mogelijke beroepssituatie. Zij
zijn ook degenen die beoordelen en het niveau bewaken. Het is daarbij goed en noodzakelijk
voor docent, student en het leerproces om ook op (een stukje) inhoud deskundige en
rolmodel voor studenten en het werkveld te zijn en te blijven.
2.3.2 Management
Het management stuurt aan op en werkt mee aan het vormgeven van een lerende, op het
leveren van maatwerk gerichte organisatie, waarin trajecten met een duaal karakter en
meester-gezel achtige constructies mogelijk zijn en zelfs gestimuleerd worden. Dat vraagt om
flexibilisering van het onderwijs. Teamleiders zouden nog meer in moeten zetten op het
verbeteren van hun docenten in hun (veranderde) rol.
2.3.3 Studenten
Studenten zouden, door intensievere en echte contacten met het werkveld meer besef
moeten krijgen dat ze tijdens hun opleiding al met hun loopbaan bezig zijn. Dat leidt tot een
grotere intrinsieke motivatie en maakt studenten meer verantwoordelijk voor hun eigen
leerproces. De huidige curricula zouden, op basis van deze randvoorwaarde, kritisch bekeken
moeten worden.
2.3.4 Werkveld
Het werkveld moet een duidelijke stap verder willen gaan dan het aanbieden van
stageplaatsen en gastsprekers. Samen met de docenten nemen zij proactief
verantwoordelijkheid in het samen ontwikkelen en uitvoeren van praktijkgericht onderwijs
met krachtige, motiverende en reflectieve leeromgevingen. Aeres Hogeschool biedt voor het
werkveld een ideale plek en om hun iets minder urgente zoekvragen beantwoord te krijgen in
samenwerking met het onderwijs. Experimenteren als aanloop tot verder onderzoek of als
ontdekkingstocht naar innovaties is daarbij het motto. Daarnaast kan het werkveld voor het
beantwoorden van onderzoeksvragen samenwerking zoeken met de onderzoeksafdeling van
Aeres Hogeschool. Lectoren en onderzoekers (soms met hulp van geselecteerde studenten)
geven daar vorm aan kwalitatief goed praktijkonderzoek.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
8
2.3.5 Faciliteiten
Vanzelfsprekend vraagt dit alles ook om eigen, toekomstgerichte en moderne, goed
onderhouden praktijk- en onderzoeksfaciliteiten hiervoor maximaal en optimaal in te zetten.
De Aeres Hogeschool Dronten/ Almere heeft op dit moment de volgde praktijk- en
onderzoeksfaciliteiten op eigen terrein:
- Aan de Wisentweg bevindt zich het Aeres Praktijk Centrum. Dit centrum bestaat uit
drie onderdelen:
o Het Aeres Cursus- en Trainingscentrum waar trainingen met
landbouwmachines en praktijkgerichte cursussen worden gegeven. Daarvoor
is een groot machinepark en een oefenterrein beschikbaar.
o Het Aeres Landbouw Bedrijf met 150 melkkoeien in drie houderij systemen
(beweiding, loopstal en robot) en 320 ha akkerbouw. Studenten leren hier in
de praktijk op alle niveaus van MBO- HBO+. Naast normale bedrijfsvoering
wordt er ook praktijkgericht onderzoek in samenwerking met bedrijven
uitgevoerd.
o Aeres Student Bedrijven, waarin studenten een klein varkensbedrijf (40
zeugen), een klein legkippenbedrijf (1000 legkippen), 30 schapen en een
paardenpensionstal (40 plaatsen) runnen. Hier worden diverse aspecten op het
gebied van ondernemerschap in de praktijk geleerd.
Bij het hoofdgebouw in Dronten bevinden zich de volgende praktijkfaciliteiten:
o Een koude( niet verwarmde) kas en een warme (verwarmde) kas, waarin
studenten leren telen onder glas en waar praktijkproeven met het bedrijfsleven
worden uitgevoerd.
o 10 “Celtic Fields” van elk 10x10 meter voor buitenteelten en praktijkproeven
op dat gebied.
o Diverse laboratoria (chemie lab, bodem/ biologie lab, 3 praktijkruimtes voor
landbouwtechniek: robotica, fijne mechanica, melkwinning, motoren). Hier
vinden in alle leerjaren practica plaats en worden er metingen voor proeven
gedaan.
o Het “Green Venture Lab”, waarin studenten voor het bedrijfsleven met
innovatie bezig zijn.
In het hoofdgebouw op locatie Almere bevinden zich een biologie- / bodem lab en een
kweekruimte voor planten met LED verlichting. In Almere wordt, in samenwerking met de
Provincie en gemeente Almere gewerkt aan een nieuw innovatief centrum op het
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
9
Floriadeterrein. Daar kunnen in de nabije toekomst studenten werken aan praktijkproeven,
experimenten en innovaties in samenwerking met het werkveld.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
10
3. Hoe praktijkleren effectief vorm te geven
Ook hierbij geldt voor Aeres Hogeschool Dronten/ Almere dat we sinds de oprichting in de
60er jaren heel veel op het gebied van praktijkleren ontwikkeld en geïnvesteerd hebben en
bij het werkveld op dit gebied nog een goede naam hebben. Om deze in de toekomst te
handhaven aan voorbereid te zijn op nieuwe vragen uit het werkveld is het nodig om onze
kansen op dit gebied te verzilveren!
Om onze ambities op het gebied van Praktijkleren te realiseren is het belangrijk om maximale
aandacht te geven aan de volgende onderwerpen: communicatie, samenwerking,
talentscouting en inzet en ontwikkeling van faciliteiten. Daarbij staat communicatie als eerste
genoemd omdat het werkveld onvoldoende op de hoogte is van de mogelijkheden en kansen
die Aeres Hogeschool al heeft op dit gebied. Be good and tell it!!
3.1 Optimale communicatie
1. Het werkveld moet eenvoudig en snel inzicht kunnen krijgen in structuur en opbouw van
alle relevante curricula. Hoofddoel daarbij is om van beide kanten snel en optimaal in te
kunnen spelen op mogelijke samenwerkingskansen. Een middel dat daarvoor afgelopen
jaar reeds ontwikkeld is, is het schema ‘praktijkleren aan Aeres Hogeschool’ in figuur 1.
Iedere Major kan deze figuur major specifiek toe lichten.
2. Iedere opleiding heeft de wensen en ambities van het relevante werkveld in beeld. Dat
vraagt om goed contact met een (beperkt) geselecteerd aantal bedrijven/instellingen uit
het relevante werkveld en met de juiste mensen (beslissers). Een goed voorbeeld
daarvan is het zogenaamde ‘Dairy Triangle concept’ dat afgelopen jaren voor Duurzame
Veehouderij is ontwikkeld (bijlage 1).
3. Iedere opleiding ontwikkelt en implementeert onderdelen van praktijkleren in de
curricula op basis van voortdurende communicatie met het werkveld.
4. Opleidingen stimuleren elkaar ook op dit gebied en leren van elkaars ervaringen.
Hiervoor is nodig dat het onderwerp op de agenda komt van teamdagen en/of
stafdagen.
5. De kennisbalie van Aeres Hogeschool is dé portal van binnen naar buiten en van buiten
naar binnen. Hier wordt optimaal verbonden en geschakeld tussen wensen en vragen
vanuit het werkveld, de Aeres Hogeschool opleidingen en de Aeres Hogeschool
onderzoeksafdeling (TPO).
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
11
3.2 Optimale samenwerking
6. Samenwerkingsmogelijkheden met het werkveld worden optimaal benut op het gebied
van beantwoorden zoekvragen, uitvoeren van experimenten, benutting van
gezamenlijke onderzoekscapaciteit. Maar ook het optimaliseren van gastlessen draagt
bij aan een betere samenwerking.
7. Onderwijsontwikkeling profiteert van actuele kennis en kennisontwikkeling in het
werkveld.
8. Studenten krijgen meer ‘loopbaanbesef’, omdat ze voortdurend met de echte praktijk
geconfronteerd worden.
9. Onderwijsuitvoering kan profiteren van specifieke expertise in het werkveld en soms ook
andersom: werkveld profiteert van specifieke expertise van Aeres Hogeschool.
10. Studieleiders en module coördinatoren worden zo optimaal gefaciliteerd om studenten
op te leiden in echte beroepssituaties, contextueel leren en praktijkleren in optima
forma.
3.3 Talentscouting
11. Werkveld leert studenten, dus potentiële werknemers, beter en sneller kennen. Dat kan
leiden tot het ontwikkelen en aanbieden van specifieke en op maat gemaakte
(afstudeer)programma's.
3.4 Optimale inzet en ontwikkeling faciliteiten
12. De eigen praktijk- en onderzoeksfaciliteiten worden optimaal en effectief ingezet in het
onderwijs en voor toegepast onderzoek
We hebben het dan over:
a. Het Aeres Praktijkcentrum, met de onderdelen Aeres Landbouwbedrijf, Aeres
Studentbedrijven en het Aeres Cursus- en trainingscentrum (en Warmonderhof).
b. De kassen (de nieuwe en de oude kas)
c. De laboratoria (chemisch-, bodem-/ biologisch- en techniek lab in Dronten, lab en
kweekruimte in Almere)
In samenwerking met het werkveld kunnen ook stappen gezet worden op het gebied van
gezamenlijke inzet en ontwikkeling van deze faciliteiten en nieuwe faciliteiten.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
12
3.5 Bekostiging
Om de ambities op praktijkleren te realiseren zullen verschillende aanwezige en nog niet
aanwezige geldstromen moeten worden benut; een korte opsomming:
Reguliere onderwijsbegroting en uit onderwijsinnovatiebudgetten bekostigd worden.
Waar het (ontwikkeling van) faciliteiten betreft kan het budget praktijkleren worden
aangesproken.
Waar de (ontwikkeling van) de kennisbalie aan de orde is kan (mede)) gekeken worden
naar het budget van Marketing en Communicatie.
Waar het inzet van het werkveld betreft zal het onderwijs het werkveld moeten
uitdagen om bij te dragen aan ontwikkel- en uitvoeringskosten. Daarvoor moet
gewerkt worden aan nieuwe samenwerkingsmodellen (en dus
terugverdienmodellen’).
Voor overige kosten kunnen intern (I) projecten aangevraagd worden.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
13
4. Wat bereiken we over 5 jaar met programma praktijkleren
4.1 Opleidingen
Elke module, die zich daarvoor leent, heeft, bij elke module uitvoering, één of enkele
‘echte’ praktijkopdrachten (gekoppeld aan externe opdrachtgevers)
geïmplementeerd. Het werkveld heeft of neemt daarbij medeverantwoordelijkheid.
Studenten worden daarbij gestimuleerd om te kiezen of gekozen te worden voor zo'n
opdracht. Module coördinatoren spelen hierin een pro actieve rol: "het maakt de
module en de beroepstaak echter en het bevordert het contact met het werkveld".
Elke module maakt actief gebruik van onze praktijk- en onderzoeksfaciliteiten of werkt
met gegevens daarvan.
Voor elke opleiding (major) kan, aan de hand het schema Praktijkleren, voor het hele
curriculum uitgelegd en gevisualiseerd worden wat de specifieke invulling van
Praktijkleren voor de betreffende opleiding inhoudt. Sommige opleidingen zullen
daarbij nog met de implementatie beginnen, andere opleidingen verdiepen en
verbeteren wat er al geïmplementeerd is.
Elke opleiding heeft met minimaal 3 bedrijven of instellingen een
samenwerkingsverband dat de vier jaren van het curriculum omvat. In elk leerjaar
heeft het betreffende werkveld opdrachten lopen, en in het vierde jaar bestaan er “op
maat” afstudeertrajecten (eventueel duale afstudeerprogramma’s) in samenwerking
met dit werkveld.
Doorlopende leerlijn praktijkleren is geïmplementeerd en stimuleert MBO studenten
tot doorleren- groei van de instroom van MBO- ers van 10% t.o.v. 2015. Nieuwe AD
trajecten kunnen daarbij een belangrijke rol vervullen.
In de doorlopende leerlijn wordt intensief gebruik gemaakt van de combinatie van
MBO-HBO-WO studenten die samen aan een door bedrijven bekostigd project werken.
In ieder CAH leerjaar van CAHV loopt 1 project. De kennisbalie heeft daarbij de
makelaarsrol.
Neveneffect
Voor langstudeerders kan naar mogelijkheden worden gezocht om praktijkopdrachten te
kunnen gebruiken als vervanging van curriculumonderdelen. Dit zal in overleg met de
betreffende studieleiders moeten geschieden. Soms is het mogelijk om deze studenten te
laten werken in projecten waarin de competenties die ze nog moeten behalen ook aan de
orde komen. Uiteraard zal voor elk voorkomend geval goedkeuring van de examencommissie
nodig zijn.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
14
4.2 Eigen Faciliteiten
Iedere opleiding aan Aeres Hogeschool Dronten/ Almere heeft ‘eigen’ faciliteiten op
het Drieslagterrein.
De eigen faciliteiten, zoals hierboven genoemd, worden optimaal benut binnen de
module-onderdelen. Gevolg - iedere module heeft een activiteit op een van de
bedrijven. Er is geen dag dat er op de schoolbedrijven geen studenten aanwezig zijn
die bezig zijn met projecten binnen hun leerplan. De studentbewoners aan de
Wisentweg hebben hier een leidende/coördinerende rol in.
Het Aeres Praktijkcentrum, samen met de overige faciliteiten, haalt uit proeven en
experimenten samen met het bedrijfsleven - al dan niet binnen de CoE ‘s- 5% van hun
budget. Bij deze activiteiten spelen studenten een belangrijke rol. De studenten vanuit
het onderwijs hebben daar een leertaak, de inwonende studenten coördineren en
faciliteren deze projecten, samen met de begeleiders vanuit de school.
De schoolbedrijven organiseren eenmaal per jaar een vlootschouw van
bedrijfsactiviteiten met het verbonden bedrijfsleven. Deze demonstraties worden
bezocht door studenten, docenten en andere bedrijven, als aanzet voor een
netwerkbijeenkomst. Internationale contacten zijn daarbij een focus. (Bekostiging
vanuit M&C budget en de bedrijven zelf).
4.2.1 Laboratoria
Voor HBO functies in de Agri - Business is het nodig inzicht te hebben in herkomst en
bepaling en daarmee de betrouwbaarheid van gegevens. Weten en ervaren wat er in
een laboratorium plaatsvindt hoort bij dit leerproces. Het is daarom goed om te stellen
dat alle studenten aan Aeres Hogeschool laboratoriumervaring op doen. De mate
waarin kan variëren per opleiding. Voor de ontwikkeling van de laboratoria betekent
dit dat er ook proeven ontwikkeld moeten worden die passen bij de inhoud van
bijvoorbeeld Agrarische en Hippische Bedrijfskunde. De afstemming tussen Dronten
en Almere heeft als gevolg dat er geen identieke handelingen worden verricht, tenzij
dat door studentenaantallen noodzakelijk is. Niveau van de laboratoriumvaardigheden
stijgt omdat laboratoria ook worden gebruikt in afstudeerprojecten.
Er is een goede voortoetsing ingevoerd voor het gebruik van de laboratoria (jr 1).
Daartoe wordt voor de student een laboratoriumpaspoort ontwikkeld.
Er is een samenwerking tot stand gebracht met commercieel werkende instellingen en
laboratoria die gebruik maken van Aeres Hogeschool studenten en faciliteiten. De
kennisbalie bemiddelt bij het tot stand komen van afstudeeropdrachten en
minorprojecten in opdracht van deze instellingen. Studenten voeren daarbij proeven
uit. De uitruil bestaat er verder in dat Aeres Hogeschool voor het leerplan gebruik
maakt van de faciliteiten van deze instellingen, waardoor de studenten in een
authentieke omgeving laboratoriumervaring opdoen.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
15
4.3 Stages in Nederland
Er is een database met stagebedrijven en er is een goed werkend actueel CRM.
Afstudeerfase gaat van 1 naar 1,5 jaar in NL curricula. In die periode komt een reeks
tot stand van leeractiviteiten in de praktijk die gaat van beroepsoriëntatie naar
afstudeerstage. In de primaire stage (jr1) wordt de stagebieder belangrijker- de
stagebieder legt de keuze van de vakvaardigheidseisen vast, de CAH bepaalt het niveau
daarvan.
4.4 Internationaal
Buitenlandstage is verplicht voor elke student (jr2). Database en CRM zijn voor
nationaal en internationaal gelijkgeschakeld.
In jaar 3 begeleidt een student die al weggeweest is de nieuwe tweedejaars die nog
moet als buddy in het kader van diens persoonlijke leerlijn, om te werken aan
leidinggeven als competentie daarin.
In de afstudeerfase oriënteert de student zich ook op de internationale arbeidsmarkt d.m.v.
het kiezen van minimaal 1 internationaal gerichte minor en/of afstudeeropdracht of - stage.
Daarbij zijn ook Internationale duale afstudeerprogramma’s mogelijk als het “buitenland”
daarbij in 4 uur betaalbaar te bereizen is.
4.5 Kennisbalie
De kennisbalie is inmiddels tot ver buiten de schoolmuren bekend als het goed
functionerende “makel- en schakelpunt” tussen de buitenwereld (werkveld: bedrijven,
instituten, instellingen) en de binnenwereld (onderwijs en onderzoek).
Voor de implementatie van (praktijk) opdrachten, experimenten en
onderzoeksopdrachten in modulen van de diverse studieprogramma’s vervult de
kennisbalie een bemiddelende rol tussen (praktijk)opdrachtgevers en opdrachtnemers
(module coördinatoren / studieleiders/ studengten). Ook is er een rol voor de
kennisbalie in de administratieve afhandeling hiervan.
In contacten met het werkveld/bedrijfsleven op- het gebied van opdrachten,
experimenten en onderzoek vervult de kennisbalie zowel een pro- als post-actieve rol
in beide richtingen: van het curricula naar potentiele opdrachtgevers en van potentiele
opdrachtgevers naar curricula.
Voor de invulling van alternatieve studieprogramma’s vervult de kennisbalie een
bemiddelende rol tussen (praktijk)opdrachtgevers en opdrachtnemers (studenten/
studieleiders). Ook is er een rol voor de kennisbalie in de administratieve afhandeling
hiervan.
De kennisbalie onderhoudt en beheert contacten met Nederlandse bedrijven en
instellingen met als doel kennisuitwisseling voor duale afstudeertrajecten. Daarin
maken de studieleiders samen met het programmahoofd/ de vierde jaar coördinator
op maat gemaakte programma’s die een deel van het standaard leerplan voor de
deelnemende studenten vervangen. Het werkveld kan zo toekomstige werknemers
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
16
selecteren en de inhoud van deze programma’s mee vorm geven. Deze trajecten
kunnen inwerkprogramma's vervangen.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
17
Bijlage 1
Concept: Bodem-breed regioleren in de Dairy Triangle
Naam en adres aanvragers/initiatiefnemers:
1. Jeroen Nolles/Aeres Hogeschool Dronten (namens Aeres)
2. Frank Lenssinck/VIC Zegveld
3. Koos Verloop/De Marke
Correspondentieadres: koos.verloop@wur.nl
Datum: 1 augustus 2015
Samenvatting
Een sterke en omgevingsgerichte melkveehouderij vraagt om omgevingsgerichte ondernemers en
specialisten. Hiervoor is veehouderijonderwijs nodig dat meer geënt is op grondsoort en regionale
verschillen en dat inzichtelijk maakt hoe bepalend grondsoort en regio is voor bedrijfsontwikkeling en
bedrijfsvoering. Hiervoor is een leer-en experimenteeromgeving nodig op verschillende bodemtypes.
Dit voorstel behelst verdere ontwikkeling van het concept Dairy Triangle. De Dairy Triangle is een
samenwerking in ontwikkeling Aeres en drie melkvee proefbedrijven op drie verschillende
bodemtypes: zand, veen, klei. De missie is om de positie van omgevingsgerichte melkveehouderij in
de toekomst te versterken door scholieren, de professionals van de toekomst, te leren grondsoort en
regio als vertrekpunt te zien. Voorgesteld wordt om een min of meer permanente bodem-brede
leeromgeving te ontwikkelen voor onderwijs, excursies, praktijkopdrachten, stages en
praktijkonderzoek. Deze inzet levert op: i) een leeromgeving die is ingericht op drie locaties: Aeres
Praktijkcentrum Dronten (inclusief Warmonderhof) op klei; Veenweiden Innovatie Centrum Zegveld
op veen; Proefboerderij De Marke, Hengelo (Gld.) op zandgrond; ii) een leerprogramma en een
praktijkonderzoeksomgeving waaraan de drie locaties gecoördineerd bijdragen en iii) verankering in
het curriculum voor de relevante studies die Aeres aanbiedt bij Aeres Hogeschool Dronten en Stoas
Vilentum Wageningen (HBO) en Groenhorst Barneveld, Emmeloord en Dronten (MBO).
Achtergrond
Verschillende partijen die actief zijn in de zuivelsector signaleren dat de aandacht voor bodem
onvoldoende is in het middelbaar en hoger veehouderij onderwijs. In de traditionele
onderwijsprogramma’s is de koe vertrekpunt in plaats van grondsoort en regio. Bovendien is de
aandacht over de bodemtypes zand, klei en veen onevenwichtig verdeeld. Te vaak wordt kennis die is
ontwikkeld in een ‘zand context’ naar voren gebracht als zijnde algemeen toepasbaar. Tenslotte is er
ook een zeker verschil in innovatiesnelheid ontstaan waarbij veen een inhaalslag te maken heeft.
Afgestudeerden hebben vaak een eenzijdig beeld, dat vooral gevormd is op de éne bodemsoort en
regio waar ze bekend mee zijn.
Dit leidt tot problemen en fouten op bedrijven die diensten verlenen voor de melkveehouderijsector
(adviseurs, leveranciers, stal- en machinebouw). Bedrijven zijn daarom gedwongen meer tijd en geld
te investeren in in house opleidingen, waarbij nieuwe medewerkers het gevoel met een regio moeten
zien te krijgen. Andere gevolgen zijn communicatieproblemen en misverstanden tussen regio’s en
regionaal georganiseerde belangenbehartiging, het onbenut blijven van regionale bijzonderheden bij
beleidsontwikkeling en regionaal achterblijvende innovatie.
University of Applied Sciences Dronten / Almere Faculties
18
Dat deze problemen vragen om interregionale samenwerking en uitwisseling werd al erkend door het
EU project DAIRYMAN. In dit project werkten 14 melkveehouderij regio’s uit 9 landen in Noord West
Europa samen. DAIRYMAN heeft overtuigend aangetoond dat het belangrijk is om meer wederzijds
begrip te hebben voor regionale verschillen. Dat heeft onderzoekers, adviseurs, veehouders en
beleidsmakers gemotiveerd om over de grenzen heen te kijken. Het biedt vele voordelen om dit proces
ook te ontwikkelen binnen onze landsgrenzen.
Doelen en ambities
Het doel van dit voorstel is om een melkveehouderij leer- en experimenteeromgeving met de bodem
nadrukkelijk als basis, onder de vlag van de Dairy Triangle, te ontwikkelen en in de praktijk te testen.
De ambitie van de Dairy Triangle is om:
1. Een min of meer permanente bodem-brede leeromgeving te bieden voor excursies,
praktijkopdrachten, stages en evt. minors of majors. De leeromgeving bestaat uit de locaties:
1. Aeres Praktijkcentrum Dronten, inclusief Warmonderhof .
2. Veeninnovatie Centrum Zegveld.
3. Proefbedrijf voor duurzame melkveehouderij De Marke, te Hengelo (Gld.)
2. Een leerprogramma te maken waaraan de verschillende locaties gecoördineerd bijdragen (dit
is belangrijk omdat thema’s uniform opgenomen kunnen worden op de verschillende locaties
zodat de verschillen helder worden).
3. Het lesprogramma optimaal te verankeren in het curriculum voor de relevante studies op de
CAH.