Post on 07-Jul-2020
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Universiteit Gent
Academiejaar 2015-2016
Ten strijde tegen het terrorisme: het ontnemen van de Belgische nationaliteit
Masterproef van de opleiding
‘Master in rechten’
Ingediend door
Lissa Van Peer
(studentennr. 01000151)
Promotor: professor Yves Haeck
Commissaris: Nik Vanderscheuren
2
3
4
5
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Universiteit Gent
Academiejaar 2015-2016
Ten strijde tegen het terrorisme: het ontnemen van de Belgische nationaliteit
Masterproef van de opleiding
‘Master in rechten’
Ingediend door
Lissa Van Peer
(studentennr. 01000151)
Promotor: professor Yves Haeck
Commissaris: Nik Vanderscheuren
6
7
VOORWOORD
Deze masterproef is het slotstuk van mijn opleiding rechten aan de Universiteit Gent.
In 2010 begon ik vers van de schoolbanken, vol goede moed en voornemens. Ik merkte al snel dat
dat er ook een aardige portie werkethiek bij zou komen kijken. Ondertussen ben ik al wat wijzer
geworden. Levenservaringen, zowel de positieve als de negatieve, evenals mijn universitaire
opleiding hebben ervoor gezorgd dat ik er nu klaar voor ben om als een verantwoordelijke en
gemotiveerde volwassene aan mijn professionele carrière te beginnen.
Het spreekt voor zich dat ik vooreerst professor Yves Haeck wil bedanken voor het aanreiken van dit
onderwerp en zijn academische ondersteuning bij het verdere onderzoek ervan. Ik kon steeds bij
hem terecht met mijn vragen en ik heb heel veel opgestoken van zijn suggesties en opmerkingen. Het
onderwerp is me blijven boeien en ik ben professor Haeck dan ook heel dankbaar om mij te
introduceren in het thema en om mij de mogelijkheid te hebben gegeven om onderzoek te voeren
over een onderwerp dat zo actueel en interessant is.
Tijdens de jaren van mijn rechtenstudie is niet alles van een leien dakje gelopen, maar door de
constante steun van mijn familie heb ik er nooit aan getwijfeld dat ik het tot een goed einde ging
brengen. Ik wil hen bedanken voor hun bemoedigende woorden en hulp. Zonder hen was dit niet
mogelijk geweest. In het bijzonder wil ik mijn moeder bedanken. Mijn held. Mijn voorbeeld. Opdat ik
ook nooit de moed en de zin verlies om mensen te helpen en van de wereld een betere plaats te
maken voor iedereen.
Daarnaast wil ik ook mijn broer Rino, mijn vader, mijn grootouders en mijn vrienden bedanken voor
hun steun tijdens mijn studies en het schrijven van deze masterproef.
Ten slotte wil ik mijn hoop uitdrukken dat ik er met deze masterproef in ben geslaagd om alle
facetten van het onderwerp te belichten en er een interessant verhaal van te maken. Het onderwerp
ligt me nauw aan het hart en ik hoop dat ik het recht heb aangedaan.
GENT, 17 mei 2016
8
9
INLEIDING ...................................................................................................................................... 1
ALGEMEEN DEEL .............................................................................................................................. 4
Het begrip nationaliteit ............................................................................................................... 4
Wat is nationaliteit? ........................................................................................................... 4
Het belang van nationaliteit ............................................................................................... 5
Bipatridie ............................................................................................................................ 7
Apatridie ............................................................................................................................. 8
Verlies van nationaliteit ........................................................................................................... 10
De verschillende gevallen waarin verlies van nationaliteit mogelijk is .................................... 10
§1. Gevallen van verlies van nationaliteit van rechtswege voorzien in art. 22 WBN ...... 10
§2. Afstandsverklaring van nationaliteit .......................................................................... 11
§3. Vervallenverklaring..................................................................................................... 11
Vervallenverklaring Belgische nationaliteit ............................................................................. 13
Vervallenverklaring op grond van artikel 23 WBN ........................................................... 14
§1. Personeel toepassingsgebied .................................................................................. 15
§2. Materieel toepassingsgebied” ................................................................................. 16
§ 2.1. Ernstige tekortkomingen aan de verplichtingen van een Belgisch burger .... 16
§2.2. Verkrijging van de Belgische nationaliteit ingevolge fraude ........................... 19
§3. Procedure en rechtsmiddelen.................................................................................. 20
§3.1 Vordering tot vervallenverklaring .................................................................... 20
§3.2. Procedure voor het hof van beroep ................................................................ 21
§3.3. Verstekprocedure ............................................................................................ 21
§3.4. Cassatievoorziening ......................................................................................... 22
§4. Overschrijving en vermelding van het arrest tot vervallenverklaring .................... 23
§5. Effecten van de vervallenverklaring....................................................................... 23
§6. Bescherming tegen staatloosheid? ......................................................................... 23
Vervallenverklaring op grond van artikel 23/1 WBN ....................................................... 24
§1. Personeel toepassingsgebied .................................................................................. 25
§2. Materieel toepassingsgebied .................................................................................. 25
§2.1. Veroordeling voor zware misdrijven ............................................................... 25
§2.2. Veroordeling voor misdrijven die gemakkelijker werden gepleegd door het bezit van de Belgische nationaliteit ......................................................................... 26
§2.3. Veroordeling voor schijnhuwelijk.................................................................... 27
§3. Procedure en rechtsmiddelen.................................................................................. 27
§4. Overschrijving en vermelding van het vonnis of arrest ......................................... 28
10
§5. Gevolgen van de vervallenverklaring..................................................................... 28
§6. Bescherming tegen staatloosheid? ......................................................................... 28
Vervallenverklaring onder artikel 23/2 WBN ................................................................... 28
§1. Personeel toepassingsgebied .................................................................................. 29
§2. Materieel toepassingsgebied .................................................................................. 30
§3. Procedure en rechtsmiddelen.................................................................................. 31
§4. Overschrijving en vermelding van het vonnis of arrest ......................................... 31
§5. Gevolgen van de vervallenverklaring..................................................................... 31
§6. Bescherming tegen staatloosheid? ......................................................................... 32
Europese en internationale regelgeving ................................................................................... 33
§1. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.................................................. 33
§2. Verdrag inzake de beperking van de gevallen van staatloosheid .............................. 34
§3. Europees Verdrag inzake nationaliteit ....................................................................... 35
§4. Europees Verdrag voor de rechten en fundamentele vrijheden van de mens ......... 36
Het Unieburgerschap ................................................................................................................ 37
Unieburgerschap van de Europese Unie .......................................................................... 37
Unieburgerschap in het arrest Rottmann ........................................................................ 37
BIJZONDER DEEL: PROBLEMEN MET VERVALLENVERKLARING NATIONALITEIT ............................................... 42
Verschillende behandeling in soortgelijke situaties ................................................................. 42
Vervallenverklaring niet mogelijk voor alle Belgen: het beperkte personeel toepassingsgebied ............................................................................................................ 42
§ 1. Verschillende categorieën Belgen ......................................................................... 45
§ 2. Objectieven van de regelgeving en het onderscheid ............................................. 47
§ 3. Appreciatiemarge .................................................................................................. 48
§ 4. Proportionaliteit van het onderscheid .................................................................... 49
Vervallenverklaring enkel indien dubbele nationaliteit ........................................................... 51
Toegang tot rechtsmiddelen: verschillend voor verschillende categorieën Belgen ................ 53
Nationaliteit als element in de bescherming van mensenrechten ......................................... 58
Verbod op onmenselijke of vernederende behandelingen (artikel 3 EVRM) .................. 58
Recht op privé- en gezinsleven ................................................................................................ 61
Verbod van uitzetting van onderdanen (artikel 3 van Protocol 4) .................................. 63
Recht op een eerlijk proces: juridische samenwerking met derde landen .............................. 64
VERGELIJKING MET FRANS RECHT ...................................................................................................... 67
De verschillende gevallen waarin verlies van de Franse nationaliteit mogelijk is ................... 67
Vervallenverklaring van de Franse nationaliteit ...................................................................... 68
§1. Personeel toepassingsgebied ..................................................................................... 68
11
§2. Materieel toepassingsgebied ..................................................................................... 73
§3. Procedure en rechtsmiddelen .................................................................................... 75
§4. Effecten van de vervallenverklaring ........................................................................... 76
§5. Bescherming tegen staatloosheid .............................................................................. 76
BESLUIT ....................................................................................................................................... 78
Beleidsvoorstel ......................................................................................................................... 78
Evaluatie en bedenkingen bij de wetgeving op vervallenverklaring ........................................ 81
Eindwoord ................................................................................................................................ 85
BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................................ 87
1
INLEIDING 1. Terrorisme, “ISIS” en “Syriëstrijders” zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven.
Racisme en radicalisering drijven een wig in onze samenleving. De terreurdreiging neemt toe,
zowel in binnen- als in buitenland. Als reactie hierop zijn er verschillende wetswijzigingen
doorgevoerd. Zo kondigde de overheid in januari 2015 twaalf maatregelen aan die moeten
bijdragen tot de “strijd tegen terrorisme en radicalisering”.1 Ze werden genomen als reactie op
de aanslagen op de redactie van het tijdschrift Charlie Hebdo in Parijs en als reactie op het
opdoeken van een terreurcel in Verviers. De tekst voorziet onder meer in een uitbreiding van
het aantal terroristische misdrijven die in het Belgisch Strafwetboek zijn opgenomen, waaronder
ook het afreizen naar het buitenland met terroristische doeleinden.2 De mogelijkheden voor
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit worden uitgebreid. Ook wordt onder andere
een hervorming van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten vooropgesteld en wordt er
wetgeving ingevoerd die het mogelijk maakt iemands identiteitskaart af te nemen wanneer die
persoon in kwestie een risico vormt voor de openbare orde of veiligheid. 3 Of die maatregelen
verantwoord, doelmatig en evenwichtig zijn, is een belangrijke vraag waar niet licht mag over
worden gegaan.4
2. Er moet rekening mee gehouden worden dat de extra maatregelen die de Belgische overheid
treft in de strijd tegen terrorisme kunnen ontsporen. Zijn de nieuwe bepalingen wel te
verzoenen met de fundamentele principes van de democratische rechtsstaat die wij er zo
krampachtig mee proberen te beschermen?5 De geschiedenis toont ons keer op keer dat de
relatie tussen terrorismebestrijding en mensenrechten problematisch is en dat we de overheid
niet zo maar kunnen vertrouwen. Er is controle nodig. Een grondige analyse van de nieuwe
maatregelen en hun verenigbaarheid met de principes van een rechtsstaat en de
mensenrechten die daaraan gekoppeld zijn. Rekening houdend met de hoeveelheid aan
maatregelen, spits ik mij in deze masterproef toe op één maatregel in het bijzonder: de
(uitbreiding van de mogelijkheden tot) vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit omwille
van terroristische misdrijven.
3. De mogelijkheid tot vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit staat reeds sinds 1984 in
het Wetboek van de Belgische nationaliteit.6 De eerste toepassing vond pas plaats in 2009.7 Met
de wet van 4 december 2012 werd het plegen van een terroristisch misdrijf expliciet opgenomen
als grond voor vervallenverklaring.8 Met de meest recente wet van 20 juli 2015 wordt het aantal
terroristische misdrijven op grond waarvan de Belgische nationaliteit kan verloren worden
uitgebreid.9 De vervallenverklaring is een sanctie die gevorderd wordt door het Openbaar
Ministerie en die als gevolg heeft dat de betrokkene de Belgische nationaliteit en alle daaraan
gekoppelde rechten verliest. Dit is een heel verregaande sanctie die een serieuze weerslag kan
1 X., “12 maatregelen tegen radicalisme en terrorisme” (persbericht), 16 januari 2015,
www.premier.be/sites/default/files/articles/PPT_16012015_définitif.pdf 2 C. VAN DEUREN, “Versterking van de strijd tegen het terrorisme”, RAGB 2015, afl. 16, 1199-1200
3 X., 12 maatregelen tegen radicalisme en terrorisme (persbericht), 16 januari 2015,
http://www.premier.be/sites/default/files/articles/PPT_16012015_définitif.pdf 4 W. DE SMEDT, “Blind vertrouwen”, Juristenkrant 2015, afl. 302, 12
5 Ibid.
6 Art. 23, § 1, 2° van het Wetboek van de Belgische nationaliteit van 28 juni 1984, BS 12 juli 1984
7 Brussel 26 januari 2009, Rev. dr. étr. 2009, 15, noot B. RENAULD, T. Vreemd. 2010, 31, noot C. AERTS
8 Art. 20, § 1, 1° van de Wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het
verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken, BS 14 december 2012 9 Wet van 20 juli 2015 tot versterking van de strijd tegen het terrorisme, BS 5 augustus 2015
2
hebben op het leven van de betrokkene. Dat terrorismebestrijding en respect voor
mensenrechten vaak op gespannen voet leven, wordt hier wel heel duidelijk.
4. Het recht op gezinsleven van de betrokkene, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees
Verdrag van de Rechten van de Mens, komt bijvoorbeeld onder druk te staan wanneer de
persoon geen toegang meer heeft tot het Belgische grondgebied, indien zijn familie daar
verblijft.10 Ook is er artikel 3 van het Vierde Protocol bij het EVRM dat bepaalt dat een Staat zijn
eigen onderdanen niet de toegang tot het grondgebied mag ontzeggen. Hoe de
vervallenverklaring met die internationaalrechtelijke bepaling verzoenbaar is of kan zijn, wordt
verder bekeken.11 De procedurele waarborgen die gelden voor iedereen, ongeacht de feiten
waarvoor iemand terechtstaat, zullen ook aan bod komen. Aandacht wordt tevens besteed aan
het personeel toepassingsgebied van de vervallenverklaring, die slechts bepaalde “categorieën
Belgen” kan treffen. Dit omdat de Belgische wetgever van mening is dat sommige Belgen
nauwere banden hebben met België dan anderen, ondanks dat de feiten waarvoor zij
terechtstaan heel gelijkaardig kunnen zijn. Het is onmiddellijk duidelijk dat dit onderscheid
discriminatoir zou kunnen zijn. Of dit verschil in behandeling ook daadwerkelijk wordt geacht
om de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te schenden, wordt in deze uiteenzetting verder
bekeken. Deze en andere bedenkingen rond de legaliteit en legitimiteit van de wetgeving op
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit zullen dieper onderzocht worden in deze
masterproef.
5. Ook de vragen naar de meerwaarde van de vervallenverklaring en van de nieuwe wetgeving
erop in ons rechtssysteem zullen aangesneden worden. Ermee rekening houdend dat begrippen
als “meerwaarde” en “nut” zeer ambigue kunnen zijn wanneer zij toegepast worden op
wetgeving, dringt deze afweging zich toch op gelet op het zeer beperkt toepassingsgebied van
de regelgeving op vervallenverklaring én de verregaande gevolgen die zo’n vervallenverklaring
met zich meebrengt. Heeft de wetgeving vooral een hoge symboolwaarde, of draagt ze
daadwerkelijk bij tot de veiligheid van de mensen op het Belgisch grondgebied? Wegen de
voordelen van het verlies van de Belgische nationaliteit van een Syriëstrijder op tegen de
nadelen voor de maatschappij? De wetswijziging is ongetwijfeld niet los te koppelen van het
onveiligheidsgevoel dat deze dagen in vele westerse landen heerst. Het is geen toeval dat de
wetswijziging zo kort na de aanslagen in Parijs en Verviers werd aangekondigd. De angst voor
terugkerende of teruggekeerde “Syriëstrijders” of “foreign fighters” is groot en het onbegrip in
de maatschappij voor hun gedrag zo mogelijk nog meer. Hen de toegang tot het Belgisch
grondgebied ontzeggen zou een oplossing kunnen zijn voor de nationale veiligheid, maar er
bestaat (gegronde) twijfel over de effectiviteit hiervan. Bovendien moet er bij de beoordeling
van de meerwaarde die bepaalde wetgeving levert gekeken worden naar de perceptie ervan in
de Belgische samenleving. Het verschil dat de wetgeving op vervallenverklaring lijkt te maken
tussen “echte” Belgen en “tweederangsbelgen” bij de afbakening van haar toepassingsgebied is
de zoveelste maatregel waarmee gezegd wordt tegen immigranten dat zij niet “echt” Belg zijn.
Dergelijke regels leiden vanzelfsprekend tot ongenoegen, wat tot radicalisering zou kunnen
leiden, wat op zich weer tot racisme leidt, en zo is de cirkel rond. Bovendien is het schizofreen
het respect van mensenrechten te prediken terwijl je het tezelfdertijd zelf niet zo nauw neemt
met mensenrechten wanneer het gaat om bepaalde individuen van de maatschappij. Om met
10
Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, Rome, 4 november 1950 11
Protocol Nr. 4 bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, tot het waarborgen van bepaalde rechten en vrijheden die niet reeds in het Verdrag en in het Eerste Protocol daarbij zijn opgenomen, Straatsburg, 16 september 1963
3
geloofwaardigheid te kunnen spreken van de democratische rechtsstaat België, is het dus
essentieel dat de legaliteit van de wetgeving betreffende vervallenverklaring wordt nagegaan.
6. Ook voor de rechtszekerheid is het belangrijk dat de wetgeving, rechtspraak en rechtsleer
duidelijk zijn over de voorwaarden waaronder de Belgische nationaliteit kan worden afgenomen
en hoe dit gebeurt met respect voor de rechten van de persoon in kwestie, zodat er geen twijfel
kan bestaan over de objectiviteit van de toepassing van de maatregel.
7. Met die bedenkingen beoog ik niet te betwisten dat een staat het recht heeft om zich te
beschermen tegen terroristische aanvallen en om op terroristische feiten gepast te reageren. In
de rechtsleer is er een grote stroming die een staatsrecht op zelfbescherming erkent.12 Het is
absoluut mijn bedoeling niet om te betwisten dat Belgische burgers moeten kunnen rekenen op
een zo groot mogelijke bescherming tegen terroristische aanvallen. Tot maatregelen die die
bescherming moeten waarborgen dient echter besloten te worden op een kalme en doordachte
manier. Wetgeving die wordt gemaakt als reactie op recente traumatiserende voorvallen
verliest namelijk vaak (mensen)rechten uit het oog en durft disproportioneel te zijn. Wanneer
we over een vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit spreken, dan hebben we het over
een heel invasieve maatregel die een de facto verbod van verblijf op het Belgisch grondgebied
met zich meebrengt. Dit heeft ook het verlies van het Europees Unieburgerschap tot gevolg
wanneer de tweede nationaliteit van de betrokkene niet die is van een andere lidstaat van de
Europese Unie, aangezien Unieburgerschap gekoppeld is aan de nationaliteit van een lidstaat.
Dergelijke rechtsregel zou dus schendingen kunnen inhouden van internationale verplichtingen
aangegaan door de Belgische staat: een grondige juridische analyse lijkt dan ook op zijn plaats.13
12
J.F. LECLERCQ, "Beschouwingen bij enkele bepalingen van internationaal recht betreffende de strijd tegen het terrorisme”, RW 2009-2010, nr. 19 13
P. WAUTELET, “Priver les djihadistes de leur nationalité belge: les garde-fous à respecter”, JT 2015, 183-184
4
ALGEMEEN DEEL
Het begrip nationaliteit
8. Een sleutelbegrip in de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit is de term
“nationaliteit”. In deze titel wordt kort verduidelijkt wat nationaliteit inhoudt en wat het belang
ervan is voor een individu in onze maatschappij. Ook wordt er ingegaan op wat het betekent om
oftewel twee of meer nationaliteiten te hebben, of daarentegen staatloos te zijn.
Wat is nationaliteit?
9. Nationaliteit wordt traditioneel gezien als het juridische en politieke lidmaatschap van een
persoon bij de bevolking van een Staat.14 Nationaliteit veronderstelt dus een juridische band
tussen een persoon en een staat. Een persoon die dergelijke juridische band heeft met een
bepaalde staat is een staatsburger van die staat. Andere mensen worden vreemdelingen
genoemd.15 Het Internationaal Hof van Justitie verklaart dat nationaliteit een juridische
band is waar een sociale binding aan de grondslag ligt, een effectieve solidariteit van
bestaan, belangen en gevoelens gehecht aan wederkerige rechten en plichten. Het is de
juridische uitdrukking van het feit dat een persoon die de nationaliteit bezit nauwer
verbonden is met de bevolking van de Staat dan met die van eender welke andere Staat.16
Een bevolking van een staat bestaat dus uit staatsburgers aan de ene kant en vreemdelingen
aan de andere kant.17 Aan dergelijke juridische band zijn zowel rechten als plichten gekoppeld
die enkel van toepassing zijn op staatsburgers. Een belangrijk accessorium van nationaliteit is
bijvoorbeeld het recht om het grondgebied van de staat waarvan men de nationaliteit bezit te
betreden en er te verblijven. Met staatsburgerschap gaan ook verschillende plichten gepaard. Zo
is een staat bevoegd tot machtsuitoefening over staatsburgers die buiten het grondgebied
verblijven.18
10. De nationaliteit is dus een middel tot indeling van personen in verschillende categorieën. De
Belgische nationaliteit is de juridische band tussen een persoon en het Koninkrijk België, op
basis waarvan hij als Belg wordt beschouwd. Hij is dan Belgisch staatsburger, oftewel “lid van
België”.19 Volgens artikel 10 van de Grondwet zijn alle Belgen gelijk voor de wet. Personen die
niet over de Belgische nationaliteit beschikken, zijn niet-Belgen. Conform artikel 1, 1° van de
Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet) is al wie het
bewijs niet levert dat hij over de Belgische nationaliteit beschikt, vreemdeling.20 De indeling in
de ene of de andere categorie heeft gevolgen op iemands mogelijkheden in het rechtsverkeer.
Om die reden behoort de nationaliteit, als element van staat, tot de staat van de persoon.21
14
P. Lagarde, "La nationalité française", 3de
editie, Dalloz 1997, 3, nr. 1
15 F. SWENNEN, Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2015, 64-65
16 Internationaal Gerechtshof, 6 april 1955, Rec. CIJ, 23
17 F. SWENNEN, Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2015, 115-117
18 Ibid, 66
19 Ibid, 115-117
20 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen, BS 31 december 1980 21
F. SWENNEN, Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2015, 115-117
5
11. Elke staat beslist in de regel soeverein over de verwerving en het verlies van zijn nationaliteit.22
Dit is een essentieel principe dat zijn oorsprong vindt in het soevereiniteitsbeginsel. Dit brengt
met zich mee dat er geen afdwingbaar internationaal grondrecht is op het verwerven van de
nationaliteit van een bepaalde Staat.23
12. Krachtens het eerste lid van artikel 8 van de Grondwet wordt “de staat van Belg verkregen,
behouden en verloren volgens de regels bij de burgerlijke wet gesteld”. In het Wetboek van de
Belgische nationaliteit werd hieraan vorm gegeven.24 Hierin wordt bepaald wie, op welke wijze
en op welke gronden de Belgische nationaliteit verkrijgt, behoudt of verliest.25
13. Het belang van nationaliteit is in de afgelopen jaren afgenomen door verschillende
internationale verdragen die rechten en vrijheden waarborgen, ongeacht of men staatsburger is
of niet.26 In de Europese Unie wordt er argwanend gekeken naar nationaliteit als
onderscheidingscriterium, waardoor lidstaten vaker een onderscheid gaan maken tussen
mensen op een andere basis dan nationaliteit, om het risico op discriminerende bepalingen te
beperken.27 Bovendien heeft het Unieburgerschap van ingezetenen van lidstaten van de
Europese Unie ook een belangrijke rol gespeeld bij het dalende belang van nationaliteit voor
staatsburgers van lidstaten van de Europese Unie. Zo geeft het Unieburgerschap het recht om in
de gehele Europese Unie rond te reizen en zich daar te vestigen, maar brengt het bijvoorbeeld
ook het recht op bescherming mee van de diplomatieke of consulaire autoriteiten van een
andere EU-lidstaat in een derde land waar de eigen staat geen consulaat heeft.28
14. Ondanks die recente evoluties, speelt nationaliteit nog steeds een belangrijke rol in het
rechtsverkeer en persoonlijk leven van een persoon. Nationaliteit heeft namelijk nog steeds erg
belangrijke gevolgen op iemands rechtstoestand en kent onder andere een verblijfsrecht toe
aan de betrokkene.
Het belang van nationaliteit
15. Nationaliteit is essentieel. Volgens artikel 15 van de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens heeft ieder het recht om een nationaliteit te hebben.29 Het artikel bepaalt verder dat aan
niemand willekeurig zijn nationaliteit mag worden ontnomen, noch het recht mag worden
ontzegd om van nationaliteit te veranderen. Het feit dat het bezit van een nationaliteit is
opgenomen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, toont ook het belang van
nationaliteit aan. Die verklaring is echter niet bindend en de bestaande bindende
verdragsbepalingen tot bestrijding van staatloosheid vormen geen sluitend systeem.30 Reden
22
HvJ 2 maart 2010, C-135/08, Rottmann, CML Rev. 2010, 1831 (bespreking D. KOCHENOV), Rev. crit. dr. int. Privé, 2010, 540, noot P. LAGARDE, SEW 2010, 379 (bespreking N. CAMBIEN, T. Vreemd. 2010 (bespreking H. VERSCHUEREN), punt 39 en de verwijzingen aldaar naar eerdere rechtspraak 23
G. GOEDERTIER en J. VANDE LANOTTE, Handboek Belgisch publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 277 24
Wet van 28 juni 1984, BS 12 juli 1984 25
G. GOEDERTIER en J. VANDE LANOTTE, Handboek Belgisch publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 275 26
Ibid, 276-277 27
K. LENAERTS en P. VAN NUFFEL, Europees recht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 110, nr. 141
28 Art. 21, lid 1 en 23, lid 1 VWEU
29 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948 (publicatie: 31 maart 1949)
30 F. SWENNEN, Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2015, 115-117
6
hiervoor is te vinden in het principe dat het toekennen en ontnemen van nationaliteit tot de
soevereine bevoegdheid van een Staat behoort. Dit betekent dat het soms moeilijk is om een
recht op nationaliteit en verbod van willekeurige afname van die nationaliteit af te dwingen voor
nationale gerechtelijke instanties.
16. Welke rechten en verplichtingen precies verbonden zijn aan nationaliteit, zal afhankelijk zijn van
de nationaliteit in kwestie. Niet elke nationaliteit brengt evenveel rechten of plichten met zich
mee. Verschillende nationaliteiten zijn dus niet gelijk. Staten bepalen zelf wat hun nationaliteit
inhoudt, welke rechten en verplichtingen er aan verbonden zijn, aan wie hun nationaliteit
toekomt en op welke manieren zij verloren kan gaan.31
17. Een fundamenteel aspect van nationaliteit is dat het iemands recht bepaalt om een welbepaald
grondgebied - met name dat van zijn staat - te betreden, er te verblijven en het te verlaten.32
Verblijfsreglementering hangt nog steeds in grote mate af van iemands nationaliteit Indien de
tweede nationaliteit van de “vervallenverklaarde” niet de nationaliteit is van een andere lidstaat
van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, betekent dit meteen dat hij het
Belgisch grondgebied en a fortiori dat van de Europese Unie niet meer regelmatig zal kunnen
betreden (uitgezonderd het geval waarin de betrokkene een Schengenvisa zou weten te
bemachtigen of opnieuw de Belgische nationaliteit zou verkrijgen via een
naturalisatieprocedure). Voor personen die in België zowel een professioneel als privé- en
famlieleven hebben opgebouwd, is dit dramatisch.
18. Andere aspecten van een nationaliteit zijn bijvoorbeeld het recht op consulaire hulp en bijstand
door de staat wanneer zijn staatsburger het grondgebied verlaat.33 In bepaalde gevallen zal ook
het nationaal recht van zijn staat op hem worden toegepast op grond van het internationaal
privaatrecht. Op het grondgebied van de staat van de staatsburger, zal zijn nationaliteit vooral
een rol spelen in het publiek recht: het actieve en passieve stemrecht, het recht om via een
openbaar ambt mee het openbaar gezag uit te oefenen en het recht om belastingen te (moeten)
betalen zijn allemaal rechten die afhankelijk zijn van iemands nationaliteit.34 Vanzelfsprekend
hangt ook de gezagsuitoefening van een staat nauw samen met de nationaliteit van de persoon
in kwestie.35
19. Het Unieburgerschap heeft enkele van die rechten uitgebreid tot alle Unieburgers wanneer
aanbepaalde voorwaarden is voldaan.36 37 38 Een belangrijke regel in het nationaliteitsrecht is dat
Belgen in principe niet door de Belgische overheden kunnen worden uitgeleverd, noch
uitgewezen.39 Een Belg heeft dus in principe steeds recht op verblijf binnen het Belgisch
grondgebied. In het geval van strafrechtelijke vervolging in een derde-staat, zal een Belg dus
principieel beschermd zijn tegen uitlevering, wat vooral belangrijk is wanneer de verzoekende
31
Ibid. 32
Ibid. 33
Art. 23, lid 1 VWEU
34 Art. 8, lid 2 en 97 Grondwet
35 F. SWENNEN, Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2015, 117
36 G. GOEDERTIER en J. VANDE LANOTTE, Handboek Belgisch publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 275
37 Art 8, lid 3 en 4 van de Grondwet j° wet van 19 maart 2004 tot toekenning van het actief kiesrecht bij de
gemeenteraadsverkiezingen aan vreemdelingen, BS 23 april 2004 38
G. GOEDERTIER en J. VANDE LANOTTE, Handboek Belgisch publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 318-321 39
Art. 1 van de Uitleveringswet van 15 maart 1874, BS 17 maart 1874 (dat enkel van toepassing is op vreemdelingen); art. 3
Vierde Protocol EVRM
7
Staat een bedenkelijke mensenrechtenreputatie heeft. Alweer is hier een uitzondering wanneer
het gaat om Unieburgers, in toepassing van het Europees aanhoudingsbevel, waarbinnen
uitlevering aan een andere EU-lidstaat wel mogelijk is.40
20. In het kader van een globaliserende wereld, is nationaliteit tevens cruciaal voor het bepalen van
iemands bewegingsvrijheid buiten de grenzen van diens staat. Met de opkomst van de Europese
Unie, het vrij verkeer en het Unieburgerschap, is er een kloof ontstaan tussen de
bewegingsvrijheid van burgers van lidstaten en niet-lidstaten van de Europese Unie. Binnen de
Europese Unie hebben EU-burgers een grote bewegingsvrijheid en een sterk recht om zich in
andere lidstaten te vestigen (en daar een professionele bezigheid te beginnen). Dit kan niet van
alle derdelanders (staatsburgers van niet-lidstaten) gezegd worden. Voor hen gelden vaak
visumplichten, restrictieve immigratieregels en regels waaronder het makkelijker is om over te
gaan tot een uitzetting of uitlevering. Niet alle nationaliteiten zijn dus evenwaardig: sommige
kennen meer rechten en waarborgen toe aan staatsburgers dan andere. Welke nationaliteit
iemand heeft, zal bijgevolg in belangrijke mate bepalen welke vrijheid en bescherming hij geniet.
Personen kunnen meer dan één nationaliteit hebben en bijgevolg genieten van een
verblijfsrecht in beide landen, maar dit levert niet enkel voordelen op: bipatridie kan de
betrokkene aanzienlijk problemen opleveren. Het tegenovergestelde bestaat ook. Sommige
individuen bezitten geen enkele nationaliteit. Dit is een hiaat in het internationaal recht
waaraan de soevereiniteit van staten met betrekking tot nationaliteitswetgeving ten grondslag
ligt. Het veroorzaakt een problematische situatie voor de betrokkenen, net omdat nationaliteit
een essentieel element is van iemands identiteit en leven.
Bipatridie
21. Zoals supra vermeld werd, beslist elke staat soeverein wie zijn onderdanen zijn en wie dus de
nationaliteit van de staat verkrijgt. Die nationale wetgevingen zijn niet op elkaar afgestemd en
dat kan leiden tot situaties waarin personen over meerdere nationaliteiten beschikken of
daarentegen geen enkele nationaliteit hebben. In het geval waarin men twee of meer
nationaliteiten bezit, spreken we over bi- of multipatridie. Sinds 2008 is het hebben van twee of
meer nationaliteiten toegelaten in België.41 Een dubbele nationaliteit heeft een impact op het
personeel statuut van de betrokkene, wat in bepaalde gevallen zijn gevolgen zal hebben voor
onder andere naamgeving en huwelijk.
22. Hoewel bipatridie misschien aanlokkelijk klinkt, is het vaak geen voordeel. Het hebben van een
dubbele nationaliteit vormt in sommige gevallen zelfs een beduidend nadeel voor de
betrokkene. Een zaak die dit illustreert is de affaire Abdullah Al Mansouri. De zaak betreft de
situatie van een Iraanse vluchteling en mensenrechtenactivist die sinds 1989 in Nederland
verbleef en de Nederlandse nationaliteit verkreeg naast zijn oorspronkelijke Iraanse
nationaliteit. In 2006 werd hij in Syrië gearresteerd en aan Iran uitgeleverd.42 Amnesty
International Nederland volgde de zaak op de voet en vreesde voor zijn welzijn en leven.43 De
vraag die hierbij gesteld kan worden is of Al Mansouri even moeiteloos uitgeleverd zou zijn aan
40
G. GOEDERTIER en J. VANDE LANOTTE, Handboek Belgisch publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 276 41
Wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) ten aanzien van de Staten die Partij zijn bij het Verdrag van de Raad van Europese van 6 mei 1963 betreffende de beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit, BS 28 december 2006 42
X., “Nederlander uitgeleverd aan Iran: zeer snelle actie nodig”, 21 augustus 2006, www.amnesty.nl/nieuwsportaal/nieuws/nederlander-uitgeleverd-aan-iran-zeer-snelle-actie-nodig 43
X., “Dossier Abdullah Al-Mansouri”, www.amnesty-maastricht.nl/blog/?page_id=53
8
Iran, indien hij enkel de Nederlandse nationaliteit had. Dit is sterk te betwijfelen. Doordat hij
bipatride was, konden de Iraanse overheden makkelijker om zijn uitlevering vragen. Ook was het
simpeler om te beweren dat hij aan de Iraanse wetgeving onderworpen zou worden als Iraans
burger.44 Al Mansouri is uiteindelijk vrijgekomen en is er in geslaagd terug te keren naar
Nederland, maar uit dit voorbeeld kunnen we afleiden dat een dubbele nationaliteit soms
problemen oplevert.
23. Een soortgelijk lot onderging de Belgische Marokkaan Ali Aarrass die in 2010 door Spanje
uitgeleverd werd aan Marokko. Er zijn bewijzen dat Aarrass daar gefolterd werd.45 De kans dat
Spanje Aarrass had uitgeleverd indien hij enkel de Belgische nationaliteit had, is bijzonder klein.
Ook hier leverde een dubbele nationaliteit de betrokkene een groot nadeel op.
24. De combinatie van twee nationaliteiten kan dus problematisch zijn. Dat is ook te wijten aan het
feit dat de invulling van de rechten en verplichtingen door de verschillende staten autonoom
wordt bepaald. En de ene staat is de andere niet. Sommige landen kennen meer vrijheden,
rechten en respect voor de mensenrechten dan andere.46 Zo wordt in België de
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit enkel toegepast op mensen die bipatride zijn.
Concreet betekent dit dat mensen die twee of meer nationaliteiten hebben, het voorwerp
kunnen zijn van een bijkomende straf, met name de vervallenverklaring van de Belgische
nationaliteit. Dat is niet het geval voor personen die enkel over de Belgische nationaliteit
beschikken en een gelijkaardig terroristisch misdrijf hebben gepleegd. Personen met een
dubbele nationaliteit werden in dit opzicht dus minder gunstig behandeld dan andere Belgen.
Het is in het kader van deze problematiek belangrijk om te beseffen dat je van sommige
nationaliteiten in de praktijk geen afstand kan doen.
Apatridie
25. Naast bipatridie is er nog een ander nationaliteitsconflict mogelijk: apatridie. Mensen die van
geen enkel land de nationaliteit hebben zijn apatride of staatloos. Zij bestaan op papier niet.
Technisch gezien zijn zij geen burger van een land, wat impliceert dat zij geen beroep kunnen
doen op basisrechten en in vele landen geen toegang hebben tot werk, huisvesting, onderwijs
en gezondheidszorg. Zij kunnen geen eigen bankrekening openen, geen eigendom bezitten,
wettig trouwen of de geboorte van hun kind laten registeren. Het gebrek aan nationaliteit leidt
vaak tot discriminatie en soms zelfs tot arrestatie en langdurige hechtenis.47
26. Het is dan ook logisch dat apatridie of staatloosheid vermeden moet worden. Dit wordt
nagestreefd door verschillende internationale verdragen en regelgeving. Zo is er het Verdrag
over de status van staatlozen en het Verdrag betreffende de beperking van het aantal gevallen
van staatsloosheid van 1961.48 Het beginsel van het recht op een nationaliteit is te vinden in het
eerste artikel van het Verdrag betreffende de beperking van de gevallen van staatloosheid.49
Staatloosheid moet vermeden worden en niemand kan op willekeurige wijze zijn nationaliteit
44
P. BOELES, “Het nut van nationaliteit", NJB (NL) 2007, afl. 42, 2666-2671 en http://www.njb.nl (13 december 2007) 45
X., “Gerechtigheid voor Ali Aarrass”, 25 juni 2014,
www.aivl.be/sites/default/files/bijlagen/persdossieraliaarrass_230614.pdf
46 P. BOELES, “Het nut van nationaliteit", NJB (NL) 2007, afl. 42, 2666-2671 en http://www.njb.nl (13 december 2007)
47 X., “Staatloosheid in België”, 18 februari 2013,
www.unhcr.be/nl/home/artikel/64f15127b4b6cd39c0774db4a2be6910/staatloosheid-in-belgie.html 48
Verdrag van New York van 28 september 1954 betreffende de status van staatlozen en Verdrag van New York van 30 augustus 1961 inzake de beperking van het aantal gevallen van staatsloosheid 49
L. VANDERVOORT, “De staatloze in België: op zoek naar een status met rechten en plichten”, T. Vreemd. 2007, nr. 4, 246
9
verliezen. Het Verdrag behandelt het probleem van verlies van nationaliteit. Het Verdrag stelt
dat verlies of afstand van een nationaliteit enkel mogelijk is wanneer dit samen gaat met het
verwerven van een andere nationaliteit (conform artikelen 5 tot 8). Een persoon mag zijn
nationaliteit niet verliezen omwille van ras, afkomst, godsdienst of politieke overtuiging (artikel
9).50
27. De Belgische wetgever heeft hier doorheen het Wetboek van de Belgische Nationaliteit rekening
mee gehouden.51 Zo wordt onder bepaalde voorwaarden de Belgische nationaliteit toegekend
indien de betrokkene anders staatloos zou zijn.52 Bij het opstellen van de wetgeving betreffende
de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit voor het plegen van terroristische
misdrijven wordt er voorzien dat de sanctie enkel van toepassing is op mensen die een dubbele
nationaliteit hebben, zodat de personen in kwestie niet staatloos zouden worden, én zodat
België zijn internationale verplichtingen inzake staatloosheid niet schendt. Een uitzondering
bestaat wanneer werd aangetoond dat de Belgische nationaliteit op frauduleuze wijze verkregen
werd. Of dit voldoende is om de legitimiteit van de regelgeving inzake vervallenverklaring te
verzekeren, wordt verder in deze masterproef onderzocht.
50
Verdrag van New York van 30 augustus 1961 inzake de beperking van het aantal gevallen van staatsloosheid 51
B. RENAULD, “Le code de la nationalité”, version 2013, Rev. dr. étr. 2012, afL 170, 553-556 52
G. GOEDERTIER en J. VANDE LANOTTE, Handboek Belgisch publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 278
10
Verlies van nationaliteit
De verschillende gevallen waarin verlies van nationaliteit mogelijk is
28. Er zijn verschillende redenen waarom en manieren waarop de Belgische nationaliteit verloren
gaat. De procedures waarbinnen dit gebeurt verschillen ook grondig.53 Het verlies van
nationaliteit gebeurt grosso modo om drie verschillende redenen. Het is of een gevolg dat de
wet koppelt aan bepaalde handelingen gesteld door een individu, of een sanctie waarmee de
wet bepaald gedrag van een burger bestraft, of een gevolg van de geografische vervreemding
van de Belgische staat.54 55 De gevallen van verlies zijn limitatief opgesomd in de wet.56
Wetgeving op het verlies van nationaliteit moet steeds restrictief geïnterpreteerd worden.57 Er
kan bijgevolg geen sprake zijn van een ruime interpretatie van de wetteksten, noch kan er
sprake zijn van een veronderstelling van verlies van de Belgische nationaliteit. De rechtbanken
en hoven zullen geen gevallen die niet opgenomen zijn in specifieke wetsbepalingen naar
analogie toch onder het toepassingsgebied van de wetgeving op verlies van de nationaliteit
brengen. Er moet steeds duidelijk worden aangetoond dat de betrokkene zich in de situatie
bevindt die nauwkeurig omschreven is door de wet en dat er om die reden sprake kan zijn van
verlies van de Belgische nationaliteit.58 Hieronder worden de drie meest frequente manieren
van verlies van de Belgische nationaliteit uit het Wetboek van de Belgische nationaliteit (hierna:
WBN) toegelicht.59 60
§1. Gevallen van verlies van nationaliteit van rechtswege voorzien in art. 22 WBN
29. Artikel 22 WBN voorziet vier gevallen waarin de Belgische nationaliteit van rechtswege verloren
gaat. Die mogelijkheden worden hier opgesomd.
30. Conform artikel 22, § 2, 3° WBN verliest een minderjarig niet-geëmancipeerd kind van een
ouder die afstand heeft gedaan van de Belgische nationaliteit ook de Belgische nationaliteit als
het kind de andere nationaliteit van één van de ouders heeft of verkrijgt én geen van beide
ouders de Belgische nationaliteit behoudt.61
31. Een minderjarig niet-geëmancipeerd kind dat geadopteerd wordt door ouders waarvan één of
beide de Belgische nationaliteit niet bezitten, verliest op grond van artikel 22, §1, 4° WBN de
Belgische nationaliteit wanneer het geadopteerd kind de vreemde nationaliteit van één van de
adoptiefouders heeft of verkrijgt.62
53
X., “In welke gevallen verlies je de nationaliteit?”, www.kruispuntmi.be/thema/vreemdelingenrecht-internationaal-privaatrecht/nationaliteit/verlies-en-herkrijging-van-de-belgische-nationaliteit/in-welke-gevallen-verlies-je-de-nationaliteit 54
R. STANDAERT, Les Novelles, 76-77, nr. 183 55
CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 325, nr. 668 56
M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 1985, 382, nr. 717; zie ook: Rb. Brussel, 9e
kamer, 10 maart 1964, J.T. 1964, 384 57
Ibid. 58
CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 325, nr. 669 59
Wetboek van 28 juni 1984 van de Belgische nationaliteit, BS 12 juli 1984 60
Zie ook: CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 330-331, nr. 675-676 61
Zie ook: Ibid. 333-334, nr. 692-696 62
Zie ook: Ibid., 335-336, n°698-704
11
32. Een Belg geboren in het buitenland, die zijn hoofdverbijfplaats ononderbroken in het buitenland
heeft gehad van de leeftijd van 18 tot 28 jaar, die in het buitenland geen ambt uitoefent dat
hem door de Belgische regering werd opgedragen of die geen personeelslid is van een
vennootschap of vereniging naar Belgisch recht, die geen verklaring heeft afgelegd de Belgische
nationaliteit te willen behouden en die hierdoor niet apatride zou worden, verliest de Belgische
nationaliteit op basis van artikel 22, § 1, 5° en § 3 WBN. De Belgische nationaliteit wordt in dit
geval verloren omwille van het langdurig verblijf in het buitenland.63
33. Het minderjarig niet-geëmancipeerd kind dat onder de autoriteit van één enkele ouder of
adoptant staat die de Belgische nationaliteit verliest op grond van artikel 22, § 1, 5° WBN,
verliest, op grond van artikel 22, § 1, 6° en §3 WBN, ook de Belgische nationaliteit indien dit niet
in staatloosheid van het kind resulteert.64
§2. Afstandsverklaring van nationaliteit
34. Men kan de Belgische nationaliteit ook verliezen door er afstand van te doen conform artikel 22
§ 1, 2° WBN. Dit kan vanaf het moment dat men de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft.65 De
procedure is vrijwillig en moet door de betrokkene zelf ingeleid worden. Een afstandsverklaring
dient afgelegd te worden op het gemeentehuis. Dergelijke verklaring is pas mogelijk wanneer
men kan bewijzen dat men over een andere nationaliteit beschikt of deze verkrijgt of herkrijgt
door het afleggen van die verklaring. De afstand van de Belgische nationaliteit heeft pas
uitwerking op het moment dat de betrokkene over een andere nationaliteit beschikt. Dit is om
te vermijden dat de betrokkene staatloos zou worden.66
§3. Vervallenverklaring
35. Tenslotte bestaat er ook de mogelijkheid van verlies van de Belgische nationaliteit door
vervallenverklaring. Het verlies van nationaliteit door vervallenverklaring is het gevolg dat door
de rechterlijke macht als bijkomende sanctie gekoppeld kan worden aan het foutieve gedrag van
de betrokkene.67 Deze vorm van verlies van nationaliteit is fundamenteel verschillend van de
mogelijkheden supra opgesomd, omdat de vervallenverklaring gevorderd wordt door het
Openbaar Ministerie en uitgesproken wordt door een rechter ten gronde. Via de juridische weg
wordt beslist om al dan niet over te gaan tot vervallenverklaring. Die beslissing is geen
automatisme. In tegenstelling tot wat het geval is bij verlies van de Belgische nationaliteit op
grond van een van de bepalingen van artikel 22 WBN, wordt er niet automatisch tot
vervallenverklaring overgegaan wanneer aan bepaalde voorwaarden voldaan is. Het is de
rechter die hier over discretionair beslist, rekening houdend met de specifieke kenmerken van
de zaak. Na de vervallenverklaring kan de nationaliteit niet herkregen worden, behalve door
naturalisatie, wat een uitzonderingsprocedure is.
63
Zie ook: CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 336-339, nr. 705-712 64
Zie ook: Ibid, 333-334, nr. 692-696 65
Wetboek van de Belgische nationaliteit van 28 juni 1984, BS 12 juli 1984 66
Zie ook: CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 340-344, nr. 713-724 67
C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant le Code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 2014, 354, nr. 131
12
36. Vervallenverklaring kan onder bepaalde omstandigheden leiden tot staatloosheid, hetgeen
nooit het geval mag zijn wanneer er sprake is van verlies van nationaliteit op basis van art. 22
WBN. De situaties en voorwaarden van veralenverklaring van de Belgische nationaliteit worden
in de volgende titel besproken. De verschillende vormen van vervallenverklaring zijn
opgenomen in de artikelen 23, 23/1 en 23/2 j° 22, § 1, 7° WBN.
13
Vervallenverklaring Belgische nationaliteit
37. Vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit was al in de wetgeving op het Belgisch
staatsburgerschap te vinden in 1919.68 Met de wet van 25 oktober 1919 werd het mogelijk om
de Belgische nationaliteit van personen die Belg geworden waren tijdens de Eerste
Wereldoorlog te ontnemen.69 Al snel werd het mechanisme van de vervallenverklaring
uitgebreid tot personen wiens gedragingen een ernstige inbreuk uitmaakten op de
verplichtingen van een Belgisch burger.70 71 In 1934 kreeg de vervallenverklaring een algemene
draagwijdte met artikel 18bis van de gecoördineerde wetten inzake de nationaliteit. Hierdoor
kon de vervallenverklaring toegepast worden op elke Belg van vreemde afkomst.72 Het Wetboek
van de Belgische nationaliteit van 1984 behield het regime van vervallenverklaring. De
wetgeving op de vervallenverklaring werd in 1991 aangepast in die zin dat personen die de
Belgische nationaliteit hadden verkregen op grond van artikel 11 WBN niet langer vatbaar
zouden zijn voor vervallenverklaring.73 Gevallen waarin de vervallenverklaring effectief
toegepast werd, waren zeer beperkt.
38. Nadat aan het licht kwam dat een aantal personen de Belgische nationaliteit hadden verkregen
op grond van frauduleuze gedragingen, voerde de wetgever met de programmawet van 27
december 2006 de mogelijkheid in om de Belgische nationaliteit vervallen te verklaren wanneer
zij verkregen werd ten gevolge van fraude.74
39. Met de wet van 4 december 2012 werd artikel 23/1 ingevoerd in het WBN. Hiermee kende de
wetgever de rechter ten gronde de mogelijkheid toe om de vervallenverklaring in een limitatief
aantal gevallen uit te spreken.75 Na de terroristische aanslagen in Parijs en Verviers werd met de
wet van 20 juli 2015 het artikel 23/2 WBN ingevoerd dat een specifieke grond van
vervallenverklaring voorziet voor personen die zich schuldig hebben gemaakt aan terroristische
misdrijven.76
40. De vervallenverklaring is een sanctie a posteriori: ze wordt pas uitgesproken nadat de misdrijven
gepleegd zijn. De vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit kan op meerdere gronden en
via verschillende procedures worden uitgesproken. Zij wordt echter altijd door het Openbaar
Ministerie gevorderd en door een rechter uitgesproken. Die beslissing tot vervallenverklaring is
geen automatisme: er wordt niet automatisch tot vervallenverklaring besloten wanneer voldaan
is aan een reeks criteria die opgenomen zouden zijn in de wet. De beslissing en beoordeling van
de omstandigheden in casu worden overgelaten aan de discretionaire bevoegdheid van de
rechter. In de verschillende scenario’s waarin vervallenverklaring mogelijk is, streeft de
Belgische wetgever ernaar staatloosheid te vermijden. Het voorkomen van apatridie is dan ook
68
Art. 1 van de wet van 25 oktober 1919 69
M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 1985, 27 70
Art. 18bis van de gecoördineerde wetten betreffende de nationaliteit (ingevoegd bij toepassing van de wet van 30 juli 1934) 71
P. WAUTELET, “Deprivation of citizenship for 'jihadists': analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, 2 januari 2016, 1, http://ssrn.com/abstract=2713742 72
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, t. II, Les personnes, vol. 1, 4e editie, nr. 241
73 CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 345, nr. 725
74 Art. 387, 1° van de programmawet (I) van 27 december 2006, BS 28 december 2006
75 Wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de
Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken, BS 14 december 2012 76
Art. 7 van de wet van 20 juli 2015 tot versterking van de strijd tegen het terrorisme, BS 5 augustus 2015
14
een internationale verplichting van de Belgische staat.77 De vervallenverklaring is bijgevolg in
principe steeds uitgesloten wanneer de betrokkene er staatloos door zou worden. De
mogelijkheid tot vervallenverklaring is voorzien in drie verschillende artikelen van het WBN. In
die artikelen zijn de verschillende gronden en procedures tot vervallenverklaring opgenomen.
De verschillende gevallen van vervallenverklaring worden infra toegelicht.
Vervallenverklaring op grond van artikel 23 WBN
41. “Vervallenverklaring wegens ernstige tekortkoming(en) aan de verplichtingen van een Belgisch
burger” is al in het WBN opgenomen sinds de invoering van het wetboek in 1984. Dit betekent
dat de vervallenverklaring door de rechter uitgesproken kan worden wanneer er ernstige
tekortkomingen werden vastgesteld aan de verplichtingen van een Belgisch burger. Tot enkele
jaren geleden dateerde de recentste veroordeling van kort na de Tweede Wereldoorlog. 78
42. In een zaak van 1996 werden twee personen veroordeeld voor hun betrokkenheid bij
terroristische daden. Toen werd de mogelijkheid om een vervallenverklaring uit te spreken wel
geopperd, maar de minister van Justitie besliste uiteindelijk om geen vervallenverklaring van
hun nationaliteit na te streven. Dit omdat hij van oordeel was dat artikel 23 WBN strikt
geïnterpreteerd diende te worden. Aangezien de betrokkenen slechts logistieke steun hadden
verleend aan leden van een terroristische organisatie en die organisatie niet rechtstreeks de
veiligheid van de Belgische staat bedreigde, vond de minister het niet gepast om naar
vervallenverklaring te streven.79 80 Hieruit zou afgeleid kunnen worden dat wanneer terroristen
wel een gevaar zouden zijn voor de veiligheid van de Belgische Staat, een vervallenverklaring
wel mogelijk zou zijn op grond van artikel 23 WBN. Echte duidelijkheid bestond er echter nog
niet over de toepasbaarheid van artikel 23, §1, 2° WBN op personen die terroristische misdrijven
hadden gepleegd.81
43. In 2009 kwam er een duidelijke bevestiging in de vorm van een arrest van het hof van beroep te
Brussel. De vervallenverklaring werd uitgesproken tegen een Belgisch-Tunesische
moslimfundamentalist naar aanleiding van een strafrechterlijke veroordeling wegens
betrokkenheid bij Al-Qaeda.82 Na dit toonaangevend arrest werd er ook in 2010 een Belgisch
burger van zijn Belgische nationaliteit vervallen verklaard na een veroordeling voor terrorisme
door het hof van beroep te Antwerpen83. De essentiële bepaling in deze rechtszaken is artikel 23
WBN.
44. Artikel 23 §1, 1° en 2° WBN bepaalt:
“De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van [een ouder of een adoptant die
Belg was] op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd
toegekend op grond van artikel 11, kunnen van de Belgische nationaliteit vervallen
worden verklaard,
77
Zie titel “Internationale regelgeving” 78
A. HEYVAERT, "Artikel 23 WBN", in Commentaar personen- en familierecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, nr. 8 79
Vr. en Antw. Senaat 1997, 6 juni 1997, B90, 12327 (Vr. nr. 065 A. COLEN) 80
P. WAUTELET, “Deprivation of citizenship for 'jihadists': analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, 2, januari 2016,: http://ssrn.com/abstract=2713742 81
Ibid. 82
Brussel 26 januari 2009, Rev. dr. étr. 2009, 15, noot B. RENAULD, T. Vreemd. 2010, 31, noot C. AERTS 83
Antwerpen 17 november 2010 nr. 2009/AR/3058
15
1° indien zij de Belgische nationaliteit hebben verkregen ten gevolge van een bedrieglijke
handelwijze, door valse informatie, het plegen van valsheid in geschrifte en/of het gebruik
van valse of vervalste stukken, door identiteitsfraude of fraude bij het verkrijgen van het
recht op verblijf;
2° indien zij ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgische burger.”
Art. 23 WBN voorziet een vervallenverklaring voor bepaalde categorieën Belgen die of de
Belgische nationaliteit frauduleus verkregen, of door hun gedragingen ernstig tekortkomen aan
hun verplichtingen als Belgisch burger.
45. Het personeel en materieel toepassingsgebied van artikel 23 WBN, evenals de procedure en de
rechtsmiddelen die tegen een uitspraak tot vervallenverklaring kunnen aangewend worden,
worden infra toegelicht.
§1. Personeel toepassingsgebied
46. Het personeel toepassingsgebied van de vervallenverklaring wegens ernstige tekortkomingen
aan de verplichtingen van een Belgisch burger is beperkt. De mogelijkheid van vervallenverklaring bestaat niet voor alle categorieën van Belgen. Artikel 23, §1 WBN bepaalt uitdrukkelijk dat Belgen die hun nationaliteit hebben verkregen op de dag van hun geboorte van een ouder die Belg was nooit van de Belgische nationaliteit vervallen kunnen worden verklaard. Hetzelfde geldt voor Belgen aan wie de Belgische nationaliteit werd toegekend op basis van artikel 11 WBN. Zoals DE PAGE reeds opmerkte, zijn dus niet alle Belgen die de Belgische nationaliteit verkregen door afstamming immuun voor de vervallenverklaring. Zij moeten de Belgische nationaliteit reeds verworven hebben op de dag van hun geboorte.84 85 Niet enkel de wijze van verwerving van de Belgische nationaliteit speelt een rol, maar ook het tijdstip van die verwerving is dus bepalend. Alleen Belgen die de Belgische nationaliteit niet verkregen hebben van een Belgische ouder op de dag van hun geboorte en zij die de Belgische nationaliteit niet verkregen hebben in toepassing van artikel 11 van het WBN zijn vatbaar voor vervallenverklaring op grond van artikel 23 WBN.
47. De twee categorieën van Belgen die uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van de vervallenverklaring waren reeds te vinden in de oudere versie van artikel 23 WBN. In de tussentijd werd artikel 11 WBN echter gewijzigd. Het toepassingsgebied van artikel 11 WBN is uitgebreid: het omvat nu zowel de wijzen van verwerving van de Belgische nationaliteit uit het oud artikel 11 als die uit het oud artikel 11bis WBN. De categorieën Belgen die niet vatbaar zijn voor de vervallenverklaring zijn hierdoor bijgevolg uitgebreid.86 Met andere woorden zullen in hoofdzaak eerste generatie migranten door deze vervallenverklaring getroffen kunnen worden, maar ook tweede generatie inwijkelingen zullen in sommige gevallen onder het toepassingsgebied vallen (met name wanneer zij niet voldoen aan de voorwaarden opgenomen in artikel 11 WBN). 87
84
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, t. II, Les personnes, vol. I, 4e editie, nr. 243 85
CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 347-348, nr. 730 86
C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant la code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 2014, 356, nr. 135 87
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 95-97 (online vindplaats: jurisquare)
16
48. De Belgische Staat heeft de internationale verplichting om staatloosheid te vermijden. Dit heeft ook zijn weerslag op het toepassingsgebied ratione personae van artikel 23 WBN. Afgezien van het geval van frauduleuze verkrijging van de Belgische nationaliteit, zal de vervallenverklaring van artikel 23 WBN enkel van toepassing zijn op personen die over de dubbele nationaliteit beschikken.88 Met andere woorden, de vervallenverklaring zal niet uitgesproken worden indien dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos zou worden, behalve wanneer er sprake was van fraude bij de verkrijging van de Belgische nationaliteit.89
49. Doordat sommige Belgen wel en andere niet van de Belgische nationaliteit vervallen verklaard
kunnen worden, is het belangrijk om steeds na te gaan op welke manier de betrokkene de Belgische nationaliteit verkregen heeft en op welk tijdstip dit gebeurde. Bovendien zal verder in deze uiteenzetting blijken dat het personeel toepassingsgebied van de vervallenverklaring afhankelijk is van de grond waarop de vervallenverklaring gevorderd wordt door de Procureur des Konings. Of die verschillen in behandeling verantwoord kunnen worden, wordt infra besproken.
§2. Materieel toepassingsgebied”90
§ 2.1. Ernstige tekortkomingen aan de verplichtingen van een Belgisch burger
50. Het huidig artikel 23, §1, 2° WBN vindt zijn oorsprong in de wet van 30 juli 1934 betreffende de vervallenverklaring van de staat van Belg.91 Om de ratio legis van artikel 23 WBN te achterhalen, kijken we eerst naar die oude bepaling en de toelichting die erbij gegeven werd. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 193492 blijkt dat de mogelijkheid tot vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit bedoeld was voor personen die met hun daden duidelijk hadden aangetoond dat zij hun burgerlijke plichten negeerden.93 94 Volgens DE
PAGE is het doel van de wet om die personen te raken die door hun daden en gedrag bewijzen dat zij geen “Belg in hart en nieren” zijn.95. De vervallenverklaring wordt gezien als een wettige verdediging van de Staat. Zo oordeelde het hof van beroep van Gent al in 1952 dat de vervallenverklaring enkel uitgesproken dient te worden als het de veiligheid van de Belgische Staat tot doel heeft, ook al zou dit indirect zijn.96 97 Een persoon kon dus van de Belgische nationaliteit vervallen verklaard worden “indien hij door zijn handelen op klare wijze aangaf dat zijn gehechtheid aan de Belgische nationaliteit slechts een woord was en geen realiteit”. Doordat de wetgever de bepaling van geen verdere uitleg voorzag, ontstond er onduidelijkheid.
88
CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 347, nr. 729 89
zie ook: CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 351-352, nr. 734ter; D. NUYTS, “Vervallenverklaring door fraude in rechtsvergelijkend perspectief”, in M.-C. FOBLETS, R. FOQUÉ en M. VERWILGHEN (eds.) Naar de Belgische nationaliteit – een jaar toepassing van het nieuwe wetboek van de Belgische nationaliteit (wet van 1 maart 2000), Brussel, Bruylant, 2002, 295-308 90
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 99 (online vindplaats: jurisquare) 91
Vr. en Antw. Senaat 2002, 12 november 2002, nr. 2-66 (Vr. nr. 2517 BUYSSE) www.senate.be/www/?MIval=publications/viewPub&COLL=B&PUID=33578534&TID=33621037&POS=1&LANG=nl 92
Zie verwijzingen in antwoord op Vr. en Antw. Kamer 1996-97, 6 juni 1997, 12.327 (Vr. nr. 605 A. COLEN): www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=grva&language=nl&cfm=grvaXml.cfm?legislat=49&dossierID=49-B096-18-0605-1995199600437.xml 93
M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 1985, 414-415, nr. 800 94
Zie verwijzingen in antwoord op: Vr. en Antw. Kamer 1996-97, 6 juni 1997 (Vr. nr. 605 A. COLEN) 95
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, t. I, 1962, 3e ed., 498, nr. 378 quinquies
96 Gent, 1
ste kamer, 3 mei 1952, RW 1952-1953, nr.243
97 M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 1985, 415, nr. 801
17
Verschillende parlementaire vragen brachten enkele antwoorden.98 Op de vraag of handelingen van terrorisme of spionage dienen te worden beschouwd als tekortkomingen aan de verplichtingen van een persoon als Belgisch burger, reageerde de minister van Justitie dat er in dergelijke gevallen een zorgvuldige afweging nodig is.99 De minister lichtte toe dat er een afweging gemaakt moet worden tegen het risico dat een persoon staatloos zou worden en zo moeilijker op te sporen zou zijn.100 De minister van Justitie leek er dus wel vanuit te gaan dat daden van terrorisme ernstige tekortkomingen aan de verplichtingen van de Belgische burgers kunnen uitmaken.101 Verschillende vragen omtrent artikel 23, §1, 2° WBN bleven echter bestaan.102 Het hof van beroep dat in 2009 voor het eerst sinds de nasleep van de Tweede Wereldoorlog geconfronteerd werd met de vraag naar vervallenverklaring had dus nog veel hiaten in te invullen. .103 104
51. In het arrest van 26 januari 2009 van het hof van beroep te Brussel sprak het hof de
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit uit met betrekking tot een persoon die
meerdere veroordelingen opliep voor aan terrorisme gelinkte misdrijven.105 Sindsdien zijn er nog
verschillende uitspraken geweest waarin personen van de Belgische nationaliteit vervallen
verklaard werden wegens het plegen van terroristische misdrijven op grond van artikel 23, §1, 2°
WBN. Hieruit kan afgeleid worden dat daden van terrorisme dus wel degelijk door rechters
worden beschouwd als zware tekortkomingen aan de verplichtingen als Belg waarvoor de
vervallenverklaring uit artikel 23, §1,2° WBN toegepast kan worden.
52. In het arrest van 26 januari 2009 gaat het Hof er vanuit dat een persoon tekortschiet aan zijn
verplichtingen als Belg indien zijn handelingen van die aard zijn dat zij op ernstige wijze een
inbreuk uitmaken op de openbare orde en de veiligheid van België, zijn burgers en zijn
instellingen. Het hof komt tot de conclusie dat dit het geval is voor de handelingen van de
betrokkene. Het hof was van oordeel dat de daden gesteld door de betrokkene afbreuk deden
aan de rechten en vrijheden van zijn medeburgers. Organisaties als Al-Qaeda respecteren de
fundamentele regels en waarden van onze westerse samenleving niet. Zij verzetten zich er zelfs
met geweld tegen. Wie de regels van het “contrat social”106 van de samenleving waarin hij leeft,
niet naleeft, kan van die nationale gemeenschap worden uitgesloten.107 108 109 Die interpretatie
98
Zie: Vr. en Antw. Senaat 2004-05, 19 oktober 2004, 1.593-1.594 (Vr. nr. 3-929, DELACROIX); alsook meerdere vragen van volksvertegenwoordiger F. DEMAN van 15 januari 2009, www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=52&dossierID=52-Bxxx-380-0021-2007200802670.xml, vraag nr. 138, 8 februari 2008, www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=52&dossierID=52-Bxxx-229-0138-2007200802048.xml en vraag nr. 284, 15 januari 2009, www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=52&dossierID=52-Bxxx-380-0284-2008200906359.xml 99
Vr. en Antw. Senaat 2004-2005, 19 oktober 2004, 1593-1594 (Vr. nr. 3-929 DELACROIX); alsook meerdere vragen van volksvertegenwoordiger F. DEMAN: Vr. nr. 21 van 15 januari 2009, Vr. nr. 138, 8 februari 2008, Vr. nr. 284, 15 januari 2009 100
CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité belge, Brussel, Larcier, 2004, 409, nr. 733; M. VAN DE PUTTE en J. CLEMENT, Nationaliteit, Antwerpen, Story-Scientia, 2001, 92, nr. 227 101
Vr. en Antw. Senaat 2004-05, 19 oktober 2004, 1.593-1.594 (vraag nr. 3-929, DELACROIX) 102
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 99 (online vindplaats: jurisquare) 103
CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité belge, Brussel, Larcier, 2004, 409, nr. 733; M. VAN DE PUTTE en J. CLEMENT, Nationaliteit, Antwerpen, Story-Scientia, 2001, 92, nr. 227 104
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 100 (online vindplaats: jurisquare) 105
Hof van beroep te Brussel 26 januari 2009, 2007/AR/1456 106
J.-J. ROUSSEAU, Du contrat social ou Principes du droit politique, Parijs, Garnier Frères, 1792 107
F. SWENNEN, Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 136-137 108
C. AERTS, “Voor het eerst in 60 jaar wordt een Belg vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit”, T. Vreemd. 2010, afl. 1, 31-34
18
en toepassing ligt in de lijn van wat hoogstwaarschijnlijk de bedoeling was van de wetgever van
1934. De daden gesteld door de betrokkene worden van die aard geacht te zijn dat zij de
openbare orde en veiligheid van de Staat in het gedrang brengen en de vervallenverklaring
wordt hierbij gezien als een soort van “wettelijke zelfverdediging” van het land. Bovendien
wordt het gebruik van de rechten van de Belgische nationaliteit zonder de plichten ervan te
willen nakomen, bestraft.110 111
53. In eerste instantie stelt het hof vast dat de betrokkene een aanhanger is van de radicale islam.
Die radicale islam zet zich af tegen de waarden en vrijheden van de Belgische samenleving. Uit
de daden gesteld door de betrokkene leidt het hof af dat hij de Belgische nationaliteit enkel
gebruikte om te kunnen genieten van de rechten die eraan gekoppeld zijn, zonder de intentie te
hebben om zich te houden aan de verplichtingen die het Belgisch staatsburgerschap met zich
meebrengt. Vervolgens heeft hij die rechten misbruikt door de daden die hij gesteld heeft om de
radicale islam te laten triomferen over de waarden, vrijheden en rechten van de Belgische
samenleving. Het bewijs van dat misbruik is gesteund op veroordelingen wegens aan terrorisme
gelinkte misdrijven die in kracht van gewijsde waren getreden. Het Hof acht dergelijk gedrag
ontoelaatbaar. Daarom besliste het dat de vervallenverklaring op grond van artikel 23, §1, 2°
WBN in dit geval gepast en gerechtvaardigd was. Het is de combinatie van twee elementen die
het hof tot die beslissing bewoog.112 Ten eerste stelde het hof dat de betrokkene alleen
geïnteresseerd leek in de rechten die vasthangen aan de Belgische nationaliteit. Ten tweede
wees het hof erop dat de betrokkene nefast niet bereid bleek om aan de verplichtingen te
voldoen die uit het Belgisch burgerschap voortvloeien. Het is de combinatie van beide factoren
die het hof bestempelt als ontoelaatbaar. Het is dan ook deze combinatie die volgens het hof
van beroep de vervallenverklaring verantwoordt in de voorliggende zaak. Of die voorwaarden
cumulatief zijn, blijkt niet duidelijk uit dit arrest.113
54. In zijn noot bij dit arrest stelde AERTs de vraag of verval ook mogelijk zou zijn wanneer uit de
handelingen van een persoon het fictieve karakter van zijn band met België blijkt, maar wanneer
die handelingen geen ernstige inbreuk uitmaken op de openbare orde of de veiligheid van het
land en zijn burgers.114 De betrokkene was veroordeeld voor zware misdrijven die wel degelijk
van die aard waren om een gevaar te zijn voor de openbare orde of veiligheid van België.
Mochten de feiten minder zwaar zijn, rijst de vraag of een vervallenverklaring nog
gerechtvaardigd zou zijn conform artikel 23, §1,2° WBN. Hierbij kunnen we denken aan het
propageren van de radicale islam en van extremistische en jihadistische organisaties, het
ronselen van strijdkrachten die de radicale islam willen steunen of het trainen van die
strijdkrachten. Dergelijke handelingen tonen duidelijk de minachting aan van de betrokkenen
voor de waarden en vrijheden van de Belgische samenleving. Bewijst dit echter ook dat de
betrokkene enkel geïnteresseerd is in de rechten van het Belgisch staatsburgerschap of dat hij
niet bereid is om de verplichtingen na te komen die met de Belgische nationaliteit
samenhangen? Opruiende of “faciliterende” misdrijven zijn essentieel voor organisaties die een
109
GwH 14 mei 2009, nr. 85/2009 110
Brussel 26 januari 2009, 2007/AR/1456, noot B. RENAULD, Rev. dr. étr., 2009/152, 15 111
C. AERTS, “Voor het eerst in 60 jaar wordt een Belg vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit”, T. Vreemd. 2010, afl. 1, 31-34 112
Ibid. 113
Ibid. 114
Ibid.
19
radicale islam nastreven, maar het is niet geheel duidelijk of zij ook een vervallenverklaring van
de Belgische nationaliteit kunnen rechtvaardigen.115
55. Deze vraag is minder relevant geworden sinds de invoering van artikel 23/2 WBN. Met artikel
23/2 WBN wordt een specifieke wetsbepaling in het WBN ingevoerd die de mogelijkheid van
een vervallenverklaring voorziet voor alle terroristische misdrijven opgenomen in boek II, titel
Iter van het Strafwetboek (hierna: Sw.) indien zij aanleiding geven tot een gevangenisstraf van
minstens vijf jaar. Zo is in artikel 140ter Sw de strafbaarstelling voor het werven van personen
om terroristische misdrijven te plegen opgenomen. Het geven van een opleiding aan
strijdkrachten is strafbaar gesteld door artikel 140quater en 140 quinquies Sw. Ook het
verstrekken van financiële hulp (artikel 141 Sw.) en het verlaten van het grondgebied om
terroristische misdrijven te plegen, zowel in binnen- als in buitenland (artikel 140sexies Sw.)
kunnen nu aanleiding geven tot vervallenverklaring op grond van artikel 23/2 WBN.
56. Hoewel dergelijke misdrijven vanzelfsprekend te verwerpen zijn, kan bij sommige de vraag
gesteld worden of zij werkelijk de openbare orde of veiligheid van de Belgische Staat bedreigen.
Uit de wetswijziging van 20 juli 2015 zou kunnen afgeleid worden dat dit niet langer een vereiste
is om over te gaan tot de vervallenverklaring. Bij vervolging voor “lichtere” terroristische
misdrijven doet de Procureur des Konings er in het licht van de rechtszekerheid dan ook goed
aan om de vordering tot vervallenverklaring te steunen op artikel 23/2 WBN in plaats van artikel
23 WBN.
57. Er wordt tot vervallenverklaring besloten op grond van feiten die vastgesteld zijn in een in kracht
van gewijsde getreden veroordeling. Uitspraken die nog niet definitief zijn worden niet gebruikt
als bewijs om tot vervallenverklaring te beslissen. Dit is vanzelfsprekend aangezien
veroordelingen die nog niet in kracht van gewijsde zijn getreden openstaan voor
rechtsmiddelen. Het zou onlogisch zijn om een vervallenverklaring, die in principe
onherroepelijk is, te steunen op een beslissing die nog niet definitief is.116 Eens de ernstige
tekortkoming aan de verplichtingen als Belg bewezen geacht wordt, is volgens het hof van
beroep van Brussel het latere gedrag van de betrokken persoon van geen belang meer bij de
beoordeling van een vordering tot vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit.117
§2.2. Verkrijging van de Belgische nationaliteit ingevolge fraude
58. Vroeger was het plegen van fraude bij de verwerving van de Belgische nationaliteit geen grond
tot vervallenverklaring van die nationaliteit. De wetgever wijzigde dit met de invoering van
artikel 23,§1,1° WBN, door de programmawet van 27 december 2006.118
59. Oorspronkelijk voorzag deze bepaling slechts vervallenverklaring indien de Belgische
nationaliteit verkregen werd op grond van feiten die op een verdraaide manier waren
voorgesteld of die werden achtergehouden, of op grond van valse verklaringen of valse of
115
Ibid. 116
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 100 (online vindplaats: jurisquare) 117
Ibid. 100-101 118
CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 351-352, nr. 734ter
20
vervalste documenten die van doorslaggevend belang zijn geweest bij de toekenning van de
Belgische nationaliteit. De fraude moest van doorslaggevend belang zijn.119
60. Met deze nieuwe bepaling is het toepassingsgebied van de vervallenverklaring wegens fraude
ratione materiae merkelijk uitgebreid. In de nieuwe versie van het art. is te lezen dat het
voldoende is dat de nationaliteit verworven werd "ten gevolge van fraude".120 Het is met andere
woorden niet langer vereist dat de fraude doorslaggevend was.121 122
61. De vordering tot vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit op grond van fraude bij de
verkrijging ervan verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf het bekomen van de Belgische
nationaliteit door de betrokken persoon.123 Doel van deze beperking in de tijd bestaat erin dat
de wetgever wil vermijden dat personen de Belgische nationaliteit verliezen wegens feiten die
plaatsvinden in een ver verleden.124 Daarnaast werkt dit ook een meer rechtszekere toestand in
de hand voor “nieuwe” Belgen.125126
§3. Procedure en rechtsmiddelen
62. Het regime van de vervallenverklaring onder artikel 23 WBN voorziet in een op zichzelf staande
procedure. De vervallenverklaring op grond van artikel 23 WBN zal steeds het voorwerp
uitmaken van een aparte uitspraak en is een versnelde procedure die onmiddellijk voor het hof
van beroep wordt berecht. Er staat geen beroep tegen open en de cassatiemogelijkheden zijn
beperkt.127 128 Al deze procedurele afwijkingen worden volgens de wetgever gerechtvaardigd
door het dringend karakter van de vervallenverklaring.129
§3.1 Vordering tot vervallenverklaring130 63. De vervallenverklaring dient, krachtens artikel 23, § 2 WBN, steeds te worden gevorderd door
het Openbaar Ministerie bij het hof van beroep. De procedure wordt ingeleid door de
Procureur-Generaal. Dit gebeurt op eigen initiatief of op verzoek van de minister van Justitie.131
De vervallenverklaring wordt gevorderd door het Openbaar Ministerie en beoordeeld door het
hof van beroep in een aparte en op zichzelf staande procedure. Bij het opstarten van de
119
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 101 (online vindplaats: jurisquare) 120
C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant la Code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 2014, 355-356, nr. 133 121
MvT bij het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken, Parl. St. Kamer 2010-11, nr. 53K0476/1, 23 122
C. AERTS, C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 102 (online vindplaats: jurisquare) 123
Art. 23, §9 WBN
124 Parl. St. Kamer 2006-07, nr. 51K2760/033, 59
125 Ibid. 60
126 C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 103 (online vindplaats: jurisquare)
127 C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant la Code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 2014, 355, nr. 132
128 CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 353, nr. 736
129 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, t. II, Les personnes, vol. 1, 4
e ed., nr. 242
130 C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 104 (online vindplaats: jurisquare) 131
CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 353, nr. 737
21
procedure moet het Openbaar Ministerie in het dagvaardingsexploot nauwkeurig de feiten
oplijsten die de reden zijn voor de vordering tot vervallenverklaring conform artikel 23 WBN.
64. In het geval van een vordering tot vervallenverklaring wegens ernstige tekortkomingen aan de
verplichtingen van een Belgisch burger is er geen wettelijke termijn voorzien waarbinnen het
Parket de vervallenverklaring moet vorderen na de verkrijging van de Belgische nationaliteit. Een
persoon die voor vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit vatbaar is, kan dus op elk
moment van de Belgische nationaliteit vervallen verklaard worden. Dat is niet het geval wanneer
een vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit wordt gevorderd om redenen van fraude.
In dat geval kan de vordering slechts ingesteld worden gedurende vijf jaar na de verkrijging van
de Belgische nationaliteit.
§3.2. Procedure voor het hof van beroep 65. De procedure tot vervallenverklaring wordt rechtstreeks door het hof van beroep behandeld. In
het kader van deze procedure treedt het hof van beroep dus op als eerstelijnsrechter. De
uitspraak van het hof van beroep is bijgevolg een uitspraak in eerste en enige aanleg. 132 Dat
betekent dat de betrokkene slechts over één aanleg beschikt. De aanwezigheid van slechts één
aanleg voor de betrokkenen wordt gezien als een gevolg van het dringend karakter van de
vervallenverklaring. Niettemin zijn sommige auteurs van mening dat het verlies van een aanleg
niet gerechtvaardigd is en dat deze regeling bijgevolg het gelijkheidsbeginsel schendt.133 Dit
wordt verder bekeken in het bijzonder deel.134
66. Het hof onderzoekt de zaak maar gaat ook na of de betrokkene de Belgische nationaliteit niet
verworven heeft op zijn geboorte van een Belg of ingevolge artikel 11 WBN. Het hof onderzoekt
in het bijzonder de feiten die een ernstige inbreuk of fraude zouden uitmaken.135 136
§3.3. Verstekprocedure 67. De betrokkene die niet heeft deelgenomen aan de procedure voor het hof van beroep, heeft de
mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen de uitspraak van het hof. 137 Een arrest gewezen bij
verstek wordt steeds betekend.138 Indien de betekening niet aan de pertsoon in kwestie kan
gebeuren, dan wordt het verstek arrest conform artikel 23 § 5 WBN bij uittreksel
bekendgemaakt in twee bladen uitgegeven in de provincie en in het Belgisch Staatsblad. Vanaf
de betekening of publicatie begint de termijn voor het instellen van verzet te lopen. Die termijn
is aanzienlijk korter dan wat het geval is voor de verstekprocedure voorzien in het Gerechtelijk
Wetboek: hij bedraagt slechts acht dagen.139 De termijn om verzet aan te tekenen wordt niet
verlengd om redenen van afstand.140 Ook de behandeling van het verzet verloopt anders dan de
traditionele verstekprocedure. Het verzet wordt voor de kamer gebracht die het eerste arrest
uitsprak. Het wordt behandeld op verslag van de aangewezen raadsheer indien die nog deel
uitmaakt van de kamer. Anders zal het behandeld worden op verslag van de raadsheer
132
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 105 (online vindplaats: jurisquare) 133
Zie ook M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 1985, 416, nr. 804; zie ook : CH.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 353, n°736 134
art. 23, §3 WBN 135
Ch.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3e ed.,Brussel, Larcier, 354, nr. 737
136 M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 416, nr. 803
137 C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 105-106 (online vindplaats: jurisquare) 138
Art. 23, §5 WBN 139
M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 416-417, nr. 805-806 140
Art. 23, §5, lid 2 WBN
22
aangewezen door de eerste voorzitter.141 Het arrest wordt conform artikel 23, §5, lid 3 WBN
binnen de vijftien dagen gewezen. Na die termijn zal het verstekarrest in kracht van gewijsde
gaan en bijgevolg definitief zijn.142
§3.4. Cassatievoorziening 68. Hoewel tegen een beslissing tot vervallenverklaring genomen door het hof van beroep geen
beroep openstaat, is er wel een voorziening in cassatie mogelijk. De procedure voor het Hof van
Cassatie wordt in dit geval ingesteld en berecht conform de procedure voor een
cassatievoorziening in strafzaken.143 Dit betekent dat artikelen 416 en volgende Sv. van
toepassing zijn.144
69. Zowel de termijn waarbinnen cassatie kan worden aangetekend als de cassatievoorziening zelf
hebben een schorsende werking op de tenuitvoerlegging van het arrest.145
70. De mogelijkheid om een voorziening in cassatie in te stellen is echter aan bepaalde bijkomende
ontvankelijkheidsvoorwaarden onderworpen. Vooreerst moet zij met redenen omkleed zijn
opdat ze ontvankelijk zou zijn. Ook is vereist dat voor het hof van beroep is aangenomen of
beweerd dat de persoon van wie de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit gevraagd
werd, de Belgische nationaliteit verkreeg van een ouder die op het moment van de geboorte van
deze persoon de Belgische nationaliteit reeds bezat.146 147
71. Wanneer dat het geval is, dan kan de voorziening ingesteld worden op één van de volgende
twee gronden. Een geldige voorziening in cassatie is ten eerste mogelijk op grond van de
bewering dat de aanvaardig , door het hof van beroep, van de claim dat de betrokken persoon
buiten het personeel toepassingsgebied van de vervallenverklaring valt, geschiedde op grond
van een foutieve toepassing van de wet. Daarnaast kan een betrokken persoon zijn
cassatievoorziening ook baseren op de bewering dat het hof van beroep ten onrechte van
oordeel was dat hij viel onder het toepassingsgebied van de vervallenverklaring.148 149
72. Een cassatievoorziening zal dus onontvankelijk zijn wanneer zij ingesteld wordt tegen een arrest
met betrekking tot de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit van een persoon die
beweert, of van wie het hof van beroep aanvaardt, dat hij de nationaliteit toegekend kreeg op
grond van artikel 11 WBN.150
73. Dit is opmerkelijk aangezien de vordering tot vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit
ook in hoofde van personen die de Belgische nationaliteit conform artikel 11 WBN verkregen
onontvankelijk is.151 Dit verschil in behandeling tussen twee categorieën Belgen die beiden
141
Art. 23, §5, lid 3 WBN 142
Art. 23, §5 WBN 143
Art. 23, §6, lid 2, WBN 144
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 106-107 (online vindplaats: jurisquare) 145
M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 417, n° 808 146
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 106-107 (online vindplaats: jurisquare) 147
M. VERWILGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 417, n° 809 148
Art. 23, §6 WBN
149 C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 106-107 (online vindplaats: jurisquare) 150
Ibid. 108
151 Ibid. 108
23
principieel uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van de vervallenverklaring, is
discriminatoir.
74. Het Hof van Cassatie is enkel bevoegd om te oordelen over het al dan niet vervuld zijn van de
ontvankelijkheidsvoorwaarde van de vordering tot vervallenverklaring van de Belgische
nationaliteit.152
§4. Overschrijving en vermelding van het arrest tot vervallenverklaring
75. Het beschikkende gedeelte van het in kracht van gewijsde gegane arrest dat de
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit uitspreekt, wordt overgeschreven in de
registers vermeld in artikel 25 WBN. Dit gebeurt met vermelding van de volledige nationaliteit
van de betrokkene.153 De overschrijving gebeurt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van
de hoofdverblijfplaats van de betrokken persoon in België. Indien de betrokkene geen
hoofdverblijfplaats in België heeft, gebeurt de overschrijving door de ambtenaar van de
burgerlijke stand van Brussel.154
76. Het arrest wordt ook vermeld op de kant van de geboorteakte van de betrokken persoon die in
België is opgemaakt of overgeschreven.155 Het arrest dient ook te worden vermeld op de kant
van de akte van overschrijving van de inwilliging van de nationaliteitskeuze of de verklaring
waarbij de belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verkregen of van de naturalisatie
van de verweerder.156
§5. Effecten van de vervallenverklaring
77. De vervallenverklaring heeft gevolgen vanaf haar overschrijving. Zolang er een verstekprocedure
of een cassatievoorziening loopt, blijft de vervallenverklaring zonder rechtsgevolgen.
78. Zij heeft conform artikel 2 WBN enkel gevolgen voor de toekomst en kan dus niet retroactief
werken. De vervallenverklaring heeft geen effect op de nationaliteit van de echtgenoot en de
kinderen van de betrokkene. Ze blijft beperkt tot de betrokken persoon.
§6. Bescherming tegen staatloosheid?
79. Het oorspronkelijke artikel 23 WBN bevatte geen bepaling ter bescherming tegen staatloosheid.
Het hof van beroep kon vroeger dus in principe een vervallenverklaring uitspreken die tot
staatloosheid zou leiden.157 De wet van 25 april 2014 voegde een bepaling in artikel 23 WBN in
waarin bepaald wordt dat het hof de vervallenverklaring wegens ernstige tekortkomingen aan
de verplichtingen van een Belgisch burger slechts kan uitspreken indien dit geen aanleiding geeft
152
Ibid. 108
153 Art. 23, §8 WBN
154 Art. 23, §8 WBN
155 Art. 23, §8, lid 2 WBN
156 Art. 23, §8, lid 2 WBN
157 Ch.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3
e ed. Brussel, Larcier, 2015, 356, nr. 745bis
24
tot staatloosheid. Een uitzondering wordt voorzien wanneer de Belgische nationaliteit
frauduleus verkregen werd.158
80. Interessant is dat het hof van beroep in zijn arrest van 26 januari 2009 reeds expliciet opmerkte
dat de vervallenverklaring niet tot staatloosheid van de betrokkene zou leiden.159 160
Vervallenverklaring op grond van het frauduleus verkrijgen van de Belgische nationaliteit kan
dus wel tot staatloosheid leiden. In dit geval geeft de rechter wel een redelijke termijn aan de
betrokkene om te proberen zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen.161 162
Vervallenverklaring op grond van artikel 23/1 WBN
81. De wet van 4 december 2012 voerde nieuwe gronden voor vervallenverklaring van de Belgische
nationaliteit in. De bepaling somt enkele omstandigheden op die tot vervallenverklaring van de
Belgische nationaliteit kunnen leiden. De vervallenverklaring uit artikel 23/1 WBN wordt
beschouwd als een gevolg van het plegen van bepaalde volgens de wetgever verwerpelijke
daden beschouwd.163 Er kunnen drie categorieën van gronden tot vervallenverklaring worden
onderscheiden in artikel 23/1 WBN. Een vervallenverklaring kan gekoppeld worden aan een
veroordeling voor zware misdrijven, aan een veroordeling voor misdrijven die gemakkelijker
werden gepleegd door het bezit van de Belgische nationaliteit of aan een veroordeling voor een
schijnhuwelijk. Wat vooral opmerkelijk is bij artikel 23/1 WBN, is dat vervallenverklaring op basis
van deze bepaling uitgesproken kan worden door een strafrechter of burgerlijke rechter in de
loop van een procedure die reeds voor hen aanhangig is. In dit geval wordt de
vervallenverklaring dus niet in een aparte en zelfstandige procedure gevorderd en behandeld.164
De vervallenverklaring kan na deze wetswijziging tegelijkertijd met de hoofdstraf als bijkomende
sanctie worden uitgesproken.165 166 Bovendien is het hof van beroep vanaf nu dus niet meer als
enige bevoegd om zich te buigen over een vordering tot vervallenverklaring. Hoewel dit niet
duidelijk blijkt uit de wettekst kunnen we ervan uitgaan dat de rechter de vervallenverklaring
enkel als bijkomende sanctie kan uitspreken in een hangende zaak die betrekking heeft op de
feiten die aanleiding zouden kunnen geven tot die vervallenverklaring als bijkomende sanctie.167
82. De nieuwe bepaling lijkt een poging te zijn om het concept “ernstige tekortkomingen aan de
verplichtingen van een Belgisch burger” uit artikel 23 WBN te concretiseren.168 Of ze in haar
opzet slaagt, valt te betwijfelen. Zij voorziet in grinden tot vervallenverklaring die kunnen
begrepen worden als de “ernstige tekortkomingen” uit artikel 23 WBN, maar voorziet in een
158
Art. 122 van de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, BS 14 mei 2014 159
Brussel, 26 januari 2009 160
Ch.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3e ed., Brussel, Larcier, 2015, 357, nr. 745bis
161 Art. 23, §1 en 23/1 §2 WBN
162 Ch.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité en droit belge, 3
e ed., Brussel, Larcier, 357, nr. 745bis
163 P. WAUTELET, La nationalité belge en 2014 – L’ équilibre enfin trouvé ? in Droit de l’immigration et droit de la nationalité :
fondamentaux et actualités, Larcier, 2014, 337, n°60 164
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 112 (online vindplaats: jurisquare) 165
C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant Le Code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 358, nr. 139 166
Ibid., 355, nr. 131 167
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 111 (online vindplaats: jurisquare) 168
P. WAUTELET, “La nationalité belge en 2014 – L’ équilibre enfin trouvé ?" in Droit de l’immigration et droit de la nationalité : fondamentaux et actualités, Brussel, Larcier, 2014, 337-338, nr. 60
25
andere procedure. Wanneer welke bepaling en procedure gevolgd moet worden, wordt niet
verduidelijkt.
83. De vervallenverklaring als bijkomende sanctie moet steeds gevorderd worden door het
Openbaar Ministerie. Ze kan net zoals het geval is onder artikel 23 WBN nooit ambtshalve
worden opgelegd door de rechter. De rechter hoeft bovendien niet in te gaan op de vordering
tot vervallenverklaring van het Openbaar Ministerie. De rechter beschikt terzake over een
discretionaire bevoegdheid.169.170
§1. Personeel toepassingsgebied
84. Artikel 23/1 WBN is niet van toepassing op alle Belgen. Bepaalde categorieën Belgen zullen nooit
hun Belgische nationaliteit door vervallenverklaring kunnen verliezen. Artikel 23/1 § 1 WBN stelt
vooreerst dat de bijkomende sanctie van het verval van de Belgische nationaliteit nooit kan
worden opgelegd aan personen die de Belgische nationaliteit hebben “verkregen” van een
ouder die Belg was op het moment van hun geboorte.
85. Ook de personen die de Belgische nationaliteit toegekend kregen op basis van artikel 11 § 1,
eerste lid, 1° en 20 WBN, vallen buiten het toepassingsgebied van de vervallenverklaring als
bijkomende sanctie. Migranten van de derde generatie, die op grond van hun geboorte en
verblijf in België, de Belgische nationaliteit verwierven zullen dus ook nooit onderworpen
kunnen worden aan de vervallenverklaring op grond van artikel 23/1 WBN.171 172
§2. Materieel toepassingsgebied
§2.1. Veroordeling voor zware misdrijven
86. Veroordelingen voor bepaalde zware misdrijven kunnen bijkomend gepaard gaan met een
vervallenverklaring. Dit geldt voor de misdrijven die limitatief opgesomd worden in artikel 23/1
WBN. Die zware misdrijven omvatten misdrijven tegen de Koning en tegen de staatsveiligheid,
misdaden tegen de mensheid, oorlogsmisdaden, terroristische misdrijven, mensenhandel en
mensensmokkel en diefstal van kernmateriaal.173 174
169
P. WAUTELET, "La nationalité belge en 2014 – L’ équilibre enfin trouvé ?" in Droit de l’immigration et droit de la nationalité : fondamentaux et actualités, Brussel, Larcier, 2014, 338, nr. 60 170
Toelichting bij amendement nr. 151 bij het Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken, Parl. St. Kamer 2011-12 nr. 53K0476/013, 34 171
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 112 (online vindplaats: jurisquare)
172 C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant Le Code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 361, nr. 143
173 Art. 23/1, §1,1° WBN
26
87. Vervallenverklaring wordt hier gelinkt aan de specifieke terroristische misdrijven die in het
Strafwetboek zijn opgenomen. Bepaalde misdrijven zijn echter uitgesloten en kunnen geen
aanleiding geven tot vervallenverklaring op grond van artikel 23/1 WBN. Personen die
veroordeeld werden voor het rekruteren van personen opdat zij terroristische misdrijven
zouden plegen (artikel 140ter Strafwetboek) kunnen onder deze bepaling dus niet vervallen
verklaard worden. Hetzelfde geldt voor zij die training hebben verzorgd rond het gebruik van
wapens (artikel 140quater Strafwetboek). Ook een veroordeling voor het verspreiden van
boodschappen waarin aangemoedigd wordt om terroristische misdrijven te plegen (artikel
140bis Strafwetboek) zal geen aanleiding tot vervallenverklaring op grond van artikel 23/1 WBN
kunnen zijn.175 Er wordt dus een onderscheid gemaakt door artikel 23/1 WBN tussen
“zwaardere” en “lichtere” terroristische misdrijven, waarbij enkel de “zwaardere” terroristische
misdrijven als grondslag kunnen fungeren voor vervallenverklaring op basis van artikel 23/1
WBN.
88. Voorwaarde om van een zwaar misdrijf te spreken is dat de veroordeling een gevangenisstraf van tenminste 5 jaar zonder uitstel behelst. Die gevangenisstraf van vijf jaar moet een op zichzelf staande straf van vijf jaar zijn en mag niet de cumul zijn van verschillende straffen die samen tot een gevangenisstraf van vijf jaar leiden. Het is hierbij niet van belang of men veroordeeld werd als dader, mededader of medeplichtige.176
89. De vervallenverklaring kan enkel gevorderd worden wanneer de feiten gepleegd zijn binnen tien jaar vanaf de dag waarop de Belgische nationaliteit verworven werd. Een uitzondering is voorzien voor misdaden tegen de mensheid, oorlogsmisdaden en terroristische misdrijven. Voor schendingen van internationaal humanitair recht kan de vervallenverklaring dus op eender welk moment gevorderd en uitgesproken worden.177
§2.2. Veroordeling voor misdrijven die gemakkelijker werden gepleegd door het bezit van de Belgische nationaliteit
90. Van een bijkomende veroordeling tot vervallenverklaring conform artikel 23/1, §1, 2° WBN kan ook sprake zijn wanneer er voor de rechter misdrijven aanhangig zijn die gemakkelijker werden gepleegd door het bezit van de Belgische nationaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan misbruik van gevoelige informatie die enkel kan bekomen worden door het uitoefenen van een functie binnen Staatsveiligheid of Landsverdediging.178 Die functies kunnen namelijk enkel door Belgen uitgeoefend worden en hierbij kan dus gesteld worden dat het misdrijf vergemakkelijkt werd doordat de betrokkene over de Belgische nationaliteit beschikte.179 Welke misdrijven nu precies als dergelijk misdrijf gekwalificeerd kunnen worden, is niet duidelijk
91. Om in dit geval te kunnen overgaan tot een vervallenverklaring, moet aan twee bijkomende voorwaarden voldaan worden. Ook in dit geval moet het gaan om een gevangenisstraf van
174
Zie ook:. Ch.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité belge, Brussel, Larcier, 2004, 409, nr. 733; M. VAN DE PUTTE en J. CLEMENT, Nationaliteit, Antwerpen, Story-Scientia, 2001, 358-359, r.° 745quater-745quinquies 175
P. WAUTELET, “Deprivation of citizenship for 'jihadists': analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 3, http://ssrn.com/abstract=2713742 176
C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant Le Code de la nationalité, Kluwer, 359, nr. 140 177
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 114-115 (online vindplaats: jurisquare) 178
C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant Le Code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 359-360, nr. 141 179
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 114-115 (online vindplaats: jurisquare)
27
minstens vijf jaar zonder uitstel, ongeacht of men veroordeeld werd als dader, mededader of medeplichtige. Bovendien moet het misdrijf gepleegd zijn binnen vijf jaar nadat de Belgische nationaliteit verworven werd.
§2.3. Veroordeling voor schijnhuwelijk
92. Conform artikel 23/1, §1,3° WBN is vervallenverklaring ook mogelijk wanneer de Belgische
nationaliteit verkregen werd op basis van een huwelijk met een Belg, dat nadien een
schijnhuwelijk bleek te zijn conform artikel 146bis Burgerlijk Wetboek, en om die reden dan ook
nietig werd verklaard. In dit geval is er geen termijn voorzien waarbinnen de vervallenverklaring
gevorderd kan worden rekening houdend met het moment van verkrijging van de Belgische
nationaliteit.
§3. Procedure en rechtsmiddelen
93. In de drie gevallen hierboven uiteengezet kan het openbaar ministerie conform artikel 23/1, §1
WBN vervallenverklaring vorderen in een zaak hangende voor de rechter. Zowel de strafrechter
als de burgerlijke rechter kunnen bevoegd zijn om de vervallenverklaring van de Belgische
nationaliteit als bijkomende sanctie in een reguliere procedure uit te spreken. De
vervallenverklaring gebeurt hier dus niet in een aparte en onafhankelijke procedure voor het hof
van beroep zoals in artikel 23 WBN voorzien. Het hof van beroep heeft niet langer het
monopolie op de vervallenverklaring. Nochtans was de behandeling voor het hof van beroep
vroeger gerechtvaardigd door de buitengewone aard van de sanctie van vervallenverklaring, 180
en door het dringend karakter dat voortkomt uit de aard van de vervallenverklaring. Een van de
motieven die heeft geleid tot het invoeren van artikel 23/1 WBN was de wil de procedure tot
vervallenverklaring te vereenvoudigen.181 De nieuwe procedure betekent echter dat de
vervallenverklaring niet noodzakelijk door een hof van beroep behandeld moet worden en dat
de betrokkene in dit geval dus geen aanleg verliest. Integendeel, de persoon in kwestie zal over
een tweede aanleg beschikken die hij kan aanwenden tegen een mogelijke vervallenverklaring.
Het idee dat de vervallenverklaring sneller en eenvoudiger zou kunnen worden uitgesproken op
grond van artikel 23/1 WBN is in de praktijk dan ook anders uitgedraaid: waar onder artikel 23
WBN geen tweede aanleg mogelijk is, is dit wel het geval onder artikel 23/1 WBN. De tijdspanne
die verloopt tussen de vordering tot vervallenverklaring en een uitspraak houdende
vervallenverklaring die in kracht van gewijsde is gegaan kan bijgevolg nog langer zijn onder
artikel 23/1 WBN.
180
P. WAUTELET, “Deprivation of citizenship for 'jihadists': analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 2, http://ssrn.com/abstract=2713742 181
P. WAUTELET, "La nationalité belge en 2014 – L’ équilibre enfin trouvé?" in Droit de l’immigration et droit de la nationalité : fondamentaux et actualités, Brussel, Larcier, 2014, 338, nr. 60
28
§4. Overschrijving en vermelding van het vonnis of arrest
94. Volgens artikel 23, §3 WBN moet het beschikkende deel van het vonnis of het arrest dat in
kracht van gewijsde is getreden overgeschreven worden in de registers van de geboorteakten, in
het aanvullende register of in het bijzonder register.
95. Het vonnis of arrest wordt bovendien vermeld op de kant van de akte van overschrijving van de
inwilligingen van de nationaliteitskeuze of van de verklaring waarbij de betrokkene de Belgische
nationaliteit heeft verkregen of van de naturalisatie van de verweerder of van de in België
opgemaakte of overgeschreven geboorteakte indien op deze akte een kantmelding van de
Belgische nationaliteit is aangebracht.182
§5. Gevolgen van de vervallenverklaring
96. De vervallenverklaring heeft rechtsgevolgen vanaf de uitspraak in kracht van gewijsde is
getreden en is overgeschreven.183 De persoon die vervallen verklaard werd van de Belgische
nationaliteit verliest het Belgisch Staatsburgerschap dus vanaf het moment die overschrijving
gebeurd is. Na vervallenverklaring op grond van artikel 23/1 WBN kan de betrokkene de
Belgische nationaliteit enkel herkrijgen via naturalisatie.184
97. In het geval van vervallenverklaring wegens schijnhuwelijk, blijven de echtgenoot te goeder
trouw en de kinderen genieten van de rechtsgevolgen van het geannuleerde huwelijk.185
§6. Bescherming tegen staatloosheid?
98. In artikel 23/1, §2 WBN is voorzien dat een Belg die door het verlies van de Belgische
nationaliteit staatloos zou worden in principe niet vervallen verklaard kan worden op grond van
artikel 23/1 WBN. Ook hier is een uitzondering ingebouwd op dit principe voor de situatie
waarin de Belgische nationaliteit frauduleus verkregen werd.
99. In dat geval geeft de rechter de betrokkene een redelijke termijn om te pogen zijn
oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen. De duur van die termijn is niet opgenomen in artikel
23/1 WBN.186
Vervallenverklaring onder artikel 23/2 WBN
100. De wet van 20 juli 2015 tot versterking van de strijd tegen het terrorisme187 voegt met artikel 7
een nieuw artikel 23/2 toe aan het WBN en breidt zo de mogelijkheden tot vervallenverklaring
nog verder uit. De wet geeft vorm aan een van de twaalf maatregelen tegen radicalisme en
182
Art. 23/1, §3, lid 2 WBN 183
Art. 23, §3, lid 3 WBN 184
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 116 (online vindplaats: jurisquare) 185
C. APERS, La loi du 4 décembre 2012 modifiant Le Code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 360, nr. 142 186
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 112 (online vindplaats: jurisquare) 187
Wet van 20 juli 2015 tot versterking van de strijd tegen terrorisme, BS 5 augustus 2015
29
terreur die de Belgische overheid afkondigde op 16 januari 2015 als reactie op de terroristische
aanslagen op Charlie Hebdo in Parijs en de verijdelde aanslagen in Verviers.188 Artikel 23/2
voorziet de mogelijkheid tot vervallenverklaring voor het plegen van daden van terrorisme. Met
dit artikel creëert de Belgische wetgever een bijzonder regime voor vervallenverklaring in het
geval van een veroordeling voor terroristische misdrijven. De wet trad in werking op 15 augustus
2015.
101. Dit regime bestaat naast de regimes van vervallenverklaring uit artikelen 23 en 23/1 WBN,
waaronder ook reeds bepaalde terroristische misdrijven als grond tot vervallenverklaring van de
Belgische nationaliteit zijn opgenomen. Voor sommige terroristische misdrijven zal
vervallenverklaring dus mogelijk zijn op grond van artikel 23, 23/1 en 23/2 WBN, waarbij
verschillende termijnen, procedures en waarborgen spelen. De nieuwe bepaling komt de
rechtszekerheid niet ten goede. Er kan sinds de wetswijziging niet langer twijfel bestaan over
welke terroristische misdrijven een grond kunnen vormen voor een beslissing tot
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit. De wetgever is heel duidelijk geweest: elk
terroristisch misdrijf kan op basis van artikel 23/2 WBN een vervallenverklaring verantwoorden.
Voor de ‘lichtere’ terroristische misdrijven lijkt dit een disproportioneel zware bijkomende
sanctie, maar de wetgever deelt die mening klaarblijkelijk niet.
102. Artikel 23/2 WBN bepaalt het volgende: " De vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit
kan op vordering van het openbaar ministerie door de rechter worden uitgesproken ten aanzien
van Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder of een adoptant die Belg
was op de dag van hun geboorte en van Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond
van artikel 11, § 1, eerste lid, 1° en 2°, indien zij als dader, mededader of medeplichtige
veroordeeld werden tot een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar zonder uitstel voor een
misdrijf als bedoeld in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek.”
§1. Personeel toepassingsgebied
103. Niet alle Belgen die zich schuldig maken aan terroristische misdrijven kunnen hiervoor de
sanctie van de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit opgelegd krijgen. Het beperkte
personeel toepassingsgebied van artikel 23/2 WBN stemt overeen met dat van artikel 23/1
WBN. Enkel Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder of een adoptant
die Belg was op de dag van hun geboorte en Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op
grond van artikel 11, § 1, eerste lid, 1° en 2° WBN kunnen hiervoor als bijkomende sanctie de
vervallenverklaring oplopen.
104. Belgen die van bij hun geboorte Belg waren of “Belgen van de derde generatie” waarvan
minstens één ouder zelf ook in België is geboren, zijn dus steeds uitgesloten van de
vervallenverklaring voor terroristische misdrijven.
188
X., “12 maatregelen tegen radicalisme en terrorisme”,
www.premier.be/sites/default/files/articles/PPT_16012015_définitif.pdf
30
§2. Materieel toepassingsgebied
105. Het nieuw artikel 23/2 WBN maakt vervallenverklaring dus mogelijk in het geval van een
veroordeling voor een terroristisch misdrijf dat opgesomd is in boek II, titel Iter van het
Strafwetboek. Het moet gaan om een veroordeling tot een gevangenisstraf van minstens 5 jaar
zonder uitstel.189
106. Door te verwijzen naar titel Iter van boek II van het Strafwetboek in zijn geheel wordt het aantal
terroristische misdrijven die kunnen leiden tot een vervallenverklaring uitgebreid:
vervallenverklaring is nu mogelijk voor alle terroristische misdrijven bedoeld in titel Iter van
boek II van het Strafwetboek. Onder titel Iter van boek II vallen ook misdrijven zoals het geven
van een opleiding om explosieven of vuurwapens te maken of het verspreiden van een
boodschap die aanzet tot terroristische misdrijven. Een veroordeling tot meer dan vijf jaar
gevangenisstraf voor eender welk terroristisch misdrijf kan onder artikel 23/2 WBN dus
aanleiding geven tot vervallenverklaring. Het nieuw artikel is ingevoerd om het
toepassingsgebied van de vervallenverklaring uit te breiden tot alle terroristische misdrijven,
ook de nieuwe die recent in de wet werden opgenomen als een reactie op de recente terreur.
Of de straf proportioneel is met het misdrijf, kan voor sommige ‘lichtere’ terroristische
misdrijven betwist worden.
107. In dit nieuw artikel 23/2 WBN is de vervallenverklaring, net zoals het geval is onder artikel 23
WBN, mogelijk zonder begrenzing in de tijd. Het is met andere woorden voor de toepasbaarheid
van de vervallenverklaring irrelevant hoe lang de betrokkene al beschikt over de Belgische
nationaliteit. Dit in tegenstelling tot de vervallenverklaring voorzien onder artikel 23/1 WBN.
Hierdoor nemen de twijfels rond de proportionaliteit van een vervallenverklaring voor sommige
‘lichtere’ terroristische misdrijven toe. Volgens de memorie van toelichting bij de nieuwe wet is
het gebrek aan begrenzing verantwoord door het feit dat terrorisme op zeer algemene manier
het volledige land raakt en geïnterpreteerd mag worden als verwerping van ons land, onze
instellingen en onze waarden.190 Nochtans twijfelde de Raad van State in haar advies bij het
wetsvoorstel eraan of de ernst van terroristische misdrijven een afdoende verantwoording zou
zijn voor het gebrek van dergelijke “verjaringstermijn” die rekening houdt met de periode
waarbinnen de betrokkene de Belgische nationaliteit al bezit.191 De Raad van State maakt hier de
vergelijking met een aanslag op het leven van de Koning. Dat kan bestraft worden met
levenslange opsluiting, maar het kan slechts binnen de door artikel 23/1 WBN bepaalde termijn
na verkrijging van de Belgische nationaliteit tot vervallenverklaring leiden. Dat in tegenstelling
tot elk terroristisch misdrijf dat onder artikel 23/2 WBN op elk moment nog tot
vervallenverklaring kan leiden, ongeacht hoe lang de betrokkene de Belgische nationaliteit reeds
bezit. Die vergelijking is heel illustratief voor het beleid dat de Belgische overheid voert tegen
terrorisme. De onbeperkte toepassing in de tijd van de vervallenverklaring op grond van
terroristische misdrijven vereist meer gronden ter rechtvaardiging, of lijkt disproportioneel.
189
C. VAN DEUREN, “Versterking van de strijd tegen het terrorisme”, RABG 2015, afl. 16, 1199-1200 190
MvT bij het wetsontwerp van 22 juni 2015 tot versterking van de strijd tegen het terrorisme, Kamer, 2014-2015, 54-
1198/001, 8
191 Advies Raad van State nr. 57.127/AV van 24 maart 2015, Kamer, 54-1198/001, 23-24, nr. 5.2.3
31
§3. Procedure en rechtsmiddelen
108. De vervallenverklaring wordt gevorderd door het Openbaar Ministerie en kan voor de bevoegde
rechtbank gevorderd worden, net zoals dat het geval is voor de vervallenverklaring onder artikel
23/1 WBN. Ook hier is er dus geen aparte en zelfstandige procedure voor het hof van beroep
meer vereist.
109. Ook hier mag de vervallenverklaring geen automatisme worden: de rechter beschikt over een
discretionaire bevoegdheid om de zaak in al zijn aspecten te beoordelen en een afweging te
maken tussen de verschillende belangen die spelen. In zijn beoordeling dient de rechter
rekening te houden met alle gevolgen van een vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit
onder de specifieke omstandigheden van de zaak en in het licht van de rechten en
fundamentele vrijheden gegarandeerd in het EVRM.
110. In die discretionaire bevoegdheid van de rechter ligt een laatste waarborg voor de betrokkene
dat er alsnog rekening wordt gehouden met de ernst van het terroristisch misdrijf dat door hem
werd gepleegd en met de periode waarbinnen hij al beschikt over de Belgische nationaliteit. Dit
komt deels tegemoet aan de bezorgdheden omtrent proportionaliteit die artikel 23/2 WBN
oproept, omdat de rechter kan beslissen geen vervallenverklaring uit te spreken wanneer het
gaat om een “lichter” terroristisch misdrijf en/of wanneer de betrokkene reeds gedurende een
lange tijd Belg is. Het lijkt desalniettemin onvoldoende om de proportionaliteit van artikel 23/2
WBN te waarborgen.
§4. Overschrijving en vermelding van het vonnis of arrest
111. Het beschikkende gedeelte van het in kracht van gewijsde gegane vonnis of arrest wordt
overgeschreven in het register van de geboorteakten, in het aanvullend register of in een
bijzonder register. 192 Van de uitspraak wordt ook melding gemaakt op de kant van de akte van
overschrijving van de inwilligingen van de nationaliteitskeuze of van de verklaring waarbij de
betrokkene de Belgische nationaliteit heeft verkregen of van de naturalisatie van de verweerder
of van de in België opgemaakte of overgeschreven geboorteakte indien op deze akte een
kantmelding van verwering van de Belgische nationaliteit is aangebracht.193
§5. Gevolgen van de vervallenverklaring
112. De veroordeling die de vervallenverklaring inhoudt, zal rechtsgevolgen teweeg brengen vanaf ze
in kracht van gewijsde is getreden en is overgeschreven.194 De betrokkene verliest de Belgische
nationaliteit pas wanneer de uitspraak houdende vervallenverklaring definitief is.
113. De betrokkene zal de Belgische nationaliteit enkel kunnen herkrijgen via de
naturalisatieprocedure.195
192
Art. 23/2, §3, lid 1 WBN 193
Art. 23/2, §3, lid 2 WBN 194
Art. 23/2, §3, lid 3 WBN 195
Art. 23/2, §4 WBN
32
§6. Bescherming tegen staatloosheid?
114. In artikel 23/2 WBN wordt bepaald dat de rechter de vervallenverklaring niet uitspreekt
wanneer dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos wordt, tenzij de Belgische
nationaliteit frauduleus verkregen werd. Ook hier zal de vervallenverklaring dus enkel mogelijk
zijn voor personen die een dubbele nationaliteit hebben.
33
Europese en internationale regelgeving
115. De sanctie van vervallenverklaring van nationaliteit is geen nieuwe sanctie, noch is ze uniek aan
het Belgische rechtssysteem. Recent zien we, naar aanleiding van toenemende terreurdreiging,
wereldwijd verschillende staten in hun nationale wetgeving de mogelijkheid tot
vervallenverklaring van de nationaliteit uitbreiden.196 In welke mate die nationale regelgevingen
conform internationale en Europese verplichtingen zijn is niet duidelijk. In beginsel valt het
binnen de soevereine bevoegdheid van Staten om te beslissen aan wie en op welke manier zij
hun nationaliteit toekennen, en hoe die nationaliteit opnieuw verloren gaat.197 Het exclusief en
absoluut karakter van die bevoegdheid is niet langer zo absoluut, aangezien er heden wel
degelijk Europese en internationale beperkingen aan deze bevoegdheid zijn. Staten moeten
rekening houden met de Europese en internationale verplichtingen die zij ter zake aangegaan
zijn en met het internationaal gewoonterecht inzake nationaliteit..198 Lidstaten van de Europese
Unie moeten bij de uitoefening van hun bevoegdheid inzake nationaliteit het Unierecht
eerbiedigen.199
116. Enkele relevante instrumenten worden infra toegelicht.
§1. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
117. Artikel 15 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bepaalt in het eerste lid dat
“iedere mens recht heeft op een nationaliteit”. Zowel de Commissie voor Internationaal Recht
als de Raad van Europa zijn van oordeel dat het voorkomen van staatloosheid het logisch gevolg
is van het recht van een persoon op een nationaliteit.200 In het tweede lid staat er te lezen dat
“niemand willekeurig van zijn nationaliteit mag worden beroofd”.201 Artikel 15 legt niet uit wat
als een willekeurige beroving van nationaliteit begrepen moet worden. Het bindend karakter
van artikel 15 wordt betwist in het internationaal gewoonterecht.202 Het verbod op het arbitrair
ontnemen van iemands nationaliteit slaat zowel op arbitraire wetgeving als op arbitraire
beslissingen van de autoriteiten.203 Dit impliceert ook de verplichting om effectieve middelen te
196
H. MESSOUDI, "Déchéance de nationalité: comment ça marche dans l’Union européenne? ", 29 januari 2015, www.rtbf.be/info/belgique/detail_decheance-de-nationalite-comment-ca-marche-dans-l-union-europeenne?id=8873340 197
F. SWENNEN, Het personen- en familierecht: identiteit en verwantschap vanuit juridisch perspectief, 4de
editie, Intersentia, 2015, 116, n° 194; HvJ 2 maart 2010, C135/08 Rottmann, CML Rev. 2010, 1831 (bespreking D. Kochenov), Rev. crit. dr. int. privé (Frankrijk) 2010, 540, noot P. Lagarde 198
N. CARIAT, “Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international”, Journal de droit européen, 2010, afl. 172, 245 199
HvJ Micheletti 7 juli 1992, C-369/90 punt 10; HvJ Mesbah 11 november 1999, C-179/98, Jurispr. I - 7955, punt 29; HvJ
Zhu en Chen 29 oktober 2004, C-200/03, Jurispr. I - 9925, punt 37
200 I. ZIEMELE, “General aspects of nationality and human rights in relation to state succession”, 2
nd European Conference on
Nationality: Challenges to national and international law on nationality at the beginning of the new millennium, 149 201
Art. 15 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, 10 december 1948 202
Zie ook: “General aspects of nationality and human rights in relation to state succession”, 2nd
European Conference on Nationality: Challenges to national and international law on nationality at the beginning of the new millennium, 154-155 203
Summary Records of Meetings 21 september – 8 december, U.N.G.A. Official Records, 3e sessie, 1948 deel 1
34
voorzien tegen dergelijke wetgeving en beslissing.204 Ondanks dat het bindend karakter van deze
bepaling niet algemeen aanvaard wordt, is het wel duidelijk dat het ontnemen van nationaliteit,
zelfs wanneer het gebeurt op legitieme gronden, voorzien moet zijn van belangrijke procedurele
en inhoudelijke waarborgen.
118. Wanneer er sprake is van een willekeurige beroving van nationaliteit kan afgeleid worden uit
een rapport van de Mensenrechtenraad van de VN.205 Daaruit blijkt dat er sprake is van een
willekeurige beroving van nationaliteit wanneer de beslissing niet genomen wordt in een
transparante juridische procedure, wanneer de beroving discriminatoir gebeurt of wanneer er
geen proportionaliteitstoetsing gedaan wordt.206
119. Een staat mag zijn macht niet misbruiken door mensen unilateraal vervallen te verklaren van
hun nationaliteit. Er moet een objectieve legale basis zijn voor de vervallenverklaring en die
regel moet individueel toegepast worden door een onafhankelijk orgaan.207
120. De wetgeving die het ontnemen van nationaliteit behelst moet niet enkel procedureel maar ook
inhoudelijk aan enkele voorwaarden voldoen. Zo is er een verbod op etnische discriminatie in
artikel 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ook geldt er een groeiende
verplichting van een Staat om staatloosheid te beperken of vermijden.208
121. Wanneer we kijken naar de Belgische regelgeving dan lijkt op het eerste gezicht aan die
procedurele en inhoudelijke voorwaarden voldaan. De gronden tot vervallenverklaring zijn
opgenomen in het Wetboek van de Belgische nationaliteit. De vervallenverklaring wordt steeds
voor een onafhankelijk rechter beoordeeld die over een discretionaire bevoegdheid beschikt
waarbij hij de wenselijkheid van een beslissing tot vervallenverklaring in rekening kan nemen.
Uit de wetgeving blijkt niet dat er sprake zou zijn van etnische discriminatie én de Belgische
wetgever heeft een algemene beschermingsregel tegen staatloosheid voorzien. Over de
proportionaliteit en het discriminatoire karakter kan echter nog een aardig woordje gezegd
worden. Beide worden in het bijzonder deel geadresseerd.
§2. Verdrag inzake de beperking van de gevallen van staatloosheid
122. Het Verdrag inzake de beperking van de gevallen van staatloosheid van 1961 legt Staten de
verplichting op om geen apatridie te creëren door de nationaliteit te ontnemen.209 De
regelgeving op de Belgische vervallenverklaring voorziet conform deze internationale
verplichting een principiële bescherming tegen staatloosheid: de vervallenverklaring kan enkel
uitgesproken worden indien de betrokkene hierdoor niet staatloos zou worden.210 Op die
204
I. ZIEMELE, “General aspects of nationality and human rights in relation to state succession”, 2nd
European Conference on Nationality: Challenges to national and international law on nationality at the beginning of the new millennium, 154 205
Rapport van de Mensenrechtenraad van de VN, 2009, A/65/53, 73-76, www2.ohchr.org/english/bodies/hrcouncil/docs/A-65-53_fr.pdf 206
N. CARIAT, " Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international ", Journal de droit européen, 2010, afl. 172, 245 207
M. ADJAMI en J. HARRINGTON, The Scope and Content of Article 15 of UDHR, Refugee Survey Quarterly, Vd. 27, no.3, 2008, 101 208
Ibid. 101-103 209
Verdrag van 30 augustus 1961 van de Verenigde Naties tot beperking der staatloosheid, New York 210
Art. 23, §1, 2°, 2de alinea ; 23/1, §2 ; 23/2, §2 WBN
35
algemene bescherming tegen staatloosheid is een uitzondering voorzien wanneer de Belgische
nationaliteit ten gevolge van fraude verkregen werd.211 Aangezien artikel 8, §2,b van het Verdrag
tot beperking der staatloosheid een uitzondering voorziet voor het geval waarin de nationaliteit
door middel van een valse verklaring of bedrog werd verkregen, kan besloten worden dat de
Belgische Staat met zijn regelgeving binnen de verdragsbepalingen gehandeld heeft.
123. De gronden voor verlies moeten voorzien zijn in het nationaal recht. De vervallenverklaring kan
conform artikel 8, § 4 enkel gebeuren overeenkomstig de relevante wetsbepalingen en moet
onpartijdig behandeld worden door een onafhankelijk orgaan.212 Dit lijkt geen probleem gezien
de Belgische wetgeving op vervallenverklaring die een behandeling van een beslissing tot
vervallenverklaring door een rechter voorziet.
124. Op grond van artikel 9 kan de nationaliteit niet afgenomen worden voor raciale, etnische,
religieuze of politieke motieven. Dit lijkt niet het objectief van de Belgische regelgeving op
vervallenverklaring.
§3. Europees Verdrag inzake nationaliteit
125. Het Europees Verdrag inzake nationaliteit is ontstaan in de schoot van de Raad van Europa.
Artikel 4 van het Verdrag voorziet dat staatloosheid vermeden moet worden en dat niemand
willekeurig van zijn nationaliteit beroofd zal worden. Artikel 7 van het Verdrag verduidelijkt dit.
Het bevat een algemene regel die stelt dat een Staat niet mag voorzien in het verlies van
nationaliteit uitgezonderd de situaties in het artikel opgesomd. Eén van die uitzonderingen is de
verwerving van de nationaliteit van de lidstaat op frauduleuze wijze. Ook gedrag dat ernstig
schadelijk is voor de vitale belangen van de lidstaat kan een grond zijn die het verlies van
nationaliteit verantwoordt.213 Wanneer een vervallenverklaring gegrond is op een van de
situaties toegelaten onder het Verdrag, dient de wetgeving die dergelijke vervallenverklaring
voorziet aan bepaalde voorwaarden te voldoen volgens het Europees Verdrag inzake
nationaliteit. Het verbod van willekeurige beroving van nationaliteit houdt procedurele
waarborgen in. Een procedure tot vervallenverklaring moet minstens de regels voor een eerlijk
proces respecteren. Ook substantieel zijn er voorwaarden die gerespecteerd moeten worden.
De vervallenverklaring moet voorzienbaar, proportioneel en in de wetgeving neergeschreven
zijn.214 Gelet op de gelijkenissen tussen het Verdrag en de Belgische wetgeving op
vervallenverklaring lijkt het erop dat de Belgische regelgeving conform de bepalingen van het
Verdrag betreffende verlies van nationaliteit is. Hoewel België tot op heden geen partij is bij het
Europees Verdrag inzake nationaliteit wordt door verschillende vooraanstaande auteurs
geponeerd dat de principes die erin vervat zijn internationaal gewoonterecht uitmaken.
126. Artikel 5(1) verklaart dat het non-discriminatieprincipe geldt, maar het is wel beperkt tot
gevallen waarin er sprake is van verschillen in behandeling op grond van geslacht, religie, ras,
211
Ibid. 212
N. CARIAT, "Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international", Journal de droit européen, 2010, afl. 172, 245 213
Artikel 7, §1,b Europees Verdrag inzake nationaliteit
214 N. MOLE, “Multiple nationality and the European Convention on Human Rights”, Migrantenrecht 2002, 146
36
huidskleur of nationale of etnische origine. In artikel 5(1) is nog geen verbod opgenomen dat
verschillende behandeling tussen personen die de nationaliteit bij hun geboorte verkregen en
personen die ze later door naturalisatie of op een andere manier verkregen verbiedt.215
127. In artikel 5(2) is er wel opgenomen dat een Staat geleid moet worden door het principe van non-
discriminatie tussen zijn staatsburgers, ongeacht of zij staatsburgers zijn vanaf het moment van
hun geboorte of de nationaliteit laten verworven hebben, maar dit wordt slechts beschouwd als
een leidraad voor de lidstaten en niet als een bindende rechtsregel.216
128. De bescherming die artikel 5(2) biedt tegen discriminatie zou niet verder gaat dan de
bescherming tegen discriminatie die voorzien is in artikel 14 EVRM.217 In het Biao arrest stelde
het EHRM dat artikel 5(2) van geen belang was bij de interpretatie van artikel 14 van het EVRM
in het voorliggend geval, maar binnen het Hof was er een belangrijke groep “dissenters” die het
hier niet mee eens waren. Zij vonden dat artikel 5(2) niet zomaar aan de kant geschoven kan
worden. In de toekomst kan een evolutie in die richting verwacht worden.218
§4. Europees Verdrag voor de rechten en fundamentele vrijheden van de mens
129. Het Europees verdrag voor de Rechten en fundamentele Vrijheden van de mens moet ook
vermeld worden, hoewel het geen recht op nationaliteit bevat. De rechten en vrijheden
opgenomen in het EVRM moeten namelijk steeds gerespecteerd worden. Het is vaststaande
rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat beslissingen die betrekking
hebben op de intrekking van nationaliteit moeten voldoen aan alle inhoudelijke en procedurele
waarborgen van het EVRM.219 220
130. Dit betekent dat een uitspraak die beslist tot vervallenverklaring niet gemotiveerd mag zijn door
een motief dat verboden is door het EVRM. Het impliceert ook dat de betrokkene zich moet
kunnen beroepen op zijn rechten uit het EVRM. Hierbij kan in de eerste plaats gedacht worden
aan artikel 8 EVRM dat het recht op familie- en privéleven waarborgt. Ook het recht op een
eerlijk proces uit artikel 6 EVRM zal gerespecteerd moeten worden. De toepassingsgevallen
blijven beperkt. Een persoon die zijn situatie poogt te koppelen aan het EVRM stoot vaak op
moeilijkheden omdat aan de Staten nog steeds een zeer grote appreciatiemarge toegekend
wordt wanneer het gaat om aangelegenheden van nationaliteit.221
215
L. PILGRAM, “International law and European Nationality Laws”, EUDO Citizenship Observatory, 2011, Robert Shuman centre for advanced studies, Florence, 2, eudo-citizenship-eu/docs/Pilgram.pdf 216
K. HAILBRONNER, “Nationality in public international law and European law”, 1.1.2.4., eudo-citizenship.eu/docs/chapter1_Hailbronner.pdf 217
EHRM, 25 maart 2014, Biao t. Denemarken, n° 38590/10, punt 21 218
EHRM, Biao t. Denemarken, 2014, § 95 219
Zie bijvoorbeeld EHRM, Kavaçi v. Turkije, 5 april 2007, nr. 71907/01; EHRM, Zeïbek v. Griekenland, 9 juli 2009, nr. 46368/06 220
N. CARIAT, "Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international", Journal de droit européen, 2010, afl. 172, 246 221
Ibid.
37
Het Unieburgerschap
131. Het Unieburgerschap is een statuut dat toekomt aan een ieder die de nationaliteit van een
lidstaat van de Europese Unie heeft. Wanneer de nationaliteit van een Belgisch burger vervallen
verklaard wordt, dan kan dit er toe leiden dat de betrokkene ook het Unieburgerschap verliest,
m.n. wanneer de oorspronkelijke nationaliteit niet een nationaliteit van een lidstaat van de EU
is, of wanneer de betrokkene door de vervallenverklaring apatride wordt.
Unieburgerschap van de Europese Unie
132. Conform artikel 9 VEU en 20 VWEU is iedereen die de nationaliteit van een lidstaat bezit ook
Unieburger. Het Unieburgerschap komt niet in de plaats van het nationaal burgerschap, maar
het bestaat ernaast.222 Het is er een aanvulling op: het Unieburgerschap ontstaat wanneer men
de nationaliteit van een lidstaat verkrijgt. Het accessoire karakter van het Unieburgerschap
betekent dat het in principe teloor gaat wanneer de nationaliteit verloren gaat.
133. Of en in welke mate het Unieburgerschap speelt bij de vervallenverklaring van de Belgische
nationaliteit van een persoon wiens tweede nationaliteit die van een derde Staat is, was
onduidelijk. Tot voor het arrest Rottmann had de EU hier weinig rekening mee gehouden.
Volgens vaste rechtspraak in het internationaal recht valt het bepalen van voorwaarden van
verkrijging en verlies van nationaliteit namelijk onder de soevereine bevoegdheid van een
lidstaat.223 Met het arrest Rottmann werd duidelijk dat Europees recht een rol speelt wanneer
iemands nationaliteit wordt ontnomen.
Unieburgerschap in het arrest Rottmann
134. In het arrest Rottmann sprak het Europees Hof van Justitie zich op 2 maart 2010 uit over een
zaak waarin het ontnemen van iemands nationaliteit ook diens verlies van Unieburgerschap
teweeg bracht.224 Het Hof oordeelde dat, wanneer vervallenverklaring van nationaliteit verlies
van Unieburgerschap met zich meebrengt, de regels van het Unierecht hierop van toepassing
zullen zijn. Meer bepaald het evenredigheidsbeginsel, dat een algemeen beginsel van Unierecht
is, speelt ook op nationaal niveau door. Het Hof van Justitie vraagt hiermee om ook de aan het
Europees recht ontleende belangen te betrekken in die evenredigheidstoets.225 Die beslissing
heeft noemenswaardige gevolgen voor de nationale procedures van EU-lidstaten voor
vervallenverklaring en wordt hier dan ook uitgebreid besproken.
135. De zaak Rottmann betreft een Oostenrijks staatsburger die ten gevolge van fraude bij de
naturalisatieprocedure de Duitse nationaliteit verkreeg. Als gevolg van de naturalisatie verloor
hij zijn Oostenrijkse nationaliteit. Nadat Duitsland op de hoogte werd gebracht van de fraude, en
222
J. MEEUSEN en C. JANSSENS, Het Verdrag van Lissabon: de Europese impasse doorbroken?, Antwerpen, Intersentia, 2008, 120, nr. 5 223
HvJ Micheletti 7 juli 1992, C-369/90 punt 10; HvJ Mesbah 11 november 1999, C-179/98, Jurispr. I - 7955, punt 29; HvJ Zhu en Chen 29 oktober 2004, C-200/03, Jurispr. I - 9925, punt 37 224
Zie ook: N. CARIAT, "Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international", Journal de droit européen 2010, afl. 172, 245-250 225
H. OOSTEROM-STAPLES, Het internationale recht als beschermengel van de exclusieve bevoegdheden van lidstaten inzake verlies van nationaliteit, NTER (NL) 2010, afl. 6, 192
38
nadat Rottmann gehoord werd, ging Duitsland over tot de intrekking van zijn naturalisatie en
dus ook van de Duitse nationaliteit. De betrokkene zou hierdoor staatloos worden, want hij
voldeed niet aan de voorwaarden om de Oostenrijkse nationaliteit te herkrijgen.226
136. Door het verlies van de Duitse nationaliteit, zou hij ook zijn Unieburgerschap verliezen. In een
arrest van 7 juli 1992, met name het arrest Micheletti, sprak het Hof zich reeds uit over een
soortgelijke situatie.227 In dit arrest bevestigde het Hof het principe dat lidstaten hun
bevoegdheid inzake de toekenning van en het verlies van nationaliteit moeten uitoefenen met
inachtneming van het Unierecht.228 229
137. De verwijzende rechter vroeg of het Unierecht, met name artikel 20 VWEU, zich ertegen verzet
dat een lidstaat de nationaliteit, die bedrieglijk door naturalisatie verkregen was, intrekt,
wanneer die intrekking een verlies van het Unieburgerschap (en de daaraan verbonden rechten
en fundamentele vrijheden) inhoudt doordat de betrokkene staatloos wordt door die intrekking
van nationaliteit, aangezien hij zijn oorspronkelijke nationaliteit verloor door de naturalisatie die
de verkrijging van de nieuwe nationaliteit als gevolg had.
138. Zoals reeds vermeld, valt nationaliteitswetgeving principieel onder de soevereiniteit van een
Staat. Er zijn echter verschillende arresten van het Hof waarin geoordeeld wordt dat wetgeving
die binnen de nationale bevoegdheid valt, toch beoordeeld zal worden in het licht van EU-
wetgeving wanneer de situaties binnen het toepassingsgebied ervan vallen. Diezelfde
redenering kan toegepast worden op wetgeving betreffende de verkrijging en de intrekking van
nationaliteit.230
139. Wanneer situaties, waarop wetgeving betreffende de verkrijging of de intrekking van
nationaliteit van toepassing is, binnen het toepassingsgebied van het Unierecht vallen, moeten
ze vanzelfsprekend dus ook in conformiteit zijn met het Unierecht en zijn ze onderworpen aan
toetsing door het Hof.
140. In casu stelt het Hof dat het duidelijk is dat de situatie van een Unieburger wiens intrekking van
naturalisatie kan leiden tot het verlies van zijn Unieburgerschap en al de rechten die daaraan
verbonden zijn, binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt. De intrekking van de
nationaliteit van een lidstaat is bijgevolg onderworpen aan een rechterlijke toetsing door het
Europees Hof van Justitie, omdat het invloed heeft op de rechten verleend en beschermd door
de rechtsorde van de Europese Unie aan Unieburgers.
141. Hierin ligt ook het voornaamste kritiekpunt tegen het arrest Rottmann. Sommige auteurs zijn
namelijk van mening dat het Hof van Justitie zich hierdoor bemoeit met de vorming van het
nationaliteitsrecht, terwijl dit een exclusieve bevoegdheid van elke lidstaat is. Zij zien hierin een
226
HvJ 2 maart 2010, Janko Rottmann t. Freistaat Bayern, C-135/08, ECR, I-1449, punt 22-29
227 HvJ Micheletti, 7 juli 1992 C-369/90, Rec. I-4239
228 HvJ Micheletti, 7 juli 1992 C-369/90, Rec. I-4239, punt 10; Mesbah, 11 november 1999, C-179/98, Rec. I-7955, punt 29;
Kaur, 20 februari 2001, C-192/99, punt 19; Zhu en Chen, 19 oktober 2004, Rec. I-9925, punt 37 229
P. LAGARDE, Retrait de la nationalité acquise frauduleusement par naturalisation, noot bij HvJ 2 maart 2010, Rottmann, Rev. cr. dr. int. pr. , 2010, 540, punt 1 230
Arresten van 24 november 1998, Bickel en Franz, C-274/96, Jurispr. I-7637, punt 17 (aangaande een nationale regeling inzake strafzaken en strafrechtelijke procedures); 2 oktober 2003, Garcia Avello, C-148/02, Jurispr. I-11613, punt 25 (aangaande nationale voorschriften voor de naamgeving van personen); 12 juli 2005, Schempp, C-402/03, Jurispr. I-6421, punt 19 (aangaande nationale voorschriften voor directe belastingen), en 12 september 2006, Spanje / Verenigd Koninkrijk, C-145/04, Jurispr. I-7917, punt 78 (aangaande nationale voorschriften ter bepaling wie het actief en passief kiesrecht heeft bij de verkiezingen voor het Europees Parlement)
39
sluipende usurpatie van bevoegdheden door het Hof en zijn van mening dat dit een halt moet
toegeroepen worden.231
142. Het Hof oordeelt dat een beslissing van intrekking het proportionaliteitsprincipe moet
respecteren, waarbij rekening moet gehouden worden met alle eventuele gevolgen voor de
betrokkene en diens familieleden.232 Het Hof geeft hierbij een niet-limitatieve opsomming van
criteria waarmee rekening moet gehouden worden bij het onderzoek ten gronde: de ernst van
de gepleegde inbreuk, de tijd die verlopen is tussen de beslissing tot naturalisatie en de
beslissing tot intrekking en de mogelijkheid voor de betrokkene om zijn oorspronkelijke
nationaliteit te herkrijgen.233
143. Er bestaat discussie over welke toetsing door het Hof vereist wordt. De uitspraak van het Hof
kan op twee manieren geïnterpreteerd worden.234 Volgens de eerste interpretatie moet in
gevallen van intrekking van nationaliteit die resulteert in het verlies van het Unieburgerschap
enkel het proportionaliteitsbeginsel gerespecteerd worden. Dit betekent dat zaken die geen
verlies van het Europees burgerschap veroorzaken, dan niet het voorwerp kunnen uitmaken van
een onderzoek door het Hof.235 Volgens de tweede interpretatie blijven de voorwaarden van de
legitimiteit spelen wanneer de intrekking van nationaliteit resulteert in het verlies van het
Europees burgerschap.236 In dergelijke gevallen komt het toe aan de verwijzende rechter om de
naleving van het evenredigheidsbeginsel na te gaan. In deze tweede interpretatie moet de
nationale beslissing van intrekking van nationaliteit gebaseerd worden op een motief van
algemeen belang, het nastreven van een legitiem doel, het respecteren van internationale
normen én het evenredigheidsbeginsel.237 In deze proportionaliteitstoets wordt er rekening
gehouden met de ernst van de inbreuk gepleegd door de betrokkene, de tijd die reeds verlopen
is tussen de naturalisatie en de beslissing tot intrekking en de mogelijkheid van de betrokkene
om zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen.238 Op deze manier kan er rekening gehouden
worden met de relevante normen van het internationaal recht en deze interpretatie draagt dan
ook de voorkeur.239 Ze voorziet een grondigere controle en waarborgt op die manier een
uitgebreidere bescherming van de rechten voorzien in het Unierecht. Het is nog af te wachten
welke controle nationale rechtscolleges zullen uitvoeren.
231
J. D’OLIVEIRA, Ontkoppeling van nationaliteit en Unieburgerschap? Opmerkingen over de Rottmann-zaak, NJB (NL), 2010, afl. 16, 1028 232
HvJ 2 maart 2010, Janko Rottmann t. Freistaat Bayern, C-135/08, , ECR, I-1449, punt 55
233 Ibid. punt 56
234 Ibid. punt 54 en 55
235 Zie ook : N. CARIAT, "Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international", Journal de droit européen
2010, afl. 172, 247
236 Ibid.
237 Ibid.
238 Presentarie door P. WAUTELET, Protection judiciare en cas de déchéance de la nationalité belge dans la lutte contre le
terrorisme - Quand les 'nouveaux' belges deviennent-ils de 'vrais' belges? 239
Zie ook : N. CARIAT, "Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international", Journal de droit européen 2010, afl. 172, 247
40
144. Het Hof bepaalt dat het Unieburgerschap en de rechten die daaraan verbonden zijn dan wel een
accessorium mogen zijn van de nationaliteit van een lidstaat; zij zijn wel zo belangrijk dat zij de
bevoegdheden van de lidstaat betreffende de verkrijging en de intrekking van nationaliteit
beperken. De bevoegdheden van lidstaten moeten uitgeoefend worden binnen de grenzen van
het Unierecht en onder het toezicht van het Europeees Hof van Justitie. Bij een beslissing tot
intrekking van nationaliteit die het verlies van het Unieburgerschap tot gevolg heeft, moet er
dus rekening gehouden worden met Unierecht. Het Hof steunt het verband tussen het
Unierecht en de situatie dus louter op het Unieburgerschap en de rechten die eraan verbonden
zijn.
145. In het arrest Rottmann gaat het om een intrekking van een naturalisatie wegens fraude, maar de
beslissing is niet beperkt tot die situatie. Er kan vanuit gegaan worden dat de
proportionaliteitstoets speelt op elke situatie waarbij verlies van nationaliteit ook het verlies van
het Unieburgerschap en de daaraan verbonden rechten en vrijheden met zich meebrengt. Alle
beslissingen die leiden tot het verlies van de nationaliteit van een lidstaat en daardoor het
verlies van het Unieburgerschap teweeg brengen, zullen, om compatibel te zijn met het
Unierecht, gebaseerd moeten zijn op het algemeen belang, een legitiem doel nastreven en het
principe van proportionaliteit respecteren.240 P. LAGARDE argumenteert dat de
proportionaliteitstoets zelf a fortiori geldt voor een beslissing tot vervallenverklaring, die een
veel zwaardere sanctie is dan een intrekking van een naturalisatie.241 Uit de nadruk die het Hof
legt op het fundamenteel karakter van het Unieburgerschap, kunnen we er vanuit gaan dat het
Hof ook kennis zal nemen van zaken waarin personen met een dubbele nationaliteit hun
nationaliteit van een lidstaat van de EU verliezen - maar niet staatloos worden - omdat zij de
nationaliteit van een derde staat behouden. Dergelijk verlies van nationaliteit zal leiden tot
verlies van Unieburgerschap en dus kunnen getoetst worden aan het proportionaliteitsprincipe
zoals voorzien in het arrest Rottmann.242
146. Er kan dus vanuit gegaan worden dat vervallenverklaring op grond van terroristische misdrijven
ook aan de controle voorzien door het arrest Rottmann kan onderworpen worden. Of sommige
van de “lichtere” terroristische misdrijven, die op grond van artikel 23/2 WBN aanleiding kunnen
geven tot vervallenverklaring, de sanctie van de vervallenverklaring de proportionaliteitstoets
zouden overleven, is te betwijfelen.
147. Dit ondanks dat de rechter in zijn beslissing over vervallenverklaring van de Belgische
nationaliteit de mogelijke gevolgen van de vervallenverklaring in aanmerking moet nemen in het
specifieke geval, waarbij er rekening dient te worden gehouden met de fundamentele rechten
en vrijheden gegarandeerd door het EVRM.243
148. Dat de proportionaliteitstoets voorzien in het arrest Rottmann van toepassing kan zijn op de
vervallenverklaring van de nationaliteit wegens terroristische misdrijven werd recent
geïllustreerd in een arrest van de Franse Raad van State.244
240
N. CARIAT, "Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international", Journal de droit européen 2010, afl. 172, 250 241
P. LAGARDE, "La déchéance de nationalité", Recueil Dalloz 2010, 1992 242
Contra : H. OOSTEROM-STAPLES, "Het internationale recht als beschermengel van de exclusieve bevoegdheden van lidstaten inzake verlies van nationaliteit", NTER (NL) 2010, afl. 6, 192 243
Parl. St., Kamer, sess. Ord. 2014-2015, nr. 54-1198/1, 8 en 24 244
Conseil d’ Etat, 11 mei 2015, nr. 383664
41
149. Er was sprake van een decreet houdende een beslissing tot vervallenverklaring van de Franse
nationaliteit wegens het plegen van een terroristisch misdrijf. De betrokkene beriep zich onder
andere op de garanties van het Unierecht betreffende het verlies van het Unieburgerschap
voorzien door het arrest Rottmann. De Franse Raad van State ging voor het eerst over tot de
proportionaliteitstoets voorzien door het Unierecht.245 De Raad oordeelde dat de
vervallenverklaring voorzien in de artikelen 25 en 25-1 van het Burgerlijk Wetboek proportioneel
is, rekening houdend met de ernst van de feiten, de termijn verlopen sinds de verkrijging van de
Franse nationaliteit en de mogelijkheid voor de betrokkene om een andere nationaliteit te
herkrijgen. Zoals LEPOUTRE opmerkt is die proportionaliteitstoets nog zeer abstract, terwijl het
Hof van Justitie een concretere toetsing verwacht, waarin ook rekening gehouden wordt met de
effecten op de specifieke situatie van de betrokkene en diens familie.246 247
150. Toch is dit arrest van de Franse Raad van State belangrijk in die mate dat hij bevestigt wat uit het
arrest Rottmann kon afgeleid worden, met name dat de proportionaliteitstoets toegepast zal
moeten worden bij elke vorm van verlies van nationaliteit wanneer hierdoor het
Unieburgerschap teloor gaat. Hopelijk zullen de Belgische rechtscolleges, wanneer ze met
dergelijk geval geconfronteerd worden in de proportionaliteitstoets, overgaan tot een concrete
beoordeling van de specifieke omstandigheden van de situatie.
245
J. LEPOUTRE, "Nationalité (déchéance): validité d’un décret pour acte de terrorisme – conseil d’Etat 11 mai 2015", Recueil Dalloz 2015, 1099 246
HvJ 2 maart 2010, Janko Rottmann t. Freistaat Bayern, C-135/08, punt 55 247
J. LEPOUTRE, "Nationalité (déchéance): validité d’un décret pour acte de terrorisme – conseil d’Etat 11 mai 2015", Recueil Dalloz 2015, 1099
42
BIJZONDER DEEL: PROBLEMEN MET VERVALLENVERKLARING
NATIONALITEIT 151. De vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit is een sanctie die op vele aspecten van het
leven van de betrokkene gevolgen zal hebben. De betrokkene zal geen aanspraak meer kunnen
maken op de rechten die aan de Belgische nationaliteit verbonden zijn. Het is plots mogelijk om
de persoon in kwestie uit te zetten, uit te leveren en de toegang tot het grondgebied te
ontzeggen. Zijn recht op privé- en gezinsleven uit artikel 8 EVRM zou geschonden kunnen
worden. De vervallenverklaring is een sanctie die het potentieel heeft om iemands leven
volledig te ontwortelen en tegelijkertijd enkele fundamentele mensenrechten te schenden. Een
grondig onderzoek is bijgevolg verantwoord.
152. De wetgeving op de vervallenverklaring wordt in dit deel onder de loep genomen in het licht van
het gelijkheidsbeginsel, het non-discriminatiebeginsel, het proportionaliteitsbeginsel en de
relevante bepalingen inzake mensenrechten en procedurele waarborgen die (indirect)
geschonden kunnen worden door een vervallenverklaring.
Verschillende behandeling in soortgelijke situaties
Vervallenverklaring niet mogelijk voor alle Belgen: het beperkte personeel
toepassingsgebied
153. De vervallenverklaring is een sanctie die niet tegen alle Belgen kan uitgesproken worden. Het
personeel toepassingsgebied van de wetsbepalingen die de vervallenverklaring mogelijk maken
is beperkt tot bepaalde categorieën van Belgische staatsburgers. Wie vatbaar is voor een
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit is afhankelijk van de wijze en het moment
waarop de Belgische nationaliteit verworven werd. Sommige categorieën Belgen zullen voor
gelijkaardige misdrijven aan de bijkomende sanctie van vervallenverklaring onderworpen
kunnen worden. Andere categorieën van Belgen niet. Bij dit verschil in behandeling van Belgen
die voor gelijkaardige feiten vervolgd worden, kunnen vragen gesteld worden. De gelijkheid van
alle Belgen voor de wet, gewaarborgd in artikel 10, lid 2 van de Grondwet, evenals het non-
discriminatiebeginsel uit artikel 14 EVRM lijken hier haaks op te staan.
154. Zoals de Raad van State reeds vermeldde in zijn advies van 24 maart 2015 moet de maatregel
tot vervallenverklaring van de nationaliteit voldoen aan een evenredigheidsvereiste,
inzonderheid omdat de maatregel indirecte inbreuken op andere fundamentele rechten kan
veroorzaken of mogelijk maken.248
155. De categorieën Belgen die naar aanleiding van veroordelingen voor dezelfde misdrijven de
bijkomende sanctie van de vervallenverklaring kunnen oplopen worden in dat perspectief
minder gunstig behandeld dan andere categorieën Belgen. Dit verschil in behandeling zou een
schending kunnen uitmaken op het verbod op discriminatie. Kan een Staat een onderscheid
maken tussen verschillende categorieën staatsburgers?249 Vroeger was dit niet ongewoon.
Staten maakten een onderscheid tussen verschillende categorieën staatsburgers en kenden
248
Advies Raad van State van 24 maart 2015 nr. 57.127/AV, Kamer 2014-2015, 54-1198/001, 22, nr. 5.1.
249 P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the
principle of equal treatment”, januari 2016, 9, http://ssrn.com/abstract=2713742
43
bepaalde voordelen slechts toe aan bepaalde groepen van zijn staatsburgers. Vooral nieuwe
staatsburgers konden op minder rechten aanspraak maken, vooral in de sfeer van politieke
rechten. Vandaag zijn die beperkingen grotendeels verdwenen. Voornamelijk bij de sanctie van
vervallenverklaring maken veel Staten echter nog steeds een onderscheid tussen verschillende
categorieën staatsburgers.250 Het personeel toepassingsgebied van de vervallenverklaring wordt
bekeken in het licht van het gelijkheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel.
156. Relevant in die beoordeling is vooreerst artikel 5(2) van het Europees Verdrag inzake
nationaliteit. Dit artikel bepaalt dat elke Staat die Partij is bij het Verdrag, zich laat leiden door
het beginsel van non-discriminatie tussen zijn onderdanen, ongeacht het feit of zij onderdaan
door geboorte zijn of de nationaliteit van die Staat later verkregen hebben.251 Een verschil in
behandeling tussen burgers dat enkel gebaseerd is op hoe en wanneer de nationaliteit
verkregen werd, is principieel tegenstrijdig met artikel 5(2).252 Dit artikel was opgesteld net om
toegepast te kunnen worden op verschillen in behandeling tussen burgers met betrekking tot
vervallenverklaring.253 254
157. “Zich laten leiden door” is geen sterke bewoording. De bepaling heeft niet dezelfde kracht als
andere bepalingen van het Verdrag. Dit lijkt ook bevestigd te worden in de toelichting bij het
Verdrag.255 Hierin wordt verduidelijkt dat artikel 5(2) de uiting is van een voornemen en niet van
een bindende verplichting die in alle gevallen gerespecteerd moet worden. Sommigen
interpreteren de bepaling echter anders. Sommigen zijn van oordeel dat de bepaling niet op die
manier opgesteld is om het belang van het principe van non-discriminatie te beperken, dan wel
om het mogelijk te maken voor Staten om een onderscheid te behouden tussen verschillende
categorieën van staatsburgers, indien dergelijk onderscheid een redelijke en objectieve
rechtvaardigingsgrond heeft.256 Anderen zijn dan weer van oordeel dat artikel 5(2) van het
Verdrag een algemene bepaling bevat die elk verschil in behandeling tussen verschillende
groepen van staatsburgers verbiedt.257 Of artikel 5(2) überhaupt een rol speelt in de beoordeling
van een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën staatsburgers op basis van de wijze
en het tijdstip van de verwerving van de nationaliteit kan sinds het arrest Biao betwijfeld
worden.
158. In de zaak Biao tegen Denemarken wordt een verschil in behandeling tussen staatsburgers op
grond van de duur van hun bezit van de nationaliteit bekeken. In de Deense wetgeving moet een
inwijkeling de “gehechtheidsvereiste” niet bewijzen indien hij reeds gedurende minstens 28 jaar
het Deense Staatsburgerschap bezit, om beroep te kunnen doen op de bepalingen van
gezinshereniging.258 In subsidiaire orde wordt er geargumenteerd dat de wetgeving in strijd is
250
Ibid. 251
Europees Verdrag inzake nationaliteit, Straatsburg, 6 november 1997 252
E. ERSBOLL, “Biao v. Denmark - Discrimination among citizens?”, EUI Working Paper RSCAS 2014/79, Robert Schuman Centre for Advanced Studies, European Union Democracy Observatory on Citizenship, Florence, EUI Working Papers, 8, http://cadmus.eui.eu/bitstream/handle/1814/32015/RSCAS_ERS%20_2014_79.pdf?sequence=1
253 Ibid. 10-11
254 P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the
principle of equal treatment”, januari 2016, 11, http://ssrn.com/abstract=2713742 255
Ibid. 256
Ibid. 257
E. ERSBOLL, "Biao v. Denmark - Discrimination among citizens?", EUI Working Paper, RSCAS 2014/79, 2014, 2, http://cadmus.eui.eu/bitstream/handle/1814/32015/RSCAS_ERS%20_2014_79.pdf?sequence=1 258
EHRM 25 maart 2014, Biao t. Denemarken, nr. 38590/10, punt 17 (HUDOC)
44
met het non-discriminatiebeginsel uit artikel 14 EVRM in samenhang met artikel 8 EVRM
aangezien bepaalde categorieën van Deense burgers verschillend behandeld worden wat betreft
gezinshereniging in Denemarken.259 Artikel 5(2) werd met betrekking tot het toepassingsgebied
van artikel 14 EVRM ingeroepen.
159. Het EHRM besloot dat er een verschil in behandeling was tussen personen die de Deense
nationaliteit al 28 jaar bezaten en zij die dat niet deden. Volgens het Hof ging het hier niet om
een discriminatie op grond van ras of etnische origine. Het Hof verwees hiervoor naar het arrest
Abdulaziz waarin geoordeeld werd dat de gunstige behandeling door een Staat van burgers
waarmee het nauwe banden had geen discriminatie op basis van ras uitmaakt. Het Hof
oordeelde dat het onderscheid ingegeven was door een legitiem objectief en proportioneel was
in het specifieke geval. Het Hof oordeelde in de zaak Biao dat artikel 5(2) van het Europees
Verdrag op nationaliteit niet van belang is voor de interpretatie van artikel 14 EVRM in de
zaak.260
160. De minderheid van het Hof was het hier echter niet mee eens en was van de mening dat artikel
14 EVRM niet geïnterpreteerd kan worden als zou het een “tweede klasse staatsburgerschap”
toelaten.261 Volgens hen viseerde de 28 jaar-regel wel degelijk een bepaalde groep van
staatsburgers: Denen die de Deense nationaliteit niet bij hun geboorte hadden verkregen
worden ongunstiger behandeld.262 Zij waren van mening dat het Europees Verdrag inzake
nationaliteit ter zake niet zomaar aan de kant kan geschoven worden.263 Volgens de “dissenters”
werden genaturaliseerde burgers minder gunstig behandeld dan Deense burgers die in
Denemarken geboren waren en was dit onderscheid in behandeling zonder een objectieve
rechtvaardiging.264 Zij waren dan ook van oordeel dat er wel een schending was van artikel 14
EVRM in samenhang met artikel 8 EVRM en interpreteerden artikel 14 EVRM alsof het het
verbod op discriminatie uit artikel 5(2) van het Europees Verdrag inzake nationaliteit omvatte.
161. Het is vreemd dat het Europees Hof hier oordeelt dat artikel 5(2) van het Europees Verdrag op
Nationaliteit geen invloed heeft op de interpretatie van artikel 14 van het EVRM. Er staat
namelijk uitdrukkelijk in het “Explanatory Report” gehecht aan het Europees Verdrag inzake
nationaliteit dat artikel 5(2) erop gericht is om de discriminatoire toepassing van regels inzake
burgerschap tussen burgers die de nationaliteit verkregen bij hun geboorte en anderen te
elimineren.265
162. Voorlopig kan bijgevolg niet met zekerheid gezegd worden of artikel 5(2) aanvaard zal worden
wanneer het ingeroepen wordt voor een rechterlijke instantie.
259
EHRM 25 maart 2014, Biao t. Denemarken, nr. 38590/10, punt 3, 41 en 61 (HUDOC)
260 Ibid. punt 95
261 Joint dissenting opinion van rechters Sajo, Vucinic en Kuris bij het arrest EHRM 25 maart 2014, Biao t. Denemarken, nr.
38590/10, punt 8 (HUDOC)
262 Ibid. punt 10
263 Ibid. punt 14
264 Ibid. punt 23
265E. ERSBOLL, "Biao v. Denmark - Discrimination among citizens?", EUI Working Paper, RSCAS 2014/79, 2014, 11,
http://cadmus.eui.eu/bitstream/handle/1814/32015/RSCAS_ERS%20_2014_79.pdf?sequence=1 http://cadmus.eui.eu/bitstream/handle/1814/32015/RSCAS_ERS%20_2014_79.pdf?sequence=1
45
163. Er bestaat wel consensus over het feit dat het non-discriminatieprincipe uit artikel 14 EVRM kan
ingeroepen worden tegen een verschil in behandeling zoals voorzien is in de bepalingen op
vervallenverklaring. In de Biao zaak oordeelde het EHRM dat artikel 14 EVRM toegepast kan
worden buiten het genot van de rechten en vrijheden expliciet opgenomen in het EVRM en de
Protocollen.266
164. Om na te gaan of er sprake is van discriminatie in de Belgische regelgeving op
vervallenverklaring wordt er eerst gekeken naar de verschillende categorieën Belgen die in de
wetgeving op vervallenverklaring zijn opgenomen. Vervolgens wordt er gekeken naar de
objectieven van de regelgeving en van dit onderscheid, waarna de appreciatiemarge van een
lidstaat bestudeerd wordt om tenslotte te kijken of het onderscheid proportioneel is.267 268
§ 1. Verschillende categorieën Belgen
165. De wetgeving op vervallenverklaring maakt een onderscheid tussen twee categorieën Belgen.
Het personeel toepassingsgebied van de vervallenverklaring gebaseerd op artikel 23 WBN
beperkt zich tot Belgen die hun nationaliteit niet verkregen door geboorte uit een ouder die Belg
was op de dag van hun geboorte (conform artikel 8 of 9 WBN) en Belgen die de Belgische
nationaliteit niet verkregen op grond van artikel 11 WBN.
166. Het personeel toepassingsgebied van de verschillende vervallenverklaringen op grond van
artikel 23/1 en 23/2 WBN is beperkt tot Belgen die hun nationaliteit niet verkregen op de dag
van hun geboorte als gevolg van die geboorte uit een ouder die Belg was op dat moment en
Belgen die de Belgische nationaliteit verwierven op grond van artikel 11, § 1, eerste lid, 1° en 2°
WBN.
167. Het personeel toepassingsgebied van artikel 23 WBN is kleiner dan dat van de artikelen 23/1 en
23/2 WBN. De personen die de Belgische nationaliteit verkregen op basis van artikel 11, § 2
WBN kunnen wel vervallen verklaard worden als bijkomende sanctie op grond van de artikelen
23/1 en 23/2 WBN, terwijl dit niet mogelijk is wanneer de vervallenverklaring gevorderd wordt
op basis van artikel 23 WBN.
168. Er is geen verklaring door de wetgever gegeven voor die verschillende personele
toepassingsgebieden. Personen die de Belgische nationaliteit verkregen op grond van artikel 11,
§ 2 WBN en van wie de nationaliteit wordt afgenomen op grond van artikel 23/1 of 23/2 WBN,
zouden dit voor het Grondwettelijk Hof kunnen brengen wegens strijdigheid met het
gelijkheidsbeginsel.269 Personen die de Belgische nationaliteit op grond van artikel 11, §2 WBN
verkregen, hebben namelijk ook een bijzondere band met België die vergeleken zou kunnen
worden met die van de categorieën Belgen die uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van
266
EHRM 25 maart 2014, Biao t. Denemarken, nr. 38590/10, punt 77 (HUDOC) 267
Presentatie P. WAUTELET, "Protection judiciaire en cas de déchéance de la nationalité belge dans la lutte contre le terrorisme - Quand les 'nouveaux' belges deviennent-ils de 'vrais' belgen?", oktober 2015, voorgesteld op het Séminaire Société belge de droit international - Ministerie van Buitenlandse Zaken, Brussel, http://orbi.ulg.ac.be/bitstream/2268/186929/1/SBDI%2015%20oct%20decheance%20nationalite.pdf 268
E. ERSBOLL, "The principle of non-discrimination in matters relating to nationality law - a need for clarification?" in Second European Conference on Nationality - Challenges to National and International Law on Nationality at the Beginning of the New Millennium?, 2001, 200, www.coe.int/t/dghl/standardsetting/nationality/Conference%202%20(2001)Proceedings.pdf 269
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 95-97 (online vindplaats: jurisquare)
46
artikel 23/1 en 23/2 WBN.270 Tot op heden is dergelijke zaak op grond van het verschil in
personeel toepassingsgebied tussen artikel 23 WBN en de artikelen 23/1 en 23/2 WBN nog niet
voor het Grondwettelijk Hof gebracht. De slaagkansen van zo’n zaak zijn niet zeker. Traditioneel
wordt deze categorie namelijk steeds beschouwd als onder het toepassingsgebied van de
vervallenverklaring te ressorterend. Ter zake kan echter verwezen worden naar de
voorbereidende werken op de wet van 1991. Daarin uitte de wetgever de zienswijze dat er
een objectief verschil bestaat tussen de automatische toekenning van de Belgische
nationaliteit conform artikel 11, § 1 WBN en de verkrijging van de Belgische nationaliteit op
basis van artikel 11, § 2 en 12bis WBN.271
Als een objectief verschil gevonden kan worden tussen Belgen die de Belgische nationaliteit
verkregen op grond van artikel 11, § 1 WBN en Belgen die Belg werden op basis van artikel
11, § 2 WBN, dan lijkt het niet meer dan logisch dat dit onderscheid hetzelfde is in alle
bepalingen op vervallenverklaring. Eender welke andere situatie lijkt discriminatoir.272 De
wetgever zou er goed aan doen om dit te uniformiseren.
169. In het algemeen kan er gesteld worden dat het personeel toepassingsgebied van de
vervallenverklaring beperkt is tot personen die de Belgische nationaliteit niet verkregen op basis
van ius sanguinis bij hun geboorte of op grond van artikel 11, §1, lid 1, 1° en 2° WBN.
170. Krachtens artikel 11, § 1, eerste lid, 1° en 2° WBN wordt de Belgische nationaliteit automatisch
toegekend aan de kinderen die in België geboren zijn uit buitenlandse ouders indien een van
hen eveneens in België geboren is en er gedurende vijf jaar in de loop van de tien jaren
voorafgaand aan de geboorte zijn hoofdverblijfplaats gehad heeft. Hetzelfde geldt voor de
kinderen die in België zijn geboren en geadopteerd door een vreemdeling die zelf in België is
geboren en aan dezelfde verblijfsvoorwaarde voldoet. Onder die laatsten vallen de zogenaamde
Belgen “van de derde generatie”.
171. De categorie van Belgen die Belg zijn geworden bij hun geboorte op basis van het ius sang uinis
(artikel 8 WBN) of op basis van het dubbele ius soli (artikel 11, §1 WBN) zijn ten alle tijde
uitgesloten van het toepassingsgebied van de vervallenverklaring. Zij worden namelijk geacht
vanaf hun geboorte “hechte en oude banden” te hebben met de Belgische samenleving. Dit in
tegenstelling tot de andere categorie die minder nauwe banden met de Belgische Staat en
maatschappij zou hebben.273
172. De categorie van Belgen die Belg geworden zijn door een naturalisatie, een verklaring (van lang
verblijf, bij het huwelijk…), als gevolg van de verkrijging door ouders (artikel 12 WBN) of in
toepassing van artikel 12bis WBN (waaronder de zogenaamde Belgen van de tweede generatie)
vallen wel onder het toepassingsgebied van de vervallenverklaring. Onder de artikelen 23/1 en
23/2 WBN kunnen personen die in België geboren zijn en die de Belgische nationaliteit
verkregen op grond van artikel 11, §2 WBN ook vervallen verklaard worden van de Belgische
nationaliteit.
270
Ibid. 271
Parl. St., Kamer, sessie 1990 – 1991, nr. 1314/7, 41
272 P. WAUTELET, “La nationalité belge en 2014 – L’ équilibre enfin trouvé ?" in Droit de l’immigration et droit de la
nationalité : fondamentaux et actualités, Brussel, Larcier, 2014, 341, nr. 61
273 F. SWENNEN, Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2015, 136-137
47
173. Over dit verschil in behandeling van Belgen sprak het Grondwettelijk Hof zich uit in het arrest nr.
85/2009 van 14 mei 2009.274 Aan het Hof werd de vraag gesteld of artikel 23 WBN de artikelen
10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het enkel de Belgen die hun nationaliteit
verkregen hebben van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier
nationaliteit toegekend werd op grond van artikel 11 WBN, en niet de Belgen die op basis van
artikel 12bis, §1,1° WBN de Belgische nationaliteit verkregen hebben, die dus in België zijn
geboren en er sedert hun geboorte hun hoofdverblijfplaats hebben gehad, uitsluit van de
mogelijkheid van de Belgische nationaliteit vervallen te worden verklaard, indien zij ernstig
tekortschieten in hun verplichtingen als Belgisch burger.
174. Discussie in deze zaak is niet of er positieve behandeling kan zijn voor personen die een sterke
band hebben met België, maar of die band gemeten kan worden op basis van hoe en wanneer
een persoon de nationaliteit heeft verworven.275
§ 2. Objectieven van de regelgeving en het onderscheid
175. Het Grondwettelijk Hof verwijst voor de redenen van het onderscheid naar de parlementaire
voorbereidingen aangaande de wijziging van artikel 23 WBN bij wet van 13 juni 1991 waaruit
blijkt dat de wetgever enkel diegenen die krachtens artikel 11 WBN Belg zijn van de mogelijkheid
tot vervallenverklaring heeft willen uitsluiten. De wetgever was van oordeel dat er “een
objectief verschil bestaat tussen artikel 11 WBN enerzijds en artikel 12bis WBN anderzijds”,
aangezien artikel 11 WBN de automatische toekenning van de Belgische nationaliteit behelst,
terwijl artikel 12bis WBN betrekking heeft op de verkrijging ervan. 276 Ook kan hiervoor gekeken
worden naar de memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat tot de wet van 13 juni 1991
leidde.277
176. In die memorie stelde de Kamer dat aan de derde generatie, op basis van het beginsel van de
effectieve nationaliteit, de Belgische nationaliteit bij de geboorte moet worden toegekend. Dit is
zo omdat er in principe reeds voldoende nauwe banden zouden moeten bestaan op het
ogenblik van de geboorte.
177. De tweede generatie wordt enerzijds geacht om nog niet noodzakelijk voldoende nauwe banden
met de Belgische samenleving te hebben om de Belgische nationaliteit op te leggen (de
“nieuwkomers” kunnen slechts kort voor de geboorte in België aangekomen zijn; het is niet
zeker of ze, met hun kinderen, definitief in België zullen blijven, …); anderzijds moet aan hun
kinderen, indien ze definitief in België willen blijven, de mogelijkheid geboden worden om met
het oog op hun integratie een zo eenvoudig mogelijke wijze de Belgische nationaliteit te
verwerven. Daarom wordt aan de ouder(s)-“nieuwkomers” de mogelijkheid gegeven om een
verklaring af te leggen tot toekenning van de Belgische nationaliteit aan hun in België geboren
kind, voor dit kind 12 jaar wordt conform artikel 11 §2 WBN.278
274
GwH 14 mei 2009, nr. 85/2009 275
E. Ersboll, "Biao v. Denmark - Discrimination among citizens?", EUI Working Paper, RSCAS 2014/79, 2014, 11,
http://cadmus.eui.eu/bitstream/handle/1814/32015/RSCAS_ERS%20_2014_79.pdf?sequence=1
276 Parl.St., Kamer, 1990-1991, nr. 1314/7, 41
277 C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 95-97 (online vindplaats: jurisquare) 278
MvT van 26 oktober 1990 bij het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de artikelen 569 en 628 van het Gerechtelijk Wetboek, nr. 1314/1 – 90/91, 3-4
48
178. Het Grondwettelijk Hof komt tot het besluit dat er objectieve verschillen bestaan tussen de
situatie van de Belgen die zijn uitgesloten van de mogelijkheid om hen van de nationaliteit
vervallen te verklaren en de situatie van diegenen die de nationaliteit met toepassing van artikel
12bis, § 1, 1°, van het Wetboek hebben verkregen en die vervallenverklaring kunnen ondergaan.
Deze verschillen zijn terug te vinden in de verschillende manieren waarop de twee categorieën
van personen de Belgische nationaliteit verkregen.
179. Aan de eerstgenoemden is tijdens hun minderjarigheid de Belgische nationaliteit automatisch
toegekend op grond van artikel 11 WBN, enkel door de omstandigheid van hun geboorte en
door het gevolg dat daaraan bij de wet is verbonden, zonder dat een aanvraag moest ingediend
worden met het oog op de toekenning van de nationaliteit. De laatstgenoemden hebben de
Belgische nationaliteit daarentegen pas na de leeftijd van achttien jaar verkregen op grond van
artikel 12bis, §1, 1° WBN, zij hebben daartoe een aanvraag moeten indienen, en de nationaliteit
is hen pas toegekend aan het einde van een procedure die een onderzoek omvat naar het
eventuele bestaan van gewichtige feiten, eigen aan de persoon, te hunnen laste, ingesteld door
de procureur des Konings.
180. De verschillen verantwoorden volgens het Hof dat de mogelijkheid tot vervallenverklaring enkel
wordt uitgesloten voor de Belgen aan wie de Belgische nationaliteit automatisch is toegekend
wegens bijzonder sterke banden die hen met de nationale gemeenschap verbinden. Het Hof
oordeelt dus dat andere Belgen, zoals Belgen van de tweede generatie, minder sterke banden
hebben met België. Het onderscheid tussen beide categorieën is volgens het Hof pertinent. Het
Hof is van mening dat er objectieve verschillen zijn tussen de categorieën Belgen. Daarom
besluit het Hof dan ook dat het niet discriminatoir is dat zij vervallen verklaard kunnen worden.
Of de Belgische nationaliteit verworven is door het afleggen van een verklaring of op een andere
wijze lijkt echter een weinig pertinent element om onderscheid te maken tussen verschillende
categorieën Belgen. De duur van hun bezit van de Belgische nationaliteit is allicht een betere
indicatie voor het meten van iemands hechte banden met de Belgische samenleving. Het
Grondwettelijk Hof was spijtig genoeg niet van dit oordeel.279
§ 3. Appreciatiemarge
181. Het Grondwettelijk Hof oordeelde bijgevolg dan ook dat het, onder voorbehoud van een
kennelijk onredelijke beoordeling, tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever behoort
om te beslissen welke categorieën van Belgen het voorwerp van een maatregel tot
vervallenverklaring kunnen uitmaken en welke categorieën van die mogelijkheid moeten
worden uitgesloten. De wetgever beschikt ter zake dus over een ruime appreciatiemarge.
Bovendien is de vervallenverklaring een uitzonderlijke maatregel waartoe enkel door een
rechtscollege kan beslist worden bij een ernstige tekortkoming aan de verplichtingen van een
Belgisch burger.
279
C. AERTS, “Voor het eerst in 60 jaar wordt een Belg vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit”, T. Vreemd. 2010, afl. 1, 31-34
49
§ 4. Proportionaliteit van het onderscheid
182. Om na te gaan of het verschil in behandeling proportioneel is, moet er een afweging gemaakt
worden tussen het objectief van de verschillende behandeling en de ernst van de ongelijke
situatie. Een objectieve en redelijke rechtvaardiging is nodig om het verschil in behandeling te
rechtvaardigen.280 281 Hiertoe is proportionaliteit tussen de middelen en de nagestreefde doelen
vereist.282
183. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat vervallenverklaring een uitzonderlijke maatregel is, die
enkel door een rechterlijke instantie kan uitgesproken worden wanneer er sprake is van een
zware schending van de fundamentele plichten van een Belgisch burger. Het Hof baseerde zich
hierop om te beslissen dat de sanctie van vervallenverklaring proportioneel is..283 284
184. De proportionaliteit van de maatregel van vervallenverklaring kan betwist worden. Vooreerst is
het gebrek van een tijdsbeperking waarbinnen de ten laste gelegde feiten – die de grondslag
uitmaken voor de vervallenverklaring – gepleegd moeten zijn ten opzichte van het moment
waarop de Belgische nationaliteit werd verkregen, problematisch. De vervallenverklaring
voorzien in artikel 23/2 WBN kan op eender welk moment gevorderd worden, onafhankelijk van
de tijd die reeds verlopen is sinds de Belgische nationaliteit verkregen werd. Die onbeperktheid
in de tijd van de mogelijkheid tot vervallenverklaring lijkt onredelijk. Dit geldt a fortiori voor
personen die de Belgische nationaliteit verkregen bij hun geboorte op grond van artikel 11, §2
WBN.285 Zelfs rekening houdend met de specifieke aard van terroristische misdrijven kan het
betwijfeld worden of het proportioneel is om iemands nationaliteit vervallen te kunnen
verklaren zonder rekening te houden met de periode waarin de betrokkene de Belgische
nationaliteit reeds bezit in vergelijking met het nagestreefde doel door de Staat.
185. Ter illustratie: een persoon die de Belgische nationaliteit op zijn achttiende verkregen heeft en
ze reeds gedurende dertig jaar bezit, kan vervallen verklaard worden. Een persoon die de
Belgische nationaliteit daarentegen reeds op het moment van zijn geboorte op basis van ius
sanguinis verkreeg en ze nog maar achttien jaar bezit kan nooit aan de vervallenverklaring
onderworpen worden.286 Het is niet proportioneel om de ene vervallen te kunnen verklaren en
de andere niet, terwijl de eerste misschien al langer over de Belgische nationaliteit beschikt dan
de tweede en al nauwere banden heeft met de Belgische Staat. Artikel 23 en 23/2 WBN laten
het niet toe om hier rekening mee te houden.
186. Hierbij kan naar de zaak Biao van het EHRM verwezen worden. Het Hof stelde dat het in het
algemeen aangenomen kan worden dat iemands’ banden met een Staat toenemen naarmate de
betrokkene langer over de nationaliteit beschikt.287 De 28-jaar voorwaarde van bezit van de
280
EHRM 23 juli 1968, n° 1474/62, § 10 281
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 18, http://ssrn.com/abstract=2713742 282
HvJ, 2 maart 2010, Janko Rottmann t. Freistaat Bayern, n° C135/08, ECR, I-1449 283
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 18, http://ssrn.com/abstract=2713742 284
GwH, 14 mei 2009, n° 8512009, § B10 285
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 18, http://ssrn.com/abstract=2713742 286
Ibid. 19 287
EHRM, 2de
sectie, 25 maart 2014, Biao t. Denemarken, n° 38590/10, §99
50
Deense nationaliteit om te kunnen genieten van de wetgeving op familiehereniging werd door
het Hof echter als excessief beschouwd.288
187. Het huidig Belgische regime op de vervallenverklaring uit aritkel 23 en 23/2 WBN g aat nog veel
verder dan de Deense wetgeving. Het voorziet geen termijn en laat het dus niet toe om rekening
te houden met de sterke banden die sommigen doorheen de tijd zouden kunnen opgebouwd
hebben met de Belgische Staat en samenleving.289
188. Artikel 23/1, § 1 en § 2 WBN voorziet zo’n “verjaringstermijnen” wel. Er is een uitzondering
voorzien voor internationale misdaden. Die verjaren niet en kunnen ten allen tijde een grond tot
vervallenverklaring vormen. Minder zware internationale misdaden kunnen enkel de aanleiding
zijn tot vervallenverklaring indien zij gepleegd werden binnen tien jaar na het verkrijgen van de
Belgische nationaliteit. Een genocide kan echter moeilijk vergeleken worden met een “lichter”
terroristisch misdrijf zoals het verlenen van financiële steun aan een terroristische organisatie.
Hieruit blijkt heel duidelijk de disproportionaliteit van artikel 23/2 WBN.
189. In artikel 23/2 WBN wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen verschillende terroristische
misdrijven: alle terroristische misdrijven kunnen zonder beperking in de tijd tot
vervallenverklaring leiden.290
190. Dit gebrek aan een categorisering tussen “zware” en “minder ernstige” terroristische misdrijven
is een ander belangrijk pijnpunt van artikel 23/2 WBN.291. Onder artikel 23/2 WBN kunnen alle
terroristische misdrijven, opgenomen in boek 2, hoofdstuk 3, titel Iter Strafwetboek, aanleiding
geven tot vervallenverklaring. Die lijst omvat ook onder andere logistieke ondersteuning of
financiële steun aan terroristische groeperingen, maar ook het verlaten of betreden van het
Belgisch grondgebied. Een bijkomende sanctie van vervallenverklaring van de Belgische
nationaliteit voor dergelijke misdrijven die enkel toegepast kan worden op bepaalde categorieën
van Belgische burgers, lijkt disproportioneel.
191. Er zou meer rekening moeten gehouden worden met de ernst van het gepleegde misdrijf en met
de effectieve band tussen de betrokkene en de Belgische Staat.292 Anders lijkt het
gelijkheidsbeginsel op een onaanvaardbare wijze te worden ingeperkt doordat het verschil in
behandeling niet proportioneel is met het nagestreefde doel van de wetgever.
192. In artikel 23/2 WBN maakt de Belgische wetgever een gelijkaardig onderscheid tussen
staatsburgers op grond van de manier van verkrijging van de Belgische nationaliteit voor de
vervallenverklaring. Het lijkt erop alsof de wetgever zich hierbij gesteund heeft op het antwoord
van het Grondwettelijk Hof op de prejudiciële vraag die het beantwoordde aangaande het
personeel toepassingsgebied van artikel 23 WBN waarbij het Hof van oordeel was dat er geen
sprake was van discriminatie aangezien er een objectief verschil is tussen personen die de
288
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the
principle of equal treatment”, januari 2016, 19, http://ssrn.com/abstract=2713742
289 Ibid.
290 Ibid.
291 Ibid.
292 Ibid.
51
Belgische nationaliteit door geboorte verworven en personen die hiertoe een aanvraag diende
in te dienen en wiens aanvraag geweigerd kon worden omwille van criminele feiten.293 294
193. Uit de vergelijking met het Franse recht die infra volgt, blijkt dat ook de Franse rechterlijke
instanties van oordeel zijn dat een vervallenverklaring zonder enige tijdsbeperking
disproportioneel zou zijn.
194. . Als een algemene bedenking brengt P. WAUTELET naar voren dat we ons de vraag kunnen stellen
of vervallenverklaring zoals ze is geregeld onder Belgisch recht in feite niet een bepaalde groep
van een bepaalde etnische afkomst viseert. Dit zou slechts een indirecte discriminatie uitmaken,
aangezien er in de relevante wetsbepalingen op vervallenverklaring niet rechtstreeks verwezen
wordt naar de etnische afkomst. Het is echter wel zo dat de overgrote meerderheid van
personen die bij de geboorte reeds Belgische burgers waren van "Belgische etnische afkomst"
zijn, terwijl personen die de Belgische nationaliteit later hebben verkregen, overwegend van een
andere etnische afkomst zijn.295 Zoals geïllustreerd in het arrest van het Grondwettelijk Hof van
14 mei 2009 staat de rechterlijke macht hier weigerachtig tegenover.
Vervallenverklaring enkel indien dubbele nationaliteit
195. De Belgische Staat is internationale verplichtingen aangegaan tot het vermijden van
staatsloosheid. Het principe is dat Staten geen apatridie mogen creëren door de nationaliteit te
ontnemen.296 Dit maakt ook een beginsel van internationaal gewoonterecht uit. Uitzonderingen
op dit beginsel zijn onder bepaalde voorwaarden en op grond van welomschreven redenen
mogelijk. Dit beperkt de mogelijkheden van een Staat om bepalingen tot vervallenverklaring in
te voeren gevoelig. De Belgische wetgever heeft hier rekening mee gehouden in de bepalingen
op vervallenverklaring in het WBN. In de artikelen 23, 23/1 en 23/2 WBN wordt bepaald dat de
bevoegde rechter de vervallenverklaring niet uitspreekt indien dit tot gevolg zou hebben dat de
betrokkene staatloos zou worden. In de praktijk betekent dit dat enkel personen die over een
dubbele nationaliteit beschikken principieel aan de sanctie van de vervallenverklaring
onderworpen kunnen worden.
196. Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat de Belgische wetgever in een uitzondering
voorziet op dit principe voor situaties waarin de Belgische nationaliteit verkregen werd ten
gevolge van een bedrieglijke handelswijze, door valse informatie of door verzwijging van enig
relevant feit. In dat geval kan de rechter de vervallenverklaring toch uitspreken wanneer dit tot
de staatloosheid van de betrokkene zou leiden. Soortgelijke uitzonderingsgronden zijn
opgenomen in het artikel 8 van het Verdrag inzake de beperking van de gevallen van
staatloosheid van 1961 en vormen, gezien de redelijke termijn die de betrokkenen in dit geval
krijgen om hun oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen, in principe geen schending van de
internationale verplichtingen van de Belgische Staat.297 Op alle andere gronden tot
vervallenverklaring is de mogelijkheid tot vervallenverklaring echter beperkt tot bipatriden.
293
GwH 14 mei 2009, nr. 85/2009 294
M.-A. BEERNAERT, "Renforcement de l'arsenal législatif anti-terroriste: entre symboles et prévention", JT 2015, 5 december 2015, n° 6626, 835 295
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the
principle of equal treatment”, januari 2016, 19, http://ssrn.com/abstract=2713742
296 Verdrag inzake de beperking van de gevallen van staatloosheid van 1961
297 B. RENAULD, “L’apatridie en Belgique – État des lieux en 2012”, Liberae Cogitationes, 540-541
52
Mensen die over een dubbele nationaliteit beschikken, worden in dit geval in de praktijk dus
minder gunstig behandeld dan personen die slechts over één nationaliteit beschikken, omdat zij
voor dezelfde of gelijkaardige feiten de bijkomende sanctie van de vervallenverklaring van de
Belgische nationaliteit, opgelegd kunnen krijgen. Vragen m.b.t. het non-discriminatiebeginsel
rijzen bij dit verschil in behandeling.
197. Personen met een dubbele nationaliteit worden door veel Staten traditioneel vrij wantrouwig
bekeken. De loyaliteit van bipatriden ten opzichte van beide Staten wordt door de Staten vaak
als controversieel beschouwd.298
198. Nochtans is er een globale trend waarbij bipatridie getolereerd wordt. Dat blijkt onder andere
uit artikel 17 van het Europees Verdrag inzake nationaliteit. Ook de Belgische wetgeving voorziet
dat het verkrijgen van een tweede nationaliteit niet langer aanleiding geeft tot het verlies van de
oorspronkelijke nationaliteit.
199. Het idee dat aan die achterdocht ten grondslag ligt is dat personen met een dubbele
nationaliteit niet dezelfde band zouden hebben met de lidstaat als personen die slechts de
nationaliteit vaan één lidstaat bezitten.299
200. Artikel 17 van het Europees Verdrag inzake nationaliteit voorziet dat personen die over twee
nationaliteiten beschikken, dezelfde rechten en verplichtingen hebben als staatsburgers die
slechts één nationaliteit hebben. Het EHRM verwees naar die bepaling in de zaak Tanase tegen
Moldavië om te besluiten dat bipatride staatsburgers uitsluiten van de mogelijkheid om
verkozen te worden tot parlementslid een discriminatie uitmaakt.300 301 De mogelijkheid om
personen die bipatride zijn te onderwerpen aan de bijkomende sanctie van de
vervallenverklaring die niet kan opgelegd worden aan personen die slechts over één
nationaliteit beschikken en dit voor dezelfde misdrijven, ligt heel dicht bij een bepaald recht
afnemen van bipatride personen in vergelijking met andere staatsburgers.302
201. Het idee om vervallenverklaring enkel mogelijk te maken voor bipatriden, is dat zij zich in een
pertinent verschillende situatie bevinden tegenover personen die slechts over één nationaliteit
beschikken, aangezien bipatriden niet staatloos worden door een vervallenverklaring.
202. Het idee om vervallenverklaring voor bipatriden wel toe te laten lijkt er vanuit te gaan dat alle
nationaliteiten gelijk zijn. Dit is echter niet het geval. Verschillende nationaliteiten leveren voor
burgers verschillende rechten en verplichtingen op.
203. Naast de ongelijkheid tussen verschillende nationaliteiten is het voor de betrokkenen misschien
nog belangrijker dat niet elke nationaliteit noodzakelijk even effectief is.
204. Er zijn scenario's denkbaar waarin een persoon duidelijk een veel nauwere band heeft met één
van zijn nationaliteiten, terwijl hij met de andere geen echte substantiële link heeft.303 Een
298
Zie ook: G.-R. DE GROOT, “The European Convention on Nationality: a step towards a ius commune in the field of nationality law”, Maastricht Journal of European and Comparative Law (2), 150-152; A. M. BOLL, “Multiple Nationality and international Law”, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 2007, 623 p. 299
P. WAUTELET, Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment, januari 2016, 12, beschikbaar op SSRN: http://ssrn.com/abstract=2713742 300
EHRM, Grote Kamer, 27 april 2010, Tanase t. Moldavië, nr. 7/08, §177 301
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 12, beschikbaar op SSRN: http://ssrn.com/abstract=2713742 302
Ibid. 303
Ibid.
53
persoon die geboren is in België en daar zijn hele leven is opgegroeid, heeft weinig banden met
het land waarvan hij ook over een nationaliteit beschikt. Wanneer die persoon van de Belgische
nationaliteit vervallen verklaard zou worden, dan betekent dit dat zijn meest effectieve
nationaliteit hem wordt ontnomen en hij achterblijft met de nationaliteit van een land waarmee
hij amper banden heeft.304 G.-R. De Groot argumenteert dat dergelijke situatie heel dicht
aanleunt bij situaties van staatloosheid.305
205. De betrokkene houdt na een vervallenverklaring in dit geval enkel de nationaliteit over van een
Staat waarmee hij amper banden heeft, waarvan hij de taal misschien niet spreekt en de cultuur
niet kent, waar hij noch familie zou kunnen hebben, noch sociale banden. Hierbij kunnen
minstens vraagtekens worden gesteld.
206. Om te argumenteren dat dit neerkomt op een situatie die zeer dicht aanleunt bij een situatie
van apatridie gaat misschien te ver. Staatlozen kunnen niet genieten van onder andere het recht
om hun verblijf te wijzigen, om te reizen, om te werken, om een geboorte te registreren, om een
officieel huwelijk aan te gaan of om een overlijden officieel te laten vaststellen en registreren.306
Hoewel de situatie van iemand die door een vervallenverklaring achterblijft met een
nationaliteit die in zijn geval niet effectief is schrijnend kan zijn en het verlies van bepaalde
rechten kan inhouden, kan ze mijns inziens toch niet vergeleken worden met de situatie waarin
een staatloze zich bevindt.
207. Een bijkomend probleem bij een verschil in behandeling op basis van het al dan niet bezitten
van een tweede nationaliteit is dat het voor sommige bipatriden praktisch onmogelijk blijkt om
afstand te doen van één van hun nationaliteiten.307
208. Zo is het op papier misschien wel mogelijk om afstand te doen van de Marokkaanse
nationaliteit, uit de praktijk is gebleken dat dit in de realiteit slechts heel zelden toegestaan
wordt.308 Dit betekent dat personen die bipatride zijn zich onderling ten opzichte van elkaar ook
nog eens in verschillende situaties kunnen bevinden ten opzichte van vervallenverklaring. Een
persoon die over twee nationaliteiten beschikt en makkelijk afstand kan doen van één van die
nationaliteiten kan ontkomen aan de vervallenverklaring van zijn andere nationaliteit. Hij heeft
dan de keuze om de voor hem meest gunstige nationaliteit te behouden en van de andere
afstand te doen. Sommigen zullen die keuze niet hebben.
Toegang tot rechtsmiddelen: verschillend voor verschillende categorieën Belgen
§ 1. Mogelijkheid tot verzet
209. Conform artikel 23, §5 WBN is verzet mogelijk wanneer er een verstekarrest gegeven is, maar dit
verzet is aan strengere voorwaarden verbonden dan het verzet in andere zaken. Het verzet
moet aangetekend worden binnen acht dagen vanaf de betekening aan de betrokkene of de
304
Ibid. 305
G.-R. DE GROOT, "Het ontnemen van het Nederlanderschap wegens terroristische activiteiten", in P. VAN DER GRINTEN en T. HEUKELS (eds.), Crossing borders, Essays in European and Private International Law, Nationality Law and Islamic Law in Honour of Frans van der Velden, Kluwer 2005, 217-218 306
C. CHIURULLI, La protection des apatrides. État des lieux, 2014, Brussel, Anthemis, 15 307
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 12, beschikbaar op SSRN: http://ssrn.com/abstract=2713742 308
Zie ook: G. P. PAROLIN, “Citizenship in the Arab World. Kin, Religion and Nation-State”, AUP, 2009, 108
54
bekendmaking op straffe van onontvankelijkheid. De termijn wordt niet verlengd wegens
afstand. Deze strengere voorwaarden lijken niet buitensporig en kaderen in het urgente
karakter van de maatregel tot vervallenverklaring.
210. § 2. Toegang tot tweede aanleg
211. Artikel 23 WBN maakt de vervallenverklaring mogelijk voor het frauduleus verkrijgen en/of het
ernstig tekortkomen aan de verplichtingen van een Belgisch burger. Artikel 23, §3 WBN voorziet
een procedure die rechtstreeks voor het hof van beroep wordt gevoerd. Die procedure is
zelfstandig en staat los van andere en eerdere procedures. De uitspraak van het hof wordt in
eerste en laatste aanleg gegeven, dit omwille van het dringend karakter en de uitzonderlijke
aard van de sanctie van vervallenverklaring.309 310 In dit geval heeft de betrokkene dus geen
toegang tot een tweede aanleg.
212. Met de inwerkingtreding van de wet van 4 december 2012 worden er met artikel 23/1 WBN
nieuwe gronden tot vervallenverklaring aan het WBN toegevoegd. Die gronden kunnen tot
vervallenverklaring leiden voor de strafrechter of burgerlijk rechter in eerste aanleg, die zich
uitspreekt over de feiten die misdrijven uitmaken die aanleiding kunnen geven tot
vervallenverklaring op grond van artikel 23/1 WBN. De vervallenverklaring is in dit geval een
bijkomende sanctie die gevorderd wordt in het kader van een bestaande procedure. De
vordering tot vervallenverklaring wordt in dit geval dus niet behandeld in een aparte en
zelfstandige procedure, zoals wel het geval is onder artikel 23 WBN. In dit geval beschikt de
betrokkene wel over de mogelijkheid tot een dubbele aanleg. Dezelfde procedure wordt gevolgd
voor vervallenverklaring onder artikel 23/2 WBN. Ook tegen beslissingen i.v.m.
vervallenverklaringen op grond van artikel 23/2 WBN zal dus beroep openstaan.
213. Die twee concurrerende procedures inzake vervallenverklaring bestaan naast elkaar. Het
bestaan van een algemeen en een bijzonder regime wordt in de rechtsleer bekritiseerd. Het
gelijktijdig bestaan van die twee regimes wordt door sommigen als discriminerend beschouwd.
214. Of de vervallenverklaring door de procureur des Konings gevorderd wordt op grond van artikel
23 WBN, dan wel op grond van artikel 23/1 of 23/2 WBN, is dus van essentieel belang voor de
betrokkene. Het betekent het verschil tussen het al dan niet recht hebben op een dubbele
aanleg.
215. We kunnen ons afvragen of de misdrijven die aanleiding kunnen geven tot vervallenverklaring
onder artikel 23 WBN zo manifest verschillen van de misdrijven die opgesomd worden in artikel
23/1 WBN en zij die geviseerd worden door artikel 23/2 WBN, dat het gerechtvaardigd is om de
eerste toe te vertrouwen aan het hof van beroep, terwijl de tweede behandeld kunnen worden
door de rechter die zich buigt over het strafdossier. Het is niet duidelijk wat zo’n substantieel
verschil in behandeling zou kunnen rechtvaardigen.311 Dit geldt zeker voor de feiten die
opgesomd zijn in artikel 23/1, §1, 1° en 2° WBN en in artikel 23/2, §1 WBN. Al die feiten zijn
daden die als ernstige tekortkomingen aan de verplichtingen van een Belgisch burger kunnen
gezien worden. Wat de reden is voor de verschillende procedures is dan ook niet duidelijk.
309
H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, t. II Les Personnes, Brussel, Bruylant, 1990, nr. 242 310
C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 105 (online vindplaats: jurisquare) 311
P. WAUTELET, “La nationalité belge en 2014 – L’ équilibre enfin trouvé ?" in Droit de l’immigration et droit de la nationalité : fondamentaux et actualités, Brussel, Larcier, 2014, 339-340, nr. 61
55
216. Sommige auteurs zijn van mening dat deze regeling het gelijkheidsbeginsel schendt.312 313
Volgens hen is het verschil in behandeling tussen verschillende personen in
nationaliteitsprocedures onvoldoende verantwoord door het urgent karakter van de
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit, zodat artikel 23 § 3 WBN volgens hen op
gespannen voet staat met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
217. Ook de Raad van State uitte zijn bezorgdheid al over de verschillende procedures in het licht van
de rechtszekerheid in zijn advies bij het wetsontwerp van de wet van 4 december 2012.314
218. Op 17 september 2015 sprak het Grondwettelijk Hof zich uit over de prejudiciële vraag of artikel
604 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 23 WBN, in samenhang gelezen met artikel 23/1
WBN de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden.
219. Dit omdat artikel 23 WBN en artikel 604 van het Gerechtelijk Wetboek geen toegang tot een
dubbele aanleg met volle rechtsmacht toestaan aan personen die van de Belgische nationaliteit
vervallen verklaard kunnen worden wegens veroordelingen die zijn uitgesproken voor in artikel
23/1, § 1 bedoelde misdrijven die in ogenschouw worden genomen vanuit de invalshoek van
"ernstige tekortkomingen" aan de verplichtingen van een Belgisch burger in de zin van artikel 23
§1, 2° WBN in het kader van een vordering die met toepassing van artikel 23 §3 WBN
onmiddellijk voor het hof van beroep is gebracht en niet voor de rechter bij wie de
strafvordering aanhangig is gemaakt. Dit zelfs wanneer de veroordelingen waarop de
vervallenverklaring is gebaseerd dateren van voor de inwerkingtreding op 14 december 2012
van artikel 23/1 WBN.
220. Het Grondwettelijk Hof besloot dat de prejudiciële vraag een vergelijking vraagt die niet
pertinent is, in die mate dat de veroordeling dateert van vóór de inwerkingtreding van artikel
23/1 WBN .
221. Zij kon bijgevolg niet het voorwerp uitmaken van de bij artikel 23/1, § 1, 1°, WBN ingevoerde
procedure, maar enkel van de procedure uit artikel 23 WBN. In zoverre daarin het verschil in
behandeling bekritiseerd wordt tussen personen die enkel aan de in artikel 23 WBN bedoelde
procedure kunnen onderworpen worden, aangezien artikel 23/1 van hetzelfde Wetboek
krachtens artikel 32 van de wet van 4 december 2012 niet op hun situatie van toepassing kan
zijn, en personen die sedert de inwerkingtreding van de wet van 4 december 2012 aan de in
artikel 23/1 van hetzelfde Wetboek bedoelde procedure zouden kunnen worden onderworpen,
is de vergelijking bijgevolg niet pertinent. Die vergelijking heeft immers betrekking op situaties
die door bepalingen zijn geregeld die op verschillende tijdstippen van toepassing zijn.
222. De vraag naar verenigbaarheid van de procedure onder artikel 23 WBN met artikel 2 van het
zevende Protocol bij het EVRM werd ook aan het Grondwettelijk Hof gesteld.315 Artikel 2
voorziet in een recht op hoger beroep in strafzaken. Artikel 2, eerste paragraaf, stelt duidelijk
312
Ch.-L. CLOSSET en B. RENAULD, Traité de la nationalité belge, Brussel, Larcier, 3e editie, 2015, 353, nr. 736, voetnoot 1; M.
VERWIGHEN, Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 1985, nr. 804 ; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, t. II, Les personnes, vol. 1, 4
e editie, nr. 242
313 C. AERTS, “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 105 (online vindplaats: jurisquare) 314
Advies van de Raad van State nr. 49.941/AV/2/V van 16 en 23 augustus bij het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken, 21 september 2011, 30 315
Protocol nr. 7 bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, Straatsburg, 22 november 1984
56
dat iedereen die door een gerecht is veroordeeld wegens een strafbaar feit, het recht heeft zijn
schuldigverklaring of veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger gerecht. Er is
dus een principieel recht op dubbele aanleg. Het artikel voorziet ook in de mogelijkheid van
uitzonderingen voor lichte overtredingen, maar ook in de gevallen waarin de betrokkene in
eerste aanleg werd berecht door het hoogste gerecht. Het principe van een dubbele aanleg
geldt echter enkel in strafzaken.
223. Het Grondwettelijk Hof stelt dat de bij artikel 23 WBN ingevoerde vervallenverklaring van de
nationaliteit een maatregel is van burgerlijke aard, onafhankelijk van elke strafrechtelijke
vervolging, en dat over de vervallenverklaring besloten wordt door het hof van beroep dat
zitting houdt in burgerlijke zaken. Door de Ministerraad wordt ter motivatie verwezen naar een
arrest van het Hof van Cassatie van 30 juni 1949 waarin het Hof stelt dat de door artikel 23 WBN
ingevoerde procedure tot vervallenverklaring van de nationaliteit geen strafrechtelijke
procedure is. Het Grondwettelijk Hof concludeert hieruit dat dit onderdeel van de prejudiciële
vraag niet onderzocht moet worden, aangezien er enkel in strafzaken een algemeen beginsel
van dubbele aanleg wordt gewaarborgd. Het Hof besluit dat de maatregel niet zonder redelijke
verantwoording is. Het wijst hiervoor verschillende redenen aan: vervallenverklaring is een
uitzonderingsmaatregel, waartoe bovendien enkel door een rechtscollege kan worden besloten,
op vordering van het openbaar ministerie in een op zichzelf staande procedure voor het hof van
beroep. De mogelijkheid om hoger beroep in te stellen conform de in artikel 23/1 bedoelde
secundaire procedure, heeft op zich niet tot gevolg dat de in het geding zijnde artikel 23
bedoelde regeling discriminerend zou zijn of worden.316
224. Het had opportuun kunnen zijn voor de rechtszekerheid mocht het Grondwettelijk Hof er
rekening mee hebben gehouden dat het EHRM kan overgaan tot een autonome interpretatie
van begrippen.
§ 3. Toegang tot voorziening in cassatie
225. Een cassatievoorziening tegen een arrest houdende vervallenverklaring op grond van artikel 23
WBN is aan bepaalde voorwaarden onderworpen.
226. De bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn opgesomd in artikel 23 § 6 WBN. De
voorziening is enkel ontvankelijk indien ze met redenen omkleed is en enkel in de mate dat
ze betrekking heeft op een middel inzake nationaliteit dat moet aangebracht zijn voor
het hof van beroep dat onwettig of onregelmatig werd afgewezen door het hof van
beroep. De voorziening kan dus enkel aangewend worden wanneer voor het hof van
beroep werd aangenomen of beweerd dat de betrokkene de Belgische nationaliteit
verkreeg op zijn geboortedag doordat één van zijn ouders op dat ogenblik de Belgische
nationaliteit bezat.
227. De cassatievoorziening staat bij vervallenverklaring op basis van artikel 23 WBN dus
enkel open voor appellanten die van oorsprong Belg zijn op basis van ius sanguinis (of dit
minstens beweren te zijn). Dit onderscheid tussen personen die van oorsprong Belg zijn
en zij die dit niet zijn leidt ertoe dat de twee categorieën Belgen aan een verschillende
316
GwH 17 september 2015 nr. 122/2015 (prejudiciële vraag), www.const-court.be (17 september 2015); BS 26 november 2015 (eerste uitgave) (uittreksel), 70692 en http://staatsblad.be (29 november 2015); Rev.dr.étr. 2015, afl. 184, 438
57
behandeling onderworpen worden. Dit verschil in behandeling zou een schending
kunnen uitmaken op het gelijkheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel.
228. Precies die vraag werd voorgelegd aan het Hof van Cassatie. De eiser voerde aan dat
artikel 23 §6 WBN de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt. Hij verzoekt het Hof van
Cassatie om aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen die in substantie luidt
als volgt: schendt artikel 23 §6, eerste lid WBN de beginselen van gelijkheid en non-
discriminatie, in zoverre het de verweerder verbiedt cassatieberoep in te stellen tegen de
vordering tot vervallenverklaring die bij het Hof geen aangifte doet van een onwettige of
onregelmatige afwijzing van de bij wet bepaalde exceptie die hij voor de appelrechters heeft
doen gelden?317
229. De ongrondwettigheid waarover de eiser zich beklaagt ligt in de verschillende behandeling door
de wet tussen, enerzijds, degenen die van oorsprong Belg zijn of beweren dit te zijn en,
anderzijds, zij die dit niet zijn, aangezien het cassatieberoep alleen openstaat voor de burgers
van de eerste categorie en alleen wanneer de opgeëiste hoedanigheid hen ten onrechte werd
geweigerd.
230. Het Hof van Cassatie beslist dat, aangezien het middel niet voor de bodemrechter werd
aangevoerd, het artikel 23 §6, eerste lid WBN leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het
cassatieberoep, ook al zou het wegens de overige beperkingen die het aan het cassatieberoep
stelt, ongrondwettig moeten verklaard worden.
231. Het Hof sprak zich dus niet uit over de verenigbaarheid van het onderscheid met het
gelijkheidsbeginsel, maar lijkt de ongrondwettigheid ervan niet uit te sluiten.
232. Indien door het Grondwettelijk Hof in de toekomst het onderscheid als discriminatoir zou
beschouwd worden, dan zou dit betekenen dat het cassatieberoep zou moeten openstaan voor
iedere verweerder in de vordering tot vervallenverklaring, ongeacht de wijze waarop hij Belg is
geworden en ongeacht de reden die in het cassatieberoep wordt aangevoerd, op voorwaarde
dat die reden betrekking heeft op de afwijzing van een verweer voor de bodemrechters.
233. In het arrest van 10 juni 2009 werd aan het Hof van Cassatie ook de vraag gesteld of het
cassatieberoep voldoet aan de vereiste van een daadwerkelijk rechtsmiddel dat door artikel 13
EVRM gewaarborgd wordt. Artikel 13 waarborgt het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel
tegen iedere beslissing die de in het verdrag toegekende rechten en vrijheden kan schenden.
Het EVRM waarborgt echter geen recht op de dubbele nationaliteit.
234. Het arrest dat de eiser zijn Belgische nationaliteit ontneemt en daarbij vaststelt dat hij Tunesiër
blijft, is dus geen beslissing die onderworpen is aan het recht op een daadwerkelijk
rechtsmiddel.
235. Bedenking die hierbij gemaakt kan worden is dat het EVRM dan wel niet het recht op een
dubbele nationaliteit mag waarborgen. Het verlies van de Belgische nationaliteit kan er wel toe
leiden dat andere rechten die wel gewaarborgd worden onder het EVRM onder druk komen te
staan. Hierbij kan gedacht worden aan het recht op een familie en privéleven. Men zou kunnen
argumenteren dat hier ook rekening mee moet gehouden worden.
317
HvC 10 juni 2009, P.09.0295.F/1
58
236. Wanneer we zouden aannemen dat de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit toch
een strafrechtelijke sanctie is, dan zou kunnen verwezen worden naar de zaak Krombach t.
Frankrijk van 13 februari 2001, waarin het Hof vermeldt dat elke beperking in nationale
wetgeving op het recht op een hoger beroep een legitiem doel moet nastreven en de essentie
van het recht op hoger beroep niet mag aantasten.318
Nationaliteit als element in de bescherming van mensenrechten
237. Er zijn verschillende rechten die in het gedrang kunnen komen wanneer iemand zijn Belgische
nationaliteit vervallen ziet verklaard worden en is het onduidelijk of België al dan niet conform
internationale wetgeving handelt door deze sanctie in te voeren. Zo is het hebben van een
nationaliteit een mensenrecht, maar zo zijn er ook andere rechten die volgen uit of afhankelijk
zijn van nationaliteit waarop men na een vervallenverklaring logischerwijze geen aanspraak
meer kan maken. Een nationaliteit is bijvoorbeeld een belangrijk element in de bescherming van
mensenrechten: zo is het een sterke garantie tegen uitwijzingen of uitleveringen aan een land
waar de persoon het risico loopt gefolterd of mishandeld te worden. Kan België het
verantwoorden iemand die bescherming te ontnemen? Dit is een belangrijke vraag die een
belangenafweging inhoudt, maar ook zeker van afhangen van het objectief van de regelgeving.
Verbod op onmenselijke of vernederende behandelingen (artikel 3 EVRM)
238. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zou in bepaalde omstandigheden kunnen
oordelen dat de vervallenverklaring van nationaliteit en de daarop volgende uitlevering of
uitwijzing van een persoon van het grondgebied de betrokkene zou kunnen blootstellen aan
onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 3 van het EVRM in de Staat
waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft behouden.
239. Een vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit heeft geen uitlevering of uitwijzing naar
het land van oorsprong van de betrokkene tot automatisch gevolg. Voor dergelijke uitlevering of
uitwijzing is een aparte procedure voorzien. Er kan dus moeilijk beweerd worden dat
vervallenverklaring van nationaliteit an sich een schending van artikel 3 EVRM zou uitmaken. De
Belgische nationaliteit is echter een belangrijke bescherming tegen uitlevering. België levert zijn
eigen staatsburgers niet uit.319 Artikel 1 van de Uitleveringswet van 1874 voorziet namelijk enkel
in de mogelijkheid tot uitlevering voor vreemdelingen.320 Dit gebeurt onder bepaalde
voorwaarden - opgenomen in onder andere de Uitleveringswet - wel met landen waarmee een
uitleveringsakkoord is afgesloten.
240. Wanneer een persoon vatbaar is voor vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit op
grond van artikel 23, 23/1 of 23/2 WBN, dan mogen we ervan uitgaan dat het gaat om zware
misdrijven. Het is niet ondenkbaar dat de betrokkene reeds voor andere misdrijven werd
vervolgd in andere landen, waaronder zijn land van oorsprong, en daar onderworpen zou
kunnen worden aan onmenselijke of vernederende behandelingen. Vervolging in het land van
oorsprong is zelfs geen noodzakelijke voorwaarde. In sommige landen worden personen die
318
Krombach t. Frankrijk, 29731/96, 13 februari 2001 319
J. DE HERDT, “De uitlevering overgelegd aan de nationaliteit? Over de positie van de nationaliteitsexceptie in het hedendaagse uitleverings-, overleverings- en overbrengingsrecht”, Nullem Crimen, 2009, 1 320
Uitleveringswet van 15 maart 1874, BS 17 maart 1874
59
vervolgd zijn voor terroristische misdrijven mishandeld. In dat geval kan de Belgische
nationaliteit van groot belang zijn. Zolang een persoon de Belgische nationaliteit bezit, zal de
Belgische Staat in principe niet uitleveren aan landen zoals Marokko, waarvan gekend is dat zij
zeer hard optreden tegen personen die een link hebben met terroristische organisaties of
misdrijven en hiermee maar al te vaak artikel 3 EVRM schenden.321
241. Wanneer de betrokkene door vervallenverklaring zijn Belgische nationaliteit verliest, dan kan hij
plots wel uitgeleverd worden. Die uitlevering kan een schending uitmaken van artikel 3 EVRM
wanneer ze gebeurt naar een land waar er een reële kans is dat de betrokkene onderworpen zal
worden aan onmenselijke of vernederende behandeling zoals begrepen onder artikel 3 EVRM.
242. In de zaak Ouabour werd er door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een schending
vastgesteld in hoofde van de Belgische Staat in zoverre een geplande uitlevering van België aan
Marokko effectief zou doorgaan.322 De betrokkene werd in België veroordeeld voor deelname
aan een terroristische organisatie.Hij is een Marokkaans staatsburger en Marokko vraagt de
uitlevering.323 Aangezien de betrokkene verschillende verslagen van internationale en non-
gouvernementele organisaties kan inroepen die aantonen dat er een reëel risico bestaat dat hij -
als persoon die veroordeeld is voor terroristische misdrijven - onmenselijke of vernederende
behandelingen zou moeten ondergaan, besluit het EHRM dat de Belgische Staat artikel 3
schendt wanneer ze Ouabour effectief uitlevert aan Marokko.324 Die beslissing is vooral
ingegeven doordat de betrokkene behoort tot een bepaalde categorie personen die geviseerd
worden door de Marokkaanse overheid en die een niet te verwaarlozen reële kans oplopen om
onmenselijke of vernederende behandelingen te moeten ondergaan, met name personen die
veroordeeld zijn voor terroristische misdrijven. Het gaat dus niet enkel om een abstract risico op
schendingen onder artikel 3 EVRM: de betrokkene behoort tot een groep die vaak geviseerd is
én de Marokkaanse officier van Justitie had de uitlevering gevraagd voor onder andere het
plegen van terroristische misdrijven.325
243. Het arrest Ouabour betekent natuurlijk niet dat elke uitlevering aan Marokko een schending zou
uitmaken van artikel 3 EVRM, maar wanneer de betrokkene in België veroordeeld werd wegens
terroristische misdrijven en voor gelijkaardige feiten in Marokko wordt vervolgd, dan moeten er
al erg sterke garanties geboden worden door de Marokkaanse Staat om een uitlevering
verenigbaar te achten met artikel 3 EVRM. Het arrest Ouabour zou een effect kunnen hebben op
het Aanvullend Protocol dat tussen Marokko en België is gesloten in 2007 en dat uitlevering aan
Marokko zelfs mogelijk maakt tegen de wil van de betrokkene in.326
244. Aan het principe dat de Belgische staat zijn eigen onderdanen niet uitlevert, verandert de
dubbele nationaliteit niets. Zelfs wanneer de andere nationaliteit van de betrokkene die van de
verzoekende Staat is, wordt hier in principe geen rekening mee gehouden.327 Wanneer er een
321
X., “Morocco: shadow of impunity: torture in Morocco and Western Sahara” (landenrapport van Amnesty International), 19 mei 2015, https://www.amnesty.org/en/documents/mde29/001/2015/en/ 322
EHRM, Ouabour t. België, 2 juni 2015, nr. 26417/10 323
Ibid. punt 8 en 15 324
Ibid. punt 49-54, 76 en 79 325
Ibid. punt 76 326
Art. 1, §4, tweede lid van het Aanvullend Protocol ondertekend te Rabat op 19 maart 2007 bij de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko inzake bijstand aan gedetineerde personen en de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Brussel op 7 juli 1997, BS 24 april 2011 327
J.M. THOUVENIN, « Le principe de non extradition des nationaux », 10, www.academia.edu/4809493/LE_PRINCIPE_DE_NON_EXTRADITION_DES_NATIONAUX
60
vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit gebeurt, dan speelt het principe van niet-
uitlevering van eigen onderdanen niet meer. Een verzoek tot uitlevering kan dan veel
makkelijker ingewilligd worden.
245. In 2012 woedde er een hevig debat rond precies dit thema.328 Verschillende politieke partijen
streefden ernaar om een vervallenverklaring van Fouad Belkacem te bekomen zodat er op het
verzoek tot uitlevering door Marokko kon ingegaan worden.329 Belkacem was de woordvoerder
van de terroristische organisatie Sharia4Belgium en werd veroordeeld voor verschillende
misdrijven. Hij beschikt over zowel de Belgische als de Marokkaanse nationaliteit. De procureur
des Konings en de minister van Justitie werkten ten tijde van zijn veroordeling samen om te
kijken of het mogelijk was om Belkacem de Belgische nationaliteit te ontnemen.330 Er werd
echter vastgesteld dat het niet mogelijk was om de vervallenverklaring van de Belgische
nationaliteit uit te spreken voor Belkacem, omdat de door hem gepleegde misdrijven dit niet
konden rechtvaardigen.331 Over uitlevering aan Marokko was dan ook geen sprake meer. In 2016
werd Belkacem echter voor nieuwe feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar
wegens terroristische misdrijven.332 Tot nu toe lijkt er nog geen nieuw onderzoek te zijn gestart
naar de mogelijkheid van vervallenverklaring, maar het lijkt alsof dit nu wel mogelijk zou zijn,
aangezien de hem opgelegde straf de vereiste duur nu wel bereikt. Of er alsnog een
vervallenverklaring komt, zal moeten blijken na de voorziening in cassatie beoordeeld werd.333
In dat geval zal het interessant zijn om te zien of de Belgische Staat nog steeds van plan is om
over te gaan tot uitlevering van Belkacem aan Marokko, rekening houdend met het arrest
Ouabour van het EHRM. Het risico dat dit een schending van artikel 3 EVRM zou opleveren is
namelijk groot. Dit is zeker zo wanneer we kijken naar het arrest van het EHRM in de zaak
Daoudi tegen Frankrijk.334
246. In het arrest Daoudi van 2009 werd de betrokkene, die in Frankrijk veroordeeld was wegens
terroristische misdrijven, vervallen verklaard van de Franse nationaliteit. Hij werd bovendien
veroordeeld tot een definitief verbod op het betreden van het Frans grondgebied. Gedurende
de termijn van zijn gevangenisstraf, wordt er een uitzettingsprocedure naar Algerije gestart.
Gezien de rapporteringen van verschillende internationale organisaties over de schendingen van
artikel 3 EVRM in Algerije, tegen personen die veroordeeld zijn voor terroristische misdrijven,
oordeelt het Hof dat er een reëel risico bestaat dat de betrokkene behandelingen zou
ondergaan die in strijd zijn met artikel 3 EVRM indien hij uitgezet zou worden naar Algerije.335
247. De Belgische Staat moet bijgevolg heel voorzichtig te werk gaan als hij een persoon die
veroordeeld werd voor terroristische misdrijven de Belgische nationaliteit wil ontnemen met het
oog op uitlevering of uitzetting naar een land waar de kans reëel is dat hij aan onmenselijke of
328
P. VOROBIEVA, La demande de déchéance de nationalité de Belkacem est en cours, 8 juni 2012, www.lesoir.be/8074/article/actualite/belgique/2012-06-08/demande-déchéance-nationalité-belkacem-est-en-cours ; Belkacem peut-il perdre sa nationalité?, 9 juni 2012, www.lalibre.be/actu/belgique/belkacem-peut-il-perdre-sa-nationalite-51b8ec13e4b0de6db9c6d5a7 ; Woordvoerder Sharia4Belgium riskeert uitlevering, 16 februari 2012, www.demorgen.be/binnenland/woordvoerder-sharia4belgium-riskeert-uitlevering-b63559ba/ 329
Commissie voor de Justitie van 13 juni 2012, 01.11, www.dekamer.be/doc/CCRI/pdf/53/ic513x.pdf 330
Commissie voor de Justitie van 13 juni 2012, 01.11, www.dekamer.be/doc/CCRI/pdf/53/ic513x.pdf 331
W. ROMMERS, Fouad Belkacem blijft Belg, 6 februari 2014, www.standaard.be/cnt/dmf20140205_055 332
Belkacem krijgt ook in beroep twaalf jaar cel, 27 januari 2016, www.standaard.be/cnt/dmf20160127_02092724 333
Fouad Belkacem vecht vonnis aan bij Cassatie (correctie: arrest), 10 februari 2016, www.knack.be/nieuws/belgie/fouad-belkacem-vecht-vonnis-aan-bij-cassatie/article-normal-663775.html 334
EHRM, Daoudi t. Frankrijk, 3 december 2009, nr. 19576/08 335
EHRM, Daoudi t. Frankrijk, 3 december 2009, nr. 19576/08, punt 37-52 en 72
61
vernederende behandelingen zou onderworpen worden. Dat risico zal in elke situatie
afzonderlijk beoordeeld moeten worden om te kunnen verzekeren dat België geen veroordeling
oploopt voor schending van artikel 3 EVRM. Bovendien zou de vervallenverklaring met het oog
op uitzetting kunnen gezien worden als rechtsmisbruik ten aanzien van het verbod om eigen
onderdanen uit te zetten dat opgenomen is in artikel 3 van het Vierde Protocol bij het EVRM.
248. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een uitlevering of uitzetting na een vervallenverklaring
verschillende waarborgen zal moeten hebben wil zij in overeenstemming zijn met de rechten en
vrijheden gewaarborgd door het EVRM.
Recht op privé- en gezinsleven
249. Het recht op respect voor privé- en familieleven wordt als een grondrecht beschouwd en wordt
gewaarborgd door zowel artikel 8 EVRM als artikel 22 van de Grondwet.
250. Artikel 8 EVRM bepaalt dat: “een ieder recht heeft op respect voor zijn privé-leven, zijn familie-
en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.” In een tweede lid wordt bepaald dat:
“geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan
voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het
belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het
land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de
gezondheid of de goede zeden of bescherming van de rechten en vrijheden van anderen”.
251. Artikel 22 van de Grondwet336 bepaalt dat: “ieder het recht heeft op eerbiediging van zijn privé-
leven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet
bepaald”.
252. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 22 van de Grondwet blijkt bovendien dat de
Grondwetgever een zo groot mogelijke concordantie heeft willen nastreven "met artikel 8 van
het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden, teneinde betwistingen over de inhoud van dit Grondwetsartikel respectievelijk artikel
8 EVRM te vermijden".337 338
253. In het EVRM is er geen recht op nationaliteit voorzien. Hoewel artikel 8 EVRM geen recht
garandeert op het verkrijgen of het niet verliezen van een nationaliteit, dan nog kan een
weigering om een nationaliteit toe te kennen of een vervallenverklaring van nationaliteit, in
bepaalde gevallen, een negatieve invloed hebben op het privé- of familieleven en aanleiding
geven tot een schending van artikel 8 EVRM.
254. Ook in de Grondwet is er geen enkele bepaling voorzien die het recht op het verkrijgen van de
Belgische nationaliteit waarborgt. Artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel
8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, verzet zich er evenwel tegen dat de
Belgische nationaliteit op willekeurige wijze wordt ontnomen wanneer die beslissing afbreuk
doet aan de eerbiediging van het privé- en gezinsleven van de betrokkene.339
336
De gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994, BS 17 februari 1994 337
Parl. St., Kamer, 1993-1994, nr. 997/5, 2 338
Grondwettelijk Hof, 24 april 2008, nr. 73/2008 339
Ibid. B.8.2.
62
255. Wanneer iemand de Belgische nationaliteit verliest door een beslissing tot vervallenverklaring,
dan zal dit er in de praktijk vaak tot leiden dat de betrokkene het Belgische grondgebied zal
moeten verlaten omdat het zonder de Belgische nationaliteit of een andere legale verblijfstitel
bijzonder moeilijk zal blijken om een normaal leven te leiden in België. Als die persoon een
familie heeft en hun familieleven speelt zich normaliter in België af, dan zou de betrokkene voor
de rechtbank kunnen argumenteren dat een vervallenverklaring een schending inhoudt van zijn
recht op familieleven.
256. De betrokkene zou de beslissing tot vervallenverklaring dus voor de rechter kunnen aanvechten
omdat dit zijn rechten onder artikel 8 EVRM schendt.
257. Een andere mogelijke argumentatie berust op artikel 8 EVRM in samenhang met artikel 14
EVRM. De betrokkene kan argumenteren dat het verschil in behandeling het non-
discriminatieprincipe uit artikel 14 EVRM schendt samen genomen met artikel 8 EVRM,
aangezien slechts een bepaalde categorie van de Belgische bevolking kan onderworpen worden
aan de vervallenverklaring en dus mogelijke schendingen kan ondervinden onder artikel 8
EVRM, waardoor die groep ongunstiger wordt behandeld dan andere Belgen.
258. Voor de Franse Raad van State werd wel reeds door een persoon die bij decreet vervallen
verklaard was van de Franse nationaliteit op grond van terroristische misdrijven, opgeworpen
dat die beslissing zijn recht op familieleven schendt.340 De argumentatie in casu was dat de
betrokkene, doordat hij door de vervallenverklaring de Franse nationaliteit verliest, nu het
voorwerp kan uitmaken van een maatregel van uitzetting van het Frans grondgebied. Hierdoor
zou elke band met zijn echtgenote en zijn kinderen verbroken worden, waardoor hun recht op
familieleven geschonden zou worden.
259. De Raad van State overwoog dat een decreet, waarin een beslissing tot vervallenverklaring is
opgenomen, geen effect heeft op de aanwezigheid van de betrokkene op het Frans territorium.
Het heeft ook geen effect op de banden van de betrokkene met zijn familieleden. Hieruit
besloot de Raad van State dat de bepalingen uit artikel 8 EVRM niet kunnen ingeroepen worden
tegen een decreet houdende vervallenverklaring van de Franse nationaliteit, en concludeert dat
er bijgevolg geen sprake is van een schending van artikel 8 EVRM.
260. In een recent arrest van de Franse Raad Van State betwistte een persoon, die vervallen
verklaard was van de Franse nationaliteit voor het plegen van terroristische misdrijven, de
legaliteit van de beslissing.341 De betrokkene was van mening dat de vervallenverklaring het non-
discriminatiebeginsel uit artikel 14 EVRM schendt. De Raad van State deelde die mening niet. De
Raad oordeelde dat het recht voor een vreemdeling om een nationaliteit te verkrijgen en te
behouden niet behoort tot één van de rechten en vrijheden gewaarborgd door het EVRM, wat
impliceert dat artikel 14 EVRM niet ingeroepen kan worden.
261. De betrokkene had er beter aan gedaan om artikel 8 EVRM in te roepen in samenhang met
artikel 14 EVRM. Nationaliteit, een constitutief element van de identiteit van een persoon, is
namelijk beschermd door het recht op privé- en familieleven onder artikel 8 EVRM.342343 Het
volstaat dus om de aantasting van de identiteit en bijgevolg artikel 8 EVRM in te roepen om over
340
Conseil d’état, 26 september 2007, nr. 301145, Recueil Lebon - Recueil des décisions du conseil d’état 2007 341
Conseil d’état, 11 mei 2015, nr. 383664 342
EHRM 11 oktober 2011, nr. 53124/09, Genovese t. Malta 343
J. LEPOUTRE, " Nationalité (déchéance) validité d’un décret pour acte de terrorisme - Conseil d’état 11 mai 2015, Recueil Dalloz 2015, 1099
63
een grief te beschikken die wel degelijk valt onder één van de rechten en vrijheden beschermd
in het EVRM.344
262. Het mogelijk succes van een verweer tegen een beslissing tot vervallenverklaring lijkt dus
moeilijk te voorspellen en het zou interessant zijn om te zien hoe een Belgisch rechtscollege
hiermee zou omgaan, rekening houdend met het feit dat een vervallenverklaring er de facto
toch toe zal leiden dat de betrokkene zich naar zijn land van oorsprong zal moeten begeven
omdat hij hoogstwaarschijnlijk geen verblijfstitel meer zal kunnen bekomen en dus onder
andere niet meer zal kunnen genieten van sociale en economische rechten. Er kan moeilijk
geloofwaardig aangehouden worden dat dit geen effect heeft op het privé- of gezinsleven van
de betrokkene. Of dit proportioneel is, is een andere vraag.
Verbod van uitzetting van onderdanen (artikel 3 van Protocol 4)
263. Het derde artikel van het Vierde Protocol bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de
Mens en de Fundamentele Vrijheden voorziet in een verbod van uitzetting van onderdanen.345
Het artikel bepaalt dat niemand, bij wege van een maatregel van individuele of collectieve aard,
uitgezet mag worden uit het grondgebied van de Staat, waarvan hij een onderdaan is. Ook stelt
hetzelfde artikel dat aan niemand het recht mag ontnomen worden om het grondgebied te
betreden van de Staat waarvan hij een onderdaan is.
264. Eigen staatsburgers uitzetten of de toegang tot het grondgebied ontzeggen zal zelfs onder zeer
strikte voorwaarden moeilijk te verzoenen zijn met artikel 3 van het Vierde Protocol. Door via de
procedure tot vervallenverklaring een Belgische onderdaan (die over een dubbele nationaliteit
beschikt) zijn Belgische nationaliteit te ontnemen, lijkt de Belgische Staat het stringente regime
van artikel 3 Protocol 4 te ontlopen. Nadat iemand van de Belgische nationaliteit vervallen is
verklaard, zal het veel eenvoudiger zijn om de betrokkene uit te zetten of de toegang tot het
grondgebied te ontzeggen. Door de vervallenverklaring te koppelen aan de dubbele
nationaliteit, lijkt de Belgische Staat zijn verplichtingen onder artikel 3 Protocol 4 handig in te
perken.
265. Nochtans kan Protocol 4 heden gezien worden als een instrument dat zich toelegt op de
begrenzingen die zijn bepalingen kunnen opleggen aan staten die de nationaliteit van een
persoon willen ontnemen wanneer de betrokkene daarnaast nog over een andere nationaliteit
beschikt.346
266. De hamvraag om te kunnen besluiten of Protocol 4 van toepassing is m.b.t. bipatriden is of het
internationaal recht beperkingen of begrenzingen oplegt aan het recht van Staten om
nationaliteit te ontnemen.347
267. Uit de voorbereidende werken van het Vierde Protocol blijkt dat er voorgesteld was om een
Staat te verbieden de nationaliteit te ontnemen met als doel de uitzetting van de betrokkene.
Dit werd uiteindelijk niet opgenomen omdat de meerderheid van de experts het niet opportuun
344
Ibid. 345
Protocol nr. 4 bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, tot het waarborgen van bepaalde rechten en vrijheden die niet reeds in het Verdrag en in het Eerste Protocol daarbij zijn opgenomen, 16 september 1963 346
N. MOLE, “Multiple nationality and the European Convention on Human Rights”, Migrantenrecht 2002, 135 347
N. MOLE, “Multiple nationality and the European Convention on Human Rights”, Migrantenrecht 2002, 138
64
achtten om de delicate vraag naar legitimiteit van maatregelen die het ontnemen van
nationaliteit mogelijk maken aan te raken. Ook waren zij van mening dat het sowieso moeilijk
zou zijn om aan te tonen dat, wanneer een Staat een persoon zijn nationaliteit ontneemt en de
betrokkene onmiddellijk daarna uitzet, de nationaliteit ontnomen is met het doel de persoon uit
te zetten.348
268. Dit betekent echter niet dat Staten volledig vrij zijn wat betreft hun beslissingen inzake
vervallenverklaring. Sommige auteurs zijn namelijk van mening dat dergelijke bepaling niet
nodig was. Vervallenverklaring met als doel het ontwijken van verplichtingen onder algemeen
internationaal recht, zoals de verplichting om eigen onderdanen niet uit te zetten, zou op zich
staatsaansprakelijkheid met zich meebrengen.349
269. Uit de wetgeving betreffende vervallenverklaring en de relevante parlementaire
voorbereidingen blijkt die wil niet expliciet. Een wetsvoorstel aangaande de vervallenverklaring
van de Belgische nationaliteit van personen die geëngageerd zijn in terroristische organisaties
stelt uitdrukkelijk dat het de bedoeling is om de betrokkenen het recht te ontnemen om naar
België terug te keren en er te verblijven.350 Dit wetsvoorstel werd niet aangenomen, maar een
gelijkaardig (op sommige vlakken meer gematigd) wetsvoorstel werd enkele maanden later wel
aangenomen, hoewel in het aangenomen wetsvoorstel geen verwijzing wordt gemaakt naar
dergelijk motief voor vervallenverklaring. Uit het niet-aangenomen voorstel, de publieke opinie
en de motivering van vervallenverklaring als maatregel ter bescherming van de Belgische Staat,
zou men kunnen argumenteren dat vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit van
terroristen toch het verwijderen van die individuen van het Belgisch grondgebied tot doel heeft.
270. Opmerkelijk is dat in de Franse rechtsleer verschillende auteurs het motief van algemeen belang
dat de Grondwettelijke Raad hanteert om het verschil in behandeling te rechtvaardigen, invullen
als “verwijderen van het gevaar”. Door de Franse nationaliteit te ontnemen kan de betrokkene
het territorium uitgezet worden. Dit betekent dat de persoon op effectieve en onmiddellijke
wijze niet langer een gevaar uitmaakt voor de Franse bevolking.351
271. Hoewel zowel de Belgische als de Franse wetgever heel voorzichtig zijn en het uitzetten van
personen nooit officieel als motief tot vervallenverklaring aanwijzen, kan uit andere
bewoordingen afgeleid worden dat dit wel één van de redenen voor uitzetting is.
Recht op een eerlijk proces: juridische samenwerking met derde landen
272. Naast de beperkingen op de toegang tot verzet, tweede aanleg en cassatie, is er nog een
algemene procedurele bedenking die moet vermeld worden, met name de samenwerking met
derde landen en het gebruik van informatie die op deze manier werd vergaard in gerechtelijke
procedures in België.
348
Raad van Europa, “Explanatory Reports on the Second to Fifth Protocols to the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms”, 1971, 48 349
I. BROWNLIE, Principles of public international law, 4de
editie, Oxford, Oxford University Press, 397, voetnoot 84 350
Wetsvoorstel van 13 januari 2015 betreffende de bestraffing en de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit van Belgen die zich vrijwillig aansluiten bij of taken vervullen voor bepaalde jihadistische groeperingen, verenigingen of entiteiten, 54-0781/001, 12 351
O. LE BOT, "La déchéance de nationalité pour les terroristes est conforme à la Constitution", Constitutions, 2015, 253-254 ; B. PAUVERT, "Autour de la déchéance et du retrait de la nationalité française", AJDA 2015, 1000
65
273. Terroristische misdrijven hebben vaak een internationaal kenmerk. Informatie-uitwisseling en
samenwerking is dan ook cruciaal in het tijdig opsporen van geplande aanvallen, maar speelt
ook een belangrijke rol bij het reageren op terroristische misdrijven. Het is echter van cruciaal
belang dat die samenwerking gekenmerkt wordt door strenge voorwaarden en waarborgen en
met de uiterste zorg moet behandeld worden, in het bijzonder wanneer de gedeelde informatie
afkomstig is van landen die het niet altijd even nauw nemen met de mensenrechten.352 Het
probleem ligt erin dat er een reëel risico bestaat dat informatie gedeeld door sommige landen,
verkregen zou kunnen zijn door foltering of andere praktijken die mensenrechtenschendingen
inhouden. Informatie gebruiken die op dergelijke wijze werd verkregen in een rechtszaak zou
een flagrante schending uitmaken van het recht op een eerlijk proces van de betrokkene.353 In
gerechtelijke procedures bestaat er een absoluut verbod op het gebruik van bewijsmateriaal dat
door folterpraktijken werd verkregen in gerechtelijke procedures.354 Zo’n verbod wordt nogal
snel vergeten wanneer het gaat om vermeende terroristen. Hier ligt een groot risico voor
respect van het recht op een eerlijk proces dat gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM, en
bovendien toch een van de principes van onze rechtstaat zou moeten zijn. In zijn haast om een
antwoord te bieden op de groeiende terreurdreiging, lijkt de Belgische overheid dit echter te
vergeten.
274. Zo werd er in 2016 tussen België en Marokko een Samenwerkingsverdrag gesloten inzake de
bestrijding van terrorisme.355 Artikel 5 van het Samenwerkingsverdrag voorziet dat beide landen
elkaar bijstand zullen bieden met het oog op de voorkoming en opsporing van onder andere
terroristische misdrijven. In het zesde artikel is voorzien dat verstrekte informatie enkel als
bewijsmiddel kan gebruikt worden als ze verzonden is overeenkomstig de internationale regels
inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken.
275. Het probleem hiermee is dat Marokko een land is waar de mensenrechten met de regelmaat
van een klok worden geschonden door overheids- en politiediensten.356 Bewijzen of
bekentenissen verkregen onder marteling vinden zo hun weg in ons gerechtelijk systeem en
zouden kunnen gebruikt worden in een procedure tot vervallenverklaring. Nochtans is dit
duidelijk in strijd met het recht op een eerlijk proces. Waarborgen om dit te voorkomen dienen
dan ook ingevoerd te worden door de Belgische wetgever.
276. Dat dit geen onterechte bezorgdheid is, blijkt uit het arrest El Haski van 2012 van het EHRM.357
El Haski werd in België veroordeeld voor terroristische misdrijven op basis van getuigenissen van
derden die verkregen waren in Marokko.358 De personen die verhoord waren, beweerden dat de
getuigenissen verkregen waren door folteringen. Rekening houdend met verschillende
rapporten van onder andere de Verenigde Naties, Amnesty International en Human Rights
352
Hoorzitting van 5 juni 2015 betreffende Veiligheid en Mensenrechten: de voorstellen van Amnesty International België in antwoord op de twaalf maatregelen van de regering in de strijd tegen het terrorisme, Kamer, nr 54-1140/001,7-8 353
Art.3 EVRM, art. 7 BUPO, art. 5 UVRM 354
Hoorzitting van 5 juni 2015 betreffende Veiligheid en Mensenrechten: de voorstellen van Amnesty International België in antwoord op de twaalf maatregelen van de regering in de strijd tegen het terrorisme, Kamer, nr 54-1140/001,8 355
Wetsontwerp van 11 februari 2016 houdende instemming met het Samenwerkingsverdrag tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van het Koninkrijk Marokko inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme, opgemaakt te Brussel op 18 februari 2014, 54-1646/001 356
X., “Morocco: shadow of impunity: torture in Morocco and Western Sahara (landenrapport van Amnesty International)”, 19 mei 2015, www.amnesty.org/en/documents/mde29/001/2015/en/ 357
EHRM, El Haski t. België, 25 september 2012, nr. 649/08 358
Ibid. punt 24 en 36
66
Watch, besliste het Hof dat er in Marokko een verontrustend aantal klachten zijn van
folteringen, in het bijzonder voor personen die verdacht worden van betrokkenheid bij
terroristische groeperingen en misdrijven.359 Het Hof stelde dat, om te bepalen of een proces
eerlijk is verlopen, er moet gekeken worden naar de mogelijkheid van de betrokkene om de
authenticiteit van de bewijsstukken die tegen hem gebruikt worden te betwisten. Het gebruik
van bewijsmiddelen die verkregen zijn onder marteling, maakt de hele procedure ongeldig. Dit
geldt ook wanneer de getuigenissen onder foltering, niet van de betrokkene, maar van derden
verkregen zijn.360 Het Hof beseft dat het moeilijk is om foltering te bewijzen, in het bijzonder
waar de Staat waar de folteringen gebeuren, in casu Marokko, zelf meewerkt aan die
folteringen. Het acht het dan ook voldoende dat de betrokkene kan aantonen dat er een “echt
risico” bestaat dat de getuigenissen verkregen zijn door foltering.361 Rekening houdend met de
verschillende actoren, zowel afkomstig van de VN als niet-gouvernementele organisaties, acht
het Hof het twijfelachtig dat het Marokkaans rechtssysteem voldoende waarborgen biedt tegen
folterpraktijken en het gebruik van de getuigenissen of bekentenissen die eruit voortkomen.362
277. Het Hof stelde een schending vast van artikel 6 EVRM in die mate dat de bewijsmiddelen,
waarvan de reële kans bestond dat ze onder foltering verkregen waren, gebruikt werden in een
strafrechtelijke procedure, voor zover voor die bewijsmiddelen niet specifiek kon aangetoond
worden dat ze niet onder marteling verkregen waren.363
278. Er is nu sprake van een nieuw Samenwerkingsverdrag tussen België en Marokko, maar de regels
betreffende het weren van gegevens die door foltering verkregen werden zijn tot nader order
nog steeds ongewijzigd. Foltering of andere vernederende behandelingen die onder artikel 3
EVRM vallen zijn nog steeds niet in de wet opgenomen als absolute nietigheidsgrond. De
Belgische Staat schiet hierdoor schromelijk tekort in zijn verplichting om voor iedereen een
eerlijk proces te waarborgen en weigert ook om hiertoe bijkomende waarborgen in te voeren.364
359
Ibid. punt 50-57 360
Ibid. punt 84-85 361
Ibid. punt 86 en 88 362
Ibid. punt 90-98 363
Ibid. punt 99 364
X., “Brief van Amnesty International en La Ligue des droits de l’homme betreffende bevoegdheden omtrent Samenwerkingsverdrag met Marokko en de strijd tegen foltering”, 8 maart 2016, https://www.aivl.be/sites/default/files/bijlagen/brief_samenwerkingsverdrag.pdf; X., “Kop in het zand over foltering in Marokko, 22 april 2016”, https://www.aivl.be/nieuws/kop-in-het-zand-over-foltering-in-marokko
67
VERGELIJKING MET FRANS RECHT
279. Net zoals in het Belgische recht kan de Franse nationaliteit verloren gaan in verschillende
scenario’s. Er zijn verschillende gelijkenissen en pertinente verschillen tussen de
vervallenverklaring van nationaliteit in beide landen die hier worden bekeken en waaruit enkele
lessen kunnen getrokken worden.
De verschillende gevallen waarin verlies van de Franse nationaliteit mogelijk is
280. De Franse nationaliteit kan niet van rechtswege verloren worden. Het verlies is steeds het
resultaat van een verklaring van de betrokkene, een decreet of een rechterlijke uitspraak. Het
verlies van nationaliteit van de betrokkene strekt zich niet uit tot de echtgenoot of echtgenote,
noch tot de minderjarige kinderen.
281. Grosso modo kan de Franse nationaliteit verloren worden omwille van twee categorieën
rechtvaardigingsgronden. In de eerste categorie wordt de Franse nationaliteit verloren omdat ze
niet langer effectief is. Hierbij is te denken aan situaties waarin de betrokkene een andere
nationaliteit heeft of verkrijgt waaraan hij meer gehecht is of de situatie waarin hij reeds
gedurende lange tijd niet meer in Frankrijk verblijft en hiermee het contact heeft verloren.365 In
die gevallen worden de banden van de betrokkene met Frankrijk niet hecht genoeg geacht om
nog over de Franse nationaliteit te beschikken. Het beschikken over de Franse nationaliteit
stemt in die gevallen niet meer overeen met de werkelijkheid en dat vindt de Franse wetgever
niet opportuun, wat dan ook het verlies van de Franse nationaliteit rechtvaardigt. De beslissing
tot verlies is terug te vinden in een officiële akte, een geregistreerde verklaring, een decreet of
een rechterlijke uitspraak.366 De tweede categorie van rechtvaardigingsgronden steunt op het
idee dat de betrokkene gesanctioneerd moet worden voor gedrag dat als onwaardig of deloyaal
wordt beschouwd ten opzichte van de Franse Staat.367 In die gevallen heeft de Franse wetgever
voorzien dat er onder bepaalde voorwaarden kan overgegaan worden tot een
vervallenverklaring van de Franse nationaliteit.
282. Die tweedeling is ook terug te vinden in het Belgisch recht. Het gaat om het verschil tussen de
vormen van verlies van nationaliteit enerzijds en de vervallenverklaring anderzijds.
283. Wat betreft de eerste categorie van rechtvaardigingsgronden, kan de Franse nationaliteit
verloren worden door een verklaring van de betrokkene wanneer het bijvoorbeeld gaat over
situaties waarin iemand die beschikt over de Franse nationaliteit huwt met een vreemdeling of
waarin iemand met de Franse nationaliteit vrijwillig een vreemde nationaliteit verkrijgt.
284. De Franse nationaliteit kan ook verloren worden in het geval van actieve uitoefening door een
Fransman van een vreemde nationaliteit (artikel 23-7 Burgerlijk Wetboek), of in het geval van
tewerkstelling in een vreemde publieke dienst ondanks een bevel in de tegengestelde zin van de
overheid (artikel 23-8 Burgerlijk Wetboek).368 Deze opsomming is niet exhaustief. Deze
categorie is echter weinig relevant in de strijd tegen terrorisme en komt in deze uiteenzetting
verder slechts beperkt aan bod.
365
Art. 23 – 23-9 Code civil (FR), www.legifrance.gouv.fr 366
Art. 23-9 Code civil (FR), www.legifrance.gouv.fr 367
Art. 25 en 25-1 Code civil (FR), www.legifrance.gouv.fr 368
Art. 23 – 23-9 Code civil (FR), www.legifrance.gouv.fr
68
285. De tweede rechtvaardigingsgrond voor het verlies van de Franse nationaliteit is het idee van een
sanctie. Hierbij wordt een vervallenverklaring van de Franse nationaliteit voorzien als sanctie
voor bepaalde misdrijven (artikel 25 en 25-1 van het Frans Burgerlijk Wetboek).
Vervallenverklaring van de Franse nationaliteit
286. De vervallenverklaring van de Franse nationaliteit is de sanctie die erin bestaat om de verworven
nationaliteit aan een individu te onttrekken, wegens zijn onwaardigheid of gebrek aan
loyaliteit.369 De mogelijkheid tot vervallenverklaring van de Franse nationaliteit is al sinds 1993 in
artikel 25 van het Franse Burgerlijk Wetboek opgenomen voor situaties waarin er sprake was
van een veroordeling voor een misdaad of wanbedrijf dat een inbreuk uitmaakt op de
fundamentele belangen van de Natie.370
287. Die omschrijving is te vergelijken met “ernstige tekortkomingen aan de verplichtingen van een
Belgisch burger” uit artikel 23, § 1, 2° WBN. Probleem met beide begrippen is dat ze zeer ruim te
interpreteren zijn en weinig houvast bieden voor de betrokkene. Uit Belgische rechtspraak is
duidelijk geworden dat terroristische misdrijven hieronder begrepen kunnen worden. In
Frankrijk werd de twijfel hierrond reeds veel vlugger weggenomen doordat de wetgever in 1996
de expliciete verwijzing naar wanbedrijven of misdaden die een terroristisch misdrijf uitmaken
opnam in artikel 25, 1° BW.371 372
288. Artikel 25 van het Franse Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een persoon die de Franse nationaliteit
verkregen heeft, vervallen verklaard kan worden door een decreet na positief advies van de
Raad van State in de vijf situaties die limitatief opgesomd zijn.
289. De vervallenverklaring is een sanctie die bijzonder weinig wordt uitgesproken, hoewel er een
toename te merken is in de laatste jaren, zowel in Frankrijk als in België.373 374
§1. Personeel toepassingsgebied
290. De vervallenverklaring van de Franse nationaliteit is enkel mogelijk voor personen die de Franse
nationaliteit verkregen.375 De vervallenverklaring kan dus nooit uitgesproken worden ten
opzichte van personen die de Franse nationaliteit toegekend kregen bij hun geboorte, maar is
enkel van toepassing op “nieuwe Fransen”. De Franse wetgever heeft voor het personeel
toepassingsgebied van de vervallenverklaring dus een onderscheid gemaakt tussen verschillende
categorieën Fransen en dit op basis van de wijze waarop de Franse nationaliteit verkregen werd.
369
P. LAGARDE, "La nationalité française" in Manuel Dalloz de droit usuel, Parijs, Dalloz, 4de editie, 2011, nr. 42.101 370
Art. 25 Code civil (FR), versie geldig tussen 1 maart 1994 en 23 juli 1996, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993 nr. 93-933 371
Loi n° 96-647 FR 22 juli 1996 tendant à renforcer la répression du terrorisme et des atteintes aux personnes dépositaires de l'autorité publique ou chargés d'une mission de service public et comportant des dispositions relatives à la police judiciaire, J.O., 23 juli 1996, www.legifrance.gouv.fr 372
P. WAUTELET, “Deprivation of citizenship for 'jihadists': analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 5, http://ssrn.com/abstract=2713742 373
Assemblée nationale, 16 september 2014, www.assemblee-nationale.fr/14/cri/2013-2014-extra2/20142010.asp; voor recente beslissingen tot vervallenverklaring, zie: Raad van State, ordonnanties van 20 november 2015 (nr. 394357, nr. 394355, nr. 394353, nr. 394351 en nr. 394349, AJDA 2015, 2240, Document InterRevues 374
F. VINCENT, "Déchéance de la nationalité: les leçons belges", 4 december 2015, www.lemonde.fr/europe/article/2015/12/04/decheance-de-la-nationalite-les-lecons-belges_4824593_3214.html 375
Art. 25 Code civil (FR)
69
“Nieuwe Fransen” kunnen de sanctie van de vervallenverklaring van de Franse nationaliteit
oplopen in bepaalde welomschreven situaties, terwijl dit voor andere Fransen, zij die “van
origine” Frans zijn, niet het geval is.
291. Het personeel toepassingsgebied van de Franse vervallenverklaring is hiermee iets uitgebreider
dan de Belgische.376 Het principe komt echter heel duidelijk op hetzelfde neer: er wordt een
onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën burgers: zij die de nationaliteit
toebedeeld kregen bij hun geboorte (in principe op basis van ius sanguinis) en niet het voorwerp
kunnen uitmaken van een vervallenverklaring, en zij die de nationaliteit op een andere wijze
verkregen en de sanctie wel kunnen oplopen. Of dit verschil in behandeling het
gelijkheidsbeginsel en het beginsel van non-discriminatie schendt, is in beide landen ook reeds
voorgelegd aan een hoog rechtscollege. Interessant is dat er in beide landen tot de conclusie
werd gekomen dat het onderscheid toelaatbaar is, maar dat hiertoe een andere redenering
werd gebruikt.
292. De Franse Grondwettelijke Raad sprak zich reeds uit over dit verschil in behandeling in 1996. De
Raad oordeelde dat personen die de Franse nationaliteit verkregen en zij die de Franse
nationaliteit toegekend kregen bij hun geboorte zich in dezelfde situatie bevinden wat het
nationaliteitsrecht betreft. De Raad was echter van mening dat, rekening houdend met het
objectief, met name het versterken van de strijd tegen het terrorisme, de wetgever de
mogelijkheid kan voorzien voor de administratieve autoriteit om gedurende een beperkte tijd de
Franse nationaliteit te ontnemen van iemand die ze verkregen heeft, zonder dat dit verschil in
behandeling een schending van het gelijkheidsprincipe uitmaakt. De vervallenverklaring moest
gegrond zijn op feiten die gepleegd zijn ten laatste tien jaar na het verkrijgen van de Franse
nationaliteit. Ze kon slechts uitgesproken worden tot tien jaar na het plegen van de relevante
feiten.377 Het algemeen belang wordt hier als verantwoording gebruikt voor het verschil in
behandeling.378
293. In een recente beslissing van de Grondwettelijke Raad werd de legaliteit van artikel 25 en 25-1
van het Burgerlijk Wetboek opnieuw bekeken in licht van het gelijkheidsbeginsel.379 De Raad
verwees naar zijn vorige beslissing van 1996 en oordeelde dat het verschil in behandeling
proportioneel is, hoewel de termijn sinds de vorige uitspraak verlengd is tot vijftien jaar
wanneer het gaat om misdrijven bedoeld in artikel 25, 1° BW.380 De Raad benadrukte wel
uitdrukkelijk dat die termijn van vijftien jaar, die slechts van toepassing is op bijzonder ernstige
feiten, niet meer verlengd kan worden zonder disproportioneel te worden in het licht van de
gelijkheid tussen personen die de Franse nationaliteit verkregen en zij die ze toegewezen kregen
bij hun geboorte.381
294. Dit staat in schril contrast met het Belgische artikel 23/2 WBN dat vervallenverklaring mogelijk
maakt voor alle terroristische misdrijven zonder dat hierbij rekening moet worden gehouden
met hoe lang de betrokkene de Belgische nationaliteit reeds bezit. Volgens de Franse
Grondwettelijke Raad zou dit overduidelijk disproportioneel zijn en zou het verschil in
376
Art. 23, § 1 WBN dat ook personen uitsluit van het toepassingsgebied van de vervallenverklaring die als kind op grond van art. 11, § 2 WBN de Belgische nationaliteit voor de leeftijd van 12 jaar 377
Art. 25-1 Code civil (FR), versie geldig tussen 23 juli 1993 en 27 november 2003 378
Conseil constitutionnel (FR), 16 juli 1996, nr. 96-377, JO 23 juli 1996, 11.108, punt 23; AJDA 1996, 693 379
Conseil constitutionnel (FR), 23 januari 2015, nr. 2014-439-QPC, AJDA 2015, 1000 380
Art. 25-1 Code civil (FR), versie geldig vanaf 24 januari 2006 381
Conseil constitutionnel (FR), 23 januari 2015, nr. 2014-439-QPC, AJDA 2015, 1000, punt 15
70
behandeling onder deze omstandigheden niet langer aanvaardbaar zijn. Het lijkt dan ook
excessief om iemands nationaliteit nog te ontnemen als de persoon die nationaliteit al
gedurende een heel lange periode bezit. De Belgische wetgever zou er goed aan doen om
dergelijke beperking in de tijd dan ook in de Belgische wetgeving op de vervallenverklaring op te
nemen.
295. De Franse Grondwettelijke Raad evalueert de proportionaliteit van het verschil in behandeling
en kijkt hiervoor naar de garanties ingebouwd door de wetgever. Vervallenverklaring is enkel
mogelijk in geval van dubbele nationaliteit en kan enkel volgen op een strafrechtelijke
veroordeling. De beslissing tot vervallenverklaring kan enkel bij decreet genomen worden en dit
na een positief advies terzake van de Raad van State. Bovendien spelen de verschillende
termijnen uit artikel 25-1 BW steeds.382 Rekening houdend met al die waarborgen, oordeelde de
Raad dat de verschillende behandelingen niet disproportioneel lijken in licht van het doel, met
name de bescherming van de veiligheid.
296. De Franse Grondwettelijke Raad stelt vast dat de verschillende categorieën burgers zich wel
degelijk in een gelijkaardige situatie bevinden wanneer het aankomt op nationaliteitsrecht en
dat ze dus vergelijkbaar zijn. De Raad was echter van oordeel dat de verschillende behandeling
getolereerd kan worden rekening houdend met de extreme aard van de misdrijven die er
aanleiding toe kunnen geven én de termijnen waarbinnen de beslissing tot vervallenverklaring
moet genomen worden. Dit in tegenstelling tot het Belgische Grondwettelijk Hof, dat oordeelt
dat er objectieve verschillen zijn tussen beide categorieën burgers, doordat de ene nauwere
banden heeft met de Belgische samenleving dan de andere. Dit verschil is opmerkelijk.
297. Idealiter hadden beide rechterlijke instanties tot een meer genuanceerde beslissing gekomen.
Het is namelijk moeilijk vol te houden dat personen die de nationaliteit in een later stadium in
hun leven verkregen zich ten opzichte van de vervallenverklaring in een zelfde situatie zouden
kunnen bevinden dan zij die ze toebedeeld kregen op grond van ius sanguinis bij hun geboorte.
Die verschillen kunnen relevant zijn voor de vervallenverklaring.383 Door er wettelijk vanuit te
gaan dat personen die de nationaliteit verkregen bij hun geboorte nauwere banden hebben dan
anderen, loopt de Belgische wetgever echter het risico om de realiteit uit het oog te verliezen. P.
Wautelet stelt voor om verder te kijken dan de manier waarop de nationaliteit is verworven en
ook rekening te houden met de werkelijke banden tussen een staatsburger en de Staat.384 Dit
voorstel wordt verder toegelicht in het beleidsvoorstel.
298. Op te merken is ook dat in het Frans recht wel degelijk de mogelijkheid bestaat om een
Fransman die bij zijn geboorte de Franse nationaliteit toebedeeld kreeg de Franse nationaliteit
te ontnemen wanneer de betrokkene zich gedraagt als de staatsburger van een andere Staat.385
Volgens de Franse Raad van State is dit te begrijpen als een manifeste tekortkoming in de
loyaliteit tegenover de Franse Staat.386 Er bestaat naast de procedure tot vervallenverklaring die
niet van toepassing is op Fransen die de Franse nationaliteit bij hun geboorte verkregen dus ook
een procedure tot verlies van de Franse nationaliteit die wél op hen van toepassing kan zijn,
382
O. LE BOT,"La déchéance de nationalité pour les terroristes est conforme à la Constitution", Constitutions, 2015, 254 383
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 14, http://ssrn.com/abstract=2713742 384
Ibid. 385
Art. 23-7 Code civil (FR) 386
"Abandon de la nationalité française", mondelinge vraag van M. D. Regnard, 13 december 2012, www.assemblee-ale.fr/abandon-de-la-nationalite.html
71
hoewel de bepaling erg ondergewaardeerd is.387 Het gaat hier om een verlies en geen
vervallenverklaring, wat betekent dat deze een burgerlijk gevolg is van een bepaalde situatie en
geen bestraffende sanctie. Of artikel 23-7 BW gebruikt zou kunnen worden om het verlies van
de Franse nationaliteit te bekomen van zij die terroristische misdrijven hebben gepleegd, is
eerder onwaarschijnlijk aangezien de terroristische organisatie IS niet beschouwd wordt als een
Staat.388 389
299. Als reactie op de aanslagen van 13 november 2015 in Parijs verklaarde President François
Hollande op 16 november 2015 de Grondwet te willen herzien met betrekking tot de
vervallenverklaring van de Franse nationaliteit. Met de voorgestelde wetswijziging beoogde hij
een uitbreiding van het personeel toepassingsgebied van de vervallenverklaring van de Franse
nationaliteit tot individuen die veroordeeld zijn voor inbreuken op de fundamentele belangen
van de Natie of een daad van terrorisme, zelfs wanneer de betrokkene geboren is met de Franse
nationaliteit, op voorwaarde dat hij daarnaast ook beschikt over een andere nationaliteit.390 391 392 Volgens verschillende peilingen gedaan onder het Franse publiek is een grote meerderheid
van de Fransen voorstander van dergelijke uitbreiding.393
300. Dergelijke bepaling is niet voorzien in het Belgisch recht, maar het is wel een mogelijke piste om
de discussies die nu bestaan over discriminatoire behandeling van bepaalde categorieën
staatsburgers te elimineren: vervallenverklaring mogelijk maken voor alle staatsburgers die over
twee of meer nationaliteiten beschikken.
301. Op 11 december 2015 sprak de Franse Raad van State zich uit over deze mogelijke wijziging van
de Grondwet in een advies.394 De Raad van State stelt dat dergelijke wijziging overeenstemt met
een legitiem doel en ziet geen problemen met het gelijkheidsbeginsel.
302. De sanctie is enkel van toepassing op Fransen die over een tweede nationaliteit beschikken,
maar dergelijke Fransen bevinden zich volgens de Raad niet in dezelfde situatie als personen die
enkel over de Franse nationaliteit beschikken, aangezien die laatsten door een
vervallenverklaring staatloos zouden worden. De Raad van State vraagt zich echter af of dit geen
excessieve en disproportionele inbreuk zou zijn aangezien de Franse nationaliteit die verkregen
werd bij de geboorte een constitutief element van de persoon is.
303. Hier duikt dus een ander mogelijk verschil in behandeling op: het onderscheid tussen personen
die over een dubbele nationaliteit beschikken en personen die slechts één nationaliteit hebben.
Het verschil tussen personen die door vervallenverklaring staatloos zouden worden en personen
387
B. PAUVERT, "Autour de la déchéance et du retrait de la nationalité française", AJDA 2015, 1000 388
E. BERRETTA, "Déchéance ou perte de nationalité, ce que dit le droit", 29 december 2015, www.lepoint.fr/politique/emmanuel-berretta/decheance-ou-perte-de-nationalite-ce-que-dit-le-droit-29-12-2015-2005881_1897.php 389
Zie ook: B. PAUVERT, "Autour de la déchéance et du retrait de la nationalité française", AJDA 2015, 1000 390
X., "Discours du président de la République devant le Parlement réuni en Congrès", 16 november 2015, www.elysee.fr/declarations/article/discours-du-president-de-la-republique-devant-le-parlement-reuni-en-congres-3/ 391
A. DIONISI-PEYRUSSE, "Déchéance de nationalité: proposition annoncée par François Hollande", Recueil Dalloz, 2015, 2442 392
Zie ook: A. DIONISI-PEYRUSSE, "Déchéance de nationalité: portée des projets de reforme annoncée", Recueil Dalloz, 2016, 129 393
X., "94% des Français pour la déchéance de la nationalité des terrorists binationaux", 19 november 2015, www.bfmtv.com/politique/sondage-elabe-bfmtv-94percent-des-francais-pour-la-decheance-de-nationalite-des-terroristes-931488.html ; X., "81% des Français favorable à la déchéance de nationalité de terrorists", 18 november 2015, www.lexpress.fr/actualite/societe/81-des-francais-favorables-a-la-decheance-de-nationalite-de-terroristes_1641874.html 394
Conseil d’Etat (FR), avis sur le project de loi constitutionnelle de protection de la Nation, nr. 390866, 11 december 2015, www.assemblee-nationale.fr/14/pdf/projets/pl3381-ace.pdf
72
bij wie dit niet het geval is lijkt in dit geval echter wel een pertinent criterium om in een
verschillende behandeling te voorzien. In het beste geval wordt er door de rechter (of
administratieve overheid in het geval van Frankrijk) rekening gehouden met verschillende
criteria, zoals de effectiviteit van de nationaliteit in het specifieke geval dat ze moeten
beoordelen.395
304. De Raad van State raadt aan om de vervallenverklaring enkel van toepassing te verklaren op
personen die de meest ernstige misdrijven hebben gepleegd. In het initiële wetsvoorstel werd
voorgesteld om de vervallenverklaring mogelijk te maken voor elke persoon die een misdrijf
heeft gepleegd dat een daad van terrorisme uitmaakt of een inbreuk op de fundamentele
belangen van de Natie. Die inbreuken zijn te vinden in de artikel 410-1 en 421-1 van het
Strafwetboek. De meerderheid van die inbreuken zijn echter geen misdaden maar wanbedrijven
en rechtvaardigen in die mate geen sanctie als de vervallenverklaring, die kan gezien worden als
disproportioneel. Dergelijke sanctie zou voorbehouden moeten worden voor de zwaarste
misdaden.396 Dit leidde tot het wetsvoorstel van 23 december 2015.397 Het wetsvoorstel stelt dat
deze uitbreiding beperkt moet worden tot de meest ernstige strafrechtelijke inbreuken. Door
twijfels m.b.t. de effectiviteit, de conformiteit met internationale rechtsregels en het
gelijkheidsbeginsel (doordat de maatregel enkel bipatriden viseert), werd het wetsvoorstel
uiteindelijk niet doorgevoerd.398 399
305. Een wetsvoorstel in die aard werd op 14 januari 2015 ook in België voorgesteld.400 In het
wetsvoorstel werd voorgedragen om de vervallenverklaring voor bepaalde terroristische
misdrijven mogelijk te maken voor elke Belg die over een dubbele nationaliteit beschikt. Onder
andere vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders verklaarde dat
het de bedoeling was om naar een vervallenverklaring te gaan die mogelijk is voor de tweede of
derde generatie-Belgen.401 Het voorstel werd echter ingetrokken.402.403 De mogelijkheid tot
vervallenverklaring werd wel procedureel vergemakkelijkt en is nu ook mogelijk voor personen
die de Belgische nationaliteit verkregen na hun geboorte.404 Er werd beslist dat de maatregel
uitbreiden tot tweede en derde generatie migranten discriminerend zou zijn. Meer algemeen
395
Zie § 5 Bescherming tegen staatloosheid en beleidsvoorstel 396
Conseil d’Etat (FR), avis sur le project de loi constitutionnelle de protection de la Nation, nr. 390866, 11 december 2015, 4, www.assemblee-nationale.fr/14/pdf/projets/pl3381-ace.pdf 397
Projet de loi constitutionnelle de protection de la Nation (FR), nr. 3381, neergelegd op 23 december 2015, www.assemblee-nationale.fr/14/projets/pl3381.asp 398
Zie ook: P. CASSIA, "Déchéance de nationalité: clap de fin", Recueil Dalloz, 2016, 697 399
X., "François Hollande renonce à la déchéance de nationalité et au Congrès", 30 maart 2016, www.lemonde.fr/attaques-a-paris/article/2016/03/30/francois-hollande-renonce-a-la-decheance-de-nationalite-et-au-congres_4892426_4809495.html 400
Wetsvoorstel van 14 januari 2015 betreffende de daadwerkelijke bestrijding van het jihadisme, de bescherming van de democratische instellingen en het waarborgen van de fundamentele vrijheden, ingediend door H. Vuye en K. Metsu, 54-0790/001, 14, www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/0790/54K0790001.pdf 401
X., "Reynders sur la déchéance de nationalité: “La volonté est d’aller vers la deuxième ou troisième génération", 1 februari 2015, www.lalibre.be/actu/belgique/reynders-sur-la-decheance-de-nationalite-la-volonte-est-d-aller-vers-la-deuxieme-ou-troisieme-generation-54ce38db35701001a17cdcd9 402
X., "La déchéance de nationalité des belges de deuxième génération? Ca sera pour plus tard", 6 februari 2015, www.dhnet.be/actu/belgique/la-decheance-de-nationalite-des-belges-de-deuxieme-generation-ca-sera-pour-plus-tard-54d4bb1735700d75226c7a8b 403
X., “Kamercommissie keurt eerste reeks maatregelen tegen radicalisering en terreur goed”, 1 juli 2015, www.koengeens.be/news/2015/07/01/kamercommissie-keurt-eerste-reeks-maatregelen-tegen-radicalisering-en-terreur-goed 404
X., “Overheid kan nationaliteit voortaan makkelijker intrekken”, www.demorgen.be/binnenland/overheid-kan-nationaliteit-syriestrijders-voortaan-gemakkelijker-intrekken-b156b109/
73
kan er gesteld worden dat, voor personen die de nationaliteit al gedurende een lange tijd
bezitten, die nauwe banden hebben met de Staat en voor wie deze nationaliteit bovendien hun
meest effectieve is, vervallenverklaring disproportioneel zou zijn.
§2. Materieel toepassingsgebied
306. Artikel 25 van het Burgerlijk Wetboek somt de gevallen op waarin de vervallenverklaring
uitgesproken kan worden. Het gaat om een limitatieve opsomming wat betekent dat
vervallenverklaring niet kan plaatsvinden buiten die gevallen, maar ze moet niet noodzakelijk
uitgesproken worden wanneer er sprake is van een van die gevallen, de mogelijkheid om die
maatregel te nemen valt binnen de appreciatiemarge van de administratie.405
307. Ook de Belgische rechters beschikken over die discretionaire bevoegdheid. Dit is een belangrijke
waarborg bij de vervallenverklaring die zowel in het Frans als in het Belgisch recht is voorzien: de
administratie respectievelijk de bevoegde rechter kan rekening houden met de gevolgen van de
vervallenverklaring in het specifieke geval en kan dit meenemen in zijn overwegingen. Van
rechtswege bij een straf horende onbekwaamheden zijn namelijk in strijd met het recht op
toegang tot een rechter.406 407 Dat is een bescherming voor de betrokkene in wiens persoonlijke
situatie de vervallenverklaring onredelijk of disproportioneel zou zijn. Er wordt niet automatisch
tot vervallenverklaring besloten wanneer aan vooraf door de wet bepaalde voorwaarden
voldaan is. De bevoegde autoriteit moet beoordelen of een vervallenverklaring onder de
specifieke omstandigheden van de zaak wenselijk is.408 Dit maakt het ook mogelijk voor de
Belgische rechter om geen vervallenverklaring uit te spreken in situaties waar er sprake is van
een “lichter” terroristisch misdrijf, aangezien de Belgische wet vervallenverklaring mogelijk
maakt voor elk terroristisch misdrijf opgenomen in de titel terroristische misdrijven, van het
Strafwetboek.
308. Ten eerste is vervallenverklaring mogelijk wanneer er sprake is van een veroordeling wegens
een misdrijf of wanbedrijf dat een inbreuk uitmaakt op de fundamentele belangen van de
bevolking of een misdrijf of wanbedrijf dat een daad van terrorisme uitmaakt.409
309. Ten tweede kan een veroordeling voor een misdaad of wanbedrijf strafbaar gesteld in hoofdstuk
II van titel III van Boek IV van het Wetboek van Strafrecht een grond tot vervallenverklaring
zijn.410 Het gaat hier om misdrijven tegen het openbaar bestuur gepleegd zijn door personen die
een publieke functie uitoefenen (misbruik van gezag gericht tegen de overheid of tegen
individuen, omkoping, corruptie, machtsmisbruik, verduistering..).411
405
P. LAGARDE, "Nationalité", juni 2013 (actualisatie: januari 2016), Dalloz, nr. 389 406
EHRM, Grote Kamer, 6 oktober 2005, Hirst t. Verenigd Koninkrijk (nr. 2), nr. 74025/01; GwH 14 december 2005, nr. 187/2005, B.5.1; GwH 1 juli 2010, n° 80/2010, B.5.1 407
Wetsvoorstel van 14 januari 2015 betreffende de daadwerkelijke bestrijding van het jihadisme, de bescherming van de democratische instellingen en het waarborgen van de fundamentele vrijheden, ingediend door H. Vuye en K. Metsu, 54-0790/001, 13 408
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 6, beschikbaar op SSRN: http://ssrn.com/abstract=2713742 409
Art. 25, 1° Code civil (FR) 410
Art. 25, 2° Code civil (FR) 411
P. LAGARDE, "Nationalité", juni 2013 (actualisatie: januari 2016), Dalloz, nr. 390
74
310. Ten derde kan de Franse nationaliteit ontnomen worden van hij die veroordeeld werd voor het
zich onttrekken aan de verplichtingen van het Wetboek van de dienstplicht.412
311. Ten laatste is het feit dat men zich heeft ingezet voor de belangen van een vreemde Staat door
daden te stellen die onverenigbaar zijn met de hoedanigheid van Fransman en die de belangen
van de Franse Staat schaden ook een grond tot vervallenverklaring.413 Deze grond tot
vervallenverklaring onderscheidt zich van de drie voorgaande gronden doordat dit gebrek aan
loyaliteit tot vervallenverklaring kan leiden zonder dat hiervoor een voorafgaande veroordeling
nodig is.414 Dit creëert een risico van willekeurigheid aangezien de daden van de betrokkene
onmiddellijk door de Administratie beoordeeld worden.415 In de andere gevallen is er een
veroordeling vereist voordat de administratie kan beslissen tot een vervallenverklaring. Een
voorwaardelijke straf en een rechterlijke straf die nog niet in kracht van gewijsde zijn getreden
zijn hierbij wel voldoende.
312. Zowel in het Franse als in het Belgische recht neemt vervallenverklaring voor terroristische
misdrijven de vorm aan van een bijkomende sanctie. De vervallenverklaring kan in beide landen
in principe enkel uitgesproken worden wanneer er een strafrechtelijke veroordeling is voor
terroristische misdrijven. Dat is op z’n minst een beter standpunt in vergelijking met andere
landen waarin de uitvoerende macht personen van de nationaliteit vervallen kan verklaren
losjes gebaseerd op redenen die geleid zijn door het publieke goed.416
313. Artikel 25-1 van het Burgerlijk wetboek bepaalt dat de vervallenverklaring enkel uitgesproken
kan worden indien de feiten die de betrokkene ten laste worden gelegd en die vermeld zijn in
artikel 25 van het Burgerlijk Wetboek zich voorgedaan hebben binnen een termijn van tien jaar
te tellen van de datum van de verkrijging van de Franse nationaliteit of voor die verkrijging.
314. De vervallenverklaring kan slechts uitgesproken worden binnen een termijn van tien jaar te
tellen van het moment waarop de feiten gepleegd werden.
315. Beide termijnen worden verlengd tot vijftien jaar wanneer het terroristische misdrijven
betreft.417 Zoals reeds vermeld, heeft de Grondwettelijke Raad geoordeeld dat deze termijn niet
nog verder verlengd kan worden zonder disproportioneel te zijn.
316. Dergelijke termijnen zijn niet voor alle soorten vervallenverklaring in het Belgisch recht voorzien.
In het specifiek aan terroristische misdrijven gewijde artikel 23/2 WBN zijn er geen dergelijke
termijnen opgenomen. De Franse Grondwettelijke Raad zou de Belgische regeling dus duidelijk
disproportioneel vinden. Ook in het arrest Biao t. Denemarken van het EHRM vindt die
beoordeling steun. Het Hof oordeelde daarin namelijk dat een termijn van 28 jaar om te
beslissen dat iemand voldoende nauwe banden had met een Staat excessief was. Het Hof was er
ook niet van overtuigd dat men er vanuit mag gaan dat iemands banden met een Staat blijven
toenemen na 10, 15 of 20 jaar.418
412
Art. 25, 3° Code civil (FR) 413
Art. 25, 4° Code civil (FR) 414
P. LAGARDE," Nationalité", juni 2013 (actualisatie: januari 2016), Dalloz, nr. 390 415
V. FOURRE, "Le Conseil d'État et la nationalité française", EDCE nr. 30, 1978-1979, 103 416
P. WAUTELET, "Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 6, http://ssrn.com/abstract=2713742 417
Loi 23 januari 2003 (FR) nr. 2006-64 418
EHRM, Biao t. Denemarken, punt 99
75
317. Interessant om op te merken is dat, mocht het voorstel tot wijziging van de Grondwet van
president Hollande goedgekeurd zijn, deze termijnen niet langer zouden spelen, aangezien elke
discriminatie tussen de verschillende categorieën Fransen zou moeten worden afgeschaft. Dit
zou dus ook een minder gunstige situatie teweeg brengen voor de Fransen die tot nu toe alleen
geviseerd worden door de vervallenverklaring, aangezien een gelijkschakeling zou betekenen
dat de vervallenverklaring tegen hen kan uitgesproken woorden voor feiten die op eender welk
moment gepleegd zijn, zonder dat hierbij nog gekeken zou moeten worden naar hoe lang zij de
Franse nationaliteit reeds bezitten.419
§3. Procedure en rechtsmiddelen
318. Artikel 25, 1° van het Franse Burgerlijk Wetboek voorziet dat de overheid bij decreet, genomen
na een positief advies van de Raad van State, de vervallenverklaring kan uitspreken.420 De
minister verantwoordelijk voor naturalisaties en de minister van Binnenlandse zaken, Justitie en
Buitenlandse zaken brengen de procedure op gang.421 In de praktijk blijkt het vaak de minister
van Binnenlandse zaken te zijn die hiertoe het initiatief neemt.422 De betrokkene wordt
geïnformeerd van de intentie om de vervallenverklaring te verklaren en de motieven hiertoe.
Hierdoor kan de betrokkene zijn argumenten tegen de vervallenverklaring naar voren
brengen.423 De Raad van Ministers neemt een beslissing over de vervallenverklaring nadat zij de
argumenten van de betrokkene gehoord heeft en het advies van de Raad van State ontvangen
heeft.424
319. De effectieve vervallenverklaring wordt uitgesproken bij decreet na het positieve advies van de
Raad van State.425
320. Het feit dat tot de initiële vervallenverklaring besloten wordt via een administratieve procedure
in het Franse recht, is een groot verschil met de Belgische vervallenverklaring, die enkel door
een rechter kan uitgesproken worden. Tot voor kort kon zelfs enkel het hof van beroep hiertoe
overgaan. In Frankrijk wordt de beslissing tot vervallenverklaring dus toevertrouwd aan de
uitvoerende macht, terwijl het in België de rechterlijke macht is die zich hierover moet
uitspreken. Een administratieve procedure biedt minder waarborgen dan een rechterlijke, wat
des te belangrijker is aangezien de vervallenverklaring geen lichte straf is, maar een heel zware
sanctie met belangrijke consequenties voor de betrokkene. Een procedure voor een rechter
zoals voorzien in het Belgische recht lijkt dan ook beter geplaatst. Dat is een waarborg die we
zeker dienen te behouden in het Belgische recht.
321. De Franse administratieve beslissing tot vervallenverklaring kan betwist worden via de gewone
rechtsmiddelen. De termijn hiertoe begint te lopen vanaf de kennisgeving van de beslissing aan
de betrokkene.426
419
P. LAGARDE, "Les délais de déchéance de la nationalité française", Recueil Dalloz, 2016, 120 420
P. LAGARDE, La nationalité française, 4de editie, Paris, Dalloz, 2011, 236-241 421
P. LAGARDE, "Nationalité", juni 2013 (actualisatie: januari 2016), Dalloz, n° 396 422
P. WAUTELET, “Deprivation of citizenship for 'jihadists': analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 1, http://ssrn.com/abstract=2713742 423
Art. 61 decrèt 30 december 1993 (FR) nr. 93-1362 424
P. WAUTELET, “Deprivation of citizenship for 'jihadists': analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 1, http://ssrn.com/abstract=2713742 425
Décret nr. 93-1362 van 30 december 1993 (FR), Art. 61, laatste alinea
76
322. De initiële administratieve procedure wordt deels geremedieerd door het feit dat de betrokkene
in het Franse recht toegang heeft tot alle gewone rechtsmiddelen. Dat is voor de Belgische
vervallenverklaring niet voor alle procedures tot vervallenverklaring het geval.
323. Misschien wel het belangrijkste verschil tussen de vervallenverklaring in het Franse en het
Belgische recht, is dat de Franse wetgever erin geslaagd is om voor de vervallenverklaring
wegens terroristische misdrijven één procedure te voorzien, daar waar er in het Belgische recht
verschillende procedures op verschillende gronden mogelijk zijn. Een evolutie van het Belgische
recht in die richting zou de rechtszekerheid ten goede komen en de verschillen tussen de
personen die tot meer rechtsmiddelen toegang hebben doen verdwijnen. Dit lijkt me zeker het
overwegen waard.
§4. Effecten van de vervallenverklaring
324. Het decreet tot vervallenverklaring heeft zoals elk decreet rechtsgevolgen vanaf de dag van
ondertekening.427 Het is op die dag dat de betrokkene de Franse nationaliteit verliest, onder
voorbehoud van rechtsmiddelen.
325. In België heeft de vervallenverklaring slechts uitwerking wanneer de beslissing tot
vervallenverklaring definitief is geworden en in het bevolkingsregister is opgenomen. De
rechterlijke uitspraak moet dus in kracht van gewijde zijn gegaan, wat concreet betekent dat er
geen rechtsmiddelen meer tegen mogen openstaan.
326. De vervallenverklaring heeft geen effect op de rechten die personen hebben verworven op basis
van de nationaliteit van de vervallenverklaarde.428
327. De vervallenverklaring vormt op zich geen maatregel tot verwijdering van het Franse
grondgebied. Het heeft geen effect op de aanwezigheid van de betrokkene op het Frans
territorium, wat toelaat de klacht rond respect van het gezinsleven in de zin van artikel 8 van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens aan de kant te schuiven. Vanzelfsprekend
verhindert dit niet dat de vervallenverklaring gevolgd wordt door een verwijderingsmaatregel.
Of dit het eigenlijke doel is van de vervallenverklaring, is voer voor debat.
328. Hetzelde kan gezegd worden voor de Belgische vervallenverklaring.
§5. Bescherming tegen staatloosheid
329. Sinds 1998 kan vervallenverklaring niet meer worden opgelegd indien zij zou resulteren in de
staatloosheid van de betrokkene.429 In de praktijk betekent dit dat de persoon in kwestie de
nationaliteit moet behouden die hij bezat voordat hij de Franse nationaliteit verworven had. De
betrokkene moet met andere woorden bipatride zijn.
426
P. LAGARDE, "Nationalité », juni 2013 (actualisatie: januari 2016), Dalloz, nr. 397 427
Ibid., nr. 398 428
Art. 63, par. 2, décret, nr. 93-1362 (FR), 30 december 1993 429
Wet van 16 maart 1998, n° 98-170
77
330. Ook in België is de vervallenverklaring in principe enkel mogelijk wanneer de betrokkene over
minstens twee nationaliteiten beschikt zodat geen staatsloosheid wordt gecreëerd (met
uitzondering van situaties waarin de betrokkene de Belgische nationaliteit frauduleus verkreeg
331. Beide landen lijken hier uit het oog te verliezen dat verschillende nationaliteiten niet altijd gelijk
zijn in de rechten en plichten die ze met zich meebrengen. Misschien nog belangrijker is dat de
vervallenverklaring er in bepaalde gevallen toe kan leiden dat de betrokkene achterblijft met
een nationaliteit van een Staat waarmee hij geen effectieve banden heeft.430 Indien zijn meest
effectieve nationaliteit de Belgische of de Franse was, dan bestaat door de vervallenverklaring
de kans dat de betrokkene zich zal moeten vestigen in een staat waarmee hij amper banden
heeft naast de juridische van nationaliteit.
430
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 7, http://ssrn.com/abstract=2713742
78
BESLUIT
Beleidsvoorstel
332. Op basis van de verschillende bevindingen die ik heb gedaan in deze masterproef, zou ik graag
enkele suggesties maken tot wijziging van de wetgeving op vervallenverklaring.
333. Een uniformisering van de verschillende personele toepassingsgebieden uit artikel 23 WBN
tegenover artikelen 23/1 en 23/2 WBN lijkt vooreerst ten sterkste aan te raden. Hierdoor zou de
wetgever tegemoet komen aan een onderscheid voor personen die niet op grond van artikel 23
WBN maar wel op grond van de artikelen 23/1 en 23/2 WBN vervallen verklaard kunnen
worden, met name de personen die de Belgische nationaliteit verkregen ingevolge toepassing
van artikel 11, § 2 WBN. Er wordt voorgesteld om de vervallenverklaring door die categorie
Belgen ook onmogelijk te maken op grond van de artikelen 23/1 en 23/2 WBN. Dit werkt het
onderscheid in behandeling weg, dat vermoedelijk was ontstaan door een vergetelheid van de
wetgever.
334. Ten tweede is een aanpassing van het personeel toepassingsgebied van de vervallenverklaring
aangewezen. Twee pistes zijn denkbaar. Een daarvan is om vervallenverklaring mogelijk te
maken voor elke Belg die over een tweede nationaliteit beschikt. In sommige landen, zoals
Nederland en Denemarken, wordt er geen onderscheid gemaakt tussen verschillende
categorieën van staatsburgers. Elke staatsburger die over twee nationaliteiten beschikt, kan
onderworpen worden aan de vervallenverklaring.431 Het speelt geen rol hoe de betrokkene de
Nederlandse of Deense nationaliteit heeft verkregen.432 Dit in tegenstelling tot wat het geval is
onder de Belgische wetgeving. Wanneer we kijken naar de problemen die naar boven komen
betreffende gelijkheid en het verbod op discriminatie aangaande het personeel
toepassingsgebied van de Belgische vervallenverklaring, is dit een alternatief dat overwogen zou
moeten worden door de Belgische wetgever indien deze erop staat de vervallenverklaring van
de Belgische nationaliteit te behouden. Of het proportioneel is om iemand zijn Belgische
nationaliteit af te nemen als die er al gedurende lange periode over beschikt en nauwe banden
heeft met de Belgische Staat, is echter te betwijfelen. Bovendien zou dergelijke regelgeving
indirect voornamelijk Turken en Marokkanen viseren. Meer algemeen is die regelgeving in het
algemeen ongunstig voor immigranten. Als we kijken naar de praktijk, hebben bijna alle
Marokkanen de dubbele nationaliteit, omdat het de facto onmogelijk is om van de Marokkaanse
nationaliteit afstand te doen. Dit is geen teken van een gebrek aan immigratiewil.433 Dit moet
dan ook niet bestraft worden door mogelijks onderworpen te kunnen worden aan de
bijkomende sanctie van de vervallenverklaring.
335. Een tweede mogelijkheid die overwogen zou moeten worden, houdt in dat er rekening zal
worden gehouden met de werkelijke banden die een persoon heeft met de Belgische Staat. Het
onderscheid tussen nationaliteit die verworven is bij de geboorte en nationaliteit die later
431
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the
principle of equal treatment”, januari 2016, 8, http://ssrn.com/abstract=2713742
432 Art. 14, § 2 Rijkswet Nederlanderschap (NL)
433 J-C. VERSET, "Déchéance de la nationalité: une arme antiterroriste à l’efficacité contestée", 29 januari 2015,
www.rtbf.be/info/belgique/detail_decheance-de-la-nationalite-une-arme-antiterroriste-a-l-efficacite-contestee?id=8869879
79
verkregen is, is te rigide en abstract.434 Door rekening te houden met de werkelijke situatie en
de sterkte van de effectieve band tussen een Staatsburger en de Belgische Staat kan er een
onderscheid worden gemaakt tussen personen die een sterke band met België hebben en
personen die een eerder zwakke band met België hebben. Aangezien die categorieën zich
werkelijk in een verschillende situatie bevinden, zou een verschillende behandeling op dit
criterium wel aanvaardbaar kunnen zijn in het licht van het non discriminatiebeginsel.435 Hierbij
kan er nog steeds rekening gehouden worden met hoe en wanneer de Belgische nationaliteit
werd verworven, maar zal dit niet meer het enige criterium zijn. Er zal rekening kunnen worden
gehouden met de werkelijke situatie.
336. Ten derde zou de wetgever er goed aan doen om, in het licht van de proportionaliteit van de
sanctie van vervallenverklaring, een bepaalde “vervaltermijn” vanaf het moment van verkrijging
van de Belgische nationaliteit in te voeren waarbinnen de feiten die tot vervallenverklaring
aanleiding kunnen geven moeten vallen, opdat de vervallenverklaring nog mogelijk zou zijn.
Rekening houdend met de Franse rechtspraak lijkt een termijn van tien tot vijftien jaar redelijk
en proportioneel.
337. Ten vierde lijkt het opportuun om het materieel toepassingsgebied van artikel 23/2 WBN te
beperken tot de “zwaarste” terroristische misdrijven en vervallenverklaring dus niet langer
mogelijk te laten voor “lichtere” terroristische misdrijven. Alweer zou dit een
proportionaliteitstoetsing ten goede komen, aangezien het moeilijk te verantwoorden lijkt dat
vervallenverklaring wordt uitgesproken voor bepaalde lichtere terroristische misdrijven, zoals
het financieren van een terroristische organisatie. Aangezien die misdrijven al strafrechtelijk
worden bestraft, is een bijkomende vervallenverklaring overkill.
338. Bovendien zou de Belgische wetgever moeten overwegen om de vervallenverklaring voor
terroristische misdrijven enkel mogelijk te maken op grond van één bepaling en volgens één
procedure. Heden is het onduidelijk welke grond en procedure gevolgd zullen worden,
aangezien zowel artikel 23, 23/1 als 23/2 WBN als grondslag kunnen dienen voor een
vervallenverklaring voor het plegen van terroristische misdrijven. Dit komt de rechtszekerheid
zeker niet ten goede en kan tot procedures wegens discriminatie leiden, aangezien tegen de ene
procedure meer rechtsmiddelen openstaan dan tegen de andere.
339. De wetgever zou ook kunnen overwegen om de bewoordingen van artikel 23, § 1, 2° WBN aan
te passen om uniformiteit binnen de wetgeving op vervallenverklaring te bewerkstelligen, dan
wel het artikel 23 WBN af te schaffen, nu artikel 23/1 en 23/2 WBN als concretiseringen van
artikel 23 WBN gezien kunnen worden. Artikel 23 WBN veroorzaakt met zijn vage bewoordingen
problemen ten aanzien van de rechtszekerheid en aangezien de belangrijkste gevallen die onder
artikel 23 WBN kunnen vallen, sinds de invoering van de artikelen 23/1 en 23/2 WBN ook onder
die bepalingen tot vervallenverklaring kunnen leiden, is het nut van artikel 23 WBN sowieso erg
beperkt geworden de laatste jaren. Bovendien zou dit een alternatieve oplossing zijn voor de
problemen in verband met het verschillend toepassingsgebied van artikel 23 en de artikelen
23/1 en 23/2 WBN en de verschillen in rechtsmiddelen waartoe personen toegang hebben
ingevolge de verschillende bepalingen.
434
GwH 23 januari 2015, Rev. Crit. dr. int. pr. 2015, 125, noot P. LAGARDE
435 P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the
principle of equal treatment”, januari 2016, 16, http://ssrn.com/abstract=2713742
80
340. Ten slotte zou de wetgever met betrekking tot het gebruik van informatie (zoals getuigenissen
en bekentenissen) uit landen waarvan bekend is of kan aangetoond worden dat er een reëel
risico bestaat dat die getuigenissen onder folteringen werden verkregen, een bepaling kunnen
voorzien die informatie die op die wijze is verkregen weert uit een Belgische gerechtelijke
procedure.436 Zo wordt het recht op een eerlijk proces gewaarborgd en steunt de Belgische Staat
niet indirect folteringen.
341. Als de Belgische wetgever alle of enkele van die maatregelen neemt, dan is de legaliteit van de
bepalingen op vervallenverklaring al een stuk dichter bij wat het zou moeten zijn. Of dit iets
verandert aan de wenselijkheid en het nut van de regelgeving ter zake, laat ik over aan de
appreciatiebevoegdheid van de wetgever.
436
X., “Brief van Amnesty International en La Ligue des droits de l’homme betreffende bevoegdheden omtrent
Samenwerkingsverdrag met Marokko en de strijd tegen foltering”, 8 maart 2016, 3,
https://www.aivl.be/sites/default/files/bijlagen/brief_samenwerkingsverdrag.pdf
81
Evaluatie en bedenkingen bij de wetgeving op vervallenverklaring
1. In de laatste jaren zijn de mogelijkheden tot het uitspreken van de sanctie van de
vervallenverklaring grondig uitgebreid. Aanleiding hiertoe zijn de wijdverspreide
terreuraanvallen en de angst die zij de Belgische bevolking inboezemt. Het aantal zaken waarin
de vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit wordt uitgesproken, zijn ook effectief
toegenomen. Het aantal gevallen blijft echter bijzonder beperkt.437 Dit doet de vraag naar boven
komen of het sop de kolen wel waard is.
2. Op het vlak van de mensenrechten is de sanctie van de vervallenverklaring namelijk vaak
problematisch. Verschillende (indirecte) schendingen schuilen achter elke hoek en hoewel er
veel verbeteringen kunnen gemaakt worden aan de bestaande Belgische wetgeving op
vervallenverklaring, lijkt het bijna onmogelijk om een systeem van vervallenverklaring in te
voeren dat tegelijk het gelijkheidsprincipe en het non-discriminatieprincipe en de
mensenrechten van alle staatsburgers respecteert. Het beperkt toepassingsgebied van de
vervallenverklaring dat vervallenverklaring enkel mogelijk maakt voor personen die de Belgische
nationaliteit niet verkregen van een ouder bij hun geboorte of op grond van artikel 11, § 1, 1° en
2° WBN, zorgt voor problemen aangaande discriminatie. Een uitgebreider toepassingsgebied
naar alle personen die over de dubbele nationaliteit beschikken lijkt disproportioneel aangezien
de nationaliteit een element van de identiteit van een persoon is en het moeilijk verantwoord
kan worden iemand die nauwe banden heeft met de Belgische Staat vervallen te verklaren van
de Belgische nationaliteit.
3. De mensenrechten die onder druk komen te staan door een vervallenverklaring zijn ook niet de
minste. Zowel artikel 3 EVRM, als artikel 6 en 8 zijn al ingeroepen door verschillende personen
wiens nationaliteit afgenomen was. De rol van het internationaal en Europees recht ter zake
neemt toe en er is tegenwoordig reeds een strikter toezicht op nationale beslissing die een
vervallenverklaring van nationaliteit teweeg brengt. Dit is ook nodig als we zien welke rechten in
het gedrang kunnen komen door dergelijke vervallenverklaring.
4. Vooral het beperkt personeel toepassingsgebied, de incoherentie van de Belgische wetgever die
verschillende procedures en verschillende gelijkaardige gronden tot vervallenverklaring voorziet,
de toepasbaarheid van vervallenverklaring op alle terroristische misdrijven (zwaar of minder
zwaar) en de principiële onbeperkte toepassing in de tijd van de vervallenverklaring zijn de
grootste struikelblokken van het Belgische recht op vervallenverklaring.
5. De bepalingen op vervallenverklaring kennen ook enkele positieve kenmerken. Zo is het feit dat
de vervallenverklaring steeds uitgesproken dient te worden door een rechter een waarborg die
niet verloren mag gaan. Dit waarborgt de onafhankelijkheid van de beslissing en door zijn
discretionaire bevoegdheid ter zake zal de rechter rekening kunnen houden met de bijzondere
omstandigheden van elke zaak die hem voorgelegd wordt en op dit niveau wel een
proportionaliteitstoets kunnen uitvoeren. Eventuele verzachtende over verzwarende
omstandigheden, eveneens als de periode waarin de betrokkene de Belgische nationaliteit al
bezit kunnen op die manier hun invloed hebben op de beslissing tot vervallenverklaring. Of dit
genoeg is om de proportionaliteit van de vervallenverklaring, zoals ze nu in de Belgische
wetgeving is voorzien, te waarborgen, is echter te betwijfelen. Iemand die al dertig jaar de
437
J-C. VERSET, "Déchéance de la nationalité: une arme antiterroriste à l’efficacité contestée ", 29 januari 2015, http://www.rtbf.be/info/belgique/detail_decheance-de-la-nationalite-une-arme-antiterroriste-a-l-efficacite-contestee?id=8869879
82
Belgische nationaliteit bezit, nog steeds vervallen kunnen verklaren van zijn nationaliteit, en dit
zelfs omwille van een “lichter” terroristisch misdrijf, kan moeilijk proportioneel genoemd
worden, ongeacht de verwerpelijkheid van terroristische misdrijven. Voor suggesties ter
verbetering van de slaagkansen van een toetsing van de proportionaliteit wordt verwezen naar
het beleidsvoorstel.
6. Een juist antwoord dat aan alle bezorgdheden die de vervallenverklaring oproept
tegemoetkomt, lijkt echter moeilijk te vinden. In het licht van die bevinding, moeten er enkele
bedenkingen worden gemaakt bij de sanctie van de vervallenverklaring.
7. Niet enkel de legaliteit van de vervallenverklaring is een probleem dat in de beoordeling van de
wetgeving terzake dient te worden meegenomen, ook het nut en de effectiviteit van de sanctie
spelen hierbij een belangrijke rol.
8. Het nut van de sanctie van de vervallenverklaring als middel in de strijd tegen terrorisme kan
sterk in twijfel getrokken worden. Zoals ook WAUTELET stelde, wordt die link tussen
vervallenverklaring en de strijd tegen het terrorisme zelden toegelicht. Men kan zich afvragen
hoe één persoon die van de Belgische nationaliteit vervallen is verklaard de bescherming van de
Belgische samenleving tegen terroristische aanvallen ten goede zou komen.438
9. Ook bij het afradend karakter van de vervallenverklaring kunnen grote vraagtekens worden
gezet. Rekening houdend met de doelgroep van de wetgeving, zijn er waarschijnlijk weinig
sancties waarmee een wetgever kan dreigen die een effectief ontradend karakter zouden
hebben. Maar het verlies van de nationaliteit van een land dat de betrokkenen in kwestie
verachten, lijkt mij daar absoluut niet onder te vallen.
10. Ook hebben we hier te maken met wetgeving die een ongelooflijk beperkt toepassingsgebied
heeft. De meerwaarde die de vervallenverklaring zou kunnen hebben (en a fortiori de nieuwe
wetgeving van 2015 die die mogelijkheden lichtjes uitbreidt) is zeer beperkt. Suggesties tot
uitbreiding van het toepassingsgebied zijn, rekening houdend met de proportionaliteitsvereiste,
ook uit den boze. Een zeer beperkt toepassingsgebied dat op jaarbasis nog geen handvol
toepassingen kent en zo veel problemen oplevert ten aanzien van het respect van de
mensenrechten, kan niet wenselijk zijn in onze rechtsstaat. De wetgeving op de
vervallenverklaring is vooral een symbolische wetgeving om aan de Belgische bevolking te tonen
dat de politici iets ondernemen om hun veiligheid te garanderen en om terroristen niet langer
deel te laten uitmaken van onze samenleving. Het biedt soelaas voor de Belgische bevolking die
de laatste tijd klaar staat om de Belgische cultuur met riek in de hand te gaan verdedigen tegen
indringers. Dit werd heel duidelijk in het hele discours rond de mogelijke vervallenverklaring van
Fouad Belkacem in 2012. De populistische partijen en media schreeuwden om een
vervallenverklaring zodat Belkacem uitgeleverd zou kunnen worden aan Marokko en geen voet
meer hoefde te zetten in België. Dat de feiten waarvoor hij veroordeeld was, niet de vereiste
grens bereikten, leek irrelevant. Deze sterk gemediatiseerde spektakels lijken eerder op een
“brood en spelen” voor de verontwaardigde Belgische bevolking dan op een een sanctie die
wordt uitgesproken ter verdediging van de Belgische Staat.
11. Als beschermingsmaatregel lijkt de vervallenverklaring bovendien schromelijk tekort te schieten.
Als het objectief van de regelgeving is om te vermijden dat terroristen het Belgische
438
P. WAUTELET, “Deprivation of Citizenship for ‘Jihadists’: Analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, januari 2016, 17, http://ssrn.com/abstract=2713742
83
grondgebied opnieuw zouden binnenkomen, dan lijkt het geen rekening te houden met de
realiteit. Een persoon die een terroristische aanval plant en hierbij kalasjnikovs of explosieven
wil gebruiken, zal hoogstwaarschijnlijk sowieso de landsgrenzen niet op legale wijze
oversteken.439 De realiteit is dat heden ten dage mensen zonder geldige papieren constant
binnenstromen in “Fort Europa”. Het is naïef om te denken dat onschuldige vluchtelingen de
grenzen van de Europese Unie op illegale wijze over kunnen, maar dat geradicaliseerde jihadi-
strijders dit niet zouden kunnen. Belgische nationaliteit of niet, die mensen kunnen en zullen
België terug bereiken als zij dit willen. Er zijn nu reeds een onbekend aantal Belgische
Syriëstrijders teruggekeerd vanuit Syrië en Irak, zonder dat de overheid erin geslaagd is een
groot deel van hen op te volgen of te vervolgen. Wanneer die personen “completely off the grid”
vallen, verliezen we het beetje “monitoring” dat we nu nog hebben bij teruggekeerde
Syriëstrijders.
12. Mocht het objectief zijn om ervoor te zorgen dat personen die terroristische misdrijven hebben
gepleegd het Belgische grondgebied zullen moeten verlaten of overgeleverd zullen worden aan
andere landen, dan is dit strijdig met internationale wetgeving. Het is verboden om een
staatsburger het grondgebied uit te zetten, en iemands nationaliteit afnemen met het doel dit
mogelijk te maken, is rechtsmisbruik.
13. Ze lijkt zelfs contraproductief te zijn van een nationaal veiligheidsperspectief, aangezien de
Belgische Staat na vervallenverklaring ook een deel van zijn controle op de betrokkene verliest.
Het wordt moeilijk om de persoon te volgen en op te sporen, iets wat nochtans wenselijk is bij
personen die terroristische misdrijven hebben gepleegd.
14. Tenslotte is dergelijke wetgeving niet wenselijk in onze maatschappij. Zoals ook toegelicht door
Amnesty International tijdens een hoorzitting voor de Kamer kunnen dergelijke maatregelen het
huidige klimaat van vijandigheid rond afkomst verder voeden.440 Sterker nog, ze lijken zich te
baseren op dergelijke stereotiepen door er vanuit te gaan dat personen die de Belgische
nationaliteit na hun geboorte verkregen minder loyaal zijn ten opzichte van de Belgische Staat
dan anderen. Door dit onderscheid op te nemen in de wet, lijkt de wetgever discriminatie ten
opzichte van bepaalde groepen van de bevolking in de wet op te nemen en dus ook
aanvaardbaarder te maken in de samenleving. Wanneer we kijken naar de redenen voor de
radicalisering van vele terroristen, dan vindt die zijn voedingsbodem vaak in een gevoel
gediscrimineerd te worden. Met dit in het achterhoofd, kan er geponeerd worden dat de
wetgeving op vervallenverklaring mogelijk meer kwaad dan goed doet. Naast andere wetten die
vooral bepaalde groepen van de samenleving viseren (zoals bijvoorbeeld het
hoofddoekenverbod, dat toch voornamelijk de Marokkaanse en Turkse moslimgemeenschap In
België zal raken), is het niet verwonderlijk dat die categorie personen zich geviseerd voelen en
zich als tweederangsburgers behandeld voelen. Dit bevestigt een ongunstige behandeling in de
wet te voorzien voor bepaalde categorieën Belgische staatsburgers lijkt niet de beste oplossing.
Het lijkt eerder een vorm van symptoombestrijding die niet het probleem adresseert, maar in
tegendeel de zieke nog zieker zou kunnen maken.
439
F. VINCENT, "Déchéance de la nationalité: les leçons belges", 4 december 2015, www.lemonde.fr/europe/article/2015/12/04/decheance-de-la-nationalite-les-lecons-belges_4824593_3214.html 440
Hoorzitting van 5 juni 2015 betreffende Veiligheid en Mensenrechten: de voorstellen van Amnesty International België in antwoord op de twaalf maatregelen van de regering in de strijd tegen het terrorisme, Parl. St., Kamer 2014-2015, nr. 54-1140/001
84
15. Ondanks verklaringen van Didier Reynders en consorten, die erop aandringen dat de
vervallenverklaring niet leidt tot de stigmatisatie van een bepaalde gemeenschap waartoe de
persoon in kwestie zou behoren441, stemt dit niet overeen met de werkelijkheid.
16. Zoals Alexis Deswaef, de voorzitter van de Liga voor Mensenrechten, reeds zei, zijn het niet de
terroristen die we vernederen met de vervallenverklaring. We vernederen een hele
gemeenschap die vreedzaam leeft. Belgen zijn blijkbaar niet gelijk voor de wet: voor dezelfde
feiten, kunnen ze anders gestraft worden.442
17. Zowel om redenen van legaliteit, wenselijkheid, nut en effectiviteit is het aangeraden dat de
Belgische wetgever de (nood voor) wetgeving tot vervallenverklaring zelf kritisch onderzoekt. Ik
twijfel er niet aan dat zij tot dezelfde conclusie zullen komen als ik.
441
X., "Reynders sur la déchéance de nationalité: La volonté est d’aller vers la deuxième our troisième génération", 1 februari 2015, www.lalibre.be/actu/belgique/reynders-sur-la-decheance-de-nationalite-la-volonte-est-d-aller-vers-la-deuxieme-ou-troisieme-generation-54ce38db35701001a17cdcd9 442
F. VINCENT, "Déchéance de la nationalité: les leçons belges", 4 december 2015, http://www.lemonde.fr/europe/article/2015/12/04/decheance-de-la-nationalite-les-lecons-belges_4824593_3214.html
85
Eindwoord
18. Over heel Europa zien we landen hun wetgeving op vervallenverklaring aanpassen en uitbreiden
als een reactie op de toenemende terreurdreiging. Hierbij worden de mensenrechten soms uit
het oog verloren. Het pleidooi dat ik in deze masterproef poog te voeren is er een voor het
respect van mensenrechten en zeker niet voor het goedpraten van terroristische misdrijven. Ik
ben het er absoluut mee eens dat een Staat het recht heeft om zichzelf te verdedigen en dat het
alles moet bewerkstelligen om zijn burgers te beschermen tegen laffe terroristische aanvallen.
Wat ik met deze masterproef wil duidelijk maken is dat de maatregelen die met dit doel
genomen worden de mensenrechten dienen te respecteren.
19. De aantrekkingskracht van organisaties zoals IS en Al-Nusra kunnen we in onze democratische
samenleving enkel bevechten door te antwoorden met de waarden waar wij voor staan. Respect
voor mensenrechten speelt daar een grote rol in. Maatregelen die in het heetst van de strijd
worden genomen, zoals de invoering van artikel 23/2 WBN (dat de meeste problemen oplevert
in verband met de proportionaliteitstoets), verliezen sommige van die waarden al snel uit het
oog in het drang om “iets” te doen.
20. Veel beter zou het zijn mocht de overheid inzetten op preventie. Dit houdt een betere
begeleiding in van werkloze Belgen van vreemde origine, meer inzet op onderwijs specifiek voor
die groep en een streng beleid dat discriminatie op alle vlakken van de samenleving, maar vooral
de arbeidsmarkt bestraft.443 De oorzaak van radicalisering is namelijk niet te vinden in de islam,
maar wel in de discriminatie van jongeren die zich niet als volwaardige burgers behandeld
voelen in de Belgische maatschappij en het idee hebben geen toekomstperspectief te hebben.444
Door de kansen voor hen te vergroten op de arbeidsmarkt, vergroten we de coherentie binnen
onze Belgische multiculturele samenleving en zullen veel minder jongeren vatbaar zijn voor de
extremistische propaganda die door terroristische organisaties verkondigd wordt.
21. Inzetten op preventie en sanctionering met respect voor de rechten van de mens. Dat is waar
we naartoe moeten als we aanslagen als die van 22 maart 2016 in de toekomst willen
vermijden.
An eye for an eye, leaves the whole world blind - M. K. Gandhi
443
Zie ook:X., “Integratie aan het werk. 15 aanbevelingen”, Koning Boudewijnstichting, www.kbs-
frb.be/nl/Activities/Publications/2016/20160314AD
444 X. “Marokkaanse Belgen raken gedemoraliseerd door discriminatie”, De Standaard, 19 mei 2015,
www.standaard.be/cnt/dmf20150519_01688278
86
87
BIBLIOGRAFIE
AERTS, C., “Commentaar bij art. 23 WBN”, in H. CASMAN en J. PAUWELS, Personen- en familierecht: artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, 2014, 95-97 (online vindplaats: jurisquare) AERTS, C., “Voor het eerst in 60 jaar wordt een Belg vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit”, T. Vreemd. 2010, afl. 1, 31-34 APERS, C., La loi du 4 décembre 2012 modifiant le Code de la nationalité, Waterloo, Kluwer, 2014, 354, nr. 131 BEERNAERT, M.-A., "Renforcement de l'arsenal législatif anti-terroriste: entre symboles et prévention", JT 2015, 5 december 2015, n° 6626, 835 CARIAT, N., “Le retrait de nationalité au regard du droit européen et international”, Journal de droit européen, 2010, afl. 172, 245 CHIURULLI, C., La protection des apatrides. État des lieux, 2014, Brussel, Anthemis, 15 CLOSSET, CH.-L. en RENAULD, B., Traité de la nationalité en droit belge, 3de editie, Brussel, Larcier, 2015, 325, nr. 668 DE HERDT, J., “De uitlevering overgelegd aan de nationaliteit? Over de positie van de nationaliteitsexceptie in het hedendaagse uitleverings-, overleverings- en overbrengingsrecht”, Nullem Crimen, 2009, 1-4 DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, t. II, Les personnes, vol. 1, 4e editie DE SMEDT, W. “Blind vertrouwen”, Juristenkrant 2015, afl. 302, 12 GOEDERTIER, G. en VANDE LANOTTE, J., Handboek Belgisch publiekrecht, Brugge, Die Keure, 2010, 1517 A. HEYVAERT, A., "Artikel 23 WBN", in Commentaar personen- en familierecht, Antwerpen, Kluwer, 1996, nr. 8 LECLERCQ, J. F., "Beschouwingen bij enkele bepalingen van internationaal recht betreffende de strijd tegen het terrorisme”, RW 2009-2010, nr. 19 LENAERTS, K. en VAN NUFFEL, P., Europees recht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 110, nr. 141
MEEUSEN, J. en JANSSENS, C., Het Verdrag van Lissabon: de Europese impasse doorbroken?, Antwerpen, Intersentia, 2008, 120, n°5 NUYTS, D., “Vervallenverklaring door fraude in rechtsvergelijkend perspectief”, in FOBLETS, M.-C. R. FOQUÉ en VERWILGHEN, M. (eds.) Naar de Belgische nationaliteit – een jaar toepassing van het nieuwe wetboek van de Belgische nationaliteit (wet van 1 maart 2000), Brussel, Bruylant, 2002, 295-308 RENAULD, B., “L’apatridie en Belgique – État des lieux en 2012”, Liberae Cogitationes, 540-541 RENAULD, B., “Le code de la nationalité”, version 2013, Rev. dr. étr. 2012, afL 170, 553-556
88
STANDAERT, R., Les Novelles, 76-77, nr. 183 SWENNEN, F., Het personen- en familierecht, Antwerpen, Intersentia, 2015, 64-65 SWENNEN, F., Het personen- en familierecht: identiteit en verwantschap vanuit juridisch perspectief, 4de editie, Intersentia, 2015, 116, n° 194 VAN DEUREN, C. “Versterking van de strijd tegen het terrorisme”, RAGB 2015, afl. 16, 1199-1200 VANDERVOORT, L., “De staatloze in België: op zoek naar een status met rechten en plichten”, T. Vreemd. 2007, nr. 4, 246 VERWILGHEN, M., Le code de la nationalité belge, Brussel, Bruylant, 1985, 382, nr. 717 WAUTELET, P., “Deprivation of citizenship for 'jihadists': analysis of Belgian and French practice and policy in light of the principle of equal treatment”, 2 januari 2016, 1, http://ssrn.com/abstract=2713742 WAUTELET, P ., "La nationalité belge en 2014 – L’ équilibre enfin trouvé ?" in Droit de l’immigration et droit de la nationalité : fondamentaux et actualités, Larcier, 2014, 337, n°60 WAUTELET, P ., “Priver les djihadistes de leur nationalité belge: les garde-fous à respecter”, JT 2015, 183-184 Franse rechtsleer CASSIA, P., "Déchéance de nationalité: clap de fin", Recueil Dalloz, 2016, 697 DIONISI-PEYRUSSE, A., "Déchéance de nationalité: proposition annoncée par François Hollande", Recueil Dalloz, 2015, 2442 DIONISI-PEYRUSSE, A., "Déchéance de nationalité: portée des projets de reforme annoncée", Recueil Dalloz, 2016, 129 FOURRE, V., "Le Conseil d'État et la nationalité française", EDCE nr. 30, 1978-1979, 103 Lagarde, P., "La nationalité française", 3de editie, Dalloz 1997, 3, nr. 1
LAGARDE, P., "La nationalité française" in Manuel Dalloz de droit usuel, Parijs, Dalloz, 4de editie, 2011,
nr. 42.101
LAGARDE, P., "La déchéance de nationalité", Recueil Dalloz 2010, 1992
LAGARDE, P., Retrait de la nationalité acquise frauduleusement par naturalisation, noot bij HvJ 2 maart 2010, Rottmann, Rev. cr. dr. int. pr. , 2010, 540, punt 1 LAGARDE, P., "Les délais de déchéance de la nationalité française", Recueil Dalloz, 2016, 120 LAGARDE, P., " Nationalité", juni 2013 (actualisatie: januari 2016), Dalloz, nr. 390 LE BOT, O. "La déchéance de nationalité pour les terroristes est conforme à la Constitution", Constitutions, 2015, 253-254
89
LEPOUTRE, J., "Nationalité (déchéance): validité d’un décret pour acte de terrorisme – conseil d’Etat 11 mai 2015", Recueil Dalloz 2015, 1099 PAUVERT, B., "Autour de la déchéance et du retrait de la nationalité française", AJDA 2015, 1000 ROUSSEAU, J.-J., Du contrat social ou Principes du droit politique, Parijs, Garnier Frères, 1792 THOUVENIN, J. M., "Le principe de non extradition des nationaux ", 10, www.academia.edu/4809493/LE_PRINCIPE_DE_NON_EXTRADITION_DES_NATIONAUX
Buitenlandse rechtsleer
ADJAMI , M. en HARRINGTON, J., The Scope and Content of Article 15 of UDHR, Refugee Survey Quarterly, Vd. 27, no.3, 2008, 101 BOELES, P., “Het nut van nationaliteit", NJB (NL) 2007, afl. 42, 2666-2671 en http://www.njb.nl (13 december 2007 BROWNLIE, I., Principles of public international law, 4de editie, Oxford, Oxford University Press, 397, voetnoot 84 DE GROOT, G.-R., "Het ontnemen van het Nederlanderschap wegens terroristische activiteiten", in P. VAN DER GRINTEN en T. HEUKELS (eds.), Crossing borders, Essays in European and Private International Law, Nationality Law and Islamic Law in Honour of Frans van der Velden, Kluwer 2005, 217-218 DE GROOT, G.-R.,“The European Convention on Nationality: a step towards a ius commune in the field of nationality law”, Maastricht Journal of European and Comparative Law (2), 150-152; A. M. BOLL, “Multiple Nationality and international Law”, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 2007, 623 p. D’OLIVEIRA, J., Ontkoppeling van nationaliteit en Unieburgerschap? Opmerkingen over de Rottmann-zaak, NJB (NL), 2010, afl. 16, 1028 ERSBOLL, E., “Biao v. Denmark - Discrimination among citizens?”, EUI Working Paper RSCAS 2014/79, Robert Schuman Centre for Advanced Studies, European Union Democracy Observatory on Citizenship, Florence, EUI Working Papers, 8, http://cadmus.eui.eu/bitstream/handle/1814/32015/RSCAS_ERS%20_2014_79.pdf?sequence=1
ERSBOLL, E., "The principle of non-discrimination in matters relating to nationality law - a need for clarification?" in Second European Conference on Nationality - Challenges to National and International Law on Nationality at the Beginning of the New Millennium?, 2001, 200, www.coe.int/t/dghl/standardsetting/nationality/Conference%202%20(2001)Proceedings.pdf HAILBRONNER,K., “Nationality in public international law and European law”, 1.1.2.4., eudo-citizenship.eu/docs/chapter1_Hailbronner.pdf MOLE, N., “Multiple nationality and the European Convention on Human Rights”, Migrantenrecht
2002, 146
OOSTEROM-STAPLES, H., Het internationale recht als beschermengel van de exclusieve bevoegdheden van lidstaten inzake verlies van nationaliteit, NTER (NL) 2010, afl. 6, 192
90
PAROLIN, G. P., “Citizenship in the Arab World. Kin, Religion and Nation-State”, AUP, 2009, 108 PILGRAM, L.,“International law and European Nationality Laws”, EUDO Citizenship Observatory, 2011, Robert Shuman centre for advanced studies, Florence, 2, eudo-citizenship-eu/docs/Pilgram.pdf ZIEMELE, I., “General aspects of nationality and human rights in relation to state succession”, 2nd European Conference on Nationality: Challenges to national and international law on nationality at the beginning of the new millennium, 149