Post on 17-Sep-2020
een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beursjaargang 20 | 2014 | nr. 1
interview Maxime Verhagen: “Van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”
De stelling: (TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT VerZekeringsTeCHnisCH mAATwerk
VnAB eVenT TeCHnisCHe VerZekeringen 16 APril A.s. in ‘de roTTerdAm’
Maxime Verhagen: “Van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”
(TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT (TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT VerZekeringsTeCHnisCH mAATwerk
Maxime Verhagen: “Van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”
(TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT (TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT VerZekeringsTeCHnisCH mAATwerk
VnAB eVenT VnAB eVenT VnAB eVenT TeCHnisCHe VerZekeringen VerZekeringen VerZekeringen 16 APril A.s. in ‘de roTTerdAm’
TECHNISCHEVERZEKERINGEN:DYNAMIEK IN TECHNIEK
Door Rolf van der WalVoorzitter VNAB
2
“De markt voor technische verzekeringen is weliswaar te bestempelen als een niche-
markt, maar het is wel een marktsegment waarin met ruim een kwart miljard
euro relatief veel premie omgaat. Dat maakt deze sector een belangrijk onder-
deel van de totale Nederlandse co-assurantiemarkt. Bovendien heeft engineering
nationaal en internationaal in de loop der jaren een goede naam en faam
opgebouwd. Niet in de laatste plaats door de bereidheid om, net als in de andere
brancheonderdelen overigens, qua risicodekking verder te gaan dan elders in de
wereld.
Wie de interviews met de vele branchespecialisten in deze technische verze-
keringsspecial van de VNAB Visie leest, zal het opvallen dat voor meerdere
brancheonderdelen wordt gesproken van een groeimarkt. Een verheugende ontwik-
keling. Mogelijkheden voor verdere expansie zie ik daarnaast ook op het terrein
van de bedrijfsschadedekking. Naar mijn mening wordt er door ondernemend
Nederland te weinig stil gestaan bij de indirecte gevolgen van een schade voor
de bedrijfscontinuïteit. Hier ligt dan ook zeker een taak voor makelaars om hun
klanten daarop te wijzen. Naar mijn stellige overtuiging ligt er op dit terrein nog
een hele markt open. In het verlengde hiervan is het daarnaast van belang dat er
voldoende gespecialiseerde experts zijn om na een calamiteit de schade met voort-
varendheid vast te stellen en de gevolgschade voor gedupeerde ondernemingen
zoveel mogelijk te helpen beperken.
Nu we het toch over schade hebben, per 1 maart jl. is het ‘Schadeproces coassuran-
tie Technische Verzekeringen’ gepresenteerd aan alle bij de schaderegeling betrokken
marktpartijen. Hierin is aan de hand van een stappenplan duidelijk aangegeven
wat er op elk moment binnen het schadeproces van zowel makelaars, verzekeraars,
experts als van de klant zelf wordt verwacht. Bovendien zijn per stap tijdlimieten
vastgesteld. Een uitstekend initiatief dat zowel de duidelijkheid als de snelheid ten
goede komt en daarmee voorziet in een behoefte bij klanten, die overigens bij de
opzet van het stappenplan betrokken zijn. Ik verwacht dan ook dat hiervan een
welkome positieve invloed zal uitgaan op het verbeteren van het imago van de (co)
assurantiemarkt.
Zoals reeds aangegeven, heeft de co-assurantiemarkt op het gebied van technische
verzekeringen in de loop der jaren een goede naam opgebouwd, mede door de volop
aanwezige kennis en ervaring op zowel technisch als verzekeringstechnisch gebied.
Het is dan ook zaak die know how te behouden door tijdig aandacht te besteden
aan voldoende nieuwe instroom, kwantitatief en kwalitatief, en aan de opleiding
van (nieuwe) medewerkers.
niCHemArkT meT VoloP groeimogeliJkHeden
De dynamische wereld van de bouw en techniek staat centraal tijdens
het eerstvolgende VNAB-Event, dat in navolging van deze special over
technische verzekeringen, wordt gehouden op woensdag 16 april a.s.
in Hotel nhow, gevestigd in het nieuwe, spraakmakende 44-etages tel-
lende kantoor- en appartementencomplex ‘De Rotterdam’ van Rem
Koolhaas aan de Wilhelminapier op ‘De Kop van Zuid’ in Rotterdam.
VNAB EVENT in Teken VAn dYnAmiek in TeCHniek
Tijdens deze bijeenkomst, die van 14.00 tot 17.15 uur plaatsvindt
met als titel ‘Technische Verzekeringen: Dynamiek in techniek’, zal aandacht
worden besteed aan de bouw van dit bijzondere project. Daarvoor
zal Jos Melchers, als managing director bij projectontwikkelaar MAB
Development Nederland BV betrokken bij de bouw van ‘De Rotterdam’,
een presentatie verzorgen. Daarnaast gaat prof. dr. Hennes de Ridder,
hoogleraar Methodisch en Integraal Ontwerpen op de Faculteit Civiele
Techniek en Geowetenschappen van de Technische Universiteit Delft,
in op de innovatie in de bouw en de belangrijkste trends, ontwikke-
lingen en eventuele knelpunten op dat vlak in de praktijk van alledag.
Drs. Maxime Verhagen, voormalig minister van Buitenlandse Zaken
en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, zal in zijn huidige
functie als voorzitter van Bouwend Nederland zijn visie geven over de
ontwikkelingen en vooruitzichten voor de bouw- en infrasector. Verder
zal aandacht worden besteed aan het onlangs gepresenteerde nieuwe
Schadeproces Coassurantie voor technische verzekeringen. Het offi -
ciële programma wordt afgesloten met een netwerkborrel.
De bouwsector zag de omzet over geheel 2013 met ruim 4% dalen,
maar in het laatste kwartaal was er herstel met een groei van 1%, aldus
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Er waren in het vierde
kwartaal meer bedrijven met een omzetstijging dan een omzetdaling.
Twee van de vijf bouwbedrijven zag de omzet met meer dan 20% stijgen
tegen 26% een jaar eerder. De woning- en utiliteitsbouw werd vorig
jaar opnieuw zwaar getroffen door de crisis op de woningmarkt en
de markt voor bedrijfsgebouwen. De omzet daalde er met bijna 8%,
maar in het vierde kwartaal was er een omzetstijging met ruim 1%.
De gespecialiseerde bouw, zoals bouwinstallatie-, sloop- en dakdek-
kersbedrijven, kromp in 2013 met bijna 3%. In het vierde kwartaal was
er groei. De grond-, weg- en waterbouw liet in 2012 nog een omzet-
stijging zien, maar verloor in 2013 bijna 2%.
dAlende omZeT BoUwseCTor, mAAr HersTel ingeZeT in 4e kwArTAAl
3
ConsUmenT in de BoUw meer CenTrAAl
“Bouwbedrijven moeten vanaf 2015 aantoonbaar goede kwaliteit leveren
en worden daarvoor zelf verantwoordelijk. Het toetsen van de bouwkwa-
liteit kan voortaan sneller en goedkoper en komt er eerder zekerheid over
het moment waarop de bouw kan beginnen.” Dat schrijft minister Blok
(Wonen en Rijksdienst) in een brief aan de Tweede Kamer. De overheid zal
wel eisen stellen waaraan de bouw moet voldoen en blijft toezien op een
goede werking van het stelsel.
De invoering van private kwaliteitsborging moet er volgens de bewindsman
toe leiden dat tijdens het hele traject van de bouw - van initiatief tot ople-
vering - wordt toegezien op de kwaliteit. Zodat daarmee aan het eind van
het bouwproces wordt aangetoond dat het bouwwerk aan de eisen voldoet.
Het bevoegd gezag - de gemeente - handhaaft alleen nog de minimumeisen
voor de bestaande bouw en gebruikseisen, met name de (brand)veiligheid.
Blok beoogt met de wijziging van het toezicht ook dat bouwende partijen
de vraag van de bouwconsument meer als uitgangspunt nemen en fl exibel
inspelen op specifi eke wensen van de consument, bijvoorbeeld voor de in-
deling van het gebouw, de keuze van installaties en de afbouw. Eén van de
instrumenten die de minister de consument in handen wil geven is verbete-
ring van het retentierecht. Ook bepleit hij dat consumenten in de toekomst
bouwbedrijven beter kunnen vergelijken op prijs en kwaliteit.
mArkT VAn rUim een kwArT milJArd eUro
Branche 2009 2010 2011 2012
Machinebreuk 59 69 53 50
CAR / EAR 150 141 134 133
Elektronische apparatuur 23 25 23 24
Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45
Totaal 273 273 248 252
Branche 2009 2010 2011 2012 Branche 2009 2010 2011 2012 Branche 2009 2010 2011 2012
Machinebreuk 59 69 53 50
CAR / EAR 150 141 134 133
Branche 2009 2010 2011 2012
Elektronische apparatuur 23 25 23 24
Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45
Totaal 273 273 248 252
Branche 2009 2010 2011 2012
Machinebreuk 59 69 53 50
CAR / EAR 150 141 134 133
Elektronische apparatuur 23 25 23 24
Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45
Totaal 273 273 248 252
Branche 2009 2010 2011 2012 Branche 2009 2010 2011 2012
Machinebreuk 59 69 53 50
CAR / EAR 150 141 134 133
Elektronische apparatuur 23 25 23 24
Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45
Totaal 273 273 248 252
Branche 2009 2010 2011 2012 Branche 2009 2010 2011 2012
Machinebreuk 59 69 53 50
CAR / EAR 150 141 134 133
Elektronische apparatuur 23 25 23 24
Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45
Totaal 273 273 248 252
Branche 2009 2010 2011 2012
De markt voor technische verzekeringen in ons land bedraagt ruim een
kwart miljard euro. Volgens de meest recente cijfers van het Verbond van
Verzekeraars/Centrum voor de Verzekerings Statistiek CVS) beliep de ge-
zamenlijke premieomzet van technische verzekeraars in 2012 in totaal
252 miljoen euro, vier miljoen euro meer (+ 1,6%) dan de 248 miljoen
euro in het jaar daarvoor, maar 21 miljoen euro (7,7%) minder dan de
273 miljoen euro in zowel 2009 als 2010. De branches CAR (Construction
All Risks) en EAR (Erection All Risks) nemen al jaren het grootste deel van de
totale omzet voor hun rekening, op ruime afstand gevolgd door machi-
nebreuk, garantie- en overige technische verzekeringen en elektronische
apparatuur.
“BOUW WORDT DÉ GROTE GROEISECTOR”Ondanks de berichten over herstel op de woningmarkt, zal de woning-
bouwproductie dit jaar verder dalen en loopt de werkgelegenheid opnieuw
fors terug, concludeert het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw) in het
rapport ‘Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2014’.
De nieuwbouw van woningen is volgens het EIB sinds het uitbreken van de
crisis met 35% gedaald en deze zal in 2014 opnieuw met 7% afnemen. Het
aantal opgeleverde woningen daalt daarbij naar 45.000. Enig tegenwicht
wordt binnen de woningbouw geboden door de renovatie- en onderhouds-
markt die dit jaar licht kan groeien. Bij de utiliteitsbouw en de grond-,
weg - en waterbouw is sprake van een stabilisatie van de productieniveaus.
“Daarmee wordt 2014 voor de totale bouwproductie vooral een overgangs-
jaar”, aldus het EIB.
Vanaf 2015 trekt de bouwsector enorm aan. In dat jaar zal de woningbouw-
productie met 17% groeien. In de periode 2016 tot en met 2019 groeit de
bouwproductie volgens het EIB met gemiddeld 10,5% per jaar. “In historisch
perspectief is een voorziene groei van 17% ongekend’, zegt EIB-directeur
Taco van Hoek. “De bouw wordt de komende jaren dé grote groeisector.
We staan nu overduidelijk op een keerpunt. De woningverkopen nemen
toe, de prijzen stabiliseren en de orderportefeuilles van de aannemers la-
ten een lichte stijging zien. De werkportefeuille van de architecten is zelfs
fl ink aangetrokken en in november zagen we voor het eerst in lange tijd een
duidelijke stijging van het aantal verleende bouwvergunningen, 55% hoger
dan in dezelfde maand in 2012. Op een breed front is er sprake van herstel.”
neTwerkBorrel nArim, niVre en VnAB
TiJdens emergenCY eXPo
Van 8 tot en met 10 april a.s. vindt in Ahoy Rotterdam voor het eerst de
Emergency Expo (www.emergencyexpo.nl) plaats, een multidisciplinair
platform voor alle betrokken partijen bij rampenbestrijding, risicomanage-
ment en crisisbeheersing. ‘Keynote’ sprekers zijn onder meer Chris Allison
(hij gaf in 2005 leiding aan de veiligheidsoperatie na de bomaanslagen in
London én was veiligheidscoördinator van de Olympische Zomerspelen van
2012), prof. dr. Ira Helsloot en prins Pieter Christiaan van Oranje.
Emergency Expo beoogt een bijdrage te leveren aan een goede samen-
werking tussen de verschillende partijen in zowel de publieke als private
sector alsook aan het stroomlijnen van de respectievelijke aanpakken van
die partijen. Gelijktijdig met de Expo vindt onder regie van Congres- en
Studiecentrum VNG een congres plaats (www.emergencyconference.nl).
Hier zullen inhoudelijke vraagstukken in diepgaander vorm behandeld
worden.
Tijdens Emergency Expo organiseren NARIM, NIVRE en VNAB een geza-
menlijke Netwerkborrel op woensdag 9 april van 17 tot 18.00 uur. Tijdens
deze borrel kunnen de leden van de genoemde partijen nader in contact
treden met elkaar en met aanwezige exposanten en bezoekers. Als u deze
borrel wilt bijwonen, kunt u zich wenden tot een van de genoemde partijen.
Een bezoek aan Emergency Expo is gratis na registratie via
www.emergencyexpo.nl/registratie.
in miljoenen euro
4
Hij geeft een sprekend voorbeeld van ‘het nieuwe ondernemen’.
“In Woerden bood een bouwbedrijf nieuwbouwwoningen aan
waarbij de koper zowel aan de buitenkant van het pand als
binnenin diverse eigen keuzes kon maken over bijvoorbeeld
gevel, indeling en materialen. In ‘no time’ waren 60 van de
70 woningen verkocht en dat in crisistijd!”, aldus Verhagen.
Volgens hem zijn innovatie, duurzaam en energiezuinig bou-
wen, ketensamenwerking en het gebruik maken van de nieuwe
technologische ontwikkelingen andere voorwaarden voor suc-
ces. “Dat betekent aan de andere kant dat de opdrachtgever de
aannemer niet langer alles moet voorschrijven maar hem de
ruimte moet laten voor innovatieve toepassingen.”
BelAng Voor ‘BV nederlAnd’Na een inwerktijd van 2,5 maand volgde Maxime Verhagen,
voormalige minister van Buitenlandse Zaken en Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie, vorig jaar juli Elco Brinkman
op als voorzitter van Bouwend Nederland. Bij de branche-
organisatie zijn momenteel 4.500 bouw- en infrabedrijven
aangesloten, waarvan 90% tot het MKB behoort. Hoewel er
ongetwijfeld betere momenten denkbaar waren om in te stap-
pen, geeft hij desgevraagd aan het goed naar zijn zin te hebben
in zijn nieuwe loopbaan na bijna 30 jaar in de politiek actief
te zijn geweest. “Door de economische en marktomstandig-
heden is de uitdaging des te groter. Bovendien vormen de
bouw en infra belangrijke sectoren voor de Nederlandse eco-
nomie. Alleen de nieuwbouw is al goed voor 5% van ons BNP
en dan tellen we de aanpalende bedrijfstakken (o.a. hoveniers,
woninginrichters en bouwmarkten) nog niet eens mee. En in
de markt van verbouw, onderhoud en renovatie waren alleen
woningcorporaties vorig jaar goed voor een omzet van 2,5 mil-
jard euro.”
Ook op het hoofdkantoor Bouwend Nederland in Zoetermeer
ondervindt men vrijwel dagelijks de moeilijke periode die de
bouw al geruime tijd doormaakt. Verhagen geeft een sprekend
voorbeeld: in 2009 telde de bouw CAO 170.000 deelnemers; in-
middels is dat aantal teruggelopen naar 100.000. “De huidige
tijd vraagt dan ook meer van een brancheorganisatie, temeer
daar vandaag de dag een lidmaatschap voor een bouwbedrijf
geen vanzelfsprekendheid meer is”, aldus de voorman van
Bouwend Nederland, de 95 FTE’s tellende organisatie die zich
op een breed terrein inzet voor de aangesloten bedrijven in de
vorm van belangenbehartiging (lobby), brancheontwikkeling
(innovatie, informatieverschaffi ng) en ledenservice (CAO, in-
dividuele advisering, collectieve inkoop w.o. verzekeringen).
Het zijn dan ook geen vrolijke tijden voor Bouwend Nederland.
Sinds het begin van de crisis is het aantal medewerkers in de
bouw met meer dan 40% teruggelopen, heeft de werkloos-
heid ‘Zuid-Europese’ hoogtes bereikt en zijn alleen al vorig
jaar 1.800 bouwbedrijven failliet gegaan. “Een schrijnende
ontwikkeling, temeer daar ook enkele traditionele vierde ge-
neratie familiebedrijven ten onder zijn gegaan.” Hij schrijft
de teruggang met name toe aan de dramatische daling van
de nieuwbouw. “Dat is nu op een niveau aanbeland dat nog
geen 20% is van wat het ooit was. Daarnaast is de kantoren-
markt nog verder gekrompen en wordt er ook minder geld
uitgegeven aan renovatie en onderhoud. Met name door het
crisisherstelplan van de regering is het werk op infragebied
nog enigszins op niveau gebleven.”
HersTel in ZiCHTDe kentering lijkt in zicht. Begin dit jaar lieten zowel het CBS
als het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw) zich posi-
tief uit over de economische ontwikkelingen. Hoewel in 2013
de omzet in de bouw nog verder terugliep - met 4% - liet het
vierde kwartaal voor het eerst sinds tijden weer een groei zien:
met 1%. Voor 2015 en verder voorspelt het EIB een groei ‘in de
dubbele cijfers’ en bestempelt het instituut de bouw zelfs als
‘dé grote groeisector’.
Verhagen kent de berichten en is uiteraard content met het ver-
wachte herstel. “Ik ben gelukkig dat we voor het eerst sinds
lange tijd een klein plusje zien in het laatste kwartaal”. Toch
tempert hij het optimisme. “De economie mag dan aan de
beterende hand lijken. Dat geldt nog niet echt voor de bouw-
sector. Wij willen best meegaan in het optimisme, maar we
likken als sector nog dagelijks de diepe wonden die de crisis
achterlaat. Voor dit jaar moeten we rekening houden met een
verdere omzetdaling van zo’n 7%, waardoor er in de sector
opnieuw klappen zullen vallen. Ik verwacht dat de bouw pas
over twee jaar weer op volle toeren draait. We moeten van ver
komen. Bovendien is de bouw laatcyclisch: eer dat we weer
volledig op kracht zijn, zijn we twee jaar verder.”
Aan de andere kant zegt hij ook een aantal gunstige ontwik-
kelingen waar te nemen. “De woningcorporaties zijn goed
bezig met hun energiezuinige woonprojecten, er is weer wat
meer rust op de woningmarkt voor koopwoningen, de verko-
pen lijken weer wat aan te trekken en het onderhoud neemt
weer toe.” Daar staat tegenover dat er ook enkele knelpunten
zijn op te sommen. “De nieuwbouw komt nog steeds niet van
de grond, terwijl het aanbod al enkele jaren achterloopt bij de
vraag. Er worden nu reeds 15.000 woningen per jaar te weinig
gebouwd. Dat komt vooral door het beleid van gemeenten.
Die blijven veel te hoge grondprijzen vragen, terwijl zij bo-
VAn AANBOD- nAAr VRAAGGESTUURD BoUwen
“Ook in de bouw- en infrawereld zal de klant meer centraal komen te staan en zal in de markt een verschuiving optreden van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”. Dat is de verwachting van Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland, de brancheorganisatie voor de bouw- en infrabranche. Deze ontwikkeling vraagt volgens hem wel andere competenties van de bouw- en infrabedrijven dan tot dusver. “Er moet nog meer worden ingespeeld op de vragen en wensen van de klant en de kwaliteit worden geleverd die wordt verlangd. Klantcommunicatie, marketing en omgevingsmanagement winnen aan belang. Bouwbedrij-ven zullen nog meer als ondernemer moeten gaan opereren.”
Rol voor verzekeraars als institutioneel belegger in PPS
55
VAn AANBOD- nAAr VRAAGGESTUURD BoUwen
Maxime VerhagenVoorzitter Bouwend Nederland
Maxime Verhagen: “Wij willen best meegaan in het optimisme over de economie, maar likken als bouwsector nog dagelijks de diepe wonden die de crisis achterlaat. Voor dit jaar moeten we rekening houden met een verdere omzetdaling van zo’n 7%, waardoor er in de sector opnieuw klappen zullen vallen. Ik verwacht dat de bouw pas over twee jaar weer op volle toeren draait.”
6
vendien te weinig doen om het voor starters aantrekkelijker
te maken om een eigen huis te kopen, bijvoorbeeld via een
starterslening. Daar komt nog eens bij dat de gemeentelijke
en provinciale overheden fors bezuinigen op het onderhoud
van wegen en zogeheten ‘kunstwerken’ als bruggen, tunnels
en viaducten. Een slechte en zorgelijke ontwikkeling die tot
onveilige situaties kan leiden, zoals onlangs in Muiden en
Alphen aan den Rijn, waar uit veiligheidsoverwegingen zelfs
een weg afgesloten moest worden. Niet vergeten moet wor-
den dat het gebruik van wegen, bruggen en viaducten sinds
de aanleg ervan vaak, 40, 50 jaar geleden, met een factor 14 is
toegenomen.”
wAT moeT er geBeUren?Verhagen heeft een duidelijke mening hoe het zo noodzake-
lijke herstel in de bouw verder kan worden gestimuleerd. Op
de vraag wat er dan moet gebeuren, noemt hij als eerste het
afwaarderen van de grond door gemeenten. “De grondprijzen
zijn in de ‘gouden jaren’ met meer dan 400% toegenomen,
maar in de afgelopen (crisis)jaren niet of nauwelijks naar be-
neden bijgesteld. Deloitte & Touche heeft berekend dat een
verlaging met gemiddeld 30% reëel zou zijn; wij denken zelfs
dat de prijs met zo’n 40 tot 50% omlaag kan. Daarnaast zou
het kabinet kunnen helpen door de BTW over grondverko-
pen te verlagen naar het lage BTW-tarief (6%) en/of zouden
provincies het voorbeeld van Gelderland/Overijssel kunnen
volgen om een deel van de grondprijsverlaging voor hun reke-
ning te nemen.”
Een ander idee van de voorman van Bouwend Nederland is
om de overheid samen met de markt (bouw en infra) plannen
te laten ontwikkelen het achterstallig onderhoud van wegen,
‘kunstwerken’, maar ook van overheidsgebouwen als scho-
len, ziekenhuizen etc. versneld aan te pakken en die kosten te
spreiden over meerdere jaren. “Tenslotte moet de CAO wor-
den gemoderniseerd, meer fl exibiliteit en minder vrije dagen
bevatten en bevorderen dat het werken in de bouw weer aan-
trekkelijker wordt gemaakt.” Verder vindt hij dat de overheid
met name meer moet investeren in de infrastructuur. “Dat is
cruciaal voor een export- en doorvoerland als Nederland. Je
ziet in landen waar veel wordt geïnvesteerd in de infrastruc-
tuur het economisch beter gaat dan in Nederland.”
kwAliTeiTsdisCUssieIn de bouw- en infrawereld is eind vorig jaar enige commotie
ontstaan over een brief van minister Blok van het ministe-
rie van Wonen aan de Tweede Kamer, waarin de indruk zou
zijn gewekt dat het niet al te best is gesteld met de kwaliteit
waarop in ons land zou worden gebouwd. Verhagen reageert:
“Vooropgesteld, alles kan natuurlijk altijd beter en dat geldt
ook voor de bouw. Ik durf te stellen dat het met de kwaliteit in
het algemeen goed is gesteld. Dat neemt niet weg dat dit voor
de bedrijfstak een permanent punt van aandacht zal blijven,
zeker in het licht van de noodzaak voor de bouw- en infrabe-
drijven om nog meer klantgericht te werken. Waarop minister
Blok in mijn optiek in de bewuste brief met name doelde is de
kwaliteitsborging. Op termijn komt het toezicht op de kwa-
liteit in de bouw, die nu nog bij gemeenten ligt (bouw- en
woningtoezicht) bij de bouwbedrijven zelf te liggen. Ik
vind een private kwaliteitsborging op zich een goede zaak.
Bijkomend voordeel is dat de soms veel te hoge leges die ge-
meenten hiervoor in rekening brengen, komen te vervallen.”
VerZekeringsBrAnCHeDesgevraagd noemt Verhagen voor bouwbedrijven een goed
pakket aan verzekeringen van essentieel belang om de be-
drijfscontinuïteit te kunnen waarborgen. “Dat is ook één van
de redenen waarom wij voor onze leden met een aantal partijen
collectief verzekeringen hebben ontwikkeld tegen aantrekke-
lijke premies en condities”, aldus de voorzitter van Bouwend
Nederland, volgens wie het voor de verzekeringsbranche
zaak is haar aanbod te laten aansluiten bij het dagelijkse
bouwproces. “Ik begrijp van mijn leden dat binnen de co-assu-
rantiemarkt sprake is van een toegenomen bereidheid daartoe
in de vorm van maatwerkproducten. We zijn op zich dan ook
tevreden over de samenwerking met de verzekeringsbranche.”
Dat neemt niet weg dat er bij de belangenorganisatie voor
de bouw- en infrasector ook wel enkele wensen leven voor
(verdere) verbetering. “Verzekeraars hebben nog wel eens de
neiging voor ‘de krenten in de pap’ te gaan: de aantrekkelijke
risico’s wil men wel verzekeren, maar vallen de resultaten wat
tegen dan trekt men zich terug of worden voorwaarden be-
perkt. Continuïteit in het aanbod is echter vanuit de branche
wel gewenst. Ook hoor ik dat men er vaak snel toe overgaat om
schades die zich voordoen in megaprojecten meteen en masse
uit te sluiten, ook op kleinere projecten waarop dit risico in-
dividueel beduidend minder speelt. Kennis van onze branche
is essentieel en het is van belang dat verzekeraars en make-
laars hierin blijven investeren, zodat bouw- en infrabedrijven
worden geadviseerd en begeleid door specialisten en niet door
generalisten”, aldus Verhagen, die besluit met een oproep aan
de verzekeringsbranche. “We zouden het toejuichen wanneer
de sector bij PPS-projecten niet alleen als risicodrager zou
willen fungeren maar, net als pensioenfondsen, ook als insti-
tutioneel belegger teneinde de bouw uit het slob te helpen. Ik
ben ervan overtuigd dat hen dit kansen biedt voor een fatsoen-
lijk rendement in de toekomst.”
“DE FORSE BEZUINIGINGEN OP HET ONDERHOUD VAN WEGEN EN ‘KUNSTWERKEN’ ZIJN EEN SLECHTE
EN ZORGELIJKE ONTWIKKELING
DIE TOT ONVEILIGE SITUATIES KAN
LEIDEN”
7
MACHINEBREUK, de oUdsTe TeCHnisCHe VerZekeringsVorm
De oudst bekende machinebreukverzekering dateert ongeveer uit 1769, voor een stoommachine in Engeland. Daarmee is ‘ma-chinebreuk’ hoogstwaarschijnlijk de oudste vorm van technische verzekeringen. Overigens is de benaming taalkundig niet volledig juist en zou er beter gesproken kunnen worden van machineschadeverzekering. Want dat is wat de polis dekt: alle plotseling optredende en onvoorziene materiële beschadigingen aan machines/installaties. Breuk is slechts één van de gevol-gen. Mogelijke andere oorzaken kunnen zijn; bedieningsfouten, aanrijding, vallen, stoten, vreemde voorwerpen in de machi-ne, inductie, overspanning, kortsluiting, maar vooral ook ‘eigen gebrek’. Dit laatste wordt mogelijk gemaakt door afstand te doen van het art. 7:951 BW. Ook bedrijfsstilstand of stagnatie als gevolg van het uitvallen van één of meer machines kan desastreuze gevolgen hebben. De vaste kosten gaan door en de winst, die het bedrijf gedacht had te maken, stagneert. Een machine bedrijfsschadeverzekering kan dit risico afdekken.
Van origine is de machineschadeverzekering een eigen gebrek-verze-
kering. De dekking is echter in de loop der jaren als gevolg van de
verhevigde concurrentie tussen marktpartijen onderling uitgebreid
tot de all risks-verzekering die het nu is. Een voor de continuïteit van
bedrijven cruciale verzekering, waarbij het adagium ‘alles is gedekt,
tenzij ...’ van toepassing is. En daarmee in feite die van de omgekeerde
bewijslast. Kenmerkend voor de markt voor machineschadeverzeke-
ringen is de stabiliteit. Er doen zich in deze niche niet of nauwelijks
verschuivingen voor: niet in de voorwaarden, maar naar verhouding
evenmin in het premieniveau. Na ‘CAR’ levert ‘machineschade’ al
decennialang de grootste bijdrage aan de omzet in de technische ver-
zekeringsbranche in ons land.
Daar waar het aantal aanbieders in de jaren ’70 beperkt was tot nog
geen handjevol, is dat aantal in de loop der tijd uitgegroeid tot een
tien- à vijftiental verzekeraars. Wat opvalt aan vraagzijde is de relatief
grote onbekendheid met de machineschadeverzekering: niet zozeer
met het bestaan van dit verzekeringsproduct an sich, maar meer met
de inhoudelijke kant ervan. De praktijk van alledag leert dat een groot
deel van het bedrijfsleven niet op de hoogte is van met name het feit
dat een machineschadeverzekering ook dekking biedt tegen schade
die is veroorzaakt door menselijke (ontwerp- en bedienings)fouten en
door eigen gebrek, technische fouten in of aan de apparatuur. Mede
daardoor hebben veel bedrijven die op zich daarvoor in aanmerking
zouden komen, geen machineschadeverzekering gesloten. Het besef
van de afhankelijkheid van essentiële productie-eenheden, zoals bijv.
de stroomvoorziening van een bedrijf of compressorunits blijkt vaak
onderschat. Deze essentiële eenheden kunnen bij uitvallen echter een
heel bedrijf stilleggen.
De penetratiegraad van machineschadeverzekeringen wordt zelfs op
minder dan de helft geschat. Hier ligt derhalve een schone taak voor
de branche zelf weggelegd – makelaars en verzekeraars – om dit per-
centage in positieve zin om te buigen. Ook de schadeontwikkeling
ontwikkelt zich gunstig. De schadefrequentie is al jaren stabiel, al ver-
toont het gemiddelde schadebedrag – en daarmee de totale schadelast
– de laatste jaren een(licht) opwaartse lijn. Verreweg de grootste scha-
deoorzaken zijn menselijke fouten, waaronder bedieningsfouten, en
eigen gebrek.
De toekomst voor machineschadeverzekeringen ziet er dus gunstig uit.
In de eerste plaats is de branche al jaren winstgevend en lijkt die trend
ondanks de iets groeiende schadelast zich voort te zetten. Bovendien
trekt de economie aan, waardoor ook in de industrie de investeringen
en activiteiten zullen toenemen en mede daardoor hoogstwaarschijn-
lijk ook de verzekeringsvraag. Daar komt bij dat een aantal groeiende
technische markten zich aandienen (o.a. windturbines, zonnepalen
en bio-energie) en daarnaast ook nieuwe technologische innovaties
het levenslicht zien, zoals bijvoorbeeld 3D-printing en nieuwe inno-
vaties binnen de energiebranche. Verder biedt de al eerder genoemde
penetratiegraad van dit product, geschat op ongeveer 50% of minder,
nog voldoende ruimte voor expansie.
Voorwaarden voor succes is dat de bekendheid bij het bedrijfsle-
ven met de (uitgebreide) dekking van de machineschadeverzekering
toeneemt, met name wat betreft de dekking voor eigen gebrek, bedie-
nings- en technische fouten in de machine/apparatuur zelf . Daarbij
is met name een rol weggelegd voor het (provinciale) intermediair.
Andere voorwaarden voor succes zijn dat de markt actiever en com-
merciëler wordt bewerkt en de technische know how in de branche
up-to-date moet blijven, minstens op hetzelfde niveau als van de (con-
tactpersoon bij de) klant. Kortom, het predicaat groeimarkt is dan ook
zeker van toepassing op de markt voor machineschadeverzekeringen.
Het artikel over machineschadeverzekeringen is tot stand gekomen met medewerking van vader Piet en zoon Eric Kerkhof. Eerstgenoemde zit ruim 50 jaar in de verzekeringsbranche, waarvan 40 jaar ‘in de techniek’. In 1973 zette hij bij het toenmalige Mees & Zoonen (het latere Marsh) de afdeling technische verzekeringen op. In 2005 stapt hij over naar De Keizer Assurantie (inmiddels Concordia De Keizer), waar hij werkzaam is als senior technisch specialist. “Het intermediair laat veel kansen liggen in voorlichting en acquisitie. Als de markt voor machineschadeverzekeringen écht commercieel wordt aangepakt, dan kan de omzet aanmerkelijk worden verhoogd.”
Drs. Ing. Eric Kerkhof werkte na zijn studie werktuigbouw en later bedrijfskunde bij Akzo Nobel als service manage-ment consultant en later bij GAB Robins Takkenberg(nu Cunningham Lindsey) als schade-expert. Sinds 2003 is hij werkzaam bij verzekeraar Allianz Global Risks en vanaf 2007 bij RSA Nederland, als manager Construction, Engineering & Renewable Energy. “Het mooie aan deze branche is dat je vaak als eerste de nieuwste technologische ontwikkelingen ziet.”
8
Portret van de dynamische technische verzekeringsbranche
BliJVen insPelen oP de VerAnderende omsTAndigHeden BiJ de klAnT
‘Dynamiek in techniek’, staat met grote letters op de cover van deze special van de VNAB Visie, waarin de technische verzekeringsbranche centraal staat. Een kop die de lading dekt, vinden vier specialisten uit de technische verzekeringsbranche: de makelaars Henk Beekman (Marsh) en Nico van Nus (Meeùs) en de verzekeraars Edwin Birkhoff (Zurich) en Michel Vilijn (Amlin Europe). In onderstaand artikel gaan zij in op de belangrijkste trends en ontwikkelingen in de markt voor technische verzekeringen. Hoewel het in hun ogen zeker niet vanzelf zal gaan, zijn zij allen positief gestemd over de toekomst van deze nichemarkt. “Voorwaarden voor succes zijn de klant nog meer centraal te stellen, te blijven luisteren naar diens wensen en verlangens en continu te blijven inspelen op de veranderende omstandigheden bij de klant.”
De vier zijn gezamenlijk goed voor meer dan 90
jaar ervaring in deze nichemarkt en kunnen ieder
voor zich als pure technische verzekeringsspeci-
alist worden bestempeld. Wat maakt dit segment
verzekeringstechnisch zo bijzonder en anders
dan andere branches? “Het leuke en uitdagende
van technische verzekeringen is dat je altijd met
nieuwe zaken en projecten bezig bent. Dat maakt
het vaak ook complex”, steekt Beekman van wal.
“Technische risico’s zijn nooit standaard en vragen
dan ook altijd om puur maatwerk”, vult Birkhoff
aan. Vilijn, tevens voorzitter van de Commissie
Technische Verzekeringen van het Verbond van
Verzekeraars, wijst op de raakvlakken met andere
branches. “Je hebt niet alleen met puur technische
risico’s te maken, maar vaak ook met een stuk
aansprakelijkheid, property en marine. “In deze
branche grijpt alles in elkaar”, haakt Van Nus in.
Hij benadrukt daarnaast het dynamische karakter
van de sector. “De technologische ontwikkelin-
gen staan immers nooit stil. Het is dan ook zaak
als verzekeringsbranche mee te veranderen met de
marktontwikkelingen en de veranderende omstan-
digheden bij de klant.”
krimPende mArkTVolgens de meest actuele cijfers (2012) van het
Verbond van Verzekeraars wordt de markt voor
technische verzekeringen geraamd op een kwart
miljard euro. Dat is iets meer (+ 1,6%) dan in 2011,
maar (-7,7%) minder dan in zowel 2009 als 2010.
Van de jaaromzet in 2012 heeft iets meer dan de helft
(133 miljoen euro) betrekking CAR- (Construction
All Risks) en EAR (Erection All Risks)-verzekeringen,
op ruime afstand gevolgd door machinebreuk,
garantie- en overige technische verzekeringen en
elektronische apparatuur. Volgens de vier ligt de
werkelijke omzet beduidend hoger. Vilijn spreekt
van minimaal 500 miljoen euro, oftewel het dubbe-
le. Een verklaring hiervoor is dat de omzetcijfers van
een groot aantal marktpartijen met ‘buitenlandse’
moeders niet gerapporteerd hoeven te worden bij
de DNB. Dit gebeurt bij de betreffende instantie in
het buitenland. En dat er soms door de overlap van
dekkingsgebieden technische risico’s in de trans-
port- of aansprakelijkheidsmarkt worden gesloten.
Van welke cijfers er ook wordt uitgegaan, zeker is in
elk geval dat er sprake is van een krimpende markt.
Beekman en Van Nus spreken van een afname met
zeker 30%. Laatstgenoemde daarover: “De markt
loopt al een jaar of vijf terug, met name in het seg-
ment woningbouw. Daarin komt zeker een keer
een herstel, al verwacht ik niet dat de bouw ooit
weer op zijn oude niveau zal terugkeren.” Birkhoff
zegt de krimpcijfers wat te willen nuanceren. “De
multinationals hebben door hun internationale
activiteiten in het algemeen wat minder last van
de crisis, wat vaak een lokale aangelegenheid is.
De slechte ontwikkelingen in de ene regio worden
gecompenseerd door gunstiger resultaten elders
in de wereld.” Ook in Nederland doet zich niet in
alle segmenten dezelfde neergaande lijn voor. Van
Nus wijst op de petrochemische industrie en de
renewable energy, terwijl Beekman de datacenters als
groeiniche bestempelt.
goede nAAm en FAAmOndanks de krimpende markt is er volgens Vilijn
nog steeds sprake van een winstgevende markt.
Hij krijgt bijval van zijn gesprekspartners. “Het feit
dat er met name de laatste jaren een aantal nieuw-
komers de markt voor technische verzekeringen
hebben betreden, bevestigt dat velen kansen zien
op een positief rendement. Al blijf ik het op zich
merkwaardig vinden dat juist in een tijd waarin er
minder vraag is er meer aanbieders op de markt ver-
schijnen”, vindt Van Nus. Al zegt Birkhoff de laatste
tijd met name van de zijde van herverzekeraars wat
zorgelijke luiden te horen over de afnemende resul-
taten in de Nederlandse markt. “Als reden daarvoor
wordt aangevoerd de al jaren lange zachte markt
met lage premies, ruime dekking en een innova-
tieve, oplossingsgerichte opstelling. We zeggen
niet snel ‘nee’ tegen een risico en zijn altijd op zoek
naar oplossingen, ook al onderkennen we daarbij
wellicht lang niet altijd alle consequenties op de
langere termijn, bijvoorbeeld bij PPS- projecten,
ALOP (Advanced Loss of Profi t) en DSU (Delay in Start
Up).”
Vilijn beaamt dat ‘we’ internationaal worden ge-
zien als een volwassen markt op het gebied van
technische verzekeringen, die op een goede ma-
nier naar risico’s kijkt en deze ook gedurende
een project monitort (Risicocontrol). “Daarin zijn
we echt uniek”, valt Beekman hem bij. “Het is in
vergelijking met het buitenland zeker bijzonder en
innovatief te noemen dat wij CAR- risico’s niet al-
leen aan de voorkant kritisch beoordelen, maar dat
middels een zogeheten TIS (Technische Inspectie
Services) ook gedurende de looptijd van een pro-
ject doen. Mede daarom hebben wij als markt een
goede naam en staan we ook internationaal goed
te boek: voor een goede underwriting en een ade-
quate risicoinschatting.”
sCHAdeonTwikkelingDe ontwikkeling van de schadelast lijkt hem
daarin gelijk te geven. Die is volgens de vier door
de jaren heen redelijk stabiel te noemen. Toch is
er het nodige te doen over de schadeafwikkeling.
Elders in deze uitgave (pagina 18) treft u een arti-
kel aan over het nieuwe schaderegelingsdocument
‘Schadeproces coassurantie’. Vilijn: “Doel van het
document is de kwaliteit van het schaderegelings-
proces naar een hoger niveau te brengen, deze te
versnellen en om de rol van alle bij het schadere-
gelingsproces betrokken partijen te verduidelijken.
Alles kan natuurlijk altijd beter, sneller en effi ciën-
ter, zo ook het schadeproces. Per processtap zijn
afspraken gemaakt over welke partij wat doet en
zijn zowel per stap maximale responstijden be-
noemd. Het streven is erop gericht elke schade zo
snel mogelijk af te wikkelen, maar uiterlijk binnen
maximaal 80 dagen.”
Van Nus zegt met het oog hierop steeds meer
een splitsing waar te nemen tussen enerzijds de
bulkschades en anderzijds de meer complexere
schades. “Een goede zaak. Ik heb de indruk dat we
9
als bedrijfstak nu nog teveel elke schade proces-
matig op dezelfde manier afwikkelen. Of het nu
om een eenvoudige diefstalschade gaat, waarbij
de dekkingsvraag helder is, of een grote of anders-
zins complexere CAR-schade die nader onderzoek
behoeft.”
Trends en onTwikkelingenWat houdt naast de commercie de gemoederen in de
technische verzekeringsbranche nog meer bezig?
Beekman wijst op de complexere contractvormen
en de verschuiving van verantwoordelijkheid – en
dus aansprakelijkheid - van opdrachtgever naar de
aannemer, zowel van het risico van ontwerp, bouw,
financiering, onderhoud en uitvoering (DBFMO).
Birkhoff wijst daarnaast op de op stapel staande
privatisering van het bouwtoezicht. “Wat is de im-
pact daarvan voor bedrijven en in hoeverre biedt dit
kansen voor de verzekeringsbranche?”, aldus de
verzekeraar, die een eventuele standaardisatie van
de technische verzekeringsrisico’s als een slechte
zaak bestempelt. “Deze branche vereist in de eerste
plaats maatwerk.”
Vilijn noemt als andere trend de wens vanuit de
klant aan een holistische aanpak, een totaalpakket
vanaf het transport voorafgaand aan de bouw tot
en met de bedrijfsschade (DSU). Daarnaast wijst
hij op de technologische ontwikkelingen. “Die
gaan heel snel en vraagt erom deze nieuwe bouw-
technieken en –methodieken adequaat te volgen.”
In het verlengde hiervan wijst Van Nus op nieuwe
(technologische) ontwikkelingen als 3D-printing
en ‘legolisering’, waarbij meer gebruik gemaakt
wordt van prefab-productie. “Wat voor risico’s
brengt dit met zich mee en hoe gaan wij daarmee
als verzekeringsbranche om?”, aldus de makelaar,
die met betrekking tot het nieuwe bouwtoezicht de
kritiek van de overheid op de wijze waarop in ons
land wordt gebouwd niet zegt te delen. “Natuurlijk
gaat er wel eens wat mis en worden er fouten ge-
maakt, maar om de bouw slecht te noemen vind ik
overtrokken.”
ToekomsT Op de vraag of de klant met het aanbod op de co-
assurantiemarkt uit de voeten kan, volgt dan ook
een volmondig ‘ja’ uit de monden van de vier. Al
onderkennen zij terdege dat dit in feite altijd een
momentopname is. Resultaten uit het verleden
geven immers geen garantie voor de toekomst.
Beekman: “De klant wil zijn risico’s afdekken voor
het geval hem iets overkomt. Hoe wij dat oplossen
middels welke verzekeringsproducten dan ook of
door een combinatie met preventie en riskmanage-
ment, maakt de klant niets uit. Als we het maar
oplossen.” Vilijn beaamt dat. “Bovendien verande-
ren de omstandigheden bij de klant en in de markt
waarin hij opereert continu. Het is aan ons als ver-
zekeringsbranche goed te blijven luisteren naar
de klant en alert in te spelen op diens wensen en
behoeftes met daarop afgestemde verzekerings- en
RM-oplossingen.” In aanvulling hierop zegt Van
Nus in de adviespraktijk van alledag te merken dat
de klant meer dan voorheen vraagt om manage-
mentinformatie, ook op schadegebied, om zijn
risico’s beter te kunnen (laten) analyseren. “Daarbij
leert de praktijk dat het met name aandacht be-
hoeft om klanten nóg nadrukkelijker te wijzen
op het risico van de gevolgschade van een calami-
teit.” Birkhoff deelt die mening. “Ik heb de indruk
dat veel klanten zich niet altijd bewust zijn van dit
risico en in onvoldoende mate beschikken over
contingency plans.”
Desgevraagd is eenieder positief gestemd over de
toekomst van de technische verzekeringsbran-
che. Niet in de laatste plaats omdat in hun ogen
de conjunctuur een keer zal aantrekken, het-
geen zal leiden tot een inhaalslag aan bouw- en
infra-activiteiten. Daarnaast zien zij enkele (mo-
gelijke) groeimarkten: renewable energy, datacenters,
garantieverzekeringen en, als uitvloeisel van de
privatisering van het Bouw- en Woningtoezicht,
vooral de Verborgen Gebreken Verzekering, in
combinatie met de Technische Inspectie Services
(TIS). Naast het reeds genoemde centraal stellen
van de klant en het anticiperen en inspelen op de
veranderingen in de markt en die bij de klant noe-
men zij als voornaamste voorwaarde voor succes
het blijven investeren in (vak)kennis van de mede-
werkers. “Er staat ons en boeiende tijd te wachten
met volop uitdagingen.”
V.l..n.r Michel Vilijn, Henk Beekman, Edwin Birkhoff en Nico van Nus: “Blijven investeren in de vakkennis van medewerkers is één van de voornaamste voorwaarden voor succes.”
10
OFFSHORE ENERGY: de BrAnCHe die (HeT) Voor de wind gAAT
De Nederlandse verzekeringsbranche kwam omstreeks 2002
voor het eerst in aanraking met offshore windmolenparken. Het
risico was zo nieuw dat hiervoor aanvankelijk de polisvoor-
waarden werden gebruikt voor de verzekering van de bouw
van boor- en olieplatforms. In de loop der jaren is het product
geëvolueerd tot een polis met eigen condities en een steeds
bredere dekking die op maat kan aangepast aan de specifi eke
wensen van de klant. Hoewel ons land mede aan de basis er-
van heeft gestaan en hierin zeker een rol van betekenis speelt,
moet de verzekeringsmarkt voor offshore wind-risico’s vooral
worden gezien als een Europese markt met in totaal een 15-
tal aanbieders die dit risico verzekeren. Daarbij speelt Europa
internationaal gezien een vooraanstaande, leidende rol op de
markt voor windmolenparken op zee, waarvoor Azië een eigen
markt heeft en die in de VS nog in de kinderschoenen staat.
De WindCAR en WindOP-verzekeringen zijn ontwikkeld
vanuit de constructieverzekering die gebruikt werden voor
offshore-constructies, de zogenaamde WelCAR-verzekering die
het meest te vergelijken is met een CAR-polis. De WindOP-
verzekering biedt dekking voor de operationele risico’s van
een offshore windpark. Beide verzekeringsvormen dekken
materiële schade op basis van ‘all risks’- gevaren tenzij uitge-
sloten. Naast de uitgebreide dekking is kenmerkend voor deze
verzekeringsvormen dat deze veelal in combinatie met elkaar
bij hetzelfde panel van verzekeraars worden ondergebracht
voor zowel de constructie- als operationele fase. Bovendien
gaat het om een multidisciplinaire verzekering, een combina-
tiedekking van property, marine, liability, engineering & business
interruption, zowel in de constructie als operationele fase.
Daarbij gaat het steevast om forse verzekerde sommen.
Tot dusver is de verzekeringsmarkt voor offshore wind-projecten
redelijk winstgevend gebleken. Dat is enerzijds toe te schrijven
aan de doorgaans hoge premie. Daar staat tegenover dat het
om een buitengewoon schadegevoelig risico gaat, niet zozeer
in frequentie maar wel in bedragen. Onderzoek van Codan,
één van de leidende marktpartijen, wijst uit dat in de periode
2002-2012 van de 60 onderzochte offshore windmolenparken er
slechts drie zonder schade zijn gebleven. De totale schadelast
in de periode 2007-2012 was bijna 125 miljoen euro, terwijl
het gemiddelde schadebedrag per claim 2,25 miljoen euro
bedroeg. Ter illustratie: alleen al de huurkosten van een spe-
ciaal schip om bij schade naar het park te varen zijn al snel
een ton of meer per dag. Vaak zijn de herstelkosten dan ook
hoger dan de materiële schadekosten. Overigens heeft 40,3%
van de claims en maar liefst 83,2% van de totale schadelast
betrekking op kabelschades, 15,3% resp. 9,5% op schades aan
de fundering en 12,5% resp. 4.5% op de elektrische installatie.
De toekomstverwachtingen voor het verzekeren van offshore
wind-parken zijn positief, want windenergie is een groeimarkt.
Naar verwachting zal niet alleen het aantal windmolenparken
toenemen, maar ook worden ze groter en krijgen windturbi-
nes steeds meer vermogen. In vergelijking met 2013 zal de
jaarlijkse hoeveelheid door windmolens opgewekte energie
in Europa in 2020 zijn vervijfvoudigd. Behalve Europa (m.n.
Groot-Brittannië) zal windenergie groeien in Japan, Korea en
de VS. Daarmee zal ook de verzekeringsmarkt voor windener-
gie, zowel onshore als offshore, een groeimarkt vormen.
Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Jacob Strijker (links) en ir. Maarten Mulder. Eerstgenoemde is werkzaam bij Marsh Netherlands als senior vice president renewable energy practice leader. Hij heeft altijd in de verzekeringsbranche gewerkt en vanaf 1998 in de makelaardij bij Marsh en haar rechtsvoorgangers. Zowel deze makelaar als hijzelf kunnen worden aangemerkt als pioniers op het gebied van de verzekering voor offshore wind-projecten. “Elk project is uniek; elke verzekerings-oplossing vereist dan ook maatwerk.”
Ook Delta Lloyd (een kleine 30 projecten in Europa, totaal 6.000MW) en Maarten Mulder kunnen als pionier worden bestem-peld. Na zijn studie werktuigbouw aan de TU Delft zette hij in 2000 zijn eerste schreden in de verzekeringsbranche bij Marsh. Vanaf 2007 werkt hij bij verzekeraars, aanvankelijk bij ACE en sinds de afgelopen vijf jaar bij Delta Lloyd, waar hij momenteel als underwriting manager engineering & construction lines leiding geeft aan de 40 medewerkers tellende afdeling Technische Verzekeringen. “De klant kan goed uit de voeten met het huidige verzekeringsaanbod.”
Windmolens en windmolenparken vormen als geruime tijd onderwerp van (publieke) discussie. De meeste mensen onderkennen de voordelen van goedkope energie, maar lang niet iedereen wil ze in zijn buurt hebben vanwege ‘omgevingsvervuiling’. Zelfs als de windmolens 25 kilometer of verder uit de kust worden geplaatst, is er commentaar van tegenstanders. Desondanks zullen er naast de bestaande windmolenparken bij IJmuiden (Prinses Amalia Windpark) en Egmond aan Zee(Noordzeewind) de komende jaren nog twee bijkomen (Luchterduinen bij Noordwijk, 2015) en Gemini (boven Schiermonnikoog, 2018), waardoor het vermo-gen uitkomt op ca. 1.000 MW (megawatt). In de toekomst moet deze capaciteit volgens het Energieakkoord NL met een factor 4,5 worden vermenigvuldigd tot 4.500 megawatt, goed voor de energievoorziening aan zo’n vier miljoen huishoudens. De nieuwe parken krijgen wel als taakstellende opdracht mee de bouwkosten tegen 2020 met 40% te reduceren.
11
Hoogleraar prof. Hennes de Ridder pleit voor ʻlegoliseringʼ van de bouw
BoUwen kAn meT een FACTOR VIER GOEDKOPER en meT een FACTOR TWEE BETER
“Stel, ik wil met mijn vrouw gaan eten in de stad. We stellen samen een recept op van wat we willen eten, bieden dat vervolgens aan bij een aantal restaurants en kiezen vervolgens het etablissement dat de laagste prijs vraagt. Een vreemde gang van zaken? Het is wel de manier waarop er al jaren wordt gewerkt in de bouw- en infra-wereld. In een restaurant laten we de voorbereiding en het bereiden van de maaltijd aan de professioneel, de kok, over, maar bij een forse investering als een bouw- of infrastructureel werk kiezen we niet voor de professioneel, de bouwondernemer, maar stelt de opdrachtgever zelf een specifi catie van eisen op aan de aannemer en kiest hij vervolgens voor de laagste prijs.”
Bovengenoemde metafoor komt uit de mond van prof. dr. ir.
Hennes de Ridder, die na zijn studie Civiele Techniek in Delft
22 jaar bij aannemer HBG werkte aan vele grote projecten (o.a.
de stormvloedkeringen in de Oosterschelde en de Nieuwe
Waterweg) en later 17 jaar aan de TU Delft verbonden was als
hoogleraar Methodisch en Integraal Ontwerpen op de Faculteit
Civiele Techniek en Geowetenschappen. Vanaf 1999 is hij
tevens gevestigd als zelfstandig consultant gespecialiseerd in
bouwprocessen, risicomanagement, bouworganisatievormen
en contractvormen.
De Ridder heeft een uitgesproken mening over de kwaliteit
en de manier waarop in Nederland wordt gebouwd. “Die is
ronduit slecht, al is het daarmee internationaal gezien vaak
nóg slechter gesteld. De kosten van bouwfouten worden
geraamd op zo’n 7 miljard euro, maar ik denk dat dit bedrag
minstens de helft hoger is.” Hij schrijft dat vooral toe aan
genoemde handelwijze van opdrachtgevers, die de bouwon-
dernemer voorschrijven wat en hoe er gebouwd moet worden
waardoor bouwbedrijven fi nancieel tegen elkaar worden uitge-
speeld om de kostprijs zoveel mogelijk te drukken. “Daarom
is het niet vreemd dat de winnende aannemer vervolgens op de
kwaliteit bezuinigt om toch nog zoveel mogelijk rendement uit
het project te halen en dat geen enkele aannemer aan research &
development doet”, aldus de hoogleraar, die met het oog op de
kwaliteitsdiscussie verwijst naar een bewust prikkelende uit-
spraak van een grote aannemer die ooit verkondigde dat ‘als we
vliegtuigen zouden bouwen zoals de meeste bouw- en kunst-
werken er elk kwartier een vliegtuig uit de lucht zou vallen’.
legoliseringWat moet er anders? De Ridder: “Er moet een verandering van
structuur en cultuur komen. De bouw moet niet langer elk
project als uniek zien en ophouden in processen te denken
maar meer in producten, net als in de industrie.” Hij maakt de
vergelijking met de automobielbranche. “Neem Volkswagen,
dat heeft 43 verschillende modellen, maar die komen allemaal
van één band en worden allemaal gemaakt van een en dezelfde
bouwdoos. Datzelfde geldt voor bouwwerken als huizen, kan-
toorgebouwen en ‘kunstwerken’ (bruggen, viaducten, tunnels
etc.). Ook die zijn in wezen in de basis bijna allemaal het-
zelfde en zou je niet elke keer opnieuw hoeven te ontwerpen.
Daarom pleit ik ook voor industrieel bouwen en voor ‘legoli-
sering’, het meer productiematig in onderdelen bouwen. Naar
mijn mening kan 80% van alle bouwwerken industrieel, meer
standaard worden gebouwd, waarbij het kwaliteitstoezicht
niet zoals nu per project maar bij de bouwonderneming kan
plaatsvinden.”
Wat is het grote voordeel van industrieel bouwen? “Het is met
een factor vier goedkoper en een factor twee beter, zowel qua
bouw-, constructie- als brandveiligheid. Met als voordeel voor
de verzekeringsbranche dat men een veel beter inzicht krijgt in
de risico’s van de betreffende bouwprojecten en voor de bouw-
ondernemer dat hij naar de buitenwacht beter kan laten zien
dat hij zich kwalitatief onderscheid en daardoor bijvoorbeeld
ook bij verzekeraars een betere premie kan afdwingen.”
Wat zou u marktpartijen mee willen geven? De Ridder: “De
huidige manier van bouwen wordt vooral in stand gehouden
door het leger van adviseurs, die veel lol beleven aan het ein-
deloos maken en herzien van tekeningen en berekeningen.
Alleen de klant kan de markt veranderen, maar die is nog on-
voldoende bekend met alternatieve bouwmogelijkheden.” En
de verzekeringsbranche? “Ga klagen bij het ministerie van
Wonen dat de huidige manier van bouwen niet langer kan en
dat het veel beter, gezonder en veiliger kan en moet.”
Prof. Hennes de Ridder: “De bouw moet niet langer elk project als uniek zien en ophouden in processen te denken maar meer in producten, net als in de industrie.”
12
In de wereld van de bouw en infra is de Construction All Risks-Verzekering (CAR)
een begrip. De ‘AVB’ is de eerste verzekering die aannemers sluiten; de CAR-
polis de tweede en daarmee een goede binnenkomer bij bedrijven met kansen
voor verdere acquisitie naar andere bedrijfsverzekeringen. Mede daardoor is
in de loop der jaren het aantal aanbieders fors toegenomen. Niet voor niets is
‘CAR’ met afstand de grootste branche in technische verzekeringen, goed voor
iets meer dan helft van de totale omzet.
De polis biedt alle bij de bouw betrokken partijen dekking tegen materiële
schade aan het werk (All Risks). In de vorige decennia is de dekking steeds
verder uitgebreid, onder meer met dekking van het aansprakelijkheidsrisico,
bestaande eigendommen, aannemersmaterialen, transport etc. En meer recent
met bedrijfsschadedekkingen als Delay in Start-Up (DSU) en Advanced Loss Of
Profi t (ALOP). Daarmee onderscheidt de Nederlandse CAR-markt zich, niet al-
leen door haar technische kennis maar ook qua poliscondities en prijsstelling,
in positieve zin van het buitenland. Genoemde raakvlakken met andere bran-
ches zijn ook kenmerkend voor de CAR-polis . Net als de hoge penetratiegraad.
Vaak hebben meerdere op hetzelfde project betrokken partijen - opdrachtge-
ver, (onder)aannemer- een CAR-verzekering.
Omdat deze polis sterk bouwgerelateerd is, staan de revenuen de afgelopen
jaren onder druk. Mede door de verminderde bouwactiviteiten is er marktbreed
al enkele jaren sprake van een omzetdaling, soms zelf met dubbele cijfers. Een
en ander werd gecompenseerd door de stimuleringsprojecten van de overheid,
met name op het gebied van de infrastructuur. De economische malaise heeft
ook gezorgd voor meer druk op de schadeafwikkeling. Er wordt nadrukke-
lijker geclaimd dan voorheen, ook kleinere schades en verlangen klanten dat
schades sneller worden geregeld. Beide trends – dalende omzet en stijgende
schadelast – lijken elkaar meer te naderen, met alle mogelijke gevolgen van
dien voor het prijs- en acceptatiebeleid van verzekeraars, die zelf ook kampen
met toenemende kosten als gevolg van wetgeving (o.a. compliance).
Voor het komende jaar wordt nog een verdere teruggang in omzet verwacht,
maar de marktanalisten voorzien vrijwel unaniem dat er vanaf 2015 een ken-
tering zal plaatsvinden: met groeiende activiteiten in bouw en infra en kansen
voor groeiende inkomsten. Daarbij zal de (stimulerende) rol van de overheid
(investeringen, verstrekking vergunningen en garantiestellingen) ook van cru-
ciaal belang zijn.
Met (grote) bouwprojecten zijn
dikwijls grote fi nanciële belangen
gemoeid, zowel voor de opdracht-
gever als voor de aannemer. Dat kan
gaan over effi ciëntere bedrijfshuis-
vesting, het beschikbaar komen van
belangrijke nieuwe infrastructuur
die geëxploiteerd gaat worden of een
project waarin overheid en bedrijfs-
leven samenwerken. Hierbij worden
vaak inkomsten overeengekomen
vanaf de opleverings-/beschikbaar-
heidsdatum, die toenemen naarmate
het project vordert (zie het artikel
over PPS elders op pag. 13).
Dé reden voor opdrachtgevers/aannemers om zich tegen het fi nanciële risico
van vertraging van de oplevering door schade in te dekken. Bijvoorbeeld via een
speciale DSU-verzekering, wat staat voor ‘Delay in Start Up’, oftewel vertraging
van de oplevering.
De DSU-verzekering is een aanvulling op de CAR-polis en kan uitsluitend in
combinatie met deze verzekering worden gesloten. De polis biedt dekking voor
de opdrachtgever of aannemer van een bouwproject voor de fi nanciële gevol-
gen van een vertraging van de oplevering door een onder de CAR-verzekering
gedekte materiële schade. Net als bij bedrijfsschade worden ook de extra kos-
ten van de getroffen maatregelen om de schadelast te verminderen vergoed.
Kenmerkend voor DSU is dat het een maatwerkpolis is, de dekking uitsluitend
van kracht is tijdens de bouwtermijn, er een specifi eke opleverdatum (eventueel
tussenopleveringsdata) geldt en een ‘automatische verlenging’ niet mogelijk
is. Vooraf moet een goede analyse worden gemaakt van de planning, het te
verzekeren belang en de aard van het risico in relatie tot het eigenlijke bouw-
project. Ook is het van belang de voortgang tijdens de bouw te monitoren om
effectief te kunnen reageren wanneer zich een schade voordoet. Dikwijls kun-
nen schadebeperkende maatregelen worden getroffen door de bouwplanning
aan te passen, in overwerk vertraging in te halen of activiteiten te verschuiven,
zodat de totale doorlooptijd (het zogenoemde ‘kritieke pad’) weer binnen de
oorspronkelijke planning valt.
Dit stelt bijzondere eisen aan alle betrokken partijen, met name aan de scha-
de-expert die gedurende het schadeproces intensief zal samenwerken met de
makelaar en verzekeraars voor het faciliteren van schadebeperkende maatrege-
len. Om deze reden zal de DSU-expert bij voorkeur van tevoren moeten worden
benoemd en direct worden ingeschakeld wanneer zich een CAR-schade voor-
doet die tot een DSU kan leiden. Ook zal de expert een analyse moeten maken
van de aan het schade-evenement toe te schrijven vertraging en de fi nanciële
gevolgen daarvan.
De vraag naar DSU neemt toe, mede doordat betrokken private fi nanciers
(lenders) fi nanciële garanties verlangen. Ook de toenemende complexiteit en
een terugtrekkende overheid, waardoor het aantal PPS-projecten toeneemt,
spelen een rol.
CAr: meT AFsTAnd de grooTsTe
delAY in sTArT-UP (dsU), een welkome AAnVUlling
Het artikel over Contruction All Risks (CAR) is tot stand gekomen met medewerking van Hans Pels Rijcken, underwriting manager technische verzekeringen bij Amlin Europe. Na enkele omzwervingen in de bouw ging hij 25 jaar geleden in de (technische) verzekeringsbranche aan de slag. Hij werkte achtereenvol-gens bij Tollenaar & Wegener, Interlloyd, Praevenio en sinds november 2005 bij FCI en Amlin Europe. “De vraag is of de houdbaarheidsdatum van de huidige CAR-markt zo langzamerhand niet is bereikt en/of we moeten zoeken naar nieuwe vormen voor onze dienstverlening.”
Het artikel over DSU (Delay in Start Up) is tot stand gekomen met medewerking van drs. Gerard Böttcher. Na zijn studie economie en bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam werkte hij onder meer ruim 20 jaar bij Cunningham Lindsey en diens juridische rechtsvoorgangers als bedrijfsschade-expert en direc-teur. Sinds eind 2008 leidt hij het door hem opgerichte expertisebureau Context.
13
De Erection All Risks-Verzekering (EAR/Montage) komt qua dekking overeen met
de CAR-polis, maar is specifi ek bedoeld voor montagewerken. Kenmerkend
voor deze verzekering, die in de jaren ‘70/’80 vanuit Groot-Brittannïe naar het
Europese vasteland is ‘overgewaaid’, is het risico van testen – ‘start de machine
op?’ – en beproeven – ‘werkt de machine/installatie in de praktijk zoals hij zou
moeten werken?’ – meeverzekerd. De polis dekt alleen materiële schade, maar
is uit te breiden met een dekking voor bedrijfsschade of zelfs verlies van toe-
komstige winst door vertraging in de oplevering.
Tijden veranderen. Daar waar voorheen meerdere verzekeraars de EAR-polis
sec in hun portfolio voerden, is dat inmiddels beperkt tot een enkele aanbieder.
De klant kan voor dit specifi eke risico echter bij veel partijen terecht, aange-
zien de dekking in de meeste CAR-polissen van makelaars en verzekeraars in
de loop der jaren dusdanig is uitgebreid dat ook het EAR/montagerisico stan-
daard wordt meeverzekerd.
Overigens de vraag naar EAR/montage-dekking toegenomen, mede als gevolg
van de verslechterde economische situatie. Het testen/beproeven – de opstart-
fase van een installatie of machine – is een cruciaal moment voor een bedrijf.
Mocht het daarbij mis gaan, zijn de fi nanciële gevolgen vaak groot. Door de
krappere planning van productieprocessen neemt bovendien de kans op
schade toe. Marktpartijen zien nog verdere groeimogelijkheden. De penetra-
tiegraad is bij lange na nog geen 100% en zodra de bouw- en andere industriële
activiteiten toenemen, zal dit eveneens een positie impuls hebben op de vraag
naar EAR/montageverzekeringen.
Publiek-private samenwerking, kortweg PPS, is een samenwerkingsvorm
waarbij de (gemeentelijke, provinciale of landelijke) overheid en de private
sector langdurig samen optrekken – vaak voor een periode van een jaar of 30
– voor de realisatie en exploitatie van overheidsprojecten: de bouw van infra-
structurele projecten als rijks- en andere wegen en zogeheten ‘kunstwerken’
(tunnels, bruggen, viaducten) en de bouw van scholen, ziekenhuizen en ande-
re overheidsgebouwen. In eerste instantie werd PPS ingezet bij grote projecten
op vastgoedgebied (ministerie van Financiën, Kromhout Kazerne) en op infra-
gebied bij onder meer de tweede Coentunnel, de A15 (incl. de grootste hefbrug
ter wereld) en de A1/A6 (met het grootste aquaduct ter wereld). Later kwam een
beweging op gang richting lagere overheden, zoals het Montaigne-college in
Den Haag en de Internationale School in Eindhoven.
Bij PPS wordt voor een langere termijn een contract aangegaan tussen over-
heid en private partijen, waarbij eerstgenoemde opdracht geeft om een project
of bouwwerk te ontwerpen, bouwen, fi nancieren en gedurende langere tijd te
beheren. In vakjargon wordt ook wel gesproken van een ‘DBFMO-constructie.
Anders dan bij traditioneel aanbesteden is de opdrachtnemer niet alleen ver-
antwoordelijk – en dus de aansprakelijk – voor het ontwerp (design), de bouw
(build) en de fi nanciering ( fi nance), maar na de oplevering ook voor het onder-
houd (maintenance) en uitvoering (operate). Hiermee wordt onder meer beoogd
dat er beter, innovatiever, duurzamer en goedkoper wordt gebouwd. De aanne-
mer is voor langere termijn verantwoordelijk voor het project en heeft daardoor
belang bij een goede bouwkwaliteit en duurzaamheid. Verder is tijdige ople-
vering essentieel voor de opdrachtnemer, daar dit het moment is waarop de
aannemer een groot deel van zijn beschikbaarheids- en ‘lump-sum’-vergoe-
dingen krijgt. Vertraging door schade kan fi nancieel fl ink in de papieren lopen
als de overeengekomen beschikbaarheidsdatum niet gerealiseerd wordt.
Een adequaat verzekeringspakket is dan ook essentieel voor betrokken, ook
met oog op de fi nanciering van een project door de banken. Het gaat bij PPS
doorgaans om een combinatie van polissen van CAR, design & construct, DSU
(Delay in Start-Up), aansprakelijkheid en brand/bedrijfsschade. Ook hierbij is
sprake van een softe markt met voldoende aanbieders, een uitgebreide dek-
king en een dalend premieniveau. Volgens marktanalisten wint PPS in ons
land aan terrein. Naar verwachting zal het aantal projecten toenemen, ook op
kleinere schaal, en zullen mede daardoor ook de verzekerings- en fi nancierings -
mogelijkheden vermeerderen.
ereCTion All risks: HeT sPeCiAle ZUsJe VAn de CAr-Polis
PUBliek PriVATe sAmenwerking winT Terrein
Het artikel over Erection All Risk /Montage is tot stand gekomen met medewerking van Jurgen Bronchel, senior account specialist Technische Verzekeringen bij Meijers Assurantiën. Hij werkt al vanaf 1985 in dit segment, achtereenvolgens bij Sedgwick, Blom & Van der Aa, Marsh en sinds 1998 bij Meijers. “Het mooie van technische verzekeringen is dat geen (CAR/EAR)project hetzelfde is, ook al lijkt dat op het eerste gezicht soms wel zo.”
Het artikel over Publieke Private Samenwerking (PPS) is tot stand gekomen met medewerking van Bas Schröder, broking specialist en vice-president Construction/Energy bij Marsh. Hij werkt inmiddels 25 jaar in de verzekeringsbranche, waarvan 20 jaar aan de makelaarskant. Na een aantal jaren in Londen te hebben gewerkt bij verzekeraar Colonia, werkte hij in Nederland bij Aon als directeur CAR en sinds november 2006 bij Marsh en diens juridische voorgangers. “PPS vergt een andere mentaliteit van betrokken partijen.”
14
in THeorie kloPT de sTelling, mAAr in de PrAkTiJk?“Ik onderschrijf de stelling volledig. Je kunt
niet elk product in een (IT-)procesje stoppen
en dan uitrollen. Maatwerk is denkwerk en
daarmee mensenwerk.” Zo reageerde Adriaan
Meijer, Practice Leader risk management bij ma-
kelaar Mandema & Partners op de stelling op
de VNAB-forumdiscussie op LinkedIn. In een
toelichting zegt hij dat de stelling in theorie
weliswaar klopt, maar dat de praktijk van alle-
dag vaak anders is. Het belang van innovatie is volgens hem om als bedrijfstak
te vernieuwen in processen, diensten en vooral oplossingen voor de klant.
“Verzekeringstechnisch gezien betekent innovatie -over de branches heen-
risico’s beoordelen, op een technisch aanvaardbaar niveau. Dat kan niet al-
leen beter, dat móét beter. Ik ben van mening dat we in de grootzakelijke
verzekeringsmarkt de creativiteit missen om de verzekeringsoplossing in
voldoende mate aan te laten sluiten bij de wensen van de klant.”
Volgens Meijer is er bij veel verzekeraars sprake van een verschraling van het
productaanbod voor de grootzakelijke verzekeringsmarkt, waardoor kennis,
kunde en inzicht verdwijnen. “Door de eisen die Solvency II stelt, is het naar
mijn mening voor verzekeraars makkelijker en goedkoper om nog maar één
product aan te bieden. De verzekeringsmarkt lijkt daardoor vooral proces- en
wetgevings-, en niet klantgedreven. Het ontbreken van kennis aan de verzeke-
raarskant beperkt de mogelijkheid om het benodigde en gewenste maatwerk
te leveren. Zodra er geen innovatie meer is, betekent dat het einde van een be-
drijfstak, zoals Eric Bloem (Heineken) terecht stelt op het LinkedIn-forum.”
Zonder VerZekeringen geen innoVATie
Bart Breuk, die sinds 1 oktober 2011 leiding
geeft aan Catlin Europe SE Netherlands
Branch, zegt geen moment te hebben hoeven
nadenken over zijn antwoord op de stelling.
“De stelling onderschrijf ik volledig. Ik weet
uit ervaring dat geen machine of bouwpro-
ject hetzelfde is. Je kunt daarbij denken aan
de verschillende gebruikte materialen of het veranderde denken ten aanzien
van duurzaamheid. Alleen daarom al kan niet worden volstaan met een stan-
daardoplossing. Technische verzekeringen vereisen maatwerk, een dekking
die naadloos aansluit op het risico, en dat geldt helemaal bij innovaties.”
Bieden we de markt ook voldoende maatwerk? “Natuurlijk kunnen zaken
altijd beter. Ik ben er van overtuigd, dat we onze klanten adequate maatwerk-
oplossingen bieden. Dat moet ook, want anders zouden zij zich bij nieuwe
productinnovaties of nieuwe bouwtechnieken en - methodieken niet langer tot
ons wenden. Sterker nog, ik ben van mening dat zonder verzekeringen techno-
logische innovaties niet langer mogelijk zouden zijn. Het fi nanciële risico voor
bedrijven zou dan namelijk te groot zijn. Vandaag de dag is voor bedrijven een
zo’n groot mogelijke zekerheid een eerste vereiste. Velen zien verzekeringen
vaak als een noodzakelijk kwaad maar ik denk dat zij bij schade er zeker van
overtuigd raken, dat een toereikende verzekering alleszins zinvol is ter afdek-
king van hun (technische) bedrijfsrisico’s.”
TeCHnisCHe VerZekeringsBrAnCHe Bereid mee Te denken meT de klAnT
“Absoluut.” Dat is het niets aan duidelijk-
heid te wensen overlatende antwoord van
Jan Beemer RMiA, teamleider risicobeheer
bij makelaar Schouten Zekerheid, op de stel-
ling. “De voortschrijdende technologische
ontwikkelingen maken niet alleen bouw- en
infraprojecten complexer, maar dat geldt
evenzeer voor innovatieve ontwikkelingen in de Rotterdamse haven en dat
vraagt van de verzekeringsbranche nóg meer dan voorheen dat er maatwerk-
oplossingen worden geboden.”
Desgevraagd zegt Beemer van mening te zijn dat de technische verzekerings-
branche daarin redelijk slaagt. “Vooropgesteld, het is een open deur door te
stellen dat het altijd beter kan. Dat geldt uiteraard ook voor de technische
verzekeringsbranche. Bovendien is het nu eenmaal een gegeven dat onze be-
drijfstak niet bepaald te boek staat als innovatief. Daardoor moeten wij als
makelaar verzekeraars geregeld aansporen om mee te denken met ons en de
klant om adequate verzekeringsoplossingen te vinden voor de risico’s van de
klant. Gelukkig zijn er in de technische verzekeringsbranche wel enkele posi-
tieve uitzonderingen te vinden. Er zijn op dat werkterrein in mijn ogen zeker
een aantal verzekeraars te noemen die bereid zijn van de gebaande paden af te
wijken en wel degelijk geneigd zijn mee te bewegen in de door ons en de klant
gewenste richting. Op die manier maken zij het gewenste en benodigde maat-
werk wel degelijk mogelijk.”
mAATwerk BeHoorT ToT ons dAgeliJks werk
“In het segment van de markt voor technische
verzekeringen waarbinnen XL Benelux zich
beweegt, hebben we zelden te maken met stan-
daardwerk. Het is vrijwel altijd maatwerk. Ik
schat dat dit geldt voor minimaal negen van de
tien risico’s die bij ons ter verzekering worden
aangeboden.” Dat is de eerste reactie op de stel-
ling van René van de Ven, underwriting manager construction Benelux Region bij
XL Insurance Company.
Hij is van mening dat juist de branche technische verzekeringen veel met (tech-
nologische) innovaties te maken heeft. “Technologische innovaties behoren
dan ook tot onze dagelijkse risicobeoordeling van projecten. Het is zaak als
verzekeraar hierop alert en adequaat in te spelen. Soms is daar al ervaring mee
opgedaan en/of is er risicoinformatie voor handen, maar veelal is dat niet het
geval. Dan zullen we zelf op onderzoek moeten uitgaan en ons laten voorlich-
ten door de klant of externe deskundigen en/of het overleg aangaan met de
eigen specialisten binnen ons internationale concern.”
‘De Stelling!’, zo luidt de titel van deze rubriek. Hierin wordt – het woord zegt het al - een bepaald standpunt voorgelegd aan personen binnen en buiten de grootzakelijke verzekeringsmarkt. De stelling luidt dit keer: ‘(Technolo-gische) innovatie vereist verzekeringstechnisch maatwerk!’ Op deze pagina’s treft u de mening aan van acht personen aan die werkzaam zijn bij makelaars en verzekeraars op het gebied van technische verzekeringen.
Bart Breuk
Adriaan Meijer
René van de Ven
Jan Beemer
15
Op grond van deze risicobeoordeling van de innovaties en andere risicobe-
palende factoren worden vervolgens de voorwaarden, condities, premies en
eigen risico’s vastgesteld. Desgevraagd geeft hij aan van mening te zijn dat de
klant ook met nieuwe, technologische ontwikkelingen goed uit de voeten kan
op de Nederlandse markt. “Niet in de laatste plaats omdat wij hier op som-
mige vlakken ruime ervaring hebben en daardoor eerder bereid zijn nieuwe,
onbekende risico’s op dat terrein te verzekeren dan elders in de wereld.”
de sTelling kloPT, mAAr kUnnen wiJ dAT ook Bieden?
“Een prachtige stelling, die bovendien aan-
geeft hoe het in mijn ogen zou moeten zijn.
Technische innovatie vraagt inderdaad om
verzekeringstechnisch maatwerk. Maar of we
als technische verzekeringsbranche dat maat-
werk ook daadwerkelijk (kunnen)bieden,
daar plaats ik vraagtekens bij.” Die woorden
komen uit de mond van Douwe Steenstra, senior claims consultant bij Aon Risk
Solutions.
Hij licht toe: “Als je als bedrijfstak voor niet innovatieve zaken al geen vol-
doende adequate oplossingen kunt bieden, dan is het nog maar de vraag op
je daarin wel kunt slagen voor nieuwe technologische innovaties. We zijn
nu eenmaal van oudsher een zeer conservatieve branche. Zaken waarover 30
jaar geleden al discussie was met verzekeraars, zijn dat vandaag de dag nog
steeds. Daarvoor is nog altijd geen oplossing gevonden. Zoals het bieden van
dekking voor machines, installaties en kabels die na een schade zijn hersteld
(garanties), of een polis die dekking biedt voor alle schades aan beton, iets
waar aannemers al jarenlang om vragen. Waarom bieden we een dergelijke
verduidelijking van de dekking niet aan en vragen we daarvoor een adequate
premie? Dan bieden we de klant in elk geval een keuzemogelijkheid: een uit-
gebreide dekking tegen een meerpremie of een beperkte dekking tegen een
lagere premie.”
HeT kAn, mAAr HoeFT nieT Per se
“Technische innovatie kan inderdaad verze-
keringstechnisch maatwerk vereisen, maar
dat hoeft niet per se het geval te zijn.” Dat
is het genuanceerde antwoord van Paul de
Keijzer, directeur Technische Verzekeringen
bij Markel International, op de stelling. Hij
licht zijn antwoord als volgt toe: “Niet elke
nieuwe technologische ontwikkeling is per
defi nitie zo complex dat niet kan worden volstaan met het bestaande produc-
tenarsenaal. Maar het kan natuurlijk wel, bijvoorbeeld voor zonne-energie en
Ipads, waarvoor wij nieuwe producten hebben ontwikkeld.
De verzekeringsbranche staat niet bepaald bekend om zijn innovatieve ka-
rakter, ook niet op het gebied van technische verzekeringen. “Zo wordt in
tegenstelling tot de provinciale markt ons initiatief voor loss adjusting, waarbij
de expert ook de dekkingsvraag beantwoordt en verregaande bevoegdheden
heeft om de schade zelfstandig af te wikkelen, in het beurssegment nauwelijks
opgepakt. Desalniettemin ben ik van mening dat de technische verzeke-
ringsbranche de technologische ontwikkelingen goed monitort en dat deze
verzekerbaar zijn, zoals bijvoorbeeld recentelijk met verticale boringen (ge-
othermie). Naar mijn mening kunnen klanten ter afdekking van hun risico’s
dan ook voldoende uit de voeten met het aanbod in de Nederlandse markt,
ook al is bij nieuwe trends het aantal aanbieders vaak beperkt. De branche is
doorgaans volgend en stelt zich in het algemeen niet bepaald proactief op.”
innoVATie BeginT meT PArTnersHiP
Volgens Hans Dröge, Senior Vice President en
Practice Leader Construction, bij Marsh is de stel-
ling an sich slechts ten dele waar. “Immers, het
product sec blijft in basis gelijk met ‘aanpas-
singen’ ingegeven door bijvoorbeeld de stand
van de techniek (innovatie) of (nieuwe/her-
ziene)eisen van overheidswege of fi nanciers
e.d.”
Daarnaast is volgens hem een belangrijke factor hoe fl exibel de markt kan zijn
in het meebewegen met de innovatie. “Je kunt wel maatwerk willen bieden
of voor ogen hebben, maar dan moeten marktpartijen het wel kunnen leve-
ren. Als zij geen maatwerk kunnen aanbieden (bijvoorbeeld omdat het niet
in de treaties is geregeld), niet mogen aanbieden (omdat het qua risicopro-
fi el mogelijk niet in het beleid past) of niet willen aanbieden (omdat zij géén
vertrouwen hebben in de innovatie), dan stokt de ‘innovatie wat betreft het
verzekeringstechnisch maatwerk’ ook”, aldus Dröge. De enige wijze waarop
innovatie tot een succesvolle wijze kan worden omgevormd tot een maat-
werkoplossing is volgens hem wanneer de desbetreffende belanghebbende
partijen zich vanaf het startpunt opstellen als partners. “Met andere woorden
succesvolle implementatie van innovatie vereist c.q. begint met partnership!”
oF mAATwerk VereisT is, HAngT sTerk AF VAn de omsTAndigHedenToen Hans Feldman, directeur Aanspra-
kelijkheids- en overige Variaverzekeringen
bij HDI-Gerling, de stelling kreeg voor-
gelegd, twijfelde hij over deelname aan dit
themanummer vanwege zijn specifi eke aan-
sprakelijkheidsachtergrond. “Aan de andere
kant zijn er veel raakvlakken tussen aansprake-
lijkheid en technische verzekeringen en blijkt in
de praktijk cross selling tussen deze twee branches een beproefd concept te zijn.”
Voor wat betreft het gebruik van het woord ‘vereist’ in de stelling, merkt hij op
dat dit sterk afhangt van de omstandigheden. “Wat in elk geval van belang is
om na te gaan wat bij een bepaalde technologische innovatie de verzekerings-
technische aspecten zouden kunnen zijn. Vragen of een specifi eke wet- en
regelgeving van toepassing is en in welke fase van de bedrijfskolom men zich
bevindt, zijn hierbij van belang. Denk aan 3D printing, hetgeen zeer in trek is
bij zogenaamde start up’s die niet in alle gevallen een goed beeld hebben van
hun hoedanigheid (producent, ontwerper dan wel anderszins) en de hiermee
samenhangende aansprakelijkheden.”
Volgens Feldman is dan ook van belang dat de eventuele risico’s worden ge-
inventariseerd en geanalyseerd. “Daarna kan worden bezien of deze risico’s
zelf kunnen worden gedragen dan wel of deze dienen te worden overgedra-
gen, waarbij in het kader van de risicofi nanciering het trachten te vinden van
een verzekeringsoplossing een mogelijkheid is die zeker als verzekeringstech-
nisch maatwerk dient te worden omschreven.”
(Technologische) innovatie vereist verzekeringstechnisch maatwerk!
Douwe Steenstra
Hans Feldman
Hans Dröge
Paul de Keijzer
16
KLANTEN POSITIEF oVer sAmenwerking meT VerZekeringsBrAnCHeDe klanten uit de technische verzekeringssector zijn goed te spreken over de samenwerking met de co-assurantiemarkt, zo blijkt uit gesprekken met vier woordvoerders van verzekerde bedrijven: Cofely Nederland, de koninklijke BAM Groep, ENECO Wind en Pon Holdings. Zij noemen allen echter wel één of meerdere punten die voor (verdere) verbetering vatbaar zijn.
Frank Prins (Koninklijke BAM Groep nv):
Zorg Voor meer BrAnCHeoVersCHriJdende oPlossingen
Nicole van Hal (ENECO Wind):
meer AAnBieders ZoU wenseliJk ZiJn
“Ken je klant, volg diens strategische ontwik-
kelingen, stel je proactief op en help je klant zijn
ambities waar te maken. Zorg daarnaast voor inte-
grale adviezen en oplossingen, ook over de diverse
verzekeringsbranches heen.” Dat zijn de adviezen
die Frank Prins, Insurance Manager bij BAM, de ver-
zekeringsbranche zou willen meegeven. In die
functie is hij binnen de groep o.a. medeverant-
woordelijk voor de advisering en voorlichting op
het gebied verzekeringen en risicomanagement
en de behandeling van grote complexe schades.
De groep verenigt in de thuismarkten Nederland,
België, Duitsland, Engeland en Ierland, waarin
het een leidende positie inneemt, een groot aantal
bedrijven die actief zijn in de sectoren bouw, tech-
niek, infra, publieke private samenwerkingen en
vastgoed.
“BAM streeft ernaar om ‘best in class’-projecten te
realiseren, zowel in technisch, organisatorisch
opzicht als qua resultaat. Het intensiveren van risk
management op deze gebieden is één van onze be-
langrijkste strategische prioriteiten. De focus van
onze afdeling ligt dan ook steeds meer op het le-
veren van een concrete bijdrage aan het verbeteren
van het bouwproces, het risicobewustzijn en de
risicohouding”, aldus Prins, volgens wie verzeke-
ringen van groot belang zijn voor de bescherming
van de continuïteit van de onderneming, maar
ook voor de belangen van andere stakeholders, zo-
als opdrachtgevers, lenders en joint venture-partners.
“Daarbij is de co-assurantiemarkt met name op het
gebied van technische verzekeringen voor BAM een
belangrijk markt”. Prins noemt als voornaamste
schadeoorzaken op de CAR-polis diefstal, lekkage,
brand en fouten in het primaire bouwproces: in het
ontwerp, door uitvoering of in materialen.
BAM legt de nadruk op het bewerkstelligen van
écht partnership met makelaars en verzekeraars,
hierdoor is het steeds beter mogelijk om open en
transparant te communiceren over wederzijdse
belangen. “Als grote internationale bouwonder-
neming merken wij wel dat de verzekeringsmarkt
moeite heeft om snel op nieuwe ontwikkelingen in
te spelen. Bijvoorbeeld op het gebied van publieke
Energiemaatschappij Eneco telt diverse business
units. Eén ervan is EnecoWind, dat zich in binnen-
en buitenland met ca. 100 medewerkers toelegt
op de ontwikkeling van windmolens en windmo-
lenparken, zowel op land als op zee. Als business
controller is Nicole van Hal onder meer belast met
verzekeringen en andere fi nanciële zaken met be-
trekking tot het 60 windturbines tellende Prinses
Amaliawindpark, 23 kilometer voor de kust van
IJmuiden. Daarnaast is Eneco Wind momen-
teel betrokken bij de opzet van windmolenpark
Luchterduinen (23 kilometer voor de kust van
Noordwijk en Zandvoort), dat volgens planning
eind 2015 operationeel wordt met 43 windmolens,
en bij enkele windmolenprojecten op land.
Windmolens vertegenwoordigen een fl inke
waarde. Naast de materiële schade aan turbine of
kabels vormt ook de bedrijfsschade een fors risico.
Immers, wanneer een windmolen buiten gebruik is,
levert hij geen energie op. “We doen er dan ook veel
aan om de kans op defecten, storingen en andere
schades te voorkomen. Bijvoorbeeld door regelma-
tige inspecties en uitgebreide onderhoudsbeurten.
Bovendien is er een zone vastgesteld rond het
windmolenpark waarbinnen schepen niet mogen
komen”, vertelt Van Hal, die daarnaast verzekeren
van essentieel belang noemt om zich in te dekken
tegen de gevolgen van eventuele calamiteiten. “We
hebben een all risks-verzekering, die zowel dekking
beidt tegen materiële schade als de gevolgschade.”
Zij omschrijft de samenwerking met de makelaar en
verzekeraar als goed. “Het Prinses Amaliawindpark
heeft in de afgelopen jaren weinig schades – kabel-
schade en wat kleinere schades – gehad. Deze zijn
naar tevredenheid afgewikkeld. In het begin van
de offshore-activiteiten was iedereen nog wat zoe-
kende, omdat het een nieuw risico betrof waarmee
nog geen ervaring was opgedaan. Inmiddels zijn
de offshore-activiteiten toegenomen en is er binnen
de verzekeringsbranche meer know how aanwezig.”
Desalniettemin zijn er volgens haar zaken voor ver-
dere verbetering vatbaar. “Blijf communiceren met
je klanten en zet je know how en ervaring nog
meer in voor nieuwe verzekeringsmogelijkheden.
Daarnaast zouden wij het toejuichen wanneer er
voor onze specifi eke risico’s meer aanbieders zou-
den zijn. Dat zou ons meer shopmogelijkheden
geven.”
private samenwerking (PPS) en de wereldwijde in-
ternationale groei van BAM. Daar valt nog veel te
winnen.”
Frank Prins: “De verzekeringsmarkt heeft moeite om snel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.”
Nicole van Hal: “Zet je know how en ervaring nog meer in voor nieuwe verzekeringsmogelijkheden.”
17
KLANTEN POSITIEF oVer sAmenwerking meT VerZekeringsBrAnCHeMarlies de Gooijer (Cofely Nederland NV):
goed Te sPreken oVer AAnBod en sAmenwerking
Titus Tiel Groenestege en Bram van der Kooij (Pon Holdings):
BliJF innoVATies mogeliJk mAken!
Gevraagd naar haar ervaringen met de co-assuran-
tiemarkt volgt een positieve reactie uit de mond van
Marlies de Gooijer, als insurance manager bij Cofely
Nederland NV in Bunnik verantwoordelijk voor het
pakket aan schadeverzekeringen: “Ik ben goed te
spreken over de samenwerking met beide make-
laars – één voor aansprakelijkheid en één voor CAR
– en met verzekeraars, waarmee we langdurige
relaties nastreven. Bovendien kunnen we ter afdek-
king van onze bedrijfsrisico’s goed uit de voeten
met het huidige verzekeringsaanbod.”
Het 6.300 medewerkers tellende Cofely, onder-
deel van de Franse aandeelhouder GDF Suez, is
Europees marktleider op het gebied van duurzame
technologische oplossingen, met name op het ge-
bied van industrie, utiliteit en infra. Desgevraagd
geeft zij aan schade aan derden, zowel materieel
als letsel, als voornaamste bedrijfsrisico te zien,
net als vertraging door een te late oplevering.
“Riskmanagement is essentieel en begint met een
goed contract en dito afspraken. Verzekeren is
daarbij een goed middel als ‘achtervang’, om het
fi nanciële leed van een schade te verzachten.”
Volgens Cofely’s insurance manager zijn er ook zaken
voor verbetering vatbaar. “Ik zou een groot voor-
stander zijn van één allesomvattende polis voor alle
aansprakelijkheidsrisico’s die je als bedrijf loopt”,
aldus De Gooijer, die als ander verbeterpunt de
communicatie met partijen noemt. “Als wij over
besluiten, in plaats van met alle verzekeraars, al-
leen met de leader zouden hoeven te overleggen,
dan zou dat zowel het acceptatie- als het schade-
proces aanmerkelijk kunnen versnellen. Daarnaast
zouden verzekeraars zich bij schades in het ‘grijze
gebied’ wel eens wat pro-actiever kunnen opstellen
in plaats te wachten totdat iemand anders bereid is
daarin het voortouw te nemen.”
Tot slot, wat zou u de verzekeringsbranche als
goede raad mee willen geven? Haar antwoord:
“Ken je klant, anticipeer op de ontwikkelingen
binnen diens bedrijf en durf kritisch naar je eigen
producten en dienstverlening te kijken. En durf
als verzekeraar ook te investeren in duurzaam-
heid. De verzekeringsbranche is een traditionele
en er wordt wel eens beweerd dat ‘de verzekerings-
molens vaak langzaam draaien’. Probeer dat beeld
in positieve zin te veranderen, bijvoorbeeld door je
probleemoplossend en vernieuwend vermogen te
demonstreren.”
Bij Pon Holdings, één van de grotere familiebedrij-
ven van ons land, houden Titus Tiel Groenestege,
directeur risk & insurance, en claimsmanager Bram
van der Kooij samen met twee collega’s zich bezig
met verzekeringen en riskmanagement in binnen- en
buitenland. Het bedrijf is van oudsher bekend als
dealer/importeur van (vracht)auto’s, maar heeft het
werkterrein inmiddels fors verbreed met (diesel/
gas)motoren (Caterpillar, Mak en MAN), grondver-
zetmachines, mining equipment en ander materieel.
Zij noemen beiden riskmanagement en verzeke-
ren van belang voor hun bedrijf: het eerste om de
kans op schades zoveel mogelijk te reduceren en
het tweede om de bedrijfsrisico’s zoveel mogelijk
te spreiden. “Kenmerkend in dit verband is dat wij
voor alle WKK’s (Warmtekrachtinstallaties) in ons
land een onderhoudscontract hebben afgesloten in
combinatie met een machinebreukverzekering”,
benadrukt Van der Kooij. Tiel Groenestege noemt
naast de aandacht voor onderhoud de vele investe-
ringen in research & development (onderzoek) en het
feit dat motoren op land maar ook op zee 24/7 mid-
dels telemetrie kunnen worden gemonitord.
Desgevraagd zeggen Tiel Groenestege en Van der
Kooij dat zij op zich goed uit de voeten kunnen met
het aanbod van de verzekeringsbranche, waarbij zij
zich op het gebied van de technische verzekeringen
vooral indekken tegen de risico’s van machinebreuk
en computerschade. De samenwerking met de par-
tijen op de co-assurantiemakt bestempelen zij dan
ook als ‘prima’. “Al merken we wel dat naarmate de
machines duurder worden en de risico’s groter, dat
het soms lastiger wordt om voldoende capaciteit te
vinden”, aldus de R&I-directeur, die daarnaast de
co-assurantiemarkt voor wil houden dat deze door
middel van toereikende verzekeringsoplossingen
(technologische) innovaties mogelijk moet blijven
maken. “Dat is essentieel voor bedrijven als het
onze, dat onder meer oplossingen heeft ontwik-
keld om dieselmotoren ook op gas (dualfuel)te laten
draaien” Van der Kooij zegt het daarnaast te zullen
toejuichen wanneer, naast de makelaar, ook verze-
keraars wat vaker een bezoek aan de bedrijfslocatie
zouden brengen om de risico’s ter plaatse te bekij-
ken. “Dat gebeurt weliswaar al meer dan voorheen,
maar dat zou in mijn ogen best nog wat vaker mo-
gen plaatsvinden.”
Marlies de Gooijer: “Durf als verzekeraar ook te investeren induurzaamheid.”
Titus Tiel Groenestege (links) en Bram van der Kooij: “Verzekeraars zouden wat vaker de bedrijfslocatie van hun klanten mogen bezoeken.”
18
Makelaar benoemd tot proceseigenaar; eerder duidelijkheid over dekkingsvraag
SCHADEPROCES CO-ASSURANTIE moeT AFwikkeling ClAim Versnellen
en VerdUideliJken‘De wereld rond in 80 dagen’. Dat was de uitdaging waarvoor de hoofdpersoon in het gelijknamige boek van Jules Verne zichzelf stelde. Het regelen van een co-assurantieschade op een technische verzekering in maximaal 80 dagen, verdeeld over twaalf processtappen. Dat is één van de doelstellingen die een speciale werkgroep van makelaars (Adfi z), verzekeraars (Verbond) en schade-experts (NIVRE) in samensprak met de VNAB heeft geformuleerd in het document ‘Schadeproces Co-assurantie Technische Verzekeringen. Dit document is vorige maand compleet met begeleidende brief aan alle betrokken markt partijen gestuurd met het verzoek daar per 1 maart jl. naar te handelen. “De insteek van de betrokken partijen is om met dit document de kwaliteit van het schaderegelings proces naar een hoger niveau te brengen, deze te versnellen en om de rol van alle bij het schaderegelingsproces betrokken partijen te verduidelijken. De hele exercitie is geïnspireerd door het belang van de klant”, aldus de initiatiefnemers.
We praten hierover met verzekeraar ing. Michel Vilijn, voorzitter van de com-
missie Technische Verzekeringen van het Verbond van Verzekeraars en in het
dagelijks leven manager Property Claims bij Amlin Corporate Insurance. En met
twee vertegenwoordigers van de branchebrede werkgroep: Jan van der Weck,
voorzitter van de Technische Commissie Engineering bij Adfi z en broking director
Construction & Engineering bij makelaar Aon Risk Solutions en schade-expert mr.
Klaas Brand, voorzitter van het branchebestuur Aansprakelijkheid Technische
Varia/Agrarisch binnen het NIVRE en directeur Aansprakelijkheid/CAR bij
Cunningham Lindsey Nederland. De werkgroep wordt gecompleteerd door
makelaar mr. Gottfried Bos (Marsh) en verzekeraar Edwin Birkhoff (Zurich),
terwijl beleidsadviseur mr. Marieke Beugel van het Verbond van Verzekeraars
als secretaris fungeert.
De drie benadrukken het bijzondere karakter van de technische verzekerings-
branche. “Elk project is een dynamisch proces, waarbij na een schade, meer
nog dan bijvoorbeeld bij een brandschade, de werkzaamheden op de schade-
locatie zo snel mogelijk moeten doorgaan”, verduidelijkt Van der Weck. “Bij
elk project hebben aannemers te maken met deadlines met doorgaans fi kse boe-
teclausules. Meer dan in welke branche dan ook is een snellere afwikkeling
geboden”, vult Vilijn aan. “Bij een schade gaat het natuurlijk in de eerste plaats
om de klant. Daarom hebben wij gedurende de conceptietijd er vertegenwoor-
digers van de NARIM bij betrokken en hen de gelegenheid geboden input te
geven”, benadrukt Brand.
TwAAlF ProCessTAPPenIn het document heeft de werkgroep 12 procestappen benoemd, van de
schademelding door de gedupeerde klant tot de fi nanciële afwikkeling door de
verzekeraar, waarbij voor elk van de stappen nauwkeurig is vastgelegd welke
werkzaamheden er verricht moeten worden door zowel de makelaar, de ver-
zekeraar, de schade-expert als de gedupeerde/verzekerde zelf. Daarbij zijn per
activiteit maximale responstijden vastgesteld en is de makelaar benoemd tot
dossier- en proceseigenaar, die de voortgang bewaakt. Van der Weck licht toe:
“In dit document zijn de meest basale regels opgenomen die naar de mening
van de betrokkenen nodig zijn om te komen tot een effi ciënte behandeling
van het schadeproces. We hebben niets anders gedaan dan het proces te be-
schrijven: de werkzaamheden waarvan we vinden dat die per processtap door
de verschillende partijen verricht moeten worden. Het gaat in feite om vastleg-
ging van de werkzaamheden zoals die in de praktijk van alledag altijd op die
manier plaatsvinden. Met als grote verschil dat we in het totale proces de be-
sluitvorming over het dekkingsvraagstuk naar voren hebben gehaald. Daartoe
stelt de expert na zijn eerste bezoek een wat meer toegespitst voorbericht op
waarin antwoord wordt gegeven op enkele cruciale vragen met betrekking tot
toedracht en schaderaming.”
Een andere belangrijke verandering is volgens Brand dat per processtap dus
maximale responstijden zijn vastgesteld – in totaal maximaal 80 dagen – en
dat er een proceseigenaar wordt benoemd, die de voortgang van het scha-
deregelingsproces bewaakt en zich zal inspannen dat iedereen zijn taken en
verantwoordelijkheden in het proces nakomt. “Daarvoor hebben we gekozen
voor de makelaar. Een logische en voor de hand liggende keuze. De makelaar
is immers de enige partij die van begin tot het einde bij de schaderegeling be-
trokken is en met alle partijen contact heeft.” Vilijn wijst op het voordeel van
de transparantie. “In het document wordt de rolverdeling tussen alle partijen
verduidelijkt zodat alle betrokkenen weten wat zij minimaal van elkaar kunnen
verwachten. Daardoor wordt een goed inzicht gegeven in het gehele proces,
waardoor er meer begrip ontstaat bij de schadelijdende klant wanneer bepaal-
de zaken in de afwikkeling soms wat langer duren dan men als buitenstaander
zou verwachten”, aldus Vilijn, volgens wie dit proces een open, eerlijke en pro-
actieve communicatie bevordert en daarnaast de snelheid en kwaliteit van de
schaderegeling verhoogt. “Daardoor kunnen we ons einddoel – een hogere
klanttevredenheid – verwezenlijken.”
v.l.n.r. Michel Vilijn, Jan van der Weck en Klaas Brand: “De insteek van de betrokken partijen is om met het document ‘Schadeproces Co-assurantie’ de kwaliteit van het schaderegelingsproces naar een hoger niveau te brengen.”
19
sTArTdoCUmenTHet nieuwe schaderegelingsdocument moet volgens hem worden gezien als
een startdocument dat aan de hand van ervaring vanuit de praktijk nader zal
worden aangevuld en geoptimaliseerd. De diverse termijnen in het document
tellen, rekening houdend met een aantal stappen die tegelijk worden geno-
men, op naar een totale doorlooptermijn van 80 dagen. Dat lijkt volgens Vilijn
wellicht aan de lange kant, maar deze termijn moet worden gezien als het ab-
solute maximum. “Het streven dient erop gericht te zijn deze termijn, waar
mogelijk, in het belang van de klant te verkorten. Hiermee vormt dit document
een aanbeveling voor een klantgerichte en effi ciënte werkwijze en biedt dit
document houvast en focus voor verdere verbetering. Afwijken van hetgeen
in dit document is neergelegd ten gunste van de verzekerde wordt absoluut
aangemoedigd!”
Vilijn benadrukt verder dat het document is opgesteld op basis van het eer-
der verschenen ‘Modernisering schadeproces Co-assurantie Brand’ en ‘het
Convenant Technische Verzekeringen van de SPC-regeling’. “De diverse re-
gelingen van de VNAB aangaande schadebehandeling (SPC) en e-ABS blijven
echter onverkort van kracht, aangezien deze ook voor ander branches gelden.
Ook verandert het document uiteraard niets aan wat is neergelegd in de po-
lis en de wet en aan wat is opgenomen in de Gedragscode Verzekeraars en
Gedragscode Schade-expertiseorganisaties.”
de PrAkTiJkHoe worden technische schades in het algemeen afgewikkeld? Volgens Vilijn
gaat hierbij zeker de bekende 80/20-regel op. “Het overgrote deel van de scha-
declaims wordt probleemloos geregeld. Bij een beperkt aantal schades gaat
het wat minder voorspoedig. Als verzachtende omstandigheden voor de soms
langdurige schaderegelingstermijn kan worden aangevoerd dat de schadere-
geling op dit vlak door de technische complicaties vaak complex is. Bovendien
zijn er meerdere partijen bij betrokken en zijn er geen standaardpolissen voor
technische verzekeringen, maar gaat het doorgaans om maatwerkpolissen.
Een ander groot verschil is dat onze verzekerden doorgaans ervaring hebben
met schades en wat daarbij komt kijken en daardoor hun inbreng hebben in
geval van een geschil over dekking.”
Van der Weck valt bij: “Daardoor is bij technische schadeclaims soms de dek-
kingsvraag wat minder eenvoudig vast te stellen of er spake is van dekking. Het
schadeproces is doorgaans dan ook dynamisch te noemen, mede gezien het
tijdsaspect en de grote fi nanciële belangen die hiermee gemoeid zijn.” Brand
zegt te durven stellen dat geen enkele partij belang heeft bij vertraging in het
schadeproces. “Omdat dat uiteindelijk iedereen geld kost. Daarom stelt een
ieder zich bij de afwikkeling dan ook proactief op.”
VerBeTerPUnTenDe drie erkennen dat er aan de ander kant ook meerdere punten voor verdere
verbetering kunnen worden aangevoerd. Brand: “Als klanten kritiek hebben op
de schaderegeling, dan heeft dat vaak betrekking op de in hun ogen te lange
duur. Dat heeft voor een belangrijk deel met het verwachtingspatroon te ma-
ken. Of beter gezegd, met het ontbreken van duidelijkheid over wie wat doet
en wat men mag en kan verwachten.” Vilijn erkent dit: “Duidelijkheid over de
dekkingsvraag is voor bedrijven nu eenmaal cruciaal voor het noodzakelijke
herstelproces.” Volgens Van de Weck zou de schaderegelingsduur kunnen
worden ingekort als partijen wat minder vaak naar elkaar zouden wijzen en
eerder een standpunt zouden innemen. Vroeger wachtte de verzekeraar vaak
met zijn oordeel over de dekkingsvraag totdat hij het eindrapport van de scha-
de-expert op zijn bureau kreeg. Dat is niet meer van deze tijd. Om die reden
hebben wij in het nieuwe schaderegelingsdocument de duidelijkheid over de
dekkingsvraag naar voren gehaald en dient de verzekeraar eerder hierover zijn
standpunt te bepalen. Daardoor krijgt de klant hierover eerder duidelijkheid.”
De drie zijn ervan overtuigd dat het nieuwe schaderegelingsdocument een
goed antwoord geeft op de voornaamste verbeterpunten. “De dekkingsvraag
wordt naar voren gehaald en er is meer duidelijkheid wat er per processtap van
zowel de makelaar, verzekeraar, schade-expert als verzekerde wordt verwacht”,
somt Brand op. Van der Weck wijst daarnaast op het belang en voordeel van
de benoeming van de makelaar tot proceseigenaar. “Bij overschrijding van een
termijn kan hij/zij de betrokkene daarop aanspreken.” Vilijn hoopt daarnaast
dat van het nieuwe schaderegelingsdocument een zekere marktwerking uit-
gaat. “Zoals gezegd is de totale doorlooptijd op maximaal 80 dagen gesteld,
maar alle partijen kunnen zich onderscheiden door die termijn naar beneden
bij te stellen om zo met elkaar de strijd aan te gaan om de gunst van de klant.”
VoorwAArden Voor sUCCesDe drie zijn zich ervan bewust dat het succes van de nieuwe aanpak bij scha-
de valt en staat met de mate waarop de voorstellen worden opgepakt door de
markt. “Het is niet meer dan een richtlijn en we kunnen marktpartijen niet
verplichten hieraan mee te werken. We hopen echter iedereen te kunnen over-
tuigen van het belang zich aan de hierin geformuleerde werkzaamheden en
minimale responstijden te houden”, benadrukt Vilijn, volgens wie dit een in-
spanningsverplichting zal vergen van alle betrokkenen.
Brand gaat nog iets verder. Gevraagd naar de voorwaarden voor succes, ant-
woordt hij met: ‘een gedragsverandering’. “Wil een en ander kans van slagen
hebben, dan moeten alle partijen bereid zijn de voorstellen te volgen en dus
sneller en transparanter gaan werken en zich aan de minimale responstijden
gaan houden. Dat geldt overigens niet alleen voor makelaars, verzekeraars en
schade-experts, maar ook voor de klant.” “Houdt een klant zich niet aan de
afspraken, dan kan dat de 80 dagen-termijn in gevaar brengen”, vult Van der
Weck aan, volgens wie een meer klantgerichte in- en opstelling een andere
succesfactor is. “We zullen ons met z’n allen bij de schaderegeling nog meer
moeten verplaatsen in de vaak vervelende situatie waarin een klant zich na een
schade bevindt. En hem minimaal willen helpen zoals wij zelf bij een schade
geholpen zouden willen worden.”
12 PROCESSTAPPEN BINNEN 80 DAGENHieronder worden de twaalf stappen in het schaderegelingsproces benoemd, aangevuld met de voorgestelde minimale doorlooptijd.
STAPPEN
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Stap 9
Stap 10
Stap 11
Stap 12
Informatieproces Melding door verzekerde of wederpartij bij makelaar en registratie/eerste beoordeling door de makelaar
Melding bij verzekeraar en benoemen expert/ eerste beoordeling bij verzekeraar
Eerste contact expert met verzekerde/wederpartij + informatieverzoek dat verze-kerde/wederpartij zal overleggen
Bezoek aan de schadelocatie + voorbericht
Informatieproces
Expert maakt eerste rapport en zet eerste rapportage in e-ABS
Terugkoppeling eerste rapport
Aanvullende informatie vanuit verzekerde en/of derden Expert maakt eindrapport en zet in e-ABS
Terugkoppeling van het eindrapport
Vervolg op eindrapport
Financiële afwikkeling
RESPONSTIJDEN Binnen 3 dagen na melding verzekerde/wederpartij
Binnen 3 werkdagen na melding door de verzekerde/wederpartij
Binnen 1 dag na de expertiseopdrachtBinnen max. 5 werkdagen na het contact met de verzekerde
Voorbericht binnen max 3 werkdagen na bezoekMakelaar past binnen max. 3 werkdagen na ontvangst voorbericht reserve aan
Max. binnen 8 weken, incl 2 rappellen) na bezoek aan de schadelocatie door de expert
Anders terug naar de makelaar
Binnen 20 werkdagen na bezoek schadelocatie, doch uiterlijk bibnnen 10 werkdagen na ontvangst van alle relevante informatie;
Voortgangsrapportage maandelijks
Aanbeveling binnen 5 werkdagen, doch max. bin-nen 10 werkdagen na ontvangst eerste rapport
Binnen 8 weken na eerste rapport met min. 1 of 2 rappellen; daarna naar makelaar
Max. binnen 10 werkdagen na ontvangst laatst benodigde schade-informatie
Aanbeveling: binnen 5 werkdagen, doch max 10 werkdagen na ontvangst eindrapport
Opmaak schaderegeling door makelaar binnen 3 werkdagen; accordering schaderegeling door verzekeraar binnen 5 werkdagen
nvt
20
VerBorgen geBreken
VerZekering, een enorm
groeiPoTenTieelBouw- en infraprojecten worden meestal goed opgeleverd,
maar lang niet altijd. Als het na de oplevering van een pand,
‘kunstwerk’ of infraproject onverhoopt fout gaat, dan is het
vaak goed mis en doorgaans meteen ook landelijk nieuws.
Iedereen herinnert zich bekende voorbeelden als de ingestorte
balkonnen van een appartementencomplex in Maastricht en
het woning-, kantoren- en winkelcomplex aan het Bos- en
Lommerplein in Amsterdam, dat vanwege instortingsgevaar
door een ontoereikende constructie onder het parkeerdek
moest worden ontruimd. De kosten voor het herstel, verstevi-
ging of vervanging van een dergelijk project kunnen fl ink in de
papieren lopen. Projectontwikkelaars, woningcorporaties en
andere opdrachtgevers kunnen zich hiertegen indekken mid-
dels een zogeheten Verborgen Gebreken Verzekering (VGV),
een product met een enorm groeipotentieel vanwege de op
stapel staande verandering in de bouwregelgeving en de rol
van het bouw- en woningtoezicht door de gemeente.
Een VGV is een in de jaren ’90 uit Engeland ‘overgewaaide’
verzekering die (doorgaans tot tien jaar) na de oplevering
van het werk de verzekerde (opdrachtgever) dekking biedt te-
gen de materiële gevolgen – of de dreiging daarvan - van een
opgetreden schade als gevolg van verborgen gebreken. Een
verborgen gebrek kan ontstaan door ontwerp-, materiaal- of
uitvoeringsfouten die tijdens de oplevering nog niet bekend
waren. Uitgesloten zijn schades die zijn ontstaan door een bij
oplevering al bekend gebrek, ondeugdelijk onderhoud, be-
drijfsschade en verkleuringen.
Kenmerkend voor de VGV is de koppeling met TIS (Technische
Inspectie Services), waarvoor in Nederland een keurmerk tot
stand is gebracht voor de bouw- en utiliteitsbranche en de
grond-, weg- en waterbouwsector. Het initiatief hiervoor is
ontstaan in samenwerking met Pro Rail onder de vlag van de
onafhankelijke kennisorganisatie CROW. Zonder TIS, waar-
mee de bouwkwaliteit door een erkend, onafhankelijk bureau
wordt getoetst, kan men in Nederland geen VGV sluiten. Een
TIS-inspectie omvat een integrale controle van het programma
van eisen en een toets op het ontwerp, de technische contro-
les, inspecties tijdens de uitvoering en na oplevering de afgifte
van een goedkeuringsverklaring. Kortom, hierdoor wordt
onafhankelijk vastgesteld of een gebouw of project wordt op-
geleverd zoals staat vermeld in de specifi caties (het bestek).
Bouwprojecten worden in de praktijk in de meeste gevallen ge-
realiseerd in afwijking van de oorspronkelijke bouwtekening,
hetgeen kan leiden tot fouten bij o.m. de gegevensoverdracht
tussen partijen. De inschakeling van een TIS vermindert de
kans op bouwfouten en zorgt daarmee voor een betere scha-
depreventie tijdens de uitvoering en een betere borging van
de bouwkwaliteit na oplevering. Bijkomend voordeel is dat
hiermee het relatief hoge percentage aan faalkosten – gemid-
deld zo’n 15% - naar beneden kan worden bijgesteld. Naast
de verplichting voor de VGV in steeds meer bouwcontracten
schakelen aannemers uit preventieoogpunt steeds vaker uit
eigener beweging een TIS in.
Mede daardoor vertoont de schadeontwikkeling van de VGV al
geruime tijd een gunstig beeld en draagt de TIS overduidelijk
bij aan de winstgevendheid van deze niche. De winstmarges
van dit product zijn dan ook bij de meeste aanbieders goed te
noemen. De penetratiegraad van het product vertoont door de
jaren heen een gestage groei en daarmee kan hetzelfde worden
gezegd van de premieomzet. De vooruitzichten zijn zo moge-
lijk nog positiever. De huidige regelgeving met betrekking tot
het bouw- en woningtoezicht gaat veranderen. Het toezicht
op (de kwaliteit van) bouw- en infraprojecten, dat nu wordt
verricht onder auspiciën van gemeenten, zal met ingang van
2015 worden geprivatiseerd. Dat laatste zal in 2017 defi nitief
een feit zijn. Tot die tijd geldt er een overgangsperiode van
twee jaar waarbij gekozen kan worden voor toezicht door de
gemeente of door een private instantie. Algemeen wordt aan-
genomen dat hiervan een explosieve toename zal uitgaan naar
de vraag naar zowel de Technische Inspectie Services (TIS) als
ook naar de VGV. De tijd zal het leren.
Dit artikel over de Verborgen Gebreken Verzekering is tot stand gekomen met medewerking van Freek Schipper (links) en Eugene Koster. Hun werkgevers – Allianz en Aon – kunnen worden aangemerkt als de founding fathers van deze verzekeringsvorm in ons land. Na eerst twee jaar als projectengineer te hebben gewerkt bij de Koninklijke Wegenbouw Stevin deed Schipper in 1981 zijn intrede in de verzekeringsbranche als underwriter CAR bij het toenmalige Tollener & Wegener Assuradeuren. In 1987 stapte hij over naar Allianz, waar hij meer dan 25 jaar als manager verantwoordelijk was voor de afdeling Technische Verzekeringen. Momenteel geeft hij als manager Engineering Insurance bij Allianz Global Corporate & Specialty leiding aan technische verzeke-ringen in een regio met zes Europese en drie Noord-Afrikaanse landen als werkgebied.“ Het nieuwe bouw- en woningtoezicht kan leiden tot een omzetgroei voor de VGV met de factor tien.”
Eugene Koster kwam via zijn grootvader in aanraking met de verzekeringsbranche, waarin hij na zijn studie vanaf 1991 werk-zaam is. Hij heeft zich vanaf zijn eerste werkdag altijd met technische verzekeringen beziggehouden, aanvankelijk als acceptant en schadebehandelaar bij Nationale-Nederlanden. In 1998 stapte hij over naar de schadeafdeling van Aon Hudig, waar hij drie jaar later als aan de sluitkant ging werken. Vervolgens werkte hij als manager van de afdeling CAR in Amsterdam en vervult hij sinds juni 2010 de functie van managing director Construction & Engineering bij Aon Risk Solutions. “De brede markt spreekt mij bijzonder aan bij technische verzekeringen.”
21
UiTeindeliJk moeTen we HET SAMEN DOEN
Werken aan verbetering van de onderlinge communicatie en veel meer kennis delen met elkaar. Dat zijn de twee voornaamste zaken waaraan binnen de technische verzekeringsbranche de komende jaren gewerkt zou moeten worden. Althans in de ogen van zeven young professionals werkzaam in het co-assurantiecircuit bij ma-kelaars, verzekeraars, een expertisebureau, advocatenkantoor en bij een eindklant. Speciaal voor deze technische verzekerings-special zijn zij bijeen gekomen om met elkaar van gedachten te wisselen over de manier van werken in dit bijzondere marktsegment, die zij bestempelen als dynamisch, afwisselend en interessant.
In het pand van Vanderwal & Joosten in het
Rotterdamse Brainpark praten we met de beide
ma kelaars Edward van Glabbeek (Aon) en Martijn
Verveen (Marsh), de verzekeraars Christa Noels
(Zurich) en Marisca van Pelt –van Eijmeren (RSA
Nederland), advocaat Maurits Oudenaarden
(Kennedy Van der Laan), klant Dennis Sitters (Essent)
en schade-expert Maarten Schaap (Vanderwal &
Joosten).
diVersiTeiTWat opvalt is dat de meesten ‘bij toeval’ in de ver-
zekeringsbranche en/of in de engineering sector
terecht zijn gekomen. “Ik wilde vroeger als kind al
advocaat worden óf iets in de techniek. In mijn hui-
dige baan heb ik die zaken kunnen combineren”,
steekt Oudenaarden van wal. “Ik vind het leuk en
telkens weer een uitdaging om de vertaalslag te
kunnen maken van een technisch geschil naar een
begrijpelijk juridisch verhaal. Het aantrekkelijke
van dit segment is de diversiteit in zaken die je op
je bureau krijgt. Bovendien heb je in dit vak vaak te
maken met spraakmakende zaken, die geregeld de
(landelijke) publiciteit halen.” Gezien zijn voorop-
Young professionals over de technische verzekeringsmarkt
leiding (FSM) was voor Van Glabbeek een baan ‘in
de verzekeringen’ geen toeval. Dat het ‘de techniek’
werd wel. “Ik had tot op dat moment niet veel met
techniek, achteraf gezien had ik geen betere keuze
kunnen maken. Je krijgt met uiteenlopende zaken
te maken – van kleine verbouwingen tot grote
powerplants – en ook het contact met klanten is een
leuk aspect van het werk.”
Net als de Aon-makelaar was ook Noels door de
leuke verhalen van de tussenpersoon van haar ou-
ders geïnteresseerd geraakt in het verzekeringsvak
en volgde zij een studie in die richting. “Tijdens
mijn stage bij Aon ging een wereld voor me open.
Wat een dynamisch vak! Ik ben niet echt technisch
onderlegd, maar ik ben de sector wel leuk en in-
teressant gaan vinden. Niet in de laatste plaats
omdat je te maken krijgt met bijzondere klanten
en bijzondere risico’s.” Zij krijgt bijval van haar
RSA-collega. “Het verzekeringsvak bleek veel leu-
ker te zijn dan ik dacht. Vanwege de contacten met
zowel de makelaar als met klanten, de bijzondere
projecten, nieuwe technologische ontwikkelingen
en het internationale karakter”, aldus Van Pelt.
Ook Sitters volgde een marketingopleiding, maar
ging uiteindelijk in de verzekeringsbranche aan
de slag. “Leuker en boeiender dan ik had gedacht.
Vooral vanwege de diversiteit en het internationale
karakter. Dat geldt ook voor mijn baan als Risk &
Insurance specialist, waar ik te maken heb met ver-
zekeringen, schades en riskmanagement. Ook de
contacten met makelaars, verzekeraars en schade-
experts, die ik moet zien scherp te houden, vind ik
een leuk onderdeel van mijn werk.” Schaap zegt
dat vooral het afwisselende veldwerk hem aantrekt
in zijn werk als schade-expert: het inspecteren en
beoordelen van schades op locatie. “Geen schade
is hetzelfde”, aldus de man, die als student civiele
techniek via een stage bij toeval in aanraking kwam
met de expertisebranche. “Dat beviel me zo goed dat
ik erin ben doorgegaan.” Ook Verveen’s opleiding
sloot niet bepaald aan bij de verzekeringsbranche,
maar ook de jonge makelaar heeft bij Marsh inmid-
dels hierin zijn draai gevonden. “Ik voel me op m’n
plek op de afdeling construction. “Een boeiend en
dynamisch segment met een enorme diversiteit aan
klanten en risico’s.”
VerrAsT en VerBAAsd De zeven werken nu tussen de twee en twaalf jaar in
de co-assurantiemarkt. Hoe hebben zij met name
hun beginperiode ervaren? Wat heeft hen verrast?
En wat verbaasd? En wat zien zij als verbeterpun-
ten? ‘Klant’ Sitters neemt het voortouw. “Waarover
ik me bij mijn komst bij Essent vooral heb verbaasd
was het grote aantal langlopende schadedossiers
dat nog niet was afgerond. Daarnaast viel het op
wat voor kleine wereld de verzekeringsbranche is.
Je hebt geregeld met dezelfde partijen en perso-
nen te maken. Dat heeft ook wel iets charmants. Je
kunt daardoor een goede band met elkaar opbou-
wen. Sowieso zie ik tot mijn tevredenheid steeds
meer strategische partnerships met makelaars, ver-
zekeraars en expertisebureaus ontstaan. Mede
daardoor kost het weinig moeite om onze risico’s
onder te brengen op de verzekeringsmarkt”, aldus
de Essent-manager, die verbeterkansen ziet in de
onderlinge communicatie en kennisdeling. Is het
nodig dat in elk expertiserapport vier pagina’s over
Essent staan? Bovendien wordt ons soms gevraagd
basale informatie te verstrekken over ons bedrijf en
de te verzekeren risico’s, die al lang bij de makelaar
en/of verzekeraars bekend moet zijn.”
Ook Noels noemt als punten voor verdere verbe-
tering de infomatieuitwisseling tussen klant en
22
Dennis Sitters studeerde commerciële economie en marketing bij Hogeschool InHolland. In juni 2002 ging hij aan de slag in de verzekeringsbranche bij makelaar WBD Lippmann Groep, waar hij zich gedurende vijf jaar als relatiebeheerder bezighield met het plaat-sen van risico’s op de co-assurantiemarkt.Vanaf medio 2007 is hij werkzaam als verzekeringsspecialist bij een vastgoedbedrijf en sinds oktober 2008 bij Essent, waar hij als Senior Risk Specialist Insurance verantwoordelijk voor het beheer van de verzekeringsportefeuille.
Na zijn HBO-opleiding Financial Services Management in Einhoven werkte Edward van Glabbeek sinds 2001 bij een assurantiekantoor in Eindhoven, een herverzekeringsmakelaar op de Nederlandse Antillen en vanaf augustus 2011 bij Aon Risk Solutions als sluiter Property en inmiddels twee jaar als sluiter Construction & Engineering. In deze functie houdt hij zich met name bezig met CAR- en machinebreukver-zekeringen aan opdrachtgeverszijde
verzekeraars en het nog meer delen van kennis
en informatie tussen makelaars, verzekeraars, ex-
perts en klanten. Dat is ook mede ontstaan door de
toenemende regelgeving (compliance) waar partijen
aan gehouden zijn met betrekking tot het verza-
melen van risicoinformatie en de dossieropbouw.
“Verbaasd was ik in het begin over twee dingen: in
positieve zin de dynamiek van de bedrijfstak, die
veel boeiender is dan ik dacht en het feit dat er zo
weinig vrouwen in dit segment werkzaam zijn. Het
is echt een mannenbolwerk.” Die andere vrouw in
het panel, Van Pelt, viel in het begin de summiere
dossieropbouw op. “Soms was het niet meer dan
een krabbeltje op een stukje papier. Dat is in de loop
der jaren wel aanmerkelijk verbeterd. Datzelfde
geldt voor de onderlinge samenwerking tussen par-
tijen en de manier waarop we klanten oplossingen
bieden voor hun risico’s. In de onderlinge commu-
nicatie en een helder, transparant taalgebruik bij de
beschrijving van poliscondities zie ik de voornaam-
ste verbeterpunten.”
Daarbij vindt zij advocaat Oudenaarden aan haar
zijde. “Het taalgebruik in polisvoorwaarden laat
soms aan duidelijkheid te wensen over. Als wij
als juristen al moeite hebben te begrijpen wat er
staat, hoe zit het dan met de verzekerde? Als ver-
beterpunt zou ik daarnaast willen noemen dat het
zinvol kan zijn advocaten in een eerder stadium in
een zaak te betrekken. Als advocaten in een vroeg
stadium kunnen meedenken over de te verzame-
len feiten en de te volgen strategie, zou de zaak
mogelijk sneller en effi ciënter kunnen worden
afgewikkeld.” Verveen valt het op dat de verzeke-
ringsbranche nogal verkokerd is, al is dat in de
technische verzekeringsbranche wat minder dan in
andere segmenten. “Daarnaast was ik verrast over
het dynamische karakter van de zakelijke verzeke-
ringsmarkt. Daar staat tegenover dat de branche
niet bepaald innovatief is te noemen. Op dat vlak
zijn nog de nodige slagen te maken, bijvoorbeeld in
de manier waarop risico’s worden geplaatst en het
gebruik van technologische hulpmiddelen.”
Collega-makelaar Van Glabbeek zegt posi-
tief verrast te zijn over de manier waarop je als
‘nieuwkomer’ in de co-assurantiemarkt wordt op-
gevangen en geholpen. “Iedereen is bereid je verder
op weg te helpen en kennis bij te brengen, niet
alleen mijn collega’s bij Aon maar ook de verzeke-
raars en schade-experts waarmee ik samenwerk.”
Het valt Schaap op dat hij op vakbijeenkomsten
steevast één van de jongsten is. “Het is een grijze
mannen-wereld met als voordeel dat er veel kennis
Marisca van Pelt - van Eijmeren studeerde Marketing Management bij de HBO Nederland. Via een stage bij het bedrijf waar haar vader werkzaam is ( Aon) werd zij enthousiast voor het verzekeringsvak. In december 2005 trad zij in dienst bij Allianz Global Risks Nederland als Underwriting Trainee op de afdeling Technische Verzekeringen. Na 2,5 jaar stapte zij over naar RSA Nederland, waar zij sinds juni 2008 werkzaam is als Underwriter Construction, Engineering & Renewable Energy.
Ing. Maarten Schaap volgde de HBO-opleiding Civiele Techniek aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk. Na eerder bij dit bedrijf ook stage te hebben gelopen ging hij in september 2009 werken bij het ge-specialiseerde expertisebureau Vanderwal & Joosten. Als schade-expert houdt hij zich vooral bezig met civieltechnische en bouwkundige schades.
Meteen na zijn rechtenstudie aan de Universiteit Leiden ging mr. Maurits Oudenaarden in oktober 2008 aan de slag als advocaat bij het advocatenkantoor Kennedy Van der Laan in Amsterdam. Zijn praktijk omvat het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht, met een nadruk op technische en materiële schades.
Christa Noels volgde de HBO-opleiding Hoger onderwijs voor de Financiële Sector in Diemen. In februari 2001 ging zij aan de slag bij Aon als Gobal Account Coördinator, waar zij belast was met inter-nationale verzekeringsprogramma’s. In juli 2005 stapte zij over naar Zurich Property, waar zij eerst werkte als (assistent) property under-writer en sinds januari 2009 als Engineering Lines Underwriter, waar zij zich met name bezighoudt met CAR- en montageverzekerin-gen, zowel nationaal als internationaal.
23
Na een niet voltooide studie criminologie kwam Martijn Verveen me-dio 2011 te werken bij Marsh, aanvankelijk als Operations Assistant Finpro. Een klein half jaar later stapte hij over naar de afdeling Construction All Risks. Daar werkte hij sindsdien als Operations Assistant en sinds april 2012 als broker Construction All Risks, waar hij zich puur met de begeleiding, advisering en verzekering van bedrijven en overheden met constructieprojecten bezig houdt.
en ervaring is, maar aan de andere kant vormt het een risico als niet tij-
dig aan de instroom van vers bloed wordt gewerkt. Verbeterpunten zie ik
vooral op het gebied van communicatie en het gebruik van technologische
hulpmiddelen, bijvoorbeeld in het snel doormailen van schadefoto’s.”
VerBeTerPUnTen‘Als jullie morgen de leiding zouden krijgen binnen je bedrijf, wat zou
je dan als eerste meteen willen veranderen?’, luidde de slotvraag aan de
zeven jonge ‘coas’-professionals? Van Glabbeek noemt de wirwar aan ver-
schillende automatiseringssystemen waarmee gewerkt wordt en Van Pelt
een betere aansluiting van de IT-systemen op de eisen die de hedendaagse
markt. “Er zijn op dat vlak nog de nodige effi ciencyslagen te behalen.”
Ook Noels noemt de vereenvoudiging van de huidige processen als verbe-
terpunt. “Al besef ik dat dit een hele uitdaging zal zijn.” Oudenaarden zou
graag een verdere digitalisering van de rechtspraak zien. “Het is toch niet
meer van deze tijd dat processtukken in meervoud op papier moeten wor-
den aangeleverd en er niet eens per e-mail met de rechtbank kan worden
gecommuniceerd.”
Verveen, Van Glabbeek en Schaap zeggen het belangrijk te vinden dat het
verzekerings- en expertisevak nadrukkelijker worden gepromoot. “De za-
kelijke verzekeringsmarkt is een dynamische branche met boeiend werk
en voldoende carrière- en ontplooiingsmogelijkheden. Alleen is dat onvol-
doende bekend bij studenten. Daar zou ik graag werk van willen maken”,
aldus de jonge makelaar. Collega Van Glabbeek sluit zich daar volledig bij
aan. “De verzekeringsmarkt is onbekend en daardoor is er geen juist beeld
van die sector bij jongeren. We moeten met elkaar werken aan verbetering
van de bekendheid en het imago van de branche.”
Schaap wil graag hetzelfde doen voor de expertisebranche, ook binnen de
verzekeringsbranche. “Experts worden vandaag de dag vooral beoordeeld
om hun kosten, terwijl dat zou moeten zijn om hun meerwaarde in het
schadeproces, die zij naar mijn mening ontegenzeggelijk hebben. Ik zou
graag mijn steentje willen bijdragen aan het verder willen uitdragen van de
voordelen van de schade-expert.” Het slotwoord is aan de klant. “Ik zou
willen pleiten voor meer samenwerking tussen alle partijen, een intensie-
vere uitwisseling van informatie en voor het meer delen van kennis met
elkaar”. Een mening die door alle gesprekspartners nadrukkelijk wordt
omarmd. “Uiteindelijk moeten we het samen doen.”
23
Arbitrale CAr uitspraken uit de kast
Door Mr. Tjalling Dorhout Mees,advocaat en compagnon bij Nysingh advocaten-
notarissen in Zwolle, gespecialiseerd in het verzekerings- en arbitragerecht en gepromoveerd
op het proefschrift ‘De CAR-verzekering’
De kracht van de VNAB is dat daarin de belangrijkste professionele spelers zijn
verenigd. Ik hoor wel eens vermelden dat bepaalde experts, advocaten of zelfs
arbiters tot het ‘verzekeraarskamp ’of tot het ‘verzekerdenkamp’ zouden behoren.
Dat is alleen al daarom een wat wonderlijke benadering, omdat op de keper
beschouwd in de meeste gevallen de belangen van de verschillende partijen
parallel lopen: het verzekeren van risico’s tegen een aanvaardbare premie die voor
de verzekerde betaalbaar is en voor de verzekeraar voldoende is om alle risico’s te
dekken en een redelijke winst te maken. Alleen bij schade waarbij discussies rijzen
over de vraag of deze gedekt is, worden tegenstellingen manifest. Maar zelfs in die
situaties zijn er dan nog parallelle belangen. Immers, beide partijen hebben in
het algemeen een belang bij een snelle, effi ciënte en rechtvaardige oplossing van
het geschil. Het liefst zonder procedure en als dat onvermijdelijk is (het denken in
tegenstellingen leidt zelden tot iets moois), met een procedure.
Ik ben in de loop der jaren vele malen als arbiter bij verzekeringsarbitrages van
vooral technische verzekeringen betrokken geweest. Bij al die arbitrages is mij
slechts eenmaal daadwerkelijk gebleken dat mijn mede-arbiters zouden kunnen
worden ingedeeld in verschillende kampen. Buiten dat ene geval was die indeling
van verschillende arbiters non-existent. Van de arbitrale colleges maakten in veel
gevallen advocaten deel uit, waarvan de één door de verzekeraar en de ander door
de verzekerde was benoemd. Hoewel die door ‘de buitenwereld’ in het ene of het
andere kamp werden ingedeeld, is het mijn ervaring dat wij het in alle gevallen
heel snel eens waren over de feiten en over de consequenties die de feiten voor de
dekking hadden.
Bij schades is uiteraard een belangrijke rol weggelegd voor de expert om een
snelle en adequate inschatting van oorzaak en omvang van de schade te
maken. Vervolgens zal de makelaar trachten om tot een oplossing te komen zonder
procedures en als dat niet lukt komen de advocaten in beeld en als ook die geen
doorbraak kunnen realiseren, zal de zaak worden uitgeprocedeerd bij de rechter of
arbiters. In het algemeen is dat een ultimum remedium en leidt slechts het topje
van de ijsberg tot procedures. In dat verband is het jammer dat in particuliere
arbitrages met regelmaat dezelfde oorlogjes worden uitgevochten, omdat de
arbitrale uitspraken in veel gevallen niet worden gepubliceerd, kennelijk omdat
partijen daarvan niet het nut zien. Het zou echter in het belang van alle partijen
zijn als daarover meer duidelijkheid zou ontstaan. Vandaar dat ik in samen-
werking met de hoogleraren Wansink en Van Tiggelen en mijn kantoorgenote De
Ruiter het plan heb opgevat om de in de markt beschikbare arbitrale uitspraken te
verzamelen en geanonimiseerd uit te geven. Zodat een ieder daarvan kennis kan
nemen en de rechtspraktijk nog effi ciënter en hopelijk met nog minder procedures
kan worden gediend. Uiteraard zullen wij ook de betrokken partijen daarover nog
zoveel mogelijk benaderen. U hoort daar nog over.
24
gArAnTieVerZekeringen, een enorme groeimArkT
Het artikel over Garantieverzekeringen is tot stand gekomen met medewerking van ing. Rémy Wiggers (rechts op de foto) en ing. Erik van de Velde, die ook voor de input van het artikel over cyberrisks heeft gezorgd. Eerstgenoemde stapte in 1980 over van de levensver-zekeringsmarkt naar die van technische verzekeringen en begon zijn avondstudie HTS. Aanvankelijk werkte hij bij Allianz In 1994 stapte hij over naar Gerling in Amsterdam en vanaf 2008 werkt hij bij HDI-Gerling, sinds vorig jaar juli als directeur Technische Verzekeringen. “Techniek heeft mij altijd getrokken: zo sleutel ik graag aan oude auto’s.”
Deze garanties brengen een groot fi nancieel risico
met zich mee. Immers, bij een geconstateerd ge-
brek binnen de garantietermijn komen de kosten
voor vervanging voor rekening van de fabrikant/
leverancier. Met een speciale garantieverzekering,
ook wel aangeduid met verzekerde garantie, kun-
nen zij zich gedurende de looptijd – doorgaans vijf
tot tien jaar – indekken tegen de fi nanciële gevolgen
hiervan en zo hun bedrijfscontinuïteit veilig stel-
Iedereen heeft ooit wel eens een huishoudelijk elektronisch apparaat gekocht waarop een garantie zat. Gaat het apparaat binnen de gestelde termijn kapot, dan krijgt de koper een nieuwe of zijn/haar geld terug. Datzelfde geldt voor grote, vaak kostbare machines en complete technische installaties, maar ook voor bijvoor-beeld bouwmaterialen en het werk van dakdekkers. Ook daarvoor worden door de leverancier of fabrikant, vaak voor meerdere jaren, ( fabrieks)garanties afgegeven op (de kwaliteit van) het geleverde werk. Iets wat overigens steeds vaker gebeurt op verzoek – of beter gezegd: dwingende eis - van de klant.
CYBerrisks: groeiPoTenTie in Polissen Én sCHAdelAsTCybercrime is één van de onderwerpen die internationaal hoog op de agenda staan van het bedrijfsleven. Volgens een wereldwijd onderzoek onder duizenden risk- & insurance managers staat het zelfs in de Top-10 van de voornaamste bedrijfs-risico’s. Cybercrime werd zelfs twee keer zo vaak genoemd dan een jaar eerder. De schadestatistieken spreken boekdelen: meer dan de helft van de bedrijven heeft wel eens schade opgelopen door cybercriminaliteit. Het risico is echter niet nieuw; in 1966 werd de eerste cybercrimineel, een bankemployee in de VS, opgepakt.
Anno 2014 is elk bedrijf meer dan ooit sterk afhan-
kelijk van de in computers en andere elektronische
systemen opgeslagen data. Verlies of beschadiging
van deze informatie door bijvoorbeeld virussen,
hackers en andere oorzaken kunnen een gevaar
vormen voor de bedrijfscontinuïteit. Daar waar de
traditionele verzekeringen dekking bieden tegen de
materiële kosten aan de computerapparatuur, dekt
de speciale cyberrisks-verzekering de imma teriële
(gevolg)schade: w.o. de kosten om een virus te ver-
wijderen, de reconstructiekosten om de verloren
gegane gegevens terug te halen en de extra kosten
om een stagnatie geheel of gedeeltelijk te voorko-
men. De markt voor cyberrisks-verzekeringen is dan
ook volop in beweging, niet alleen in omzet maar
ook wat de polisvoorwaarden betreft is het product
in de loop der jaren sterk geëvolueerd.
De bekendheid met de verzekeringsmogelijkheid
van cyber-risico’s is de laatste jaren fl ink toege-
nomen. De vele berichten in de media over allerlei
vormen van cybercriminaliteit hebben daar zeker
een steentje aan bijgedragen. Datzelfde geldt voor
de boetes die door de toezichthouder wordt op-
gelegd aan bedrijven en instellingen bij wie door
storingen en/of lekken klantgegevens openbaar
zijn geworden. Ook komt er een Europese Richtlijn
voor organisaties, waarbij overtreders boetes kun-
nen worden opgelegd tot maximaal 100 miljoen
euro.
De verzekeringsmarkt voor cyberrisks is van twee
zaken doordrongen: het is een enorme groei-
markt, temeer daar de verzekeringsbereidheid
bij bedrijven verder zal groeien. Niet in de laatste
plaats doordat meer voorbeelden van schades en
boetes bekend worden. Ten tweede de schadelast:
weliswaar is de schadeontwikkeling tot dusver
meegevallen, maar eenieder is ervan overtuigd dat
er meer en vooral hogere schadeclaims aankomen.
Temeer daar niet alleen banken, creditcard- en
andere grote (fi nanciële) ondernemingen het doel-
wit van hackers en cybercriminelen zullen vormen,
maar ook kleinere, vaak minder goed beveiligde
bedrijven en instellingen, zoals ziekenhuizen,
bibliotheken en zwembaden. ‘Groeipotentie in
polissen én schadelast’. Zo kan de markt voor
cyberrisks-verzekeringen dan ook het best worden
samengevat.
len. Bijkomend voordeel is het commerciële aspect
richting (potentiële) afnemers. Dat een verzekeraar
bereid is garant te staan voor de afgegeven verze-
kerde garantie, verschaft de koper meer zekerheid
en vormt op die manier een extra (ver)koopargu-
ment. Kenmerkend voor dit product is dat het op
en top maatwerk vereist, waarbij ook gedurende de
looptijd wordt gecontroleerd of de afspraken wor-
den nagekomen.
De garantieverzekering deed omstreeks de jaren
’70 zijn intrede op de Nederlandse (groot)zakelijke
verzekeringsmarkt, zoals zoveel nieuwe producten
‘overgewaaid’ uit het Verenigd Koninkrijk. Beide
landen nemen internationaal een vooraanstaande
plaats en kennen een redelijke penetratiegraad,
zeker in vergelijking met andere landen. In met
name de VS is de verzekeringsmarkt niet be-
paald een fan van ‘long tail business’ en ziet men
‘verzekerde garanties’ in de eerste plaats als een
aansprakelijkheidsrisico.
Eén van de trends in de markt voor garantieverze-
keringen is dat de aanbieders streven naar meer
uniformiteit in de polisdekking waar dat mogelijk
is. Dat kan natuurlijk niet voor de gegarandeerde
eigenschappen, want die zijn voor elk product an-
ders. Maar wat wel gelijk te trekken is zijn zaken als
eigen risico, verzekerde termijnen en de algemene
voorwaarden. Andere trends zijn dat de adviesbe-
26
SCHADETRENDS IN TECHNISCHE VERZEKERINGSSECTOR
Gevraagd naar de ontwikkeling op schadegebied
is er een duidelijke rode draad te bespeuren in de
antwoorden van de vijf. Marktbreed is er in zowel
qua frequentie als in zekere zin ook in de aard van
de schades sprake van stabiliteit, maar een ieder
zegt wel een toename waar te nemen in complexi-
teit en gemiddelde schadeomvang. “In de 24 jaar
dat ik nu als schade-expert werkzaam ben is er qua
schadeoorzaken weinig veranderd”, zegt Boon.
“Diefstal, vandalisme en fouten bij de uitvoering
van bouw- en infraprojecten, al ben ik van mening
dat het verminderde toezicht op bouwplaatsen
claim- en schadeverhogend werkt.” Nagtegaal
spreekt van een wisselend beeld door de jaren heen.
“Menselijke fouten hebben altijd de hoofdmoot
gevormd. Het afgelopen jaar deden zich relatief
weinig diefstalschades voor, maar wel meer storm-
schades dan de jaren hiervoor.”
Steenvoorden geeft aan dat er net als in de voor-
gaande jaren vooral sprake is van waterschades
en claims van omwonenden bij bouw- en infra-
projecten. Kommers zegt vooral ingeschakeld te
worden bij schades aan grote motoren en turbines
van energieopwekkingsinstallaties. Hij spreekt van
een merkwaardige golfbeweging. “Je hebt telkens
pe riodes waarin een bepaald soort technische schade
zich voordoet, maar waarbij geen onderling verband
is vast te stellen. De schades staan los van elkaar.”
sCHAdeTrendsZijn er trends aan te geven op schadegebied?
Kommers vindt van niet. “De schades zijn ver-
Welke ‘technische’ schades doen zich het meest voor? Welke trends zijn daarin waarneembaar? En welke impact heeft preventie/riskmanagement op schadelast en schade-omvang? Wij vroegen het aan advocaat Annet van Duijn (Dirkzwager advocaten & notarissen) en aan vier schade-experts: Mathy Boon (BosBoon Expertise), Jef Kommers (Crawford & Company), Jack Nagtegaal (DEKRA Experts) en Roeland Steenvoorden (Vanderwal & Joosten).
gelijkbaar met andere jaren. De ene keer loopt
een motor schade op, een andere keer ontstaat er
schade door achterstallig onderhoud of is er sprake
van een ontwerp- of uitvoeringsfout van een mede-
werker.” Nagtegaal wijst op de verschuiving van de
verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij CAR-
projecten van hoofd- naar onderaannemer. “Om de
eigen CAR-polis ‘schoon’ te houden met het oog
op een eventuele premietoeslag in een volgend
jaar komt het regelmatig voor dat onderaannemers
onder de CAR-verzekering van de hoofdaannemer
worden geweigerd en worden verzocht de schade
op de eigen CAR-verzekering te claimen, dan wel
de schade voor eigen rekening te nemen.”
Boon wijst op de veranderde opstelling van ver-
zekerden en claimanten. “Waar men vroeger een
kleinere schadeclaim nog wel eens liet zitten, wordt
die vandaag de dag geclaimd. Opdrachtgevers zijn
sterk gefocust op kostenvermindering, waardoor
ook onze expertisekosten onder druk komen te
staan. Het is wat dat betreft een uitdaging om
samen met alle marktpartijen naar effi ciencyver-
beteringen te zoeken, met behoud van de kwaliteit
van expertise. Het gaat uiteindelijk om de totale
schadelast en niet separaat om het uurtarief van
een expert. Op lange termijn zal bij een blijvend
dalend uurtarief de kwaliteit van expertise vermin-
deren en komt de opleiding van jonge experts in
het gedrang.” Hij spreekt van ‘een merkwaardig
fenomeen’. “Schadebehandelaars, advocaten en
experts vullen uiteindelijk de belofte in die ‘aan de
voorkant’ is gegeven; laten we met elkaar dan ook
zoeken naar het goede evenwicht tussen prijs en
kwaliteit”, aldus Boon, die tot zijn tevredenheid
zegt te constateren dat er in de markt een voorzich-
tig begin wordt gemaakt met loss adjusting, waarbij
experts onder bepaalde voorwaarden en tot een
overeengekomen schadebedrag claims direct kun-
nen afhandelen.
klAnTTeVredenHeidOok Steenvoorden wijst op het sterk verande-
rende expertiselandschap in de afgelopen vijf jaar.
“De toegevoegde waarde van experts wordt kriti-
scher onder de loep genomen en er worden steeds
hogere eisen aan ons werk gesteld, een fact of life.
Opdrachtgevers verlangen dat we steeds effi ciënter
werken, bijvoorbeeld door kortere, meer beknopte
expertiserapporten aan te leveren en ook vaker
expertises op afstand verrichten. Daarnaast is er in
verzekeraars- en makelaarshuizen meer oog voor
klanttevredenheid, niet in de laatste plaats doordat
de consument steeds mondiger en kritischer wordt.
Het is aan ons om daarop adequaat in te spelen.”
Wat is jullie mening over de manier waarop in het
bedrijfsleven wordt omgegaan met preventie en
riskmanagement? Steenvoorden is van mening dat
dit al geruime tijd van een acceptabel niveau is. “Ik
zie daar de laatste jaren niet echt een verschuiving
in optreden.” Nagtegaal en Boon vinden van wel.
“In vergelijking met een jaar of tien geleden wordt
hieraan beduidend meer gedaan”, aldus eerstge-
noemde. “Riskmanagement is beter doorgevoerd dan
voorheen, zeker bij grote bedrijven. Bij kleinere be-
drijven is dat nog wat minder goed opgepakt”, vult
Boon aan. Kommers voegt hieraan toe dat er in het
bedrijfsleven tegenwoordig meer aandacht is voor
het voorkomen van schades.
geÏnTegreerde ConTrACTVormenHoe kijkt advocaat Annet van Duijn, die sinds
2001 actief is in het aansprakelijkheids- en ver-
zekeringsrecht met een focus op technische
Mathy Boon
Jack Nagtegaal
Jef Kommers
27
SCHADETRENDS IN TECHNISCHE VERZEKERINGSSECTOR
verzekeringen (bouwaansprakelijkheid/CAR) te-
gen de schadeontwikkeling aan? “Ik kan het niet
statistisch onderbouwen, maar heb het gevoel dat
het aantal claims stabiel is gebleven. Tegenover
een dalend aantal schades door de verminderde
bouwactiviteiten staat een grotere claimbereid
bij partijen, ook bij kleinere schadebedragen. Die
houden elkaar in evenwicht.” Ondanks de crisis,
die met name de bouwwereld heeft belemmerd,
blijven schades in en op de bouw volgens haar de
hoofdmoot van het werk vormen. “Het is altijd ge-
vaarlijk te generaliseren, maar ik sluit niet uit dat
een en ander mede ingegeven wordt door het toege-
nomen aantal zzp-ers in de bouw en het feit dat er
wat minder zorgvuldig wordt gewerkt. Preventie en
risicomanagement nemen weliswaar toe, maar ver-
dienen bij veel bedrijven en zeker bij zzp-ers meer
aandacht.”
Als trends op haar werkgebied voert zij een drietal
zaken aan: “Ik krijg de laatste tijd naar verhouding
meer zaken die voortvloeien uit ontsporingen en
botsingen die het gevolg zijn van koperdiefstal.
Nieuw is ook dat wij met name de afgelopen twee
jaar vaker worden ingeschakeld door makelaars en
verzekeraars gezamenlijk om een bindend advies te
geven over de verzekeringsdekking. Dit ter vermij-
ding van (proces)kosten”, aldus Van Duijn, die de
verzekeringsbranche daarnaast met name aandacht
vraagt voor de gevolgen van de komst van de UAVgc:
Uniforme Algemene Voorwaarden geïntegreerde
contractvormen. Daarbij leggen opdrachtgevers
de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor
eventuele bouwfouten en andere schades in het to-
tale bouwproces bij de opdrachtnemer neer, vaak
de aannemer. Ongeacht of het nu gaat om een fout
in het ontwerp, de uitvoering of en coördinatiefout
en ongeacht of het nu een fout van de aannemer
zelf is of van één van zijn onderaannemers. Ik sig-
naleer dan ook een toename van de schadegevallen
waaraan een UAVgc-overeenkomst ten grondslag
ligt, aldus Van Duijn, die verder aangeeft graag
nog wat vaker in een eerder stadium bij een geschil
betrokken te willen worden. “Dat gebeurt nu vaak
pas als betrokken partijen er onderling niet meer
uitkomen, terwijl een korte juridische blik in het
beginstadium escalatie kan voorkomen.”
Annet van Duijn Roeland Steenvoorden
leden VnAB ACCorderen ‘sTrATegie 2014-2018’
Tijdens de Algemene Ledenvergadering op 10 december 2013 jl. hebben de
VNAB-leden het strategisch plan getiteld ‘Strategie 2014-2018’ geaccordeerd.
In het plan staan de plannen van de VNAB om de komende jaren haar dienst-
verlening aan de leden te optimaliseren en om haar positie in de zakelijke
verzekeringsmarkt verder te versterken.
De VNAB wil binnen drie jaar uitgroeien tot dé toonaangevende marktplaats
voor de Nederlandse co-assurantiemarkt. “We willen hierin koploper zijn en
zowel fungeren als dé marktmeester en als kennispartner voor de zakelijke
verzekeringsmarkt en tevens als initiator en katalysator optreden in de nieuwe
context van de zakelijke markt. Dat willen we bereiken door het beschikbaar
stellen van zowel kennis en opleiding als van een uniek handelsplatform, door
onze leden te faciliteren in de relatie met hun klanten en een actief stakeholderbe-
leid te voeren (in afstemming met Adfi z en het Verbond). Daartoe betrekken wij
als regiehouder andere partijen”, zo licht directeur Michel Schaft de ambitieuze
plannen toe.
Als uitvloeisel hiervan zal de VNAB het huidige professioneel bureau uitbrei-
den. Daarnaast onderzoekt zij onder meer de haalbaarheid van de komst van
een nieuw, marktbreed en multifunctioneel onderkomen (werktitel: Dutch
Insurance Exchange House) in Rotterdam en wil de VNAB de samenwerking met
universiteiten (leerstoel) en opleidingspartners intensiveren. Ook streeft de
VNAB door middel van een permanente technologische upgrade en kostenbe-
heersing van het e-ABS- systeem naar een verdubbeling in 2017 van de via dit
systeem lopende omzet.
Peter Hartman (rechts) toont de kristallen karaf met inscriptie behorende bij de VNAB Award die hij heeft ontvangen uit handen van VNAB-voorzitter Rolf van der Wal.
Peter Hartman, managing director Innovation bij Aon Risk Solutions, heeft
de VNAB Award 2013 ontvangen. Tijdens het marktdiner in Noordwijk
aan Zee kreeg hij een kristallen karaf met inscriptie uitgereikt door VNAB-
voorzitter Rolf van der Wal. Hartman kreeg de Award voor de wijze waarop
hij zich jarenlang heeft ingezet voor de co-assurantiemarkt, onder meer als
voorzitter van de Commissie Varia van de VNAB. Volgens Van der Wal staat
Hartman in de markt bekend als een uitstekend vakman met een grote vak-
kennis en interesse voor innovatie. Hartman is de tiende persoon die de
VNAB Award heeft ontvangen.
VnAB AwArd 2013 Voor PETER HARTMAN
VNAB Visie is een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs.
Redactie: Wilco de Haan, Schouten Zekerheid (voorzitter) | Irene Okkerman, VNAB (secretaris) | Peter Bennink, Zurich) | Annemarie Lemmens - Van Lent, Aon Corporate Solutions| Jan van Stigt Thans, Van Stigt Thans Communicatie | Gerbien van Wijngaarden, Amlin Corporate Insurance Gastredactie: Henk Beekman (Marsh), Edwin Birkhoff (Zurich) en Klaas Brand (Cunningham Lindsey) Fotografi e: Raphaël Drent, Tiel | Vormgeving: J. Hendriks, FK media b.v, Weert | Redactie-adres: VNAB - Irene Okkermana, Kralingseweg 227a, 3062 CE Rotterdam, tel.: 010 - 253 20 00, fax: 010 - 253 20 09,E-mail: secretariaat@vnab.nl, Internet: www.vnab.nl
terugblik op het vorige thema: e-ABS
De presentaties van de drie gastsprekers heeft velen tot andere ge-
dachten gebracht. Volgens trendanalist Igor Beuker zijn bedrijven
in vrijwel alle sectoren vooral gefocust op concurrentie uit de eigen
bedrijfstak. “Er zijn nu reeds meerdere voorbeelden bekend van
branches waar nieuwkomers uit onverwachte hoek met een afwij-
kend businessmodel de markt compleet op z’n kop hebben gezet.
Waarom zou dat ook niet in de co-assurantiemarkt kunnen gebeu-
ren? Door de techniek en beschikbare data gaat alles veranderen.”
Hij vertelde het verhaal van ‘The Boiling Frog’. “Als je een kikker in
een pan met heet water gooit, springt hij er meteen uit. Doe je hem
in een pan met koud water dat je vervolgens verwarmt, dan blijft hij
zitten en gaat hij uiteindelijk dood door de hitte. Moraal van deze
metafoor: “Je moet op tijd veranderen en uit de pan springen, want
anders mis je de boot en betekent dat vaak het einde van je bedrijf.
Timing is daarbij essentieel”, aldus Beuker, volgens wie negen
van de tien bedrijven doorgaans te lang wachten voordat zij gaan
veranderen.
De presentatie van Hans Bos, National Technology Offi cer bij Microsoft,
sloot daarop naadloos aan. “If the times changes, so must the company’.
Alles verandert, de samenleving, de technologie, de verhoudin-
gen tussen bedrijven en klanten. Ondernemingen, organisaties
en instellingen kunnen dan ook niet achter blijven, maar zullen
mee moeten veranderen. Want anders gaan anderen dat voor hen
doen.” Automatiseringsprocessen die in de afgelopen jaren zijn
geïmplementeerd geven volgens hem inzicht in nieuwe mogelijke
werkwijzen in de nabije toekomst, waarbij de factor techniek niet
langer als bottleneck fungeert. “Wij hebben toegang tot technologie,
data en dus tot kennis. Maak er gebruik van”, aldus Bos, die een
pleidooi hield voor co-creatie: “Meer kennis delen met klanten,
businesspartners en, zoals bij de VNAB, met de leden om vaker samen
nieuwe producten, diensten en/of beleid te ontwikkelen.”
Felix Tenniglo, managing partner bij InShared, liet aan de hand van
zijn eigen ervaringen bij de internetverzekeraar zien waartoe een
geheel nieuwe aanpak van het verzekeringsproces in de particulie-
re markt kan leiden. De verzekeraar met slechts 15 FTE’s in dienst
maakt een prachtige groei door en heeft een zeer laag kostenper-
centage doordat zoveel als mogelijk is geautomatiseerd. “Zowel het
CO-ASSURANTIEMARKT MOET SNEL VERANDERENDE WERELD OP DE VOET VOLGEN
De spelers op de grootzakelijke verzekeringsmarkt zijn zich er terdege van bewust dat de snel veranderende wereld en technologische ontwikkelingen impact zullen hebben op de manier van werken in hun sector. Dat kwam overduidelijk naar voren tijdens het Event, dat de VNAB vorig jaar oktober organiseerde in De Beurs van Berlage in Amsterdam met als titel ‘De wereld staat op z’n kop! En onze markt?’ Driekwart tot 80% van de aanwezigen gaf aan het eens te zijn met de stelling dat ‘(groot)zakelijke verzekeringsproducten over vijf jaar rechtstreeks door de klant via internet te verkrijgen zijn’. Opmerkelijk gegeven: bij aanvang van de bijeenkomst was dat nog ongeveer de helft.
De hoofdrolspelers van het VNAB Event bijeen rond enkele traditionele beursbanken die zich nog in de Beurs van Berlage bevinden: v.l.n.r. dagvoorzitter Tom van ‘t Hek, Michel Schaft, Felix Tenniglo, Hans Bos en Igor Beuker.
acceptatie- als het schadeproces zijn volledig geautomatiseerd.
Daar komen nagenoeg geen mensenhanden meer aan te pas”, al-
dus Tenniglo, die en passant aankondigde niet uit te sluiten dat
InShared zich in de nabije toekomst met dezelfde aanpak zich ook
op de zakelijke markt gaat begeven. “Vanuit de klant denken, vol-
ledige transparantie en de techniek als facilitor zien en gebruiken,
zijn voorwaarden voor succes. In onze aanpak vormt de smartphone/
iPad de standaard. Het aantal polissen dat hiermee wordt afgeslo-
ten neemt maandelijks met 1,5 à 2% toe.” Zijn boodschap aan de
zaal: “Wees alert, blijf niet stilzitten, maar ga op tijd mee met de
veranderingen.”
Uit de antwoorden op de stellingen van de ruim 200 aanwezige
co-assurantieprofessionals bleek niet alleen dat de meesten zich
bewust zijn van de mogelijke komst van internetaanbieders en an-
dere nieuwkomers op de grootzakelijke verzekeringsmarkt, maar
verwacht een (ruime) meerderheid daarnaast dat de klant in de
toekomst altijd toegang heeft tot e-ABS. Verder was men vrijwel
unaniem van mening dat de (groot)zakelijke verzekeringsmarkt
niet optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die de heden-
daagse technologie biedt. Een opvallende uitkomst was verder dat
ongeveer twee van de drie aanwezigen een terugkeer van een fysie-
ke ontmoetingsplaats náást e-ABS noodzakelijk acht.