Post on 21-Jul-2019
ÎÔÔ3
Z>*A« v.¿¡»O rbji eW I ß< Dfiï7/niA-ïvs
**i 0ro^^v¿ i -ctp ' fccber 1385 — - ’ a°t¿¡nr.Q 5 - / 7
£?ckteú«n dUZfi K«jt
Inhoudsopgave.
1. inleiding.
2. Bemonsterings- en analyseprogramma.
3. Toelichting op de presentatie.
4. Resultaten van het onderzoek.4.1 Waterhuishouding.4.2 Waterkwaliteit
4.2.1 Chlor ide4.2.2 Temperatuur '4.2.3 Zuurgraad4.2.4 Zwevende stof4.2.5 Zuurstof4.2.6 Stikstof4.2.7 Fosfor4.2.8 Opgelost silicium4.2.9 Organisch gebonden koolstof4.2.10 Chlorofyl4.2.11 Fluoride4.2.12 Sulfaat4.2.13 Metalen4.2.14 Fenol4.2.15 Organische microverontreinigingen
- PAK's- PCB’s- pesticiden en heptachloorepoxide-Oí - 1 ß -f (Jf-HCH, QCB, HCB en hexachloorbutadieën- E0C1
4.2.16 Thermotolerante bacteriën van de coligroep4.2.17 Radioactiviteit
5. Beschouwing omtrent de representativiteit van enkele routinepunten voor de waterkwaliteit.
6 . Samenvatting, conclusies en aanbevelingén.
Geraadpleegde bronnen.
Bijlagen. Overzicht van berekeningen uitgevoerd ten behoeve van het g radiëntonder zoek Westerschelde.I. Correctie op de verdunning met zeewater.II. Zuurstofhuishouding.III. Stikstofhuishouding.IV. Sedimentatie, adsorptie en desorptie.V. Verdeling van organische microverontreinigingen over
water en zwevende stof.
INLEIDING
Begin jaren'60 is gestart met het routinematige waterkwaliteitsonderzoek in de Westerschelde. Dit onderzoek betreft enkel bemonsteringen aan het wateroppervlak rond de laagwaterkentering op een tiental punten op het traject Schaar van Ouden Doei (Belgisch-Nederlandse grens)- Vlissingen. Inzicht ín de waterkwaliteit over de verticaal ontbreekt hiermee, terwijl adsorptie-, desorptie- en sedimentatieprocessen van stikstof, fosfor en metalen deels onbekend terrein zijn. Ook over het gedrag van organische microverontreinigingen is weinig bekend, daar deze enkel bij Schaar van Ouden Doei bepaald worden.Met het getijgemiddelde ééndimensionale advectie-dispersiemodel VEDWAM (o.a. lit.20) zijn in het verleden berekeningen uitgevoerd teneinde de gevolgen van lozingen op de waterkwaliteit van de Wester- schelde te bepalen. De deels onbekendheid inzake processen heeft het echter niet mogelijk gemaakt betrouwbare berekeningsresultaten te verkrijgen.Het voorliggende gradiëntonderzoek in de Westerschelde is er op gericht meer inzicht te verkrijgen in horizontale en verticale gradiënten, verspreiding van stoffen en omstandigheden waarin adsorptie, desorptie en sedimentatie plaatsvinden. Teneinde de resultaten van het onderzoek optimaal te kunnen gebruiken voor het getijgemiddelde model VEDWAM zijn bemonsteringen rond halftij na hoog water uitgevoerd.In de voorliggende nota wordt in hoofdstuk 2 het bemonsterings- en analyseprogramma behandeld. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de manier waarop de resultaten van het onderzoek zijn gepresenteerd. Deze resultaten komen in hoofdstuk 4 aan de orde.In hoofdstuk 5 wordt een beschouwing omtrent de representativiteit van de routine bemonsteringapunten gegeven. Tenslotte geeft hoofdstuk 6 de conclusies van het hoofdstuk weer.
-2-
2. BEMONSTERINGS- EN ANALYSEPROGRAMMA
Het onderzoek is uitgevoerd rond halftij na hoog water, waarbij een speling van maximaal één uur voor tot één uur na halftij ais toelaatbaar werd geacht. De bemonsteringen zijn uitgevoerd met het m.s. "Dr. L.F. Kamps". Er is begonnen in Vlissingen, waar in volgorde van nummering de in tabel 2.1. gegeven lokaties zijn bemonsterd.De lokaties zijn zoveel mogelijk in de hoofdstroomgeul gekozen.In fig. 2.1 zijn de bemonsterde lokaties in kaart gebracht.Per lokatie zijn drie verschillende diepten bemonsterd, te weten 0,5 m onder het wateroppervlak, halverwege de waterkolom en 1 m boven de bodem. Met de in tabel-2.1 opgegeven waterdiepten kan per lokatie afgeleid worden op welke diepten (in m) de monsters genomen zijn.In totaal zijn drie onderzoekstochten gevaren bij verschillende Schelde-afvoeren, nameiijk van 8 t/m 10 februari (hoge afvoer), van 19 t/m 21 april (ongeveer gemiddelde afvoer) en van 27 t/m 29 september (lage afvoer).Een overzicht van de geanalyseerde parameters wordt ‘in tabel 2.2 gegeven.
TOELICHTING OP DE PRESENTATIE
In de hierna volgende paragrafen worden per parameter de resultaten van het onderzoek besproken. De analyse- en/of berekeningsresultaten van het onderzoek zijn per bemonsteringstocht grafisch gepresenteerd. In een aantal gevallen is gekozen voor een presentatie in tabelvorm. Bij de grafische presentatie zijn op de horizontale as de bemonsterde punten aangegeven (lengte-as grafieken) en op de verticale as de parameter grootheid, In verband met de geografische interpretatie zijn de afstanden tussen de stations allen op dezelfde schaal weergegeven en ligt het punt vlissingen het meest links en het punt Schaar van Ouden Doei het meest rechts in de figuur (werkelijke afstand 72 km).In enkele gevallen zijn met afkortingen punten aangegeven: "Vlis." (Vlissingen); "Tern." (Pas van Terneuzen; "Ha." (Hansweert); "Zu". (Zuidergat); "La." (Lamswaarde); "Ba." (Bath); "grens" (Schaar van Ouden Doei). De overige punten kunnen met behulp van tabel 2.1 afgelezen worden.Het rapport gaat voornamelijk in op processen, zoals verdunning met zeewater, afbraak, sedimentatie en adsorptie/desorptie. Een beschrijving van de hiervoor uitgevoerde berekeningen wordt gegeven in de bijlagen I t/m V.In het rapport wordt regelmatig (in tabelvorm) ingegaan op de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties. Hiermee wordt de concentratie van een parameter in de zoet water fractie van de Wester- schelde op een bepaalde plaats bedoeld.
-4-
4. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
4.1 Waterhuishouding
De Schelde vormt de grootste toevoer van zoet water naar de Wester-schelde, gevolgd door het Kanaal van Gent naar Terneuzen.Uit lit.1 kunnen de Schelde-afvoeren worden afgeleid, terwijl doorRijkswaterstaat-Directie Zeeland de afvoeren van het Kanaal Gent-Ter- neuzen zijn opgegeven, in tabel 4.1 zijn de afvoeren gegeven op de dagen waarop het gradiëntonderzoek is uitgevoerd. De afvoeren van de Schelde zijn omgerekend van Schelle (B) naar de Belgisch-Nederlandse grens (toename gemiddeld 12%).Ten opzichte van de Schelde en het kanaal Gent-Terneuzen kunnen deoverige afvoeren van zoet water naar de Westerschelde verwaarloosdworden (lit.2).Vanaf de grens tot aan de monding bij vlissingen is de verblijftijd van het water in de westerschelde 6-8 weken (lit.3,22). Dit betekent dat de mate waarin zoet water in de Waterschelde aanwezig is, bepaald wordt door de. afvoer van max. 6-8 weken daarvoor. Ter oriëntatie zijn in tabel 4.2 afvoergegevens van oktober 1982 t/m september 1983 opgenomen. De afvoer van het kanaal Gent-Terneuzen heeft in deze periode gevarieerd tussen 10 en 30 m V s .
4.2 Waterkwaliteit
4.2.1 Chloride (fig.4.1 t/m 4.6).
In de waargenomen chlorideconcentraties wordt de grootte van de Schel- de-afvoeren weerspiegeld. Bij hoge afvoeren zijn de chlorideconcentraties laag en bij lage afvoeren hoog (fig.4.1 t/m 4.3) .Gemiddeld over de verticaal bedragen de chlorideconcentraties bij Vlissingen en Schaar van Ouden Doei bij het onderzoek in februari 1983 resp. 15.670 en 1.100 mg/1, in april 1983 resp. 16.030 en 2.730 mg/1 en in september 1983 resp. 17.700 en 8.910 mg/1. (Zie voor de bijbehorende Schelde-afvoeren tabel 4.1).In vrijwel de gehele Westerschelde komen over de verticaal eveneens chloridegradiënten voor, met bij de bodem de hoogste concentraties, hetgeen duidt op een grotere instroming van zeewater langs de bodem van de westerschelde dan aan het oppervlak. De concentratieverschillen over de verticaal bedragen ca. 700-1.500 mg/1. Ter hoogte van de grens met België zijn deze verschillen echter aanzienlijk afgenomen.
-5-
Onduidelijk is de oorzaak van de stijgende chloridegradiënt op het traject Lamswaarde-Overloop van Valkenisse in februari en september. Mogelijk is er een invloed van circulatiestromen of de komberging van het nabijgelegen Land van Saeftinghe.Uitgaande van een chlorideconcentratie op zee van 16.500 mg/1 en in het zoete Scheldéwater van 100 mg/1 zijn in de figuren 4.4 t/m 4.6 de berekende fracties zoet water gepresenteerd. Bij een hoge Schelde- afvoer (februari) neemt de zoet water fractie bij Schaar van Ouden Doei toe tot ca. 95%, bij een lage afvoer (september) slechts tot ca. 50%. Bij Vlissingen zijn deze percentages resp. ca. 20% en ca. 5%.
4.2.2 Temperatuur (fig.4.7).
In de temperatuurniveaus worden duidelijk de perioden van het jaar herkend (fig.4.7). In april en september is er een gering dalende temperatuur sgradiënt in zeewaartse richting. Het zeewater is dan kouder dan het water van de Schelde.In februari is er een enigszins stijgende gradiënt richting zee.Het Scheldewater is dan kouder dan het zeewater.Temperatuursverschillen over de verticaal zijn tijdens de metingen vrijwel niet waargenomen. Enkel tijdens het onderzoek in april zijn tussen het water aan het oppervlak en bij de bodem op enkele plaatsen verschillen in temperatuur gemeten. Maximaal bedroeg dit verschil ca. 2,5*C bij Terneuzen.
4.2.3 Zuurgraad (fig.4.8 t/m 4.10).
De zuurgraad (pH) vertoont een duidelijke stijging in zeewaartse richting. De pH ligt rond 7,5 s.e. ter hoogte van Schaar van Ouden Doei en rond 8,1 s.e. ter hoogte van vlissingen. Een invloed van eutrofië- ringsverschijnselen op de pH is niet waargenomen; de chlorofylconcen- traties (par.4.2 .10) zijn vrij laag.De pH in vooral het westelijk deel van de Westerschelde is in september ca. 0,2 s.e. hoger dan bij de overige onderzoekstochten. Oorzaak is de in september wat hogere pH vari het zeewater (lit.6 ).Over de verticaal komen weinig pH-verschillen voor met uitzondering van de lage pH bij de bodem (7,3-7,8 ) in de omgeving van Terneuzen tijdens de meting in april. Een duidelijke oorzaak is echter niet aan te geven.
-6-
4.2.4 Zwevende stof (fig.4.11 t/m 4.13, tabel 4.3).
De zwevende stofconcentraties liggen in de Westerschelde op een hoog niveau, wat voornamelijk het gevolg is van de hoge turbulentie.De afvoer, tijdens de metingen in februari, van 320 n ß / s (langjarig gemiddelde ca. 115 m3/s, lit.1), heeft een aanmerkelijke toename van de zwevende stofconcentratie ter hoogte van Schaar van Ouden Doei veroorzaakt. Door sedimentatie ten gevolge van afnemende turbulentie nemen in westelijke richting de concentraties af.Bij de lagere Schelde-afvoeren in april en september zijn ook de zwevende stofconcentraties ter hoogte van Schaar van Ouden Doei aanzienlijk gedaald ten opzichte van het onderzoek in februari (van ± 300 naar 120 mg/1 aan het oppervlak). In het algemeen is dan ook een enigszins stijgende gradiënt in zeewaartse richting ontstaan hetgeen op een stroomopwaarts transport van zwevende stof vanaf zee wijst.Deze stijging is voornamelijk het gevolg van de invloed van de verhoogde stofconcentraties voor de Belgische kust (lit.8 ,9 ,10).Met behulp van de chlorideconcentraties (par.4.2.1) kan afgeleid wor-
I
den dat ter hoogte van Schaar van Ouden Doei de zwevende stof in februari en april voor 90% uit rivierslib bestaat en in september voor ca. 50% (lage Schelde-afvoer). Ter hoogte van vlissingen bedragen deze percentages resp. 15% en 5%. Volgens lit. 13 is 75% van het in de Westerschelde gesedimenteerde materiaal afkomstig vanaf zee. Hiermee is het mogelijk -op basis van de sedimentatie van zwevende stof afkomstig van de Schelde- de sedimentatie van zwevende stof vanaf zee te berekenen (tabel 4.3; zie ook.bijlage IV).Er blijkt dat bij hoge Schelde-afvoeren grotere hoeveelheden zwevende stof sedimenteren dan bij lage afvoeren. De berekende sedimentatie varieert sterk, waarbij enkel de resultaten van 27-29 september 1983 overeenkomen met de berekeningen van het Waterloopkundig Laboratorium (lit.13). De verklaring hiervoor is dat het onderzoek van het Waterloopkundig Laboratorium ook in dezelfde periode van het jaar (september 1979) is uitgevoerd.Uit de gradiënten in de figuren kan afgeleid worden dat bij een lage afvoer ca. 50% van de door de Schelde aangevoerde zwevende stof sedi- menteert op het traject Schaar van Ouden Doel-Lamswaarde. Bij een hoge Schelde-afvoer neemt dat percentage toe tot bijna 90%.
-7-
Bij de bodem worden de hoogste zwevende stofconcentraties waargenomen. Grote verschillen tussen concentraties aan het oppervlak en bij de bodem komen voor op het traject Bath-Hansweert en ter hoogte van Vlissingen. Bij vlissingen doet zich weer de invloed van de verhoogde zwevende stofconcentraties in het kustwater gelden, dat met name langs de bodem de westerschelde binnenkomt (zie ook par.4.2.1). De oorzaak van de hoge zwevende stofconcentraties bij de bodem op het traject Bath-Hansweert in april en september zou kunnen worden gezocht in lokale turbulenties (lit.7).De gloeirest van de zwevende stof varieert bij alle tochten tussen 80 en 100%, hetgeen wijst op een hoge anorganische fractie (zand) in de zwevende stof. Seizoensinvloeden (bijvoorbeeld algen) , verticale en horizontale gradiënten in het percentage gloeirest worden vrijwel niet onderscheiden. Presentatie van de analyseresultaten is daarom achterwege gelaten.
4.2.5 Zuurstof (fig.4.14 t/m 4.16, tabel 4.4).
Door de vrij hoge belasting met zuurstofbindende stoffen worden ter hoogte van Schaar van Ouden Doei lage zuurstofconcentraties gemeten.De zuurstofbindende stoffen bestaan voornamelijk uit gereduceerde stikstofverbindingen die de in het water aanwezige zuurstof gebruiken voor nitrificatie. De BODs-concentraties hebben een geringer aandeel i n d e zuurstofvraag (lit.2 ,5,6 ).Door afname van de concentraties aan de zuurstofbindende stoffen, reaeratie van het water en de indringing van zuurstofrijker zeewater nemen in westelijke richting de zuurstofconcentraties snel toe, om vanaf ongeveer 2uidergat-Hansweert op eenzelfde niveau te blijven.In het algemeen worden vooral'in het oostelijk deel van de Westerschelde bij de bodem hogere zuurstofconcentraties waargenomen dan aan het oppervlak, omdat ten gevolge van het dichtheidsverschil meer zeewater voorkomt bij de bodem. Opmerkelijk is de afwezigheid van zuur- stofconcentratieverschillen bij Schaar van Ouden Doei, wat verklaard kan worden uit de geringere chlorideverschillen over de verticaal.Uit de gemeten zuurstof- en zoutconcentraties en de temperaturen zijn de zuurstofverzadigingspercentages berekend. De resultaten van deze voor enkele bemonsterde punten uitgevoerde berekeningen zijn in tabel4.4 opgenomen, met tussen haakjes de voor de invloed van zout water
gecorrigeerde percentages (zie ook bijlage I).
-8-
Het verschil van het werkelijke en gecorrigeerde zuurstofverzadigings- percentage geeft aan in welke mate het zeewater heeft bijgedragen aan de verbetering van de zuurstofsituatie. uit tabel 4.4 kan opgemaakt worden dat gaande in oostelijke richting de zuurstofverzadigingsper- centages (en dus ook de concentraties) steeds positiever beïnvloed worden door het zoute water. Tijdens de tocht van april is in het westelijk deel van de Westerschelde een oververzadiging waargenomen, terwijl doorgaans (lit.6 ) het verzadigingspercentage niet hoger is dan 100%. De oorzaak van de2e oververzadiging is echter niet duidelijk, mede omdat de chlorofylconcentraties (par.4.2.10) op een laag niveau liggen.Uit de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde horizontale zuur- stofgradiënt is met behulp van lit.11 de BOD5 afbraakcoëfficiënt berekend op 0,1-0,3/dag. De berekening is in bijlage II opgenomen.
4.2.6 Stikstof (fig.4.17 t/m 4.25, tabel 4.5 t/m 4.7).
Kjeldahl-stikstof (Kjd-N) is gedefinieerd ais de san van opgelost en particulair gebonden gereduceerd stikstof en NH4-N: Kjd-N = Kjd-N0pg + Kjd-Npart + NH4-N. De terra Kjd-N - NH4-N (tabel 4.6) geeft hiermee de som van opgelost en particulair gebonden gereduceerd N aan.Bij alle tochten is een in zeewaartse richting dalende gradiënt van Kjd-N aanwezig (fig.4.17 t/m 4.19). Op enkele lokaties zijn door de monsters te filtreren, de concentraties Kjd-N0pg en Kjd-Npart bepaald, waardoor meer inzicht wordt verkregen in de bindingsvormen van de gereduceerde stikstofverbindingen in de Westerschelde. Tabel 4.5 geeft hiervan een overzicht. In het algemeen zijn de concentraties Kjd-Npart en Kjd-Nopg het hoogst in februari en het laagst in september, wat ook naar voren komt uit fig.4.17 t/m 4.19. Verder is de fractie Kjd-Npart in het algemeen iets hoger dan die van Kjd-N0pg.Met een gehalte van 4-7 mg part.N/g zwevende stof kan, met behulp van de berekende sedimentatie van de zwevende stof (par.4.2 .4), de sedimentatie van part.N in de Westerschelde afkomstig van de Schelde berekend worden o p <0,01 kg/s in september tot ca. 0,3 kg/s in februari.Op een zelfde wijze kan berekend worden dat de sedimentatie van part.N afkomstig uit zee aanmerkelijk groter is, namelijk ca. 0,02 kg/s in september tot ca. 0,9 kg/s in februari.
-9-
Aannemende dat de stikstofparameters in de zout water fractie in de Westerschelde een conservatief gedrag vertonen, zijn met de voor zout water gecorrigeerde stikstofparameters (tabel 4.6} en verblijftijden (lit.22) van processnelheden en -constantes berekend. De resultaten van deze berekeningen zijn opgenomen in tabel 4.7 (zie ook bijlage I en III).De ammonifikatiesnelheden en -constanten zijn voor februari vervangen door geschatte waarden, omdat de door de hoge Schelde-afvoer veroorzaakte hoge Kjd-N-concentraties onwaarschijnlijke berekeningsresulta- ten opleveren. De in september waargenomen verhoogde Kjd-N en NH4-N concentraties bij Terneuzen (wat vooral tot uiting komt in de gecorrigeerde concentraties; tabel 4.6) duiden op de invloed van een lozing. Voor de berekening zijn deze waarden vervangen door concentraties, geschat voor de situatie zonder lozing.Uit tabel 4.7 kan afgeleid worden dat in het algemeen de processnelheden en -constanten toenemen van februari tot september, ais gevolg van de toename van de watertenperatuur. De gradiënten van de diverse stikstofparameters worden echter voor een groot deel bepaald door de verdunning met zeewater (NH4~N>25%, NO3~N>80%). De oorzaak van de hoge gecorrigeerde concentraties bij Vlissingen is niet geheel duidelijk. Mogelijk speelt hierbij de zeer grote verdunning met zeewater een rol, hetgeen grotere onnauwkeurigheden in de berekeningen (bijlage 1) introduceert .Opvallend is dat de nitrificatie en denitrificatie in september langzamer verloopt dan bij de overige tochten, hoewel de betreffende constanten in september duidelijk groter zijn. De oorzaak is dat de nitrificatie- en denitrificatiesnelheden dermate hoog zijn dat de nitrificatie en denitrificatie bovenstroams van Schaar van Ouden Doei vrijwel volledig zijn verlopen, waardoor op de Westerschelde vrijwel geen NH4-N en NO3-N meer resteert an genitrificeerd resp. gedenitrifi- ceerd te worden. Dit verklaart ook de ten opzichte van februari en april lage NH4-N en NO3-N concentraties en de gradiënt die vrijwel volledig wordt bepaald door de verdunning met zeewater (fig.4.22,4.24; tabel 4.6). De berekende nitrificatiesnelheden en -constantes komen redelijk overeen met lit.5.In tabel 4.7 is een onderscheid gemaakt tussen het oostelijk (Schaar van Ouden Doel-Lamswaarde) en westelijk deel (Lamswaarde-Pas van Terneuzen) van de Westerschelde. Er blijkt dat zowel nitrificatie ais denitrif icatie in het oostelijk deel sneller verlopen dan in het westelijk deel. Voor februari is het onderscheid minder duidelijk, omdatdoor de lage watertemperatuur deze processen dan vrijwel niet verlornen.
-10-
4.2.7 Fosfor (fig.4.26 t/m 4.31, tabel 4.8, 4.9)t
De concentraties 0-PO4-P (fig.4.29 t/m 4.31) en het verschil van t-P04-p en 0-PO4-P (fig.4.26 t/m 4.28) dalen in zeewaartse richting. Het verschil van t-PC>4-P en 0-PO4-P omvat particulair gebonden P (part.P) en opgeloste vormen van P anders van 0-PO4-P (opg.P). Op enkele lokaties is naast t-P04~P en 0-PO4-P ook t-P04_P na filtratie bepaald, waardoor meer inzicht verkregen wordt in de bindingsvormen van fosfor. Tabel 4.8 geeft hiervan een overzicht, waarbij part.P = t-P04~P - t—PO4—P na filtratie en opg.P = t-P04~P na filtratie - 0-PO4-P.Er blijkt dat de fractie part.P in het algemeen groter is dan van opg.P. Beide fracties komen bij de bodem in hogere concentraties voor dan aan het oppervlak.De gehalten fosfor gebonden aan de zwevende stof variëren bij Schaar van Ouden Doei van ca. 5,4 mg P/g zwevende stof in februari tot ca.3,6 mg P/g in september. Bij vlissingen zijn deze gehalten resp. 1,1 en 0,6 rag P/g.Uit de berekende sedimentatie van de zwevende stof (par.4.2.4) kan een opgave van de sedimentatie van fosfor gegeven worden. De sedimentatie van fosfor uit de Schelde varieert van 0,01 kg/s in septembertot ca. 0,4 kg/s in februari. De sedimentatie vanuit zee is lager, namelijk <"0,01 kg/s in september tot ca. 0,3 kg/s in februari.De concentraties opg.+ part.P liggen bij alle tochten op hetzelfde niveau. Ten opzichte van de andere tochten zijn de 0-PO4-P concentratieshet laagst in april.De dalende gradiënt van 0-PO4-P is vrijwel volledig veroorzaakt door de verdunning met zeewater. De voor deze verdunning gecorrigeerde 0-PO4-P concentraties (tabel 4.9) geven een gering stijgende concen- tratiegradiënt aan. Deze stijging is vooral duidelijk ten westen van Hansweert, hetgeen op de invloed van fosfaatlozingen in dit gebied (kanaalzone, Terneuzen, Sloegebied, Walcheren, Zuid-Beveland) duidt.De gecorrigeerde concentraties t-P04~P vertonen in het oostelijk deel een sterk dalende gradiënt (sedimentatie). De oorzaak van de hoge gecorrigeerde 0-PO4-P en t-P04~P concentraties bij de bodem bij Vlissingen is niet geheel duidelijk. Mogelijk speelt hierbij de zeef grote verdunning met zeewater een rol. Een invloed van algenaktiviteit op de fosforconcentraties is niet waarneembaar.
-11-
4.2.8 Opgelost silicium (fig.4.32 t/m 4.34, tabel 4.10).
De concentraties opgelost silicium dalen in zeewaartse richting. In het algemeen zijn de concentraties aan het oppervlak een fractie hoger dan bij de bodem.De concentraties zijn ín februari het hoogst en in september het laagst. In tabel 4.10 zijn de concentraties opgelost silicium gecorrigeerd voor de verdunning met zeewater aangegeven. De gecorrigeerde concentraties geven ín april en september een gering dalende gradiënt aan, hetgeen wijst op een opname door algen. In april wijst de stijgende gradiënt echter op een netto produktie van silicium (vrijkomen uit algen).De concentratiegradiënt in april is vrijwel volledig bepaald door de verdunning met zeewater. In februari speelt de verdunning voor ca 80% een rol en in september voor ca 60%. Ten opzichte van februari is het concentratieniveau van chlorofyl ongeveer verdubbeld in april en september (par.4.2.10). Opgelost silicium verdwijnt niet volledig omdat de omstandigheden (met name licht) niet ideaal zijn. Op zee bijvoorbeeld (lit.9) zijn de variaties in opgelost silicium groter vanwege het verbeterde lichtklimaat.
4.2.9 Organisch gebonden koolstof (fig.4.35 t/m 4.40, tabel 4.11).
Particulair gebonden organisch koolstof (POC, bepaald ais het verschil van totaal organisch gebonden koolstof -TOC- en opgelost organisch koolstof -DOC) vertoont vrijwel geen horizontale of verticale concentratiegradiënt in de Westerschelde. Het concentratieniveau varieert rond de 2 mg/1 (fig.4.35 t/m 4.37).Ter hoogte van Vlissingen dalen de gehalten organisch gebonden koolstof gehecht aan de zwevende stof van 50 mg C/g zwevende stof in februari tot ca. 15 mg C/g in september. Bij Schaar van Ouden Doei is dit gehalte ca. 35 mg C/g in februari en ca. 50 mg C/g in april en september. Met behulp van de in par.4.2.4 berekende sedimentatie van de zwevende' stof kan een schatting gemaakt worden van de sedimentatie van POC. De sedimentatie van POC afkomstig uit de Schelde varieert van 0,01 kg/s in september tot 2,8 kg/s in februari, terwijl het POC afkomstig uit zee varieert van 0,1 kg/s in september dat 12,0 kg/s in februari.
-12-
DOC geeft een in de richting van Vlissingen dalende concentratiegra- diënt te zien. Deze is het grootst in februari het kleinst in september. De DOC concentraties zijn het hoogst in februari en het laagst in september. Gecorrigeerd voor de verdunning met zeewater komt datzelfde beeld naar voren (tabel 4.11).De dalende DOC gradiënten worden vrijwel volledig veroorzaakt door de verdunning met zeewater. De gecorrigeerde DOC concentraties geven vrijwel geen gradiënt te zien. Dit wijst erop dat de opname van DOC door algen vrijwel niet plaatsvindt. De oorzaak van de extreme gecorrigeerde DOC concentraties bij Vlissingen is niet geheel duidelijk. Mogelijk speelt hierin, evanals bij de andere nutriënten, de zeer grote verdunning met zeewater een rol.
4.2.10 Chlorofyl (fig.4.41 t/m 4.43).
De waargenomen chlorofylconcentraties zijn laag in de Westerschelde.De waargenomen maximale concentratie (tocht april) bedraagt 19,5 pg/1 bij Vlissingen. Op grond van de grote hoeveelheden voedingsstoffen zou de algenactiviteit (waarvoor de chlorofylconcentratie een maat is) groter verwacht worden.Het ontbreken van algenbloeien kan twee oorzaken hebben. Enerzijds de hoge zwevende stof concentraties in de Westerschelde, waardoor onvoldoende licht doordringt, en anderzijds de zoutgradiënt.Door afsterving van zoet water algen in het brakker wordende water en omdat in brak water slechts een beperkt aantal soorten algen tot ontwikkeling kan komen (lit.14) wordt in het oostelijk deel van de Westerschelde (ongeveer ter hoogte van Lamswaarde) een minimum in de chlorofylconcentratie waargenomen. In westelijke richting stijgt dan de chlorofylconcentratie weer ais gevolg van het grotere aantal soorten algen dat in het zouter wordende milieu tot ontwikkeling kan komen.De combinatie van beide factoren (lichtklimaat en zoutgradiënt) is waarschijnlijk de oorzaak van het ontbreken van duidelijke chlorofyl- gradiënten. Enkel in april is een minimum chlorofylconcentratie waarneembaar in de omgeving van Lamswaarde gevolgd door een stijgende gradiënt in zeewaartse richting.
-13-
4.2.11 Fluoride (fig.4.44 t/m 4.46, tabel 4.12).
De fluorideconcentraties geven wisselende gradiënten te zien. In februari en april stijgen de concentraties in zeewaartse richting, terwijl in september een dalende gradiënt aanwezig is. Op grond van de van nature in zeewater hogere fluorideconcentraties zou in alle gevallen een stijgende gradiënt verwacht worden. De Schelde, het Kanaal Gent-Terneuzen en directe lozingen vanuit de Sloehaven vormen echter een dermate grote fluoridebelasting dat deze gradiënt zich kan wijzigen (lit.2,15).Fluoride is een conservatieve stof. De voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties zouden zeewaarts gaande, bij afwezigheid van lozingen, gelijk moeten blijven. Dit wordt niet geconstateerd (tabel 4.12) hetgeen ook wijst op wisselende fluoride belastingspatro- nen. Zo zou de toegenomen fluorideconcentratie in februari en april ter hoogte van Terneuzen (gecorrigeerd, tabel 4.12) veroorzaakt kunnen zijn door het Kanaal Gent-Terneuzen. In september is deze toename afwezig vanwege het zeer lage kanaaldebiet (zie ook lit.16). De concen- tratiestijging op het trajekt Schaar van Ouden Doel-Bath kan verklaard worden uit de menging van lozingen vanuit het Antwerpse havengebied.
4.2.12 Sulfaat (fig.4.47 t/m 4.49).
Sulfaat is een stof die voornamelijk in zout water voorkomt. Dit verklaart dan ook de zeewaartse stijgende gradiënten die zijn waargenomen. In februari is deze gradiënt het grootst en in september het kleinst, wat verklaard wordt uit de verschillende Schelde-afvoeren. Sulfaat gedraagt zich, evenals chloride en fluoride, conservatief. Omdat de sulfaatbelasting (lozingen, kanalen) van de Westerschelde laag is, vertoont de gradiënt een vloeiend verloop. De voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties leveren een vrijwel constante waarde op.
4.2.13 Metalen (fig.4.50 t/m 4.70, tabel 4.13).
Metalen zijn enkel in de monsters van de tocht in februari geanalyseerd. Dit houdt in dat de resultaten van dit onderzoek gelden voor een hoge Schelde-afvoer.
-14-
De particulair gebonden metalen (fig.4.50, 4.53, 4.56, 4.59, 4.62, 4.65, 4.68) hebben een dalende gradiënt in zeewaartse richting. De grootste daling vindt plaats op het traject Schaar van Ouden Doei- Bath. Bij nikkel, chroom en lood is er ongeveer vanaf Terneuzen een gering stijgende gradiënt aanwezig. Gemiddeld over de verticaal komen de metalen bij Schaar van Ouden Doei voor meer dan 95% aan de zwevende stof gebonden voor. Zink (90%) en nikkel (50%) vormen hierop een uitzondering. Door sedimentatie, desorptie en verdunning met zwevende stof afkomstig van zee worden bij Vlissingen lagere bindingspercenta- ges waargenomen: cadmium 25%, nikkel 40%, koper en zink 60%, kwik 80%, chroom en lood meer dan 90% (zie ook bijlage IV).In tabel 4.13 zijn de metaalgehalten van de zwevende stof op enkele plaatsen in de Westerschelde gegeven. Tussen haakjes staan de gehalten in de rivierfractie van de zwevende stof gegeven. Met deze gegevens en de berekende slibtransporten (par.4.2.4) zijn sedimentatie en desorptie van metalen gebonden aan het rivierslib berekend. Aanname hierbij ís dat de zwevende stof afkomstig van zee geen adsorptie of desorptie ondergaat. Het netto effect is voor alle metalen een desorptie (cadmium meer dan 90%, koper ca. 75%, zink ca. 60%, overigen minder dan 50%) uit de zwevende stof afkomstig van de Schelde. Procentueel gezien se- dimenteert particulair cadmium afkomstig van de Schelde weinig (minder dan 10%). Koper en zink sedimenteren voor 20-35% en de overige metalen voor meer dan 50%. De sedimentatie vanuit zee is voor alle metalen aanmerkelijk groter.De opgeloste concentraties geven voor nikkel een duidelijke daling zeewaarts te zien. Bij afwezigheid van adsorptie of desorptie zouden de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde opgeloste concentraties constant moeten zijn. Het voornamelijk ten westen van Hansweert voorkomende dalende concentratieverloop (tabel 4.13) geeft hiermee een adsorptie van nikkel aan, terwijl de metaalgehalten ín de rivierfractie van de zwevende stof (waarmee de vrachtberekeningen in tabel 4.13 zijn uitgevoerd) juist op een desorptie duiden. Een verklaring voor deze tegenstrijdigheid ontbreekt.Ten westen van Terneuzen zijn de opgeloste concentraties van kwik, lood en chroom door verdunning tot onder de detektiegrens gedaald, waardoor correcties voor de verdunning niet betrouwbaar meer zijn.Voor cadmium, chroom, koper (en in mindere mate voor zink en kwik) is uit de gecorrigeerde opgeloste concentraties in tabel 4.13 ten westen van Hansweert eveneens een desorptie af te leiden.
-15-
De totaalconcentraties van de metalen (fig.4.52, 4.55, 4.58, 4.6]4.64, 4.67, 4.70) volgen ongeveer het patroon van de particulair gebonden concentraties. In verticale richting is eveneens een gradiënt aanwezig. Bij de bodem kunnen de totaalconcentraties aanzienlijk hoger zijn dan aan het oppervlak. Dit geldt eveneens voor de opgeloste concentraties.Vergeleken met lit.13 verschillen de berekeningsresultaten sterk. Voornaamste oorzaak is het verhoogde zwevende stof transport bij het voorliggende onderzoek (ongeveer het 22-voudige van lit.13). Daarnaast hebben de verschillende onderzoeksperioden (september 1979 en februari 1983) met de tussentijds verminderde belasting door de Schelde (lit.6 ) invloed gehad.
4.2.14 Fenol (fig. 4.71 t/m 4.73, tabel 4.14).
Onder fenol vallen alle stoffen die bestaan uit één benzeenkern en eventueel aanhangende groepen met tenminste één hydroxylgroep.Fenol heeft in april en september een in zeewaartse richting dalende concentratiegradiënt. In februari echter wordt vanaf Terneuzen een stijging in de gradiënt waargenomen (fig.4.70). Deze stijging kan verklaard worden uit de toen sterk toegenomen belasting van het Kanaal Gent-Terneuzen (lit.6.16). In september is de dalende gradiënt vrijwel volledig veroorzaakt door de verdunning met zeewater. In februari en april is dit slechts 60-70%.Fenol komt vrijwel enkel in opgeloste vorm voor. In tabel 4.14 zijn de concentraties gecorrigeerd voor de verdunning met zeewater gegeven. In eerste instantie (traject Schaar van Ouden Doel-Zuidergat) dalen ook de gecorrigeerde concentraties in westelijke richting, wat op afbraak van fenol duidt. Opvallend is dat bij een toename van de watertemperatuur de afbraaksnelheid daalt: 0,16 pg/l.d in februari, 0,12 pg/1 in april en 0,01 pg/l.d in september. Juist het tegengestelde effect zou verwacht worden, namelijk een toename van de afbraaksnelheid. Een verklaring is dat door reeds verlopen afbraakprocessen bovenstrooms van de Westerschelde nog onvoldoende fenol resteert om nog goed door micro-organismen te kunnen worden afgebroken. De berekende afbraakcon-stanten (1e-orde proces, zie hiervoor ais voorbeeld bijlagen II en III) duiden erop dat bij een voldoende fenolaanbod de afbraak zou zijn toegenomen: k= 0,034/d in februari en 0,044/d in april. Voor september kan echter geen constante berekend worden vanwege de afwezigheid van een duidelijke gradiënt in de gecorrigeerde concentraties.
-16-
Op het traject Hansweert-Vlissingen doet zich in februari en april de invloed van lozingen via de afvalwaterleiding bij Waarde en het Kanaal Gent-Terneuzen gelden. Uit het hierdoor ontstane grillige concentra- tieverloop (gecorrigeerd voor zeewater) zijn uitspraken over afbraak van fenol in het zoutere deel van de Westerschelde niet goed mogelijk.
4.2.15 Organische microverontreinigingen (tabel 4.15 t/m 4.19).
Op de monsters van de tocht in februari zijn analyses van enkele organische microverontreinigingen uitgevoerd. Het betreft de parameters: benzo(b)fluorantheen )
Polycyclische )aromatische ) Tabel 4.'15koolwaterstoffen(PAK's)
benzo(k)fluorantheen benzo(a)pyreen fluorantheen indeno(1,2,3,c,d)pyreen benzo(g,h, i )peryleenPCB's(XUPAC nummers 28, 52, 101, 138, 153 en 180)pp-DDTop-DDTpp-DDD organochloor pesticidenpp-DDEheptachlooraldrindieldrinendrin
-endosulfan heptachloorepoxidec<-» ^-hexachloorcyclohexaan (HCH)Hexachloorbenzeen(HCB), pentachloorbenzeen(QCB) Hexachloorbu tadi eënExtraheerbaar organisch chloor in petroleumether extract (EOC1)
)
Tabel 4.16
Tabel 4.17
) Tabel 4.18
Tabel 4.19
Alle analyses zijn uitgevoerd op de ongefiltreerde monsters (totaal-\
concentraties).In het algemeen kan een dalende concentratiegradiënt op het traject Schaar van Ouden Doel-Overloop van Valkenisse worden waargenomen. Na een piekconcentratie ter hoogte van Lamswaarde vindt wederom een da
lende concentratiegradiënt in westwaartse richting plaats. Ten westen van Hansweert liggen de concentraties veelal beneden de detektiegrens
-17-
(PAK's 10 pg/1; EOC1 0,5 pg/1; overigen 1 pg/1). Uitzondering op dit patroon vormen pp-DDT, op-DDT, pp-DDE, heptachloor, heptachloorepoxi- de, aldrin, endrin,o/-endosulfan,/.1-HCH, HCB en hexachloorbutadieën die in de gehele Westerschelde in concentraties van maximaal de detek- tiegrens zijn waargenomen.k-, ^-HCH en HCB zijn onderhevig aan meer concentratiepieken. De piekwaarden in het bovengeschetste concentra- tieverloop komen duidelijker naar voren uit de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties. Onduidelijk is of de oorzaak van de concentratiepieken moet worden gezocht in een -discontinue- lozing (bovenstroansgrens, afvalwaterpersleiding Waarde) of natuurlijke omstandigheden (transport vanuit bodem). Zo wijkt de zwevende stof concentratie ter hoogte van Lamswaarde niet af van die van de omringende punten. Ook het routinematige waterkwaliteitsonderzoek (lit.6 ,21) geeft hierin geen uitsluitsel.Met behulp van lit.17, 18, 19 (zie ook bijlage V) zijn de gehalten aan PAK's, PCB’s, dieldrin, pp-DDD en QCB in de zwevende stof berekend. Uitgaande van een constant gehalte in de marinefractie van de zwevende stof (schattingen op basis van dit onderzoek: 0,25 mg PAK/kg zw.st.;0,01 mg PCB/kg zw.st.; 0,8 pg dieldrin/kg zw.st.; 0,7 pg QCB/kg zw.st.) zijn vervolgens op basis van de verdeling rivierwater/zeewater (zie bijlage IV) de gehalten in de rivierfractie van de zwevende stof berekend. De berekeningsresultaten zijn opgenomen in de tabellen 4.15 t/m 4.17.Afgeleid kan worden dat PCB's voor meer dan 95% aan de zwevende stof gebonden voorkomen. Het bindingspercentage van PAR's bedraagt 50-80%, pp-DDD en dieldrin ca. 50% en QCB 25-40%. </- en .J'-HCH, welke ook duidelijk aantoonbaar zijn in de Westerschelde, worden voor minder dan 1% gebonden, EOC1 is samengesteld uit verschillende componenten, die afzonderlijk niet bekend zijn, waardoor het niet mogelijk is de verdeling over water en zwevende stof te berekenen. ín de rivierfracties van de zwevende stof vertonen de gehalten van de nader onderzochte organische microverontreinigingen geen duidelijke gradiënten, waardoor adsorptie of desorptie niet aantoonbaar is. Met de slibtransporten (par.4.2.4) kan berekend worden dat het particulair gebonden materiaal ■ vrijwel volledig sedimenteert in de Westerschelde; slechts ca. 5%wordt naar zee getransporteerd. Dit betekent dat van de totaal vracht PCB's die via de Schelde wordt aangevoerd meer dan 90% in de Westerschelde achterblijft, terwijl stoffen ais><- en ^-HCH voor meer dan 99% naar zee worden getransporteerd.
-IB-
4.2. 16 Thermotolerante bacteriën van de coligroep (fig.4.74 t/m 4.76, tabel 4.20, 4.21).
'De thermotolerante bacteriën van de coligroep (ook wel E-coli genoemd) zijn een indicatie voor de aanwezigheid van ziekteverwekkende organismen, veelal veroorzaakt door faecale verontreiniging.Uit de figuren 4.73 t/m 4.75 kan een dalende gradiënt in zeewaartse richting opgemaakt worden. Bij de tocht in februari wordt deze gradiënt verstoord met een piek ter hoogte van Hansweert, wat een gevolg zou kunnen zijn van de enkele kilometers stroomopwaarts gelegen afvalwaterpersleiding Waarde. In april zijn verhoogde concentraties aanwezig bij Hansweert en de Pas van Terneuzen. Mogelijk hebben bij Terneuzen de verhoogde afvoer (april 1983 was zeer nat) van het Kanaal Gent- Terneuzen en/of de afvalwaterleiding Terneuzen een rol gespeeld. Gecorrigeerd voor de verdunning met zeewater (tabel 4.20) komen deze verhoogde waarden duidelijker naar voren.Met het stijgen van de watertemperatuur neemt de afsterving van E-coli toe. Hierdoor zijn in februari de hoogste waarden gevonden en in september de laagste. De afwezigheid van een piekwaarde bij Hansweert kan tevens verklaard worden uit de in mei 1983 opgestarte RWZI Bath, waardoor de lozing bij Waarde gezuiverd plaatsvindt.De afstervingssnelheid en -coëfficiënt kan enkel bepaald worden in het oostelijk deel van de Westerschelde (traject Schaar van Ouden Doel- Zuidergat) en het uiterst westelijk deel (Pas van Terneuzen-Vlissin- gen) omdat omvangrijke E-coli lozingen de gradiënten daar niet verstoren. Aangezien E-coli langer leven in een slibrijke omgeving en het punt Schaar van Ouden Doei in februari wordt gekenmerkt door hoge zwevende stof concentraties zou dit een vertekening van de afbraaksnelheid en -coëfficiënt veroorzaken. Daarom is een dergelijke berekening voor het oostelijk deel van de Westerschelde in februari achterwege gelaten. Tabel 4.21 geeft een overzicht van de berekeningsresultaten. Er blijkt dat met de toename van de watertemperatuur de afstervingssnelheid en -coëfficiënt toenemen. Op het trajekt Pas van Terneuzen-Vlissingen zijn de afstervingssnelheid en -coëfficiënt groter dan op het trajekt Schaar van Ouden Doel-vlissingen. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in het zoutere water en/of zuurstofrijkere omstandigheden in het westelijk deel van de Westerschelde.
-19-
4.2.17 Radioactiviteit (fig.4.77, 4.78).
In de vorm van de totale«*-activiteit en d e /^-Testactiviteit zijn de monsters van de tocht in februari onderzocht op radioactieve stoffen. Deƒ3-Testactiviteit berust op de bepaling van de^-activiteit van in het water aanwezige zouten. Bij de/^-restactiviteit is de activiteit van 40g, dat in zout water rijkelijk aanwezig is, niet meegenomen. De ß - activiteit van tritium is hierdoor eveneens niet in de/i-restacti- V iteit meegenomen.De totale o(- enƒ5-Testactiviteit vertonen op het traject Schaar van Ouden Doel-Lamswaarde een sterk dalende gradiënt. Verder in westelijke richting liggen de acitiviteiten op ongeveer eenzelfde niveau. Opvallend zijn de hogere activiteiten bij de bodem dan aan het oppervlak. Via lozingen en de invloed van de Schelde zouden juist hogere concentraties aan het oppervlak verwacht worden (zoet water is lichter dan zout water). Er blijkt echter een duidelijk verband met de zwevende stof aanwezig te zijn (r= 0,94, voor de totaleo(-activiteit en r= 0,97 voor de^-Testactiviteit). Dit betekent dat de gradiënten van de totale«^- en^-restactiviteit vrijwel volledig door de zwevende stof transporteren verklaard kunnen worden. Een correctie voor de verdunning met zeewater is cm deze reden achterwege gelaten.
-20-
5. BESCHOUWING OMTRENT DE RESPRESENTATIVITEIT VAN ENKELE ROUTINEPUNTENVOOR DE WATERKWALITEIT
Voor het routinematig waterkwaliteitsonderzoek van de Rijkswateren worden ongeveer maandelijks (Schaar van Ouden Doei eens per 2 weken) op ca. 0,5 m onder het wateroppervlak monsters genomen en op een groot aantal parameters onderzocht (zie lit.6 ). De in dit gradiëntonderzoek onderzochte punten Vlissingen, Hansweert, Zuidergat, Lamswaarde, Bath en Schaar van Ouden Doei komen overeen met enkele van deze routinepun- ten.In tabel 5.1 is een overzicht gegeven van de resultaten van het gradiëntonder zoek in de vorm van oppervlaktegemiddelden en gemiddelden over de verticaal (beiden van de drie tochten) op de bovengenoemde lokaties. Enkel die parameters zijn gepresenteerd die op alle drie de tochten zijn geanalyseerd in alle monsters uit de verticaal. Tevens is per punt opgegeven in hoeverre het oppervlaktegemiddelde afwijkt van het gemiddelde over de verticaal.Uit tabel 5.1 kan afgeleid worden dat opgeloste parameters die meer in het bovenste zoete water voorkomen (onder meer nutriënten) via het routinematig onderzoek een hogere concentratie te zien geven dan gemiddeld over de verticaal voorkomt. Omgekeerd betekent dit dat opgeloste parameters die voornamelijk in zeewater voorkomen (Cl- , S O ^ - ) met het routinematig onderzoek lager worden weergegeven omdat deze meer in het onderste zoute water voorkomen. Ook parameters die (mede) bepaald worden door de zwevende stof worden met het routinematig onderzoek te laag weegegeven omdat de zwevende stof concentraties in het algemeen in de richting van de bodem toenemen.De procentuele verschillen over de verticaal blijken voor de opgeloste stoffen kleiner te zijn dan de stoffen die (mede) bepaald worden door de zwevende stof. Voor wat betreft de opgeloste stoffen zijn de grootste verschillen waargenomen te Vlissingen {NH4-N, 6% y 0-PO4-P,8%; opg.Si, 14%), Bath (Cl- , -19%; O 2, -17%) en Hansweert (NH4- N , 6%; DOC, -13%) . De grootste verschillen in de (mede) van de zwevende stof afhankelijke parameters zijn gevonden bij vlissingen, Lamswaarde en Bath (tabel 5.1).Een uitbreiding van het routinematig onderzoek met enkele verticaal- bemonsteringen (bijvoorbeeld Schaar van Ouden Doei en Vlissingen) zou kunnen worden overwogen. Vooral voor vrachtberekeningen zou dit voordeel kunnen hebben.
-21-
Wanneer echter het routinematig onderzoek meer opgevat wordt ais een methode om trends in de tijd en horizontale gradiënten te bepalen, kan volstaan blijven met het huidige routinematig onderzoek. Deze monsters hebben immers betrekking op het bovenste deel van de waterkolom, waarin de grootste fractie zoet (en meest verontreinigd) water voorkomt.In dit kader kan. ook een in 1982 uitgevoerd dwarsraaionderzoek (lit.8 ) genoemd worden. De bovengenoemde aanbevelingen komen ook in dat onderzoek naar voren, waarbij uit een meer gedetailleerde beschouwing van de resultaten blijkt dat voor de onderzochte parameters geen eenduidige bemonsteringspositie in de dwarsdoorsnede gegeven kan worden ais zijnde de lokatie voor het vastleggen van de gemiddelde waterkwaliteit .
-22-
6 . SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Het gradiëntonderzoek Westerschelde is in 1983 in drie bemonsterings- tochten uitgevoerd, te weten 8 t/m 10 februari, 19 t/m 21 april en 27 t/m 29 september, met grote variaties in de Schelde-afvoer (320 ra3/s in februari tot 45 m3/s in september).De bemonsteringen zijn steeds uitgevoerd rond halftij na hoog water (met een spreiding van ± 1 uur). De resultaten van dit onderzoek zijn toepasbaar op de berekeningsresultaten van het 1-dimensionale getijge- middelde model VEDWAM van de adviesdienst vlissingen.Het gradiëntonderzoek heeft zich voornamelijk gericht op een beschrijving van processen, waarvan de berekeningsmethoden beschreven staan in de bijlage I t/m V. De conclusies die uit dit onderzoek getrokken kunnen worden, zijn:
- Onder invloed van de Schelde-afvoeren ontstaan wisselende chloride- gradiënten. De horizontale gradiënt is het grootst in februari (gemiddeld over de verticaal 15.670 mg Cl“/1 bij Vlissingen en 1.100 mg Cl“/1 bij Schaar van Ouden Doei en het kleinst in september (gemiddeld over de verticaal 17.700 mg Cl~/1 bij Vlissingen en 8.910 mg cr*/l bij Schaar van Ouden Doei) .Vanaf Schaar van Ouden Doei, waar een verticale chloridegradiënt vrijwel ontbreekt, nemen in de westelijke richting de chloridever- schillen over de verticaal toe tot 700-1.500 mg/1 (Terneuzen-vlis- singen) ais gevolg van dichtheidsverschillen en onvolledige menging.
- De hoge afvoer van de Schelde in februari heeft een aanmerkelijke toename van de zwevende stof concentratie bij Schaar van Ouden Doei tot gevolg (ca. 300 mg/1). Door sedimentatie daalt de concentratie snel tot een niveau van ca. 100 mg/1 aan het oppervlak. ín april en september ontbreken dergelijke pieken en duiden de in westelijke richting stijgende gradiënten op een stroomopwaarts transport van zwevende stof.Bij de bodem bereiken de zwevende stof concentraties een veelvoud van de concentraties aan het oppervlak.Uit berekeningen blijkt dat de zwevende stof transporten het grootst zijn in februari (98,6 kg/s, waarvan 88,7 kg/s rivierslib is) en het laagst in september (4,9 kg/s, waarvan 2,5 kg/s rivierslib is). Van het rivierslib sedimenteert bij de tocht in februari 84,3 kg/s en in september 2,2 kg/s.
-23-
- Het zuurstofpercentage is te Schaar van Ouden Doei het laagst en varieert van ca. 50% in februari tot ca. 35% in september. Bij afwezigheid van de verdunning met zuurstofrijker zeewater zou dit percentage lager zijn: te Schaar van Ouden Doei ca. 48% in februari en ca. 6% in september.Tot ongeveer Hansweert/Zuidergat nemen de zuurstofconcentraties snel toe tot boven de 80%. Verder westwaarts is er vrijwel geen toename meer. Ais gevolg van de verticale zoutgradiënt is de zuurstofconcen- tratie bij de bodem in het algemeen hoger (max. 1 mg/1 in de omgeving van Hansweert) dan aan het oppervlak.De BOD5 afbraakcoëfficiënt varieert van 0,1-0,3/dag.
- De stikstofparameters vertonen allen een dalende gradiënt in zee- waartse richting. Voor Kjd-N en NH4 variëren de concentraties van resp. 1-7 en 0,3-3,5 mg/1 in februari tot resp. 0,5-1 en 0,2-0,4 mg/1 in september. De NO3-N concentraties variëren van 1,2-4,2 mg/1 in februari tot 0,5-3,5 mg/1 in september.De NH4-N gradiënten worden voor meer dan 25% bepaald door de verdunning met zeewater, de NO3-N gradiënten voor meer dan 80%. Het resterende deel wordt bepaald door processen ais nitrificatie, denitrifi- catie en sedimentatie.De nitrificatie en denitrificatie constanten zijn beiden berekend op resp. ca 0,010 en 0,003/dag in februari tot resp. 0,06-0,10 en 0,003/dag in september. In het algemeen nemen de nitrificatie- en denitrificatiesnelheden af in westelijke richting, voornamelijk ais gevolg van de verminderde concentraties van de betreffende stikstof- fracties.Met een gehalte van 4-7 mg part N/g zwevende stof kan de sedimentatie van stikstof afkomstig uit de Schelde geschat worden op 0,01 kg/s in september tot 0,3 kg/s in februari. Vanuit zee bedraagt de sedimentatie resp. 0,02 en 0,89 kg/s. Een opname van stikstof door algen is niet waarneembaar.
- De concentratie part + org p varieert van 0,1-1 ,7 mg/1 in februari tot 0,1-0,4 mg/1 in september. De concentratie 0-PO4-P varieert van 0,1-04 mg/1 in februari tot 0,1-0,55 mg/1 in september. Beide fos- forfracties vertonen een dalende concentratiegradiënt in zeewaartse richting, wat voor meer dan 75% veroorzaakt is door de verdunning met zeewater. De voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde con-
-24-
centraties 0-PO4-P duiden op de invloed van lozingen in het westelijk deel van de Hesterschelde.De sedimentatie van fosfor uit de Schelde varieert van C O ,01 kg/s in september tot 0,4 kg/s in februari. Vanuit zee is de sedimentatie lager: <0,01 kg/s in september tot 0,3 kg/s in februari. De fosfor- gehalten van de zwevende stof nemen af in westelijke richting (in februari en september te Schaar van Ouden Doei resp. 5-,4 en 3,6 mg p/g zwevende stof en te vlissingen resp. 1,1 en 0,6 mg P/g zwevende stof).
- De concentraties opg.si variëren van 1,2-5,5 mg/1 in februari tot 0,3-1,8 mg/1 in september met een dalende gradiënt in zeewaartse richting. In april wordt de gradiënt vrijwel volledig bepaald door de verdunning met zeewater, in februari voor ca. 80%, in september voor ca. 60%. De gradiënten van februari en september duiden op een opname van opg.Si door algen.
- De POC-concentraties liggen bij alle tochten rond de 2 mg/1, waarbij geen duidelijke gradiënten waarneembaar zijn. De DOC-concentraties zijn het hoogst in februari (2,5-10 mg/1) en het laagst in september (2,0-4,8 mg/1) met een dalende gradiënt in zeewaartse richting. De DOC-gradiënten worden vrijwel volledig bepaald door de verdunning met zeewater.In februari en september variëren de koolstofgehalten van de zwevende stof te Schaar van Ouden Doei resp. van 35 tot 50 mg C/g zwevende stof en te Vlissingen resp. van 50 tot 15 mg C/g zwevende stof. De sedimentatie van POC afkanstig van de Schelde varieert van 0,01 kg/s in september tot 2,8 kg/s in februari. Vanuit zee is dit resp. 0,1 kg/s en 12,0 kg/s.
- De maximale chlorofylconcentratie die is waargenomen bedraagt 19,5 pg/1 te Vlissingen (tocht april), hetgeen op een -ondanks de in ruime hoeveelheden aanwezige voedingsstoffen- geringe algenactiviteit wijst. Dit kan twee oorzaken hebben: beperking van de lichtindringing door de hoge zwevende stof concentraties en/of de zoutgradiënt.
- De fluorideconcentraties variëren van 1,1-1,6 mg/1 in februari tot 1 ,3- 2,0 mg/1 in september. ín februari en april is er in zeewaartse richting een stijgende gradiënt aanwezig, in september een dalende.
-25-
De variatie in de gradiënten wijst op wisselende en omvangrijke belast i ngsbronnen .
- De sulfaatconcentraties variëren van 250-2.300 mg/1 in februari tot1.500-2.400 mg/1 in september met een stijgende gradiënt in zeewaartse richting. Het gedrag is, evenals van fluoride, conservatief, waarbij een effect van lozingen echter ontbreekt.
- De totaalconcentraties van metalen (enkel geanalyseerd in februari) dalen in zeewaartse richting: Cd 0,2-5,8 pg/1; Hg 0,020,7 pg/1; Pb 3-60 pg/1; Cr 3-79 pg/1; Zn 20-315 pg/1; Cu 2-53 pg/1; Ni 3-30pg/1. Ais gevolg van de hogere zwevende concentraties komen de hoogste totaal concentraties voor bij de bodem.Van het particulair gebonden materiaal afkomstig van de Schelde de- sorbeert Cd meer dan 90%, Cu ca. 75%, Zn ca. 60%, de overigen minder dan 50%. Procentueel gezien sedimenteert part.Cd afkomstig van de Schelde weinig, ca. 10% (0,1 mg/s), part.Cu en Zn sedimenteren voor 20-35% (resp. 2,8 en 27,8 g/s) en de overige metalen voor meer dan 50% (Hg 0,1 g/s, Pb 9,5 g/s, Cr 19,0 g/s, Ni 2,9 g/s). De sedimentatie van metalen afkomstig van zee is ongeveer een factor 1,5-2 groter .
- De fenolconcentraties variëren van 2-7 pg/1 in februari tot 1-3 pg/1 Ín september. In het algemeen is er een in zeewaartse richting dalende gradiënt waarneembaar, die in februari vanaf Terneuzen overgaat in een stijging, ais gevolg van een hoge fenolbelasting door het Kanaal Gent-Terneuzen.De verdunning met zeewater is in februari en april voor 60-70% van invloed op de fenolgradiënt, in september voor meer dan 90%.In het oostelijk deel van de Westerschelde varieert de afbraaksnel- heid van 0,16 pg/1 .dag in februari tot < 0,01 pg/1 .dag in september. Voor februari en april zijn de afbraakconstanten berekend op 0,034 en 0,044/dag.
- Organische microverontreinigingen (enkel geanalyseerd in februari) komen in de volgende concentratieniveaus voor: PAk's 60-347 pg/1; PCB's <1-29 pg/1; pp-DDD <1-5 pg/1; dieldrin <1-2 pg/1; o(-HCH 1-4 Pg/1; 3^-HCH 6-20 pg/1; QCB <1r5 pg/1 en EOC1 <0,5-2,0 pg/1. In het algemeen is een westwaarts dalende concentratiegradiënt aanwezig, onderbroken door een niet verklaarbare piekwaarde ter hoogte van
-26-
Lamswaarde. De concentraties van de overige onderzochte stoffen liggen beneden de detektiegrens. Van de via de Schelde aangevoerde FCB's blijft meer dan 90% in de Hesterschelde achter, PAK's 50-80%, pp-DDD en dieldrin ca. 50%, QCB 25-40% en en ,^-HCH minder dan
.1%. Adsorptie en/of desorptie is niet aantoonbaar.
- De concentraties E-coli bacteriën variëren van 2-30 MPN/ml in februari tot 1-8 MPN/ml in september. In het algemeen is een zeewaarts dalende gradiënt aanwezig, die vooral in februari en april wordt onderbroken door enkele pieken (lozingen, Kanaal Gent-Terneuzen).Met het t o e n m e n van de watertemperatuur nemen de afstervingssnel- heid (0,13-2,39 MPN/ml.dag) en -coëfficiënt (0,020-0,206/dag) toe. Door het zoutere water en/of de zuurstofrijkere omstandigheden liggen de afstervingssnelheid en -coëfficiënt in het westelijk deel van' de Hesterschelde op een hoger niveau dan in het oostelijk deel.
- De totalen/- en^-restactiviteit (enkel geanalyseerd in februari) variëren resp. van 100-325 Bq/m3 en 200-500 Bq/m3 . Er is -vooral in het oostelijk deel van de Hesterschelde- een sterk dalende gradiënt. De totale'./- en .^-Testactiviteit staan in nauw verband met de zwevende stof concentraties (r= 0,94 resp. r a 0,97), waardoor de gradiënten vrijwel volledig uit de zwevende stof transporten verklaard kunnen worden.
- Opgeloste parameters die voornamelijk in zoet water voorkomen (zoals nutriënten) hebben in de Hesterschelde aan het oppervlak een hogere concentratie dan bij de bodem. De parameters die (mede) bepaald worden door de zwevende stof en de opgeloste parameters in zeewater (Cl- , SO42-) komen juist bij de bodem in hogere concentraties voor.
■ Omdat via het routinematig waterkwaliteitsonderzoek enkel oppervlak- temonsters genomen worden ontstaat een enigszins vertekend beeld van de gemiddelde waterkwaliteit over de verticaal. De maximaal gevonden afwijkingen aan het oppervlak ten opzichte van het verticaal gemiddelde zijn ais volgt: Vlissingen (NH4-N, 6%; O-P04-P, 8%: opg.si, 14%), Hansweert (NH4-N, 16%; DOC, -13%), Lamswaarde (zwevende stof, -66%), Bath (Cl- , -19%; 0 2 , -17%).Hanneer het routinematig onderzoek opgevat wordt ais een methode om trends in de tijd en horizontale gradiënten te bepalen, kan volstaan worden met het huidige routinematig onderzoek.
-27-
- Aanbevolen wordt een dergelijk intensief gradiënt onderzoek eens per 5 jaar gedurende 1 jaar (met een frequentie van ca. eens per 2 à 3 maanden) uit de voeren. Het programma zou eventueel gekoppeld kunnen worden aan het eens per 5 jaar intensiever plaatsvindende routinematig onderzoek van organische microverontreinigingen. Met een dergelijk programma kan meer inzicht verkregen worden in met name de variatie in de sedimentatie-, adsorptie- en desorptieprocessen van organische microverontreinigingen en metalen.
-28-
Geraadpleegde bronnen.
1. Ministerie van Openbare Werken, bestuur der waterwegen-Antwerpse Zeediensten. De debieten van het Scheldebekken in 1983. (AZ 84/03}.
2. Rijkswaterstaat-RIZA. De waterkwaliteit van de Westerschelde in de periode 1964-1981. Lelystad, 1982 (82-063).
3. Rijkswaterstaat-RlZA/DDMl. De invloed van lozingen vanuit het zoommeer op de Westerschelde. Lelystad, april 1984 (83-087).
4. Ministerie van Openbare Werken, bestuur der waterwegen-Antwerpse Zeediensten. De debieten van het Scheldebekken in 1982. (AZ 83/03).
5. Rijkswaterstaat-RIZA. Waterkwaliteitsaspecten van de Westerschel- de. Lelystad, oktober 1981 (81.049).
6 . Rijkswaterstaat-RIZA. Kwaliteitsonderzoek in de rijkswateren. Kwartaaloverzicht 1982. Lelystad, 1982, 1983.
7. Dienst der hydrografie van de Koninklijke Marine. Stroomatlas Wester schelde. Den Haag, 1976.
8 . Rijkswaterstaat-RIZA. Dwarsraaionderzoek Westerschelde 1982. Lelystad, april 1985 (85.06).
9. Rijkswaterstaat-RIZA. De waterkwaliteit van de Noordzee 1975-1982. Lelystad, oktober 1983 (83.084).
10. Rijkswaterstaat-directie Waterhuishouding en Waterbeweging. A preliminary investigation into the possibility of erosion in the area of Flämisch Banks. Den Haag, 1977 (FA 7702).
11. Koot, Prof.Ir. A.C.J. Behandeling van afvalwater. Delft, 1980.12. Rijkswaterstaat-adviesdienst Vlissingen. Beschouwingen omtrent de
chloridegehalten op de Westerschelde in de periode 1971-1980. Vlissingen, januari 1983 (WWKZ-83V286).
13. Waterloopkundig Laboratorium. Inventarisatie en geochemisch gedrag van zware metalen in de Westerschelde. Delft, december 1981. (Verslag onderzoek M1640/M1736).
14. De Pauw, Drs. N. Bijdrage tot de kennis van milieu en plankton in het Westerschelde estuarium. Rijksuniversiteit Gent, akademie - jaar 1974-195.
15. Rijkswaterstaat-RIZA. De fluoridebelasting van de Westerschelde. November 1979 (79.027).
16. Rijkswaterstaat-RIZA. Gradiëntonderzoek Kanaal Gent-Terneuzen. Lelystad, april 1985 (85-15).
-29-
17. Bruggeman, Drs. W.A. Bioaccumulation of polychlorobiphenyls and related hydrophobic chemicals in fish. Academisch proefschrift. Uitgave van Rijkswaterstaat-RIZA, Lelystad, 1983.
18. Karickhoff, S.W., Brown, D.S., Scott, T.A. Sorption of hydrophobic pollutants on natural sediments. Water Res.13, pag.241-247 (1979).
19. Wijayaratne, R.D., Means, J.C. Sorption of polycyclic aromatic hydrocarbons by natural estuarine colloids. Marine Environmental Res.11, pag.77-89 (1984).
20. Rijkswaterstaat-adviesdienst vlissingen. Berekeningen naar het effect van lozingen en speciestortingen in de westerschelde, november 1982 (WWKZ-82 V334).
21. Rijkswaterstaat-RIZA. Organische microverontreinigingen in de Zeeuwse wateren 1982-1983. Lelystad, oktober 1984 (84-102).
22. Rijkswaterstaat-adviesdienst Vlissingen. Beschrijving zoutmetingen in de Westerschelde, periode 1982-1983. Vlissingen, juli 1984 (WWKZ-84.V014).
Bijlagen. Overzicht van berekeningen uitgevoerd ten behoeve van het
Correctie op de verdunning met zeewater.
Teneinde de grootte van de invloed van de verdunning met zeewater op de voorkomende concentraties van stoffen te bepalen, zijn correcties voor deze verdunning toegepast. Deze correctie berust op het per bemonsterd punt herschrijven van de massabalans, met ais uitgangspunt dat de op alle punten bemonsterde watervolumina elk zijn opgebouwd uit een fractie zout en een fractie zoet water met elk hun eigen specifieke stofconcentraties. Uit de chlorideconcentraties kunnen de grootte van de fracties afgeleid worden.In formulevorm:
Fractie zout water = ÍLS—EÍO fractie zoet water = 1- SÍ2Í---
waarin Clx = chlorideconcentratie op plaats xCIq = chlorideconcentratie ter hoogte van Schaar van Ouden Doei Clz = chlorideconcentratie van het de Westerschelde ingaande
zeewater.
De massabalans van een volume water op plaats x is ais volgt opgebouwd.
waarin Cz = concentratie van een stóf in zeewaterCo = concentratie van een stof ter hoogte van Schaar van Ouden
DoeiCx = concentratie van een stof op plaats x.
gradiëntonderzoek Westerschelde.
C1Z-C10 C l 2 _ Cl0
C12- C 1 0Clx - Cl0 Cl* - Cl0
■) .Cq - Cx
-2-
Per bemonsterd punt kan de massabalans herschreven worden, waardoor Cq op de plaats x (Co tX berekend wordt. Deze berekende waarde geeft dan de concentratie aan van de stof in de fractie zoet water op de plaáts x:
__ „ ÍClj - Clo) .Cx - (Clx ~ Clo) «Cz Cl* - Clx
Het resultaat van deze exersitie op alle bemonsterde punten in de Westerschelde is een gradiënt alsof er geen zeewater indringing aanwezig is.Uit de aldus ontstane gradiënten kunnen snelheden van specifieke processen (fysisch/chemisch/biologisch) afgeleid worden.
-3-
II Zuurstofhuishouding.
Uit de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde horizontale zuur- stofgradiënt kunnen gegevens omtrent reaeratie en mineralisatie van biologisch afbreekbare stóffen berekend worden.
' * i
Het netto resultaat voor de zuurstofconcentratie van reaeratie en mineralisatie op het traject x = 0 tot x = x wordt gegeven door: dCQ2 _ C 02/X - C02'° waarin:dt tx-o
= netto snelheid van reaeratie en mineralisatie (mg02/l.d)dt
Cq2 r0 ~ zuurstofconcentratie op plaats 0 (mg/1 )Co2fx = zuurstofconcentratie op plaats x (mg/1 )tx_o = verblijftijd traject 0-x (dagen)
De netto snelheid van reaeratie en mineralisatie kan ook geschreven worden ais:
dC°2 = -kj.b + k2 (Cs-C)dt
Hierin geeft de term -kj.b de snelheid van het biochemisch zuurstofverbruik aan en de term k2 (Cs-C) de snelheid van reaeratie op een bepaalde plaats op het traject 0-x. Hierin is:k<| = afbraakcoëfficiënt biochemisch zuurstofverbruik (1/dag)b = BZV5 concentratie (mg/1)k2 9 reaeratiecoëfficiënt (1/dag) , wordt bepaald uit de formule
k2 = k2 1.e0,018(T-20)
k2 varieert van 0,45-0,7 T = temperatuur in *CC8 = zuurstofverzadigingsconcentratie (mg/1)C = zuurstofconcentratie (mg/1)
Tabel 2.1. Overzicht van de bemonsterde lokaties ten behoeve van het gradiëntonderzoek Westerschelde. ,
1. Vlissingen* (17,0 m)2. Pas van Terneuzen (16,1 m)3. Hoek van Baarland (24,0 m)4. Hansweert* (24,5 m)5. Drempel van Hansweert (9,8 m)6 . Zuidergat* (18,0 m)7. Bocht van Walsoorden (15,0 m)
8 . Lamswaarde* (13,0 m)9. Overloop van Valkenisse (17,0)
10. Westketel (15,2 m)11. Bath* (16,1 m)12. Pas van Rilland (16,1 m)13. Schaar van Ouden Doei*
(grens 17,5 m)
De met * aangeduide lokaties komen overeen met de bemonsteringspunten voor het routinematig waterkwaliteitsonderzoek. Tussen haakjes de gemiddelde waterdiepten in m tijdens de bemonstering.
Tabel 2.2. Overzicht van geanalyseerde parameters in de monsters van februari, april en september 1983.
8 t/m 10 febr. 19 t/m 21 april 27 t/m 29 sept.Cl~, O 2 t PH, temp. + + +zwevende stof + gloei-rest + + +nutriënten + + +DOC, TOC + + +chlorofyl + + +F“ , S042_ + + +E-coli, fenol + + +metalen (opg.+tot) +PAR'S, PCB’s +E0C1,hexachloorbutadieën +
f i - , ïT-hch, qcb, hcb +pesticiden +tot.o¿- en/^-Testactiviteit +
Tabel 4.1. Overzicht van gemiddelde afvoeren (m3/s) van de Schelde en het Kanaal Gent-Terneuzen tijdens de bemonsteringsdagen.
Schelde Kanaal Gent-Terneuzen8,9,10-2-1983 320 16,519,20,21-4-1983 142 16,627,28,29-9-1983 45 12,7
Tabel 4.2. Overzicht van maandgemiddelde Schelde-afvoeren op de Bel- gisch-Nederlandse grens, periode oktober 1982 - september 1983 (lit.1,4).
maand af voer (m^/s) maand afvoer(moktober 1982 111 april 1983 227november 1982 221 mei 1983 187december 1982 124 juni 1983 104januari 1983 174 juli 1983 64februari 1983 211 augustus 1983 45maart 1983 180 september 1983 52
III
-4-
Stikstofhuishouding.
Uit de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde horizontale stik- stofgradiënten kunnen gegevens omtrent ammonificatie, nitrificatie en denitrificatie berekend worden.De ammonificatiesnelheid op het traject x = 0 tot x = x wordt gegeven door :dCorg-N _ Corg-Nx - Cprg-Np waarin
dt fc0- x
^C9r.9, .N. = ammonif icatiesnelheid (mg N/l.d)dt
Corg-Nx = concentratie org.N op plaats x (mg/1)C0rg-No = concentratie org.N op plaats 0 (mg/1)tO-x = verblijftijd traject o-x (dagen)
De ammónificatiesnelheidconstante ka wordt bepaald uit de geïntegreerde formule
ka = In £°rg~Nxfc0-x Corg-N0
Het netto effect van ammonificatie en nitrificatie op het traject x = 0 tot x = x wordt gegeven door dC C - cnh4 -n . nh4-nx nh4-Nq waarin
dt to-x
dC— ^ A - = netto snelheid van ammonitificatie en nitrificatie
dt (mgN/l.d)Cnh4_n = concentratie NH4-N op plaats x (mg/1)
CNH4-Nq = concentrat:'-e n h 4-n °P plaats 0 (mg/1) fc0-x = verblijftijd traject 0-x (dagen)
-5-
Afzonderlijke gegevens omtrent nitrificatie kunnen worden verkregen met:
dCNH4~N = ^.Gorg-jj-kjj-CjjH^u
Hierin geeft de term ka .Corg_N de snelheid van ammonificatie aan en determ -k .C de snelheid van nitrificatie opN NH4-Nhet traject 0-x. Hierin is:ka = ammonificatiesnelheidsconstante (1/dag)Corg_N = concentratie org.N (mg/1)
k = nitrificatiesnelheidsconstante (1/dag)NC.,, „ = concentratie NH4-N (mg/1)NH^_NTenslotte kan het netto effect van nitrificatie en denitrificatie op het traject x = 0 tot x = x worden geschreven ais: dC = c - Cno3-n no3-nx no3-n0 waarin
dt tg - xdC N = netto snelheid van nitrificatie en denitrificatie (mgN/l.d)
dtCN0 N = concentratie N03-N op plaats x (mg/1)
>3 X
C' , = concentratie N03-N op plaats 0 (mg/1)NO. 3“No^0-x = verblijftijd op traject 0-x.
Afzonderlijke gegevens omtrent nitrificatie en denitrificatie worden verkregen met:
dC N°3_^ = k .C -k, .C waarindt N NH4-N D NOS“«k .C de snelheid van nitrificatie aangeeft en -k ,C „ de snelheid vanN NH4-N D NOS“» — ---- ■--denitrificatie op een bepaald plaats op het traject 0-x. Hierin is : k j = nitr if icatiesnelheidsconstante (1/dag)
C - concentratie NH4-N (mg/1)NH4-N Hk = denitrificatiesnelheidsconstante (1/dag)D
CN03-N = concenti:atie no3-N (mg/1)
-6-
IV Sedimentatie, adsorptie en desorptie.
Het netto transport van de zwevende stof bij Schaar van Ouden Doei is verkregen uit de gemeten zwevende stof concentratie vermenigvuldigd met de daggemiddelde Schelde-afvoer. Uit de chlorideconcentraties zijn fracties zout en zoet water bepaald, waarbij aangenomen is dat ook de zwevende stof volgens deze fracties verdeeld is. Met de zwevende stof fracties, die dan volgens berekening afkomstig zijn van de Schelde, zijn vervolgens de transporten rivierslib te Schaar van Ouden Doei en Vlissingen berekend. Het verschil van deze transporten is de hoeveelheid rivierslib die sedimenteert.Volgens lit.13 is 75% van het gesedimenteerde materiaal in de Westerschelde afkomstig van zee. Dit betekent dat de hoeveelheid zeeslib die sedimenteert het drievoudige is van de hoeveelheid rivierslib die sedimenteert.Uit de opgeloste en totaalconcentraties en de zwevende stof concentraties zijn van parameters ais metalen, stikstof, fosfor en koolstof de gehalten gebonden aan de zwevende stof berekend :
. ^ _ tot.eone.stof X - o p g .eone.stof Xgehalte stof X = ---------------------- — --------------eone.zwevende stof
(Voor organische microverontreinigingen, zie bijlage V) .
Uit de fracties zout en zoet water zijn vervolgens de gehalten in de rivierfractie (zoete fractie) van de zwevende stof berekend op basis van een massabalans:Fr . X r + Fz . X z = 1.X waarin:Fr = fractie rivierwaterXr = te berekenen gehalte stof X in de rivierfractie zwevende stofF2 = fractie zout waterX z = gehalte stof x in de zoute fractie van de zwevende stofX = gehalte stof X van de zwevende stof.
Met de berekende gehalten in de rivierfractie van de zwevende stof en de transporten van rivierslib zijn te Schaar van Ouden Doei en Vlissingen de transporten van diverse stoffen gebonden aan rivierslib berekend. De hoeveelheid die desorbeert wordt berekend uit:
Sr.Schaar ' (Xr .schaar ' Xr ,vlis> = a“ °rPtla- « « i »Sr Scjjaar = transPort rivierslib Schaar van Ouden Doei
Xr gQhaar = 9e^alte rivierslib Schaar van Ouden Doei
xr = gehalte rivierslib vlissingen
Indien X .. X dan is er sprake van adsorptie (negatievei f vi is it f bcnâârwaarde).De uiteindelijke sedimentatie wordt bepaald uit:S „ . . X „ , - S . . X desorptie = sedimentatie,r ,Schaar r ,Schaar r ,yiis r ,Ylis.
-8-
V Verdeling van organische microverontreinigingen over water en zwevendestof.
De verdeling van organische verbindingen over water en vaste deeltjes is afhankelijk van de fysisch-chemische eigenschappen van de betreffende stoffen, met name van de hydrofobiteit. Een hoge hyfrofobiteit komt tot uiting in een lage oplosbaarheid in water en een sterke binding aan vast deeltjes (vooral van organische oorsprong) en vetachtig materiaal (in organismen). In plaats van hydrofobiteit wordt vaak gesproken van lipofiliteit. Deze grootheid wordt meestal uitgedrukt ais de octanil-water partitiecoëfficiënt (Kq w) .De mate waarin organische microverontreinigingen in het oppervlaktewater verdeeld over water en zwevende stof voorkanen wordt bepaald door Kow en de fractie organisch koolstof van de zwevende stof.Volgens lit. 17 en 18 geldt:
logK0c ~ ^ i o g K o w — 0,21 (1)K rKoe =— tL (2 )OC
X — K p • ( 3 )M.X = Cz (4)Hierin is:K0c = verdelingscoëfficiënt organisch koolstof-water=
concentratie in org.C ^kg^ concentratie in water 1
Kow = verdelingscoëfficiënt octanol-water= concentratie in n-octanol ^kgj concentratie in water 1
Kp = verdelingscoëfficiënt zwevende stof-water= concentratie in zwevende stof ^kg^ concentratie in water 1
X = gehalte in de zwevende stof (kg/kg)= concentratie in water (kg/1)
M = concentratie van de zwevende stof (kg/1)Cz = concentratie gebonden aan de zwevende stof (kg/1)OC =.fractie organische koolstof van de zwevende stof, bepaald ais
t o c - DOC (kg/kg)zwevende stof
I
De vergelijkingen (1) t/m (4) resulteren uiteindelijk in 2 vergelijkingen met 2 onbekenden:Cz = M.Cw .Ko w .10-°'21. OC (5)c z + C w — Ct i®)Ct = concentratie organische microverontreinigingen zoals deze in het
laboratorium wordt bepaald.
De 10logKow varieert van ongeveer 2 tot 7. Bij l®logKow<4 komt een stof voornamelijk in opgeloste vorm voor (bijv.oj- en ^-HCH). Bij 10logKo w > 6 komt een stof voornamelijk gebonden aan de zwevende stof voor (bijv. PCB's).
< * « * • * , gg-y.
on
!•«» -C ) / / /1Z V vj_i ;••'//1 V |?.. ¥
fig.
2.1.
Over
zich
t be
mons
teri
ngsl
okat
ies
grad
iënt
onde
rzoe
k We
ster
sche
lde.
Voor
bete
keni
s van
de ci
jfer
s,
zie
tabe
l
chloride, mg/1, C t/n 10-2-1983 fig. 4,1.
iâOOC- 15000-
1 4000.
i 200ü -
i G3QQ■ 30GÛ-
6000 -
4000-
2QQO ■ 0 -
9At. AHAVLÎS
X oppervlak □ halve diepte o bodem
'.3000
i 6000
i ¿000
12000 10000 3000 ÛQQ0 ¿QQ0 2000
0
chloride, ntg/1, i9 t/tn 21-4-1983 fig. 4.2.
VL13 ZU LA BAHA
X opperviak a halve diepte o bodem
chloride, mg/1, 27 t/n 29-9-1983 fig. 4.3.
i aooo-
ifiOOO-
4000.
12000.
i 0000.
0000 .
COOO-
¿000 .
2000 -
o .
X oppervlak□ halve diepteo bcdem
VUS TEPN MA ZU LA BA OPENS
percentages zoet water, 9 t/m 10-2-1983 fig. 4.4.
90.
SO.
4Q-
20 -
0 •
MA v LATERNVL1S
X oppervlak a halve diepte o bodem
percentages zoet water, 19 t/a 21*4-1983 fig. 4.5.
1 0 0 .
80.
6 0 .
40-
20.
VL IS TERN BALA.
X oppervlak □ halve diepte O boden
percentages zoet water, 27 t/rt 29-9-1983 fig. 4.6. ,
8 0 .
60.
'0.
20-
<&-
BAVL IS TERN HA
X oppervlak Q halve diepteO b o d e r n
owatertemperatuur, C fig. 4.7.20-
i 2 •
0 .
27 t/m 29 sept.•=$=-
19 t/m 21 apr.
8 t/m 10 febr.
V U S 7U LA 3 AHA
X oppervlak □ halve diepte o bodem
pH, s.e., 8 t/m 10-2-1983
2-2
.6
? .0
h \
VLÎ5 TERN SA
fig. 4.8,
X oppervlak □ halve diepte o. bodem
pH, s.e., 19 t/m 21-4-1983
r-'i
'-0
2U L A 3 A
fig. 4.9.
X oppervlak □ halve diepte o bodem
pH, s.e,, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.îO.
3-2
r?
7-5
r -0VUS FERM
X oppervlak □ halve diepte O bodem
zwevende 3tof, mg/l, 8 t/m 10-2-1983¿30-¿20 ■ 3ec- 'JOO. 2 40- i ao- ; 20 + eo- o •
2U LA 3AVL1S
fig* 4.11.
X oppervlak a halve diepte O bodem
420 •
J60 -
30Q. 240-
130.
i 2 Q -
0 Q. 0 •
zwevende stcf, ng/1, 19 t/m 21-4-Î983 fig. 4.12.
X oppervlak □ halve diepte O bodem
VL î 5 TtSN \l\ 2U LA ÎREN3
zwevende stof, mg/L, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.13.
TE9Nvi i s GRENSHA
Tabel 4.3. Berekende transporten en sed intentât le van zwevende stof in de Hesterschelde (kg/a) .
8 t/a 10 19 t/m 21 27 t/m 29 febr.'83 april'93 sept.'63
Netto transport Schaar van Ouden Doei 98,6 16,2 4,9Transport rivierslib Schaar vanOuden Doei 68,7 14,6 2,5'Transport rivierslib Vlissingen 4,4 3,3 0,3Sedimentatie rivierslib Westerschelde 84,3 11,3 2,2Sedimentatie zeeslib Westerschelde 253 34 6,6''
X oppervlak ü halve diepte o bodem
opgelost zuurstof,, mg/1, 3 t/a 10-2*1983 fig- 4.14.
•=5,
BAVU IS LA
X oppervlak □ halve diepte o bodem
opgelost zuurstof, mg/1, 19 t/n 21-4-1983 fig. 4.IB.
VL \ 3 ZU LAHA
X oppervlak a halve diepte o bodem
opgelost zuurstof, mg/1, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.16.
X oppervlak.□ halve diepteO bodem
VLis res* HA ZU La 3a
h r]
g.
coLn œ oo^ nI VÖ \t> CO voN) 00 LO tuUi a> \C
Ul CO 00 LO£» 00 Ul —tto
oo œ o co ooo lo © cu uiUlo o» Ol
«O 00 O Ul UlUl
LU Ul C0O LO «O 0000 LO * LU
LULU00 Ul
tu ui oo00 Ul
00 LOtu to
H*LO 00 00 LO4 >U Ul £k. LU001LU N> LU O LU
LUtouiUl LÛ u> Ul Oi
W Œ) s)*u O LO 00 CO 00
LO 00to
aio\ ai oi
uiIO 01
0000 ai
ui
00 00 00Ul "jtu MIs)ai oo•u
LO00LO
U>Ul to
LO
Tabel 4.4.
Overzicht van
berekende zuurstofverzadigingspercentages.
Tussen haakjes
de verzadigings-
percentages gecorrigeerd
voor de
invloed van
zeewater.
y.jd-N, at}/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.17.7.
J. _
P=?
I [vu IS TERM
r ~ n — m — m — rHA 2U LA BA GRENS
X oppervlak G halve diepte O boden
Kj-tf, mg/1, 19 t/m 21-4-1983 fig. 4.18.
Q -
VL 15 TERN 7U LA 3AHA
X oppervlak □ halve diepte o bodem
Kj-N, mg/1, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.19.
X oppervlak□ halve diepteo bodem
VLÏ3 fERn HA 211 LA 3 A G RE NS
mg/I, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.20.
‘3.5
HO 2-520I -5i .a a .5 a .a
VL ïs LA 9AHA
X oppervlak Q halve diepte O bodem
4*0 3.5
3.0 a. 5
2-3
i • 5
i -3 0 .5 a .3
NH -H, mg/1, 19 t/o 21-4-L983 fig. 4.21.
ZU 9 AVL 13 LAHA
X oppervlak 0 halve diepte o bodem
4.3
■J.S
3.0
2.5
2.3 1 .5 1 .3 0 .5
0-3
NH -N, og/1, 27 t/m 29-9-1983
9 AVUS LA
fig, 4.22.
X oppervlaka halve diepteo bodem
NOj-N, mg/1, 9 t/n 10-2-1963 fig. 4.23.
4-54.2 3 • S
3-0
2-4 1 .3
i -2 Q -6 0 .0
GRENSTERN LA
oppervlak halve diepte bodem
NO -M, mg/1, 19 t/m 21-4-1983 fig. 4.24.
4 .34.2 3.S
3-0 2 ■ 4
i .a \ *2
0 - f i
0-0VL IS HA
X oppervlak □ halve diepte o bodem
NO^-N, mg/L, 27 t/m 29-9-1903
4.a4 .2 3-6
3-0
3 -41 -3 I - 2
0 .6 0 -0
2U GRENSHA LA
fig. 4.25.
X oppervlak□ halve diepteo bodem
Tabe
l 4.5. Ov
erzi
cht
van
conc
entr
atie
s pa
rtic
ulai
r en
opge
lost
Kj
d-N,
mg
-N/1
00oo
os(N
O oO)
CN GO T— CN
OO o omcocm
in co co io io
in r- o m ^ co vo
o
00
00 o o o o o
co <0 «3>Ulo&&c(US'•H0)0)•H>
■8XI
>Uloa&
cio>os
i8.O
'SioHUl«010CO
8.
>UlOaao
Ul10<0•Coco
Tabel
4.6. Ov
erzi
cht
van
enkele
stof
frac
ties
. Tu
ssen
ha
akje
s de
voor
de ve
rdun
ning
met
zeew
ater
ge
corr
igee
rde
frac
ties
.
—<T CO os CN %o 00 r- »— CN es CN POm r- O co CN CN CN CO ÍN CO* < te te te te te te te te te teZ co r* co PO co co P0 CO CO CO PO CO1 •«— te«»te«» te»» te te»»te— te— te— te- te—ro co ÍN . —- CN m 00 •N* m 1— ÍN CO tn m 1000 O m PO T— k£> tn o\ 00 'T co 00 P0 PO<Ti Z h h. te te te te te te te te te te te teo O t“ *- CN ÍN ÍN ÍN PO PO
Ul -k -»kO co GO 00 00 m iTi <T — OSn 10 CN N* co — CN «—B z ». * te te te te te te te te te te<u 1 o CO O o o o O o O O O OJJ te«* •te« te-" te«» te«» te-» te— te— te— te— te—Cu ffi r- os CN as T— ÍN (N ÍN V0 10 os 10 o o01 2 i— CN PO CO(0 < «> te te te te te te te te te te te teo o O o O O O O O O o O o o<N z — te. »— * «»te «-te «»te — — -S — te — te — te «tek1 m o (T CN 00 00 a\ ÍN tn CN 00B TT O Os tn Os co V0 r* 10\ hr* te % te te te te te te te te te te4J z O io o O O O O O O o O Ote— 'te»te»» te»»te»» te-»te— te— te— te— te—r- z o m PO O 00 o 00 <T C** Q Os 10 Os r—«N T3 ÍN N1 PO tn CN co co 10 CO tn 00 00*ro h. te te te te te te te te te te te te teu: O O o O O o o O o O O o o O
««.—teCO »»te«tek «tek «te »-te—te —te —te —te —te,os r- 10 T— r* CN 10 00 o co 1000 te os CN — T“ V0 o 10 r* o COz m te te te te te te te te te te
k m i— tn io vf> \o tn V0 m tn tn m■te ,k—* te»»te«* te»» te»» te«»te te— te- te— te—o co (N «— 10 CN V0 tn to in CO O t—PO Z N* CO P“ tn r*- V0 *— o i0 0> r* o ooo h. te te te te te te te te te te te te te(Tl •" CN CN co CO •N* ■N* m tn
—* 1(s «te.rH m CN 00 as CN CN co tn 10 PO•H N* 10 r- r* O O CN ÍN 10 00 10M Z % te te te te te te te te te te teCU 1 O O o o r— r— i— r—<0 ** **-— •—» ■W *W» te-» te.»-te— •M« te— te— •w»
O O 10 co o o> 00 V0 00 PO Os 1— Osw— 2 o co CO tn m 00 CO o 00 CN CNÍN te te te te « « te % te te te te te tec o o o O o o O o *“ *- »- CN (Nfcs\ #—*-U Z A m .»»te— k »-te »»te —te«»te »«te —te —te—te1 CN tn o o o 00 m tn o tn CN(Tl te r- o tn vo 00 10 os CO I1"35 teCN te te te te ». te te te te te
Z o o o o O O o O O1 te— «w» te«» •w* *«« ««» te— •te« te— te«z IO m r** m 00 m (0 (Ti 10 r* r- m■o oi CN m 'T i0 \Ù tn r* CO 10 r** o-n te te te te te % te te te te te te te teM o O O o O O O O O O O O O ■“
—teco «tek «*, «te.«•te —te«»te —te —te —te»»te<T PO r- o k£) T— CN CN PO 00 r- 10Ai CN te r- PO CO CN 10 ooZ *bo te te te te te te te te te te1 m *— m m tn m m tnro te te—* tej»te«» te«»te«» te— te— te— >—» te»te—O ro CN CO ÍN (T G\ m r* o inco Z IO CN IO CN O O co 00 00 CN n* N*00 te te te te te te te te te te te te te te
*- *“ CN CN PO co CO C0 CO co *t co«•* „tek
Os ÍN <T tJ* ÍN CN — r- 00 oM O PO Os m co T— r m 10 CN i0(0 Z * te te te te te te te te te te te3 1 CN r- — ÍN CN ÍN CN ÍN co CN CNUl ■<r te— te— te*» te-»te-» te««te- •w» te— te— te—X» 35 V— 00 N* f" CO tn CO O CN tn 10 o tna> 55 CN ÍN 00 LO ÍN T— r* in ÍN m o co CNMH te te te te te te te te te te te te te teo O o O »“ ■- CN CN CN ÍN C0 C0or— Z »«te—te «te»»»te »»te «“te —te »«te —te —te —te»«te1 00 os r— ÍN r* o 00 CN 10 as r—E TT KO <Ti CN ■N* m \o o m tn N* r- C0\ S « te te te te te te te te te te te-u z CN 00 O i— O o r— *—1 te— te** te»»te«» te«»te»» te«» te— te— te— te— te»*00 z CN CO 00 00 a\ tn 00 O r— CN POTJ r* CO 1— tn co co r- (T CO r* T- tn Os
•n te te te te te te te te te te te te tebd o o o O o o o O T” — ÍN CN
M M M ¿A jae<0 ta IT3 ta <a ta taH H rH rH H H rH> > > > > > >n B C Ul B Ui B Ui B ui B m B d ud) cu cu QJ cu <U a> o> ai ai ai ai a> 0» aiCu *g N CU a cu »a CX n j ex *5 T3 aCu o 3 CU O 9* Q CU 0 CX 0 a o 3 &o x i 0)g 0 -Ö 0 -û o xa 0 S i 0 SI O 0c Ul ai C<u 0) 4J 4J 03 taUs M ta U >C a» Us ta'M * a» Ul co Ulto > » Û1 5 (Oto (0 »O to »c ta rH•H CO c -i-t E 4J Æ ai»H ta ta 3 S ta ü 0> Cu z to i j CQ Ui Q
Tabel 4.7. Overzicht berekende snelheden en constanten van ammonificatie, nitrificatie en denitrificatie.
8 t/m 10 februari 1983 19 t/m 21 februari 1983 27 t/m 29 september 1983
ammonificatie (mgN/1.d)Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,005* 0,009 0,017Lamswaarde-Pas van Ter- 0,005* 0,006 0,007Neuzen
nitrificatie (mgN/l.d) Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,020 0,049 0,007Lanswaarde-Pas van Ter- 0,030 0,019 0,002neuzen
denitrificatie(mgN/l.d)Schaar v.O.D -Lamswaarde 0,022 0;049 ' 0,003Lamswaarde-Pas van Ter- 0,021 0,011 0,005neuzen
ammonificatie constante (1/d)Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,005* 0,010 0,024Lamswaarde-Pas van Terneu zen 0,005* 0,009 0,017
nitrificatie constante (1/d)Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,010 0,030 0,101Lamswaarde-Pas van Terneu zen 0,015 0,021 0,064
denitrificatie constante (1/d)Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,002 0,002 0,006Lamswaarde-Pas van Ter-neuzen 0,004 0,002 0,001
= geschatte waarde
pftrt. P, mg/l, S t/m tO-2-1983 fig. 4.26.2-0
I -2
0 .3
0 ■ ■*
0 -0VUS LA
X oppervlak Q halve diepte o bodem
part. P, mg/l, 19 t/m 21-4-1983 fig. 4.27.
i . 6
I .2
Û • i
0 . 4
0-0s— — r ? 7
VL1S LA
X oppervlak n halve diepte o boden
part. P, mg/l, 27 t/m 29-9-19832.0 fig. 4.28.
0. *
0.0
LAHA IVVL IS BA
X oppervlak-Q- halve diepte' ó bodem
Q -ft
o -5
Q .‘j
o . I
o-POvP, o g / l ^st/ml0-2-1983
2U LA
fig. 4.29«
X oppervlak □ halve diepte O boden
/
a - t
o - j
o-P04“P, mg/l, 19 t/m 21-4-19B3 fig. 4,30.
.2
0 - ;
a -avi i s HA 2U LA SA
X oppervlak O halve diepte O bodem
0 .ft o-P04-P, mg/l, 27 t/n 29-9-1933 fig. 4.31.
0.5
0 ■ *
0 .3
0.2
0 . i
0 .0
VUS 2UHA LA
X oppervlak a* halve diepte o bodem
Tabel
4.8. Overzicht
van
concentraties
particulair
gebonden
en opgelost
fosfor,
mgp/
l.
enCO<Tï 04*— • (N ro en n CN en V0SF O o o o O o Ou üj V te te te te te te 10> 0 O O o O O O O
4Jao(0Ole 04> •■U JJ CM (X> irt 00 1— m oUl O V— o o o .— en '4'r» <0 te te te te te te « teCN a o o O O o O o O
m00 cmm • en en «— *— T— co*— Ü> o o o o o o O oa te te * te te te terH 0 o o O o o o O o•HLi V V V0*<0CNs 01\ .4J o r- en Ul co m >x>Ul r— CN *— o CN m co(Ti <0 te te te te te te te tea O O o O o O o o
ro00m cu*- » CN O en m t— m t>s? O O o o o CN M1'H a te te te te te « te teUl 0 O o o O o o O Ortj3 Vui.O
Ocu•'S. u» o» m r- \D en O N34J Ul o o o o o o CO<0 te te te te te te te te00 A o o O O o o
- g e S• © . IP * <D • 0)'S a T> a 'O a 'Oa 0 a 0 a 0 a o0 n o £ 0 £ 0 £cc <0 c H0) > .p m ©O' c •O Ul > 0c (0 C 1—i © Q«H > C0 9i © uUl rH a S <0 Cto Ul c IO « ©•H (V <0 5J c £ 'SrH 0 <0 Ul <0 U a> s 00 a S3 Cfl o
r~~•>
Tabel
4.9.
Over
zich
t van
co
ncen
trat
ies
t-PO^-p
en 0-PO
4-P.
Tussen
haakjes
de voor
de
verdunning
met
zeewater
geco
rrig
eerd
e fr
acti
es.
— » . «-. ä J_ «te «te «te. «tete «te. «te. «te.ro CU pte • ro 0 CTV VO ro •5j* O' O' VO CM00 VO CT> VO VO in m in in tn tn tn tnov te » * » ». te te te te te te te»— 0 O «— • 0 0 0 0 O O O O 0 Ot S •«« <«• •—» >_•> te«» te« te« te«» <te« te« te« te«4J 1 ro »- tn ^ O» ro CM O ov Pte o\ tn roa 0 CM CM ro CM ro ro ro ro tn m01 « « « » te te te te te te te te te «(0 O O 0 0 0 O 0 0 O O O O 0 0o\ ,_. ««, _ ««. «te »«te «te. «^ «^ «te. «te.CM 0 m co «- vo «— ao ot V— O 00 COcu io «— p- 0 tn VD m vo vo 9 i tn voe 1 ^ % te % te te te te te te « te
0 vo O r- 0 O 0 0 0 O 0 Ojj 0 •w» •—» *«» •«« te«» ««« te«» te« te« te« ...Sí m p» CM O «— ro r» cm vo tn a\ CM OV rop* 1 •— CM ro ^ ro CO ro ^ VO 3* tn co otCM •U» * * te •. te te te te te te « te te ».
O O O O O 0 0 0 O 0 0 O 0 O00 «-. — — — » «te «te «te «te ««. ««, «te. «te.co Ou OV CM ro cm O r- t- r- a> co P>m ro 0 ro «*• co ro ro rote te « ^ te te te te « te te te
0 0 f- 0 0 O O 0 0 0 O O OH Sí «-■ «—» ' w te«. te« •te« ««. tete« •«. te«•H 1 ot co cr\ r- p- r-~ - O Pte CM vo tnUl 0 0 0 «- •— CM CM CM CM IO ro ro ro ro ro& % % « ^ te te te te te te te te te «<0 0 0 0 0 O O O O O O O O O 0
» «•» «^ «^ «te «te «te ««. _-te «^ «te. «te.CM a> cm 0 vo *3* O 00 «O Pte
cu CO IO in 00 in vo vo p- m ov 00e 1 te te « K te te te te te te te te> 0 m 0 0 O O 0 0 O 0 O O0 ••«» •-« *w ••« •te« te«» tete« te«« te« te« te« te«»
Sí ro 00 vo p» m 00 00 CM ov Pte f CM tpov 1 cm ro cm ro ro ro ^ tn fte Pte ov CM*— 4-> *. « « te « te te te « te te te te te0 0 0 0 0 0 O O 0 O O O O *“— V «— —s ._. «te «te «te — . «.te «^ «te -
roCU VO CM ^ ro 0 9 > Ol *“ tn Pte CM CMco ^ p» :tn tn in ^ tn O' t3<
<Ti 1 te ^ te te te te te te te te0 0 O 0 O O 0 0 O O O O• O ' «te« te—» te«» •te« te« te«» tete« te.« te« •te«
Ul Sí 0 VO T- a\ 00' ro ro 00 Pte O VO m.Û 1 1— *— CM CM CM CM ro ro CO ro ro ro ro01 0 ^ « te te te te te te te te te » « temu 0 0 O O O O O O 0 O O 0 0 O0 «— «te «te «te «te ««* «te J— L«., «_, «te.r— a> >0 o\ vo r- *— ^ ro pte <Ti CO pte
cu ^ •- in ^ in 00 vo vo tn Pte tn PteE 1 •. •. te te te te te te te te te tes 0 ro O *“ O 0 0 0 0 O 0 O4J 0 te« te«» te«, te« •—» te« tete« tete« te« te« •te« •te«
Sí p- *- O ^ VO ro ro CO CM tn vo P»00 1 ro ro ^ ro tef in VO tn vo vo •—4-> te te te « ». te te te te te te te te te
O O O O O O O O 0 O O O CM
M M<a (Q 10 <0 <0 m 10rH rH H H «H rH fH> > > > > > >H B C Ul E H E ^ E u. E u E c Ul E(D (D (D <D V a» 9 ai ai ai ai ai ai ai ai aia N a V Ûi Ü a V a - o 0i »a •0 CU *5a 0 3 CU 0 a 0 ; a 0 cu 0 a 0 3 a 00 .3 (1)g 0 J3 O -Û . 0 a 0 ^ O JD 0 0 JÛc Ul ai c<D <U V Ui -D COC Eh Ul 10 Ul >C 4> er 3•H . Ul 10 UlCfl > 3 ai 3 COco tn 'O tn £ «J fH•H tn c •H B 4J j : ai
rH m <0 3 (Q CO 0 0> cu s N •3 CO w a
S.3 opçj. Si, ng/1, 3 t/a 10-2-1983 fig. 4.32.
3.3
4.0
3.0
2-0
1 .3 _i
0 .0I iVL IS TERN
m — r r i — n i— rMA 2U LA 9A , GRENS
X oppervlak a halve diep o bodea
/opg. Si, mg/l, 19 t/m 21-4-1983
3-0
2-0
0 .0v u s 2U LAHA
fig. 4.33.
X oppervlak a halve diepte O bodem
opg. Si, mg/l, 27 t/m 29-9-1983•6-0
5.0
4.0 .
3.0
2-0
2LT LA SAHA
fig. 4.34.
X oppervlakq halve diepteo bodem
Tabel
4.10.
Over
zich
t van
co
ncen
trat
ies
opge
lost
si
lici
um
in de
West
ersc
held
e. Tu
ssen
ha
akje
s de
voor
de ve
rdun
ning
met
zeew
ater
ge
corr
igee
rde
conc
entr
atie
s.
ro00
jj A »—s »-fe ^ a «-fe *-fe --fe «HfeCu r- ro cN ro CN CN i- CN 0> ÍN coO ot o CN r- «— <Xl CN CN ro ro N 1 ro(0 % fe V. « fe fe * fe fe fe fe fe
4“ ^ w— ^ *- O *— t— i— T— V—0\ fe»* fe»» fe-* fe-* SW *fe- ■fe-» fe-» fe-* fe-* fe-* fe-*CN ^ <N LO CN CN CV <N ro tn ^ ro tn oo
^ ro m m VO VO r- r- o OV CN o m tng fe h h, H w fe fe fe fe fe fe fe fe fe> O o O o O o o o r- o í- r-
r*CN
ro00
«—*. »—»» »-fe -fe. *-fe »"fe »-fe, »—» »-fe — » --fe,rH 00 vo • vo o «- ro r-* tn r*. co ro■rH vo tn r" o o o r* o r* crv ro N'M fe fe fe fe fe fe fe fe fe& ro ov ■«* in m tn ^ LO N* N*■fe»1 fe-* fe-» %»-» ■»«— fe—» fe«- fe-« fe«- fe-» fe—» •«—»
OH 00 VO ^ r» tn OV ^ oí tn t- CN roT— vo m <T» CO co co ro CN co r- (N CO ■N* N<CN % % fe fe fe fe fe fe fe fe fe feo o ^ *— CN <N ro ro ro ro ro N 1B\JJ
ro00
»-■» «—fe »»-fe »»-fe •-fe »-fe «-fe .—fe* CN VO r* © O co ov co ^ oo tnu ro oo : oí o <- 00 O N* o r- co r-«Û « fe «. < % « % fe fe « fe «<U ** vo ^ tn m n * m lo m m tn tnMH fe-» fe-* «»-» ■»—» fe»- fe-* »» fe-» fe»
CT\ VO vo m ov G\ <T\ o tn O CO tn *-O í* *“ tn *— o co IO ro tn \o co tn oo*— fe fe b fe % * fe fe fe fe fe fe fe «
r— ^ CN <N ro CN ro ro ■N* N1 tn N* m inejj00
y<0I—I > u 0)
«M<0 <0 Q >0 <0 10rH —H —i rH rH »H> > > > > S>
c u E >- e m e VI Ë c V ËS 0) O <D <D (U d) 3 (U <11 ai S 3 <0 0)fQ ’ N a ^ Ou ■a a ig f t -o f t TJ ■a f t >a0 ■ 3 Û4 Q a o f t 0 ft 8 f t 0 3 f t 0-Q 0) 0 5 0 Û 0 Xi : 0 L 0 XI O 0 £cu a) c
O 4J 4J TO KJe Vt 10 VI ><1) tn 3« <u u (0 VI> » a> Î 10m ■D 10 J5 (0 rHti) c •rl € V) J2 (U<0 IO 3 <3 i0 U 0Oh a «I vl a tn Q
s-à
r4--o
POC, mg/l, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.35,21
i a
9~" _ ■=*
GRENS2U LAHATERNYUI S
X oppervlak q halve diepte o bodem
7
21 •
9 •
0 ■
POC, mg/l, 19 t/m 21-4-1963 fig. 4.36.
X oppervlak a halve diepte o bodem
VL 1 S I ERN KA 2U LA BA GRENS
21 .
Í 3 • .
1 S.
»2.
9.
■J.
POC, mg/l, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.37.
X oppervlak□ halve diepteo bodem
VLI 3 TERN HA 2U LA SA " GRENS
DOC, ng/1, 8 C/m 10-2-1983
HA 7U LA
fig. 4.38.
X oppervlak □ halve diepte o bodem
/DOC, mg/l, 19 t/m 21-4-1983
2D LAVL 1 5 HA
fig. 4.39.
X oppervlak D halve diepte O bodem
DOC, mg/l, 27 t/ra 29-9-1983 fig. 4.40,a ■7 .
6-5,
4 .
1 -
2 •
2UHA LA 9
X oppervlakO halve diepteO bodem
Tabel
4.11.
Over
zich
t van
co
ncen
trat
ies
DOC
(mg/1)
in de
West
ersc
held
e. Tu
ssen
haakjes
de voor
de ve
rdun
ning
met
zeew
ater
ge
corr
igee
rde
conc
entr
atie
s.
ro00o\
oc\ tnui io ^ ui
CN 00ro roCN CN
CN
roooC\
coo ul00 KG o
in tn
roooKGro a\
CO 00 00a\
ulKG a\o\o 00
00
a : J* Ai MA3 1 m <0 10 <0 (0iH 1 rH rH rH rH rH> 1 > > > ' > >U E c U E u E IH E >H E u E c
&0) 0J
S.0! 0) 0) : (u a> d) d) d) <D d)■O a ■o a V a TJ a *d •D
a 0 o a 0 a o a o a o a o 30 XI <D
C0 X 0 il 0 il 0 X) 0 il O
c Vi d) CV (D HJ -U ■u ioCJ1 Eh U IO tH >c (U Ol 10■H • ai 1H io u10 > s (V s <0(0 m >0 to ä «■H (0 c •H p 4-1 •CrH m m D |Q (0 U> & s M ij ffl CQ
20.chlorofyl, mg/l, 8 t/a 10-2-1983 fig. 4.41.
¡2.
S •
LAr w
X oppervlak □ halve diepte o bodem
J
chlorofyl, og/l, 19 t/m 21-4-1983 fig. 4.42.20-
VL 13 BAHA LA
X oppervlak □ halve diepte o bodem
chlorofyl, mg/l, 27 t/nj 29-9-1903 flg. 4.43.20 »
i 2 •
3-
• 0 •HA 7U LAVL 1 S
X oppervlak □ halve diepte O bodem
X oppervlak Q halve diepte O bodem
0ft£MS
2 - O F , rag/1, Î9 t/m 21-4-1983
i * 2
0 -0
3 AMA71 1 S
fig. 4.45.
X oppervlak□ halve diepteo bodem
c tn<u <u(0 -Hm hj 3 «S Eh >h
4J• Cdj 01
TJ O rH Go; o£ Cl Cl01 (Il U TJ 01 u4J 01 01 01 oí en ¡5 u01TJ
U0 Cl01 en
A ui—I 01en 2 S S* S 01
01m n 01
■H +1 4-1 01 « € M4-1 en c c<D *H U cC
9üCD
'O-HUo3 TJ144Cio>
•CClNu
uOO>ai
'O«ai
01 <o > « o jces
01J3' g
COa>
o CN «Nr* r co avCO 00 m
(NOVÍN CM
000000co m m
CM
coooON
CNCO
00\o
<J\CM CM
CM
OV
ro00o>
co m m
<7i O CN co
CM
O O KO vo o o in m o
cmco
co
<D JJa«•H C) (0 -H
.C 'O
<D>
G<DO'C-rH0}(0»W w
(TJCU
><u §S ’S0 ü
§ gft 'Qft o o a
aiaiScoC<0os
>u E 01 0) ft 'Sft o 0 -Q
KJenUldl
T3•H9c<a
>2 % Oj *Q 04 O 0 -Û
0)>rH-C
aj4J04o
o*9M<0A3?V)
(TJm
cai■o9 Oc(0>M<010 -CoÜ3
>H €0) <D
- s
2-Û F , rag/i, 27 t/m 29-9-1983
Q -s)
0 . i
0 .0VUS 2U GRENSHA LA
fig. 4.46.
X oppervlak □ halva diepte o bodem
2500.
2000 .
S04 , mg/l, 8 t/m 1Q-2-19B3
-.000.
500.
2U LAHA
fig. 4*47.
X oppervlak □ halve diepte O bodem
2500
2000
1500
1 000
500
S04 , rag/1, 19 t/m 21-4-1983 fig. 4.48.
V U S HA BALA
X oppervlak□ halve diepteO bodem
75 OQ.
•2000.
i5Q0. -
i 000• J
500. _
0 -VLIS FERN
m — î— n — m — rHA ZU LA SA GRENS
fig. 4.49.
X oppervlak O halve diepte o bodem
6. part. Cd« ug/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.50.
vus LAtu BA
X oppervlak □ halve diepte O boden
opg. Cd« gg/1« 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.51.0 . ¡9 o. r
vus LA BAHA
X oppervlak□ halve diepteO bodem
tot Cd, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 fig, 4,52.
X oppervlak q halve diepte o bodem
ZU BA GRENSVI i S LAHA
part. Hg, ug/1, 8 t/n 10-2-1983 fig. 4.53.
X oppervlak D halve diepte o bodem
HA ZU BALA
X oppervlak □ halve diepte o bodem
GRENS
tot Hg, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 flg. 4.55.y ■ —
3 -7 3.6
0 -S
0-*
0-3
0-2 0 .1 0 -0
V U S 2U LA SAHA
X oppervlak n halve diepte O bodem
part. Pb, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 £ig. 4.56.
X oppervlak a halve diepte O bodem
VUS TERN LA BA
opg. Pb, u g/1, 3 t/m 10-2-1983 fig. 4.57.0.7
X ' oppervlak □ halve diepte O bodem
VL 1 S ZU LA SAHA
tot Pb, ug/1, 3 t/m 1C-2-1963 fig. 4.56,
X oppervlak Q halve diepte O bodem
ÔA2U LAMA
80. TO- eo. 50.
40. 30- 20- 10- 0 .
part. Cr, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 fig, 4.59.
LA BA G.REN5
X oppervlak a halve diepte o bocea
opg. Cr, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.60.
5.
3.
2.
1 .
0 .
VL t S HA LA 3A
X oppervlak •□ halve diepto bodem
ao* ro. so. 50 •4Q.30. 20. 1 0. o .
tot Cr, ug/L, 8 t/n 10-2-1933
VL 1S HA 20 LA BA GRENS
fig. 4.61.
X oppervlak O halve diepte ◦ boden
part. Zn, ug/1, 8 t/m 1Q-2-L983 fig. 4.62.
X oppervlak O halve diepte O bodem
VLïS FERN LAHA 9A
opg. Zn, vg/1, 8 c/m 10-2-1983 fig. 4.63.
X oppervlak.□ halve diepte o bodem
ZU LA BAVL IS HA
320. tot Zn, gg/1, 8 t/o 10-2-1983 flg. 4.64.
2 * 7 .
213-
15Q.
ior.
53.
HA 2U LA
X oppervlak a halve diepte o bodem
part. Cu* ug/l* Ö t/m 10-2-1983 fig. 4.65.54.
*8. -2- '36 . 30-
24-*.a.
1 2 -
■ 6- 0 ■
SALAHAVL1S
X oppervlak 2 halve diepte O bodem
opg. Cu, ug/l, 8 t/m 10-2-1983
KA 2U LA
fig. 4.66.
X oppervlak□ halve diepteo bodem
tot Cu, ug/1, 9 t/m 10-2-1983 fig. 4.67.5-. 'S. '2. J6 ■ 30. 24.13-
*2- «■ 0 -
2\JVI IS LAHA
X oppervlak a halve diepte O bodem
'idle.14. ¡2 .
10- 3- 6- a , 2- 0 •
part. Ni, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4,69.
VUS HA 2U BA GRENSLA
X oppervlak a halve diepte o bodem
opg. Ni, ug/1, 8 t/m 10-2-198313. 1 6 -14- 1 2 -
IQ.
3. 6 .
211 SAHA LA GRENS
fig. 4.69.
X oppervlak□ halve diepteo bodem
Tabel 4.13.Overzicht van concentraties en berekeningsr«sultaten met betrekking tor de in S-1Q februari 1993waargenomen metalen. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties en de gehalten in de rivierfraktie van de zwevende stof
cadmium kwik lood chroom nikkel zink koper
Vlissingen oppervlak 0,15(0,51) <0,0! <0,1 <0,5 2,7(8,8) 5,5(21,6) 1,3(2,41bodem 0,16(1 ,52) <0,01 <0,1 <0,5 2,2(17,1) 6,7(77,3) 1,5(7,7)
Pas v. Terneuzenoppervlak 0,22(0,44) 0 ,03 (0 ,04) <0,1 <0 ,5 5,0(10,3) 8,2(17,7) 4,6(9,4)bodem 0,31(0,33) 0 ,02(0 ,02) <0,1 <0,5 4,4(11,2) 10,1(28,3) 2,3(4,9)
Drempel v. oppervlak 0 , 27(0 , 39) 0,02(0,02) 0,2(0 ,28) 0,5(0,72) 9,0(13,4) 13,1(19,8) 3,6(5,0)Hansweert bodem 0,31 (0,51) 0,01 «0,01) 0,1 (0 ,14) 0,5(0,81) 7,6(12,7) 13,1(22,5) 3,1 (4,7)
Lamswaarde oppervlak 0,24(0,28) 0,01 «0,011 0,4(0,48) 1,5(1,80) 12,9(15,5) 15,3(18 ,4) 2,7(3,1)bodem 0 ,23 (0 ,35) 0,02(0,02) 0,3(0,38) 1,5(1,93) 11,9(15,3) 15,5(20,0) 2,2(2,6)
Bach oppervlak 0,16(0,17) 0,01 (co ,01} 0,3(0,31) 1,0(1,05) 14,9(15,7) 16,6(17,5) 1 ,8(1,8)bodem 0,70(0,84) 0,01 «0,01) 0,2(0,23) 0,5(0,58) 12,8(15,3) 23,2(27,8) 6,1(7,2)
Schaar van OudenDoei oppervlak 13 0,13 0,01 0,3 0,5 15,4 26,3 1,8
bodem 0,10 0,03 0,3 0,5 15,0 19,4 2,4
-metaalgeh. Vlissingen 0,3(1 ,3) 0,6(1 ,1) 51 ,6(113) 86,5(226) 19,0(35) 162(330) 27,2(55)zwevende Dremp.v.Hansweert 3,3(5,3) 2,1(3,4) 143 (224) 245 (390) 34,3(49) 427 (660) 110 (161), stof(mg/kg)Sch.v.O.Doel 17,2(18,3) 1,9(2,0) 187 (196) 240 (251) "47,9(50) 845(391) 142(150)
vSatto part.transport (mg/s) Sch.v.O.Doei 1696 187 18438 23664 4723 83317 14001
Transp.via rivierslib (mg/s) Sch.v.O.Doei 1621 177 17366 22239 4430 78943 13290
Transp.via rivierslib (mg/s) Vlissingen 6 4 497 994 154 1452 242
Desorp. uit rivierslib (mg/s) 1506 80 73S4 2215 1330 49705 10171Sed. via rivierslib (mg/s) t09 93 9515 19030 2942 27786 2877Sed. via zeeslib (mg/s) 177 127 10120 15180 4048 32890 5566
opgelosteconcentra-ties(ug/l)
tot Ni, ug/1, S t/m 10-2-1963 fig. 4.70.Jî.
28.
24 •
20. 1 6 .
1 2 .
8. A.
0 •
X oppervlak □ halve diepte o bodem
VUS ÎESH HA 2U U SA ■3RENS
3 . T .
6 .S.
A .
3.
î.
fenol, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.71.
VUS SA
X oppervlak □ halve diepte o bodem
X oppervlak □ halve diepte o. bodem
Tabel 4.14. Overzicht van fenolconcentraties (pg/1) in de Westerschelde. Tussenhaakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties.
8 t/m 10 febr.1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 sept.1983
Vlissingen halve diepte
Pas v. Terneuzen
3,0(19,7) 1,0(5,5) 1 ,2(3,3)
oppervlak 7,0(16,0) 1,5(3,5) 1,2 (2 ,5)bodem 5,0(14,6) 0,8(1 ,9) 1,4(3,1)
Hansweert oppervlak 2,0(3,6 ) 2,3(3,9) 1,8(3,2)bodem 3,0(5,6 ) 1,2 (2 ,0) 2,2(4,1)
Zuidergat oppervlak 3,0(4,6 ) 1,2 (1,6 ) — —bodem 2,0(3,2) 1,3(1,9) 1,7(2,7)
Lamswaarde oppervlak 4,0(4,8 ) 2 ,2 (2 ,7) 1 ,9(2,4)bodem 4,0(5,2) 2 ,0 (2 ,6 ) 1,9(2,5)
Bath
Schaar van
halvediepte
Ouden
3,0(3,5) 1,8 (2 ,0) 2 ,0 (2 ,5)
Doei oppervlak 7,0 3,2 2,3bodem 6,0 3,8 2,5
Tabel
4.15.
Over
zich
t van
enkele
PAK
conc
entr
atie
s en
geha
lten
van
de
zwev
ende
stof
in de
West
ersc
held
e, op
per
vlak t
eraonster s
8 t/m
10
febr
uari
1983.
Tuss
en
haak
jes
de voor
de ve
rdun
ning
met
zeew
ater
geco
rrig
eerd
e co
n ce
ntra
ties
en
de ge
halt
en
in de
rivi
erwa
terf
ract
ie
van
de zw
even
de
stof
.
^ O CM^ co n
^ fV> IX)N 00 CDCM O
CM 00 «-o in in O O \DCM CO CMVOCMCM
cm cm in in o r n o[■" <Ti LO00vo o>
0 0 0 0%
CM
0% CM O OV V
o o ov
o vo co
JJrH
CM O CO
CM cm m CMf- co co «- o co o«— CM roCM
iH
Tabel
4.16.
Over
zich
t van
enkele
PCB
conc
entr
atie
s en
geha
lten
van
de
zwev
ende
stof
in de
West
ersc
held
e, op
per-
vlak
tera
onst
ers
8 t/m
10
febr
uari
1983.
Tussen
haak
jes
de voor
de ve
rdun
ning
met
zeewat
er
geco
rrig
eerd
e co
nce
ntra
ties
en
de ge
halt
en
in de
rivi
erwa
terf
ract
ie
van
de zw
even
de
stof
.
Ul
uBU-lO
01•oc01>ai*N
io o a\ lo m ro«— io cm ro ro *—
r- r-f- ^ fOCM
CM f -<— co
o coCO T-
eft«
Îcauftv£>
ro 00 m LO *3* co 00•
A\ \ \«w1 S AV
£ CM v£> co *r *3* 00 00 U\C
M A\ A\ CM
o□0 ^ T— i— rO «— T" r- r- ^V V
coul
0)ua>
00co C M ^ i — C M C M C O
3C
«CUDH
CMm
V *— N M O O
V V Vro
ooCM
ai0}-P 0} hU c *H ai<D ai C 00> 'O ai Puco o cc o fo aiu > C v£ H ' rO 3rO C H OC $ <0 HC ai > •H C01 > C H tó (0Ui (0 u a ai >C rH > <0 0 4J C*H <d 0 a» to u0} Oi -P ? rH > roto g ¿3 co U jj -C <0■H S u g 4> m -P IO -CH u o S > ai r0 <o ü> û CÛ p O £ CQ Oii CO3
Tabel
4.17
. Ov
erzi
cht
van
conc
entr
atie
s en
geha
lten
van
de
zwev
ende
stof
van
pp-DDD
en di
eldr
in
in de
West
ersc
held
e,
oppe
rvla
ktem
onst
ers,
8
t/m
10 fe
brua
ri
1983.
Tuss
en
haak
jes
de voor
de ve
rdun
ning
me
t ze
ewat
er
geco
rrig
eerd
e co
ncen
trat
ies
en de
geha
lten
in
de ri
vier
wate
rfra
ctie
van
de
zwev
ende
st
of.
cnO'aoJjCO
0)'Oco>o5N
J-,_ j— a\r» »»— *— mT- m v©
m
UlTJiHO•H
S' CNUl*0rH0)•H
T3
V V V ^ V V ^ v "
o>O'ó«wO4-)0)CU•OcO)>sN
OÛ01&a
9ir- V£>vo
CN .•» O' «— CDOl i- — ’mr*
com
Eaa01aa
V v
ro CN* *
V0w.1— uo t— 1—
V
» - o
OCO
-U co HUl C •H d)0) O c oai -o d) Q» Ul JkC(0 o 1—1 Cc o i •o d)ta co > c T3S3 rH
co cco
HDo
C S co rHC <3 Q) > •H co > C ’Ü rH 06 COo> C0 Ul a 0 >c >—1 > c0 0 4J c
S i<0 0 a» co Ul
C0 u » •—c JC > c0(0 e jC co Ul •U» Æ CO•H <v o c o <0 +J co JZ
rH Ul g (u > o m cQ o> Q m J o S CQ ©4 co
Tabel 4.18. Overzicht van concentraties en gehalten van de zwevende stofvanof-HCH, ^-HCH en QCB in de Westerschelde, oppervlaktemonsters ,8 t/m 10 februari 1983. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties en de gehalten in de rivierwater- fractie van de zwevende stof.
&C-HCH (ng/1) ^-HCH(ng/l) QCB(ng/1) QCB(pg/kg)
Vlissingen 2(5,6) 6(20,3) <1Drempel van Hansweert 2 (2 ,6) 14(20,6) 2 (2 ,8) 23(37)Bocht van Walsoorden 3(3,8) 19 (25,5) 5(6,7) 40(57)Lamswaarde 3(3,4) 20 (23,9) <1Overloop van Valkenisse 4(5,0) 19 (24,6) 2(2,5) 47 (59)westketel 2 (2 ,2) 13(15,2) <l'Bath 4(4,2) 19 (20 ,0) <1Pas van Rilland 3(3,1) 18 (18,9) 1 d ,0 ) 10,4(11,5)Schaar van Ouden Doei 1 17 < 1
Tabel 4.19. Overzicht van EOCl-concentraties (pg/1) in de Westerschel- de, oppervlaktemonsters, 8 t/m 10 februari 1983. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties.
Vlissingen < 0 , 5Drempel van Hansweert 0,5(0,7)Bocht van Walsoorden 1 ,0(1 ,3.)Lamswaarde 1 ,0 (1,2 )Overloop van Valkenisse 0,5(0,6)Westketel 1,0 (1,2)Bath 1 ,0(1 ,1)Pas van Rilland 1 ,5(1,6)Schaar van Ouden Doei 2,0
fenol, pg/l, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.73.
ÍERN 2UHA 3A
X oppervlak a halve diepte 0 bodem
32-
28.
24-
20. 16.
12. 8 .4. 0 •
B-coli, .MPtl/ml, 8 t/m 10-2-1983 flg. 4.74.
X oppervlak a halve diepte o bodem
o r"
LA BA
E-cOli,. MPK/ml, 19 t/m 21-4-1983
0
VL 15 ZUHA B A
,fig. 4.75,
X. oppervlak□ halve diept0 bodem
Tabel
4.20.
Over
zich
t van
E-coli
conc
entr
atie
s (M
PN/m
l)
in de
West
ersc
held
e.ha
akje
s de
voor
de ve
rdun
ning
met
zeew
ater
ge
corr
igee
rde
conc
ent
c •o> toto 0) to -h 3 -uEh ta u
roooa\
m cooo ro<N cm en
oo m oo ro ro co io
enooo\
ro co
co o o o oo oo 00
m
CTiCOr- 0> m
o o oro om m moo co
co
d)d> Xi C> CU d)rH o N«a •«H . 3
TJ d)Cc Ulai d)O' fric•H .ta >(0•H tarH <a> cu
¿AtarH>Uld)&O
JC JC>0 ta ta tarH rH rH rH> > > d> >*“< e U s ui £ d) -u c ui Ed) 53 d) a> d) <u > a d) (U d)a *a CU ’3 a *3 rH O •o CU 'Oa o CU 0 cu o ta -H 3 a o0 O -Û I o .Û £ *a O o ra
d> cXi 4-> 'O taui m Ul >d) o> tad) Ul ta Ul» o ï (0CO •D to £ ta rHc •H g •U x: tu<0 3 Î3 ta o 0« M co to a 'i
i— - >
Tabel
4.21
. Ov
erzi
cht
van
afst
ervi
ngss
nelh
eden
(M
PN/m
l.d)
en
-coë
ffic
iënt
en
(1/d)
van
E-co
li
in de
West
ersc
held
e.
c<uO'c■H voCO \G in vo a \ o s 00CO tn o \D o r o <N
•H % *► te h. h terH o o O O cv O
cÿ)N301CM(UHC<0>co<o&
mtnU*HamiHOac(UDoea>M<0(0•Cow
o Osro CM o s mv— O CM o
te te te teO o O O
•y 44C c C
i 01 :Q> :0lT3 •H T3 •H T3 •H■H ü •H U •H U(U •H 01 •H 01 •H
J 3 MH -C OH .c 4MrH «M •H 04 rH <M01 :0> 01 :û i 01 :0ic O C 0 c 0CQ U CO U co U
ro00ro OH00 1—C\ m
00 Men 0»*M r— J2U E(Q H 01
a 4JM M aJ3 cu oi01 «S co
0HOs
O CM CM
E EE \ \S 44 4-14->
O» r -00 r - CM
E-coli, KPN/ml, 27 t/a 29-9-1983 fig. 4.76.32.
28.
24.
20 -
1 6 .
12-S.
X oppervlak O halve diepte o bodem
vus HA ZU BA
'130.
300-
250.
2 0 0 .
ISO-
. i 00.
50.
tot-a-aktivlteit, Bcj/o , 8 t/m 10-2-1983: fig. 4.77..
X oppervlak Q halve diepti o bodem
VUS TERM- HA 2U ’ LA! BA , 6SEMS.
B-reataktiviteit, Bq/m.. 3 t/m 10-2-1983 fig. 4.78-.,
400
200-
ZU UHA
X oppervlak□ halve diepteO bodem.
Tabel
5.1. Ov
erzi
cht
van
gemi
ddel
den
over
de ve
rtic
aal
en aan
het
oppe
rvla
k van
de
bemo
nste
ring
span
ten
van
het
grad
iënt
onde
rzoe
k die
over
eenk
omen
met
de ro
utin
e be
mons
teri
ngsp
unte
n.a h dP AdP a . a , A dP i— dP a . dPro dP dP dP O dP CM dP tn
• » i O» r-* LO «— 00 dP a CMg a ■’W í — * CM A
c ai a ro x»>» 00 LO CM 00 r- m x— ' X—ai en o ro LO r» 00 r^ CMO' O' h « % % h. % V X— X h, «4c LO as O 00 O O O o 00 CM‘H '— Ul0)(0 . i"' r- r— ro LO‘H • jj LO (N 04 T— o T— CM C" r* LO
e u ■» fe * fe h * < CM % «> 5
m0)>
LO Os O 00 O O O o CM Ul
a Adp a » AH AH dP s -><4 dP A,
TdPro
dPo
dPLO
dP dP 00 dPCM
dPro
ro dPr-. 4 •o«* *— ■W *— • w
e Cu o SO CM 00 ro as(D Cu o LO oo as LO 00 CM ro ■x-' r* M*
4-> o> O C\ —i % «4 * «4 -w w ro •XM o O' as r- O CM O o CM ro ro maid i5to « CM CM 00 r" LO mC » JJ CM vo Os LO t-" CM ro ro 00a) E U O * fe * *
<uO'
ai> -
O' o r* O CM o O CM58 m
adp A » a »A, H—». dP .m. ^4 Avm dP dP dP dP dP tn dP dP A. dP» • 1 O O CM O O ro dP
b a *— *' ro+j CI 9* ro 00 r- ro LO ■1<0 en 0 ro O' m ai O' ro tn LO OO' (M * % fe fe w -4 «4 h as «u O' O' as O' O ro O O CM *T LOai*0 è•H « 4-1 m r* ro m LO3 g k| ui 00 IO O' 00 t— ro m CMN ai ai tr> fe v fe « Ni ro •x
O' > Cs O' as O' o ro o o CM n* LOA
A». a . .Ml dP dP A. AxdP dP dP CM dP dP LO dP dP dPLO t— O 1 (N m t— dP CM LO* • 1 •— * X— » «— * ,k—* LO
0) B & ro m LO 00 LO'O ai & r- OJ IO oo «N LO ro o O roki O' o LO * fe fe fe «(0 *— O OS O' 1— m o o ro r" Ul LOA3•> f' <- Uli»CQg * LO oo m r*
• 4J o> r— 00 CM in ro tn o r*B 1-1 00 -• fe h fe * •» h. LO %S ai Ul O Os r^ ro o o ro LO m LOo> > [*" <—
a ., Ax dPdP dP a h A, O 4 4 AHO' r* dP dP dP dP dP A. dP
r- ro m LTl LO dP dP* • 1 *— * **—■* '— ■ OB a ■*— ' •*-* m r— e-» O CO LOai a O ro LO LO ro O Tj* LO LO 00 roO' 0 ui * w h w w V •«. X— * h.
O' o LO «— O O ro m r-s: ** i— CM• r- O' m LO I
CQ ■ jj CTv 04 O r- ro oo ro m LO LOE u ro fe «4 * v %d) ai a a 00 r-* *— ro O o ro ro tn r*O' > lo •— m
dP ^4 A.rH r-K. dP dP .A dPai A. .Al á dP i— dP dP ul dP A4 AH *— AH A lo dP dP dP i— O CM ro dp dP ¥— dP dPa * * r- IO O *— * *— ■ r- tn O CM• B Cu LO LO CM LO CM '-r'X—' -W *"•
O ai Cu O 00 i— O' CM 00 O x—* CM ro CM ro* O' O 00 h * -■ ro Ul K
> CM*0*
o r- O ro O'00
r* CM tn
• CM O 00 CMd * 4J 00 as as 00 ro LO oo 00 CM o.c E kl ui * fe ■X •X * Ni «X %00 % •x < ».u a> ai 04 o ro r* eo O ro r- ro LO ro moS m > r-
rH rH H A.N \ rH \ A* A. rH
»H ■H O» ÏT \ en rH H \a ». i— « S \ B B O' B \ A . A . \ en*-t U ah ah
Wen B A. en rH •H O' a
\ o i—i * B Oh Cu 04 rH £ \ \ 3. X—'O' " \ ai ■*'-0i »H 0 \ en en X— ' *Hs * en « 2 Z *T V} 4J O' i £ B rH rHCU CQ O O • ta E CM 0 01 B m (Í a en * X— ' M1 O o C orH 01 ÍN ttí M O 1 a » ï o o o ai 1U E-» O CUS z O 4J 0 N b co a S OH w
röX ;j
Wê
fig. 2.
1. Ov
erzicht
bemo
nste
ring
slok
atie
s gr
adië
nton
derz
oek
West
ersc
held
e. Voor
bete
keni
s van
de
cijf
ers,
zie
ta
bel
Chloride, mg/1, E’ t/m 10--2-1983 fig. 4.1.
18000 ■
Í 6000•
14000-
12000•
10000-
8000 •
6000 .
4000 .
2000 ■
0 -
GRENSLA BAHAVL1S TERM
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bo de m
Ti 8000 .
16000.
; 14000.
' 1 2 0 0 0 .
, 1 0 0 0 0 .
8000 ■
6000 .
4000 .
2000 •
0 ■
c h l o r i d e , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3
X o p p e r v l a k
D h a l v e d i e p t e ¡
o bo de m
v u s LATERN BA GRENS
c h l o r i d e , m g / 1 . 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 3 .
18000.
16000.
14000■
1 2 0 0 0 .
i 0000.
8000 .
4000 ■
icio o .
6 0 0 0 .
VHS TERN HA LA BA
X oppervlako halve diepteo bodem
percentages zoet water, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.4.
too.
80.
60.
40 •
20-
0 •
' &
GRENSLA BAHAVL1S TERN
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e i
O bo de m
p e r c e n t a g e s z o e t w a t e r , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 5 .
1 0 0 .
0 •
80.
60 .
40-
2 0 -
—
VLIS TERN JIA 2U LA BA GRENS
X o p p e r v l a k
o h a l v e d i e p t e
o bo de m
p e r c e n t a g e s z o e t w a t e r , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 6 . ,
1 0 0 .
40-
20 •
0 .
80-
60.
Cff-
VL1S TERN HA 2U GRENSLA
X oppervlakD halve diepteO bodem
owatertemperatuur, C fig. 4.7.20-
27 t / m 29 s e p t . - Ü' '—*—»— «i
19 t / m 21 a p r .
t / m 10 f e b r . --B" .. . . . . ..
ZU LA GRENSBAHATERNVLI S
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
O bod em
pH, s . e . , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3
8.2
7 -9
7 • G
7 . 0
X -
VL 1 S 2UHA LA BA
f i g . 4 . 8 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e ;
O bodem
pH, s . e . , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3
7 . 9
7-G
7 - 3
7 - 0
V ■'H-
GRENS7U BALAHATERNVL IS
f i g . 4 . 9 .
X o p p e r v l a k
a h a l v e d i e p t e
O bodem
pH, s.e., 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.10.
8 - 2
7 ■ 9
7 . 6
7 . 3
r . o
a—
ZUTERN LAHA
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bod em
z w e v e n d e s t o f , m g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3
¿80 •
420-
360-
300 •
240-
i 80 -
120-
60-
0 ■
ZU LA BAHATERNV H S
f i g . 4 . 1 1 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bo de m
I
z w e v e n d e s t o f , n g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3480 ■
¡ 420.
i. 360-i
300-
240 •*
i 80 .
i 20 .
' 60-t
0 •
— a b' -eT ja-
TERN ZU LA BA GRENS
f i g . 4 . 1 2 .
X o p p e r v l a k
a h a l v e d i e p t e
o bo de m
i
zwevende stof, mg/-l, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.13.430 •
420 .
360 ■
'300 •
240 ■
i 3 0 .
1 20 -
60-
0 •
V i l S ! E ( H A 2U LA BA GRENS
Tabel 4.3. Berekende transporten en sedimentatie van zwevende stof in de Westerschelde (kg/s).
8 t/m 10 19 t/m 21 27 t/m 29 febr.’83 april'83 sept.'83
Netto transport Schaar van Ouden Doei 98,6 16,2 4,9Transport rivierslib Schaar vanOuden Doei 88,7 14,6 2,5Transport rivierslib vlissingen 4,4 3,3 0,3Sedimentatie rivierslib Westerschelde 84,3 11,3 2,2Sedimentatie zeeslib Westerschelde 253 34 6,6
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bo dem
{
I 4 .
1 2 .
i O ,
! 8
VL1S TERN
opgelost zuurstof, mg/1, 8 t/m 10-2-1983
HA ZU LA BA GRENS
fig. 4.14.
X o p p e r v l a k
O h a l v e d i e p t e
O bo dem
I 4
i 0 -
0 •
o p g e l o s t z u u r s t o f , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3
VL1S TERN HA ZU LA BA GRENS
f i g . 4 . 1 5 .
■X o p p e r v l a k
-O h a l v e d i e p t e
O bodem
o p g e l o s t z u u r s t o f , m g / 1 , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3
i 2 ■
i 0.
LAVL1S HA BA
f i g . 4 . 1 6 .
X oppervlako halve diepteo bodem
part. P, mg/1, 8 t/m 10-2-1983I 2 . 0
.6
1 -2
0 -8
0 -4
o.o
BALAV U S
fig. 4.26-
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bod em
p a r t . P , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 2 7 .
2.0
1 .6
1 -2
0 -8
0 4
0 -0
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bod em
VL1S TERN HA ZU LA BA GRENS
p a r t . P , m g / 1 , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 2 8 .2-0
1 .6
t .2
0 .8
0 -4
0 .0
ZU BALAHATERNVLTS
X o p p e r v l a k
□> h a l v e d i e p t e
O bo de m
Kjd-N, >mg/l, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.17.
3 ■
0 ■
2U LA BATERMVL1S
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
O bodem
K j - N , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 1 8 .
TERMVL1S 2UHA LA BA
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
K j - N , m g / 1 , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3
II — 1"
f i g . 4 . 1 9 .
X oppervlakD halve diepteo bodem
VL T S TERM HA 2U LA BA GRENS
4-0
¡ '3.5
3.0
2 - 5
NH -M, rag/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.20.
2 0
1 .5i 1 . 0
0 .5
0 .0
V U S LA BAHA GRENS
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
O bo d e m
4- 0
'3.5
NH - N , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 2 1 .
1 .5
1 • Q
0 .5
0 .0
v u s TF.RN HA LA BA GRENS
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bo dem
1
4 . 0
'3.5
3 . 0
2 - 5
2.0
1 .5
1 .0
, 0 . 5
0 -0
NH —N, m g / 1 , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 2 2 .
X oppervlak□ halve diepteo bodem
VL IS 1 ERN HA 20 LA BA GRENS
vNO^-N, mg/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.23.
i 4 .8
; 4 . 2(i 3 -6
3 - 0
■ 2 - 4!
1 -8
t .2
0 6
0 .0
BA GRENSHA 2U LAVL IS
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bod em
NO —H , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 2 4 .
4 . 8
4 - 2
i( 3 - 6
3 . 0
2 - 4
1.8
\ -2
■ 0-6
0 .0
BA GRENS2U LAHATERNVLÎS
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bo de m
NO -14, ' m g / 1 , 27 t / r a 2 9 - 9 - 1 9 8 3
4 . 8
4 . 2
3 . 6
3 - 0
2-4
i -a
1 . 2
0 -6
0 -0
BA GRENSLAHATERNVL IS
f i g . 4 . 2 5 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
O bod em
an.
O -6
I O -S
O .0
o-PO -P, mg/1, 8 t/m 10-2-1983
0 - 4 _
i 0 . 3 _
0-1 _
V U S TERN HA ZU LA BA GRENS
fig. 4.29.
X o p p e r v l a k
O h a l v e d i e p t e
O bo de m
0 -G
0 • 5
0 . 4
' 0.0
0 .3
0 •2
0 - i
o - P 0 4 - P , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 3 0 .
V U S Î E R N HA ZU LA BA GRENS
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
0-6o - P C ^ - P , m g / 1 , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 3 1 .
o .5
0 • 4
0 .3
0 .2
0 . 1
0 - 0
TERNVL 1 S HA LA BA GRENS
X o p p e r v l a k
□ ' h a l v e d i e p t ef
O bo dem ,
/t
i 6 . 0opg. Si, mg/1, 8 t/m 10-2--1983 fig. 4.32.
0 .0
' 5 . 0
4 . 0
3 . 0
2.0
1 -0
— #
7UHA LA BA GRENSVL 1S
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
6.0
5 . 0
4.0
' 3-0
2-0
Î • 0
0 -o
o p g . S i , r o g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3
VL1 S TERM HA 2U LA 8A GRENS
f i g . 4 . 3 3 .
X o p p e r v l a k j
□ h a l v e d i e p t e '
o bodem
o p g . S i , m g / 1 , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 36.0
, 5 . 0
4 - 0
1 0
2 0
, 1 . 0
0 - 0
BA2U LAHATERNVL1S
f i g . 4 . 3 4 .
X o p p e r v l a k j
□ h a l v e d i e p t e <
O bo de m
yt
POC, mg/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.35.21
13 ■
15.
12-
3.
0 •-a----
2U BA GRENSHAVL 1 S
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bod em
21
i 8
1 5
i 2 '
G .
POC, m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 3 6 .
X o p p e r v l a k
o h a l v e d i e p t e
O bod em
V H S ' ÍERN HA 2U LA BA GRENS
21 •
t 13.
15-
' 12 ■
9.
6 -
3 .
0 ■
POC, m g / 1 , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3
VL 1S î ERN 2UHA LA BA GRENS
f i g . 4 . 3 7 .
X o p p e r v l a ki
□ h a l v e d i e p t e 'tO bo de m
; 8 .
7 .
S.
5 .
4-
3-
■ 2 -
0 .
DOC, mg/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.38.
V l l S TERN HA 2U LA BA GRENS
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
8 ■
7 .
6 ■
5.
DOC, m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 3 9 .
3.
2 ■
X '
GRENSLA BA2UHAV U S
X o p p e r v l a k
o h a l v e d i e p t e
o bodem
DOC, m g / 1 , 27 t / m 2 9 - 9 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 4 0 .8 .
7 ■
6 •
5 .
4 .
3 ■
2 •
1 .
0 .
VL IS 2UHA LA BA
X oppervlak (a halve diepte 'O bodem
20-
16-
chlorofyl, mg/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.41'.
1 2 ■
8 ■
0 •
2U LA BAHA
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
c h l o r o f y l , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 4 2 .20-
¡6 .
12.
8 •
0 ■
TERNVL 1 S HA LA GRENS
X o p p e r v l a k i
a h a l v e d i e p t e t
O bo dem
chlorofyl, mg/1, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.43.20.
¡2 ■
8 ■
4 ,
0 ■
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
GRENSHA 2U LA BATERNVLIS
2.0
\ ■ G
0 -8
0 . A
0 .0
F , m g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3
' -X------Â-
f i g . 4 . 4 4 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
VLIS TERN HA 2U LA BA GRENS
2.0
1 . G
0-8
F , m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3
0 • A
0 - 0
VLIS TERN HA 2U LA BA GRENS
f i g . 4 . 4 5 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
'2.0
1 .6
1 -2
0 . 8
0 - 4
0 .0
F , mg/1, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.46.
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
VLIS TERN HA ZU LA BA GRENS
25 0 0 .
2000 •
1 500 •
1 0 0 0 .
50 0 .
S 0 4 , m g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3
0 •
TERN ZUHA LA BA
f i g . 4 . 4 7 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
O bod em
2500-
2000 .
1500-
1 0 0 0 .
5 00 .
0 •
m g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3SO4 f i g . 4 . 4 8 .
X oppervlak□ halve diepteo bodem
VLIS TERN HA ZU LA BA GRENS
2SÔQ.
2000 .
1500
1 0 0 0 .
500-
SO , mg/1, 27 t/m 29-9-1983
VLIS TERN
i.-L/i j i -jtrrTTC'i Vi'i-THA 2U LA BA GRENS
fig. 4.49.
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bo dem
6 .
5 .
p a r t . Cd, t g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 5 0 .
0 .
4 .
3 .
2 ■
1 .
. B-I” • ^
TERNVLIS 2UHA LA BA GRENS
X o p p e r v l a k 1
O h a l v e d i e p t e
O bod em
o p g . C d, t g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 5 1 .
X oppervlak□ halve diepteo bodem
VLIS TERN HA 2U LA BA GRENS
tot Cd, yg/1, Ö t/m 10-2-1983 fig. 4.52.
o p p e r v l a k
h a l v e d i e p t e
bodem
BA GRENS2U LAHAVLIS
- p a r t . Hg, y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 5 3 .
0.6
0 -5
0 • 4
0 - 3
0 .2
0 .1
0 .0
VLIS TERN ' HA 2U LA BA GRENS
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bo d e m
0 -04o p g . Hg, y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 5 4 .
0 . 0 3 -
0 .02 _
0 -0 \ _
0 .00
^ ----
HA 2U
X oppervlak□ halve diepteo bodem
VLIS TERN GRENS
0.8
0 .7
0 -6
0 -S
0 . 4
0-3
0-2
0 .1
0 .0
tot Hg, yg/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.55.
2U GRENSHA LA BAVLIS TERN
X o p p e r v l a k !J
□ h a l v e d i e p t e
o bo d e m
70-p a r t . P b , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g * 4 . 5 6 .
60.
50.
40-
30 -
2 0 -
! 0 ■
0 -
TERN 2U GRENSVLIS HA LA BA
X o p p e r v l a k
o h a l v e d i e p t e
o bodem
o p g . P b , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 5 7 .
0 • 7
0 .6
i 0.5
0 • 4
0 .3
0 -2
' 0 - 1
0 - 0
VLIS TERN 2U LAHA BA
X oppervlak ;□ halve diepte ,O bodem
70-tot Pb, tig/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.58.
50. _
40. _
3 0 - _
2 0 - _
10-
0 . _L nr"- - - *
X o p p e r v l a k j
□ h a l v e d i e p t e !!
O bo dem '
VLIS TERN
!'• I d • I ■ I •• I I I rHA ZU LA BA GRENS
SO-
ro.
50.
50-
40 .
30 .
2 0 .
10-
0 •
p a r t . C r , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 5 9 .
eT
VLIS 2UHA LA BA GRENS
X o p p e r v l a k
o h a l v e d i e p t e
o bod em
6 .o p g . C r , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 6 0 .
0 •
5 •
4 .
2 .
1 •
VL IS TERN HA ZU LA BA GRENS
X oppervlakn halve diepteO bodem
X o p p e r v l a k
ij □ h a l v e d i e p t e't!( o bo dem
GRENSTERNVL T S
■3OO.
25 0 .
p a r t . Zn , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 6 2 .
200 .
150.
i 0 0 .
5 0 .
0 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e 1
O bodem
GRENSZU LA BANAVLIS
o p g . Zn , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 6 3 .
28 ■
25 .
21 ■
18-
1 4-
1 1 .
7 ■
4 ■
0
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
BALAHATERNVLIS
tt
320 ■
2 6 2 .
213.
160.
i or
53.
tot Zn, yg/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.64.
VLIS 2UHA LA BA GRENS
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
O bodem
p a r t . Cu , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 ; f i g . 4 . 6 5 .54.
48.
42.
36.
30-
24.
18.
12.
6 .
0 ■
GRENS2U BALATERNVLIS
' ! X o p p e r v l a k 1
1 j □ h a l v e d i e p t e, si 1 o bo de m
; t
7 .
6 .
o p g . Cu, y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3
5.
i .
3.
2 .
1 .
0 •
TERNVLIS 2UHA LA BA GRENS
f i g . 4 . 6 6 .
X oppervlak |□ halve diepteO bodem
Kftot Cu, yg/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.67.
GRENSVLIS
IS-
16.
1 A ■
\ 2 ■
10-
a .
6 .
A ■
2 .
0 ■
p a r t . N i , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3
nr
f i g . 4 . 6 8 .
X o p p e r v l a k
d h a l v e d i e p t e
o bod em
VLIS TERN HA 7U LA BA GRENS
IS.
1 6 •
1 A ■
12 •
10-
8 .
6 .
A •
2 .
0 •
o p g . N i , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3
VLIS TERN HA 2U LA BA GRENS
f i g . 4 . 6 9 .
X o p p e r v l a k i
□ h a l v e d i e p t e
O bo de m
Tabel 4.13.Overzicht van concentraties en berekeningsresultaten met betrekking tot de in 8-10 februari 1983waargenomen metalen. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties en de gehalten in de rivierfraktie van de zwevende stof
cadmium kwik lood chroom nikkel zink koper
Vlissingen oppervlak 0,15(0,51) < 0,01 < 0,1 . <0^5 2 ,7(8,8) 5,5(21 ,6) 1,3(2,4)bodem 0 ,16(1,52) < 0,01 < 0,1 <0,5 2,2(17,1) 6,7(77,3) 1,5(7,7)
Pas v. Terneuzenoppervlak 0,22(0,44) 0 ,03 (0 ,04) <0,1 <0,5 5,0(10,3) 8,2(17,7) 4,6(9,4)bodem 0,31 (0,83) 0 ,0 2 (0 ,02) < 0,1 <0,5 4,4(11,2) 10,1(28 ,3) 2,3(4,9)
Drempel v. oppervlak 0,27(0,39) 0 ,0 2 (0 ,02) 0,2(0,28) 0,5(0,72) 9,0(13,4) 13,1(19,8) 3,6(5,0)Hansweert bodem 0,31(0,51) 0,01 « 0 ,01) 0,1 (0,14) 0,5(0,81) 7,6(12,7) 13,1(22,5) 3,1 (4,7)
Lamswaarde oppervlak 0,24(0,28) 0,01 « 0 ,01) 0,4(0,48) 1 ,5(1,80) 12,9(15,5) 15,3(18,4) 2,7(3,1)bodem 0,28(0,35) 0 ,02(0 ,02) 0,3(0,38) 1 ,5(1 ,93) 11,9(15,3) 15,5(20,0) 2 ,2 (2 ,6 )
Bath oppervlak 0,16(0,17) 0 ,01 (<0 ,01) 0,3(0,31) 1,0(1,05) 14,9(15,7) 16,6(17,5) 1 ,8(1 ,8)bodem 0,70(0,84) 0,01 « 0 ,01) 0,2(0,23) 0,5(0,58) 12,8(15,3) 23,2(27,8) 6,1(7,2)
Schaar van Doei
i.Oudenoppervlak 13
t
0,13 0,01 0,3 0,5 15,4 26,3 1 ,8bodem 0,10 0,03 0 ,3 0,5 15,0 19,4 2,4
metaalgeh. Vlissingen 0,8(1 ,3) 0 ,6(1 ,1) 51 ,6(1 13) 86,5(226) 19,0(35) 162(330) 27,2(55)zwevende Dremp.v.Hansweert 3,3(5,3) 2,1(3,4) 143 (224) 245 (390) 34,3(49) 427 (660) 110(161)stof(mg/kg )Sch.v.O.Doei 17,2(18,3) 1 ,9(2 ,0) 187 (196) 240 (251) 47 ,9 (50) 845 (891) 142(150)
Netto part .transport (mg/s) Sch,v.O.Doei 1696 187 18438 23664 47 23 83317 - 14001
Transp.via rivierslib (mg/s) Sch.v.O.Doei 1621 177 17366 22239 4430 78943 13290'
Transp.via rivierslib (mg/s) Vlissingen 6 4 497 994 154 1452 242
Desorp. uit rivierslib(mg/s) 1506 80 7354 2215 1330 49705 10171Sed. via rivierslib (mg/s) 109 93 9515 19030 2942 27786 2877Sed. via zeeslib (mg/s) 177 127 10120 15180 4048 32890 5566
‘ opgeloste concentraties (pg/1)
tot Ni, tg/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.70.3 2 .
2 8 .
24 .
20 .
16 .
1 2 .
8 .
4.
0 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
O bo de m
s ' r
HA 2U LA GRENSBAVLIS
f e n o l , y g / 1 , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 7 1 .
8 .
7 ■
6 •
5.
3 .
2 •
1 •
! 0 •
— B.
LA GRENSBAHATERMVLIS
X o p p e r v l a k <
D h a l v e d i e p t e :
O bodem
8 .
’ 7 ■
6 ■
5 ■
4 ,
3 •
2 -
I 1 .
f e n o l , y g / 1 , 19 t / m 2 1 - 4 - 1 9 8 3
y - '
0—
f i g . 4 . 7 2 .
X oppervlak□ halve diepteo bodem
VL T S TERN HA 2U LA BA GRENS
fenol, yg/1, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.73.
5.
3.
2 -i! ' •i
0 ■
X-
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
0 bod em
VLIS TERN HA 2U LA BA GRENS
32 •
28 ■
24 -
20 .
16 .
1 2 ■
8 .
E - c o l i , MPN /ml , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3 f i g . 4 . 7 4 .
X o p p e r v l a k r
o h a l v e d i e p t e ■
o bo dem
o tr"'
BA GRENSHA LATERN
‘ 32 ■
•’ 28 ■
24 •
< 20 •i\
16.
12.
8 ■
O .
E-coli, MPN/ml, 19 t/m 2 1 - 4 - 1 9 8 3
y-
>- -
f i g . 4 . 7 5 .
X oppervlak□ halve diepteO bodem
VLIS TERN HA 2U LA BA GRENS
E-coli, MPN/ml, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.76.
X o p p e r v l a k j
□ h a l v e d i e p t e jí
o b o d e m i
VLIS TERN LA BA GRENS
t o t - a - a k t i v i t e i t , B q / m ^ , 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 33 5 0 .
300- _
2 5 0 . _
200 - _
150- _
i 00 • _
50-
0 •
V U S TERN
•• I " M V 1 I ’ I . I'
HA 7\) LA BA GRENS
f i g . 4 . 7 7 .
X o p p e r v l a k
□ h a l v e d i e p t e
o bodem
000-
: 500- _
400 • _
3 0 0 . _
200 - _
1 00 . _
0 •
( 3 - r e s t a k t i v i t e i t , Bq/m / 8 t / m 1 0 - 2 - 1 9 8 3
’ -X“
TERN HA 2U LA
7 7 TBA
f i g . 4 . 7 8 .
X o p p e r v l a k !
□ h a l v e d i e p t e ■
o b o d e m '
GRENS
rijkswaterstaatdienst getijdewateren bibliotheekgrenadlersweg 31 • postbus 439 4330 PG middelburg
GRADIËNTONDERZOEK WESTERSCHELDE 1983
L'A, v.d. Kooij DBW/RIZA-WS oktober 1985 notanr.85-17
Inhoudsopgave.
1. Inleiding.
2. Bemonsterings» en analyseprogramma.
3. Toelichting op de presentatie.
4. Resultaten van het onderzoek.4.1 Waterhuishouding.4.2 Waterkwaliteit
4.2.1 Chloride4.2.2 Temperatuur4.2.3 Zuurgraad
1
4.2.4 Zwevende stof 4,2.5‘ Zuurstof4.2.6 Stikstof4.2.7 Fosfor4.2.3 Opgelost silicium4.2.9 Organisch gebonden koolstof4.2.10 Chlorofyl4.2.11 Fluoride 4.2.12' Sulfaat4.2.13 Metalen4.2.14 Fenol4.2.15 Organische microverontreinigingen
- PAK's- PCB’S- Pesticiden en heptachloorepoxide- Q K - t ß - t (f - HCH, QCB, HCB en hexachloorbutadieën- B0C1
4.2.16 Thermotolerante bacteriën van de coligroep4.2.17 Radioactiviteit
5. Beschouwing omtrent de representativiteit van enkele routinepunten voor de waterkwaliteit.
6 , Samenvatting, conclusies en aanbevelingen.
Geraadpleegde bronnen.
Bijlagen. Overzicht van berekeningen uitgevoerd ten behoeve van het gradiëntonderzoek Westerschelde.I. Correctie op de verdunning met zeewater.II. Zuurstofhuishouding.III. Stikstofhuishouding.IV. Sedimentatie, adsorptie en desorptie.V. Verdeling van organische microverontreinigingen over
water en zwevende stof.
INLEIDING
Begin jaren'60 is gestart met het routinematige waterkwaliteitsonderzoek in de Westerschelde, Dit onderzoek betreft enkel bemonsteringen aan het wateroppervlak rond de laag waterkentering op een tiental punten op het traject Schaar van Ouden Doei (Belgisch-Nederlandse grens)- Vlissingen. inzicht in de waterkwaliteit over de verticaal ontbreekt hiermee, terwijl adsorptie-, desorptie- en sedimentatieprocessen van stikstof, fosfor en metalen deels onbekend terrein zijn. Ook over het gedrag van organische microverontreinigingen is weinig bekend, daar deze enkel bij Schaar van Ouden Doei bepaald worden.Met het getijgemiddelde ééndimensionale advectie-dispersiemodel VEDWAM (o.a. lit.20) zijn in het verleden berekeningen uitgevoerd teneinde de gevolgen van lozingen op de waterkwaliteit van de Wester- schelde te bepalen. De deels onbekendheid inzake processen heeft het echter niet mogelijk gemaakt betrouwbare berekeningsresultaten te verkrijgen.Hét voorliggende gradiëntonderzoek in de Westerschelde is er op gericht meer inzicht te verkrijgen in horizontale en verticale gradiënten, verspreiding van stoffen en omstandigheden waarin adsorptie, desorptie en sedimentatie plaatsvinden. Teneinde de resultaten van het onderzoek optimaal te kunnen gebruiken voor het getijgemiddelde model VEDWAM zijn bemonsteringen rond halftij na hoog water uitgevoerd,In de voorliggende nota wordt in hoofdstuk 2 het bemonsterings- en analyseprogramma behandeld. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de manier waarop de resultaten van het onderzoek zijn gepresenteerd. Deze resultaten komen in hoofdstuk 4 aan de orde.In hoofdstuk 5 wordt een beschouwing omtrent de representativiteit van de routine bemonsteringspunten gegeven. Tenslotte geeft hoofdstuk 6 de conclusies van het hoofdstuk weer.
-2
2. BBMONSTERINGS- EN ANALYSEPROGRAMMA
Het onderzoek is uitgevoerd rond halftij na hoog water, waarbij een speling van maximaal één uur voor tot één uur na halftij ais toelaatbaar werd geacht. De bemonsteringen zijn uitgevoerd met het m.s, "Dr. L.F. Kamps". Er is begonnen in Vlissingen, waar in volgorde van nummering de in tabel 2.1. gegeven lokaties zijn bemonsterd.De lokaties zijn zoveel mogelijk in de hoofdstroomgeul gekozen.In fig. 2.1 zijn de bemonsterde lokaties in kaart gebracht.Per lokatie zijn drie verschillende diepten bemonsterd, te weten 0,5 m onder het wateroppervlak, halverwege de waterkolom en 1 m boven de bodem. Met de in tabel 2.1 opgegeven waterdiepten kan per lokatie afgeleid worden op welke diepten (in m) de monsters genomen zijn.In totaal zijn drie onderzoekstochten gevaren bij verschillende Schelde-afvoeren, namelijk van 8 t/m 10 februari (hoge afvoer) , van 19 t/m 21 april (ongeveer gemiddelde afvoer) en van 27 t/m 29 september (lage afvoer).Een overzicht van de geanalyseerde parameters wordt in tabel 2.2 gegeven.
-3-
3. TOELICHTING OP DE PRESENTATIE
In de hierna volgende paragrafen worden per parameter de resultaten van het onderzoek besproken. De analyse- en/of berekeningsresultaten van het onderzoek zijn per bemonsteringstocht grafisch gepresenteerd. In een aantal gevallen is gekozen voor een presentatie in tabelvorm. Bij de grafische presentatie zijn op de horizontale as de bemonsterde punten aangegeven (lengte-as grafieken) en op de verticale as de parameter grootheid. In verband met de geografische interpretatie zijn de afstanden tussen de stations allen op dezelfde schaal weergegeven en ligt het punt vlissingen het meest links en het punt Schaar van Ouden Doei het meest rechts in de figuur {werkelijke afstand 72 km).In enkele gevallen zijn met afkortingen punten aangegeven: "Vlis." (Vlissingen); "Tern." (Pas van Terneuzen; "Ha." (Hansweert); "Zu". (Zuidergat); "La." (Lamswaarde); "Ba." (Bath); "grens" (Schaar van Ouden Doei). De overige punten kunnen met behulp van tabel 2.1 afgelezen worden.Het rapport gaat voornamelijk in op processen, zoals verdunning met zeewater, afbraak, sedimentatie en adsorptie/desorptie. Een beschrijving van de hiervoor uitgevoerde berekeningen wordt gegeven in de bijlagen I t/m V.In het rapport wordt regelmatig (in tabelvorm) ingegaan op de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties. Hiermee wordt de concentratie van een parameter in de zoet water fractie van de Wester- schelde op een bepaalde plaats bedoeld.
4-
4. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
4.1 Waterhuishouding
De Schelde vormt de grootste toevoer van zoet water naar de Westerschelde, gevolgd door het Kanaal van Gent naar Terneuzen.Uit lit.1 kunnen de Schelde-afvoeren worden afgeleid, terwijl doorRijkswaterstaat-Directie Zeeland de afvoeren van het Kanaal Gent-Ter- neuzen zijn opgegeven. ín tabel 4.1 zijn de afvoeren gegeven op de dagen waarop het gradiëntonderzoek is uitgevoerd. De afvoeren van de Schelde zijn omgerekend van Schelle (B) naar de Belgisch-Nederlandse grens (toename gemiddeld 12%).Ten opzichte van de Schelde en het kanaal Gent-Terneuzen kunnen de overige afvoeren van zoet water naar de Westerschelde verwaarloosd worden (lit,2).Vanaf de grens tot aan de monding bij vlissingen is de verblijftijd van het water in de Westerschelde 6-8 weken (lit.3,22). Dit betekent dat de mate waarin zoet water in de Waterschelde aanwezig is, bepaald wordt door de afvoer van max. 6-8 weken daarvoor. Ter oriëntatie zijn in tabel 4.2 afvoergegevens van oktober 1982 t/m september 1983 opgenomen. De afvoer van het kanaal Gent-Terneuzen heeft in deze periode gevarieerd tussen 10 en 30 m V s .
4.2 waterkwaliteit
4.2.1 Chloride (fig.4.1 t/m 4.6).
In de waargenomen chlorideconcentraties wordt de grootte van de Schelde-afvoeren weerspiegeld. Bij hoge afvoeren zijn de chlorideconcentra- ties laag en bij lage afvoeren hoog (fig.4.1 t/m 4.3).Gemiddeld over de verticaal bedragen de chlorideconcentraties bij Vlissingen en Schaar van Ouden Doei bij het onderzoek in februari 1983 resp. 15.670 en 1,100 mg/1, in april 1983 resp. 16.030 en 2.730 mg/1 en in september 1983 resp. 17.700 en 8.910 mg/1. (Zie voor de bijbehorende Schelde-afvoeren tabel 4.1).In vrijwel de gehele westerschelde komen over de verticaal eveneens chloridegradiënten voor, met bij de bodem de hoogste concentraties, hetgeen duidt op een grotere instroming van zeewater langs de bodem van de Westerschelde dan aan het oppervlak. De concentratieverschillen over de verticaal bedragen ca. 700-1.500 mg/1. Ter hoogte van de grens met België zijn deze verschillen echter aanzienlijk afgenomen.
-5~
Onduidelijk is de oorzaak van de stijgende chloridegradiënt op het traject Lamswaarde-Overloop van Valkenisse in februari en september, Mogelijk is er een invloed van circulatiestromen of de komberging van het nabijgelegen Land van Saeftinghe.Uitgaande van een chlorideconcentratie op zee van 18.500 mg/1 en in het zoete Scheldewater van 100 mg/1 zijn in de figuren 4.4 t/m 4.6 de berekende fracties zoet water gepresenteerd. Bij een hoge Schelde- afvoer (februari) neemt de zoet water fractie bij Schaar van Ouden Doei toe tot ca. 95%/ bij een lage afvoer (september) slechts tot ca. 50%. Bij Vlissingen zijn deze percentages resp, ca. 20% en ca. 5%.
4.2.2 Temperatuur (fig.4.7).
In de temperatuurniveaus worden duidelijk de perioden van het jaar herkend (fig.4.7). ín april en september is er een gering dalende temperatuur sgradi'ént in zeewaartse richting. Het zeewater is dan kouder dan het water van de Schelde.In februari is er een enigszins stijgende gradiënt richting zee.Het Scheldewater is dan kouder dan het zeewater. Temperatuursverschillen over de verticaal zijn tijdens de metingen vrijwel niet waargenomen. Enkel tijdens het onderzoek in april zijn tussen het water aan het oppervlak en bij de bodem op enkele plaatsen verschillen in temperatuur gemeten. Maximaal bedroeg dit verschil ca. 2,5aC bij Terneuzen.
4.2.3 Zuurgraad (fig.4.8 t/m 4.10).
De zuurgraad (pH) vertoont een duidelijke stijging in zeewaartse richting, De pH ligt rond 7/5 s.e. ter hoogte van Schaar van Ouden Doei en rond 8/1 s.e. ter hoogte van vlissingen. Een invloed van eutrofië- ringsverschijnselen op de pH is niet waargenomen; de chlorofylconcen- traties (par.4,2 .10) zijn vrij laag.De pH in vooral het westelijk deel van de Westerschelde is in september ca, 0/2 s.e. hoger dan bij de overige onder zoekstochten. Oorzaak is de in september wat hogere pH van het zeewater (lit,6 ).Over de verticaal komen weinig pH-verschillen voor met uitzondering van de lage pH bij de bodem (7/3-7,8 ) in de omgeving van Terneuzen tijdens de meting in april. Een duidelijke oorzaak is echter niet aan te geven.
'6-
4.2.4 Zwevende stof (fig.4.11 t/m 4.13, tabel 4.3).
De zwevende stofconcentraties liggen in de westerschelde op een hoog niveau, wat voornamelijk het gevolg is van de hoge turbulentie.De afvoer, tijdens de metingen in februari, van 320 m3/s (langjarig gemiddelde ca, 115 mVs, lit.1), heeft een aanmerkelijke toename van de zwevende stofconcentratie ter hoogte van Schaar van Ouden Doei veroorzaakt. Door sedimentatie ten gevolge van afnemende turbulentie nemen in westelijke richting de concentraties af.Bij de lagere Schelde-afvoeren in april en september zijn ook de zwevende stofconcentraties ter hoogte van Schaar van Ouden Doei aanzienlijk gedaald ten opzichte van het onderzoek in februari (van ± 300 naar 120 mg/1 aan het oppervlak). In het algemeen is dan ook een enigszins stijgende gradiënt in zeewaartse richting ontstaan hetgeen op een stroomopwaarts transport van zwevende stof vanaf zee wijst.Deze stijging is voornamelijk het gevolg van de invloed van de verhoogde stofconcentraties voor de Belgische kust (lit.8 ,9,10),Met behulp van de chlorideconcentraties (par.4.2.1) kan afgeleid worden dat ter hoogte van Schaar van Ouden Doei de zwevende stof in februari en april voor 90% uit rivierslib bestaat en in september voor ca. 50% (lage schelde-afvoer), Ter hoogte van Vlissingen bedragen deze percentages resp. 15% en 5%. volgens lit,13 is 75% van het in de Westerschelde gesedimenteerde materiaal afkomstig vanaf zee. Hiermee is het mogelijk -op basis van de sedimentatie van zwevende stof afkomstig van de Schelde- de sedimentatie van zwevende stof vanaf zee te berekenen (tabel 4.3; zie ook bijlage IV).Er blijkt dat bij hoge Schelde-afvoeren grotere hoeveelheden zwevende stof sedimentären dan bij lage afvoeren. De berekende sedimentatie varieert sterk, waarbij enkel de resultaten van 27-29 september 1983 overeenkomen met de berekeningen van het Waterloopkundig Laboratorium (lit.13) . De verklaring hiervoor is dat het onderzoek van het Waterloopkundig Laboratorium ook in dezelfde periode van het jaar (september 1979) is uitgevoerd.Uit de gradiënten in de figuren kan afgeleid worden dat bij een lage afvoer ca. 50% van de door de Schelde aangevoerde zwevende stof sedi- menteert op het traject Schaar van Ouden Doel-Lamswaarde. Bij een hoge Schelde-afvoer neemt dat percentage toe tot bijna 90%.
j
-7-
Bij de bodem worden de hoogste zwevende stofconcentraties waargenomen. Grote verschillen tussen concentraties aan het oppervlak en bij de bodem komen voor op het traject Bath-Hansweect en ter hoogte van Vlissingen. Bij vlissingen doet zich weer de invloed van de verhoogde zwevende stofconcentraties in het kustwater gelden, dat met name langs de bodem de Westerschelde binnenkomt (zie ook par.4.2.1). De oorzaak van de hoge zwevende stofconcentraties bij de bodem op het traject Bath-Hansweert in april en september zou kunnen worden gezocht in lokale turbulenties (lit.7) .De gloeirest van de zwevende stof varieert bij alle tochten tussen 80 en 100%, hetgeen wijst op een hoge anorganische fractie (zand) in de zwevende stof, Seizoensinvloeden (bijvoorbeeld algen) , verticale en horizontale gradiënten in het percentage gloeirest worden vrijwel niet onderscheiden. Presentatie van de analyseresultaten is daarom achterwege gelaten.
4.2.5 zuurstof (fig.4.14 t/m 4.16, tabel 4.4).
Door de vrij hoge belasting met zuurstofbindende stoffen worden ter hoogte van Schaar van Ouden Doei lage zuurstofconcentraties gemeten.De zuurstofbindende stoffen bestaan voornamelijk uit gereduceerde stikstofverbindingen die de in het water aanwezige zuurstof gebruiken voor nitrificatie. De BQDs-concentraties hebben een geringer aandeel i n d e zuurstofvraag (lit.2 ,5,6 ).Door afname van de concentraties aan de zuurstofbindende stoffen, reaeratie van het water en de indringing van zuurstofrijker zeewater nemen in westelijke richting de zuurstofconcentraties snel toe, om vanaf ongeveer Zuidergat-Hansweert op eenzelfde niveau te blijven.In het algemeen worden vooral in het oostelijk deel van de Westerschelde bij de bodem hogere zuurstofconcentraties waargenomen dan aan het oppervlak, omdat ten gevolge van het dichtheidsverschil meer zeewater voorkomt bij de bodem. Opmerkelijk is de afwezigheid van zuur- stofconcentratieverschillen bij Schaar van Ouden Doei, wat verklaard kan worden uit de geringere chlorideverschillen over de verticaal.Uit de gemeten zuurstof- en zoutconcentraties en de temperaturen zijn de zuurstofverzadigingspercentages berekend. De resultaten van deze voor enkele bemonsterde punten uitgevoerde berekeningen zijn in tabel 4.4 opgenomen, met tussen haakjes de voor de invloed van zout water gecorrigeerde percentages (zie ook bijlage I).
-8-
Het verschil van het werkelijke en gecorrigeerde zuurstofverzadigings- percentage geeft aan in welke mate het zeewater heeft bijgedragen aan de verbetering van de zuurstofsituatie. Uit tabel 4.4 kan opgemaakt worden dat gaande in oostelijke richting de zuurstofverzadigingsper- centages (en dus ook de concentraties) steeds positiever beïnvloed worden door het zoute water. Tijdens de tocht van april is in het westelijk deel van de Westerschelde een oververzadiging waargenomen, terwijl doorgaans (lit.6 ) het verzadigingspercentage niet hoger is dan 100%. De oorzaak van deze oververzadiging is echter niet duidelijk, mede omdat de chlorofylconcentraties (par.4.2 .10) op een laag niveau liggen.Uit de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde horizontale zuur- stofgradiënt is met behulp van lit,11 de B0D5 afbraakcoëfficiënt berekend op 0,1-0,3/dag. De berekening is in bijlage II opgenomen.
4.2.6 Stikstof (fig.4.17 t/m 4.25, tabel 4.5 t/m 4.7).
Kjeldahl-stikstof (Kjd-N) is gedefinieerd ais de som van opgelost en particulair gebonden gereduceerd stikstof en NH^-Nï Kjd-N ■ Kjd~N0pg + Kjd-Npart + NH4-N. De term Kjd-N - NH4-N (tabel 4.6) geeft hiermee de som van opgelost en particulair gebonden gereduceerd N aan.Bij alle tochten is een in zeewaartse richting dalende gradiënt van Kjd-N aanwezig (fig.4.17 t/m 4.19). Op enkele lokaties zijn door de monsters te filtreren, de concentraties Kjd-Nopg en Kjd-Npart bepaald, waardoor meer inzicht wordt verkregen in de bindingsvormen van de gereduceerde stikstofverbindingen in de Westerschelde. Tabel 4,5 geeft hiervan een overzicht. In het algemeen zijn de concentraties Kjd-Npart en Kjd-N0pg het hoogst in februari en het laagst in september, wat ook naar voren komt uit fig.4.17 t/m 4.19. Verder is de fractie Kjd-Npart in het algemeen iets hoger dan die van Kjd-N0pg*Met een gehalte van 4-7 mg part.N/g zwevende stof kan, met behulp van de berekende sedimentatie van de zwevende stof (par.4.2.4), de sedimentatie van part.N in de Westerschelde afkomstig van de Schelde berekend worden op<0,01 kg/s in september tot ca, 0,3 kg/s in februari.Op een zelfde wijze kan berekend worden dat de sedimentatie van part.N afkomstig uit zee aanmerkelijk groter is, namelijk ca. 0,02 kg/s in september tot ca. 0,9 kg/s in februari.
-9-
Aannemende dat de stikstofparameters in de zout water fractie in de Westerschelde een conservatief gedrag vertonen, zijn roet de voor zout water gecorrigeerde stikstofparameters {tabel 4.6) en verblijftijden (lit,22) van processnelheden en -constantes berekend. De resultaten van deze berekeningen zijn opgenomen in tabel 4.7 (zie ook bijlage I en III) .De ammonifikatiesnelheden en -constanten zijn voor februari vervangen door geschatte waarden, omdat de door de hoge Schelde-afvoer veroorzaakte hoge Kjd-N-concentraties onwaarschijnlijke berekeningsresulta- ten opleveren. De in september waargenomen verhoogde Kjd-N en NH4-N concentraties bij Terneuzen {wat vooral tot uiting komt in de gecorrigeerde concentraties; tabel 4.6) duiden op de invloed van een lozing. Voor de berekening zijn deze waarden vervangen door concentraties, geschat voor de situatie zonder lozing.Uit tabel 4.7 kan afgeleid worden dat in het algemeen de processnelheden en -constanten toenemen van februari tot september, ais gevolg van de toename van de watertemperatuur. De gradiënten van de diverse stikstofparameters worden echter voor een groot deel bepaald door de verdunning met zeewater (NH4~N>25%, NO3-N*>80%). De oorzaak van de hoge gecorrigeerde concentraties bij vlissingen is niet geheel duidelijk. Mogelijk speelt hierbij de zeer grote verdunning met zeewater een rol, hetgeen grotere onnauwkeurigheden in de berekeningen (bijlage 1) introduceert .Opvallend is dat de nitrificatie en denitrificatie in september langzamer verloopt dan bij de overige tochten, hoewel de betreffende constanten in september duidelijk groter zijn. De oorzaak is dat de nitrificatie- en denitrificatiesnelheden dermate hoog zijn dat de nitrificatie en denitrificatie bovenstrooms van Schaar van Ouden Doei vrijwel volledig zijn verlopen, waardoor op de Westerschelde vrijwel geen NH4-N en NO3-N meer resteert om genitrificeerd resp. gedenitrifi- ceerd te worden. Dit verklaart ook de ten opzichte van februari en april lage NH4-N en NO3-N concentraties en de gradiënt die vrijwel volledig wordt bepaald door de verdunning met zeewater {fig.4.22,4.24; tabel 4.6). De berekende nitrificatiesnelheden en -constantes komen redelijk overeen met lit.5.In tabel 4.7 is een onderscheid gemaakt tussen het oostelijk (Schaar van Ouden Doel-Lamswaarde) en westelijk deel (Lamswaarde-Pas van Terneuzen) van de Westerschelde. Br blijkt dat zowel nitrificatie ais denitrif icatie in het oostelijk deel sneller verlopen dan in het westelijk deel. Voor februari is het onderscheid minder duidelij.k, omdat door de lage watertemperatuur deze processen dan vrijwel niet verlo- cen.
-IQ-
4.2.7 Fosfor (fig.4.26 t/m 4.31, tabel 4.8, 4.9)
De concentraties 0-PO4-P (fig.4.29 t/m 4.31) en het verschil van t-PC>4-p en 0-PO4-P (fig.4.26 t/m 4.28) dalen in zeewaartse richting. Het verschil van t-P04-P en 0-PO4-P omvat particulair gebonden P (part.p) en opgeloste vormen van P anders van 0-PO4-P (opg.p) . op enkele lokaties is naast t-pö4-P en 0-PO4-P ook t-P04*-P na filtratie bepaald, waardoor meer inzicht verkregen wordt in de bindlngsvormen van fosfor. Tabel 4.8 geeft hiervan een overzicht, waarbij part.P » t-P04“P - t-P04~P na filtratie en opg.P » t-P04~p na filtratie - 0-PO4-P.Er blijkt dat de fractie part.p in het algemeen groter is dan van opg.p. Beide fracties komen bij de bodem in hogere concentraties voor dan aan het oppervlak.De gehalten fosfor gebonden aan de zwevende stof variëren bij Schaar van Ouden Doei van ca. 5,4 mg P/g zwevende stof in februari tot ca.3,6 mg P/g in september. Bij vlissingen zijn deze gehalten resp. 1,1 en 0,6 mg P/g.Uit de berekende sedimentatie van de zwevende stof (par.4.2.4) kan een opgave van de sedimentatie van fosfor gegeven worden. De sedimentatie van fosfor uit de Schelde varieert van 0,01 kg/s in september tot ca. 0,4 kg/s in februari. De sedimentatie vanuit zee is lager, namelijk <0,01 kg/s in september tot ca. 0,3 kg/s in februari.De concentraties opg.+ part.p liggen bij alle tochten op hetzelfde niveau. Ten opzichte van de andere tochten zijn de 0-PO4-P concentraties het laagst in april.De dalende gradiënt van 0-PO4-P is vrijwel volledig veroorzaakt door de verdunning met zeewater. De voor deze verdunning gecorrigeerde 0-PO4-P concentraties (tabel 4.9) geven een gering stijgende concen- tratiegradiënt aan. Deze stijging is vooral duidelijk ten westen van Hansweert, hetgeen op de invloed van fosfaatlozingen in dit gebied (kanaalzóne, Terneuzen, Sloegebied, Walcheren, Zuid-Beveland) duidt.De gecorrigeerde concentraties t-P04~P vertonen in het oostelijk deel een sterk dalende gradiënt (sedimentatie). De oorzaak van de hoge gecorrigeerde 0-PO4-P en t-pç>4-P concentraties bij de bodem bij vlissingen is niet geheel duidelijk. Mogelijk speelt hierbij de zeer grote verdunning met zeewater een rol. Een invloed van algenaktiviteit op de fosforconcentraties is niet waarneembaar.
4
-11-
4.2.8 Opgelost silicium (fig.4.32 t/m 4.34, tabel 4.10).
De concentraties opgelost silicium dalen in zeewaartse richting. ín het algemeen zijn de concentraties aan het oppervlak een fractie hoger dan bij de bodem.De concentraties zijn in februari het hoogst en in september het laagst. ín tabel 4.10 zijn de concentraties opgelost silicium gecorrigeerd voor de verdunning met zeewater aangegeven. De gecorrigeerde concentraties geven in april en september een gering dalende gradiënt aan, hetgeen wijst op een opname door algen. In april wijst de stijgende gradiënt echter op een netto produktie van silicium (vrijkomen uit algen) .De concentratiegradiënt in april is vrijwel volledig bepaald door de verdunning met zeewater. In februari speelt de verdunning voor ca 80% een rol en in september voor ca 60%. Ten opzichte van februari is het concentratieniveau van chlorofyl ongeveer verdubbeld in april en september (par.4.2.10). Opgelost silicium verdwijnt niet volledig omdat de omstandigheden (met name licht) niet ideaal zijn. Op zee bijvoorbeeld (lit.9) zijn de variaties in opgelost silicium groter vanwege het verbeterde lichtklimaat.
4.2.9 Organisch gebonden koolstof (fig.4.35 t/m 4.40, tabel 4.11).
Particulair gebonden organisch koolstof (POC, bepaald ais het verschil van totaal organisch gebonden koolstof -TOC- en opgelost organisch koolstof -DOC) vertoont vrijwel geen horizontale of verticale concentratiegradiënt in de westerschelde. Het concentratieniveau varieert rond de 2 mg/1 (fig.4.35 t/m 4.37).Ter hoogte van Vlissingen dalen de gehalten organisch gebonden koolstof gehecht aan de zwevende stof van 50 mg C/g zwevende stof in februari tot ca. 15 mg C/g in september. Bij Schaar van Ouden Doei is dit gehalte ca. 35 mg C/g in februari en ca. 50 mg C/g in april en september. Met behulp van de in par.4.2.4 berekende sedimentatie van de zwevende stof kan een schatting gemaakt worden van de sedimentatie van POC. De sedimentatie van POC afkomstig uit de Schelde varieert van 0,01 kg/s in september tot 2,8 kg/s in februari, terwijl het POC afkomstig uit zee varieert van 0,1 kg/s in september dat 12,0 kg/s in februari.
- 12-
DOC geeft een in de richting van Vlissingen dalende concentratiegra- diënt te zien. Deze is het grootst in februari het kleinst in september. De DOC concentraties zijn het hoogst in februari en het laagst in september. Gecorrigeerd voor de verdunning met zeewater komt datzelfde beeld naar voren (tabel 4.11).De dalende DOC gradiënten worden vrijwel volledig veroorzaakt door de verdunning met zeewater. De gecorrigeerde DOC concentraties geven vrijwel geen gradiënt te zien. Dit wijst erop dat de opname van DOC door algen vrijwel niet plaatsvindt. De oorzaak van de extreme gecorrigeerde DOC concentraties bij Vlissingen is niet geheel duidelijk. Mogelijk speelt hierin, evanals bij de andere nutriënten, de zeer grote verdunning met zeewater een rol,
4.2.10 Chlorofyl (fig.4.41 t/m 4.43).
De waargenomen chlorofylconcentraties zijn laag in de Westerschelde.De waargenomen maximale concentratie (tocht april) bedraagt 19,5 pg/1 bij Vlissingen, Op grond van de grote hoeveelheden voedingsstoffen zou de algenactiviteit (waarvoor de chlorofylconcentratie een maat is) groter verwacht worden.Het ontbreken van algenbloeien kan twee oorzaken hebben. Enerzijds de hoge zwevende stof concentraties in de westerschelde, waardoor onvoldoende licht doordringt, en anderzijds de zoutgradiënt.Door afsterving van zoet .water algen in het brakker wordende water en omdat in brak water slechts een beperkt aantal soorten algen tot ontwikkeling kan komen (lit.14) wordt in het oostelijk deel van de Westerschelde (ongeveer ter hoogte van Damswaarde) een minimum in de chlorofylconcentratie waargenomen. ín westelijke richting stijgt dan de chlorofylconcentratie weer ais gevolg van het grotere aantal soorten algen dat in het zouter wordende milieu tot ontwikkeling kan komen.De combinatie, van beide factoren dichtklimaat en zoutgradiënt) is waarschijnlijk de oorzaak van het ontbreken van duidelijke chlorofyl- gradiënten. Enkel in april is een minimum chlorofylconcentratie waarneembaar in de omgeving van Lamswaarde gevolgd door een stijgende gradiënt in zeewaartse richting.
-13-
4.2.11 Fluoride (fig.4.44 t/m 4.46, tabel 4.12).
De fluorideconcentraties geven wisselende gradiënten te zien. In februari en april stijgen de concentraties in zeewaartse richting, terwijl in september een dalende gradiënt aanwezig is. Op grond van de van nature in zeewater hogere fluorideconcentraties zou in alle gevallen een stijgende gradiënt verwacht worden. De Schelde, het Kanaal Gent-Terneuzen en directe lozingen vanuit de Sloehaven vormen echter een dermate grote fluoridebelasting dat deze gradiënt zich kan wijzigen (lit.2,15).Fluoride is een conservatieve stof. De voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties zouden zeewaarts gaande, bij afwezigheid van lozingen, gelijk moeten blijven. Dit wordt niet geconstateerd (tabel 4.12) hetgeen ook wijst op wisselende fluoride belastingspatro- nen. Zo zou de toegenomen fluorideconcentratie in februari en april ter hoogte van Terneuzen (gecorrigeerd, tabel 4 1 2 ) veroorzaakt kunnen zijn door het Kanaal Gent-Terneuzen. In september is deze toename afwezig vanwege het zeer lage kanaaldebiet (zie ook U t , 16). De concen- tratiestijging op het trajekt Schaar van Ouden Doel-Bath kan verklaard worden uit de menging van lozingen vanuit het Antwerpse havengebied.
4.2.12 Sulfaat (fig.4.47 t/m 4.49).
Sulfaat is een stof die voornamelijk-in zout water voorkomt. Dit verklaart dan ook de zeewaartse stijgende gradiënten die zijn waargenomen. ín februari is deze gradiënt het grootst en in september het kleinst, wat verklaard wordt uit de verschillende Schelde-afvoeren. Sulfaat gedraagt zich, evenals chloride en fluoride, conservatief. Omdat de sulfaatbelasting (lozingen, kanalen) van de Westerschelde laag is, vertoont de gradiënt een vloeiend verloop. De voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties leveren een vrijwel constante waarde op.
4.2.13 Metalen (fig.4.50 t/m 4.70, tabel 4.13).
Metalen zijn enkel in de monsters van de tocht in februari geanalyseerd. Dit houdt in dat de resultaten van dit onderzoek gelden voor een hoge Schelde-afvoer.
-14-
De particulair gebonden metalen (fig.4.50, 4.53, 4.56, 4.59, 4.62, 4.65, 4.68) hebben een dalende gradiënt in zeewaartse richting. De grootste daling vindt plaats op het traject Schaar van Ouden Doel- Bath. Bij nikkel, chroom en lood is er ongeveer vanaf Terneuzen een gering stijgende gradiënt aanwezig. Gemiddeld over de verticaal komen de metalen bij Schaar van Ouden Doei voor meer dan .95% aan de zwevende stof gebonden voor. Zink (90%) en nikkel (50%) vormen hierop een uitzondering. Door sedimentatie, desorptie en verdunning met zwevende stof afkomstig van zee worden bij Vlissingen lagere bindingspercenta- ges waargenomen: cadmium 25%, nikkel 40%, koper en zink 60%, kwik 80%, chroom en lood meer dan 90% (zie ook bijlage IV).In tabel 4,13 zijn de metaalgehalten van de zwevende stof op enkele plaatsen in de Westerschelde gegeven. Tussen haakjes staan de gehalten in de rivierfractie van de zwevende stof gegeven. Met deze gegevens en de berekende slibtransporten (par.4.2 .4) zijn sedimentatie en desorptie van metalen gebonden aan het rivierslib berekend. Aanname hierbij is dat de zwevende stof afkomstig van zee geen adsorptie of desorptie ondergaat. Het netto effect is voor alle metalen een desorptie (cadmium meer dan 90%, koper ca. 75%, zink ca. 60%, overigen minder dan 50%) uit de zwevende stof afkomstig van de Schelde. Procentueel gezien jse- dimenteert particulair cadmium afkomstig van de Schelde weinig (minder dan 10%). Koper en zink sedimenteren voor 20-35% en de overige metalen voor meer dan 50%. De sedimentatie vanuit zee is voor alle metalen aanmerkelijk groter.De opgeloste concentraties geven voor nikkel een duidelijke daling zeewaarts te zien. Bij afwezigheid van adsorptie of desorptie zouden de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde opgeloste concentraties constant moeten zijn. Het voornamelijk ten westen van Hansweert voorkomende dalende concentratieverloop (tabel 4.13) geeft hiermee een adsorptie van nikkel aan, terwijl de metaalgehalten in de rivierfrac- tie van de zwevende stof (waarmee de vrachtberekeningen in tabel 4,13 zijn uitgevoerd) juist op een desorptie duiden. Een verklaring voor deze tegenstrijdigheid ontbreekt.Ten westen van Terneuzen zijn de opgeloste concentraties van kwik, lood en chroom door verdunning tot onder de detektiegrens gedaald, waardoor correcties voor de verdunning niet betrouwbaar meer zijn.Voor cadmium, chroom, koper (en in mindere mate voor zink en kwik) is uit de gecorrigeerde opgeloste concentraties in tabel 4.13 ten westen van Hansweert eveneens een desorptie af te leiden.
-15-
De totaalconcentraties van de metalen (fig.4.52, 4.55, 4.58, 4.61 4.64, 4.67, 4.70) volgen ongeveer het patroon van de particulair gebonden concentraties. In verticale richting is eveneens een gradiënt aanwezig. Bij de bodem kunnen de totaalconcentraties aanzienlijk hoger zijn dan aan het oppervlak. Dit geldt eveneens voor de opgeloste concentraties.Vergeleken met lit.13 verschillen de berekeningsresultaten sterk. Voornaamste oorzaak is het verhoogde zwevende stof transport bij het voorliggende onderzoek (ongeveer het 22-voudige van lit.13). Daarnaast hebben de verschillende onderzoeksperioden (september 1979 en februari 1983) met de tussentijds verminderde belasting door de Schelde (lit,6) invloed gehad.
4.2.14 Fenol (fig. 4.71 t/m 4.73, tabel 4.14).
Onder fenol vallen alle stoffen die bestaan uit één benzeenkern en eventueel aanhangende groepen met tenminste één hydroxylgroep.Fenol heeft in april en september een in zeewaartse richting dalende concentratiegradiënt, In februari echter wordt vanaf Terneuzen een stijging in de gradiënt waargenomen (fig.4.70). Deze stijging kan verklaard worden uit de toen sterk toegenomen belasting van het Kanaal Gent-Terneuzen (lit.6.16). In september is de dalende gradiënt vrijwel volledig veroorzaakt door de verdunning met zeewater. In februari en april is dit slechts 60-70%.Fenol komt vrijwel enkel in opgeloste vorm voor. In tabel 4.14 zijn de concentraties gecorrigeerd voor de verdunning met zeewater gegeven. In eerste instantie (traject Schaar van Ouden Doel-Zuidergat) dalen ook de gecorrigeerde concentraties in westelijke richting, wat op afbraak van fenol duidt. Opvallend is dat bij een toename van de watertemperatuur de afbraaksnelheid daalt: 0,16 pg/l.d in februari, 0,12 pg/1 in april en 0,01 pg/l.d in september. Juist het tegengestelde effect zou verwacht worden, namelijk een toename van de afbraaksnelheid. Een verklaring is dat door reeds verlopen afbraakprocessen bovenstrooms van de Westerschelde nog onvoldoende fenol resteert om nog goed door micro-organismen te kunnen worden' afgebroken. De berekende afbraakcon- stanten (1e-orde proces, zie hiervoor ais voorbeeld bijlagen II en III) duiden erop dat bij een voldoende fenolaanbod de afbraak zou zijn toegenomen : k= 0,034/d in februari en 0,044/d in april. Voor september kan echter geen constante berekend worden vanwege de afwezigheid van een duidelijke gradiënt in de gecorrigeerde concentraties.
-16'
Op het traject Hansweert-Vlissingen doet zich in februari en april de Invloed van lozingen via de afvalwaterleiding bij Waarde en het Kanaal Gent-Terneuzen gelden. Uit het hierdoor ontstane grillige concentra- tieverloop (gecorrigeerd voor zeewater) zijn uitspraken over afbraak van fenol in het zoutere deel van de Westerschelde niet goed mogelijk.
4.2.1S Organische microverontreinigingen (tabel 4.15 t/m 4.19),
Op de monsters van de tocht in februari zijn analyses van enkele organische microverontreinigingen uitgevoerd. Het betreft de parameters» benzo(b)fluorantheen ")benzo(k)fluorantheen Polycyclische )benzo(a)pyreen aromatische ) Tabel 4.15fluorantheen koolwaterstoffen(PAK's)
)
Tabel 4.16— )
Tabel 4.17
} Tabel 4.18 _)
Tabel 4.19
Alle analyses zijn uitgevoerd op de ongefiltreerde monsters (totaalconcentraties) .In het algemeen kan een dalende concentratiegradiënt op het traject Schaar van Ouden Doel-Overloop van Valkenisse worden waargenomen. Na een piekconcentratie ter hoogte van Lamswaarde vindt wederom een dalende- concentratiegradiënt in westwaartse richting plaats. Ten westen van Hansweert liggen de concentraties veelal beneden de detektiegrens
indeno(1,2,3,c,d)pyreen benzo(g,h,i)peryleenPC B 1 s (lüPAC nummers 28, 52, 101, 138, 153 en 180)pp-DDTop-DDTPP-DDD organoehloor pesticidenPP-DDEheptachlooraldrindieldrinendrin
-endösulf an heptachloorepoxideoi~i hexachloorcyclohexaan (HCH)Hexachloorbenzeen(HCB), pentachloorbenzeen(QCB) Hexachloor butadi eënExtraheerbaar organisch chloor in petroleumether extract (E0C1)
-17-
(PAK's 10 yg/1; BO Cl 0,5 yg/1; overigen 1 yg/1), uitzondering op dit patroon vormen pp-DDT, op-DDT, pp-DDE, heptachloor, heptachloorepoxi- de, aldrin, endrin, <*;~endosulf a n , ƒ>-HCH, HCB en hexachloorbutadieën die in de gehele Westerschelde in concentraties van maximaal de detek- tiegrens zijn waargenomen.o<-, ^-HCH en HCB zijn onderhevig aan meer concentratiepieken. De piekwaarden in het bovengeschetste concentra- tieverloop komen duidelijker naar voren uit de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties. Onduidelijk is of de oorzaak van de concentratiepieken moet worden gezocht in een -discontinue- lozing (bovenstroomsgrens, afvalwaterpersleiding Waarde) of natuurlijke omstandigheden (transport vanuit bodem) . Zo wijkt de zwevende stof concentratie ter hoogte van Lamswaarde niet af van die van de omringende punten. Ook het routinematige waterkwaliteitsonderzoek (lit.6 ,21) geeft hierin geen uitsluitsel.Met behulp van lit.17, 18, 19 (zie ook bijlage V) zijn de gehalten aan PAK's, PCB's , dieldrin, pp-DDD en QCB in de zwevende stof berekend. Uitgaande van een constant gehalte in de marinefractie van de zwevende stof (schattingen op basis van dit onderzoek: 0,25 mg PAK/kg zw.st.; 0,01 mg PCB/kg zw.st.,* 0,6 pg dieldrin/kg zw.st.; 0,7 yg QCB/kg zw.st.) zijn vervolgens op basis van de verdeling rivierwater/zeewater (zie bijlage IV) de gehalten in de rivierfractie van de zwevende stof berekend. De berekeningsresultaten zijn opgenomen in de tabellen 4.15 t/m 4.17.Afgeleid kan worden dat PCB's voor meer dan 95% aan de zwevende stof gebonden voorkomen. Het bindingspercentage van PAK's bedraagt 50-80%, pp-DDD en dieldrin ca. 50% en QCB 25-40%. c/- en -HCH, welke ook duidelijk aantoonbaar zijn in de Westerschelde, worden voor minder dan 1% gebonden, E0C1 is samengesteld uit verschillende componenten, die afzonderlijk niet bekend zijn, waardoor het niet mogelijk is de verdeling over water en zwevende stof te berekenen. In de rivierfracties van de zwevende stof vertonen de gehalten van de nader onderzochte organische microverontreinigingen geen duidelijke gradiënten, waardoor adsorptie of desorptie niet aantoonbaar is. Met de slibtransporten (par.4.2 .4) kan berekend worden dat het particulair gebonden materiaal vrijwel volledig sedimenteert in de Westerschelde; slechts ca. 5% wordt naar zee getransporteerd. Dit betekent dat van de totaal vracht PCB's die via de Schelde wordt aangevoerd meer dan 90% in de Westerschelde achterblijft, terwijl stoffen ais <*- en ^-HCH voor meer dan 99% naar zee worden getransporteerd.
-18-
4.2.16 Thermotolerante bacteriën van de coiigroep {fig.4.74 t/m 4.76, tabel4.20, 4.21).
De thermotolerante bacteriën van de coligroep (ook wel E-coli genoemd) zijn een indicatie voor de aanwezigheid van ziekteverwekkende organismen, veelal veroorzaakt door faecale verontreiniging.Uit de figuren 4.73 t/m 4.75 kan een dalende gradiënt in zeewaartse richting opgemaakt worden. Bij de tocht in februari wordt deze gradiënt verstoord met een piek ter hoogte van Hansweert, wat een gevolg zou kunnen zijn van de enkele kilometers stroomopwaarts gelegen afval- waterpersleiding Waarde. In april zijn verhoogde concentraties aanwezig bij Hansweert en de pas van Terneuzen. Mogelijk hebben bij Terneuzen de verhoogde afvoer (april 1983 was zeer nat) van het Kanaal Gent- Terneuzen en/of de afvalwaterleiding Terneuzen een rol gespeeld. Gecorrigeerd voor de verdunning met zeewater (tabel 4.20) komen deze verhoogde waarden duidelijker naar voren.Met het stijgen van de watertemperatuur neemt de afsterving van E-coli toe. Hierdoor zijn in februari de hoogste waarden-gevonden en in september de laagste. De afwezigheid van een piekwaarde bij Hansweert kan tevens verklaard worden uit de in mei 1983 opgestarte RWZI Bath, waardoor de lozing bij Waarde gezuiverd plaatsvindt.De afstervingssnelheid en -coëfficiënt kan enkel bepaald worden in het oostelijk deel van de Westerschelde (traject Schaar van Ouden Doel- Zuidergat) en het uiterst westelijk deel (Pas van Terneuzen-Vlissin- gen) omdat omvangrijke E-coli lozingen de gradiënten daar niet verstoren. Aangezien E-coli langer leven in een slibrijke omgeving en het punt Schaar van Ouden Doei in februari wordt gekenmerkt door hoge zwevende stof concentraties zou dit een vertekening van de afbraaksnelheid en -coëfficiënt veroorzaken. Daarom is een dergelijke berekening voor het oostelijk deel van de Westerschelde in februari achterwege gelaten. Tabel 4.21 geeft een overzicht van de berekeningsresultaten. Er blijkt dat met de toename van de watertemperatuur de afstervingssnelheid en -coëfficiënt toenemen. Op het trajekt Pas van Terneuzen- Vlissingen zijn de afstervingssnelheid en -coëfficiënt groter dan op het trajekt Schaar van Ouden Doel-Vlissingen. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in het zoutere water en/of zuurstofrijkere omstandigheden in het westelijk deel van de Westerschelde.
19-
4,2.17 Radioactiviteit (fig.4.77, 4.78).
in de vorm van de totale«*-activiteit en de/3-restactiviteit zijn de monsters van de tocht in februari onderzocht op radioactieve stoffen. Deß-restactiviteit berust op de bepaling van de^-activiteit van in het water aanwezige zouten. Bij de/3-restactiviteit is de activiteit van 40K , dat in zout water rijkelijk aanwezig is, niet meegenomen. De
activiteit van tritium is hierdoor eveneens niet in de/^-restacti- viteit meegenomen.De totale enß -restactiviteit vertonen op het traject Schaar vanOuden Doel-Lamswaarde een sterk dalende gradiënt, verder in westelijke richting liggen de acitiviteiten op ongeveer eenzelfde niveau. Opvallend zijn de hogere activiteiten bij de bodem dan aan het oppervlak. via lozingen en de invloed van de Schelde zouden juist hogere concentraties aan het oppervlak verwacht worden (zoet water is lichter dan zout water). Er blijkt echter een duidelijk verband met de zwevende stof aanwezig te zijn (r= 0,94, voor de totaleo<-activiteit en r=» 0,97 voor de/3-restactiviteit) . Dit betekent dat de gradiënten van de totale«^- en^-restactiviteit vrijwel volledig door de zwevende stof transporteren verklaard kunnen worden. Een correctie voor de verdunning met zeewater is om deze reden achterwege gelaten.
-20-
BESCHOUWING OMTRENT DE RESPRESENTATIVITEÏT VAN ENKELE ROÜTINEPUNTEN VOOR DE WATERKWALITEIT
Voor het routinematig waterkwaliteitsonderzoek van de Rijkswateren worden ongeveer maandelijks (Schaar van Ouden Doei eens per 2 weken) op ca. 0,5 m onder het wateroppervlak monsters genomen en op een groot aantal parameters onderzocht (zie lit.6). De in dit gradiëntonderzoek onderzochte punten Vlissingen, Hansweert, Zuidergat, Lamswaarde, Bath en Schaar van Ouden Doei komen overeen met enkele van deze routinepun- ten.In tabel 5.1 is een overzicht gegeven van de resultaten van het gradiëntonderzoek in de vorm van oppervlaktegemiddelden en gemiddelden over de verticaal (beiden van de drie tochten) op de bovengenoemde lokaties. Enkel die parameters zijn gepresenteerd die op alle drie de tochten zijn geanalyseerd in alle monsters uit de verticaal. Tevens is per punt opgegeven in hoeverre het oppervlaktegemiddelde afwijkt van het gemiddelde over de verticaal.Uit tabel 5.1 kan afgeleid worden dat opgeloste parameters die meer in het bovenste zoete water voorkomen (onder meer nutriënten) via het routinematig onderzoek een hogere concentratie te zien geven dan gemiddeld over de verticaal voorkomt. Omgekeerd betekent dit dat opgeloste parameters die voornamelijk in zeewater voorkomen (Cl", SO42") met het routinematig onderzoek lager worden weergegeven omdat deze meer in het onderste zoute water voorkomen. Ook parameters die (mede) bepaald worden door de zwevende stof worden met het routinematig onderzoek te laag weegegeven omdat de zwevende stof concentraties in het algemeen in de richting van de bodem toenemen.De procentuele verschillen over de verticaal blijken voor de opgeloste stoffen kleiner te zijn dan de stoffen die (mede) bepaald worden door de zwevende stof. Voor wat betreft de opgeloste stoffen zijn de grootste verschillen waargenomen te Vlissingen (NH4-N, 6%; 0-PO4-P,8%; opg.Si, 14%), Bath (Cl-, -19%,* 0 3 , -17%) en Hansweert {NH4-N, 6%j DOC, -*13%). De grootste verschillen in de (mede) van de zwevende stof afhankelijke parameters zijn gevonden bij Vlissingen, Lamswaarde en Bath (tabel 5.1),Een uitbreiding van het routinematig onderzoek met enkele verticaal- bemonsteringen (bijvoorbeeld Schaar van Ouden Doei en Vlissingen) zou kunnen worden overwogen, vooral voor vrachtberekeningen zou dit voordeel kunnen hebben.
-21-
Wanneer echter het routinematig onderzoek meer opgevat wordt ais een methode om trends in de tijd en horizontale gradiënten te bepalen, kan volstaan blijven met het huidige routinematig onderzoek. Deze monsters hebben immers betrekking op het bovenste deel van de waterkolom, waarin de grootste fractie zoet (en meest verontreinigd) water voorkomt.In dit kader kan ook een in 1982 uitgevoerd dwarsraaionderzoek (lit.8 ) genoemd worden. De bovengenoemde aanbevelingen komen ook in dat onderzoek naar voren, waarbij uit een meer gedetailleerde beschouwing van de resultaten blijkt dat voor de onderzochte parameters geen eenduidige bemonsteringspositie in de dwarsdoorsnede gegeven kan worden ais zijnde de lokatie voor het vastleggen van de gemiddelde waterkwaliteit.
- 22-
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Het gradiëntonderzoek Westerschelde is in 1983 in drie bemonsterings- tochten uitgevoerd, te weten 8 t/m 10 februari, 19 t/m 21 april en 27 t/m 29 september, met grote variaties in de Schelde-afvoer (320 m V s
in februari tot 45 m3/s in september).De bemonsteringen zijn steeds uitgevoerd rond halftij na hoog water (met een spreiding van ± 1 uur). De resultaten van dit onderzoek zijn toepasbaar op de berekeningsresultaten van het 1-dimensionale getijge- middelde model VEDWAM van de adviesdienst vlissingen.Het gradiëntonderzoek heeft zich voornamelijk gericht op een beschrijving van processen, waarvan de berekeningsmethoden beschreven staan in de bijlage I t/m V. De conclusies die uit dit onderzoek getrokken kunnen worden, zijn:
- Onder invloed van de Schelde-afvoeren ontstaan wisselende chloride- gradiënten. De horizontale gradiënt is het grootst in februari (gemiddeld over de verticaal 15.670 mg Cl"/1 bij vlissingen en 1.100 mg C1-/1 bij Schaar van Ouden Doei en het kleinst in september (gemiddeld over de verticaal 17.700 mg Cl”/1 bij Vlissingen en 8.910 mg Cl“/! bij Schaar van Ouden Doei),Vanaf Schaar van Ouden Doei, waar een verticale chloridegradiënt vrijwel ontbreekt, nemen in de westelijke richting de chloridever- schillen over de verticaal toe tot 700-1.500 mg/1 (Terneuzen-Vlis- singen) ais gevolg van dichtheidsverschlllen en onvolledige menging.
- De hoge afvoer van de Schelde in februari heeft een aanmerkelijke toename van de zwevende stof concentratie bij schaar van Ouden Doei tot gevolg (ca. 300 mg/1). Door sedimentatie daalt de concentratie snel tot een niveau van ca. 100 mg/1 aan het oppervlak. In april en september ontbreken dergelijke pieken en duiden de in westelijke richting stijgende gradiënten op een stroomopwaarts transport van zwevende stof.Bij de bodem bereiken de zwevende stof concentraties een veelvoud van de concentraties aan het oppervlak.Uit berekeningen blijkt dat de zwevende stof transporten het grootst zijn in februari (98,6 kg/s, waarvan 88,7 kg/s rivierslib is) en het laagst in september (4,9 kg/s, waarvan 2,5 kg/s rivierslib is) . Van het rivierslib sedimenteert bij de tocht in februari 84,3 kg/s en in september 2,2 kg/s.
-23-
Het zuurstofpercentage is te Schaar van Ouden Doei het laagst en varieert van ca. 50% in februari tot ca. 35% in september. Bij afwezigheid van de verdunning met zuur stofr ij leer zeewater zou dit percentage lager zijn: te Schaar van Ouden Doei ca. 48% in februari en ca. 6% in september.Tot ongeveer Hansweert/Zuidergat nemen de zuurstofconcentraties snel toe tot boven de 80%. Verder westwaarts is er vrijwel geen toename meer. Ais gevolg van de verticale zoutgradiënt is de zuurstofconcen- tratie bij de bodem in het algemeen hoger (max. 1 mg/1 in de omgeving van Hansweert) dan aan het oppervlak.De BCD j afbraakcoëfficiënt varieert van 0,1-0,3/dag.
De stikstofparameters vertonen allen een dalende gradiënt in zeewaartse richting. Voor Kjd-N en NH4 variëren de concentraties van resp. 1-7 en 0,3-3,5 mg/1 in februari tot resp. 0,5-1 en 0,2-0,4 mg/1 in september. De NÖ3-N concentraties variëren van 1,2-4,2 mg/1 in februari tot 0,5-3,5 mg/1 in september.De NH4-N gradiënten worden voor meer dan 25% bepaald door de verdunning met zeewater, de NO3-N gradiënten voor meer dan 80%. Het resterende deel wordt bepaald door processen ais' nitrificatie, denitrifi- catie en sedimentatie.De nitrificatie en denitrificatie constanten zijn beiden berekend op resp. ca 0,010 en 0,003/dag in februari tot resp. 0,06-0,10 en 0,003/dag in september. In het algemeen nemen de nitrificatie- en denitrificatiesnelheden af in westelijke richting, voornamelijk ais gevolg van de verminderde concentraties van de betreffende stikstof- fracties.Met een gehalte van 4-7 mg part N/g zwevende stof kan de sedimentatie van stikstof afkomstig uit de Schelde geschat worden op 0,01 kg/s in september tot 0,3 kg/s in februari. Vanuit zee bedraagt de sedimentatie resp. 0,02 en 0,89 kg/s..Een opname van stikstof door algen is niet waarneembaar,
De concentratie part + org p varieert van 0,1-1,7 mg/1 in februari tot 0,1-0,4 mg/1 in september. De concentratie 0-PO4-P varieert van 0,1-04 mg/1 in februari tot 0,1-0,55 mg/1 in september. Beide fos- forfracties vertonen een dalende concentratiegradiënt in zeewaartse richting, wat voor meer dan 75% veroorzaakt is door de verdunning met zeewater. De voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde con-
-24-
centraties o-PO^-p duiden op de invloed van lozingen in het weste- , lijk deel van de Westerschelde.De sedimentatie van fosfor uit de Schelde varieert van <0,01 kg/s in september tot 0,4 kg/s in februari. Vanuit zee is de sedimentatie lager: <0,01 kg/s in september tot 0,3 kg/s in februari. De fosfor- gehalten van de zwevende stof nemen af in westelijke richting (in februari en september te Schaar van Ouden Doei resp. 5,4 en 3,6 mg p/g zwevende stof en te vlissingen resp. 1,1 en 0,6 mg P/g zwevende stof),
De concentraties opg.Si variëren van 1,2-5,5 mg/1 in februari tot 0,3-1,8 mg/1 in september met een dalende gradiënt in zeewaartse richting. In april wordt de gradiënt vrijwel volledig bepaald door de verdunning met zeewater, in februari voor ca. 80%, in áeptember voor ca. 60%. De gradiënten van februari en september duiden op een opname van opg.Si door algen.
De POC-concentraties liggen bij alle tochten rond de 2 mg/1, waarbij geen duidelijke gradiënten waarneembaar zijn. De DOC-concentraties zijn het hoogst in februari (2,5-10 mg/1) en het laagst in september (2,0-4,8 mg/1) met een dalende gradiënt in zeewaartse richting. De DOC-gradiënten worden vrijwel volledig bepaald door de verdunning met zeewater.ín februari en september variëren de koolstofgehalten van de zwevende stof te Schaar van Ouden Doei resp. van 35 tot 50 mg C/g zwevende stof en te vlissingen resp. van 50 tot 15 mg C/g zwevende stof. De sedimentatie van POC afkomstig van de Schelde varieert van 0,01 kg/s in september tot 2,8 kg/s in februari, vanuit zee is dit resp. 0,1 kg/s en 12,0 kg/s.
De maximale chlorofylconcentratie die is waargenomen bedraagt 19,5 pg/1 te Vlissingen (tocht april), hetgeen op een -ondanks de in ruime hoeveelheden aanwezige voedingsstoffen- geringe algenactiviteit wijst. Dit kan twee oorzaken hebben: beperking van de lichtindrin- ging door de hoge zwevende stof concentraties en/of de zoutgradiënt.
De fluorideconcentraties variëren van 1,1-1,6 mg/1 in februari tot 1,3-2,0 mg/1 in september. In februari en april is er in zeewaartse richting een stijgende gradiënt aanwezig, in september een dalende.
-25
De variatie in de gradiënten wijst op wisselende en omvangrijke be- lastingsbronnen.
De sulfaatconcentraties variëren van 250-2.300 mg/1 in februari tot1.500-2.400 mg/1 in september met een stijgende gradiënt in zeewaartse richting. Het gedrag is, evenals van fluoride, conservatief, waarbij een effect van lozingen echter ontbreekt.
De totaalconcentraties van metalen (enkel geanalyseerd in februari) dalen in zeewaartse richting: Cd 0,2-5,8 pg/1} Hg 0,020,7 pg/1; Pb 3-60 pg/1; Cr 3-79 ng/1; Zn 20-315 pg/1; Cu 2-53 pg/1; Ni 3-30 pg/1. Ais gevolg van de hogere zwevende concentraties komen de hoogste totaal concentraties voor bij de bodem.Van het particulair gebonden materiaal afkomstig van de Schelde de- sorbeert Cd meer dan 90%, Cu ca. 75%, Zn ca. 60%, de overigen minder dan 50%. Procentueel gezien sedimenteert part.Cd afkomstig van de Schelde weinig, ca. 10% (0,1 mg/s), part.Cu en Zn sedimenteren voor 20-35% (resp. 2,8 en 27,8 g/s) en de overige metalen voor meer dan 50% (Hg 0,1 g/s, Pb 9,5 g/s, Cr 19,0 g/s, Ni 2,9 g/s). De sedimentatie van metalen afkomstig van zee is ongeveer een factor 1,5-2 groter .
De fenolconcentraties variëren van 2-7 pg/1 in februari tot 1-3 pg/1 in september. In het algemeen is er een in zeewaartse richting dalende gradiënt waarneembaar, die in februari vanaf Terneuzen overgaat in een stijging, ais gevolg van een hoge fenolbelasting door het Kanaal Gent-Terneuzen,De verdunning met zeewater is in februari en april voor 60-70% van invloed op de fenolgradiënt, in september voor meer dan 90%.In het oostelijk deel van de Westerschelde varieert de afbraaksnelheid van 0,16 pg/1 .dag in februari tot < 0,01 pg/1 .dag in september. Voor februari en april zijn de afbraakconstanten berekend op 0,034 en 0,044/dag.
Organische microverontreinigingen (enkel geanalyseerd in februari) komen in de volgende concentratieniveaus voor: PAk’s 60-347 pg/1; P C B 1 s <1-29 pg/1? pp-DDD <1-5 pg/1; dieldrin <1-2 pg/1; o<-HCH 1-4 pg/1,* ^ H C H 6-20 pg/1} QCB <1-5 pg/1 en EOCl <0,5-2,0 pg/1. In het algemeen is een westwaarts dalende concentratiegradiënt aanwezig, onderbroken door een niet verklaarbare piekwaarde ter hoogte van
-26-
Lamswaarde. De concentraties van de overige onderzochte stoffen liggen beneden de detektiegrens. Van de via de Schelde aangevoerde PCB's blijft meer dan 90% in de Westerschelde achter, PAK's 50-80%, pp-DDD en dieldrin ca. 50%, QCB 25-40% enoi- en "-HCH minder dan 1%. Adsorptie en/of desorptie is niet aantoonbaar.
De concentraties E-coli bacteriën variëren van 2-30 MPN/ml in februari tot 1-8 MPN/ml in september. In het algemeen is een zeewaarts dalende gradiënt aanwezig, die vooral in februari en april wordt onderbroken door enkele pieken (lozingen, Kanaal Gent-Terneuzen).Met het toenemen van de watertemperatuur nemen de afstervingssnelheid (0,13-2,39 MPN/ml.dag) en -coëfficiënt (0,020-0,206/dag) toe. Door het zoutere water en/of de zuurstofrijkere omstandigheden liggen de afstervingssnelheid en -coëfficiënt in het westelijk deel van de Westerschelde op een hoger niveau dan in het oostelijk deel.
De totale«/- en/^-restactiviteit (enkel geanalyseerd in februari) variëren resp. van 100-325 Bq/m3 en 200-500 Bq/m3 . Er is -vooral in het oostelijk deel van de Westerschelde- een sterk dalende gradiënt. De totalec<- en/3-Testactiviteit staan in nauw verband met de zwevende stof concentraties (r= 0,94 resp. r =» 0,97), waardoor de gradiënten vrijwel volledig uit de zwevende stof transporten verklaard kunnen worden.
Opgeloste parameters die voornamelijk in zoet water voorkomen (zoals nutriënten) hebben in de Westerschelde aan het oppervlak een hogere concentratie dan bij de bodem. De parameters die (mede) bepaald worden door de zwevende stof en de opgeloste parameters i'n zeewater (01", SO43“ ) komen juist bij de bodem in hogere concentraties voor. Omdat via het routinematig waterkwaliteitsonderzoek enkel oppervlak- temonsters genomen worden ontstaat een enigszins vertekend beeld van de gemiddelde waterkwaliteit over de verticaal. De maximaal gevonden afwijkingen aan het oppervlak ten opzichte van het verticaal gemiddelde zijn ais volgt: Vlissingen (NH4-N, 6%; 0-PO4-P, 8%; opg.Si, 14%), Hansweert (NH4- N , 16%; DOC, -13%), Lamswaarde (zwevende stof, -66%), Bath (Cl- , -19%; 0 2 , -17%).Wanneer het routinematig onderzoek opgevat wordt ais een methode om trends in de tijd en horizontale gradiënten te bepalen, kan volstaan worden met het huidige routinematig onderzoek.
-27-
Aanbevolen woedt een dergelijk intensief gradiënt onderzoek eens per 5 jaar gedurende 1 jaar (met een frequentie van ca. eens per 2 à 3 maanden) uit de voeren. Het programma zou eventueel gekoppeld kunnen worden aan het eens per 5 jaar intensiever plaatsvindende routinematig onderzoek van organische microverontreinigingen. Met een dergelijk programma kan meer inzicht verkregen worden in met name de variatie in de sedimentatie-, adsorptie- en desorptieprocessen van organische microverontreinigingen en metalen.
-28
Geraadpleegde bronnen.
1. Ministerie van Openbare Werken, bestuur der waterwegen-Antwerpse Zeediensten. De debieten van het Scheldebekken in 1983. (AZ 84/03).
2. Rijkswaterstaat-RIZA. De waterkwaliteit van de Westerschelde in de periode 1964-1981. Lelystad, 1982 (82-063).
3. Rij kawaterstaat-RlZA/DDMI. De invloed van lozingen vanuit het Zoommeer op de Westerschelde. Lelystad, april 1984 (83-087) .
4. Ministerie van Openbare Werken, bestuur der waterwegen-Antwerpse Zeediensten. De debieten van het Scheldebekken in 1982. (AZ 83/03).
5. Rijkswaterstaat-RIZA. Waterkwaliteitsaspecten van de Westerschelde. Lelystad, oktober 1981 (81.049).
6 . Rijkswaterstaat-RIZA. Kwaliteitsonderzoek in de rijkswateren. Kwartaaloverzicht 1982. Lelystad, 1982, 1983.
7. Dienst der hydrografie van de Koninklijke Marine. Stroomatlas Westerschelde. Den Haag, 1976.
8 . Rijkswaterstaat-RIZA, Dwarsraaionderzoek Westerschelde 1982. Lelystad, april 1985 (85.06).
9. Rijkswaterstaat-RIZA. De waterkwaliteit van de Noordzee 1975-1982. Lelystad, oktober 1983 (83.084).
10. Rijkswaterstaat-directie Waterhuishouding en Waterbeweging. A preliminary investigation into the possibility of erosion in the area of Flämisch Banks, Den Haag, 1977 (FA 7702).
11. Koot, Prof.ir. A.C.J, Behandeling van afvalwater. Delft, 1980.12. Rijkswaterstaat-adviesdienst Vlissingen. Beschouwingen omtrent de
chloridegehalten op de Westerschelde in de periode 1971-1980. Vlissingen, januari 1983 (WWKZ-83V286).
13. Waterloopkundig Laboratorium. Inventarisatie en geochemisch gedrag van zware metalen in de Westerschelde. Delft, december 1981. (Verslag onderzoek M1640/M1736).
14. De Pauw, Drs. N. Bijdrage tot de kennis van milieu en plankton in het Westerschelde estuarium. Rijksuniversiteit Gent, akademie - jaar 1974-195.
15. Rijkswaterstaat-RIZA. De fluoridebelasting van de westerschelde. November 1979 (79.027).
16. Rijkswaterstaat-RIZA. Gradiëntonderzoek Kanaal Gent-Terneuzen. Lelystad, april 1985 (85-15).
29-
17. Bruggeman, Drs. W.A. Bioaccumulation of polychlorobiphenyls and related hydrophobic chemicals in fish. Academisch proefschrift. Uitgave van Rijkswaterstaat-RIZA, Lelystad, 1983.
18. Karickhoff, S.W., Brown, D.S., Scott, T.A. Sorption of hydrophobic pollutants on natural sediments. Water Res.13, pag.241-247 (1979).
19. Wijayaratne, R.D., Means, J.C, Sorption of polycyclia aromatic hydrocarbons by natural estuarine colloids. Marine Environmental Res.11, pag.77-89 (1984).
20. Rijkswaterstaat-adviesdienst Vlissingen, Berekeningen naar het effect van lozingen en speciestortingen in de Westerschelde, november 1982 (WWKZ-82 V334).
21. Rijkswaterstaat-RlZA. Organische microverontreinigingen in de Zeeuwse wateren 1982-1983. Lelystad, oktober 1984 (84-102).
22. Rijkswaterstaat-adviesdienst Vlissingen. Beschrijving zoutmetingen in de Westerschelde, periode 1982-1983. vlissingen, juli 1984 (WWKZ-84.V014).
Bijlagen, overzicht van berekeningen uitgevoerd ten behoeve van het gradiëntonder zoek Westerschelde.
Correctie op de verdunning met zeewater.
Teneinde de grootte van de invloed van de verdunning met zeewater op de voorkomende concentraties van stoffen te bepalen, zijn correcties voor deze verdunning toegepast. Deze correctie berust op het per bemonsterd punt herschrijven van de massabalans, met ais uitgangspunt dat de op alle punten bemonsterde watervolumina elk zijn opgebouwd uit een fractie zout en een fractie zoet water met elk hun eigen specifieke stofconcentraties, üit de chlorideconcentraties kunnen de grootte van de fracties afgeleid worden.In formulevorm:
Fractie zout water » SLjSlSiP fractie zoet water = 1- .1.....Cla-Clo Cla - Cl0
waarin Clx = chlorideconcentratie op plaats xCIq « chlorideconcentratie ter hoogte van Schaar van Ouden Doei Cl2 = chlorideconcentratie van het de Westerschelde ingaande
zeewater.
De massabalans van een volume water op plaats x is ais volgt opgebouwd.
S k : J ia .c ,+ d - c l * c l ° .) . c0 - cxCl z- CIq Cia ~ c3*0
waarin C z = concentratie van een stof in zeewaterCo = concentratie van een stof ter hoogte van Schaar van Ouden
DoeiCx * concentratie van een stof op plaats x.
-2-
per bemonsterd punt kan de massabalans herschreven worden, waardoor Cq
op de plaats x (Cq,x) berekend wordt. Deze berekende waarde geeft dan de concentratie aan van de stof in de fractie zoet water op de plaats x:
s <C1* - C l o ) .C x - ( C lx - C l o ) -C2Co,x ------ ---------------Cl j - Clx
Het resultaat van deze exersitie op alle bemonsterde punten in de Westerschelde is een gradiënt alsof er geen ze€iwater indringing aanwezig is.Uit de aldus ontstane gradiënten kunnen snelheden van specifieke processen {fysisch/chemisch/biologisch) afgeleid worden.
Zuurstofhuishouding.
Uit de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde horizontale zuur- atofgradiënt kunnen gegevens omtrent reaeratie en mineralisatie van biologisch afbreekbare stoffen berekend worden.Het netto resultaat voor de zuurstofconcentratie van reaeratie en mineralisatie op het traject x 3 0 tot x » x wordt gegeven door:££02 „ CQ2 ,X - ,.CQ2fO waarin. dt tx-0
££¡02. s netto snelheid van reaeratie en mineralisatie (mgOj/l.d) dt
Gq2/0 3 zuurstofconcentratie op plaats 0 (mg/1)Co2 fX « zuurstofconcentratie op plaats x (mg/1 )tx-o a verblijftijd traject 0-x (dagen)
De netto snelheid van reaeratie en mineralisatie kan ook geschreven worden ais:
££02 3 „itj.b + k2 (Cs-C)dt
Hierin geeft de term -kj.b de snelheid van het biochemisch zuurstofverbruik aan en de term k2 (Cg-C) de snelheid van reaeratie op een bepaalde plaats op het traject 0-x, Hierin is: ki » afbraakcoëfficiënt biochemisch zuurstofverbruik (1/dag) b = BZV5 concentratie (mg/1)k2 = reaeratiecoëfficiënt (1/dag) , wordt bepaald uit de formule
k2 - k2 1.eOr018(T"20)
k21 varieert van 0,45-0,7 T 3 temperatuur in #CCa 3 zuurstofverzadigingsconcentratie (mg/1)C 3 zuurstofconcentratie (mg/1)
III St ikstofhu ishouding.
Uit de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde horizontale stik- stofgradiënten kunnen gegevens omtrent ammonificatie, nitrificatie en denitrificatie berekend worden.De anunonificatiesnelheid op het traject x = 0 tot x * x wordt gegeven door :
dCorg. . - Corg-Nx - Corg-Np waarin dt t0_ x
= ammonificatiesnelheid (mg N/l.d)dt
Corg-Nx a concentratie org.N op plaats x (rag/1)C0rg-Ng - concentratie org.N op plaats 0 (mg/1) fc0-x 3 verblijftijd traject o-x (dagen)
De ammonificatiesnelheidconstante ka wordt bepaald uit de geïntegreerde formule
ka *1 in Cprg-Nxfc0-x Corg-No
Het netto effect van ammonificatie en nitrificatie op het traject x = 0 tot x » x wordt gegeven door dC C - Cnh4 -n , nh4-nx nh4-n0 waarin
dt to-x
d< NH a-N a— = netto snelheid van ammonitificatie en nitrificatiedt (mgN/l.d)
CNH4-N “ concentratie NH4-N op plaats x (mg/1)
„ = concentratie NH4-N op plaats 0 (mg/1)Nii 4—NotQ-x - verblijftijd traject 0-x (dagen)
-5'
Afzonderlijke gegevens omtrent nitrificatie kunnen worden verkregen met:
dCNH4“N 3 T " * !ta*Cor^"N~j<N*CNH4-N
Hierin geeft de term ka ,Corg„N de snelheid van ammonificatie aan en determ -k ,C „ de snelheid van nitrificatie op N NH4“Nhet traject 0-x. Hierin is:ka » ammonificatiesnelheidsconstante (1/dag)Corg-N a concentratie org.N (mg/1)
k - nitrificatiesnelheidsconstanta (1/dag)NC.*. " concentratie NH4-N (mg/1)NH^WNTenslotte kan het netto effect van nitrificatie en denitrificatie op het traject x » 0 tot x = x worden geschreven ais:
38 P mm PNO3-N S o 3-nx no3-Nq waarindt tg - x
dGN03-Ndt
» netto snelheid van nitrificatie en denitrificatie (mgN/l.d)
GN03-N = concentratie N03-N op plaats x (mg/1)
„ * concentratie NO3-N op plaats 0 (mg/1)ND3-Notg-x ■ verblijftijd op traject 0-x,
Afzonderlijke gegevens omtrent nitrificatie en denitrificatie worden verkregen met:
dC—59A7.,. = k .C - k .C VT waarin dt N NH4-N D N03-N
k .C de snelheid van nitrificatie aangeeft en -k .C „ de snelheid van N NH4-N D NO3-Ndenitrificatie op een bepaald plaats op bet traject 0-x. Hierin is: k^ « nitrificatiesnelheidsconstante (1/dag)
CNH4-N * concentratie nH4-N (mg/1)k = denitrificatiesnelheidsconstante (1/dag)D
CN03-N “ concentEati® N O 3-N (mg/1)
-6
XV Sedimentatie, adsorptie en desorptie.
Het netto transport van de zwevende stof bij schaar van Ouden Doei is verkregen uit de gemeten zwevende stof concentratie vermenigvuldigd met de daggemiddelde Schelde-afvoer. Uit de chlorideconcentraties zijn fracties zout en zoet water bepaald, waarbij aangenomen is dat ook de zwevende stof volgens deze fracties verdeeld is. Met de zwevende stof fracties, die dan volgens berekening afkomstig zijn van de Schelde, zijn vervolgens de transporten rivierslib te Schaar van Ouden Doei en Vlissingen berekend. Het verschil van deze transporten is de hoeveelheid rivierslib die sedimenteert.Volgens lit.13 is 75% van het gesedimenteerde materiaal in de Wester- schelde afkomstig van zee. Dit betekent dat de hoeveelheid zeeslib die sedimenteert het drievoudige is van de hoeveelheid rivierslib die sedimenteert.Uit de opgeloste en totaalconcentraties en de zwevende stof concentraties zijn van parameters ais metalen, stikstof, fosfor en koolstof de gehalten gebonden aan de zwevende stof berekend:
.-i*. x. £ „ tot.eone.stof X - opg .eone.stof X gehalte stof x = ----------- r --------------- _ ------eone.zwevende stof
(Voor organische microverontreinigingen, zie bijlage V) .
Uit de fracties zout en zoet water zijn vervolgens de gehalten in de rivier fractie (zoete fractie) van de zwevende stof berekend op basis van een massabalans:Fr . x r + Fz . X z = 1 ,x waarin:Fr = fractie rivierwaterX r = te berekenen gehalte stof X in de rivierfractie zwevende stofFz =s fractie zout waterXz * gehalte stof X in de zoute fractie van de zwevende stofX = gehalte stof X van de zwevende stof.
Met de berekende gehalten in de rivier fractie van de zwevende stof en de transporten van rivierslib zijn te Schaar van Ouden Doei en Vlissingen de transporten van diverse stoffen gebonden aan rivierslib berekend. De hoeveelheid die desorbeert wordt berekend uit:
-7-
Sr ,Schaar ’« t .Schaar * Xr,vUs> * “ “ f“ *' "aarinS.. „ . « transport rivierslib Schaar van Ouden Doeir , Schaar
„ u „ = gehalte rivierslib Schaar van Ouden DoeiI- fôCJlâQX
Xr Vlis " 9 eha^te rivierslib Vlissingen
indien vlis > Schaar dan et sprake van adsorptie (negatieve
waarde).De uiteindelijke sedimentatie wordt bepaald uit:S _ , . X „ ~ S . X , , - desorptie = sedimentatie,r,Schaar r,Schaar r,viis r ,vlis
I\
fe
8-
V Verdeling van organische microverontreinigingen over water en zwevendestof.
De verdeling van organische verbindingen over water en vaste deeltjes is afhankelijk van de fysisch-chemische eigenschappen van de betreffende stoffen, met name van de hydrofobiteit. Een hoge hyfrofobiteit komt tot uiting in een lage oplosbaarheid in water en een sterke binding aan vast deeltjes (vooral van organische oorsprong) en vetachtig materiaal (in organismen). In plaats van hydrofobiteit wordt vaak gesproken van lipofiliteit. Deze grootheid wordt meestal uitgedrukt ais de octanil-water partitiecoëfficiënt (Kq W ) ,De mate waarin organische microverontreinigingen in het oppervlaktewater verdeeld over water en zwevende stof voorkomen wordt bepaald door Kow en de fractie organisch koolstof van de zwevende stof.Volgens lit, 17 en 18 geldt:10logKoc » 10logKow - 0,21 (1)
Kqc -R (2 )OC
X 3 Kp » Cy (3)M.X - Cz (4)Hierin is:Koc " verdelingscoëfficiënt organisch koolstof-water=
concentratie in org,C ^kg^concentratie in water 1
Kow 3 verdelingscoëfficiënt octanol-water= concentratie in n-octanol ,kg concentratie in water 1
Kp 3 verdelingscoëfficiënt zwevende stof-water* concentratie in zwevende stof ^kg^concentratie in water 1
X = gehalte in de zwevende stof (kg/kg)3 concentratie in water (kg/1)
M = concentratie van de zwevende stof (kg/1)Cz = concentratie gebonden aan de zwevende stof (kg/1)OC 3 ,fractie organische koolstof van de zwevende stof, bepaald ais
" D?5 (kg/kg)zwevende stof
De vergelijkingen (1) t/m (4) resulteren uiteindelijk in 2 vergelijkingen met 2 onbekenden:
Ct s» concentratie organische microverontreinigingen zoals deze in het laboratorium wordt bepaald.
De 10logKow varieert van ongeveer 2 tot 7. Bij 10logKow<i4 komt een stof voornamelijk in opgeloste vorm voor (bijv.o(- en ¿f-HCH) . Bij *°logK0 w ,>6 komt een stof voornamelijk gebonden aan de zwevende stof voor (bijv. PCB's).
Cj¡ = M.Cw*Kow* 10** ' ^ • OC C? + = Ct
(5)(6)
ministerie van verkeer en waterstaat rijkswaterstaat
rijkswaterstaatd ie n s t g e ti jd e w a te re n
b ib lio th eek
Figuren en tabellen bij gradiënt- onderzoek Westerschelde 1983.DienstBinnenwateren
t Z u id -B evelendV e f c / r o n k e r t l ä n t f
f^-HáñíWei K r e e k r i ks l u i t e r i1‘s-W eerenlioek
V L I S S I N G E N tabbendijk i' K t r n e e n t r i l e
Borssele H o ed ek e rtsk e rk e ïf W oensdrecht
R illand
B r e s k e n ;O ssen lise
M íd d e f - \plaatSehoondl|ke K loosteriande B a a lh o ek
reridredTemei/icn'irfvlleti
Biervliet Terneuienib r o e k \
KapellérkBraak mon ' kreek Kern- l i i , ' I ;
een tn le 1 <Zaam slag
N ieuw -N ai
I ’> \K le ld recWPhilippine
Stulskl
B oekhouteB entllle , Helkanj
Ajsenedi Koewacht
T E R S C H E L D E G E B IE D 'em tek e V r a s e n eSteken
3 3 W oonbebouw ing -I In d ir s ir ie -ei
1*¿J Bos ( o park
__jsáfef CSttJi_______________________ A --«eStran d I I Bij la a g w a te r d ro o g v a llen d e gronden d r S ch eep sw erf I A a id o lie ra llin a d e rtj -J' t ie r r ro re c n n i
I . I D iep va s m a l e i in W e s ie rs c h e ld e A uie-indi/siri* t T * C h em isch e in d u stria O verslag envan h e l V erd ronkenland van S a e liin g e ® A lu m in iiim sm etleiij ® V oed ing sm id ile lem n du sirie GJ K erncen trale
Ind ustrie- e o h a v en te rre in I I C u llw n lan d i 1 u re p v a a rw a te r in w e s re rs c pI - I B u itendijks g eb ied van h e l V eid ro nk en lan d v an S a e liin g e
© E Iekrro rechn ische in du stria ■=*==♦= V erkeersnm nel“ ‘ ' ‘ A w oveei
* R adarpost
BASF = B a d isc h e A nilin end Soda Febril SIBP * S o c ié t l In d u strie lle B e lge d e s Pé
f i g . 2.1. O v e r z i c h t b e m o n s t e r i n g s l o k a t i e s g r a d i ë n t o n d e r z o e k W e s t e r s c h e l d e . V o o r b e t e k e n i s v a n de c i j f e r s , z i e t a b e l 2.1.
Tabel 2,1. Overzicht van de bemonsterde lokaties ten behoeve van het gradiëntonderzoek Westerschelde.
1. vlissingen* (17,0 m)2. Pas van Terneuzen (16,1 m)3. Hoek van Baarland (24,0 m)4. Hansweert* (24,5 m)5. Drempel van Hansweert (9,8 m)6 . Zuidergat* (18,0 m)7. Bocht van walsoorden (15,0 m)
8 . Bamswaarde* (13,0 m)9. Overloop van Valkenisse (17,0)
10. Westketel (15,2 m)11. Bath* (16,1 m)12. Pas van Rilland (16,1 m)13. Schaar van Ouden Doei*
(grens 17,5 m)
De met * aangeduide lokaties komen overeen met de bemonsteringapunten voor het routinematig waterkwaliteitsonderzoek. Tussen haakjes de gemiddelde waterdiepten in m tijdens de bemonstering.
Tabel 2.2. Overzicht van geanalyseerde parameters in de monsters, van februari, april en september 1983.
8 t/m 10 febr. 19 t/m 21 april 27 t/m 29 sept.Cl” , 0 2 , pH, temp. + 4* ■hzwevende stof +■ gloei-rest + + +nutriënten + + +DOC, TOC + + +chlorofyl + + 4*F", S042- + 4* 4-E-coli,/ fenol 4* + 4-metalen (opg.+tot) +PAK's, PCB's +EOCl,hexachloorbutadieën +X-, ß ~ t r-HCH, QCB, HCB +pesticiden +tot.o<- enA-testactiviteit +
Tabel 4.1. Overzicht van gemiddelde afvoeren (m3/s) van de Schelde en het Kanaal Gent-Terneuzen tijdens de bemonsteringsdagen.
Schelde Kanaal Gent-Terneuzen8,9,10-2-1983 320 16,519,20,21-4-1983 142 16,627,28,29-9-1983 45 12,7
Tabel 4.2. Overzicht van maandgemiddelde schelde-afvoeren op de Bel- gisch-Nederlandse grens, periode oktober 1982 - september 1983 (lit.1,4).
maand afvoer(m3/s) maand afvoer(m3/s)oktober 1982 111 april 1983 227november 1982 221 mei 1983 187december 1982 124 juni 1983 104januari 1983 174 juli 1983 64februari 1983 211 augustus 1983 45maart 1983 180 september 1983 52
chloride, mg/1, Q t/n 10-2-1983 fig. 4.1.
iaOQQ.I6000■I4000-¡aooo. ioooo. aooo. 6000. 4000. aooo-
o ■vus
X oppervlak O helve diepte O bodem
chloride, mg/l, 19 t/m 21-4-1983 fig. 4.2.
,3000-
i 6000.
i 4QO0.
1 2 0 0 0 .
10000. 9000.
6000.
<000-
2000.
0 -LA
X oppervlak a helve diepte o bpdem
chloride, mg/L, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.3.
16000.
X oppervlak□ halve diepteC bodem
VL !s TERM HA ÏU LA SA GRENS
percentages zoet water, 3 t/m 10-2-1.983 fig, 4.4.
140.
80.
40.
4Q.
ÎO.
0 ■HA 2U U
X oppervlak □ helva diepte O bodam
percentages zoet water, 19 t/a 21-4-1903 fig. 4.S.
100.
90.
«0.
40.
2 0.
1 1---VL1S TERN'
T T 1 TTTHA 2U LA.
r
X oppervlak a halve diepte a bodem
SA GRENS
percentages zoet water, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.6.100.
90.
SQ»
40.
20 -
Q.VUS LA
X oppervlaka halve diepte0 bodem
watertemperatuur, °C fig, 4.7.<0.
¡4-
>2.
3.
a.
rm tO fabr.
BA
X oppervlak a halve diepte o bodem
p9 , a . e . , a t/m 10*2-1993
7.tERH IA BAVHS
fig. 4.3.
X oppervlak a halve diepte' o bodem
pH, s.a., 19 t/m 2l-4w1983
9.2
r . g
r.s
r-i
r - a
ftp. 4.9.
X oppervlak a halve diepte O bodem
Vit S T EHN HA 2U U 3 A OR EN 3
PH, 3.8., 27 C/« 29-9-1983 dig. 4.10.
3.
r.
LAHA 2UVHS
X oppervlak 0 halve diepte g boden
zwevende- stof, mg/L, 8 e/« 10-2-1983m .
«o.360 -
300.
240.
130. 120.
60-
0- *■ v
HA ZU LA! VLIS
tig. 4.U.
X oppervlak O halve diepte o boden
*30.
420.
360.
300.
240.
iso. iao. 60.
o .
zwevende ato£, ng/L, 19 t/ot 21-4-1983
—W
LA BA
tig. 4.12.
X oppervlak a halve diepte O boden
swsvando stoi, mg/1, 27 e/m 29-9-L983 fig. 4.13.*30 ■*20- ISO ■100.240. i 30.
IÎO.SO.
0 .
VUS TERN HA 111 U HA USERS
Tabel 4,3. Berekende transportan «a sedimentatie van zwevende atof in da westersahalde- (kg/s).
Netto transport Schaar ven Ouden- Doei Transport rivierslib Schaar van. ouden DoeiTransport rivierslib Vlissingen Sedimentatie rivierslib Westerschalde Sedimentatie teeslib Westerschelde
8 t/m 10' 19- t/m 21 27 t/m 29 febe.’SS april*83 sept.’8398.6 16,2 4,9
83.7 14,6 2,54,4 3,3 0,334,3 11,3 2,2253 ■ 34 6,6*'
X oppervlak a halve diepta o bodem
opgelast zuurstof, rag/1, 3 t/o 10-2-1903 fig. 4.14.
X oppervlak a halva diapta a bodam
GSEHS
opgelosfc zuurstof, mg/l, 19 t/a 21-4-1903 fig. ♦.15’.
X oppervlak O' halve diepte o bodem
viíís TERN HA ZU LA BA GRENS
1 ♦ -
1 2 -
Xl.
3 .
5-
4.
¿ •
opgalaet zuurstof) rag/i, 27 t/m 29-9-1983 ffig. 4.16.
X oppervlak,a halve diepteO' bodem
vus res« NA ZU LA HA GRENS
Tabel 4.4. Overzicht van. berekende zuurstofverzadigingspercentages. Tussen haakjes de verzadigings- percentages gecorrigeerd voor de invloed van zeewater.
8 t/m 10 februari 1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 september 1983oppervlak bodem oppervlak bodem oppervlak 1 bodem
Vlissingen 93,6 85,6 133,0 131,3 88,4 87 ,8Pas van Terneuzen 85,8 83,1 111,1 111,6 83,1 82,1Hansweert 98,9 (102,4) 100,0(104,7) 93,6 (92,4) 106,7 (116,5 86,6 (78,5) 84,4 (73,3)Zuidergat 92,8 (91,5) 89,4 (85,5) 88,4 (84,9) 94,7 (94,5) 84,Ó (75,1) 84,2 (74,2)
Lamswaarde 87,5 (85,5) 80,6 (75,4) 87,5 (84,7) 86,3 (82,3) 73,7 (56,6) 77,6 (64,5)Bath 89,3 (8 8 ,6) 76,3 (71,5) 59,5 (55,4) 87,2 (84,9) 60,6 (42,1) 72,0 (55,4)Schaar v. Ouden Doei 56,9 (54,6) 45,0 (42,0) 36,8 (28,0) 34,3 (25,5) 37,6 (10,8) 32,4 (2,4)
Kjd-M, mg/1, 3 t/m 10-2-1993 fig. 4,17.7.
4.
5. _
1 • —
'I.
2.
0 •Vt.13 TERN
m — m — m — rHA 2U LA BA ttSEHS
X oppervlak 0 halve diepte o bodem
Kj-H, mg/1. 19 ft/m 21-4-1983
V lii s TERM LA
fig. 4.18.
X oppervlak a halve diepte' o bodem
7.
A •
3 .
4.
3.
2.
I .
KJ-Wf rag/t, 27 t/m 29-9-1993 fig. 4.19.
X oppervlaka halve diaptao bodam
VI IS IERn HA ZU LA 9A SHEWS
o i
4.a
3.3
3.0
a .5 a.o1 .3
i .3
0-3 0.3
+ .0 3.5
3.0
i .5
a-o
i .5
1.3 0.5
0-3
4-0
3.3
3.0
a.33.0I .3
V .0
Q .3 .0
ag/I, B t/m 10-3-1983 tig. 4.30.
m — m — T r i — rT
X oppervlak a halve diepte o bodem
VUS 1E8N HA 3U LA SA GSSNS
H84-N, «g/l, 19 t/m 21-4-1983 fig. 4.21.
X oppervlak a halve diepte- o bodem
MS4-N, mg/1, 27 e/m 29-9-1983 fig. 4.22.
X oppervlakQ halve diepteo bodem
VUS (ESN HA 2U LA SA OR WS
NOj-M, rag/1, a e/m 10-2-1983 £ig. 4.23.
4.84.2
3.8
3.0
3 ‘.4
I .8
I -2 0-5
0 .0
X oppervlak 0 halve diepte o bodem
VL18 TERM HA. 2U U BA QREHS
4'. 8
4.2
3.6
3-0
2-4
1 .3 \ .2
0-8 0.0
NQj-H, mg/1, 19 t/m 21-4-1983 fig. 4.24.
X oppervlak O halve diepte o bodem
VLIS TERM HA 20 LA 9A GRENS
MOj-H, mg/t, 27 t/m 29-9-1983
2
482
0HA 20 LA
fig. 4.25.
X oppervlaka halve diepteo bodem
Tabel 4,5. Overzicht van concentraties particulait.en opgelost Kjd~N, mg N/l
8 t/m 10 februari 1983
19 t/m 21 i april 1983
27 t/m 29 september 1983
Kjd-N part Kjd-N opg Kjd-N part Kjd-N opg Kjd-N part Kjd-N opg
Vlissingen oppervlak 0,28 0,45 0,35 0,12 0,37 0,01bodem 0,35 0,47 0,68 0,28 0,19 0,08
Hoek van oppervlak 0,17 0,37 0,40 0,17 0,12 0,18Baarland bodem 0,08 0,40 0,46 0,14 0,12 0,28
Drempel v. oppervlak 0,18 0,18 < 0,01 0,31 0,35 0,26Hansweert
%bodem 0,25 0,16 0,69 < 0,01 0,18 0,22
VSchaar oppervlak 1,26 1,31 0,75 0,03 - 0,34Ouden Doei bodem 1,20 1,66 0,86 0,19 - —
Tabel 4.6. Overzicht van enkele stoffracties. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde fracties.
8 t/m 10 februari 1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 september 1983
KjdH-NH4-N RH4-N NO3-NP KjdN-NHjj-R NO4-N NO3-N KjdN-NH4-N NH4-N ÑO3-N
Vlissingen oppervlakbodem
0,71(2,68)0,82(8,99)
0 , 27(1,09) 0,21(2,32)
1,53(5,29)1,22(10,38)
0,46(1,12) 0,95(12,55)
0,10(0,45) 0 ,06(0,62)
1,43(5,89)1,32(15,73)
0,20 (0 ,01) 0,45(6,95)
0,17(0,68)0,19(3,28)
0,52(3,39) 0,31 (7,73)
Pas V. Terneuzenoppervlakbodem
0,18(0,21)0,58(1,42)
0,88(1,99)0,54(1,54)
2,63(5,47)2,22(5,70)
0,24(0,10)0,57(1,00)
0,33(0,78)0,30(0,79)
2,71 (5,96) 2,56(6,21)
0,33(0,50) 0,50(0 ,99)
0,22 (0,47) 0,19(0,38)
1,11 (3,09) 1,12(3,12)
Hansweert oppervlakbodem
0,38(0,57) 0,39 (0,60)
1,27(2,34)1,13(2,12)
3,09(5,36)3,01(5,31)
0,45 (0,54) 0,48 (0,60)
0,59(1,02)0,58(1,02)
3,72 (6,17) 3,66(6,12)
0 , 28 (0,32) Ó ,40(0,48)
0,11(0,13)0,12(0,15)
1,65 (3,36) 1,58(3,28)
Zuidergat oppervlakbodem
0,75(1,08)0,98(1,52)
1,75(2,72)1,53(2,51)
3,44(5,12)3,34(5,22)
0,65(0,78)0,66(0,85)
0 ,8 6 (1,21)0,78(1,21)
4,15(5,66)4,06(6,08)
0,38 (0,48) 0,49(0,69)
0,12(0,14)0,12(0,14)
1,94(3,27) 1,85(3,21)
Lantswaarde oppervlakbodem
1,31(1,56)1,14(1,44)
2,20(2,67)2,52(3,28)
3,89 (4,63) 3,84(4,88)
0,59(0,65)0,76(0,90)
1,33(1,63)1,09(1,45)
4,65 (5,60) 4,43(5,73)
0,37(0,42)0,60(0,75)
0,16(0,19)0,16(0,19)
2,41(3,32) 2,32(3,29)
Bath oppervlakbodem
1,70(1 ,79) 1,11(1,31)
2,05 (2,17) 2,16(2,60)
4,25(4,47)3,77(4,46)
0,37 (0,35) 0,67(0,72)
1,81(1,86)1,41(1,63)
4,94(5,04)4,70(5,36)
0,39 (0,42) 0,56 (0,68)
0,19(0,21)0,16(0,19)
2,83(3,42) 2,45(3,33)
Schaar van Doei
Oudenoppervlakbodem
2,522,93
3,303,25
4,404,45
0,771,05
2,292,24
5,045,01
0,890,81
0,300,30
3.353.36
Tabel 4.7. Overzicht berekende snelheden en constanten van ammonificatie, nitrificatie en denitrificatie.
8 t/m 10 februari 1983 9 t/m 21 februari 1983 27 t/m 29 september 1983
ammonificatie {mgN/1.d)Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,005* 0,009 0,017Lamswaarde-Pas van Ter- 0,005* 0,006 0,007Neuzen
nitrificatie (mgN/l.d) Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,020 0,049 0,007L o t s waar d e-Pa s van Ter- 0,030 0,019 0,002neuzen
denitrificatie(mgN/l.d)Schaar v.O.D -Lamswaarde 0,022 0,049 0,003Lamswaarde-Pas van Ter- 0,021 0,011 0,005neuzen
ammonificatie constante (1/d)Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,005* 0,010 0,024Lamswaarde-Pas van Terneu¡zen 0,005* 0,009 0,017
nitrificatie constante (1/d)Schaar v.O.D.-Lamswaarde Ó,Ö1Q 0,030 Ó,1Ö 1Lanswaarde-pas van Terneu zen 0,015 0,021 0,064
denitrificatie constante (1/d)Schaar v.O.D.-Lamswaarde 0,002 0,002 0 ,0Ü6Lamswaarde-Pas van Terneu zen 0,004 0,002 0,001
= geschatte waarde
part. P, mg/li 8 C/m 10-2-1983 iig. 4.26.2-3
I -6
i .2
3.3
0.4
0.0 T
8AIAvus
X oppervlak a halva diepte o bodam
part. P, mg/i. 19 t/a 21-4-1983
4
VUS
fig. 4.27.
X oppervlak Q halva diepte o bodam
part. P, mg/1, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.28.
03A
X oppervlak-g. halva diaptso bodem
0 .i
0 .5
a, i j
0.3 _
0 .1 _
0 • I «
0.3
o-po *p, mg/l, 3 t/m 10-2-1983 flg, 4.29.
VLÏC TERNm — r n — m — rHA 2U LA BA GRENS
X oppervlak a halve diepte o bodem
/0 .G
0 .» -
0.4
Q • 3 _
0.2 _
0. 1 _
0.0
o-POj-P, mg/1, 19 t/a 21-4-1983 flg. 4.30.
VUS TERN
m — m — m — rHA ' 2U LA BA GRENS
X oppervlak O halve diepte o bodem
0-6
0.5
0.4
0.3
0.2
0 ■ 1
O.o
O-PO -p, mg/1, 27 t/m 29-9-1983
v>K
HA 21/ LA
f i g . 4 .3 1 .
X oppervlak O' halve- diepte o bodem
/
Tabel 4*8. Overzicht van concentraties particulair gebonden en opgelost fosfor , mgp/1.
8 t/m 10 februari 1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 september 1983
part.p opg.p part.P opg.p part.P opg.p
Vlissingen opp. 0,01 0,02 0,10 0,04 0,02 0,02bodem 0,09 0,10 0,27 Ó,Ö3 0,16 0,03
Hoek van opp. 0,05 0,03 0,13 < 0,01 0,05 0,03Baarland bodem 0,07 0,05 0,15 0,03 0,08 0,03
Drempel van OPP* 0,06 ^ 0,01 0,08 < 0,01 0,01 0,02Hansweert bodem 0,03 0,05 0,21 < 0,01 0,13 0,03
Schaar van oro. 1,10 0,21 0,55 0,01 0,34 0,06Ouden Doei bodem 1,36 0,47 0,86 0,03 0,40 -
Tabel 4.9. Overzicht van concentraties t-P04-p en 0-PO4-P. Tussen haakjes de voor deverdunning met zeewater gecorrigeerde fracties.
8 t/m 10 febr.1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m Î9 sept.1983
t-P04_p e-ÏO^-p t-P04-P 0-PO4-P t—p o 4- p 0 -PO4-P
Vlissingen Oppervlak bodem
0,17(0,49) 0,31(3,16)
0,14(0,46)0,10(0,72)
0,23(0,89)0,38(5,62)
0,09(0,39) 0,08(1,02)
0,15(0,60)0*27(6*15)
0,13(0,64)0,11(1,97)
Pas v. Terneuzenoppervlakbodem
0,30(0,59)0,44(1,16)
0,26(0,54)0,21(0,53)
0,26 (0,50) 0,37(0,86)
0,19(0,43)0,17(0,42)
0,32 (0,78) Ö,40(1,01)
0,25(0,63) 0,24(0,60)
Hansweert oppervlakbodem
0,34(0,57) 0,46(0,81)
0,29 (0,50) 0,28 (0,49)
0,35(0,54)0,38(0,60)
0,24(0,40)0,24(0,41)
0,31 (0,56) 0,33(0,61)
0,31(0,59) 0 , 29(0,56)
Zuidergat oppervlakbodem
0,43 (0,64) 0,53(0,63)
0,33(0,49)0,33(0,51)
0,48(0,64) 0,52(0,76)
0,27 (0,37) 0,27(0,41)
0,37(0,58)0,42(0,69)
0,33 (0,53) 0,32(0,54)
hamswaarde oppervlakbodem
0,48(0,57) 0,62(0,79)
0,38(0,45) 0,37 (0,47)
0,49 (0,58) -0,74 (0,96)
0,31(0,37)0,30(0,39)
0,46 (0,61) 0,65 (0,90)
0,40(0,54)0,39(0,54)
Bath oppervlakbodem
0,55(0,58) 0,64(0,77)
0,40 (0,42) 0,36(0,42)
0,47(0,47) 0,71(0,81)
0,37(0,38) 0,32(0,37)
0,49(0,58)0,52(0,68)
0,47(0,56) 0,39(0,52)
Schaar van Doei
Oudenoppervlakbodem
1,662,17
0,350,34
0,921,24
0,360*35
0,890,93
0,550,53
s.
a.
opg, Si, mg/l, 3 t/m 10-2-1983
0
a
o
0
fig. 4.32.
X oppervlak a halve diep O bodem
VUS TERN HA ZU LA 9A , OR ENS
/opg. Si, mg/1, 19 t/m 21-4-1983
3
0.0TERMVUS OR EMS
fig. 4.33.
X oppervlak □ halve diepte O bodem
s.
5.
opg. Si,, mg/1, 27 S/n- 29-9-1983
Q.
0
0
0
o
IA SAHA ZUTERNVUS
fig. 4.34.
X oppervlak a halve diepte o bodem
Tabel 4.10. Overzicht van concentraties opgelost silicium in de Westerschelde. Tussenhaakjes de voor de vérdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties.
8 t/m 10 febr.1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 Sept. 1983
Vlissingen Oppervlak 1,49(4,32) 0,69(3,68) 0,44(1,97)bodem 1,16(6,86) 0,58(9,56) 0,32(4,03)
Pas V. Terneuzenoppervlak 2,54(4,97) 1,96(4,76) ■ 0,55(1 ,22)bodem 2,16(5,08) 1,84(5,00) 0,52(1,13)
Hansweert oppervlak 3,05(5,10) 2,87(5,01) 0,64(1,12)bodem 2,89(4,88) 2,85(5,03) 0,62(0,92)
Zuidergat oppervlak 3,49(5,07) 3,39(4,77) 0,79(1,21)bodem 3,59(5,49) 3,24(5,05) 0,72(1,22)
Lamswaarde oppervlak 4,30(5,08) 3,89(4,77) 1,03(1,39)bodem 4,55(5,74) 3,75(4,98) 0,95(1,32)
Bath oppervlak 5,60(5,88) 4,21(4,33) 1,24(1,48)bod on 4,88(5,75) 3,84(4,44) 1,03(1,37)
Schaar van Doei
Oudenoppervlak 5,55 4,42 1,55bodem 5,81 4,43 1,58
POC, mg/l, 8 ti/o 10-2-1983 flg. 4.35.11 '
15 ■
il.jifgSS* j i
G.
ï.
0 .
13-
TERNVLiS
X oppervlak a halva diepte o bodoni
/POC, ntg/1, 19 ti/m 21-4-1983 fig. 4.36.
2 1 •
I 9 ‘
15.
1 2 .
3.
G .
3.
0 .TERM HA 2U LA
X oppervlak □ halve diepte O bodem
21 .
5.
0 .
POC, mg/1,, 27 t/m 29-9-1933 fig. 4,37.
X oppervlakQ halve diepteo bgöam
VI [S rERtf HA 20 LA 3A - GRENS
DOC, rag/1, 8 t/n 10-2-1983 fig, 4.38.
84HA ZU LA
X oppervlak O halva diepta a badán
/
DOC, mg/1, 19 t/n 21-4-1983 fig. 4.39.
X oppervlak B halva diepta o bodam
VUS fERN* HA* ZU LA 8A ORENS
DOC,* mg/1, 27 t/n 29-9-1983 fig. 4,40.
X oppervlak□ halve diaptao bodan
T IVIIS TERM
■ m — m — m — rHA ZU la BA ■ GRENS
Tabel 4.11. Overzicht van concentraties DOC (mg/1) ín de tfesterschelde. Tussenhaakjes de voor de verdunning ¡net zeewater gecorrigeerde concentraties.
a t/m 10 febr.1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 sept.1983
Vlissingen oppervlak _ 3,2( 9,3) 1,8( 0,3) 3,2(16,6)bodem 2,5(14*9) ï,6 ( 0 ,1) 2,1(33,0)
Pas v. Terneuzenoppervlak 5,0{ 9,6) 2,9(4,1) 2,4(4,9)bodem 4,9(11,7) 4,4(8,6) 2,6(5,5)
Hansweert oppervlak 4,7(7,5) 4,8 (6 ,9) 3,1(5,3)bodem 5,6(9,3) 5,5(8,2) 3,4(6,0)
Zuidergat oppervlak 5,5(7,8) 5,4(6,8) 2,9(4,2)bodem 5,3(7,8 ) 4,8 (6 ,4) 3,3(5,0)
Lamswaarde oppervlak 6 ,3(7,3) 5,0(5,?) 3,8(4,8)bodem 6 ,2(7,6) 5,0(6,0) 3,4(4,4)
Bath oppervlak 7,5(7,8) 5,9(5,9) 4,0(4,6)bodem 6,7(7,8 ) 5,4(5,9) 4,3(5,5)
Schaar van OudenDoei oppervlak 10,1 6,7 4,8
bodem 8,9 5,7 4,6
IQ -ahloroíyl, mg/1, 3 6/m 10-2-1993 flg. 4.41,
i « ■
i í .
t.
SA2U
X opporvlak □ halva diapta o bodam
/chlorofyl, mg/1, 19 e/m 21-4-1993 fig. 4.42.
20.
: 5. _
1 2 * -
8- _
4. _
Q .MA 2UML 13 rws
1 TTT Ti A SA 0REN3
X opparvlaJc □ halva diepta- o bodam
chlorofyl, mg/1, 27 t/a 29-9-1983 Eig. 4.43.20 •
13.
3.
X oppervlak a halve diepte o bode»
IATERN
3.0P, mg/1, 3 t/a iO-2-1993
VUS TERNn — m — rrr
HA 2U LA ■ 9A' URENS
fig. 4.44.
X oppervlak a halve diapta o bodem
2.0 r , mg/1, I» t/m 21-4-1983
< .3
t .2
0,3
0.4
0.<5
9~
TERN HA 7UVL1S
fig. 4.45.
X oppervlakO halve diepte<3 bodem
Tabel 4.12. Overzicht van fluor ideconcentr at ies (mg/1) in de Wester schelde. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties.
i
8 t/m 10 febr.1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 sept.1983
Vlissingen halve diepte
1,40(1,40) 1,29(0,68) 1,30(1,00)
Pas v. Terneuzenoppervlakbodem
1,60(1,86) 1,60(2,00)
1,43(1,48)1,40(1,40)
1,51(1,72)1,51(1,72)
Hansweert oppervlak bodem
1,50(1,59)1,50(1,58)
1,36(1,33)1,36(1,33)
1,63(1,88)1,63(1,89)
Zuidergat oppervlak bodem
1,40(1,40)1,40(1,40)
1,34(1 ,31) 1,37(1,35)
1,69(1,90)1,64(1,83)
Lamswaarde oppervlak bodem
1,30(1,29)1,40(1,40)
1,33(1,31)1,36(1,35)
1,82(1,98)1,75(1,90)
Bath halve diepte
1,30(1,28) 1,33(1 ,32) 1,88(2,05)
Schaar van Ouden Doei oppervlak
bodem1,201,00
1,241,17
1.971.97
3.ÛF , mg/1, 27 t/n 29-9-1983
1 . 2
a .a
0.4
a.a
«r-
VI! S u
fi?. 4.46.
X apporvlak a halve diepte O boden
23QQ.
2000.
1504.
1QQQ.
504.
0.
S04 , mg/1, 9 t/m 10-2-1993
TERNT T “! I i ! I I I IHA ÏU U BA ORENS
fig, 4.47.
X oppervlak Q halve diepte o boden
2504.
2000.
S04 , ag/1, 19 t/n 21-4-1993 fig. 4.43.
1500. _
1000.
300.
X oppervlaka halve diepteo boden
i t i r~n— m — rHA 2U LA BA ORENS
X oppervlak a halva diapta o bodem
08ENS
4.
3.
S.
part, Cd, ug/1. 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.SO.
VL1SI
TERM- HA- 211 LA SA QREH5
X oppervlak □ helv« diepte o bodem
opg. cd, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.St.0.8
0HA 2UTËRti LA BA
X oppervlakO helva diept*o bodem
s. toc Cd, ws/1, 8 C/m 10-2-1983 Hg. 4.52.
0-
5.
4.
3.
2 •
I .
X oppervlak a halva dieptea bodam
HA ZU LA
part. HÇ, ng/1, 9 tt/a 10-2-1883
Q.SX oppervlak D halve diepte o 'bodem
0.0
zu
0.04*
0.03
0-02
o.oo
opg. Hg-, Hg/1,. 8 t/m 10-2-1983
1----- 1----VLIS TERN
■ m — m — m — rHA- ZU LA 0A 0REH5
tig. 4.54.
X oppervlak, a halve diepte o bodem
/
Sot 09, ug/1, a t/n 10-2-1903 fig. 4.55.8
T
SX oppervlak a halve diepee o bodem
4
Î
0REN5VUIS
port. Pb,' ug/l, a t/m 10-2-1983 fig. 4.36.
60.
30.
X oppervlak O halva diepte O bodem
20.
VUS LA
opg. Pb, V g/i, a t/m 10-2-1983 fig. 4.37.o - r
0.6
0.5
0.4
0.3
0.2
0 .)
a.Q i i i i i i i t i i i i rVUS TERN HA ZU LA _ SA 3 REU S
X oppervlak□ halve diepteo bodem
tot Pb, \¡g/l, 3 s/m to-2-1933 tig. 4,30.
so
so.
SALAHA 2U
X oppervlak □ halve diepte o bodem
a o ra.s o so.40.30.
20 -
10,O.
pert, ae, ug/l, a t/a 10-2-1903
VLls LA 3A
íig. 4.39,
Xao
opcf. Ce, ug/l, 0: t/m 10-2-1983 sig. 4.
s.
4.
2-
I.
VL1S
oppervlak halve diepte bodem
60.
X oppervlak ■a helve diepiO bodem
30.
'0.
«0 .
30.
JO.30.
30.
«O.0-
tot Cr, ug/1, 8 t/m 10-2-1983
SALA
fig. 4.61.
X oppervlak a halva diapta o bodem
300.
330.
part. Zn, ug/I» 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.62.
200-
130.
100.
30.
J dHA ZUYL1S LA
X oppervlak a halve diepte O bodem
opg. Zn, wg/1, 8 t/ra 10-2-1983 fig. 4.63.38.23.
31. 18-
14.
I 1 . T ■
4.
0. 1 1---VL1S rSHN
X oppervlak □ halve diepte o bodam
i------ — m — m — m — rKA- ZU LA BA GSENS
/
Sot Zn, wg/1, S t/m 10-2-1993 fig. 4.64.
VLI3 9ALA
X oppervlak □ halve diapse o boden
pers. Cu, ug/1, 8 t/m 10-2-t983 £lg, 4.63'.
42.
M-
LaHA ZU SA
X oppervlak a helva diepte o bodam
opg. Cu, ug/1, 8 t/m 10-2-1983
S '
vu is rea« 8A
fig. 4,66.
X oppervlak□ helva diepteo bodem
cot: cu, ug/1, 8 t/m 10-2—1963 fig, 4.67.34.
48-
4a.■ « .
30.
¿4.
18-
12.t.0.
LATERM BAVUS
X Oppervlak a halve diepte o bodam
ISIS.14.13.10.9.s .
4.
2 .
0 -
part. Mi, ug/1, 8 t/m 10-2-1983 fig. 4.68.
3A
X oppervlak a halve diepte o bodetn
opg. Mi, ug/1, 8 t/m 10-2-198318. IS.
I 4.
12- 1 0 .
8. a.
4.
'2 •
0 .
fig. 4.69.
X oppervlak3 halve diept»o bodem
vus f ERN HA III LA BA ORENS
tabel 4.13.Oveezicht van concentratie# en berekeningscesultaten met betrekking tot de in 8-10 februari 1983waargenomen metalen, tuesen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties en de gehalten in de rlvierfraktia van de zwevende stof
cadmium kwik lood chroom nikkel zink koper
Vliesingen oppervlak 0,15(0,51) <0,01 <0,1 <0,5 2,7(8,8) 5,3(21,6) 1,3(2,4)bodem 0,18(1,52) <0,01 <0,1 <0,5 2,2(17,1) 6,7(77,3) 1,5(7,7)
Paa V, terneuzenoppervlak 0,22(0,44) 0,03 (0,04) <0,1 <0,5 5,0(10,3) 8,2(17,7) 4,6(9,4)bodem 0,31(0,93) 0,03(0,02) <0,1 <0,5 4,4(11,2) 10,1(28,3) 2,3(4,9)
Drempel v. oppervlak 0,27 (0,30) 0,02(0,02) 0,2(0,28) 0,3(0,72) 9,0(13,4) 13,1(19,8) 3,6(5,0)Hansweect bodem. 0,31 (0,31) 0,01 «0,01) 0,1(0,14) 0,3(0,81) 7,6(12,7) 13,1(22,5} 3,1(4,71
Damswaarde oppervlak 0,24(0,28) 0,01 (<0,01> 0,4(0,48) 1,5(1,80) 12,9(13,5) 15,3(18,4) 2,7(3,11bodam 0,28(0,33) 0,02(0,02) 0,3(0,38) 1,3(1,93) 11,9(13,3) 15,3(20,0) 2,2(2,6)
Bath oppervlak 0,16(0,17) 0,01 <<0,01) 0,3(0,31) 1,0(1,05) 14,9(15,7) 16,6(17,5) 1,8(1,8)bodem 0,70(0,34) 0,01 «0,01) 0,2(0,23) 0,5(0 ,58) 12,8(15,3) 23,2(27,8) 6,1(7,2)
Schaar van OudenDoei oppervlak 13 0,13 0,01 0,3 0,5 13,4 26,3 t ,8
bodem 0,10 0,03 0,3 0,5 15,0 19,4 2,4
metaalgah. Vlissingen 0,8(1,3) 0,6(1,1) 31,6(113) 86,5(226) 19,0(35) 162(330) 27,2(55)zwevende Dremp.v.Bansweect 3,3(3,3) 2,1(3,4) 143 (224) 245 (390) 34,3(49) 427 (660) 110(161)stof(mg/kg)soh.v.o.Doei 17,2(18,3) 1,9(2,0) 187 (196) 240 (2ST) ' 47",9(50) 845 (891) 142(150)
netto part.transport (mg/s) Soh .v.O.Doei 1696 187 18438 2366 4 4723 83317 14001
Ttansp.via rivierslib (mg/s) Soh.v„o.Doel 1621 177 17366 22239 4430 78943 13290
transp.vla rivierslib (mg/s) vlissingen 6 4 497 994 134 1452 242
Deeorp. uit rivierslib(mg/s) 1506- 80 7354 2215 1330 49705 10171Sad, via rivierslib (mg/s) 109 93 9315 19030 2942 27786 2877Bed. via zeeslib (mg/e) 177 127 10130 15180 4048 32890 5366
opgeloste concentraties (ng/l)
tot Ml, ug/1, a t/m 10-2-1983 flg. 4.70.
X oppervlak Q halve Hepta o boden
ÎU
fenol, uç/1, 8' e/» 10-2-1983 flg. 4.71.a.r.
s.
5.
+ .
3- 2.
1, 0<
X- oppervlak CT halve diepte o bodem
VUS TER» HA. 20 t.V BA> IRENS
fenol, ug/1, 19; t/m- 21-4-1983
VUS TERMm n — m — r
HA 70 U BA 9RENS
fig. 4,72.
X oppervlak a halve diepte- o■ bodem
r
Tabel 4.14. Overzicht van fenolconcentraties {jag/1) in de fiesterschelde. Tussenhaakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties.
8 t/m 10 febr.1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 sept.1983
Vlissingen halve diepte
3,0(19,7) t,0(5,5) 1,2 (3,3)
Pas v. Terneuzenoppervlak 7,0(16,0) 1,5(3,5) 1,2 (2 ,5)bodem 5,0(14,6) 0,8(1 ,9) 1,4(3,1)
Hansweer t oppervlak 2,0(3 ,6) 2,3(3,9) 1,8 (3,2)bodem 3,0(5,6) 1,2 (2 ,0) 2,2(4,1)
Zuidergat oppervlak 3,0(4,6 ) 1,2 (1,6) — -
bod au 2,0(3,2) 1,3(1,9) 1,7(2,7)
Laiitswaarde oppervlak 4,0(4,8) 2 ,2 (2 ,7 ) i,9(2,4)bodem 4,0(5,2) 2 ,0 (2 ,6) 1,9(2,5)
Bath halve 3,0(3,5) 1,8 (2 ,0) 2 ,0 (2 ,5)diepte
Schaar van OudenDoei oppervlak 7,0 3,2 2,3
bodem 6,0 3,8 2,5
Tabel 4.15. Overzicht van enkele PAK concentraties en gehalten van de zwevende sto£ in de Westerschelde, opper-vlaktemonsters 8 t/m 10 februari 1983. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties en de gehalten in de rivierwaterfractie van de zwevende stof.
benzo(b) benzo( k) benzo(a) fluor antheen indenoi1,2,3, benzo (g,h,i) Z 6 PAK 6 PAKfluorantheen fluor antheen pyreen c,d}pyreen peryleen zwevende(ng/1) (ng/1) (ng/1) (ng/1) (ng/1) (ng/1) (ng/1) stof(ng/kg)
Vlissingen <10 <10 <10 <10 <10 <10 <60Drempel van Hansweert 12 <10 <10 <10 <10 <10 37(52)Bocht van Walsoorden 32 <10 16 < 1 0 27 <10 90(120) 1,02(1,37)Lamswaarde 35 12 21 12 29 19 128(154) 2,58(3,24)Overloop van Valkenisse 12 <10 <10 <10 12 <10 44(55) 1,51(1,83)Westketel 27 <10 13 <10 <10 <10 60(70) 0,74(0,86)Bath 19 <10 11 <10 <10 < 1 0 90(95) 2,20(2,44)Pas van Rilland 23 < 1 0 <10 <10 <10 <10 48(50) 0,80(0,86)Schaar van Ouden Doei 130 31 63 90 <10 < 1 0 347 1,26(1,32)
Tabel 4-16. Overzicht van enkele PCB concentraties en gehalten van de zwevende stof in de Westerschelde, opper-vlaktemonsters 8 t/m Î0 februari 1983. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties en de gehalten in de rivierwaterfractie van de zwevende stof.
IüPfiC nummers; ng/1 ■
28 52 101 138 153 180 2 6 PCB (ng/1) jr6 PCB in zwevende stof(mg/kg)
Vlissingen <1 <1 <1 <1 <1 <1 n.m.Drempel van Hansweert' <1 <1 1 1 <1 <1 > 2 (£3)Bocht van Walsoorden < 1 2 2 1 1 $■ 6 ( ¿ 8 ) 0,11 (0,16)Lamswaarde <1 1 2 4 3 3 213 (215) 0,47 (0,60)Overloop van Valkenisse 1 1 1 <1 1 > 4 U 5 ) 0,23 (0,29)Westketel <ri 1 1 1 <1 1 2 4 (24) 0,12 (0,15)Bath i 1 2 2 1 1 8 { 8) 0,31 (0,35)Pas van Rilland 1 1 2 2 1 1 8 ( 8 ) 0,30 (0,33)Schaar van Ouden Doei 2 3 8 8 4 4 29 0,13 (0,14)
Tabel 4.17. Overzicht van concentraties en gehalten van de zwevende stof van pp-DDD en dieldrin in deWesterschelde, oppervlaktemonsters, 8 t/m 10 februari 1983. Tussen haakjes de voor de verdunning metzeewater gecorrigeerde concentraties en de gehalten in de rivierwaterfractie van de zwevende stof.
pp-DDD(ng/1) pp-DDD ( zwevende stof ,<ig/kg ) dieldrin(ng/1 ) dieldrin{zwevende stof,pg/kg)
Vlissingen C1 <1Drempel van Hansweert <1 <1Bocht van Walsoorden Kt,3) 7 ,9(11) <1Lamswaarde 5(6,1) 66 (85) 1(1 ,2) 11(14)Overloop van valkenisse < 1 <1Westketel 1(1 ,2) 7 ,5(9,2) <1Bath 1 (1 ,1) 17 (19) 1 (1 ,1) 15(17)Pas van Rilland 1(1,0) 10 (11) <1Schaar van Ouden Doei 4 5 ,8 (6 ,1) 2 5,6(5 ,9)
Tabel 4.18. Overzicht van concentraties en gehalten van de zwevende stofvano{—HCR, ^"-HCH en QCB in de Westerschelde, oppervlaktemonsters,8 t/m 10 februari 1983. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties en de gehalten in de rivierwater- fractie van de zwevende stof.
oi-HCH(ng/l) ^-HCH(ng/1) QCB(ng/1) QCB(pg/kg)
Vlissingen 2(5,6) 6(20,3) <1Drempel van Hansweert 2 (2,6) 14(20,6) 2 (2 ,8) 23(37)Bocht van Walsoorden 3(3,8) 19 (25,5) 5(6,7) 40(57)Lamswaarde 3(3,4) .20(23,9) <1Overloop van Valkenisse 4(5,0) 19(24,6) 2(2,5) 47(59)Westketel 2 (2 ,2) 13(15,2) < \
Bath 4(4,2) 19(20,0) <1Pas van Rilland 3(3,1) 18 (18,9) 1(1,0 ) 10,4(11,5)Schaar van Ouden Doei 1 17 <1
Tabel 4.19. Overzicht van EOCl-concentràties (ug/1) in de Westerschel- de, oppervlaktemonsters, 8 t/m 10 februari 1983. Tussen haakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties.
Vlissingen < 0 , 5Drempel van Hansweert 0,5(0,7)Bocht van Walsoorden 1,0 (1,3.)Lamswaarde 1,0 ( 1 , 2 }Overloop van Valkenisse 0,5(0,6)Westketel 1,0(1,2)Bath 1,0 (1,1)Fas van Rilland 1,5 (1,6 )Schaar van Ouden Doei 2,0
B.
r.5.
5.
i ,
3,
3.
I . 0.
fanal, ug/lf 27 t/a 29-9-1983 fig. 4.73.
-Je
HA ÏVVUS
X oppasvlak a halva dlapto o fcodaa
i t
ia.
aí.20.14.
lí.
9 .
4.0.
E-coli, MOTT/ml, 8 t/a 10-2-1983 fig. 4,74.
«r-\X*'
H* ÏU LA
X oppervlak a halva- dliapta o boden
E-coU, HPM/ol, 19' t/a 21-4-1983
V* -
VUS u
fig. 4.73.
X oppervlak a helva, die] Q badeie
r
Tabel 4.20. Overzicht van E-coli concentraties (MPN/ml) in de Westerschelde. Tussenhaakjes de voor de verdunning met zeewater gecorrigeerde concentraties.
8 t/m 10 febr.1983 19 t/m 21 april 1983 27 t/m 29 sept.1983
VIissingen halve diepte
1,3(7,3) 0,8(4,1) 0,3(0,9)
Pas v. Terneuzenoppervlak 5,0(11,2) 5,0(12,2) 3,0( 8,5)bodem 5,0(14,4) 3,0( 8,1) 8,0(23,0)
Hansweert oppervlak 13,0(24,1) 7,0(12,2) 3 ,0 (6 ,1)bodem 13,0(24,6) 3 ,0{ 5,2) 3,0(6,3)
Zuidergat oppervlak 8,0(12,4) 2,4(3,3) 1,7(2,8)bodem 3,0(4,8 ) 5,0(7,8) 1¿7(3,0)
Lamswaarde oppervlak 8,0(9,7> 2,4(2,9) 5,0(6 ,9)bodem 8,0(10,4) 3,0(3,9) 2,4(3,4)
Bath
Schaar van
halvediepte
Ouden
5,0(5,9) 2 ,4(2,7) j 5 ,0 (6 ,7)
Doei oppervlak 30,0 8,0 8,0bodem 30,0 7,0 6,0
Tabel 4.21. Overzicht van afstervingssnelheden (MFN/ml.d) en -coëfficiënten (1/d) van E-coliin de westerschelde.
Schaar van Ouden Doel-Zuidgat Pas van Terneuzen-Vlissingen
8 t /m 10 februari 1983 snelheid — 0,56coëfficiënt - 0,056
19 t/m 21 april 1983 snelheid 0,13 0,66coëfficiënt 0,020 0,091
27 t/m 29 september 1983 snelheid 0,29 2,39coëfficiënt 0,059 0,286
8-coU. liPft/ai, 27 t/m 29-9-1983 fig. 4.76.
X oppeevlak a halva diapta o bodem
sr*' -
HA 20vl:s LA SA
350.
300.
250.
200.
ISO.
¡00.
SO.
0.
tot-o-aietivltalt, Bq/o, 3 e/m 10-2-1933 fig. 4.77.
X oppervlak,Q halve* dlopti 0- bodaw
VUS TERN- HA. ZU- LA- BA OREHS.
SCO.
soa.
400.
300.
200 .
too.
0.
B-reatajetivltelty sq/»3. 3’ e/a. 10-2-1983 fig. 4,7Bv
TERM LAHA
X oppervlaka halva diepte-o bodem.
Tabel 5.1. Overzicht van gemiddelden over de verticaal en aan het oppervlak van de bemonstering apunten van het gradiëntonderzoek die overeenkomen met de routine bemonsteringspunten.
Schaar v.O.Doel sath Lamswaarde Zuidergat Hansweert Vlissingen
gem. gem. gem. gem. gem. gem. gem. gem. gem. gem. gen. gem.vert. opp. vert. opp. vert. opp* vert. opp. vert. opp. vert. OPP*
cl- (mg/1) 4251 4280(1%) 6139 4950(-19%) 7589 7167(-6%) 9555 9233(-3%) 11022 10900(-1%) 16467 15933(-3%)Temp. ('C) 10,8 10,8 10,2 10,3 10,1 10,2 9,8 9,9 9,6 9,6 9,2 9,102 {mg/l) 3,9 4,1(5%) 8,0 6,6 (-17%) 9,4 9,5{ 1%) 9,5 9,5( 0%) 10,1 9,8 (-3%) 10,4 10,6 ( 2%)pH(s.e.) 7,4 7,4(0%) 7,7 7,6(-1%) 7,8 7,8( 0%) 7,9 7,9( 0%) 7,9 7,9( 0%) 8,2 8,1 (-1%)NH4-N (mg/1 ) 1,94 1,96(1%) 1,31 1,35(3%) 1,26 1,23(-2%) 0,87 0,91(4%) 0,62 0,66 (6%) 0,17 0,18(6%)N°3-N(mg/1 ) 3,84 4,26(11%) 3,81 4,01(5%) 3,58 3,65 (2%) 3,13 3,18(2%) 2,78 2 ,8 2 (1%) 1,04 1,16(10% )0-PO4-P(mg/1) 0,42 0,42(0%) 0,39 0,41(5%) 0,35 0,36(3%) 0,31 0,31(0%) 0,27 0,28(4%) 0,11 0 ,12(8%)t-P04~p (mg/1 ) 1,30 1,16 (~1 1%) 0,55 0,50(-10%) 0,57 0,48(16%) 0,45 0,43(-5%) 0,36 0,33(-8%) 0,23 0,18 (-21%)opg .Si (mg/1). 3,68 3,84(4%) 3,46 3,68(6%) 3,04 3,07(1%) 2,56 2,56 (0%) 2,15 2,19(2%) 0,76 0,87(14%)zw.stof (mg/1 ) F“ (mg/1)SO42- (mg/1)
1741,42
738
130(-25%) 1,47(3%)
895(21%)
53 21(-60%) 166 57(-66%) 73 49(-33%) 58 33(-43%) 121 58(-52%)
DOC(mg/l) 6,8 7*2(5%) 5,6 5,8(4%) 5,1 5,0(-2%) 4,4 4,6(4%) 4,3 3,7 (-13%) 2,4 2,7(11%)TOC(rag/l) fenol (jig/1 ) E-coli(pg/l)
13,84,215,0
12,3(-11%) 4,2(0%)
15,3(2%)
7,6 7,3(-4%) 6,7 6,3(-6%) 6,2 6,0(-4%) 5,8 5,4(-7%) 5,6 4,2(-25%)