Post on 07-Apr-2016
description
ECONOMIE OPINIE WETENSCHAP BUITENLAND KÁROLI KATERN
Verdwijnt ook úw pensioen in Orbáns
diepe zakken? Zie pagina 2
We moeten ebola
bestrijden voor onze
eigen portemonnee.
Zie pagina 3
We worden steeds individualistischer, maar
blijven voor elkaar zorgen. Zie pagina 6
Siegfried Huigen over Polen en Zuid-
Afrika. Zie pagina 8
Heeft de
neerlandistiek nog
toekomst in
Boedapest?
Zie pagina 10
GRIEKEN KIEZEN LINKS
De kersverse Griekse premier Alexis Tspras spreekt zijn publiek toe. Foto: Robert Crc
Hongaarse crisis?
Zoltán Vajda (foto) werkte vanaf 1997
bij de Wereldbank. Hij nam deel aan
de invoering van de driepijlerstelsel in
Hongarije en werkte daarna bij de
Hongaarse financiële toezichthouder
(PSZÁF). Nu vecht hij voor zijn eigen
geld: “De regering heeft eisen aan de
pensoenfondsen gesteld waarvan ze
weten dat ze weten dat die onmogelijk
te halen zijn, vermoedelijk omdat ze
het geld nodig hebben. Daarom
organiseren we deze protesten.” Zie
pagina 2
In januari werden de Griekse
parlementsverkiezingen gehouden.
De historische uitslag van de
verkiezingen toonde een eenduidige
verwerping door de Griekse kiezers
van de bezuinigingsmaatregelen die
vanuit Dutisland en Brussel aan het
land werden opgelegd.
De partij die de meerderheid van de
stemmen heeft gehaald was Syriza,
geleid door Alexis Tspras (foto), die
kort daarna tot premier benoemd
werd. Syriza bevat een aantal linkse
en exreem linkse politieke groepen.
Samen konden deze echter net geen
absolute meerderheid behalen,
waardoor er naar een mogelijke
oplossing door coalitievorming
gezocht werd.
Tot ieders grote verbazing werd een
partner gevonden in de
extreemrechtse partij Onafhankelijke
Grieken. De partij van de
Onafhankelijke Grieken staat, net als
Syriza, bekend als een
antibezuinigingspartij. Tspras en zijn
minister van financiën zijn op dit
moment in diverse eurolanden op
bezoek om te bespreken hoe de zware
economische druk op Griekenland
verminderd kan worden. De
resultaten worden met spanning
afgewacht in heel Europa door
antibezuinigingspartijen. Een snelle
oplossing wordt echter niet verwacht,
vooral door een harde Duitse
opstelling.■ (Sz.B.)
Károli Courant is gevestigd aan de Károli
Gáspáruniversiteit van de Hongaarse
gereformeerde kerk te Boedapest. De
redactie is onafhankelijk.
De redactie heeft gepoogd alle rechthebbenden van beeldmateriaal te achterhalen. Mocht u toch van mening
zijn rechten te kunnen doen gelden, neem dan contact op met de redactie.
Károli Courant is een initiatief van Ágnes Sápi, Anna Kerti, Csilla Borián, Dávid Kozák, Gabriella Molnár en Szilvia Brezvai onder redactie van
Jakob Faber, en geproduceerd aan de afdeling neerlandistiek van de Károli Gáspár Református Egyetem te Boedapest. Vormgeving: Csilla Borián.
Nieuws & Economie Károli Courant 2
Laatste dagen voor Rembrandt
BOEDAPEST – Met ingang van 15 februari zijn de deuren van het
Museum van Schone Kunsten vanwege renovatiewerkzaamheden
voor drie jaar gesloten. De permanente tentoonstellingen zijn al
vanaf eind januari niet meer te bezichtigen, maar de laatste
grootschalige tentoonstelling van het museum, ‘Rembrandt en de
Nederlandse schilderkunst in de Gouden Eeuw’ was nog tot 15
februari toegankelijk voor het publiek. Vorig weekend nam het
museum afscheid van zijn publiek met bijzondere programma’s
zoals concerten en een gemaskerd bal. ■ (Cs.B.)
HONGAARSE REGERING WIL RESTEREND PENSIOENGELD
HONGARIJE – De Hongaarse
regering wil opnieuw burgers
dwingen tot deelname aan het
collectieve staatspensioen.
Wie in 2010 niet naar het
staatspensioenfonds wilde
overstappen heeft dit keer
bijna geen andere keuze.
Tegenstanders protesteren op
straat tegen de nieuwe
pensioenmaatregel.
In 2010 was het plan van de
Hongaarse regering om tot
2012 beslag te leggen op de
pensioenpremies van ruim
drie miljoen Hongaren en het
geld (ca. 10 miljard euro) te
gebruiken om gaten in de
begroting te dichten. Volgens
het officiële statement van de
regering van Viktor Orbán:
het geld van al die mensen zou
tegen de onbetrouwbare
pensioenfondsen worden
beschermd. Iedereen wist dat
het niet het geval was.
Mensen werden gedwongen
om hun geld naar het
staatspensioenfonds over te
hevelen.
De pensioen-dwangmaatregel
blijkt nu echter niet tijdelijk
maar juist definitief te zijn. Nu is
de tweede regering-Orbán van
plan om iedereen die in 2010
niet wilde overstappen hier toch
toe te dwingen. Nu gaat de hele
zaak om ruim 635 miljoen euro.
In Boedapest werden in
december steeds meer
demonstraties georganiseerd.
Wie in 2010 ondanks de dreiging
van de regering niet naar het
staatspensioenfonds wilde, wil
dat nu ook niet. In 2010 beloofde
de regering die 10 miljard euro
die ze wegnam te zullen
beschermen, een niet-ingeloste
belofte.
De meeste economische
analisten zijn dan ook vrij
kritisch: “De overheid eigent zich
geld toe dat niet van haar is en
dat zijn geen Europese
praktijken,” zei Zoltán Török,
econoom bij de Raiffeisenbank
in 2010. Een terugkeer naar een
systeem met maar één
staatspensioenfonds voor
idereen is niet financieel
houdbaar, meent hij. ■ (VdG)
Ook gevolgen bij Nederlandse
bedrijven?
De eerste dwangmaatregel die
nog in 2010 werd ingevoerd trof
ook een reeks Nederlandse
bedrijven. De ING Bank
Hongarije, eigenaar van het op
één na grootste private
pensioenfonds van het land,
reageerde toen nog voorzichtig:
“We bestuderen de maatregel en
hopen dat het echt tijdelijk is”
aldus Jan Hommen, voormalig
voorzitter van de raad van
bestuur van de ING Bank. De
pensioenmaatregel komt boven
op een zware extra bankbelasting
die een paar maanden geleden
plotseling werd ingevoerd en die
een fors deel van de winst van de
ING in Hongarije afroomt. “Als
dit soort dingen permanent
worden, dan moeten we wellicht
onze strategie voor Hongarije
herzien,” aldus Hommen.
Opinie & Commentaar Károli Courant 3
EBOLA: ook slecht voor wereldwijd
vertrouwen
COMMENTAAR VAN DE HOOFDREDACTIE – EBOLA
DREIGT HET WERELDWIJDE VERTROUWEN TE
SCHOKKEN, WAT ONDER ANDERE OOK OP DE
WERELDECONOMIE EFFECT HEEFT. DOOR ÁGNES
SÁPI.
Sinds de uitbraak van de epidemie in West-
Afrika op 23 maart van vorig jaar zijn al
ruim 8700 mensen overleden. De
infectieziekte gaat onder meer gepaard met
hoge koorts en in- en uitwendige
bloedingen. De eerste besmettingen werden
in Guinee geregistreerd en de ziekte
verspreidde zich daarna naar de buurlanden
Liberia, Sierra Leone en Nigeria. Tot de
eerste weken van januari 2015 is het aantal
zieke mensen voortdurend sterk gegroeid.
De balans: er zijn 22.057 mensen besmet
geraakt waarvan meer dan een derde is
overleden. Recentelijk raakten steeds
minder mensen met ebola besmet maar dit
betekent niet dat de epidemie is
overwonnen. Om verschillende redenen is
het heel moeilijk om de epidemie onder
controle te krijgen, veel patiënten bezwijken
bijvoorbeeld ondanks de behandeling in een
kliniek. Daarnaast worden
gezondheidsmedewerkers geregeld
geconfronteerd met wantrouwende
bewoners. Meerdere malen deden geruchten
de ronde dat gezondheidsmedewerkers de
ziekte naar een door ebola getroffen gebied
hadden gebracht.
Men mag echter niet denken dat de ebola
alleen het probleem van West-Afrika is. Over
de hele wereld leven er onder de bevolking
duizend vragen over de ziekte.
APOLLON
Niemand heeft de wijsheid in pacht, behalve de hond met de sjaal. © G.M.
Opinie & Commentaar Károli Courant 4
In de commentaren onder artikelen over
ebola vraagt men vaak “moet ik mijn reis
annuleren?”, ook als het niet om een reis
naar Afrika gaat. Dit betekent twee dingen:
dat men zich er zorgen over maakt en dat
men niet genoeg informatie heeft (en dus
dingen verzint).
Natuurlijk is niet elke vorm van angst
ongegrond. Een direct en reëel gevolg van
de epidemie kan zijn dat het aantal reizende
toeristen daalt, niet alleen omdat men niet
durft, maar ook omdat men niet mag reizen.
Het gebrek aan informatie en empathie
maakt de bestrijding van de ebola nog
steeds moeilijk en leidt tot wantrouwen in
beide richtingen: West-Afrikaanse landen
vertrouwen niet op “Westerse” landen, en
omgekeerd. Dit heeft een zichtbaar effect op
toerisme en export-importrelaties,
waardoor de situatie van de door ebola
getroffen landen nog moeilijker wordt. Het
is dus noodzakelijk de kwestie met veel
empathie te behandelen, om de situatie van
die landen niet nog zwaarder te maken.
Ook economische gevolgen van
wantrouwen
Een indirecter en schadelijker gevolg van
gebrek aan informatie en empathie is dat
men bijvoorbeeld geen vertrouwen in
(West)-Afrikaanse producten heeft, want
“dat is ook Afrika, toch?” Men koppelt in zijn
hoofd alles aan alles, krijgt vooroordelen,
verkeerde associaties, en kijkt ten slotte
naar iedereen als naar een besmettelijke
zieke, wat verkeerde reacties meebrengt.
Volgens Peter Piot, onderzoeker van de
WHO, is bijvoorbeeld “het opstellen van
controles op vliegvelden zinloos.” Het is
alleen een politiek besluit, zegt hij, want
“men kan toch niet voorkomen dat af en toe
een Ebola- patient naar Europa komt.” Deze
maatregelen baren dus alleen wantrouwen
en paniek.
Wantrouwen gaat echter verder dan ebola
zelf en heeft effect op de hele
wereldeconomie. Het is dus duidelijk dat
ebola alleen in het kader van een
internationale samenwerking gestopt kan
worden, en het wereldwijde vertrouwen
weer hersteld. ■
‘Brexit’ blijft optie door druk van UKIP COMMENTAAR VAN DE
HOOFDREDACTIE – HET VK KWAM
RECENT OPNIEUW IN HET NIEUWS
VANWEGE DAVID CAMERONS
TOESPRAAK OVER IMMIGRATIE.
DOOR SZILVIA BREZVAI.
In het Verenigd Koninkrijk is de
toename van de rechtse-
nationalistische partij, UKIP (United
Kingdom Independence Party),
opmerkelijk. Ze zijn openlijk tegen
het EU-lidmaatschap van het VK.
Hun primaire (mogelijk de enige)
politiek is het verminderen van de
immigratie.
UKIP heeft in het houdige
parlement twee afgevaardigden en
blijkbaar wordt de populariteit van
deze partij op bepaalde gebieden in
Engeland steeds groter.
Voornamelijk ziet de Conservatieve
partij dit verschijnsel als een grote
bedreiging die hun kansen
vermindert om later dit jaar de
verkiezingen te winnen. Hun
antwoord op deze bedreiging was en
is om een politiek in hun
programma te integreren die aan de
eisen van UKIP probeert te voldoen.
David Cameron, de leider van de
Conservatieve partij en de premier
van het Verenigd Koninkrijk,
probeerde de andere Europese
regereningen te overtuigen om met
een nieuwe procedure akkoord te
gaan waarbij het vrije verkeer van
mensen sterker beperkt kan worden.
Dit plan werd duidelijk verworpen
omdat het niet met de basisprincipes
van de Europese Unie (het vrije
verkeer van goederen, diensten,
kapitaal en personen) verenigbaar is.
Deze week heeft hij een nieuw plan
geintroduceerd dat eigenlijk
dezelfde doelstelling heeft (het
verminderen van de instroom van de
Opinie & Commentaar Károli Courant 5
immigranten uit andere EU-landen)
maar dit zal gebeuren op een wijze
die de bovengenoemde rechten niet
overtreedt. Financiële voordelen en
uitkeringen die de immigranten
kunnen ontvangen zullen beperkt
worden.
Een immigrant moet minimaal vier
jaar in het land blijven werken
voordat hij enig financieel voordeel
mag krijgen, zoals een
werkloosheidsuitkering, sociale
woning of de zogenaamde ‘tax
credits’ (een soort toeslag die wordt
gegeven als iemand niet genoeg
verdient bijvoorbeeld in verhouding
tot het aantal kinderen).
Het idee van deze beperkingen is
over het algemeen door de EU-
leiders geaccepteerd als een
mogelijke oplossing van de
problemen van David Cameron,
omdat dit eigenlijk geen invloed op
de basisprincipes uitoefent.
Ondanks alles blijft de vraag:
waarom maakt de overheid zich
zulke grote zorgen over de
immigratie (behalve omdat dit
onderwerp door de UKIP is
geagendeerd). Er zijn meer Britse
immigranten in de rest van Europa
dan EU-immigranten in het VK. Uit
verschillende onderzoeken is
gebleken dat EU-immigratie tot nu
toe ongeveer 25 miljard euro aan de
economie van het VK heeft
toegevoegd en jaarlijks komt circa
6,25 miljard euro bij. Immigranten
uit de Europese Unie (en uit andere
landen van de wereld) zijn voor de
economie zeer belangrijk.
Bovendien heeft het VK een
vergrijzende bevolking die constant
jongere werknemers nodig heeft om
met hun belastingen aan allerlei
kosten bij te dragen zoals
pensioenen. Jammer maar waar: er
zijn veel soorten werk die de Britse
burgers niet willen doen en juist een
groot aantal jobs die de immigranten
met veel enthousiasme aannemen.
In veel gevallen blijken de
immigranten meer gekwalificeerd te
zijn dan de werkloze Britten die
over de buitenlanders klagen die
‘hun jobs’ wegnemen.
Tot slot: er wonen alleen al in
Spanje circa één miljoen Britse
burgers die al gepensioneerd zijn en
niets aan de Britse economie
bijdragen, maar de kosten voor hun
gezondheidsvoorzieningen zijn
gigantisch. Bovendien wil de
meerderheid van de kiezers van de
UKIP ook recht hebben op vrij
verkeer in Europa. Dus sowieso zijn
de argumenten nog niet volledig
overwogen.
Maar als er een referendum over het
EU-lidmaatschap zal plaatsvinden,
dan weet nog niemand hoe de
mensen zullen stemmen die nu
tegen de immigranten worden
opgezet. Zoals de Duitse
bondkanselier Merkel in het begin
van november vorig jaar zei, blijft
de uittreding van het VK een
mogelijke optie. ■
WEG MET DE WINTER
De traditie van „busójárás” (busó-lopen) staat
sinds 2009 op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Ook dit jaar verjoegen de busó’s de winter op het
traditionele Busó festival in Mohács. In de stad die
niet ver van Pécs, aan de zuidelijke grens van
Hongarije ligt, werden de bezoekers tussen 12 en
17 februari met verschillende evenementen
gewacht, waarvan het meest spectaculaire de
optocht van de buso’s was. Dan gingen de in
schapenvacht gehulde en schrikwekkende maskers
dragende busó’s van het hoofdplein naar de Donau
waar ze de winter symboliserende doodskist te
water lieten. Hierna trokken ze terug naar het
hoofdplein, terwijl ze met ratels en koebels
verschrikkelijke herrie maakten. De avond
eindigde met een ronddans om de brandstapel.
(Á.S.)
Wetenschap Károli Courant 6
Eenzaamheid is een moderne ziekte EENZAAMHEID EN INDIVIDUALISME lijken steeds
meer kenmerkend te worden voor onze huidige
maatschappij. Maar wat zegt de wetenschap erover?
Professor Jenny Gierveld werkt als socioloog en
demograaf in Amsterdam, haar specialisatie ligt vooral
in de demografische en sociale aspecten van vergrijzing
en de eenzaamheid in de samenleving.
Waarom interesseert u zich voor eenzaamheid?
Jenny Gierveld: Ik interesseer mij voor de sociale
verbondenheid tussen mensen. Sociale verbondenheid is een
basisvoorwaarde voor een gezond en gelukkig leven: iedereen
heeft een aantal mensen nodig waar je je diepste gevoelens
mee kunt delen. Daarnaast hebben we behoefte aan een wat
meer uitgebreide groep van mensen waarmee we de
dagelijkse belevenissen kunnen bespreken. Dit betreft
vrienden, kennissen, collega’s en verdere familieleden.
Mensen die erg weinig contacten hebben met andere mensen
lopen een groot risico om eenzaam te worden.
Hoe zou u eenzaamheid definiëren?
Eenzaamheid omschrijf ik als een situatie waarin de mens
minder contacten met andere mensen heeft dan wenselijk
wordt geacht of dat men wel contacten heeft maar deze
beschouwt als van lagere kwaliteit. Ook dat kan aanleiding
vormen voor het ontstaan van eenzaamheid. Het negatieve
gevoel dat eenzaamheid meebrengt kan het menselijk bestaan
overdonderen; men gaat zich verlaten voelen, in de steek
gelaten.
Kunnen we ‘individualisme’ als het sleutelwoord van de
moderne maatschappij beschouwen?
Individualisme is een erg breed en ongedefinieerd begrip. Als
men daarmee bedoelt dat we meestal in kleinere verbanden
leven dan vroeger, dan ben ik het met de stelling eens. De
gezinnen zijn kleiner geworden, en er zijn meer mensen die
alleen wonen. Speciaal het alleenwonen vormt een
risicofactor voor eenzaamheid. Wanneer je met problemen
wordt geconfronteerd, moet een alleenwonende mens altijd
meer moeite doen om over deze problemen te kunnen praten
met andere mensen. Je moet als alleenwonende altijd op
zoek buiten je eigen huis.
Als met individualisme wordt bedoeld dat we niet meer
‘omkijken’ naar onze naasten, dan ben ik het met de stelling
niet eens. Ook nu treffen we nog steeds een diep gemeende
zorg aan van kinderen voor hun ouders. Ook nu wordt er veel
vrijwilligerswerk in Nederland gedaan om naasten te helpen.
EENZAAMHEID ALS OVERGEWICHT
Voorkomen is beter dan genezen, dat geldt volgens professor
Gierveld evengoed voor eenzaamheid: “Het is heel moeilijk
om eenzame mensen af te helpen van hun eenzaamheid.
Heel heel moeilijk. De beste weg is altijd het voorkomen van
eenzaamheid. Daarin loopt het parallel aan ons gezonde
leefgedrag: je kunt ook beter zien te voorkomen dat je
overgewicht krijgt, dat is gemakkelijker dan om weer opnieuw
af te vallen. Zo zouden we ook vanaf ongeveer ons twintigste
moeten zorgen dat we een goede groep van mensen om ons
heen hebben. Laat niemand uit die groep wegvallen, ook niet
omdat je vanwege je werk naar een andere regio van het land
moet verhuizen. Blijf elkaar opzoeken, ook al is dat nog maar
1 keer per jaar. Blijf telefoneren. Blijf in contact.”
Treft dit verschijnsel alleen bepaalde sociale of
leeftijdsgroepen, of is het een globaal probleem?
Naar mijn mening moeten we op elke leeftijd ervoor zorgen
dat onze relaties met andere mensen in orde zijn. We moeten
op elke leeftijd tijd vrijmaken om met aandacht te kunnen
luisteren naar de problemen en ervaringen van andere
mensen. In de jaren dat men erg druk is met gezin en met het
werk, wordt dit nog wel eens vergeten. Dat is geen goede
zaak. Integendeel, we moeten altijd zuinig zijn op onze
contacten met andere mensen. Ook in tijden van veel werk
toch tijd vrij maken voor een (telefoon)gesprekje, een brief,
of een uitgebreide mail. Wanneer we daarvoor geen tijd
vrijmaken, dan komen we op een bepaald moment tot de
ontdekking dat we ‘niemand hebben’.
Voor de oudsten onder ons, de mensen van 75 jaar of ouder,
wordt het moeilijker. Hoeveel contacten ze ook met andere
mensen hadden, door de dood vallen er veel mensen weg. Het
is dan goed mogelijk dat men overblijft zonder de goede
contacten van weleer.
Hoe beïnvloedt de ontwikkeling van de technologie
(computers, internet, tablets etc.) dit verschijnsel?
In een land als Nederland hebben al veel mensen boven de 60
of 70 jaar een computer met internetverbinding. Deze mensen
gebruiken de mail om met elkaar in contact te blijven. Het is
alleen erg jammer dat sommigen toch nog buiten de boot
vallen, dat zijn vooral mensen die nooit aan het arbeidsproces
hebben deelgenomen en een deel van de allochtone vrouwen.
Laten we hopen dat deze mensen dan juist extra veel tijd
hebben vrijgemaakt om met andere mensen via gesprekken in
contact te blijven.■ (G.M.)
Diversen Károli Courant 7
HITLER OPNIEUW ACTUEEL
Heruitgave Mein Kampf?
NOG ALTIJD IS ER GEEN OPLOSSING GEVONDEN VOOR HET GEBOORTEHUIS VAN DE
DICTATOR.
De Oostenrijkse regering en de belanghebbenden kwamen weer tot
geen conclusie wat er met het geboortehuis van Hitler zal gebeuren. Het
huis in Braunau am Inn, in Oostenrijk wordt door de stadsbewoners
‘ongewenste erfenis’ genoemd. De dictator woonde een paar weken in
dit huis na zijn geboorte, daarna is zijn familie binnen Braunau
verhuisd.
In de laatste jaren is onder andere geopperd in het huis, dat vanwege
monumentale status niet afgebroken mag worden, een sociaal
inrichtingscentrum of een gedenkplaats voor slachtoffers van de
Holocaust in te richten.
Tegelijkertijd stemde de Duitse deelstaat Beieren – de eigenaar van de
auteursrechten van Hitlers beruchte boek ‘Mein Kampf’ – met een
wetenschappelijk heruitgave in. Deze editie moet wetenschappelijk
commentaar bevatten. Dit is nu niet de eerste keer dat daarvan sprake
is: het Institut für Zeitgeschichte in München is al langer van plan om
het boek opnieuw uit te brengen, maar deze stap leverde veel kritiek
op, onder anderen was de toenmalige Israëlische president Peres tegen.
Het is raadzaam te overleggen wat dit alles voor de neonazi’s zal
betekenen. Het is tot vandaag niet bekend wat er met het lichaam van
Hitler en zijn vrouw Eva Braun gebeurde, maar wat zeker is: er is geen
graf waar de nieuwe leden van de nationaal-socialistische partijen een
bedevaart heen zouden kunnen maken. Maar de inwoners van Braunau
zijn nu bezorgd dat als het huis in de huidige vorm blijft (het gebouw is
sinds drie jaren onbewoond), steeds meer ‘ongewenste personen’
erheen zullen komen om zich voor het huis Hitler en zijn daden te
gedenken.
Als het gebouw in deze vorm blijft bestaan en ook nog het boek Mein
Kampf weer uitgegeven zal worden, hebben de neonazi’s een zekere
basis waarop hun ideologie weer opgebouwd kan worden. Ook
vanwege de bovengenoemde redenen zou het verstandig zijn als de
Duitse overheid tijd en aandacht besteedt aan het bewaren van de
nationale en internationale vrede. ■ (A.K.)
Handwarmer voor de armen van geest
COLUMN – Dwangmatige claustrofoben
vragen zich vaak af, wat er zou er
gebeuren als de metro, door gebrek aan
elektriciteit, ineens in de tunnel stopte.
Aanvankelijk zou niemand in paniek
raken, de schitterende schermpjes van
de al gebruikte mobieltjes zouden voor
een soort “stemmingslicht” zorgen.
Ik ga elke dag met de metro, de reis
duurt ongeveer vijf minuutjes, maar lijkt
wat langer door de monotonie gekruid
met ochtendlijke misantropie. Maar die
lege tijd is een ideale gelegenheid om
mijn medemensen in hun natuurlijke
milieu te observeren. De meest
fascinerende soort is onmiskenbaar de
groep van jongeren tussen 13 en 27, uit
de zogenaamde Generatie-Y (of Z, of
welke letter dan ook).
Instinctief, zoals de slik-reflex, pakken ze
hun telefoon uit hun zak, zodra ze de
trein instappen. Zelfs als ze met vrienden
of met hun geliefde samenreizen, kiezen
ze elk op hun beurt liever voor het
gezelschap van de mobieltjes. Maar
waarom, is onze omgeving niet
interessant genoeg voor hen?
Toch wel, maar hun brein is inmiddels
anders bedraad, ze denken “digitaal”, een
gewone uit pixels bestaande
gegevensrommel is voor hen net zo echt
(zo niet echter) als de fysieke
werkelijkheid. Hun vingers zijn niet meer
geschikt om letters te kalligraferen of
andere fijn-motorische bewegingen uit te
voeren, maar ze hebben het talent
verworven om tijdens de vijf minuten
lange metroreis twintig berichtjes in te
typen zonder storende typefouten (van
spelfouten zien we nu genadig af.) Als ze
iets niet digitaliseren in de vorm van een
foto op Facebook, een tweet of een e-
mail dan bestaat het voorwerp of de
belevenis gewoon niet. Waarom zou men
dan van hen mogen verwachten dat ze
die digitale wereld voor een banale
metroreis verlaten?
Als ik me tijdens mijn observatie dieper
in mijn gedachten laat zinken, schiet er
me iets binnen: Ik heb ooit van iemand
gehoord dat de tv de haard van de armen
van geest was. Dan stelt zich de vraag:
wordt dit kleine apparaat (het
mobieltje) dan langzamerhand de
handwarmer van dezelfde soort mensen?
Ten minste bezitten ze al een eigen
wereld, waar ze zalig kunnen zijn…
(G.M.)
Buitenland Károli Courant 8
Neerlandici extra muros - Siegfried Huigen
SIEGFRIED HUIGEN STUDEERDE IN UTRECHT RECHTEN, FILOSOFIE EN NEDERLANDS
EN IS IN ZEVENTIENDE-EEUWSE NEDERLANDSE LITERATUUR AFGESTUDEERD. METEEN NA
ZIJN STUDIES IS HIJ NAAR ZUID-AFRIKA VERTROKKEN. DAT WAS IN 1988, DUS HIJ HEEFT
HET EINDE VAN DE APARTHEID MEEGEMAAKT. “DAT WAS HEEL SPANNEND, OMDAT IK EEN
‘REGIME CHANGE’ KON BELEVEN, WAT IN ZUID-AFRIKA OVERIGENS VEEL LANGER HEEFT
GEDUURD DAN IN HONGARIJE OF POLEN.” IN 1995 IS HIJ IN UTRECHT OP
NEDERLANDSTALIGE LITERATUUR UIT ZUID-AFRIKA GEPROMOVEERD, TERWIJL HIJ AL IN
ZUID-AFRIKA WERKTE. NA 24 JAAR IN ZUID-AFRIKA TE HEBBEN GEWOOND, IS HIJ IN 2011
NAAR POLEN VERHUISD, WAAR HIJ MOMENTEEL HOOGLERAAR NEDERLANDSE EN ZUID-
AFRIKAANSE LETTERKUNDE AAN DE UNIVERSITEIT VAN WROCŁAW IS. ONZE
CORRESPONDENT CSILLA BORIÁN SPRAK MET HEM.
Wat hebt u precies in Zuid-Afrika gedaan?
Siegfried Huigen: Eerst heb ik op de Universiteit van
Western Cape gewerkt. Na een jaar ben ik naar
Stellenbosch, 50 kilometer van Kaapstad verhuisd en
ben ik op de Universiteit van Stellenbosch gaan
doceren. Stellenbosch is opgenomen in de lijst van top-
400 universiteiten in de wereld, samen met twee andere
Zuid-Afrikaanse universiteiten. Hier ben ik na een
periode senior lecturer geworden. Sinds 2003 ben ik
professor voor Nederlandse literatuur. Ik ben er nu nog
steeds bijzonder hoogleraar voor Nederlandse literatuur
en ga meestal voor langere tijd terug tijdens de
Europese zomervakantie wanneer het in Zuid-Afrika
'winter' is. Jawel, er ligt dan soms sneeuw op de bergen
rond Stellenbosch.
Wat voor studenten hebt u daar gedoceerd en in
welke talen?
De Universiteit van Western Cape is nu een zwarte
universiteit. In de tijd dat ik er werkte waren de meeste
studenten kleurlingen (mensen van gemengde afkomst).
De Universiteit van Stellenbosch was vooral een blanke
universiteit en is dat nog steeds in 2015.
Ik heb in het Nederlands en het Afrikaans lesgegeven.
Nederlands wordt in Zuid-Afrika overal aan de
universiteiten gedoceerd als onderdeel van de studie
Afrikaans. Er bestaan geen aparte departementen
Nederlands. Er werd lang van uitgegaan dat de
Afrikaanstalige studenten Nederlands gewoon zullen
gaan begrijpen, maar in de werkelijkheid is het niet zo,
en de communicatie was niet altijd gemakkelijk.
Daarom begon ik ook taalverwerving Nederlands te
geven, vooral leesvaardigheid. Met de Afrikaanstalige
studenten ging dat heel snel. Binnen vier weken konden
ze al Nederlandse krantenartikelen lezen.
Is Afrikaans ook de moedertaal of de eerste taal van
uw zwarte studenten?
Afrikaans is de moedertaal van de meeste studenten die
in Zuid-Afrika Afrikaans studeren. Meer dan de helft
van de Afrikaanstaligen zijn kleurlingen, maar dit wordt
vaak niet opgemerkt door de buitenwereld die Afrikaans
met de blanke ‘Boeren’, de Afrikaners associeert.
Wat is het beste van het Zuid-Afrikaanse
universitaire systeem volgens u?
Dat studenten veel werkstukken moeten schrijven. Dit
vloeit voort uit het Engelse essay-systeem. Ik vind het
goed, omdat het de studenten dwingt om meer
zelfstandig en individueel te gaan nadenken en zich te
bekwamen in het schrijven van een goed gestructureerd
betoog. Deze werkmethode was niet zo algemeen in
Wrocław toen ik hier begon. Het is eigenlijk mijn
didactische bagage die ik uit Zuid-Afrika heb
meegebracht. Bij mij moeten de studenten veel
werkstukken schrijven. Ik ben ook veeleisend met de
scriptie. Ik leg grote nadruk op theorie en methodologie
die internationaal in gebruik is.
Zou u misschien iets kunnen noemen wat u in het
Poolse systeem goed vindt?
De studenten in Polen zijn veel beter opgeleid als ze
naar de universiteit komen, omdat de middelbare
scholen in Polen veel beter zijn dan die in Zuid-Afrika.
Zuid-Afrikaanse middelbare scholen zijn heel slecht,
ook de scholen voor blanke leerlingen. De leerlingen
worden er hoofdzakelijk klaargestoomd voor het
eindexamen, waarvan de slaagvereisten elk jaar
gemakkelijker worden om de statistieken van het
ministerie van onderwijs een beetje goed te laten lijken.
Je slaagt al voor een vak tijdens het eindexamen als je
maar 30% van de vragen goed beantwoordt.
Buitenland Károli Courant 9
'Dat mag je in Zuid-Afrika niet hardop zeggen'
"Over het algemeen zijn middelbare scholen in Zuid-Afrika slecht, omdat alles gericht is op het slagen van
het eindexamen. De ouders willen alleen maar dat hun kinderen voor de eindexamens slagen en voor de
overheid is het belangrijk dat zo veel mogelijk gekleurde studenten voor deze examens slagen als mogelijk.
Om dat laatste te bereiken worden de eisen van het eindexamen elk jaar meer versoepeld in plaats van om
het onderwijs beter te maken. Er zijn namelijk hele grote problemen in het onderwijs aan zwarte leerlingen
vanwege incompetente leraren, voortdurend veranderende curricula, chaotische omstandigheden en
armoede. De studenten studeren af zonder goed te kunnen schrijven, zelfs in hun moedertaal. Daarom kun
je helaas de conclusie trekken dat het onderwijs nu veel slechter is dan tijdens de apartheid - iets wat je in
Zuid-Afrika niet hardop mag zeggen."
Hoe presteren dan de Zuid-Afrikaanse studenten
wanneer ze met de universiteit beginnen?
De situatie wordt beter op de universiteiten, omdat het
hebben van het eindexamen geen automatische opname
voor de universiteit betekent. Er zijn intake-examens die
als een filter werken en slimme studenten redden het
ondanks gebreken in de vooropleiding om aan de
strengere vereisten van de studie te voldoen. Maar er
vallen ook veel studenten uit tijdens de eerste jaren. Dit
zijn helaas vaak gekleurde studenten die ondanks de
toelatingsexamens en slechte vooropleiding toch
toegelaten worden, omdat er van de kant van de
regering druk wordt uitgeoefend om zoveel mogelijk
zwarte studenten te laten studeren. Een tragische
situatie.
En wat vindt u van de Poolse studenten?
In vergelijking met de Zuid-Afrikaanse studenten zijn
ze ambitieus. Maar soms hebben ze onmogelijke
verwachtingen. Veel studenten volgen twee studies
tegelijk of werken voltijds. Dit leidt vaak tot slechtere
prestaties of tot aandrang om de slaagvereisten te
versoepelen. In Zuid-Afrika is het verboden om je voor
twee studies tegelijk in te schrijven. Het is in de praktijk
ook niet mogelijk om studies met werk te combineren,
omdat bij een daguniversiteit aanwezigheid bij de
colleges verplicht is.
Kunt u uiteenzetten waarin het onderwijs van het
Nederlands in Zuid-Afrika verschilt van dat in
Polen?
In het geval van Poolse studenten is er sprake van een
sterke economische motivatie, terwijl Zuid-Afrikaanse
studenten voor het Nederlands uit pure culturele
interesse kiezen.
De meeste Poolse studenten kiezen voor het Nederlands
omdat het ze betere vooruitzichten op een loopbaan
biedt. Als ze werk krijgen in de zakensector, verdienen
ze meer dan wat iemand zou krijgen die een ‘grote’ taal
zoals Duits of Engels heeft gestudeerd. Dat komt
doordat het Nederlands in Polen een belangrijke rol
speelt bij de talrijke dienstverlenende bedrijven die op
de Nederlandstalige markt zijn gericht. De vraag naar
mensen die Nederlands spreken is in Polen erg groot en
het aanbod beperkt. De studenten vinden daardoor heel
gemakkelijk werk.
Het studeren van het Nederlands in Zuid-Afrika heeft
daarentegen weinig nut. Het voegt een dimensie toe aan
de studie Afrikaans, omdat Nederlands in Zuid-Afrika
als de historische broer of zus van het Afrikaans wordt
gezien. Het is een grappig koloniaal relict dat in
Nederland Afrikaans juist als de dochter van het
Nederlands wordt beschouwd, dus als iets
ondergeschikts aan de Nederlandse taal. Dit is eigenlijk
onjuist, omdat Nederlands en Afrikaans beide dochters
van een oudere versie van het Nederlands zijn.
U doceert ook Afrikaans aan de studenten in
Wroclaw. Behalve dat het interessant is, wat levert
het leren van het Afrikaans op?
Het is iets wat de studenten in hun CV kunnen zetten.
Het onderscheidt ze dan nog eens extra van anderen die
alleen Nederlands als vreemde taal hebben geleerd. Ik
ken een student die een stage in Brussel heeft gekregen
bij een Franstalig marketingbedrijf dat onderzoek voor
een Zuid-Afrikaans tv-station deed. Zij heeft de stage
gekregen alleen omdat ze Afrikaans heeft geleerd.■
Károli Katern Károli Courant 10
Károli Katern
De toekomst van de neerlandistiek in Boedapest:
gesprekken met Clara Strijbosch en Jaap Faber
CLARA STRIJBOSCH, ONDERZOEKER VAN DE
UNIVERSITEIT UTRECHT, waar ze vroeger
middeleeuwse literatuur doceerde, is in 2000 met
een rondreis begonnen. In 2012 is ze als gastdocent
in Hongarije aangekomen, waar ze over de Reis van
Sint-Brandaan (abt en heilige uit Ierland) lessen
gaf. Sinds 2013 is ze docent aan de vakgroep
neerlandistiek van de KRE. Tussen de periodes van
lesgeven in Hongarije werkt ze in Nederland. Ze
geeft Nederlandse taallessen in Amsterdam aan
Duitstalige en Engelstalige hoogleraren en
docenten die heel snel goed Nederlands moeten
leren. Daarnaast schrijft ze wetenschappelijke
artikelen en gaat verder met onderzoeken. Tussen
al die werkzaamheden door vond ze tijd om per
skype te spreken met Ágnes Sápi voor de Károli
Courant. Een gesprek over reizen, onderzoek en
cultuurverschillen. “In mijn begintijd in Boedapest
verdwaalde ik zelfs in de universiteit.”
Hoe bent u in Boedapest terecht gekomen?
Clara Strijbosch: Het kwam door Anikó Daróczi (vakgroephoofd, red.), ik ontmoette haar op een congres voor middeleeuwse liederen in Amsterdam, waarna wij bij het eten naast elkaar zaten. Wij hadden veel te bespreken over de Middeleeuwen en over de studiejaren want we hadden dezelfde hoogleraar in Antwerpen. We zijn daarna in contact gebleven en ze nodigde me uit om als gastdocent les te geven. Toen ben
ik drie weken in Hongarije geweest. We waren er allebei heel tevreden over en later ben ik dus weer gekomen om te doceren.
Waarover gingen uw eerste lessen in
Boedapest?
De eerste keer als gast gaf ik les over Sint-Brandaan – waar ik op gepromoveerd ben – en daarna over het Gruuthuse-handschrift. Ik had altijd vakken over oudere literatuur maar ook taalverwerving, en wetenschappelijke artikelen. Hiervoor doceerde ik ook aan andere universiteiten buiten Nederland. Ik ben in 2000 met rondreizen begonnen, toen heb ik les
gegeven aan universiteiten in Duitsland, in Mainz, Dusseldorf en Berlijn. Ik ben ook een half jaar in Ierland geweest, in Golvay, een half jaar in Wenen en een paar weken in Zuid-Afrika bij
Károli Katern Károli Courant 11
de vakgroepen Afrikaans. In 2009 doceerde ik
ook in Tsjechië.”
Dus u bent zelf ook een soort Sint-Brandaan geworden?
(lacht) Ja, ik ben zelf ook een Sint-Brandaan. Ik hou van reizen.
Wat vindt u eigenlijk van het niveau van de studenten hier in vergelijking met de andere plaatsen waar u werkte?
Ik geef ook les aan tweedejaarsstudenten en het
is daar natuurlijk altijd een beetje lastig want ze kunnen nog niet zo makkelijk Nederlands praten. Maar ik vind het vaak heel verbazend wat jullie kunnen. Hongaars is zo’n andere taal
‘Soms denken jullie te veel na’
De Hongaarse studenten lijken volgens mij het
meeste op de studenten in Wenen en het minste op
de Nederlandse. Het zijn een soort ‘twee uitersten’.
Nederlandse studenten zijn meestal niet zo
gedisciplineerd. Ze komen bijvoorbeeld heel vaak
te laat, of helemaal niet. Een ander verschil is dat
ze heel makkelijk iets zeggen op de les, ze denken
er veel minder over na. Jullie moeten natuurlijk
langer nadenken omdat jullie Nederlands moeten
praten, maar ik heb ook de indruk dat jullie gewend
zijn om beter te denken voordat jullie jullie mond
open doen. Soms denken jullie zelfs al te veel na.
Wat mij nog opvalt is dat jullie heel gedisciplineerd kunnen werken. Jullie zijn ijverig,
maar ook heel toegewijd en besteden er heel veel aandacht en energie aan. Ik heb in Nederland vaak studenten zitten van ‘mag ik naar huis’, ‘ik heb geen zin meer’, ‘ik ben moe’. Hier doen jullie dat niet, dat is fijn. Hongaarse studenten zijn in die zin terughoudender dan de Nederlandse. Jullie laten niet zo heel snel zien hoe tevreden je bent. In Nederland zie ik meteen wat de studenten vinden, positief, of negatief. Soms zitten ze gewoon heel erg te zuchten op het college: ‘oh dat vind ik saai’ – dat doen jullie gelukkig nooit. Maar in een
andere zin zijn de afstanden hier veel kleiner. In Utrecht zie ik mijn studenten zes weken en dan een jaar niet. In die zin is dit een veel gezelliger vakgroepje in Boedapest.
en dat is volgens mij heel erg lastig. Moeilijk is
dat veel van jullie te weinig spreekervaring hebben. Nederlanders hebben heel veel manieren om iets te zeggen. Bij jullie denk ik vaak ‘dat zeg je zo niet precies,’ en dat is moeilijk uit te leggen. Dat kun je alleen kan leren als je vaak in Nederland bent of vaker met Nederlanders praat. Maar het niveau dat jullie halen met grammatica en schrijven vind ik heel goed.
Aan de andere universiteiten heb ik in het Duits of Engels literatuur gegeven, dus ik kan de
situatie niet zo goed vergelijken. Of misschien met de Tsjechische studenten, daar had ik dezelfde ervaring.
Wat zou u op basis van uw ervaringen aan de opleiding hier willen veranderen?
Dit is natuurlijk niet zo makkelijk te beantwoorden maar ik heb met collega’s heel hard aan het lesplan gewerkt omdat ik vind dat we de opleiding een beetje effectiever moeten maken. De docenten weten te weinig van elkaar
wat ze doen. We moeten het programma beter op elkaar afstemmen, zodat studenten niet zo veel versnipperde dingen hebben en we het geheel een beetje beter overzien.
En wat zullen de studenten daarvan merken?
In het algemeen geldt voor alle vakken: meer overzicht. Bij Oude Literatuur in het tweede jaar zullen we bijvoorbeeld meer overzicht bieden en niet alleen één werk bespreken. Ik wil ook dat we de eindeisen op papier zetten. We moeten
heel duidelijk gaan formuleren wat wij willen dat derdejaars en vijfdejaars qua taalniveau en qua leerstof kunnen en weten, zodat zowel collega’s als studenten het kunnen lezen.
Er zijn steeds meer bachelorstudenten en de universiteiten worden tegenwoordig steeds meer als dienstverleners en de studenten als klanten beschouwd. Een diploma is een ‘toelatingskaartje’ voor de arbeidsmarkt. Er zijn steeds meer mensen die niet echt
wijsgeleerden of geesteswetenschappers willen worden maar zich wel interesseren voor de taal en de cultuur, en dus een BA neerlandistiek kiezen in plaats van een
Károli Katern Károli Courant 12
taalschool. Wat is volgens u de taak van de
vakgroep in deze situatie?
De vraag is of de vakgroep die studenten allemaal wil hebben. Ik wil natuurlijk graag dat alle studenten gelukkig zijn als ze aan de Károli studeren, maar het is geen talenschool maar een universitaire opleiding. Dus wij moeten twee dingen doen: ervoor zorgen dat de mensen zo goed mogelijk de taal kunnen leren, en wetenschappelijke eisen stellen en dito vakken geven. Dus zeker meer doen dan alleen taalles geven. We moeten een beetje volhouden wat die
eisen betreft. Maar ik weet dat veel studenten geen wetenschappers worden, dat is in Nederland ook zo, en aan andere universiteiten ook. Dus geesteswetenschappers moeten altijd heel goed opletten hoe veel academisch en hoe
veel praktisch ze doen.
Is er een belangenconflict tussen studenten
die bij bedrijven willen werken en zij die zich willen bezighouden met taal, literatuur en vertaling? Moet de vakgroep aan de verwachtingen van beide groepen voldoen?
Het is altijd lastig want het lijkt me ook heel goed als iemand Nederlands wil studeren om bij een bedrijf te werken. Daar zou wel wat meer mogen gebeuren. We kunnen bijvoorbeeld proberen daarvoor genoeg colleges of docenten te hebben, zodat mensen in het tweede of derde jaar voor dit soort vakken kunnen kiezen. Ik
denk niet dat de vakgroep zich hieraan helemaal moet aanpassen, maar als iemand literatuur stom vindt en juridisch Nederlands wil leren, is het niet zo slim om hem jarenlang met literatuur lastig te vallen. Maar iedereen die Nederlands
studeert zal een beetje literatuur moeten krijgen… Dat hoort gewoon bij het vak. ■
Interview met Jaap Faber
Jaap Faber werkt al bijna drie jaar als docent
Nederlands aan de Károli Gáspár Universiteit
in Hongarije. Na die drie jaar die hij bij de
universiteit heeft doorgebracht vertelt hij
over zijn relatie met de literatuur en over het
docentschap. Een interview van VdG. “Ik dacht
dat Oost-Europa misschien beter was dan
Oost-Azië.”
Dit is het derde jaar van jou hier, in Hongarije,
waar je als lector Nederlands werkt. Waar zat je
eerder als lector Nederlands?
Jaap Faber: Ik heb in Roemenië in Boekarest
gewerkt. En ik ben daarvoor een semester als
assistent op de Universiteit Sheffield werkzaam
geweest. Dat was eigenlijk meer een stage.
Wat was de reden ervan dat je speciaal voor
Oost-Europese landen koos?
Ik moet eerlijk toegeven dat daar niet een heel
speciale reden aan ten grondslag lag maar een
combinatie van allerlei factoren waar toeval een
belangrijke rol bij speelde. Ik wilde heel graag les
geven in het buitenland en tegen het einde van mijn
studie heb ik regelmatig gekeken welke vacatures
Károli Katern Károli Courant 13
er werden aangeboden. Ik vond er twee die mij
interessant leken: eentje was in Kuala Lumpur en
eentje was in Boekarest. En ik dacht dat het
misschien beter zou zijn te beginnen met Oost-
Europa en niet met Oost-Azië. Want, ja… Het is
meteen zo radicaal. Dus ik heb gesolliciteerd voor
Boekarest, eigelijk niet met de gedachte dat ik daar
nu per se heel graag heen wilde maar meer om te
kijken wat het zou opleveren. Tot mijn verrassing
werd ik daar meteen aangenomen. Ik heb één dag
nagedacht en toen heb ik gezegd: ernaartoe! En het
beviel mij in de regio, dus sindsdien ben ik in Oost-
en Midden-Europa.
Wil je nu op basis van je ervaringen naar Oost-
Azië misschien?
Nou, zoals ik zei, het bevalt mij eigelijk in deze
regio. Ik zou wel naar Oost-Azië willen om er echt
iets totaal nieuws te proberen maar dan moet er
wel een heel serieus aanbod zijn.
Naast taalverwerving doceer je ook
Nederlandse literatuur. Hoe was je eerste
kennismaking ermee?
Ik heb ouders die allebei veel lezen, en er werd ook
heel veel voorgelezen. Zeker voor jonge kinderen is
dat volgens mij een heel belangrijk aspect in het
ontwikkelen van leesinteresse. Nederlandse
jeugdliteratuur vind ik van hoog niveau, en er zijn
ook heel veel goede vertalingen van buitenlandse
boeken. Op de middelbare school was het lezen van
boeken verplicht, dus deed ik het niet. Terwijl ik al
Nederlands studeerde kwam ik mijn oude docent
Nederlands van de middelbare school tegen en hij
was heel verbaasd om te ontdekken dat ik
Nederlands studeerde, want na mijn mondeling
eindexamen literatuur zei hij tegen mij: ‘Ja… je kunt
leuk babbelen… Maar qua literaire kennis ben je
absoluut een ramp!’ – want ik had geen idee in
welke eeuw de tachtigers precies leefden.
Wanneer besloot je om naar de universiteit te
gaan om Nederlandse literatuur te studeren?
Dat heb ik als zodanig eigenlijk niet besloten. Ik
studeerde muziekwetenschap – ieder mens heeft
recht op een vergissing! – en ik kwam al in mijn
eerste jaar van die opleiding erachter dat ik het niet
interessant genoeg vond en dat ik er nooit een baan
mee zou kunnen vinden. En ik wilde ooit wel graag
een baan vinden, liefst als docent, dat wilde ik al vrij
lang. Dus ik heb eigelijk een studie gezocht, die mij
de mogelijkheid zou geven om docent te worden in
een gebied die mij interessant leek. Al vanaf vrij
jongs af aan werd mij verteld dat ik een
ondraaglijke verbeteraar van alles en iedereen was
maar ook dat ik een zeker talent voor taal had.
Althans voor mijn moedertaal, dus ik heb besloten
om Nederlands te gaan studeren, En binnen die
studie kwam ik dan tot de ontdekking dat literatuur
eigelijk interessanter was dan ik het tot dan toe had
gedacht.
Ben je tevreden met je keuze?
Dat is een heel moeilijke vraag. Er zijn heel veel
dingen die me interessant lijken, waarvan ik soms
denk dat het jammer is dat ik het niet gestudeerd
heb. Aan de andere kant ben ik tevreden met mijn
leven zoals het nu is, en zou ik een heel andere
leven hebben gehad als ik andere keuzes had
gemaakt. Je kunt de dingen niet los van elkaar zien.
Maar ik denk dat als studieobject andere
mogelijkheden zouden zijn geweest: dingen die ook
met taal te maken hebben maar waarbij taal eerder
een ondergeschikt aspect is. Bijvoorbeeld
politicologie, rechten, filosofie. Dat lijkt me alle drie
heel interessante vakgebieden, waarvan ik het in
een zekere zin jammer vind dat ik daar nu niet in
gespecialiseerd ben.
Waarom wilde je naar het buitenland om
Nederlands te doceren?
Dat heeft voor een groot deel te maken met de
doelgroep. Ik ben in principe Nederlands gaan
studeren om les te geven. Van die keuze heb ik ook
in die zin geen spijt, alleen was het idee toen bijna
onvermijdelijk om op een middelbare school les te
geven. Dat heb ik wel gedaan, maar het was geen
groot succes, moet ik er toegeven. Ik word nog af en
toe ‘s nachts wakker met het idee dat er papieren
vliegtuigtjes naar mij toe komen. Ik was dus
eigenlijk op zoek naar een doelgroep waarbij je niet
de helft van je tijd kwijt bent om ze op een stoel te
houden maar die gewoon vrijwillig komt om iets te
leren. En dat lijkt mij iets te maken te hebben met
het feit dat ik ooit in Sheffield zat, toen in Roemenië
en uiteindelijk hier, waar je toch een ander soort
publiek hebt. ■