Post on 18-Jun-2020
Geschiktheidskaarten Geothermie Thermische Geleidbaarheid Ondergrond Vlaanderen
Auteurs: G. Van Lysebetten, N. Huybrechts, L.
François
Datum: 06/05/2013
Deze studie werd uitgevoerd in het
kader van het IWT-VIS traject Smart
Geotherm (2011-2017)
Versie 3
i
Inhoudstafel 1 Inleiding .............................................................................................................................. 1
2 Toegepaste methodologie VITO/Terra Energy ................................................................... 1
2.1 Concept ....................................................................................................................... 1
2.1.1 Algemeen ............................................................................................................... 1
2.1.2 Bepaling thermische geleidbaarheid per geologische formatie ............................. 2
2.1.3 Omzetting HCOV-codering naar geologische formaties ....................................... 5
2.1.4 Opstellen geschiktheidskaart ................................................................................. 5
2.2 Toetsing methodologie VITO/Terra Energy aan praktijk ........................................... 7
2.2.1 Geschiktheidskaarten (gemiddelde λ over 100 meter) ........................................... 7
2.2.2 Geschiktheidskaarten (gemiddelde λ over lengte warmtewisselaar) ..................... 8
2.3 Besluit ......................................................................................................................... 9
3 Voorstel vereenvoudigde methodologie WTCB ............................................................... 10
3.1 Concept ..................................................................................................................... 10
3.1.1 Algemeen ............................................................................................................. 10
3.1.2 Categorieën thermische geleidbaarheid ............................................................... 11
3.1.3 Schatting lokale λ-waarde m.b.v. beschikbare geologische informatie ............... 13
3.2 Toetsing methodologie WTCB aan praktijk ............................................................. 14
4 Conclusies en opmerkingen .............................................................................................. 16
5 Referenties ........................................................................................................................ 17
Bijlage A Algemene wetgeving verticale boringen: Rubriek 55 ....................................................... 19
Bijlage B Overzicht indeling HCOV ................................................................................................ 21
Bijlage C Overzicht TRT’s voor toetsing geschiktheidskaarten ....................................................... 25
Bijlage C.1 Uitvoeringsparameters TRT ...................................................................................... 25
Bijlage C.2 Geologie ter plaatse (boring en HCOV) .................................................................... 28
Bijlage D Raadplegen Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV).................................................... 36
Bijlage D.1 Algemene DOV-viewer ............................................................................................ 36
Bijlage D.2 Bepalen van lokale bodemopbouw ........................................................................... 39
Bijlage D.2.1 Aan de hand van isohypsen Tertiair en voorkomen Quartair .............................. 39
Bijlage D.2.2 Aan de hand van boor- en/of sondeergegevens ................................................... 40
Bijlage E Indeling formaties in categorieën volgens grondtype ....................................................... 41
1
1 Inleiding Wat energieonttrekking en –opslag uit/in de bodem betreft bestaan er in grote lijnen twee
basistechnologieën, namelijk grondwatersystemen en gesloten lussystemen (Robeyn en Hoes, 2011).
Voor de grondwatersystemen is het belangrijk over een voldoende productieve watervoerende laag te
beschikken zodat het gewenste onttrekkings- en/of injectiedebiet kan gehaald worden. Bovendien mag
men niet interfereren met onder andere bestaande grondwaterwinningen. Voor de toepasbaarheid van
gesloten lussystemen zijn vooral de thermische karakteristieken van de ondergrond bepalend
(thermische geleidbaarheid λ, thermische capaciteit C, grondwaterstroming, etc.).
Het is dus duidelijk dat bij het opstellen van geothermische geschiktheidskaarten voor beide
technologieën een verschillende benadering nodig is. Deze nota handelt uitsluitend over de bepaling
van de thermische geleidbaarheid van de ondergrond in Vlaanderen. De methodologie die toegepast
werd door VITO/Terra Energy voor het opstellen van geschiktheidskaarten wordt voorgesteld en
getoetst aan resultaten van thermische respons tests (TRT) op willekeurige locaties in Vlaanderen.
Daarnaast wordt een vereenvoudigde methodologie voorgesteld om de inschatting van de thermische
geleidbaarheid op een bepaalde locatie in Vlaanderen te verbeteren. Hierbij wordt ook aandacht
besteed aan het feit dat de methodologie op een eenvoudige wijze moet kunnen worden toegepast
door potentiële gebruikers, bijvoorbeeld verwerkt in een (pre-)dimensioneringstool. In de toekomst
zal bovendien een nota opgesteld worden die dieper ingaat op de benadering voor open systemen die
grondwater rechtstreeks uit de ondergrond onttrekken.
Vooraleer eender welke studie over geothermie waarbij verticale boringen gepland zijn te
beginnen, kan men best de wetgeving natrekken die op die specifieke locatie geldt. Afhankelijk van
de locatie en de diepte van de boring kan men immers onderhevig zijn aan een meldings- of
vergunningsplicht. Op sommige locaties is het zelfs verboden een boring dieper dan 2.5 meter uit te
voeren. De DOV themaviewer toegespitst op Rubriek 55.1 uit VLAREM I maakt het zeer eenvoudig
de wetgeving geldig op een bepaalde locatie op te vragen. Bijlage A stelt Rubriek 55.1 uit VLAREM
kort voor, net als de werking van de DOV themaviewer.
2 Toegepaste methodologie VITO/Terra Energy
2.1 Concept
2.1.1 Algemeen
In augustus 2011 publiceerde Terra Energy NV (VITO) geschiktheidskaarten voor de toepassing van
boorgatenergie-onttrekking via sondes (Robeyn en Hoes, 2011). Een eerste kaart geeft voor heel
Vlaanderen de gemiddelde thermische geleidbaarheid van de ondergrond tot op een diepte van 100
meter of tot op de vaste rots. Daarnaast werden ook kaarten aangemaakt met de minimale en
maximale gemiddelde thermische geleidbaarheid (opnieuw tot op een diepte van 100 meter of tot op
de vaste rots). Deze doorsneediepte van 100 meter werd gehanteerd aangezien het BEO-diepte-
interval zich klassiek tussen de 50 en 150 meter bevindt. Al deze kaarten werden opgesteld op basis
van een 3D geologisch model (paragraaf 2.1.3) afkomstig uit de HCOV-kartering (Vlaams
Grondwater Model) en de geologische kaarten van Vlaanderen. Aan elke geologische formatie in dit
diktemodel werd vervolgens een waarde voor de thermische geleidbaarheid toegekend, gebaseerd op
in totaal 25 gericht uitgevoerde TRT’s (paragraaf 2.1.2). De gemiddelde thermische geleidbaarheid
van de ondergrond over een diepte van 100 meter werd tenslotte als volgt berekend:
∑
∑
(1)
2
Met n het aantal verschillende lagen tot op een diepte van 100 meter en L en λ respectievelijk de dikte
en de thermische geleidbaarheid van elke laag. Figuur 1 toont ter illustratie de resulterende
geschiktheidskaart met de gemiddelde thermische geleidbaarheid over een diepte van 100 meter of tot
op de vaste rots.
Figuur 1. Kaart van de gemiddelde thermische geleidbaarheid zoals opgesteld door VITO/Terra Energy
in 2011 (Robeyn en Hoes, 2011).
2.1.2 Bepaling thermische geleidbaarheid per geologische formatie
In april 2004 werd door VITO de thermische geleidbaarheid van 15 belangrijke geologische formaties
reeds bepaald (A.1 tot A.15 in Tabel 1) (Hoes en Gysen, 2004). Deze gegevens werden in 2011
aangevuld met 10 bijkomende TRT’s in nog niet eerder onderzochte formaties (B.1 tot B.10 in Tabel
1). De locaties werden geselecteerd op basis van een aantal criteria. Belangrijkste voorwaarde was de
aanwezigheid van een voldoende dik pakket van één en dezelfde formatie. Een goede TRT-meting
vereist bovendien een warmtewisselaar van minstens 25 meter lengte. Op deze manier werd de
thermische geleidbaarheid van elke onderzochte formatie bepaald. Locaties waar de desbetreffende
formatie dagzoomt, kregen verder de voorkeur. Indien de warmtewisselaar ondanks alles toch in een
onderliggende formatie moest worden aangebracht (minimale lengte warmtewisselaar van 25 meter)
of als de onderzochte formatie niet dagzoomde, werden de verkregen waarden gecorrigeerd met
temperatuurmetingen voor en na de TRT. De toegepaste methodologie werd beschreven in Robeyn en
Hoes (2011).
Het VITO/Terra Energy-rapport uit 2011 benadrukt verder nog dat geologische formaties
verder worden opgedeeld in leden (zie lithostratigrafische tabel in Figuur 2). Deze onderverdeling laat
toe om binnen een formatie nog verdere opdelingen te maken om (meestal) kleinere
lithostratigrafische verschillen aan te geven. In sommige gevallen verschillen de leden aanzienlijk in
samenstelling en is het wenselijk een opsplitsing te maken van de thermische geleidbaarheid.
3
Tabel 1. Locatie, geteste formatie en gemeten thermische geleidbaarheid van de 25 uitgevoerde TRT’s in
2004 (A.1 – A.15) en in 2011 (B.1 – B.10).
Label Locatie Formatie λgemeten
(W/mK)
A.1 Meerhout Diest 2.96
A.2 Ravels Kempen (Merksplas) 2.70
A.3 Brasschaat Brasschaat/Lillo 2.89
A.4 Ellikom (Meeuwen-Gruitrode) Kasterlee 2.31
A.5 Zonhoven Bolderberg 2.91
A.6 Kanne (Riemst) Maastricht 67
A.7 Heers Heers 4
A.8 Wilderen (Sint-Truiden) Hannut 2.1
A.9 Glabbeek Sint-Huibrechts-Hern 2.58
A.10 Korbeek-Lo (Bierbeek) Brussel 2.16
A.11 Sint-Katelijne-Waver Boom 2.16
A.12 Aalter Gent 3.19
A.13 Tielt Tielt 2.11
A.14 Maldegem Maldegem 2.14
A.15 Ieper Kortrijk 1.62
B.1 Beernem Aalter 2.61
B.2 Eeklo Vlaamse Vallei 2.41
B.3 Brecht Lillo 2.31
B.4 Ranst Berchem 1.74
B.5 Meise Lede 2.33
B.6 Zoutleeuw Tienen 1.99
B.7 Borgloon Borgloon 2.33
B.8 Hasselt Voort-Eigenbilzen 1.80
B.9 Bilzen Bilzen 2.47
B.10 Bree Maasgrinden 2.67
4
Figuur 2. Tertiaire kaart van Vlaanderen (boven) en bijhorende lithostratigrafische tabel (onder). De
locatie van de 25 uitgevoerde TRT’s zijn ook aangeduid, benaming zoals in Tabel 1.
5
2.1.3 Omzetting HCOV-codering naar geologische formaties
Een 3D geologisch model voor Vlaanderen tot op het niveau van de Quartaire en Tertiaire formaties is
momenteel nog niet beschikbaar. Daarom werd gebruik gemaakt van de HCOV-kartering
(Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen) die in 2005 werd afgerond (Meyus
et al., 2005a en b). In 2006 vond een eerste herkartering plaats door de Belgisch Geologische Dienst
(Van Campenhout et al., 2007). HCOV is een globale, zuiver hydrogeologische codering die
opgesteld werd voor heel Vlaanderen en hiërarchisch is opgebouwd voor drie niveaus van detail,
namelijk de hydrogeologische hoofd-, sub- en basiseenheden. Het voorkomen van sommige
hydrogeologische basis-, sub- en zelfs hoofdeenheden is wel sterk afhankelijk van de beschouwde
geografische locatie (Meyus et al., 2005b). Alle voorkomende geologische lagen zijn in de codering
opgenomen, vanaf het maaiveld tot en met de primaire sokkelgesteenten, waarbij deze zo grondig en
volledig mogelijk werden ingedeeld in hydrogeologische eenheden. Een overzicht van HCOV is
voorgesteld in Bijlage B.
De grenzen binnen het model komen niet noodzakelijk overeen met de verschillende
geologische formaties waarvoor een thermische geleidbaarheid werd opgemeten. Zo wordt
bijvoorbeeld het zandige lid van Vlierzele onderverdeeld bij het 0600-aquifersysteem en de kleiige
leden van Pittem en Merelbeke bij de 0700-aquitard, terwijl ze lithostratigrafisch alle drie tot de
Formatie van Gentbrugge behoren. De nodige aanpassingen, zoals aangegeven in Tabel 2, zijn dus
nodig om het model van hydrostratigrafische eenheden om te zetten naar een model van
lithostratigrafische eenheden (Robeyn en Hoes, 2011). Deze bewerkingen zijn ook gevisualiseerd in
Tabel B.2 van Bijlage B.
Daarnaast werd ook een geografische opdeling gemaakt van de quartaire lagen door gebruik
te maken van de grenzen van de genetische grote structurele eenheden van het Quartair uit de kaart
van Bogemans (2005). Hierbij werd er een onderscheid gemaakt tussen 4 categorieën: het dekzand en
zandleem, de loess, de Vlaamse Vallei inclusief kustvlakte en de Maasafzettingen inclusief
terrasgrinden van het Kempisch Plateau. Deze indeling en de manier waarop men kan bepalen in
welke categorie men zich bevindt, wordt meer in detail behandeld in Bijlage D.2.1. Ook voor de
Formaties van Tienen en Hannut was een geografische opdeling nodig, gebaseerd op de
dagzoomgrenzen van de Formatie van Tienen uit de geologische kaart van Vlaanderen en een
extrapolatie van deze verbreidinggrenzen naar de ondergrond gebaseerd op de kaart van Gulinck
(1973). In de praktijk kan hiervoor ook een beroep gedaan worden op de isohypsen en/of
voorkomensgrenzen van deze formaties in DOV (zie Bijlage D.2.1).
Merk ten slotte op dat het visualiseren en raadplegen van de rasterlagen van de
hydrogeologische kartering binnen DOV op dit moment nog in ontwikkeling is. HCOV-codes kunnen
via mail opgevraagd worden bij het DOV, mits de noodzaak ervan voor de studie kan gemotiveerd
worden.
2.1.4 Opstellen geschiktheidskaart
Voor het merendeel van de gekarteerde lithostratigrafische eenheden werd een thermische
geleidbaarheid gemeten tijdens de meetcampagnes in 2004 en 2011 (Tabel 1). Naast de gemeten
waardes worden ook een minimum- en maximumwaarde beschouwd, waarbij rekening gehouden
wordt met eventuele meet- en rekenfouten. De achtergrond van deze correcties werd niet toegelicht
door Hoes en Gysen (2004), noch door Robeyn en Hoes (2011). Een overzicht van al deze waarden
zoals ze toegepast werden bij het opstellen van de geschiktheidskaarten is gegeven in Tabel 2. Enkele
onrealistische waarden uit de meetcampagne van 2004 werden hierbij gecorrigeerd (Formatie van
Maastricht omwille van spleetporositeit in de kalkareniet (A.6) en Formatie van Heers (A.7)).
Daarnaast werd de thermische geleidbaarheid voor een aantal gekarteerde lithostratigrafische
eenheden niet gemeten, waardoor een aantal veronderstellingen moest gemaakt worden. Merk verder
6
op dat voor de 15 λ-waarden afkomstig uit de meetcampagne in 2004 kleine verschillen bestaan
tussen Tabel 1 en Tabel 2. Waaraan dit te wijten is, is niet meteen duidelijk (voor de Formatie van
Diest werd bijvoorbeeld een thermische geleidbaarheid van 2.96 W/mK gemeten (Tabel 1), terwijl bij
het opstellen van de kaarten een waarde van 2.42 W/mK werd gebruikt (Tabel 2)).
Aan de hand van de waarden uit Tabel 2 en met behulp van de algemene methodiek uit
paragraaf 2.1.1 werden uiteindelijk de gemiddelde (minimale en maximale) thermische
geleidbaarheidskaarten voor de eerste 100 meter of tot op de vaste rots opgesteld.
Tabel 2. Relatie tussen lithostratigrafische eenheden (geologische formaties) en de hydrostratigrafische
eenheden uit de HCOV-codering. Deze relatie is ook gevisualiseerd in Tabel B.2 van Bijlage B. Voor elke
lithostratigrafische eenheid is de gemeten, de minimale en de maximale thermische geleidbaarheid λ
gegeven.
Lithostratigrafie Bewerking op diktemodellen uit
HCOV-kartering λgemeten λmin λmax
(W/mK) (W/mK) (W/mK)
Dekzand (λ zand van Lede) d0100 + geogr. opdeling 2.33 2.28 2.52
Loess (λ Formatie van Eigenbilzen) d0100 + geogr. opdeling 1.80 1.73 1.9
Vlaamse Vallei d0100 + geogr. opdeling 2.41 2.33 2.57
Maasgrinden d0100 + geogr. opdeling 2.67 2.47 2.74
Kempen Klei d0220 2.70 2.57 2.84
(Merksplas)/Brasschaat d0231 2.91 2.76 3.06
Lillo/(Poederlee/Mol/Kiezeloöliet) d0210 + d0230 - d0231 2.31 2.21 2.44
(Kattendijk)/Kasterlee d0240 + d0251 2.31 2.19 2.43
Diest d0252 2.42 2.30 2.54
Bolderberg d0253 2.99 2.84 3.14
Berchem d0254 1.74 1.7 1.93
Voort/Eigenbilzen d0255 + d0256 1.80 1.73 1.90
Boom d0300 2.18 2.07 2.29
Bilzen d0410 + d0420 + d0431 + 0435 2.47 2.35 2.59
Borgloon d0430 – d0431 – 0435 + d0440 2.33 2.26 2.5
(Zelzate)/Sint-Huibrechts-Hern d0450 2.58 2.45 2.71
Maldegem d0500 + d0611 2.16 2.05 2.27
Lede d0610 – d0611 2.33 2.28 2.52
Brussel d0620 2.18 2.07 2.29
Aalter d0630 2.61 2.56 2.82
Gentbrugge d0640 + d0700 3.26 3.10 3.42
Tielt d0800 + d0910 2.12 2.01 2.23
Kortrijk d0920 1.66 1.58 1.74
Tienen d1010 + d1020 + geogr. opdeling 1.99 1.89 2.1
Hannut d1010 + d1020 + geogr. opdeling 2.22 2.11 2.33
Heers/(Opglabbeek) d1030 2.1 2 2.21
Maastricht d1100 2.3 2.19 2.42
Rots d1200 + d1300 (2.4)*
* Deze waarde werd niet opgemeten door VITO/Terra Energy en is afkomstig uit de literatuur (zie verder in
Tabel 6). De geschiktheidskaarten geven de gemiddelde thermische geleidbaarheid voor een diepte van 100
meter of tot de vaste rots en hebben voor rots dus geen λ-waarde nodig.
7
2.2 Toetsing methodologie VITO/Terra Energy aan praktijk
2.2.1 Geschiktheidskaarten (gemiddelde λ over 100 meter)
Figuur 3 stelt de locaties voor van 15 willekeurige TRT’s die uitgevoerd werden in het kader van een
reëel project waarbij de thermische geleidbaarheid van de ondergrond onderzocht werd. Bovendien
komen de meeste formaties uit Tabel 2 terug in de bodemprofielen waarin de warmtewisselaars zijn
geïnstalleerd (behalve de Formaties van Kempen, Merksplas/Brasschaat, Aalter, Heers/Opglabbeek,
Tienen en Maastricht). De resultaten van deze tests zijn dus vrij goed geschikt om de accuraatheid van
de geschiktheidskaarten te toetsen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de diepte van de
geïnstalleerde warmtewisselaar niet altijd gelijk is aan 100 meter of de diepte tot de vaste rots, de
diepte waarvoor de geschiktheidskaarten zijn opgesteld. Daarnaast worden de resultaten van de 15
TRT’s overgenomen zonder de testprocedure en de wijze van interpretatie van de meetgegevens
uitgebreid met elkaar te vergelijken. De tests werden uitgevoerd door verschillende firma’s, maar
allemaal met een dubbele U-lus. De opvulling en diameter van het boorgat, de duur van de test, enz.
kunnen echter verschillen. De mate waarin deze factoren het resultaat beïnvloeden is echter nog niet
in detail bestudeerd. In Tabel 3 zijn de resultaten ter vergelijking weergegeven.
Figuur 3. Locaties van de 15 TRT’s voor reële toepassingen.
Voor 2 van de 15 TRT’s valt de reële waarde in het voorspelde interval. Voor 3 TRT’s is de
reële waarde groter dan de maximaal voorspelde waarde. Voor 10 van de 15 TRT’s is de minimale
voorspelde waarde groter dan de reële waarde. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat 2 van de 3
hogere λ-waarden en 3 van de 10 lagere λ-waarden net buiten het voorspelde interval vallen (een
verschil in λ-waarde kleiner dan 0.1 W/mK).
De λ-waarden van de TRT-resultaten vallen in vele gevallen buiten het voorspelde interval.
Bovendien is er vaak een negatief verschil waarbij de gemeten λ-waarde lager is dan de minimaal
voorspelde waarde, wat niet de bedoeling kan zijn voor een geschiktheidskaart. Men mag natuurlijk
niet vergeten dat er slechts een beperkt aantal tests werden vergeleken en dat de diepte van de
uitgevoerde TRT’s niet altijd overeenkomt met de diepte waarvoor de geschiktheidskaarten zijn
opgesteld (d.i. 100 meter of tot op de vaste rots). Toch lijkt het niet zo dat de afwijkende diepte de
belangrijkste oorzaak is van het feit dat de representativiteit van de geschiktheidskaarten vrij beperkt
is (er wordt ook een goede overeenkomst waargenomen voor warmtewisselaars met een lengte van 52
en 125 meter, respectievelijk sites B en E). Om de invloed van de diepte uit te schakelen wordt de
8
vergelijking herhaald waarbij de waarden uit de geschiktheidskaarten volgens een identieke
methodologie werden herberekend maar dan overeenkomend met de diepte van de warmtewisselaar.
Tabel 3. Vergelijking van de gemeten λ-waarden in 15 willekeurige TRT’s en de voorspelde waarden
volgens de geschiktheidskaarten. De laatste kolom geeft voor elke site de minimale afstand tussen λTRT en
het voorspelde interval (een positieve afstand wil zeggen dat het voorspelde interval zich beneden de
gemeten λ-waarde bevindt).
Site
Diepte
warmte-
wisselaar
TRT
TRT
Gebaseerd op
geschiktheidskaarten
VITO/Terra Energy (eerste
100m of tot op de vaste rots)
Minimale
afstand λTRT
tot
voorspeld
interval λTRT λgem [λmin-λmax]
(m) (W/(mK)) (W/(mK)) (W/(mK)) (W/(mK))
A. 45 2.5 1.96 [1.86-2.06] +0.44
B.* 52 1.9 1.77 [1.68-1.86] +0.04
C. 100 1.6 1.83 [1.73-1.92] -0.13
D. 100 1.52 1.90 [1.82-2.00] -0.30
E. 125 2.1 2.25 [2.15-2.38] -0.05
F. 100 1.6 2.17 [2.07-2.29] -0.47
G. 80 1.34 2.12 [2.02-2.25] -0.68
H. 100 1.53 1.77 [1.69-1.86] -0.16
I. 102 2.2 2.32 [2.21-2.45] -0.01
J. 97 2.33 2.54 [2.41-2.66] -0.08
K.* 110 2.06 1.90 [1.80-2.00] +0.06
L. 124 1.55 1.84 [1.76-1.94] -0.21
M. 100 1.81 1.86 [1.78-1.96] in interval
N. 100 1.79 1.85 [1.76-1.94] in interval
O.* 75 1.82 2.15 [2.04-2.26] -0.22
* Op locaties B, K en O werd de warmtewisselaar gedeeltelijk in primaire rots geïnstalleerd (voorkomend vanaf
een diepte van respectievelijk 45, 57 en 64 meter). Dit gedeelte werd niet in de geschiktheidskaarten
opgenomen.
2.2.2 Geschiktheidskaarten (gemiddelde λ over lengte warmtewisselaar)
Bij DOV kunnen mits motivatie de HCOV-codes van de ondergrond voor een bepaalde locatie
opgevraagd worden (https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/3hcov.html). De gemotiveerde vraag
wordt gestuurd naar dov@vlaanderen.be met vermelding van de (X,Y) Lambertcoördinaten van de
locatie. Deze Lambertcoördinaten kunnen teruggevonden worden in bijvoorbeeld de algemene DOV-
viewer (zie Bijlage D.1). Aan de hand van Tabel 2 kunnen de lokale HCOV-eenheden omgezet
worden naar lithostratigrafische eenheden, waarop vervolgens de bijhorende λ-waarden worden
toegepast volgens vergelijking (1) tot op een diepte overeenkomend met de geïnstalleerde diepte van
de warmtewisselaar. Om de methodologie van het VITO/Terra Energy beter te kunnen vergelijken
met de beschikbare TRT’s wordt bij de berekening van de voorspelde λ-waarde ook de lengte van de
warmtewisselaar in de vaste rots meegenomen. Voor de vaste rots wordt een λ-waarde van 2.4 W/mK
verondersteld. Voor de Tertiaire en Quartaire formaties worden opnieuw de door het VITO/Terra
Energy gemeten waarden uit Tabel 2 toegepast.
Tabel 4 vat de resultaten van deze nieuwe vergelijking samen. Het is opmerkelijk dat deze
correctie van de diepte nauwelijks een verandering brengt in de voorspelde λ-waarden. Behalve voor
sites B en K verschillen de nieuwe λ-waarden minder dan 0.05 W/mK van de λ-waarden zoals ze uit
9
de geschiktheidskaarten worden gehaald (Tabel 3). Vooral voor sites A, E, G, L en O is dit
opmerkelijk aangezien het verschil in beschouwde diepte toch meer dan 20 meter bedraagt. Voor sites
B en K is het (grote) verschil dan weer te wijten aan het in rekening brengen van de vaste rots.
Hierdoor stijgen de voorspelde λ-waarden en komt voor site B de gemeten waarde mooi in het
voorspelde interval te liggen. Voor site K stijgt het voorspelde interval echter boven de gemeten λ-
waarde uit. Gezien de kleine verschillen tussen Tabellen 3 en 4 blijven de conclusies op basis van
deze toetsing (slechts 15 TRT’s) op het einde van paragraaf 2.2.1 min of meer geldig. In 11 van de 15
onderzochte TRT’s is de minimale voorspelde waarde groter dan de reële waarde. In 3 gevallen ligt de
reële waarde binnen het voorspelde interval. In 1 geval ligt de reële waarde boven het voorspelde
interval.
Tabel 4. Vergelijking van de gemeten λ-waarden in 15 willekeurige TRT’s en de voorspelde waarden
volgens de methodologie van VITO/Terra Energy (geschiktheidskaarten maar diepte waarvoor de λ-
waarde werd berekend is nu gelijk aan de lengte van de warmtewisselaar, i.p.v. 100 meter of tot de vaste
rots). De twee laatste kolommen geven voor elke site de minimale afstand tussen λTRT en het voorspelde
interval (een positieve afstand wil zeggen dat het voorspelde interval zich beneden de gemeten λ-waarde
bevindt).
Site
Diepte
warmte-
wisselaar
TRT
TRT
Methodologie VITO/Terra
Energy
(diepte=diepte warmtewisselaar)
Minimale
afstand λTRT
tot voorspeld
interval
Minimale afstand
tot voorspeld
interval (Tabel 3) λTRT λgem [λmin-λmax]
(m) (W/(mK)) (W/(mK)) (W/(mK)) (W/(mK)) (W/(mK))
A. 45 2.5 1.96 [1.87-2.06] +0.44 +0.44
B.* 52 1.9 1.89 [1.82-1.96] in interval +0.04
C. 100 1.6 1.82 [1.74-1.92] -0.14 -0.13
D. 100 1.52 1.89 [1.81-2.00] -0.29 -0.30
E. 125 2.1 2.24 [2.14-2.36] -0.04 -0.05
F. 100 1.6 2.16 [2.06-2.28] -0.46 -0.47
G. 80 1.34 2.11 [2.02-2.24] -0.68 -0.68
H. 100 1.53 1.76 [1.68-1.85] -0.15 -0.16
I. 102 2.2 2.32 [2.21-2.45] -0.01 -0.01
J. 97 2.33 2.54 [2.41-2.67] -0.08 -0.08
K.* 110 2.06 2.24 [2.19-2.29] -0.13 +0.06
L. 124 1.55 1.81 [1.72-1.90] -0.17 -0.21
M. 100 1.81 1.86 [1.78-1.96] in interval in interval
N. 100 1.79 1.85 [1.76-1.94] in interval in interval
O.* 75 1.82 2.19 [2.10-2.28] -0.28 -0.22
* Op locaties B, K en O werd de warmtewisselaar gedeeltelijk in primaire rots geïnstalleerd (voorkomend vanaf
een diepte van respectievelijk 45, 57 en 64 meter). Dit gedeelte werd meegenomen in de berekening van de
gemiddelde thermische geleidbaarheid.
2.3 Besluit
Uit de analyses van paragraaf 2.2 is gebleken dat de methodologie van VITO/Terra Energy in de 80%
van de gevallen tot een overschatting van de thermische geleidbaarheid van de ondergrond leidt.
Hierbij moet wel duidelijk vermeld worden dat er slechts 15 TRT’s ter vergelijking beschikbaar zijn,
wat erg beperkt is. De oorzaak van deze overschatting is dat de veronderstelde λ-waarden per formatie
te optimistisch zijn voor de Vlaamse ondergrond. Hoe dit komt is niet duidelijk. De λ-waarden
10
afkomstig zijn van gericht uitgevoerde TRT’s in de meest voorkomende geologische formaties in
Vlaanderen. Deze metingen werden weliswaar (indien mogelijk) over een minimum diepte van 25
meter in dezelfde formatie uitgevoerd, toch blijft het een erg lokale meting. Dit wordt ook vermeld
door Robeyn en Hoes (2011) zelf. Formaties zijn dikwijls heterogeen van aard, opgebouwd uit
bijvoorbeeld afwisselende zand- en kleilagen (ingedeeld in leden indien voldoende significant).
Aanwezigheid en dikte van deze leden is bovendien sterk geografisch afhankelijk omwille van
verschillende geologische processen doorheen de afzetting van opeenvolgende sedimenten (erosie,
insnijding van riviergeulen, transgressies en regressies met variërende reikwijdte, etc.). De op een
bepaalde plaats gemeten λ-waarde kan dus aanzienlijk beïnvloed worden door de aanwezigheid van
deze leden. Daarnaast zijn er nog andere fenomenen die de gemeten thermische geleidbaarheid
beïnvloeden, zoals de testinstallatie, de manier van interpreteren, de invloed van grondwater, etc.
3 Voorstel vereenvoudigde methodologie WTCB
3.1 Concept
3.1.1 Algemeen
Rekening houdend met de opmerkingen in paragraaf 2, stelt WTCB een vereenvoudigde
methodologie voor, die verder bouwt op de studie van VITO/Terra Energy (Robeyn en Hoes, 2011).
Het uiteindelijke doel dat hierbij voor ogen wordt gehouden is de ontwikkeling van een gedetailleerd
beschreven methode of geautomatiseerde tool (bijv. in DOV) die de gebruiker in staat stelt op een
relatief eenvoudige wijze een inschatting te maken van de gemiddelde thermische geleidbaarheid van
de ondergrond op een bepaalde locatie over een bepaalde diepte. Dergelijke tool kan geen TRT
vervangen, maar is wel interessant in het kader van kleinere, particuliere projecten of als
voorbereiding van een groter project (voorafgaand aan een TRT). Dergelijke geautomatiseerde tool
kan overigens ook geïmplementeerd worden in een ‘(pre-)dimensioneringstool’ voor geothermische
systemen.
De aangepaste methodologie deelt de verschillende geologische formaties op in een beperkt
aantal categorieën (bijvoorbeeld 5) volgens het grondtype waaruit de formatie hoofdzakelijk bestaat.
Aan elke categorie wordt een realistische, minimale en gemiddelde waarde voor de thermische
geleidbaarheid toegekend, gebaseerd op literatuurgegevens en kalibratie aan de hand van de 15
beschikbare TRT’s. De minimale en gemiddelde waarden per categorie worden zo vastgelegd dat de
de gemiddelde thermische geleidbaarheid die uiteindelijk voor een bepaalde locatie worden berekend
een veilige ondergrens (bijvoorbeeld 5% kwantiel) en een gemiddelde waarde zijn van de te
verwachten gemiddelde thermische geleidbaarheid op die plaats over de gewenste diepte. Uiteraard is
het indelen van de formaties in één van de categorieën en het bepalen van de λ-waarden per categorie
niet vanzelfsprekend. Toch lijkt het een heel wat robuustere en beter begrijpbare en controleerbare
aanpak dan wanneer aan elke formatie apart een λ-waarde, gebaseerd op een enkele meting, wordt
toegekend. Het bepalen van de λ-waarden per categorie gebeurt door kalibratie aan de hand van zo
veel mogelijk beschikbare TRT-resultaten. In de toekomst moeten deze waarden verder geverifieerd
worden en de mogelijkheid bestaat dat ze verder dienen aangepast worden.
11
Figuur 4. Theoretisch voorbeeld van de manier waarop de minimale en gemiddelde λ-waarden per
categorie gekalibreerd worden. (links) In slechts 5% van de gevallen is de voorspelde
warmtegeleidbaarheid kleiner dan de reële. (rechts) In 50% van de gevallen is de voorspelde
warmtegeleidbaarheid kleiner/groter dan de reële.
Aan de hand van deze waarden kunnen eventueel opnieuw geschiktheidskaarten opgesteld
worden op basis van de omgevormde HCOV-kartering (of in de toekomst op basis van een 3D
geologisch model). Toch is het WTCB eerder voorstander van een duidelijk uitgewerkte
methodologie/tool die de gebruiker zelf in staat stelt de gemiddelde thermische geleidbaarheid in te
schatten op de gewenste locatie voor de gewenste diepte van de warmtewisselaar. De lokale geologie
kan op dit moment al via de HCOV-kartering achterhaald worden of door middel van in DOV
beschikbare informatie over het Tertiair en Quartair (Bijlage D.2). Elke aanwezige formatie kan
vervolgens opgedeeld worden in een van de 5 voorgestelde categorieën (zie paragraaf 3.1.3), waarna
de gemiddelde thermische geleidbaarheid of een veilige ondergrens ervan over de gewenste diepte
kan berekend worden aan de hand van vergelijking (1). Deze methodologie is flexibeler en geeft de
gebruiker meer gerichte informatie. Op deze manier worden ook neveneffecten die de huidige
geschiktheidskaarten met zich meebrengen, zoals het valse gevoel van nauwkeurigheid en de indruk
dat op sommige locaties geothermie onmogelijk is, weggewerkt.
Een verdere verfijning van de WTCB-methodologie zou inhouden dat ook de
waterverzadiging van geologische lagen wordt meegenomen. Een waterverzadigde zandlaag heeft
immers een significant hogere thermische geleidbaarheid dan een droge zandlaag (1.8-2.4 W/mK
t.o.v. 0.4 W/mK volgens De Coster (2010)). Het is echter moeilijk om gedetailleerde informatie te
vinden over waterverzadiging van lagen. Verzadiging wordt bovendien sterk bepaald door de lokale
geologie en is ook seizoensafhankelijk.
3.1.2 Categorieën thermische geleidbaarheid
Zoals in het besluit van paragraaf 2 al aangegeven, blijken de waarden voor de thermische
geleidbaarheid die door middel van gerichte TRT’s bepaald werden door VITO/Terra Energy, te
optimistisch. De meeste TRT’s resulteren immers in een lagere λ-waarde dan voorspeld. De TRT’s
waarop de λ-waarde van elke formatie is gebaseerd, geven erg lokale informatie die vervolgens op een
ruimtelijk wijdverbreide formatie wordt toegepast. Het is logisch dat deze waarden niet volledig
representatief zijn voor de volledige formatie, al zou men ook afwijkingen in negatieve zin kunnen
verwachten.
Binnen de vereenvoudigde WTCB-methodologie wordt geopteerd voor een indeling in 5
categorieën van alle beschouwde formaties op basis van het overwegende grondtype binnen de
formatie. De categorieën variëren van klei, zandhoudende klei en leem/siilt tot kleihoudend zand en
zand. De veronderstelde minimale en gemiddelde λ-waarden voor elke categorie zijn samengevat in
5%
50%
12
Tabel 5. De waarden voor klei, leem/silt en zand zijn deels gebaseerd op literatuurgegevens
(samengevat in Tabel 6) en deels op de toetsing met de 15 beschikbare TRT’s. Voor zandhoudende
klei en kleihoudend zand werd geïnterpoleerd tussen de λ-waarden van aangrenzende categorieën. Uit
de toetsing met de TRT’s moet blijken of deze λ-waarden representatief zijn voor de verschillende
categorieën. Eventueel dienen ze zoals reeds aangegeven verder verfijnd te worden.
Tabel 5. Voorstel waarden voor de thermische geleidbaarheid per categorie van grondtype (gebaseerd op
Tabel 6 en op de toetsing met de 15 beschikbare TRT’s). Voor Maasgrind, de Formatie van Maastricht
(tuf)krijt en (primaire) rots werden dezelfde waarden als in Tabel 2 aangenomen.
Categorie
grondtype
λmin λgem Ondergrond type
λ
(W/mK) (W/mK) (W/mK)
klei 1.2 1.5 Maasgrind 2.67
zandh. klei 1.4 1.7 Maastricht (krijt) 2.3
leem/silt 1.6 1.9 Rots 2.4
kleih. zand 1.8 2.1
zand 1.9 2.3
Tabel 6. Literatuurwaarden voor de thermische geleidbaarheid van verschillende media, grondsoorten en
gesteenten.
VDI 4640 Part 1 –
State of the art De Coster (2010)
Hoes en Gysen
(2004)
(W/mK) (W/mK) (W/mK) (W/mK)
Klei
(waterverzadigd) 1.8 Lucht 0.03 Water 0.6
Zand
(nat)
2.4
(1.7-5)
Zand
(waterverzadigd) 2.4 Droog zand 0.4 Nat zand 1.8/2.4 Leem
1.8
(1-2.3)
Leem 2.4 Droge silt/klei 1.4 Natte
silt/klei 1.7 Klei
1.6
(0.9-2.3)
Zandsteen/
kalksteen 2.7/2.8 Zandsteen 2.3 Kalksteen 2.8
Zand
(droog) 0.3
Leisteen/ schist 2.1/2.2 Basalt 1.7 Graniet 3.4
Tot 80%
verzadigd
zand
1.8-2.1
Elke formatie werd ingedeeld in een van bovenstaande categorieën (Tabel 5) op basis van
informatie over het grondtype van de verschillende leden. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de
toelichtingsrapporten bij de Tertiair geologische kaart die beschikbaar zijn op DOV
(https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/3tertiairkaart.html), zogenaamde ‘Tertiairboekjes’, en een
algemene beschrijving van de formaties voorkomend in het Vlaams Gewest zoals gegeven door Van
Daele et al. (2000) in het kader van de optimalisatie van het Vlaams grondwatermeetnet. Een
overzicht van deze studie is weergegeven in Bijlage E. De resulterende categorie per
lithostratigrafische eenheid met bijhorende λ-waarde is samengevat in Tabel 7. Merk op dat het niet
altijd eenvoudig is een formatie in te delen binnen een bepaalde categorie (bijvoorbeeld voor de
Formaties van Kortrijk en Hannut). In dergelijk gevallen werd de formatie ingedeeld binnen de meest
nadelige categorie (d.w.z. de categorie met de laagste λ-waarde). De representativiteit van deze λ-
waarden is bijgevolg sterk afhankelijk van welke leden binnen een bepaalde formatie op een bepaalde
locatie aanwezig zijn en/of worden aangeboord. Het is mogelijk dat uit uitgebreide vergelijkingen
blijkt dat een bepaalde formatie beter in een andere categorie kan worden ingedeeld. Ook kan het zijn
dat het nodig is een meer gedetailleerde opsplitsing te maken volgens lid (formaties worden dikwijls
13
verder opgedeeld in leden) om een betere overeenkomst tussen voorspelde en gemeten waarden te
bekomen. Toch loont het de moeite na te gaan in hoeverre deze vereenvoudigde benadering
overeenkomt met de werkelijkheid. Ten slotte dient nog vermeld te worden dat voor de Formatie van
Maastricht en voor de Maasgrinden de door VITO/Terra Energy gemeten λ-waarden werden
verondersteld. Voor primair rotsgesteente wordt opnieuw een waarde van 2.4 W/mK verondersteld.
Aan de hand van TRT’s dient te worden nagegaan of deze waarden representatief zijn.
Verder worden in Tabel 7 de λ-waarden per formatie vergeleken met de waarden opgemeten
tijdens de studies van VITO/Terra Energy. In de meeste gevallen liggen de waarden van de 5
categorieën lager.
3.1.3 Schatting lokale λ-waarde m.b.v. beschikbare geologische informatie
De laatste stap in het schatten van de lokale λ-waarde komt er op neer de λ-waarden uit Tabel 7 toe te
passen op de lokale geologie volgens vergelijking (1). Deze lokale geologie kan op verschillende
manieren bepaald worden. Ten eerste kan men de HCOV-codes voor de specifieke locatie aanvragen
bij DOV zoals uitgelegd in paragraaf 2.2.2. Daarnaast kan men ook op basis van de isohypsen van het
Tertiair en Quartair een idee krijgen van de lokale geologie. De manier waarop dit kan gedaan worden
in de algemene DOV-viewer is uitgelegd in Bijlage D.2.1. Ten slotte kan men ook boor- en
sondeergegevens in de buurt van de locatie raadplegen via DOV. Deze gegevens kunnen door meer
ervaren gebruikers aangewend worden om meer gedetailleerde informatie van de grondsoort en
eventueel de waterverzadiging van de verschillende lagen te verkrijgen. Zo kan het model van de
ondergrond verder verfijnd worden en kan men binnen de 5 voorgestelde categorieën bijvoorbeeld
verder opdelingen maken (bijv. λ-waarde voor waterverzadigd zand en één voor niet-waterverzadigd
zand). Het raadplegen van boor- en sondeergegevens wordt behandeld in Bijlage D.1 en Bijlage
D.2.2.
14
Tabel 7. Overzicht van de categorie grondtype waarin elke formatie werd ingedeeld en vergelijking van
de toegewezen λ-waarden met de waarden bekomen en toegepast door VITO/Terra Energy.
Lithostratigrafie Categorie
grondtype
WTCB
Tabel 5 (en 6)
Studie VITO/Terra Energy
(Robeyn en Hoes, 2011; Hoes
en Gysen, 2004)
λmin λgem λgemeten λmin λmax
(W/mK) (W/mK) (W/mK) (W/mK) (W/mK)
Dekzand (λ zand van Lede) zand 1.9 2.3 2.33 2.28 2.52
Loess (λ Formatie van
Eigenbilzen) leem
1.6 1.9 1.8 1.73 1.9
Vlaamse Vallei zand 1.9 2.3 2.41 2.33 2.57
Maasgrinden grind 2.67 2.67 2.67 2.47 2.74
Kempen Klei klei 1.2 1.5 2.7 2.57 2.84
(Merksplas)/Brasschaat zand 1.9 2.3 2.91 2.76 3.06
Lillo/(Poederlee/Mol/Kiezeloöliet) zand 1.9 2.3 2.31 2.21 2.44
(Kattendijk)/Kasterlee kleih. zand 1.8 2.1 2.31 2.19 2.43
Diest kleih. zand 1.8 2.1 2.42 2.3 2.54
Bolderberg zand 1.9 2.3 2.99 2.84 3.14
Berchem kleih. zand 1.8 2.1 1.74 1.7 1.93
Voort/Eigenbilzen kleih. zand 1.8 2.1 1.8 1.73 1.9
Boom klei 1.2 1.5 2.18 2.07 2.29
Bilzen kleih. zand 1.8 2.1 2.47 2.35 2.59
Borgloon kleih. zand 1.8 2.1 2.33 2.26 2.5
(Zelzate)/Sint-Huibrechts-Hern kleih. zand 1.8 2.1 2.58 2.45 2.71
Maldegem zandh. klei 1.4 1.7 2.16 2.05 2.27
Lede zand 1.9 2.3 2.33 2.28 2.52
Brussel zand 1.9 2.3 2.18 2.07 2.29
Aalter kleih. zand 1.8 2.1 2.61 2.56 2.82
Gentbrugge zandh. klei 1.4 1.7 3.26 3.1 3.42
Tielt leem 1.6 1.9 2.12 2.01 2.23
Kortrijk klei 1.2 1.5 1.66 1.58 1.74
Tienen klei 1.2 1.5 1.99 1.89 2.1
Hannut klei 1.2 1.5 2.22 2.11 2.33
Heers/(Opglabbeek) klei 1.2 1.5 2.1 2 2.21
Maastricht tufkrijt 2.3 2.3 2.3 2.19 2.42
Rots primair 2.4 2.4
3.2 Toetsing methodologie WTCB aan praktijk
Tabel 8 stelt de resulterende λ-waarden voor volgens de methodologie besproken in vorige paragraaf
alsook deze verkregen door middel van de methodologie van VITO/Terra Energy. Al deze waarden
werden geschat over een diepte overeenkomend met de diepte van de geïnstalleerde warmtewisselaar.
In 13 van de 15 gevallen is de door het WTCB voorspelde minimale waarde lager dan de gemeten
waarde tijdens de thermische respons test. Voor site G en O is de voorspelde minimale waarde iets
groter dan de reële TRT-waarde. Voor site G (ongeveer 50% klei en 50% zand) is de gemeten waarde
(1.34 W/mK) 0.15 W/mK lager dan de voorspelde waarde. Voor site O is dit verschil slechts 0.03
W/mK.
15
Ter vergelijking zijn in Tabel 8 ook de resultaten volgens de methodologie van VITO/Terra
Energy voor een diepte gelijk aan de diepte van de warmtewisselaar weergegeven. De door WTCB
voorspelde waarden vallen behalve voor site A steeds (ruim) onder het door VITO/Terra Energy
voorspelde interval.
Tabel 8. Vergelijking van de gemeten λ-waarden in 15 willekeurige TRT’s en de voorspelde waarden
volgens de methodologie van WTCB en VITO/Terra Energy.
Site
TRT WTCB
Metodologie VITO/
Terra Energy
(diepte=diepte
warmtewisselaar)
λTRT λWTCB,min. λWTCB,gem. λgem [λmin-λmax]
(W/(mK)) (W/(mK)) (W/(mK)) (W/(mK)) (W/(mK))
A. 2.5 1.66 2.02 1.96 [1.87-2.06]
B.* 1.9 1.47 1.72 1.89 [1.82-1.96]
C. 1.6 1.31 1.63 1.82 [1.74-1.92]
D. 1.52 1.41 1.74 1.89 [1.81-2.00]
E. 2.1 1.59 1.91 2.24 [2.14-2.36]
F. 1.6 1.37 1.68 2.16 [2.06-2.28]
G. 1.34 1.49 1.80 2.11 [2.02-2.24]
H. 1.53 1.30 1.62 1.76 [1.68-1.85]
I. 2.2 1.57 1.88 2.32 [2.21-2.45]
J. 2.33 1.90 2.21 2.54 [2.41-2.67]
K.* 2.06 1.91 2.07 2.24 [2.19-2.29]
L. 1.55 1.32 1.62 1.81 [1.72-1.90]
M. 1.81 1.38 1.70 1.86 [1.78-1.96]
N. 1.79 1.37 1.69 1.85 [1.76-1.94]
O.* 1.82 1.85 2.17 2.19 [2.10-2.28]
* Op locaties B, K en O werd de warmtewisselaar gedeeltelijk in primaire rots geïnstalleerd (voorkomend vanaf
een diepte van respectievelijk 45, 57 en 64 meter). Dit gedeelte werd meegenomen in de berekening van de
gemiddelde thermische geleidbaarheid.
Figuur 5.a stelt de resultaten van de kalibratie meer visueel voor. In deze figuur zijn de
histogrammen weergegeven van de verhouding van de gemeten λ-waarde en de minimale en
gemiddelde voorspelde λ-waarde volgens de WTCB-methodologie. Met de λ-waarden per categorie
uit Tabel 5 is de minimaal voorspelde waarde slechts in 9% van de gevallen kleiner dan de werkelijke
waarde. De gemiddelde voorspelde λ-waarde is dan weer in 48% van de gevallen kleiner dan de reële
waarde en in 52% van de gevallen groter. Deze percentages werden berekend op basis van de
theoretische Gauss-curve met het gemiddelde en de standaarddeviatie van de 15 verhoudingen.
Ter vergelijking toont Figuur 5.b dezelfde twee histogrammen volgens de benadering van
VITO/Terra Energy. De percentages waarvoor de minimale en gemiddelde geschatte waarde de
werkelijke waarde overschatten, zijn niet alleen groter (respectievelijk 64 en 75%), ook de spreiding
van de resultaten is groter.
16
a.
b.
Figuur 5. De histogrammen van de verhouding van de gemeten λ-waarde λTRT en de voorspelde minimale
en gemiddelde λ-waarde (over een diepte gelijk aan de diepte van de warmtewisselaar), (a) volgens de
methodologie van WTCB en (b) volgens de methodologie van VITO/Terra Energy.
4 Conclusies en opmerkingen Een eerste opmerking is dat de beschrijving en interpretatie van de plaatselijke geologie op basis van
de TRT-boring (of in sommige gevallen op basis van nabijgelegen boringen uit DOV) telkens vrij
goed overeenkomen met de typering van de ondergrond volgens HCOV (zie Bijlage A.1 voor een
gedetailleerde vergelijking van beiden). Het is echter zo dat de benaming van formaties in sommige
boorrapporten afwijkt van deze uit de HCOV-kartering. Het effect hiervan op de resulterende
gemiddelde λ-waarden (WTCB-methodologie) is erg beperkt aangezien formaties volgens het
grondtype in categorieën worden onderverdeeld. Een ‘verkeerde’ formatie-interpretatie wordt op deze
manier dus rechtgezet. Dit blijkt ook uit de zeer goede overeenkomst van λ-waarden; of ze nu
berekend zijn met behulp van een geologisch profiel op basis van de boring of op basis van de
HCOV-kartering. De methodologie van VITO/Terra Energy is veel sterker onderhevig aan dergelijke
interpretatieverschillen, aangezien aan elke formatie afzonderlijk een λ-waarde is toegewezen die
bovendien nog sterk kan verschillen. Men mag verder ook niet vergeten dat de HCOV-kartering geen
absolute waarheid is. Deze kartering is slechts een benadering van de werkelijkheid en moet nog
verder verfijnd worden. Ook voor het 3D geologisch model dat binnenkort beschikbaar wordt gesteld
geldt deze vorm van onzekerheid.
Verder kan men zich afvragen of het nodig is de plaatselijke geologie meer nauwkeurig op te
delen volgens de verschillende leden, in plaats van volgens de formaties. Huidige vergelijking geeft
vrij goede resultaten, al mag niet vergeten worden dat het hier maar om een zeer beperkte vergelijking
gaat. Meer TRT’s zijn nodig om de representativiteit van de toegekende λ-waarden per formatie te
verifiëren. Pas dan kan beslist worden of een verdere opdeling van de geologie nuttig en/of
5% 50%
48%
75%
9%
50%
64%
5%
17
noodzakelijk is. WTCB gelooft in elk geval meer in een vereenvoudigde aanpak van het probleem,
waarbij de formaties (eventueel zelfs leden) worden onderverdeeld in categorieën. Elke categorie
krijgt bovendien een representatieve, maar eerder conservatieve λ-waarde toegekend. Hierbij moet
wel opgemerkt worden dat het voor ondiepe toepassingen (20 à 30 meter of minder) nodig kan zijn
het Quartair meer gedetailleerd op te delen. De verdeling in vier categorieën (dekzand en zandleem,
loess, Vlaamse Vallei+kustvlakte, maasgrinden) zoals voorgesteld door Robeyn en Hoes (2011) is vrij
ruw. Daardoor kan op plaatsen waar de Quartaire laag heterogeen is de gemiddelde λ-waarde geschat
voor deze laag erg onnauwkeurig en minder representatief zijn. Hoe groter het aandeel van het
Quartair pakket in de totale diepte van de warmtewisselaar, hoe groter de invloed van deze
onnauwkeurige benadering op de geschatte waarde.
Merk verder op dat Robeyn en Hoes (2011) het probleem van heterogene formaties en
bijgevolg niet altijd representatieve resultaten erkennen. Toch geloven ze dat de geschiktheidskaarten
een goed beeld geven van de verdeling van de geleidbaarheid over de eerste 100 meter diepte van de
ondergrond. Door een vork op de gemeten waarden te hanteren (met grotere of kleinere afwijkingen
in functie van de onzekerheid en meetfout), trachtten ze de bruikbaarheid van de meetcampagnes in
2004 en 2011 te verhogen. Ze besluiten met te zeggen dat een voorzichtige inschatting volgens de
minimale waardengrafiek steeds een veel beter beeld zal geven van de thermische eigenschappen van
de Vlaamse bodem dan bestaande literatuurwaardes. Vergelijking met 15 willekeurige TRT’s wijst
echter uit dat de methodologie toegepast door VITO/Terra Energy ondanks de vork aan gemeten
waarden nog steeds te hoge λ-waarden oplevert.
Een laatste opmerking die zeker in het achterhoofd moet gehouden worden, is dat in het
huidige rapport de resultaten van de 15 TRT’s werden overgenomen zonder de testprocedure en de
wijze van interpretatie van de meetgegevens met elkaar te vergelijken. Alle TRT’s werden uitgevoerd
met een dubbele U-lus, maar door verschillende firma’s. Ook de opvulling en diameter van het
boorgat, de duur van de test, enz. kunnen verschillen. Of deze factoren een invloed hebben op de
resultaten en in welke mate is niet bestudeerd.
5 Referenties 1. De Coster, 2010. Belgium geothermal potential: Where are the most interesting areas?,
Presentatie Shallow Geothermal Energy, 10 februari 2010, Brussel.
2. Hoes, H., Gysen, B., 2004. De warmtegeleidbaarheid van de Vlaamse ondiepe ondergrond –
Meetcampagne uitgevoerd in het kader van ESIS, VITO.
3. Meyus, Y., Cools, J., Adyns, D., Zeleke, S.Y., Woldeamlak, S.T., Batelaan, O., De Smedt, F.,
2005a. Vlaams Grondwater Model - Hydrogeologische detailstudie van de ondergrond in
Vlaanderen, Eindrapport Vrije Universiteit Brussel, Onderzoeksopdracht voor het Ministerie van
de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, Administratie Milieu-,
Natuur-, Land- en Waterbeheer, afdeling Water.
4. Meyus, Y., De Smedt, F., Batelaan, O., 2005b. Concept Vlaams Grondwater Model (VGM).
Deelrapport: Technisch concept van het VGM - Hydrogeologische codering van de ondergrond
van Vlaanderen (HCOV). (https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/pdf/hcov.pdf)
5. Robeyn, N., Hoes, H., 2011. Bepaling van de thermische geleidbaarheid van geologische
formaties en het opstellen van een geschiktheidskaart voor de toepassing van boorgatenergie-
onttrekking via sondes, Terra Energy NV, VITO.
6. Van Campenhout, P., De Ceukelaire, M., Dusar, M. & Declercq, P.Y., 2007. Aanpassen van de
Hydrogeologische Kartering van de Ondergrond in Vlaanderen (HCOV), Eindrapport Belgische
Geologische Dienst, Onderzoeksopdracht voor het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,
Departement Leefmilieu en Infrastructuur, AMINAL, afdeling Water.
18
7. Van Daele, T., Batelaan, O., De Smedt, F., 2000. Optimalisatie door middel van een
geostatistische analyse van het grondwatermeetnet van de afdeling Water, Eindrapport, Vrije
Universiteit Brussel.
19
Bijlage A Algemene wetgeving verticale boringen: Rubriek 55 Om te weten of u op een bepaalde locatie een verticale boring mag uitvoeren en welke voorwaarden
daaraan zijn verbonden, stelt DOV een online themaviewer van Rubriek 55 ter beschikking. Op
volgende link kan deze geraadpleegd worden: http://www.dov.vlaanderen.be/rubriek55/. Meer
gedetailleerde uitleg in verband met deze rubriek kan teruggevonden worden op de website van DOV
(https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/themaviewerr55.html).
De online toepassing helpt u bij het bepalen tot welke diepte er meldingsplicht is voor boringen
opgedeeld onder rubriek 55.1 (zie Figuur A.1) en vanaf welke diepte er een milieuvergunning dient
aangevraagd te worden.
Figuur A.1. Rubriek 55.1 tot 3 uit VLAREM I, online te raadplegen op: wettekst.
Op de kaart van de themaviewer zijn de waterwingebieden weergegeven, alsook de
beschermingszones type I, II en III (Figuur A.2). Via de tab ‘Zoek adres’ of ‘Zoom naar punt’ in de
linker menubalk kan de gewenste locatie opgezocht worden. Na een klik op de exacte positie op de
kaart vouwt een overzicht met de wettelijke bepalingen voor de gekozen positie open.
20
Figuur A.2. DOV themaviewer voor het bepalen van de klasse van een verticale boring (rubriek 55.1 –
VLAREM).
Figuur A.3 toont enkele mogelijke overzichten voor de 3 verschillende types
beschermingszones en voor een locatie buiten een beschermingszone. Voor boringen minder dan 2.5
meter diep is er slechts meldingsplicht, onafhankelijk van het type van de beschermingszone. Om de
wetgeving voor boringen dieper dan 2.5 meter te kennen, moet men beroep doen op het
dieptecriterium (grens waarboven er meldingsplicht en waaronder er vergunningsplicht geldt) voor die
locatie. Het vroegere indelingscriterium van de rubriek 55.1 was een louter arbitraire grens van 50
meter onder maaiveld die geen wetenschappelijke onderbouwing kende. Het huidige dieptecriterium
is wel wetenschappelijk onderbouwd vanuit het voorkomen van belangrijke kleilagen die een
bescherming bieden naar de onderliggende lagen, het voorkomen van harde lagen die specifieke
boortechnieken vereisen of het totaal ontbreken van beschermende lagen. Deze controle voert de
DOV-viewer automatisch uit, wat resulteert in het overzicht van de wetgeving voor een bepaalde
locatie in functie van de diepte, zoals weergegeven in Figuur A.3. Merk op dat er altijd mag geboord
worden binnen beschermingszone type III en op locaties buiten de beschermingszones, mits eventueel
een vergunningsplicht. Binnen beschermingszones type I en II is het verboden te boren dieper dan het
dieptecriterium.
Figuur A.3. Mogelijke overzichten afhankelijk van het type beschermingszone waarin men gelegen is.
21
Bijlage B Overzicht indeling HCOV Tabellen B.1 en B.2 geven een overzicht van de indeling van de HCOV-kartering en het verband
tussen hydrostratigrafische en lithostratigrafische eenheden volgens Robeyn en Hoes (2011).
Tabel B.1. Verband tussen hydrostratigrafische eenheden (HCOV) en lithostratigrafische eenheden
(formaties) volgens Robeyn en Hoes (2011).
Lithostratigrafie Bewerking op diktemodellen uit HCOV-kartering
Dekzand (λ zand van Lede) d0100 + geogr. opdeling
Loess (λ Formatie van Eigenbilzen) d0100 + geogr. opdeling
Vlaamse Vallei d0100 + geogr. opdeling
Maasgrinden d0100 + geogr. opdeling
Kempen Klei d0220
(Merksplas)/Brasschaat d0231
Lillo/(Poederlee/Mol/Kiezeloöliet) d0210 + d0230 - d0231
(Kattendijk)/Kasterlee d0240 + d0251
Diest d0252
Bolderberg d0253
Berchem d0254
Voort/Eigenbilzen d0255 + d0256
Boom d0300
Bilzen d0410 + d0420 + d0431 + 0435
Borgloon d0430 – d0431 – 0435 + d0440
(Zelzate)/Sint-Huibrechts-Hern d0450
Maldegem d0500 + d0611
Lede d0610 – d0611
Brussel d0620
Aalter d0630
Gentbrugge d0640 + d0700
Tielt d0800 + d0910
Kortrijk d0920
Tienen d1010 + d1020 + geogr. opdeling
Hannut d1010 + d1020 + geogr. opdeling
Heers/(Opglabbeek) d1030
Maastricht d1100
Rots d1200 + d1300
22
Tabel B.2. Overzicht HCOV-codering met overeenkomstige formaties volgens Robeyn en Hoes (2011).
Hoofdeenheid Sub-eenheid Basiseenheid Formatie
0000 ONBEPAALD
0100 Quartaire
Aquifersystemen
0110 Ophogingen
Quartair -
geografische
opdeling volgens
kaart Bogemans 2005
(dekzand en
zandleem, loess,
Vlaamse Vallei +
Kustvlakte,
Maasgrind)
0120 Duinen
0130
0131 Kleiige polderafzettingen
van de kustvlakte
0132 Kleiige polderafzettingen
van het Meetjesland
0133 Kleiige polderafzettingen
van Waasland-Antwerpen
0134 Zandige kreekruggen
0135 Veen-kleiige poelgronden
0140 Alluviale
deklagen
0150 Deklagen
0151 Zandige deklagen
0152 Zand-lemige deklagen
0153 Lemige deklagen
0154 Kleiige deklagen
0160 Pleistocene
afzettingen
0161 Pleistoceen van de
Kustvlakte
0162 Pleistoceen van de Vlaamse
Vallei
0163 Pleistoceen van de
riviervalleien
0170 Maas- en
Rijnafzettingen
0171 Afzettingen Hoofdterras
0172 Afzettingen
Tussenterrassen
0173 Afzettingen Maasvlakte
0200 Kempens
Aquifersysteem
0210
Afzettingen ten
noorden van de
Feldbiss-
breukzone
0211 Zandige eenheid boven de
Brunssum I-klei Lillo(/ Poederlee/
Mol/ Kiezeloöliet)
(1)
0212 Brunssum I-klei
0213 Zand van Pey
0214 Brunssum II-klei
0215 Zand van Waubach
0220
Klei-zand-
complex van de
Kempen
0221 Klei van Turnhout
Kempen Klei 0222 Zand van Beerse
0223 Klei van Rijkevorsel
0230
Pleistoceen en
Plioceen
Aquifer
0231 Zanden van Brasschaat
en/of Merksplas Merksplas/Brasschaat
0232 Zand van Mol Lillo(/ Poederlee/
Mol/ Kiezeloöliet)
(2)
0233 Zandige top van Lillo
0234 Zand van Poederlee en/of
zandige top van Kasterlee
0240 Pliocene kleiige
laag
0241
Kleiig deel van Lillo en/of
van de overgang Lillo-
Kattendijk
(Kasterlee/)
Kattendijk 0242
Kleiige overgang tussen de
zanden van Kasterlee en
Diest
0250 Mioceen
Aquifersysteem
0251 Zand van Kattendijk en/of
onderste zandlaag van Lillo
0252 Zand van Diest Diest
0253 Zand van Bolderberg Bolderberg
0254 Zanden van Berchem en/of
Voort Berchem
0255 Klei van Veldhoven Voort/ Eigenbilzen
0256 Zand van Eigenbilzen
23
Tabel B.2. Vervolg (1).
Hoofdeenheid Sub-eenheid Basiseenheid Formatie
0300 Boom Aquitard
301 Kleiig deel van Eigenbilzen
Boom 302 Klei van Putte
303 Klei van Terhagen
304 Klei van Belsele-Waas
0400 Oligoceen
Aquifersysteem
0410 Zand van
Kerniel Zand van Kerniel
Bilzen (1) 0420
Klei van Kleine-
Spouwen Klei van Kleine-Spouwen
0430 Ruisbroek-Berg
Aquifer
0431 Zand van Berg
0432 Zand van Kerkom
Borgloon (1) 0433 Kleiig zand van Oude
Biezen
0434 Zand van Boutersem
0435 Zand van Ruisbroek Bilzen (2)
0436 Zand van Wintham
Borgloon (2) 0440
Tongeren
Aquitard
0441 Klei van Henis
0442 Klei van Watervliet
0450 Onder-Oligoceen
Aquifersysteem
0451 Zand van Neerrepen Zelzate/ Sint-
Huibrechts-
Hern
0452 Zand-klei van
Grimmertingen
0453 Kleiig zand van Bassevelde
0500 Bartoon
Aquitardsysteem
0501 Klei van Onderdijke
Maldegem
0502 Zand van Buisputten
0503 Klei van Zomergem
0504 Zand van Onderdale
0505 Kleien van Ursel en/of Asse
0600
Ledo
Paniseliaan
Brusseliaan
Aquifersysteem
0610 Wemmel-Lede
Aquifer
0611 Zand van Wemmel
0612 Zand van Lede Lede
0620 Zand van
Brussel Zand van Brussel Brussel
0630
Afzettingen van
het Boven-
Paniseliaan
0631 Zanden van Aalter en/of
Oedelem Aalter
0632 Zandige klei van Beernem
0640
Zandige
afzettingen van
het Onder-
Paniseliaan
Zand van Vlierzele en/of
Aalterbrugge Gentbrugge
0700 Paniseliaan
Aquitard
0701 Klei van Pittem
0702 Klei van Merelbeke
0800 Ieperiaan
Aquifer Zand van Egem en/of Mont-Panisel
Tielt
0900 Ieperiaan
Aquitardsysteem
0910 Silt van
Kortemark Silt van Kortemark
0920 Afzettingen van
Kortrijk
0921 Klei van Aalbeke
Kortrijk
0922 Klei van Moen
0923 Zand van Mons-en-Pévèle
0924 Klei van Saint-Maur
0925 Klei van Mont-Héribu
24
Tabel B.2. Vervolg (2).
Hoofdeenheid Sub-eenheid Basiseenheid Formatie
1000 Paleoceen
Aquifersysteem
1010 Landeniaan
Aquifersysteem
1011 Zand van Knokke
Tienen/Hannut
(+geografische
opdeling)
1012 Zandige afzettingen van
Loksbergen en/of Dormaal
1013 Zand van Grandglise
1014 Kleiig deel van Lincent
1015 Versteend deel van Lincent
1020
Landeniaan en
Heersiaan
Aquitard
1021 Siltige afzetting van Halen
1022 Klei van Waterschei
1023 Slecht doorlatend deel van
de Mergels van Gelinden
1030
Heersiaan en
Opglabbeek
Aquifersysteem
1031 Doorlatend deel van de
Mergels van Gelinden
Heers(/
Opglabbeek)
1032 Zand van Orp
1033 Zand van Eisden
1034 Klei van Opoeteren
1035 Zand van Maasmechelen
1100 Krijt
Aquifersysteem
1110 Krijt Aquifer
1111 Kalksteen van Houthem
Maastricht
1112 Tufkrijt van Maastricht
1113 Krijt van Gulpen
1120 Afzettingen van
Vaals Smectiet van Herve
1130 Zand van Aken Zand van Aken
1140
Turoonmergels
op Massief van
Brabant
1150 Wealdiaan
1200 Jura - Trias
Perm
1210 Jura
Rots
1220 Trias
1230 Perm
1300 Sokkel
1310
Boven-Carboon
"Steenkoolterrein
en -lagen"
1320 Kolenkalk
1330 Devoon
1340
Cambro-Siluur
Massief van
Brabant
25
Bijlage C Overzicht TRT’s voor toetsing geschiktheidskaarten
Bijlage C.1 Uitvoeringsparameters TRT
Tabel C.1. Overzicht van de uitvoeringsparameters van de TRT’s voor de toetsing van de geschiktheidskaarten.
Site A. B. C. D. E. F.
Uitvoerder Firma A Firma A Firma A Firma A Firma A Firma A
Diepte 45m 52m 100m 100m 125m 100m
Diameter 180mm 130mm 130mm 180mm 180mm 130mm
Bodem- Dubbele U-lus Dubbele U-lus Dubbele U-lus Dubbele U-lus Dubbele U-lus Dubbele U-lus
Lussen HDPE HDPE HDPE HDPE HDPE HDPE
ø 32mm PN10 ø 32mm PN10
ø 32mm PN10
(Afstandhouders) ø 32mm PN10 ø 32mm PN10 ø 32mm PN10
Aanvulling boorgat
Z-C-B-specie Z-C-B-specie
Geotherm-X
Z-C-B-specie
W/B/Z/C:
40:25:25:10
W/B/Z/C:
40:25:25:10
W/B/Z/C:
40:25:25:10
Onderuit opgevuld
m.b.v. een hoge
drukpomp
Onderuit opgevuld
m.b.v. een hoge
drukpomp
Onderuit opgevuld
m.b.v. een hoge
drukpomp
Tijd tussen boring en test 27 dagen 3 dagen 7 dagen 4 dagen ? 12 dagen
Duur van de test 91.38 uur 89.47 uur 184.58 uur 89 uur 91.87 uur 145.88 uur
Volume rondgepompt 92.48 m³ 46.12 m³ 187.34 m³ 73 m³ 93.51 m³ 119.55 m³/uur
Gemiddelde waterdebiet 0.5 m³/uur 0.5 m³/uur 1.01 m³/uur 0.82 m³/uur 1.018 m³/uur 0.82 m³/uur
Gemiddeld vermogen 2353W 2392W 4529W 6468W 4658 W 4572.15 W
Gemiddelde
temperatuurverschil 2°C 4°C 3.84°C 6.8°C 4°C 4.76°C
Ongestoorde
bodemtemperatuur 12.6°C 10.7°C 12°C 12.8°C 12°C 12.7°C
Warmtegeleidingscoëfficient 2.5 W/(m.K) 1.9 W/(mK) 1.6 W/(mK) 1.52 W/(mK) 2.1 W/(mK) 1.6 W/(mK)
Boorgatweerstand Rb 0.07 mK/W 0.09 mK/W 0.11 mK/W 0.158 mK/W 0.11 mK/W 0.12 mK/W
Grondwaterstroming? Ja, naburige
groundwater-
winning?
Geen indicatie cfr goede
convergentie Ja
Ja, vermoedelijk, cfr
non-lineaariteit
Geen indicatie cfr
goede convergentie
Duidelijke invloed van
grondwaterstroming,
λ stijgt i.f.v. de tijd
26
Tabel C.1. Vervolg.
Site G. H. I. J. K.
Uitvoerder Firma B Firma C Firma C Firma C Firma D
Diepte 80+1m 100m 102m 97m 110m
Diameter 130mm 130mm 150mm 160mm ?
Bodemlussen Dubbele U-lus
(afstandhouders elke 2m) Dubbele U-lus Dubbele U-lus Dubbele U-lus Dubbele U-lus
HDPE 100 PE PE PE ?
ø 32mm PN 16 ø 32mm PN 16 ø 32mm PN 16 ø 32mm PN 16 ?
Aanvulling boorgat Geoterm-X Geoterm-X Thermocem Heidelberg Geotherm X-GR ?
Tijd tussen boring en test ? 15 dagen ? 21 dagen 33 dagen ?
Duur van de test meer dan 62 uur (?) 141 uur 95 uur 94 uur 71 uur ?
Volume rondgepompt ? 79 m³ 68.4 m³ 68 m³ 206 m³ ?
Gemiddelde waterdebiet 0.981 m³/uur 0.558 m³/uur 0.72 m³/uur 0.72 m³/uur 2.9 m³/uur ?
Gemiddeld vermogen 4562 W 3104 W 2116 W 3043 W 3040 W ?
Gemiddelde temperatuurverschil 4.0°C
? (4.9°C op het eind van
de test)
? (2.6°C op het eind van
de test)
? (3.7°C op het
eind van de test)
? (0.9°C op het
eind van de test) ?
Ongestoorde bodemtemperatuur 12.6±0.3°C 11.5°C 12.6°C 11.9°C 11.8°C 13.4°C
Warmtegeleidingscoëfficient 1.34±0.039 W/mK 1.53 W/mK 2.2 W/mK 2.327 W/mK 2.651 W/mK 2.06 W/mK
Boorgatweerstand Rb 0.094±0.028mK/W 0.136 mK/W 0.107 mK/W 0.141 mK/W 0.111 mK/W 0.070 mK/W
Grondwaterstroming? Geen indicatie, goede
convergentie
Geen indicatie, goede
convergentie
Geen indicatie, goede
convergentie
Geen indicatie,
goede
convergentie
Geen indicatie,
goede
convergentie
?
27
Tabel C.1. Vervolg.
Site L. M. N. O.
Uitvoerder Firma A Firma C Firma C Firma A
Diepte 124m 100m 100m 75m
Diameter 130mm 160mm 160mm 130mm
Bodemlussen Dubbele U-lus Dubbele U-lus Dubbele U-lus Dubbele U-lus
HDPE PE PE HDPE
ø 32mm PN 10 ø 32 x 2.9 mm PN 16 ø 32 x 2.9 mm PN 16 ø 32 x 3 mm PN 10
Aanvulling boorgat ? Geotherm-X Geotherm-X Brunnen Dammer Type 1
Tijd tussen boring en test ? Een aantal weken Een aantal weken Voldoende groot'
Duur van de test 50.13 uur 67 uur 119 uur 49.75 uur
Volume rondgepompt 50.69 m³ 40.2 m³ 71.4 m³ 51.13 m³
Gemiddelde waterdebiet 1.011 m³/uur 0.6 m³/uur 0.6 m³/uur 1.028 m³/uur
Gemiddeld vermogen 6978 W 1740 W 1673 W 5809 W
Gemiddelde
temperatuurverschil
6.0 °C 2.4 °C (einde van de test) 2.4 °C (einde van de test) 5.0 °C
Ongestoorde
bodemtemperatuur
12.7°C 12.2 °C 12.3 °C 11.5 °C
Warmtegeleidingscoëfficient 1.55 W/mK 1.81 W/mK 1.79 W/mK 1.82 W/mK
Boorgatweerstand Rb 0.108 mK/W 0.129 mK/W 0.132 mK/W 0.11-0.12 mK/W
Grondwaterstroming? ? Geen indicatie,
convergentie
Geen indicatie,
convergentie
Waterstroming!
28
Bijlage C.2 Geologie ter plaatse (boring en HCOV)
Voor alle sites wordt in deze bijlage de plaatselijke geologie besproken. Links in de tabel staat de beschrijving uit het TRT-rapport (op basis van de TRT-
boorgegevens en eventueel ook DOV-boringen). Rechts is de beschrijving gegeven op basis van de HCOV-kartering.
Site A
Lengte warmtewisselaar: 45 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 2.5 W/mK.
Bron: TRT rapport - boringen DOV
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m)
Beschrijving
grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(45m)
0 6 6 Leem Kwartair Type 2 Loess 0150 Quartair - deklagen geograf. 12.28 12.28
6 45 39 Fijn zand Formatie van Brussel
0620 Brussel 22.85 22.85
45 68 23 Klei Groep van Ieper
0920 Kortrijk 35.29 9.87
Boringen DOV: kb31d88e-B516/B915/B591
1020 Tienen/Hannut geograf. 29.58
Hannut, zie isohypsen basis
Site B
Lengte warmtewisselaar: 52 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.9 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(52m)
0 0.5 0.5 Teelaarde en steenpuin Type 2 Loess
0150 Quartair - deklagen geograf. 7.21 7.21 0.5 9 8.5 Bruine leem Kwartair Type 2 Loess
9 11.5 2.5 Bruin zand Kwartair Type 2 Loess
11.5 14 2.5 Grijze zandige leem
Formatie van Kortrijk
0920 Kortrijk 28.47 28.47 14 15.5 1.5 Zandige klei met keien
15.5 39 23.5 Klei en zandige klei
39 45 6 Zandige klei
1010 Tienen/Hannut geograf. 7.08 7.08
45 52 7 Rode zandige klei en rots Primaire sokkel
Primaire rots 57.24 9.24
Hannut, zie isohypsen basis
29
Site C
Lengte warmtewisselaar: 100 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.6 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(100m)
0 8 8 Alluviale afzettingen -
slappe klei Kwartair Type 3 Vlaamse Vallei
0162 Quartair - Pleist.
Vlaamse Vallei geograf. 16.01 16.01
8 25 17 Fluviatiele afzettingen -
grof tot middelmatig zand Kwartair Type 3 Vlaamse Vallei
25 94 69 Stijve klei Formatie van Kortrijk
0920 Kortrijk 76.75 76.75
94 100 6 Stijve klei Formatie van Landen
1010 Tienen/Hannut geograf. 7.24 7.24
*Groep van Landen: Formaties van Hannut en Tienen
Hannut, zie isohypsen basis
Site D
Lengte warmtewisselaar: 100 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.52 W/mK
Bron: TRT rapport - boringen DOV
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy kwartair HCOV-code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(100m)
0 25 25 Middelmatig fijn zand Kwartair Type 13c Vlaamse Vallei
+ kustvlakte
0131+0135+
0150+0161
Quartair - klei,
veen, deklagen,
kustvlakte
geograf. 29.18 29.18
25 100 75 Klei
Formatie
van Kortrijk
Tielt 2.62 2.62
100 135 35
Kortrijk 68.2 68.2
Boringen DOV: kb12d36w-91 en kb12d36w-b107
30
Site E
Lengte warmtewisselaar: 125 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 2.1 W/mK
Bron: TRT rapport - boring DOV + DOV tertiaire kaart (WTCB)
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie (WTCB)
DOV
kwartair
VITO/
Terra
Energy
kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(125m)
0 6 6 Fijn bruin zand Kwartair Type 1 Dekzand 0150 Quartair -
deklagen geograf. 3.5 3.5
6 40 34 Stijve klei Formatie van Boom Formatie van
Eigenbilzen 0252 Diest 1.4 1.4
40 50 10 Fijn grijs zand Formatie van Bilzen Formatie van Bilzen 0254 Berchem 3.4 3.4
50 70 20 Fijn grijs glauconiethoudend zand Formatie van Zelzate Groep van Tongeren
(bestaat uit Formatie
van Borgloon, Sint-
Huibrechts Hern en/of Zand van
Zelzate)
0300 Boom 33.6 33.6
70 84 14 Fijn kwartsachtig grijs-groen
glauconietzand
Formatie van
Maldegem
0431+
0435 Bilzen +6m 6 6
84 90 6 Fijn kwartsachtig grijs-groen
glauconietzand met klei
Formatie van
Maldegem
0430-
0431-
0435
Borgloon -6m 22.3 22.3
90 100 10
Fijn kwartsachtig grijs-groen
glauconietzand met Nummulites
variolarius
Formatie van
Maldegem
Formatie
van Lede 0450
Zelzate/Sint-
Huibrechts-
Hern
6.7 6.7
100 106 6
Fijn kwartsachtig grijs-groen
glauconietzand met Nummulites
variolarius
Formatie van Lede Formatie
van Lede 0500 Maldegem +6m 22.4 22.4
106 110 4 Zeer fijn glauconietzand Formatie van Brussel Groep
van Ieper 0610 Lede -6m 0.6 2.5
110 125 15 ? Formatie van Brussel -
0620 Brussel 23.1
Boringen DOV: kb24d60w-B153
* Het schuingedrukte onder ‘DOV kwartair’ en ‘VITO/Terra Energy kwartair’ is de interpretatie uit het TRT-rapport.
31
Site F
Lengte warmtewisselaar: 100 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.6 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy kwartair HCOV-code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(100m)
0 4 4 Aanvulling steenpuin Kwartair Type 1c Dekzand 0110+0133+
0134+0150+
0163
Quartair
(ophogingen, klei,
zand, deklagen, Pl.
rivierdalen)
geograf. 10.17 10.17 4 12.5 8.5
Grijs zand met dunne
lagen zandige klei en
schelpen
Formatie van Lillo
12.5 19.5 7 Grof donkergrijs zand Formatie van Kattendijk
0251 Kattendijk/Kasterlee 5.48 5.48
19.5 27 7.5 Grof donkergrijs zand,
dunne lagen zandige klei Formatie van Berchem
0254 Berchem 10.22 10.22
27 89 62 Klei met versteende
insluitsels Formatie van Boom
0300 Boom 74.12 74.12
89 100 11 Zandige klei Formatie van Zelzate
0431+0435 Bilzen +6m
Site G
Lengte warmtewisselaar: 80 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.34 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(80m)
0 2 2 Teelaarde Kwartair Type 1 Dekzand 0150+0163 Quartair - deklagen +
Pl. rivierdalen geograf. 3.62 3.62
2 12 10 Grijs zand (Kw. +) Formatie van Lillo
0233 Lillo 2.97 2.97
0240+0251 Kattendijk/Kasterlee 6.81 6.81
12 24 12 Grijs zand met veel
grove schelpfragmenten Formatie van Kattendijk
0252 Diest 5.04 5.04
24 44 20 Groen-grijs zand met
kleine schelpfragmenten Formatie van Diest
0254 Berchem 19.79 19.79
44 70 26 Grijs-groene klei, stijf
met harde banken Formatie van Boom 0300 Boom 61.78 41.78
70 80 10 Grijs-groene klei, stijf
32
Site H
Lengte warmtewisselaar: 100 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.53 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(100m)
0 0.1 0.1 Teelaarde Kwartair Type 3 Vlaamse Vallei
0150
Quartair
-
deklagen
geograf. 14.47 14.47 0.1 4 3.9
Leem, weinig fijn zandhoudend,
sterk kleihoudend, bruin Kwartair
4 8 4 Klei, heel weinig fijn
zandhoudend, grijs Formatie van Tielt
0920 Kortrijk 85.53 85.53
8 100 92 Grijze, stijve klei
(Form. v. Tielt +)
Formatie van Kortrijk
100 102 2
Site I
Lengte warmtewisselaar: 102 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 2.2 W/mK
Bron: boringen DOV
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy
kwartair
HCOV-code Formatie Opm. Dikte
(100m)
Dikte
(102m)
0 2.5 2.5 Teelaarde, zand Kwartair Type 1 Dekzand 0150 Quartair - deklagen geograf. 1.9 1.9
2.5 6 3.5 Klei (Lid Belsele-Waas) Formatie van Boom
0300 Boom 6.58 6.58
6 20 14 Zand (Lid v. Ruisbroek) Formatie van Zelzate
0431+0435 Bilzen +6m 6 6
0430-0431-
0435+0440 Borgloon -6m 10.6 10.6
0450 Zelzate/Sint-
Huibrechts-Hern 15.43 15.43
20 70 50 QGis (GVL) Formatie van Maldegem
0500 Maldegem +6m 48.39 48.39
70 80 10 QGis (GVL) Formatie van Lede
0610 Lede -6m 9.73 9.73
80 102 22 QGis (GVL) Formatie van
Gentbrugge 0640 Gentbrugge 1.38 3.38
Boringen DOV: kb15d42w-B593/B166/B138
33
Site J
Lengte warmtewisselaar: 97 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 2.3/2.7 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy
kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(97m)
0 17 17 Bruin grof grind (tot 5cm) Kwartair Type 31 Maas-
afzettingen 0150+0171
Quartair
(deklagen+maasgrind) geograf. 11.82 11.82
17 40 23 Grijs-bruin fijn zand
Formatie van Bolderberg
0253 Bolderberg 49.05 49.05 40 60 20 Donkerbruin fijn zand
60 78 18 Groen-grijs fijn zand
78 96 18 Groen-grijs fijn zand,
kleihoudend Formatie van Voort
0256 Voort/Eigenbilzen 26.88 26.88
96 97 1 Klei Formatie van Eigenbilzen
0300 Boom 12.25 9.25
Site K
Lengte warmtewisselaar: 110 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 2.06 W/mK
Bron: boringen DOV
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy
kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(110m)
0 14 14 Leem, klei, zand Kwartair Type 3a Loess(!) 0140+0163 Quartair (deklagen
+ Pl. rivierdalen) geograf. 14.38 14.38
14 33 19 Klei, grijs, zandhoudend Formatie van Kortrijk
0920 Kortrijk 19.31 19.31
33 57 24 Vooral klei met enkele banken
van zandsteen en zand Formatie van Hannut
1010 Tienen/Hannut geograf. 19.71 19.71
57 82 25 Schist Primaire sokkel
Primaire rots 46.59 56.59
82 110 28 ? primair? ? primair?
Boringen DOV: kb31d102w-B710
34
Site L
Lengte warmtewisselaar: 124 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.55 W/mK
Bron: boringen DOV
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy
kwartair
HCOV-code Formatie Opm. Dikte
(100m)
Dikte
(124m)
0 0.9 0.9 Lemig zand Quartair Type 1 Dekzand 0150 Quartair - deklagen geograf. 2.66 2.66
0.9 14.6 13.7 Klei, kleiig fijn zand Lid van Egem (F. Tielt) 0700 Gentbrugge 1.53 1.53
14.6 35 20.4 Klei Lid van Kortemark (F.
Tielt) 0800 Tielt 8.60 8.60
35 98 63 Klei Lid van Aalbeke en Moen
(F. Kortrijk) 0910 Tielt 22.37 22.37
98 124 26 Klei Lid van Saint Maur en
Mont-Héribu (F. Kortrijk)
124 149 25 Klei Lid van Saint Maur en
Mont-Héribu (F. Kortrijk) 0920 Kortrijk 64.83 88.83
Boring DOV: kb20d52e-B207
Site M
Lengte warmtewisselaar: 100 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.81 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy
kwartair
HCOV-code Formatie Opm. Dikte
(100m)
Dikte
(100m)
0 19 19 zand Quartaire afzettingen Type 13c kustvlakte 0131 Quartair - Klei
(kustvlakte) geograf. 3.36 3.36
19 100 81 grijs zand tot klei-zand Formatie van Kortrijk
0134 Quartair - Zand
(kustvlakte) geograf. 12.31 12.31
0161
Pleistoceen van de
kustvlakte geograf. 3.74 3.74
0910 Tielt 12.12 12.12
0920 Kortrijk 68.47 68.47
35
Site N
Lengte warmtewisselaar: 100 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.79 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy
kwartair
HCOV-
code Formatie Opm.
Dikte
(100m)
Dikte
(100m)
0 18 18 zand Quartaire afzettingen Type 11c kustvlakte 0131 Quartair - Klei (kustvlakte) geograf. 2.11 2.11
18 100 82 grijs zand tot klei-zand Formatie van Tielt tot
Formatie van Kortrijk 0134 Quartair - Zand (kustvlakte) geograf. 6.47 6.47
0150
Quartair - Deklagen
(dekzand) geograf. 9.90 9.90
0161
Pleistoceen van de
kustvlakte geograf. 1.77 1.77
0910 Tielt 7.23 7.23
0920 Kortrijk 72.52 72.52
Site O
Lengte warmtewisselaar: 75 meter.
Warmtegeleidingscoëfficiënt: 1.82 W/mK
Bron: TRT rapport - TRT boring
Van
(m)
Tot
(m)
Dikte
(m) Beschrijving grondsoort Formatie
DOV
kwartair
VITO/Terra
Energy
kwartair
HCOV-code Formatie Opm. Dikte
(100m)
Dikte
(75m)
0 3 3 leem Quartaire afzettingen Type - loess 0150 Quartair - deklagen geograf. 6.17 6.17
3 12 9 kleiig fijn zand -
ijzerknollen
Formatie van St.-
Huibrechts-Hern 0620 Brussel 47.74 47.74
12 67 55 homogeen fijn tot grof zand Formatie van Brussel
1020 Tienen/Hannut 10.24 10.24
67 79.8 12.8 silex houdende mergel Formatie van Hannut
Primaire rots 35.85 10.85
79.8 81 1.2 schalie en zandsteen Massief van Brabant
Boring DOV: vgmperceel6-B120
36
Bijlage D Raadplegen Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV)
Bijlage D.1 Algemene DOV-viewer
Op de website van het DOV zijn verschillende handleidingen beschikbaar over hoe de algemene
DOV-viewer te gebruiken om bepaalde informatie op te zoeken. Deze handleidingen kan men
raadplegen op https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/handleiding.html en zijn zeer handig om kennis
te maken met de verschillende tools in de bovenbalk van de DOV-viewer. Ter aanvulling wordt hier
de algemene werkwijze nog eens kort overlopen.
De algemene DOV-viewer wordt geopend via de link in de linker kolom (onder het menu
Viewers) op de startpagina van de website van Databank Ondergrond Vlaanderen
(https://dov.vlaanderen.be/). De algemene DOV-viewer wordt vervolgens in een nieuw venster
geopend. Let dus op dat je browser pop-ups van de DOV-website toelaat. Bovendien raadt DOV aan
Internet Explorer versie 9 (of hoger), Mozilla Firefox versie 16 (of hoger) of Google Chrome te
gebruiken als browser voor een correcte werking.
De algemene DOV-viewer geeft standaard de tertiaire kaart van Vlaanderen weer, met daarboven de
provinciegrenzen. Zoomt men verder in op een bepaalde locatie met de zoom-tools
krijgt men afhankelijk van het ingezoomde niveau de topografische kaart (schaal 1/100 000) of nog
verder ingezoomd de topografische kaart (schaal 1/10 000) te zien. Door met de cursor over de kaart
heen te bewegen kan men bovendien op elk ingezoomd niveau de Lambertcoördinaten (X,Y) van de
plaats waar de cursor zich bevindt volgen in de linkerbenedenhoek van de kaart.
37
Nu, het feit dat je op meer ingezoomde niveaus de topografische
kaart te zien krijgt is te wijten aan het feit dat deze zijn aangevinkt
in het ‘lagen-menu’ aan de linkerkant van de DOV-viewer (zoals
hiernaast weergegeven, het submenu ‘Ondergrondkaarten’ is
bovendien opengeklapt door op het ‘+’-symbool ernaast te klikken).
Lagen die in dit menu zijn aangevinkt worden op elkaar afgebeeld
met de laag bovenaan in de lijst als bovenste laag. In het geval van
de overzichtskaart van Vlaanderen die in het begin te zien is, zijn de
topografische kaarten te gedetailleerd en kunnen ze niet
weergegeven worden. Daarom wordt de eerste laag waarvoor de
schaal het toelaat ze te plotten weergegeven. Meer ingezoomd
wordt het dan weer wel mogelijk de topografische kaarten weer te
geven, waardoor ze over de Tertiaire kaart heen worden geplaatst en
deze volledig afdekken. Vink je de topografische kaarten uit in het
linker menu en klik je op , dan krijg je de
Tertiaire kaart wel te zien op meer ingezoomde niveaus. Indien men
daarenboven ook ‘Topokaart 1/100000 zw’ of ‘Topokaart 1/100000
zw’ aanvinkt, krijgt men bovenop de Tertiaire kaart een min of
meer doorzichtige (zwart-wit) topografische kaart die enige
oriëntatie min of meer toelaat.
Volgens hetzelfde principe kunnen nu ook andere lagen aangevinkt
worden in het ‘lagen-menu’ en weergegeven worden door op
‘Vernieuw de kaart’ te klikken. Zo kan men bijvoorbeeld boringen
en sonderingen weergeven. Let wel op dat men voldoende dient in
te zoomen om ze te kunnen zien.
Interessant om weten is dat onder het submenu ‘Overlegkaarten’ >
‘Isohypsen’ de isohypsen van de Tertiaire formaties kunnen
teruggevonden worden (een isohypse of hoogtelijn is een lijn die
punten met eenzelfde hoogte (bijv. t.o.v. het zeeniveau) met elkaar
verbindt).
Lambertcoördinaten
38
De legende van weergegeven kaarten kan geraadpleegd worden door bovenin het ‘lagen-menu’ op de
tab ‘Legende’ te klikken. Daarnaast kan men lokaal ook informatie opvragen door eerst op één van
volgende icoontjes te klikken: of . Het verschil tussen beiden is dat je door op het eerste
icoontje te klikken vervolgens attribuutinformatie kan opvragen van een puntgegeven uit een
actieve puntenlaag. Je maakt van een geselecteerde laag een ‘actieve puntenlaag’ door het bolletje
voor deze laag te activeren (merk op dat er slechts één geactiveerde laag kan geselecteerd worden).
Wil je bijvoorbeeld de beschikbare gegevens van een boring opvragen, dan vink je de laag ‘boringen’
aan en activeer je het bolletje van deze laag. Vervolgens klik je op en daarna op het groene
bolletje van de boring op de kaart waarvan je de informatie wilt zien. Een nieuw ‘pop-up’-venster
verschijnt met samenvattende informatie over de boring. Vanuit dit venster kan ook een pdf-file
geopend worden met meer gedetailleerde informatie.
Het verschil met volgend icoontje is dat je door eerst hierop te klikken vervolgens informatie
kan opvragen op een bepaalde locatie over alle aangevinkte lagen (toch wordt voor het opvragen van
boor- of sondeergegevens het eerste icoontje aangeraden).
Zoals reeds vermeld kan men naar een bepaalde locatie gaan door gebruik te maken van de zoom-
tools . Een alternatieve manier bestaat eruit gebruik te maken van de
-knop, die het mogelijk maakt rechtstreeks naar een bepaalde gemeente, X-Y Lambertcoördinaat,
kaartblad of cirkel met zelf gekozen straal en middelpunt te zoomen.
Ten slotte is het nog de moeite te vermelden dat met volgende icoontjes meer dan 1
gegeven kan geselecteerd worden op de kaart door het vormen van respectievelijk een rechthoek, een
veelhoek of een cirkel. Door middel van deze knop kan vervolgens de attribuutinformatie
opgevraagd worden van de selectieset van puntgegevens uit een actieve puntenlaag (d.i. de puntenlaag
(boringen, sonderingen, etc.) waarvan het bolletje is geactiveerd).
39
Bijlage D.2 Bepalen van lokale bodemopbouw
Bijlage D.2.1 Aan de hand van isohypsen Tertiair en voorkomen Quartair
Isohypsen of hoogtelijnen zijn lijnen die punten met eenzelfde
hoogteligging t.o.v. een referentieniveau verbinden. In de DOV-
viewer kunnen de isohypsen van de basis van alle Tertiaire
formaties afzonderlijk weergegeven worden, alsook de top van het
Tertiair (in het lagenmenu onder ‘overlegkaarten’ > ‘isohypsen’, zie
figuur links). De basis van een formatie is de onderste grens van
deze formatie, de top de bovenste grens. Hoogtes zijn gegeven in
mTAW en kunnen dus zowel positief als negatief zijn. De
hoogteligging van een bepaalde locatie moet geschat worden op
basis van de topografische kaart, beschikbaar in DOV.
Voor een bepaalde locatie kan vervolgens een benaderend
geologisch profiel van het quartair en tertiair opgesteld worden door
het bepalen van de hoogteligging van de locatie, de top van het
Tertiair en de basis van alle Tertiaire lagen die op deze locatie
voorkomen. Dit laatste vergt enig zoekwerk, maar met enige
ervaring duurt dit een 10 à 20 minuten. Merk op dat op deze manier
de hoogtes slechts benaderend kunnen worden afgelezen. De
HCOV-kartering kan een veel nauwkeurigere benadering van de
werkelijkheid geven, al moet deze omgezet worden van
hydrostratigrafische eenheden naar lithostratigrafische eenheden
(volgens Tabellen B.1 en B.2).
Quartaire indeling
Het bepalen van de Quartair-categorie waarin men zich
bevindt ((1) dekzand en zandleem, (2) loess, (3) Vlaamse Vallei +
kustvlakte of (4) Maasgrinden), kan ook in de DOV-viewer
gebeuren. Laat hiervoor de voorkomensgrenzen van het Quartair
weergeven (in het lagenmenu onder ‘Ondergrondkaarten’ >
‘Quartair’) en maak van deze laag de actieve laag (bolletje naast
Quartair activeren). Vraag vervolgens de attribuutinformatie van de
laag op de specifieke locatie op met behulp van dit icoontje ,
waarna het type Quartair wordt weergegeven. Er bestaan in totaal 42
dergelijke types, die vaak nog verder onderverdeeld zijn volgens het
afzettingsmilieu (letters a tot e). Elk van deze Quartair-types kan in
een van de 4 categorieën voorgesteld door Robeyn en Hoes (2011)
worden ingedeeld volgens Tabel D.1. Hierbij dient opgemerkt
worden dat de loess-categorie wordt bepaald door de zone ten
zuiden van de rode lijn op Figuur D.1. Dit komt meestal overeen
met Quartair-type 2, maar op sommige locaties wijkt dit hiervan af.
Merk ook op dat deze afbakening van het loess-gebied niet
beschikbaar is op DOV.
40
Figuur D.1. Opdeling Quartair volgens DOV. Het gebied ten zuiden van de rode lijn komt overeen met de
loess-categorie van Robeyn en Hoes (2011).
Tabel D.1. Categorieën VITO/Terra Energy Quartair (types volgens Quartaire kaart DOV).
Dekzand en zandleem Type 1 + Type 17 t.e.m. 27 (= Noorderkempen)
Loess Type 2 & alles ten zuiden van het afgebakende loess-gebied (rode
lijn op de figuur)
Vlaamse Vallei + Kustvlakte Type 3 t.e.m. 16
Maasgrinden Type 28 tot 42 (= Kempisch plateau + Maasland)
Bijlage D.2.2 Aan de hand van boor- en/of sondeergegevens
Boor- en sondeergegevens kan men raadplegen door deze te selecteren in het lagenmenu (helemaal
bovenaan) en voldoende in te zoomen op de gewenste locatie, totdat deze puntgegevens zichtbaar
worden. Om de gegevens van één bepaalde boring of sondering op te vragen, dient deze laag
geactiveerd te worden via het bolletje in het lagenmenu. Ook is het mogelijk de gegevens van
meerdere boringen tegelijkertijd op te vragen. Deze werkwijze is reeds behandeld op het einde van
Bijlage D.1.
41
Bijlage E Indeling formaties in categorieën volgens grondtype
Tabel E.1. Overzicht van de indeling van de formaties in categorieën van grondtypes. Daarnaast is er ook een beschrijving per formatie/lid gegeven volgens
verschillende bronnen (legende Tertiaire kaart, Rapport Afdeling Water, Toelichting bij de Tertiaire kaarten).
Lithostratigrafie
Lid
Legende
Tertiaire
kaart
Categorie
grondtype
(WTCB)
Beschrijving
Rapport afd. Water
(Van Daele et al., 2000)
Beschrijving op basis van de toelichting bij de Tertiairkaarten
(Bron: https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/3tertiairkaart.html)
Dekzand (λ zand
van Lede) zand zand
Loess (λ Formatie
van Eigenbilzen) leem loess
Vlaamse Vallei
zand zandige afzettingen
Maas grinden
grind hoofdterras = kempisch
plateau
Kempen Klei
klei ingewikkeld klei-zand
complex Klei van Turnhout, Zand van Beerse, Klei van Rijkevorsel
Merksplas Me zand zand
zeer grof zand
Brasschaat Bs zand zand Bleekgrijze zanden, neigend naar grof zand
Lillo/(Poederlee/
Mol/Kiezeloöliet) Li zand
zand
zand, midden kleih. laag Fijne tot matige glauconiethoudende zanden, plaatselijk kleihoudend
(bruingrijs tot groen)
Poederlee Pd zand zand, FeZSbanken
Mol Ml zand zand
Kiezeloöliet Kz zand
Kattendijk Kd zand
kleih. zand
basisgrind glauconiet- en kleihoudend fijn zand
Kasterlee Kl kleih. zand kleih. zand met
kleihorizonten licht glauconiethoudend zand, kleihoudend, soms kleilenzen
Diest DiDn zand
kleih. zand glauconiethoudende
grofkorrelige zanden
glauconiethoudend fijn zand (grijsgroen)
DiDe zand roestbruin kleihoudend zand met ijzerzandsteen, gemiddeld 3m dik
42
Tabel E.1. Vervolg (1).
Bolderberg BbOp zand
zand zand
micarijke, fijne, zeer goed gesorteerde zanden
BbGe zand Middelmatig zand met glimmers
BbHo zand Glauconietrijk en micahoudend kleiig fijn zand
Berchem Bc zand zand zand Fijne tot matig fijne sterk glauconiethoudende zanden, onderaan meer
kleihoudend
Voort VoVo zand
kleih. zand
fijne kleiige glauconieth.
zanden
Zeer glauconietrijk kleiig middelmatig zand met zandsteenbankjes en
dunne kleilagen ~ Eigenbilzen!
VoVe klei Zeer glauconietrijk kleiig middelmatig zand met zandsteenbankjes en
dunne kleilagen ~ Eigenbilzen!
Eigenbilzen Eg zand basis: siltige klei, top:
zandiger
Kleiig fijn zand met een beetje glimmers, glauconiethoudend, onderaan
iets kleiiger
Boom BmPu klei
klei siltig en kleiig pakket
massieve klei met banden rijk aan organisch materiaal (donkergrijs)
BmTe klei klei, zwak silthoudend (grijs)
BmBw klei silthoudende klei (grijs)
Bilzen BiKe zand
kleih. zand basis: zandig, kleiige
tussenlaag, top: zandig
middelmatig zand met kleiige basis
BiKs klei zandige klei, vaak kalkhoudend tot mergelig, af en toe kalkconcreties
BiBe zand halffijn tot grof licht kleiig zand (wel mica- en glauconiethoudend)
Borgloon BoOb zand
kleih. zand klei, erboven zand
mergel en matig tot grofkorrelig zand met brakwaterschelpen
BoHe klei groene klei met zwarte ligniethoudende horizonten
BoKe-BoBt zand middelmatige tot grove kwartszanden, soms grindhoudend; Bt: ook
mergels
43
Tabel E.1. Vervolg (2).
Zelzate ZzRu zand
kleih. zand
zandig, afgesloten door
dunne kleihoudende laag
(ZzWa)
zwak kleihoudend fijn zand, glauconiethoudend (grijs tot bruin)
ZzWa klei sterk zandhoudende klei tot kleihoudend zand, glauconiet- en
glimmerhoudend (grijs tot bruin)
ZzBa zand Silthoudend en kleihoudend fijn zand, glauconiet- en glimmerhoudend
Sint-Huibrechts-
Hern ShNe zand
kleih. zand kleihoudend zand
Los fijn, groenig zand met veel glimmers
ShGr zandh. klei Zeer fijn groenig zand, glauconiet- en glimmerhoudend, onderaan veel
kleirijker
Maldegem MaOd klei
zandh. klei
onderaan grindlaag en kleiig
zand, erboven (MaAs,…)
vooral kleiig met enkele
zandige watervoerende
laagjes
zware klei, niet kalkhoudend (grijsblauw)
MaBu zand matig fijn zand, glauconiet- en glimmerhoudend (donkergrijs)
MaZo klei klei tot zware klei (grijsblauw)
MaOn zand (lemig) matig fijn zand, glauconiet- en glimmerhoudend (donkergrijs)
MaUr klei homogene klei (grijsblauw tot blauw)
MaAs klei sterk glauconiethoudende zandige klei met plaatselijk, vooral aan de
basis, grof glauconietzand
MaWe zand glauconiethoudend fijn zand, kleigehalte neemt toe naar de top, waar
het lid van Wemmel een grof glauconiethoudende klei vormt
Lede Le zand zand fijn zand, kalkZSbanken
Grijs, matig fijn tot fijn zand, kalkhoudend met Nummulites
Variolarius, soms met 3 kalkzandsteenbanken en een grindlaag aan de
basis
Brussel Br… zand + KS-
banken zand glauconieth. zand Bleekgrijze kalkhoudende zanden
44
Tabel E.1. Vervolg (3).
Aalter AaOe zand
kleih. zand vooral bovenaan zandig
matig fijn tot fijn zand, kalkhoudend, soms zeer fossielrijk (bleekgrijs) -
soms met 3 gescheiden niveaus kalkzandsteen
AaBe zandh. klei glauconiet- en glimmerhoudend, kleiig zand, met kleilaagjes
Gentbrugge GeVl zand
zandh. klei kleiig zand, zandige klei,
kleiig zand
glauconieth. fijn zand met kleilenzen, met kleilenzen, onderaan kleiig
fijn zand (grijsgroen) - dikte sterk wisselend
GePi zandh. klei glauconiethoudend kleiig zeer fijn zand afgewisseld met zandige klei
GeMe klei fijn-siltige klei met dunne zandlensjes (donkergrijs)
Tielt TtEg zand
leem fijn zand, silt
glimmer- en glauconiethoudend zeer fijn zand, afgewisseld met dunne
kleilagen
TtKo leem (silt) kleihoudende silt, met verharde dunne banken zand en silt, en met
kleilagen
Kortrijk KoAa klei
klei silt en klei, midden lokaal
zandig
Homogene, zware klei (naar het oosten toe 3 tot 5m dik)
KoMo/KoMp zandh.
klei/zand Kleiige grove silt tot fijn zand met kleilagen - zeer heterogeen lid
KoSm stijve klei Zeer fijn siltige klei met dunne intercalaties van grofsiltige klei of
kleiige zeer fijne silt (42m dik = KoSm+KoMh)
KoMh zandh. klei Afwisseling van flauconiethoudend kleiig zand of zandige klei en
compacte silthoudende klei of kleiig silt
Tienen TiKn zand
klei mergel, zand en lignietklei
Zandig en doorlatend (Rapport Afdeling Water)
TiLo zand, mergel minder zandig dan TiDo, ligniethoudende klei, bleke mergel, zandige
klei en zand
TiDo ligniet, klei,
zand
fijn zand, zware lignietrijke klei, onderaan, zandige mergel, zand tot
lemig zand
45
Tabel E.1. Vervolg (4).
Hannut HnGr zand
klei fijn zand, kleiig silt, kalkh.
klei
grijsgroen fijn tot middelmatig licht glauconiethoudend soms kleiig
zand
HnHa/HnLi zandig silt/KS grijsgroen silt tot siltige klei met zachte zandsteen of siltsteen
HnWa klei Grijze zeer harde compacte klei, kalkhoudend
Heers HsGe mergel
klei
glauconieth. mariene zand,
kalkrijke mergels
witgrijze deels versteende mergels, met een beetje glauconiet en zand
(meestal dikker dan HsOr)
HsOr kleiig zand fijne donkergroene tot grijsgroene sterk glauconiethoudende kleiige
zanden
Opglabbeek OpEi/OpOp zand/klei kalkareniet, zand en klei ligniethoudende klei - kalkareniet met daarboven zand en klei
Maastricht
tufkrijt Calcarenieten, traditioneel gekend als tufkrijt, onderaan silexbanken
(uit het Krijt)
Rots
primair