Post on 23-Mar-2016
description
115de jaargang | jan.-febr. 2011 | tweemaandelijks tijdschrift voor de beweging rond Don Bosco | Kantoor van afgifte: 3000 Leuven mail | P209042
Dichtbij
1Don Bosco
Vlaanderen
inhoud Een salesiaanse op de wereld Een kijk op de salesiaanse wereld
Jong en oud
4 Help, mijn dochter
heeft een lief
8 De Bijbel, een vreemd boek
11 Een stap achteruit?
Don Boscogewijs
6 DMOS-COMIDE helpt Haïti
7 Spelenderwijs
18 Met Urafiki op Bouwkamp
22 Maak ons overbodig
Kruispunt
Willem Vermandere 12
Zr. Marie Dominique 16
Pennenstreken
Dagboek van een bolletje spinrag 10
Oren om te horen 14
Een eenzame ster 15
Kruiswoordraadsel 20
Dichtbij 24
Hoofdredacteur Annemie Vandaele
Adviesraad R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen
Eindredactie en redactieadres Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle dbsocom@donbosco.be
Adreswijziging Don Bosco Vlaanderen Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel dedapper.marc@donbosco.be
Verantwoordelijke uitgever Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel jos.claes@donbosco.be
Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo
De bijdragen verschijnen onder de verant-woordelijkheid van de auteur.
Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.
In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be
In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org
Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’:Don Bosco Centrale vzwFr. Gaystraat 1291150 BrusselTel. 02 771 21 00IBAN: BE96 0000 1112 6405BIC: BPOTBEB1
Foto voorpagina: Etienne Leconte
3
Annemie Vandaele Hoofdredacteur | ingeblikt
De Kerk en de seksuele
moraal zijn nooit goede
vrienden geweest. De
recente uitspraken van
kerkelijke gezagsdragers
omtrent homoseksualiteit, hiv
en indirect ook in-vitrofertilisatie zijn
daarvan treffende getuigen.
De logica en belevingswereld van menige
westerling lijken dan ook steeds verder af
te drijven van het theologische keurslijf
van waaruit dergelijke uitspraken ont-
staan. De recente standpunten zijn im-
mers niet alleen bikkelhard, ze gaan ook
in tegen het concrete en vaak oprechte
verhaal van mensen, van een homopaar
dat een trouwe en duurzame relatie na-
streeft, een aidspatiënt die op een spijti-
ge manier besmet is geraakt, een koppel
dat een lange lijdensweg moet doorma-
ken om zijn diepste droom en levensver-
vulling waar te maken.
Het resultaat is dat
menigeen, betrokke-
nen, maar ook jon-
geren, godsdienst-
leerkrachten en
vele anderen, op
zo’n algemeen gel-
dend oordeel uit
Rome of Mechelen
al lang niet meer zit
te wachten. Velen keren
het zelfs de rug toe, misnoegd
wijzend op de toepassing van de seksuele
moraal in eigen kerkelijke gelederen én
de evangelische gedachte dat wie zonder
zonde is de eerste steen mag werpen.
Met alle respect, de uitspraken zijn goed
bedoeld, zegt men, en dat ze verkeerd be-
grepen werden. Maar is het dan niet de
kunst een taal te spreken die voor men-
sen bevattelijk is? Wie aids bijvoorbeeld
Dichtbijeen immanente vorm van gerechtigheid
noemt, spreekt voor het grootste deel
van de samenleving een vreemde taal en
laat dus alle ruimte, ook voor de media,
om er een eigen (al dan niet juiste) inter-
pretatie aan te geven.
Naast de verzuchting weerklinkt daarom
steeds vaker de vraag naar een instituut
dat niet van bovenuit dirigeert en redi-
geert, maar dat van onderuit gestalte
krijgt, dat mensen nabij is, op een be-
scheiden, correcte, authentieke manier
en met het nodige mededogen. Zijn de
groten uit de kerkgeschiedenis geen
mensen die niet polariseerden, maar
die trouw beoogden aan hun christelijke
idealen én aan het leven en beleven van
concrete mensen?
Het blijft dan ook één van de betrachtin-
gen van dit blad om, in het voetspoor van
Don Bosco, te vertrekken van de realiteit
zoals ze is, om steeds uit te gaan van wat
ouders, opvoeders, mensen bezighoudt
in het ruime pastorale en pedagogische
veld, en van daaruit deskundigen aan het
woord te laten die dicht bij die realiteit
staan en zo de nodige vragen kunnen
stellen en aanzetten kunnen geven.
We hopen daarom dat we u in dit nieuwe
jaar en deze nieuwe jaargang opnieuw
mogen trakteren op verfrissende artikels
en inspirerende bijdragen. Samen met
alle voorspoed in 2011, wensen we u al-
vast veel leesplezier!
4 december 2010
Kreeg u dit exemplaar bij wijze van proefnummer in de handen gestopt en wenst u het in de toekomst thuis te ontvangen? Mail dan je naam en adres naar de hoofdredacteur: annemie.vandaele@donbosco.be.
4
goed gelinkt | Tekst: Roger Burggraeve, Annemie Vandaele Foto’s: Eindredactie, sxc
Vaak hebben we het al langer door dan ze
vermoeden, maar dan, op een toch nog
onverwacht moment, krijgen we het on-
tegensprekelijk te horen: “Mama, papa,
ik heb een lief.” Paniek in eerste instan-
tie. Een lief? Allerlei dwarsverbindingen
ontstaan in ons grote hoofd: “Nu al? Ben
je daar niet te jong voor? Zou je je jonge
tijd niet beter investeren in vrienden? Of
in de jeugdbeweging? Of misschien wat
minder naar goedkope soaps zappen?
Och, kind, als je maar niet denkt dat zo’n
liefdes blijven duren, je zult wel zien” …
Maar we zwijgen, wijselijk.
TweespaltDe schrik die ons om het hart slaat wan-
neer zoon- of dochterlief het verliefde pad
inslaat, is eigenlijk niet meer dan een op-
rechte bekommernis. In de eerste plaats
gunt elke ouder zijn kind deze ervaring.
Het is immers een positieve aanduiding
van de groei van kinderen, die uit-gaan,
weg van de loutere geborgenheid van het
gezin.
Normale, gezonde ouders zien de belang-
rijkheid van die overgang en scheppen er
de ruimte voor. Maar anderzijds is er ook
het realisme, de zorg, want je weet als
ouder wel waar het begint, maar nooit
waar het eindigt en je hoopt oprecht dat
je kind goed mag terechtkomen.
KoorddanserAls ouder word je een soort koorddanser,
tussen gunnen en realistisch blijven, tus-
sen nabij zijn en afstand houden. Nabije
betrokkenheid, dat wat Don Bosco ‘amo-
revolezza’ noemde, is voor elke jongere
een belangrijke stapsteen in zijn ont-
wikkeling. Weten dat er, ook thuis, een
netwerk is waar je als kind terecht kunt
met je ervaring en ontgoocheling, is een
enorme stok achter de deur bij het zoe-
ken naar en uitbouwen van een relatie-
netwerk.
Voor een jongere is verliefdheid geen
vanzelfsprekende zaak, het is verkennen,
twijfelen, zoeken en brengt naast fascina-
tie ook ontgoocheling, spanning en vaak
een (eerste) confrontatie met verschil.
Het is belangrijk, als ouder, leerkracht of
opvoeder naar die ervaring te luisteren
en ze te respecteren. In opvoeding moet
je niet naïef, maar ook niet brutaal zijn.
Een ontgoocheling van de hand doen als
iets ‘dat iedereen meemaakt en dat over-
gaat’, betekent dat een kind zich weinig
begrepen en erkend zal voelen.
BeddingNabijheid betekent niet dat je als ouder
geen eigen idee zou mogen hebben over
de dingen. Naast de salesiaanse ‘amore-
volezza’ is er de ‘ragione’, de redelijkheid.
Hoezeer een ouder zijn kinderen het ge-
luk ook gunt, toch is er ook steeds zijn of
haar wijsheid en ervaring. Je zou het een
soort bedding voor de stroming van hun
jonge leven kunnen noemen.
In een kader dat nabij is, mag en moet die
bedding, die confrontatie, dat stootkus-
sen er ook zijn. Recente onderzoeken ge-
Over kalverliefde
hoeven we niet schamper
te doen.
Help, mijn dochter heeft een lief
›
Over relaties-in-wording
In opvoeding
moet je niet naïef,
maar ook niet brutaal zijn.
5
ven aan dat jongeren een zekere streng-
heid, een veilige vanzelfsprekendheid en
een duidelijke structuur waarderen. Als
betrokken ouder mag je dus ‘zagen’, mag
je blijven wijzen op gemaakte afspraken.
AfwasHet is dus wel gepermitteerd om af en
toe een kanttekening te plaatsen bij deze
of gene verliefdheid, om verder te den-
ken dan de neus van je kinderen lang is.
Het is zinloos frontaal tegen een puber
in te gaan en nog zinlozer te verwachten
dat hij of zij het altijd met je eens is. Maar
je mag je mening laten horen, je aarze-
ling bij het lief in kwestie bijvoorbeeld
of je bezorgdheid omdat ze een aantal
engagementen, verantwoordelijkheden
of kameraadschappen ineens van het
toneel vegen. Het hoeft niet altijd geor-
ganiseerd en in overdonderende preken,
maar thuis, aan de afwas, in de auto, ‘par
accident de route’, en individueel, zoals
Don Bosco’s oorwoordjes.
De groepJongeren groeien maar door een veelheid
aan referentiepunten. Ouders zijn één
referentiepunt; de media, jeugdboeken,
leerkrachten … enkele andere. Het zijn
stuk voor stuk bemiddelaars, ze plaatsen
een diversiteit aan ervaringen en relatie-
modellen naast elkaar. Net zoals de groep
overigens waarin jongeren zich bevinden.
Een vriendengroep is een belangrijke
schaaf en toetssteen voor hun ervaring
en speelt een cruciale rol in hun relati-
oneel leren. Ook al gaan jongeren soms
relaties aan om erbij te horen, toch is die
ervaring op zich zinvol: je wordt niet vol-
wassen zonder je plaats ten opzichte van
de groep te bepalen. En dus heeft het als
ouder niet veel zin om je kind voor die
groepsdruk af te schermen, je kunt alleen
ten gepaste tijde je mening laten horen,
niet meer, maar ook niet minder.
KortomOver kalverliefde hoeven we niet scham-
per of cynisch te doen. In elke verliefd-
heid zit een droom verborgen, de droom
van de liefde en de hoop van een liefde
die blijft duren. Jongeren zijn op dat vlak
goedgeloviger dan volwassenen. Verliefd-
heid heeft iets naïefs, iets romantisch,
iets onrealistisch, maar het is wel de ba-
sis voor het ontdekken van een liefde die
toekomst in zich draagt. Het draagt de
grote droom van iedereen in zich: die van
een verbinding waardoor verbondenheid
groeit tot verbond. Uiteindelijk zal ook
het huwelijk die droom van de verbon-
denheid opnemen, nooit op een cynische
manier, maar wel in een gelouterde en
realistische vorm.
In elke verliefdheid
zit een droom verborgen.
Als betrokken ouder
mag je 'zagen'.
Je hebt iemand nodig,stil en oprecht,
die als het erop aan komtvoor je bidt of voor je vecht.
Pas als je iemand hebtdie met je lacht en met je grient,
dan pas kun je zeggen:ik heb een vriend.
Toon Hermans
6
een woord waard | Tekst: Yannick Guldentops Foto's: DMOS-COMIDE, ANS
DMOS-COMIDE helpt Haïti
Bijna een jaar na de verwoestende aardbe-
ving van 12 januari krijgen de plannen voor
de heropbouw van Haïti concrete vorm.
Het enorme aantal giften en tekenen van
medeleven die DMOS-COMIDE de voorbije
maanden mocht ontvangen, zijn een dui-
delijk signaal dat de verbondenheid tussen
Vlaanderen en Haïti nog steeds zeer groot
is en dat de solidariteit heel sterk leeft.
SchenkingenDe vele acties in de scholen en bedrijven
en de milde schenkingen van particulieren
brachten € 562.026 op. Van het Consortium
1212 La Vie ontvingen we daarnaast de be-
vestiging dat we vanuit die inzamelacties
€ 236.330 voor de school van de zusters
van Don Bosco in Pétion-Ville en € 227.139
voor de school van de salesianen in Gressier
krijgen. Die bedragen komen bovenop de
€ 54.000 die DMOS zelf onmiddellijk na de
ramp vrijgemaakt had. Voorlopig staat de
teller dan ook op € 1.043.495. Bovendien
werd vanuit de Belgische overheid nog
eens ongeveer € 250.000 toegezegd voor
de school van de zusters in Pétion-Ville.
ProjectenDankzij die genereuze schenkingen en vele
subsidies kan DMOS-COMIDE verschillende
projecten in Haïti ondersteunen. In de eer-
ste plaats helpen we zo bij de heropbouw
van de Ecole Fondamentale van de salesi-
anen en het Institut Maria Auxiliatrice in
Pétion-Ville. Maar ook enkele kleinere pro-
jecten krijgen onze steun. In samen-
werking met Farnières-Haïti werd een
container met hulpgoederen gestuurd om
de eerste nood bij de start van het school-
jaar te lenigen. De salesiaanse school in
Fort Liberté, in het noorden van het land,
kreeg een financiële injectie. En tijdens de
grote vakantie gaan jongeren en enkele vol-
wassenen vijf weken lang met het project
mondi build de handen uit de mouwen ste-
ken bij de heropbouw.
KnowhowDMOS-COMIDE investeert niet alleen in
stenen. Ook stellen we onze kennis en erva-
ring ter beschikking om mensen ter plaatse
opleidingen en vormingen te geven en de
ontwikkelingsbureaus (OB’s) te ondersteu-
nen. Hiervoor werken we in Vlaanderen
aangepaste programma’s en vormingses-
sies uit die dan ter plaatse gegeven en op-
gevolgd worden.
De ontwikkelingsbureaus nemen een be-
langrijke plaats in binnen de werking van
DMOS-COMIDE. Het zijn de lokale partners
die ons helpen bij de uitvoering en het
beheer van de projecten. Zo staan ze mee
garant voor de correcte uitvoering en de
juiste besteding van de beschikbare mid-
delen. Investeren in ontwikkelingsbureaus
en de vorming van de lokale medewerkers,
zijn dan ook garanties voor een werking op
lange termijn.
ToekomstDe heropbouw loopt zeker niet altijd even
eenvoudig. Voor de aardbeving waren er
al heel wat moeilijkheden en na de aard-
beving volgden nieuwe rampen, zoals
ziekte-epidemieën en orkanen. Bovendien
zorgt de toestroom van internationale hulp
voor een enorme stijging van de prijzen.
Daarnaast zijn de mensen ter plaatse niet
altijd voorbereid om dergelijke grote pro-
jecten uit te voeren. Daarom zijn vorming,
opleiding, langetermijnprojecten en de
samenwerking met de OB’s in deze fase zo
belangrijk.
DMOS-COMIDE werkt in nauw overleg met
de lokale partners en de Europese salesi-
aanse ngo’s. Zo bezochten onze medewer-
kers al verschillende keren het terrein en
waren lokale verantwoordelijken van de
OB’s op bezoek voor overleg in Brussel.
De uitdagingen om het land terug op te
bouwen, blijven groot. Enkel dankzij een
blijvende solidariteit met de Haïtiaanse
bevolking en een duurzame samenwerking
heeft het land een toekomst. Hiertoe wil
DMOS-COMIDE een bescheiden steentje
bijdragen. Dankzij de solidariteit en milde
steun van zeer vele mensen is dit ook mo-
gelijk. Waarvoor van harte dank.
De verbondenheid
tussen Vlaanderen
en Haïti is nog
steeds zeer groot.
Tekst: Bert Vander Linden, Annemie Vandaele Foto's: Eindredactie, sxc | de zijlijn
7
Spelenderwijs
De verbondenheid
tussen Vlaanderen
en Haïti is nog
steeds zeer groot.
Het Italië van de negentiende eeuw, een
regio waar de kloof tussen arm en rijk
schrijnend groot wordt, waar de industri-
alisatie steeds meer leidt tot sociale on-
derdrukking, waar jongeren op heel jonge
leeftijd urenlang het werkveld worden
ingestuurd, waar de jeugdgevangenissen
kampen met een groot plaatstekort. In die
context bouwt Don Bosco zijn jeugdwerk
uit, neemt hij het op voor jongeren, zeker
voor zij die moeilijk hun plaats vinden in
die snel veranderende samenleving.
FairplayIn de kiem van het Oratorio, dat hij na veel
omzwerven opricht in Valdocco, ligt Don
Bosco’s ambitie om het anders te doen,
om jongeren alle ontwikkelingskansen te
bieden die ze verdienen. Vier principes
liggen daaraan voor hem ten grondslag:
hij wil zijn jongens een thuis bieden, een
school, een parochie én een speelplaats.
Dat laatste verraste in zekere zin. Terwijl
de speeltijd in andere onderwijsinstel-
lingen een moment van pauze was, ook
voor leerkrachten en opvoeders, was het
voor Don Bosco een essentieel onderdeel
van zijn pedagogisch programma. Het
was de plaats waar jongeren hun talen-
ten konden ontwikkelen, waar ze leerden
wat fairplay was, waar ze sociale vaardig-
heden verkenden, maar waar opvoeders
jongeren ook in hun totaliteit leerden
zien en een vertrouwensband met hen
konden opbouwen. Samen spelen biedt
jonge mensen ook op vandaag een unieke
gelegenheid om zichzelf te ontmoeten,
grenzen af te tasten, te zoeken naar de ei-
gen optimale prestatie, zich in te zetten,
te leren verliezen, samen te zoeken naar
een positief, vriendschappelijk klimaat en
te ervaren wat een gezonde geest in een
gezond lichaam betekent.
AssistentieDat Don Bosco sport en spel belangrijk
vond, blijkt alleen al uit het feit dat hij
liever zevenmaal met zijn Oratorium ver-
huisde dan die zogenoemde ‘recreatie’
op te geven. Door het lawaai dat de groep
van Don Bosco spelenderwijs veroorzaak-
te, verbood de politie hem immers vaak
het gebruik van pleinen en parken, maar
hijzelf hield voet bij stuk: “Wanneer ik ze
vrolijk zie lopen en springen, dan ben ik
zeker van mijn zaak.” Tijdens de recreatie
kregen de jongens ook steeds een grote
vrijheid en was er dus veel ruimte voor
initiatief, maar tegelijk waren er duide-
lijke afspraken: het moesten spelen
zijn waaraan iedereen kon deel-
nemen, er waren duidelijke
spelregels en men moest
respect opbrengen voor
de anderen in het spel.
Van opvoeders werd
bovendien verwacht
dat ze zich tijdens de
recreatie onder de
jongeren begaven en
meespeelden: “De leraar die men enkel
op het spreekgestoelte ziet, is een leraar
en niet meer, maar als hij samen met de
jongens deelneemt aan de ontspanning,
dan wordt hij hun broeder.” Die assiste-
rende aanwezigheid was voor Don Bosco
de basis voor elke opvoeding.
AnimatieOp vandaag nemen sport en spel in de
meeste Don Boscoscholen (en –werken)
daarom nog steeds een centrale plaats in.
Overal is er middaganimatie, vaak zijn er
laatstejaarsleerlingen die sportactivitei-
ten organiseren voor de anderen, zijn er
wedstrijden tussen de klassen en tussen
de scholen, of er zijn de Salesiaanse In-
ternationale Spelen, vakantie-initiatieven
met een sportieve inslag, enz. Maar tege-
lijk komt het samenspel ook onder druk te
staan: de speelplaats moet vaak wijken
voor een uitbreiding van de gebouwen,
de middagpauze wordt steeds kor-
ter, er is een tendens tot indi-
vidualisering van de sport …
VerderOmdat opvoeden voor
Don Bosco ook sportief
en spelenderwijs opvoe-
den was, willen we in
deze rubriek deskundi-
gen en mensen uit het
opvoedingsveld aan het
woord laten die van sport
of spel hun beroep hebben
gemaakt. In de volgende vijf
artikels leest u er dus meer over.
De salesiaanse opvoeder verheft kinderen en jongeren spelenderwijs, beeld uit Don Bosco
Oud-Heverlee door Ad Wouters, augustus 2010.
een (g)oude(n) gids | Tekst: Bénédicte Lemmelijn Foto’s: Eindredactie, sxc
8
De Bijbel, een ‘vreemd’ boek
Geloof en christendom, geen evidentie Veel woorden zijn er niet voor nodig om
te vertellen dat geloof en christendom
vandaag geen vanzelfsprekend gegeven
meer zijn. De premoderne tijd, waarin
mensen in religie op elke vraag een on-
omwonden en duidelijk antwoord von-
den en daarmee zekerheid of houvast in
hun leven, is voorbij. Het baldakijn van
de religie werd verdrongen door het re-
delijke denken van de moderne mens,
die de werkelijkheid als maakbaar en ver-
klaarbaar ging beschouwen. Er ontstond
een denk- en leefkader waarin elke soort
vraag een eigen antwoord kreeg. Maar
stilaan bleek dat heel wat vragen, vooral
de diepere levensvragen, minstens
even problematisch bleven en
geen onomstootbaar weten-
schappelijk antwoord kre-
gen.
De Bijbel, nog minder evidentPrecies die vragen,
zogenaamde exis-
tentiële vragen over
leven en dood, liefde
en pijn, ziekte en ge-
neugte, kwetsbaarheid
en broosheid, zijn ook de vra-
gen waarover de Bijbel het heeft.
Het kan daarom verleidelijk zijn om in
dat oude boek pasklare antwoorden te
zoeken, het receptenboek open te doen
en te zoeken wat we willen vinden. Maar
ook daar knelt het schoentje. De term
‘Bijbel’ kan ons heel vertrouwd in de
oren klinken. En effectief, het is het fun-
dament van ons joods-christelijke
geloof, maar toch is het niet
gemakkelijk om met die Bijbel
vandaag op weg te gaan. De
Bijbel is en blijft immers een
‘vreemd’ boek. Pas als we
ons daarvan bewust zijn, kan
gezocht worden naar een manier
waarop hij in ons leven nog iets kan
betekenen. Deze bijdrage verkent pre-
cies die aspecten waarin de Bijbel
‘vreemd’ is.
OutsidersHoewel we in gelovige taal soms
zeggen dat een tekst uit de Bijbel
ons aanspreekt, is letterlijk niets
minder waar. Niemand van ons is
geadresseerde. Geen enkele tekst in de
Bijbel is tot mensen van de eenen-
twintigste eeuw gericht. Geen
enkele lezer vandaag maakt deel
uit van de originele leefwereld
van de Bijbelse auteurs. Als de
profeten spre-
ken over afvallig-
heid en onrecht,
richten ze zich tot
de Israëlieten van het
eerste millennium vóór
Christus. En als Paulus een
brief schrijft aan de Korintiërs, spreekt
hij niet tot mensen uit Vlaanderen in het
jaar 2010. Wij zijn hoegenaamd geen ge-
adresseerde, dus hebben we steeds ach-
tergrondinformatie nodig om te kunnen
duiden waarover Bijbelse teksten gaan.
TaalbarrièreGeen enkel boek in de Bijbel is geschreven
in een moderne, levende taal en dus ook
niet in het Nederlands. De Bijbelse litera-
tuur is geschreven in het Hebreeuws, het
Grieks en het Aramees. Voor mensen die
de tekst in zijn oorspronkelijke vorm willen
lezen, vormt dit een ernstige barrière. De
vreemde taal moet aangeleerd worden.
En zelfs dat is niet zo vanzelfsprekend:
het taalsysteem is erg verschillend en
de woordenschat soms echt onduidelijk.
In deze context doet men vanouds een
beroep op vertalingen. Maar al wie ooit
probeerde om een tekst te vertalen, weet
dat elke vertaling keuzes en interpretaties
inhoudt, zowel op het vlak van de gram-
matica en de taalstructuren als op inhou-
delijk vlak. Niet voor niets zegt men in
het Frans ‘traduire, c’est trahir’, vertalen
is verraden. Als de hedendaagse lezer dus
poogt om de Bijbelse tekst te interprete-
ren op basis van een vertaling, ontstaat
eigenlijk interpretatie in het kwadraat.
›
Het kan verleidelijk zijn om in de
Bijbel pasklare antwoorden te
zoeken.
9
Een culturele kloofTussen de oorspronkelijke schrijvers
en lezers van de Bijbelteksten en
de lezers van de eenentwintigste
eeuw gaapt een enorme cultu-
rele kloof. De leefwereld van de
Bijbelse teksten is die van het
Oude Nabije Oosten: een hoofd-
zakelijke patriarchale cultuur
zonder vrouwenemancipatie, zon-
der mondiale openheid, veel-
al sterk agrarisch ge-
richt en geritmeerd
door de seizoenen.
Slavernij was
aanvaard, genees-
kunde niet ont-
wikkeld, het sterf-
tecijfer hoog en de
levensverwachting laag.
Die culturele kloof brengt met zich dat de
Bijbelse tekst op vandaag historisch-cultu-
rele verduidelijking nodig heeft. Men kan
heel wat Bijbelse teksten niet begrijpen
als men geen weet heeft van de culturele
gegevenheden die expliciet en impliciet
de boodschap van de tekst bepalen of ten
minste mee vorm geven.
Een chronologische kloofDie culturele kloof hangt onvermijdelijk
samen met de enorme chronologische
kloof die er gaapt tussen toen en nu. Tus-
sen de oorsprong van de Bijbelse teksten
en het tijdsegment van de huidige lezer
liggen immers meer dan twee millennia!
Bovendien zijn de Bijbelse teksten niet
allemaal in dezelfde periode tot stand
gekomen, vandaar de noodzaak om de
historische context van elke tekst afzon-
derlijk te achterhalen. En aangezien de
Bijbel geen geschiedenisboek is, maar
een religieus geschrift dat wil verkondi-
gen, moet elk relaas over zogenoemde
historische gebeurtenissen bovendien
met veel omzichtigheid geïnterpreteerd
worden.
Gegroeide geschriftenBij de Belgische grondwet of de Verkla-
ring van de rechten van de mens is het
duidelijk dat het gaat om documenten
die tot stand kwamen als het resultaat
van een groeiproces, waaraan verschil-
lende auteurs en/of redacteurs meewerk-
ten. Hoogstwaarschijnlijk is ook geen
enkel oudtestamentisch boek door één
enkele auteur geschre-
ven. Als het boek Jesaja
bijvoorbeeld echo’s laat
horen van situaties tus-
sen de achtste en de zesde
eeuw voor Christus, mag
duidelijk zijn dat niet één his-
torische persoon het allemaal
zelf kan neergeschreven heb-
ben en dat het huidige boek
dus veeleer het resultaat is van
een erg complex en langdurig pro-
ces van redactie, herschrijving, actuali-
sering en aanvulling. De Bijbel is met
andere woorden de neerslag van
cultureel en theologisch ge-
dachtegoed uit verschillende
perioden, dat door verschei-
dene auteurs over verschil-
lende eeuwen heen neerge-
schreven is in een verzameling
boeken die veelal herhaaldelijk
werden bewerkt en nadien in verschil-
lende tekstversies overgeleverd zijn.
Een veelheid aan tekstenEn dat brengt ons bij een volgend pro-
bleem. Van geen enkel Bijbels boek is
een werkelijke autograaf voorhanden.
Meer nog, de oudste volledige tekst van
het Oude Testament dateert pas van
omstreeks het jaar 1000 van onze tijd-
rekening. Wel zijn er in de tweede helft
van de twintigste eeuw talloze oudere,
veelal fragmentarische handschriften
van de Bijbeltekst gevonden, waarvan
vooral de vondsten van de Dode Zee
de belangrijkste zijn. Sommige van die
teksten bevatten een tekstversie die op
belangrijke punten afwijkt van de gang-
bare Bijbeltekst, soms door opzettelijke
herinterpretatie, soms op basis van toe-
vallige ‘fouten’ bij het kopiëren. Maar
één ding is duidelijk: de Bijbeltekst die
wij doorgaans gebruiken, zelfs die van de
zogenaamde ‘grondtekst’, is niet dé tekst
maar ‘een’ tekst. Alleen al dit bewustzijn
mag ons ervoor behoeden om deze tekst
fundamentalistisch te verabsoluteren.
‘Heilige Schrift’Tot slot is de Bijbel in de wereldliteratuur
heel zeker onder de ‘klassiekers’ te reke-
nen. Het gaat om literatuur over alge-
mene menselijke thema’s en existentiële
kwesties voor alle tijden. Maar de Bijbel
bezit nog een extra dimensie: hij fun-
geert binnen een geloofs-
gemeenschap. Daarin is
het een geschrift dat op de
één of andere wijze (goddelij-
ke) autoriteit verworven heeft, zoda-
nig dat hij als ‘Heilige Schrift’ beschouwd
wordt. Dat brengt met zich dat men zich
bij het interpreteren van Bijbelse teksten
schaart in een lange rij van voorgangers
die de tekst hebben trachten te begrijpen
en verklaren. Dat is een voordeel, omdat
veel van de problemen al opgemerkt zijn
en mogelijke toegangswegen al verkend
zijn. Maar tegelijk mag die inbedding
niet verstarrend of verengend werken.
De lezer vandaag moet ook durven die
eeuwenoude traditie los te laten, zodat
er ruimte gecreëerd wordt voor andere,
nieuwe, mogelijke en legitieme interpre-
taties.
Vreemd en ‘vervreemd’Al die elementen maken dat de Bijbel in
feite een ‘vreemd’ boek is en een van ons
‘vervreemd’ fundament. Maar precies de
erkenning van die ‘vreemdheid’ van de
Bijbel kan de eerste stap zijn naar de ade-
quate interpretatie ervan. Wie een oud
huis grondig wil restaureren, moet eerst
durven afbreken.
Wie meer wil lezen over deze en de komende bijdragen kan terecht in: H. Ausloos & B. Lemmelijn, De Bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse ant-woorden op menselijke vragen, Leuven – Voorburg: Acco, 2005; 22006, 32009 (192 p. – ISBN 90-334-5955-8).
Er gaapt een enorme culturele
en chronologische
kloof tussen toen en nu.
Geen enkele Bijbeltekst is tot
mensen van de eenentwintigste eeuw gericht.
geblogd | Tekst: Stefaan Waegemans Foto’s: Eindredactie, sxc
10
Dagboek van een bolletje spinragIn het begin schiep God de hemel en de
aarde. Wauw, straffe God. Alhoewel, ik
las onlangs dat er niet ‘scheppen’ staat in
de oorspronkelijke tekst, maar ‘scheiden’.
Zoals waar God het licht scheidt van de
duisternis, waar Hij het water van onder
het uitspansel scheidt van dat erboven en
daarna het water en het land. Dus geen
hocus pocus pats - wereld geschapen uit
een lege hoed. God heeft gewoon alles wat
uit elkaar getrokken, alles op zijn plaats
gezet en wat grote lijnen getrokken, waar-
door het niet meer zo'n chaos was. Geluk-
kig maar, want stel je voor: overal tegelijk
hemel en aarde en water en land en uit-
spansel en licht en duisternis. Zomaar op
een chaotisch hoopje. Hoe zou een mens
daarin ooit zijn weg vinden? Laat staan
een leerling-mens, zo eentje waarvan wij
vinden dat die niet eens de weg vindt in de
wereld zoals hij nu is. Gelukkig dus dat God
al wat voorbereidend werk leverde en wij
enkel nog af en toe de G(ods)P(ositioning)
S(ystem) raadplegen voor de resteren-
de chaos.
Maar laat mij vooral niet
afdwalen nog voor ik
begonnen ben. Een
dagboek maken,
dat was de op-
gave voor deze schrijfopdracht. Een dag-
boek? Gewoon, een dagboek als leerkracht
van een Don Boscoschool. Iets dat herken-
baar is voor andere Don Boscoleerkrach-
ten. Ja, een dagboek, oké. Maar hoe doe
je dat, een dagboek schrijven? Is dat niet
eerder iets voor mensen die gemakkelijk
praten? Of voor God? Die had ten minste
iets om over te schrijven.
Na de opgave om een dagboek te schrij-
ven, krompen mijn hersenspinsels tot kle-
verige spinragbolletjes, zoals die, die je van
je handen wrijft als er een vervelend spin-
nenweb aan kleeft. Veertig dagen zwier-
ven die kleverige bolletjes door mijn hoofd:
een behoorlijk chaotische plek als je niet
de juiste kaart op je gps hebt gedownload.
Mijn hersenspinsels hobbelden onhoor-
baar rond op een dieet van perfectionisme
met de bijbehorende stress en faalangst.
Een dagboek schrijven! Hier en daar dre-
ven tegen mijn hersenvlies de gezichten
van leerlingen voorbij, leerlingen die door
gelijkaardige faalangst hadden afgehaakt,
of die door gelijkaardige stress hun lat do-
delijk hoog legden, onderweg in hun cha-
otische wereld.
Na veertig dagen had ik twee cursussen
geschreven, een conceptnota voor een
nieuwe PAG-activiteit, een materiaallijst
voor de schoolfuif, een verslag van een ver-
gadering over hoe we moeten vergaderen,
feedback op de klasgesprekken, zelfs de
eerste rapportpunten had ik geschreven.
Maar nog steeds geen dagboek. Wat nu?
Zal ik dan maar dag na dag mijn agenda
overlopen? Woensdag 1 september: eerste
schooldag ... anekdotes uit de lessen en de
lerarenkamer en allerlei activiteiten buiten
de lessen, een paar leuke momenten afge-
wisseld met wat herkenbare frustraties,
aaneen gevlochten met wat woordspelin-
gen en een leuke zinsconstructie waarvan
ik hoop dat hier en daar een lezer de dub-
bele bodem ziet?
De onduidelijkheid over de opgave en
de daaropvolgende onzekerheid over de
kwaliteit van het af te leveren werk heeft
al menig leerling doen opgeven. De leer-
kracht in mij pleit schuldig aan gelijkaar-
dige opgaven.
Intussen blijven mijn hersenspinsels mur-
melend ronddolen in de onzekerheid en de
chaos. Ze lijken even gefrustreerd als mijn
tweeënhalf jaar oude dochtertje wanneer
ze uitgeput van een kleuterschooldag nog
keuzes moet maken. Om het even welke
keuze triggert dan een sterk staaltje peu-
terpuberale frustratie.
De remedie: lijnen trekken, een deadline
bijvoorbeeld. Eindelijk een grens aan de
chaos. De dode lijn -of zoiets- na die lijn
is er rust in vrede. Net die lijn zet aan tot
actie. Grote lijnen trekken, een scheiding
maken, tussen hemel en aarde en zee en
uitspansel. Een scheiding maken tussen
het wit en het zwart op het blad.
Hocus pocus pats uit de lege hoed komt
de wereld niet. De Stem uit de GPS geeft
soms dubbelzinnige instructies. Dus kun
je maar beter lijnen trekken. Want anders
hobbelen ze allemaal door de chaos als
murmelende bolletjes spinrag dat van ie-
mands handen is gewreven: je gedachten,
je kinderen, je werken, je leerlingen ... alle
dagen van je dagboek.
Tekst: Ria Grommen Foto’s: Eindredactie, sxc | met de jaren
11
Deze column gaat over ouder worden en
over de betekenis van ouderen voor jongere
generaties vandaag. Misschien voel je als
lezer meteen de neiging om niet verder te
lezen, denk je ‘dat is niet voor mij’ of ‘daar
wil ik liever niet aan denken’. Oud en ou-
deren zijn inderdaad niet ‘in’, maar daarom
hoeven we ze nog niet uit te rangeren.
Oud of out?Het zal wel nooit gemakkelijk geweest
zijn om met de jaren aan kracht, schoon-
heid, snelheid en creativiteit in te boe-
ten, maar voor mensen van vandaag lijkt
het extra moeilijk geworden. Oud zijn
wordt in onze samenleving sterk gekop-
peld aan ‘voorbij de top zijn’ en daardoor
ook ‘niet meer interessant’ of ‘out’. ‘Oud’
is vaak synoniem van niet meer zijn wat
je ooit geweest bent, niet meer kunnen
en hebben wat voorheen het leven aan-
trekkelijk en waardevol maakte en maat-
schappelijk aanzien gaf. Ouderen lijken
wel ‘niet-meer-mensen’, hun leven lijkt
grotendeels voorbij. Velen doen dan ook
verwoede pogingen om hun leeftijd te
verbergen, om er jong te blijven uitzien,
hippe opvattingen te hebben, zo lang mo-
gelijk aan de top mee te draaien, er een
druk sociaal leven op na te houden, in
beeld te komen, op het podium te staan,
gehoord en gewaardeerd te worden. En
vaak terecht. Wie letterlijk en figuurlijk in
beweging blijft, kan vaak heel wat verlies
voorkomen of vertragen. Zo iemand blijft
interessant en genietbaar en is inderdaad
nog helemaal niet uitgeteld.
Eeuwige jeugdToch is de eeuwige jeugd een mythe. Uit-
eindelijk kan je de erosie van de leeftijd
niet ontlopen. Wie dit niet onder ogen
wil zien, wordt een karikatuur van zich-
zelf, want de jaren maken wél een ander
mens van je, van buiten en van binnen.
Maar dit ‘anders-zijn’ hoeft geenszins
een ‘niet-meer’ te zijn, het is vooral een
nieuwe levenswijze, die erg de moeite
waard kan zijn. Toch worden ouderen in
onze samenleving steeds aan de verlies-
zijde geplaatst van wat vandaag hoog
gewaardeerd wordt. Kwantiteit is immers
de voornaamste waardemeter in onze
tijd. Ouderen die daaraan niet meer kun-
nen beantwoorden, worden vaak voortij-
dig als niet meer bruikbaar en niet meer
interessant uitgerangeerd. Zij verliezen
het sociale aanzien dat in vroegere gene-
raties wel nog hun deel was.
Dit stereotiepe verliesbeeld van ouder
worden is vast en zeker onterecht. Je
moet dan wel het één en ander achter je
laten naarmate de jaren toenemen, maar
dat is niet louter verlies. De pensioenleef-
tijd heeft heel wat in petto: kunnen doen
wat je wilt wanneer je het wilt en voor
wie je het wilt, bevrijd zijn van tijds- en
prestatiedruk, genieten van de mogelijk-
heden die onze welvaartsmaatschappij
biedt (bijvoorbeeld aan ontmoetingen,
reizen, cursussen) ...
KwaliteitVoor wie ouder wordt, kan de kwaliteit
van het leven het met andere woorden
halen van de kwantiteit, is er niet meer
de bekommernis om sociale verwachtin-
gen, is het niet langer belangrijk hoeveel
je doet of hebt, maar wie je bent. Oude-
ren kunnen stilstaan bij het mooie van
het leven, bij de vreugde en het verdriet
van mensen op hun pad. Ze kunnen spe-
len met de kleinkinderen en waken bij
zieke verwanten of hun deskundigheid
en ervaring gratuit ten dienste stellen
van organisaties en verenigingen. Ouder
worden biedt de kans om de weg naar
binnen te gaan, naar wat leeft in het
hart van mensen, want het leven heeft
doorgaans geleerd waar het op aankomt
en wat schijn is, wat relaties tot echte
vriendschappen maakt en wat gelukkig
maakt, niet de glamour en glitter van
weleer, maar de eenvoud van een kind of
de echtheid van een ontmoeting.
EtappeWe kunnen ouder worden dus evenzeer
beschouwen als een nieuwe etappe op de
reisweg die het leven is, een etappe die
niet minder of meer waard is dan andere
etappes van de levensweg. Ze heeft eigen
charmes, eigen uitdagingen én een eigen
zin. Vanuit hun levenservaring zijn ou-
deren bevoorrechte getuigen, een soort
profeten, van wat het leven aan kwaliteit
kan bieden en geven ze gestalte aan zach-
te waarden en waardevolle levenshoudin-
gen zoals mildheid, relativeringsvermo-
gen, wijsheid ... Het vraagt een innerlijk
omvormingsproces om los te komen van
de almachtsillusie van de jonge mens en
te komen tot een positief beeld van de
oudere, de eindige mens, die beperkt is
in tijd en mogelijkheden, maar tegelijk zo
uniek en de moeite waard.
Een stap achteruit?
Ouderen worden steeds aan de verlieszijde geplaatst van wat vandaag hoog gewaardeerd wordt.
te gast | Tekst en foto's: Mark Den Haerynck, sxc
12
Kunst is de hevigheid van het leven
Een BV die zeventig wordt, kan niet ont-
snappen aan de aandacht door de media.
We hebben het over Willem Vermandere,
de zanger, beeldhouwer, schilder, poëet
en levensfilosoof. Op radio en televisie
werd hij de voorbije maanden gehoord
en gezien, en ook voor Don Bosco Vlaan-
deren had hij nog enkele woorden over.
We gingen hem opzoeken in Steenkerke,
een deelgemeente van Veurne, waar de
enorme beelden aan zijn voordeur de
plek aanduiden waar hij in peis en vree
woont met Chris, zijn echtgenote.
Jong geleerdWillem is geboren in 1940 in Lauwe, waar
zijn vader wagenmaker was en waar de
kinderen opgroeiden tussen de schave-
lingen en het arbeidsgereedschap. Hij
groeide op als tweede van vier zonen en
heeft nog zijn moeder, die zevenenne-
gentig jaar oud is.
Vader speelde fan-
tastisch goed klari-
net en dat intrigeerde
Willem. Als kleine knaap
leerde hij ook de klarinet
bespelen en speelde mee in de
dorpsharmonie Sint-Cecilia, waar hij zijn
muzikaal talent verder ontdekte. Van
muziekschool was toen geen sprake want
daarvoor waren er onvoldoende finan-
ciële middelen. Hij bleef gepassioneerd
door de muziek en op vijftienjarige leef-
tijd kreeg hij voor het eerst een gitaar
in de hand. Dat was een ontdekking, en
het bracht hem ertoe liedjes te schrijven
en zangstonden te organiseren. Tijdens
zijn humaniora verbleef hij op internaat,
waardoor hij lange maanden afwezig was
van thuis, en dat was niet naar zijn zin.
Zijn humaniora bracht hij tot een goed
einde, maar muziek bleef de rode draad
in zijn interesses. Met die capaciteiten
maakte hij de keuze om na zijn humanio-
ra naar het noviciaat te gaan bij de paters
Oblaten in Gijzegem.
OblatenWillem is er tien jaar ondergedompeld
geweest in een geestelijk bad en werd
doordrenkt van spiritualiteit. Hij verheelt
echter niet dat hij die vrome katholieke
opvoeding nodig heeft gehad om tot het
besef te komen dat hij de ballast moest
uitschakelen om te worden wie hij was.
“Om mijn geloof niet te verliezen, ben ik
uit het klooster weggegaan, om mezelf
te vinden”, verduidelijkt Willem. Hij had
talenten, maar die pasten niet in het op-
leidingsbeeld van de vormingsleiders uit
die tijd. Het was niet zijn ding. Zijn inte-
resse voor muziek en beeldhouwkunst
strookte niet met het toekomstbeeld dat
zijn oversten voor hem voorkauwden. De
indoctrinatie was te groot. Hij hield het
niet vol en zei het kloosterleven vaarwel.
Hij lag te veel overhoop met de gelet-
terde instanties en moest zijn leven her-
›
Willem Vermandere, zanger, beeldhouwer, schilder en poëet
Het is de belangrijkste
functie van een kunstenaar
om mensen in dit tranendal
te troosten, te motiveren en
verhalen te vertellen waaruit
men kracht put.
Je bent kunstenaar
als je de clichés
niet aanvaardt, als je iets
op je eigen manier doet,
vanuit je buik.
13
oriënteren. Hij ging
voortstuderen, twee
jaar godsdienstwe-
tenschappen, als een
verdere opstap in zijn
leven. Hij zou leraar wor-
den en met de genoten opleiding dacht
hij dat die richting voor hem de beste
keuze was, al bleef hij op zoek om zichzelf
te vinden.
In het onderwijsDe vicaris van onderwijs gaf Willem een
benoeming als leraar godsdienst in de
rijksschool van Nieuwpoort, geen gemak-
kelijke klus, want hij had alle leeftijdsca-
tegorieën in zijn lessenrooster staan. De
hele cyclus werd hem toegewezen, met
vele voorbereidingen en geen eenvoudig
publiek. Hij begon eraan met gespannen
zenuwen, met de edele opdracht de leer-
lingen het wonder te wijzen. Veel wonde-
ren heeft hij niet verricht, tenzij de ont-
dekking dat hij beter iets anders kon doen,
wilde hij zijn leven en zijn gezondheid
redden. Hij heeft veel afgezien en in het
besef dat hij het edel doel dat hem werd
voorgehouden niet kon bereiken, gooide
hij het over een andere boeg. Alles werd
anders wanneer hij begon te vertellen en
te zingen. En vertellen kon hij, boeiend
en met de nodige pittigheid. Het was het
mythische van de aanwezigheid. Zo heeft
hij het lesgeven drie jaar uitgehouden, en
hij blikt op die jaren terug alsof het zijn
theateropleiding is geweest. “Die jaren
zijn voor mij de studio Herman Teirlinck
geweest in mijn leven”, zegt Willem.
ArtiestOndertussen begon hij links en rechts al
wat optredens te verzorgen en hij genoot
bijval. Zijn liedjes over het leven werden
gesmaakt. Hij zong over wat hij zag en
voelde en beleefde. Zo was hij vertrokken
voor een leven als artiest, met liedteksten
die in hem geboren werden, want “kunst
is de hevigheid van het leven”, zo ziet Wil-
lem zijn leven als muzikant, poëet, beeld-
houwer en schilder. Met woorden, liede-
ren, beelden, etsen of poëzie drukt hij uit
wat hij kwijt wil. “Misschien is het de be-
langrijkste functie van een kunstenaar om
mensen in dit tranendal te troosten, te
motiveren en verhalen te vertellen waar-
uit men kracht put. Het is het doorgeven
van levensenergie.” Willem gelooft in de
verbeeldingskracht
van mensen. Hij is
artiest en dat ben je
maar als je de clichés niet
aanvaardt, als je iets op je
eigen manier doet, vanuit je buik.
Dat is de kern van de zaak. Het komt er
op aan het op een heel persoonlijke
manier te zeggen, zoals nog nie-
mand het geformuleerd heeft.
Willem is er het levende bewijs
van en de woordenvloed waar-
mee hij de clichés opfrist, doet
verbazen. Hij heeft het ook over
de sacramenten. We moeten ze
opnieuw leren ontdekken, is zijn
overtuiging, want de sacramenten
zijn cruciale momenten die boeien
als een manier om het leven uit te
drukken. Het zijn krachtbronnen
die we nodig hebben en die ons tot
het besef brengen dat we er door
leven.
RepertoriumOnlangs heeft uitgeverij Lannoo een
boek uitgegeven met de liedteksten van
Willem Vermandere. Van Blanche tot
Blankeman is de titel, een boek met de
verzameling van vele pareltjes van de
voorbije jaren. Zijn repertorium zit vol
met verwijzingen naar het verhevene. Lie-
deren en teksten zoals Rijmelbijbel, Arme
Jezus, De grote bekeringe, De zweetdoek
van Veronica en vele andere zijn de uiting
van wat diep in hem leeft en eruit moet
om in rijmelverzen of in een lied geboren
te worden. Willem vecht tegen de tirannie
van de letterlijkheid. Hij verzet zich tegen
de leegheid waarmee het geloof wordt
gevoed. “Het woord van de man van Naza-
reth, dat was leven en het is voedsel voor
onze ziel, want die man had een visie op
leven.” Willem heeft de verwijzingen naar
de Bijbel geleerd van Gabriël Marquez en
zijn Honderd jaar eenzaamheid. “Niets is
waar, maar het boek is zo overrompelend
dat het van u een ander mens maakt.”
Don BoscoZijn toeren door Vlaanderen en Neder-
land brengt Willem overal. Zo
kwam hij bij Don Bosco te-
recht, heel toevallig, om-
dat de afspraakplaats
om samen met zijn
muzikanten naar de
plaats van zijn optredens te vertrekken,
de parking van Don Bosco in Sint-Denijs-
Westrem was. Toen hij zoals gebruikelijk
‘s nachts nog naar Veurne terug moest
en de tegenzin groot werd, vroeg hij zich
af of de paters van die school hem geen
onderkomen konden geven. En waarom
niet, er was voor hem een kamer ter be-
schikking. Zo heeft hij al jaren een vaste
stek op de eerste verdieping in het kloos-
ter van de salesianen. “En er heeft nog
geen van die paters mij gevraagd of ik
mijn Pasen heb gehouden”, schertst hij.
Hij voelt er zich thuis, zit mee aan tafel,
schrijft er liedjes en werkte mee aan de
scheurkalender van Don Bosco Vorming
& Animatie. Zijn bijdrage van 9 oktober
was treffend: “De heel oude pater Jozef
zei me eens: 'De eenvoud en de blijmoe-
digheid, dat is Don Bosco.’ Maar dat daar
nu ook een salesiaanse bisschop rond-
loopt, die Koreaanse liedjes zingt en zo
schoon accordeon speelt, dat zal ook wel
Don Bosco zijn.”
Willem Vermandere is een man die niet
in twee bladzijden te omschrijven valt.
Hij boeit van het begin tot het einde,
ook door het zachtaardige timbre in zijn
stem, en de West-Vlaamse
sappigheid van zijn woorden,
die steeds ondersteund
wordt door de be-
weeglijkheid van zijn
gebaren.
Die man van Nazareth
had een visie
op het leven.
Er heeft nog geen
van die paters mij gevraagd
of ik mijn Pasen heb
gehouden.
uitgelezen | Tekst: Piet Stienaers Foto’s: Eindredactie, sxc
14
Oren om te horen
Dit fragment uit het evangelie plaatst
ons niet in het kabinet van de oogarts
of in een hoorcentrum. Daar klinken de-
zelfde geruststellende woorden ook wel
eens, want zien en horen betekenen heel
wat in het leven van een mens. Maar het
is Jezus die deze woorden spreekt, geen
geneesheer-specialist, maar een man van
God. Zien en horen krijgen een andere be-
tekenis. Ze hebben ook een ander doel.
Het gaat om dingen of ervaringen die de
leerlingen zien, maar ‘profeten en recht-
vaardigen’ niet.
ZienDe werkelijkheid waarop Jezus de aan-
dacht vestigt, is het Rijk Gods, dat onbe-
stendige begrip uit het evangelie dat we
maar dichterbij kunnen brengen in om-
schrijvingen en concrete voorbeelden.
Het is een werkelijkheid waarin Gods
geheimvolle en aantrekkelijke aanwezig-
heid door mensen ervaren en gevoeld
wordt. Het heeft te maken met zorg om
elkaar, met kansen om opnieuw te begin-
nen, met handen van toewijding, met
zich kunnen toevertrouwen aan gebed,
met zieken die niet eenzaam blijven ... In
Jezus is die werkelijkheid nabij gekomen.
En hij zegt: gelukkig de ogen die dat zien,
die zien dat in hem die belofte waarheid
wordt. Hij stelde vast dat een aantal
mensen dat zagen en hoorden. Ze waren
er gevoelig voor, leefden erin en ervan,
hebben het Rijk Gods in de vingers en dra-
gen het in hun hart. Andere mensen zien
dat niet, voelen dat niet aan en hebben
er geen oor naar. Die werkelijkheid blijft
voor hen vreemde, niet-vatbare materie.
Zoals sommige mensen geen gehoor heb-
ben voor muziek, zo lijken anderen geen
ogen of oren te hebben voor de wereld
van God en geloven, voor het Rijk Gods.
VerlangenToch zeggen schrijvers en onderzoekers
ons dat de mens hunkert naar zin(geving).
Er zou in veel mensen een heimwee slui-
meren naar een ander bestaan: minder
oppervlakkig, met diepere verbonden-
heid en meer wijsheid. Zij verlangen te
zien en te horen. Maar het schijnt niet
te lukken. Hoe komt dat toch? Het zijn
nochtans profeten en rechtvaardigen,
niet de meest oppervlakkige mensen, die
zich van God en gebod niets aantrekken.
Maar ze merken niet dat zich in Jezus een
nieuw bestaan openbaart, dat tegemoet
komt aan het onderhuidse verlangen
naar een zinvol, bevestigend bestaan. Is
het de opvoeding die hen te weinig bij
die werkelijkheid gebracht heeft? Zijn er
karaktertrekken in hen die de wereld van
God afstoten? Is er iets misgelopen in
hun ontwikkeling? Zijn er enkele zintui-
gen verstopt geraakt? Is er hoogmoed in
het spel? Zijn ze gekwetst geraakt in en
door het leven? Mochten we daarop een
antwoord hebben, dan zou Jezus deze
woorden niet uitgesproken hebben. Het
is een mysterie van de mensheid dat som-
migen zien en anderen niet.
Een wegToch lijkt het me dat er een weg bestaat
voor die profeten en rechtvaardigen, voor
die mensen die hun antenne zo moeilijk
kunnen afstemmen op de boodschap en
het verhaal van Jezus Christus. Het is de
weg van de ‘intrede’ ... Men begrijpt een
mens maar als men een tijd in zijn schoe-
nen heeft gestaan, zegt men, als men
zijn leven dus echt deelt, met hem mee-
gaat. Zo krijgt men ook maar oog voor Je-
zus en zijn evangelie door eraan te parti-
ciperen, door in dat gelovig bestaan in te
treden of in te stappen, door er werk van
te maken. Liefde kan een mens ineens
overkomen, zelfs overrompelen. Liefde
kan men echter ook verwerven door sa-
men doen, overleggen, meemaken, door
zich in te zetten voor iemand, door zorg
te dragen voor die persoon. Jezus leren
zien en horen, kan men ook door zich met
dat geloof bezig te houden, er werk van
te maken, er over te lezen, het te vieren.
Zo groeit het zien en het horen ook ...
“Gelukkig uw ogen, omdat ze zien, en uw
oren, omdat zij horen!”
Jezus zei tot zijn leerlingen: “Geluk-kig uw ogen, omdat ze zien, en uw oren, omdat zij horen! Want voor-waar, Ik zeg u: vele profeten en rechtvaardigen hebben verlangd te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; en te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet ge-hoord.” (Mt 13,16-17)
Hoe komt het dat ze verlangen te zien en
toch niet zien?
Tekst: Dirk Nelissen Foto’s: Eindredactie, sxc | broodje cursief
15
Een eenzame ster
Het was een schimmige ochtend in Rus-
land, najaar 1957. Belangrijke Russische
Mensen speurden in opdracht van nog Be-
langrijkere Russische Mensen de straten
van Moskou af naar een levend specimen
voor een supergeheime missie. Men vond
het één of ander mormel en in een vlaag
van creativiteit doopte de één of andere
Belangrijke Hoge Ome het ondier om tot
‘Laika’, Russisch voor blaffer.
Kreten zoals ‘de ruimte is van ons’, ‘wij
zijn de heersers van het zonnestelsel’ en
andere weerklonken op de ochtend van
3 november 1957. Laika was het eerste
zoogdier dat de ruimte invloog met de
Spoetnik II. Potentiële protesten van die-
renvrienden werden de kop ingedrukt door
boutade stellingen zoals ‘een held voor al-
tijd’ of ‘niet sterven tussen de vuilnisbak-
ken op straat, dat is pas een hondenleven’.
Een nieuwe held was geboren, klaar
om het mensdom voor te berei-
den op een nieuw tijdperk,
een tijd waarin de mens
tussen de sterren zou
gaan leven, waarin the
sky letterlijk the limit
zou zijn! De mensheid
verovert de ruimte,
met Laika tussen de
sterren voorop! Deze
trouwe viervoeter zou
dankzij studies in ge-
wichtloosheid de biologie
en de astrofysica grote dien-
sten bewijzen!
Aan alle sprookjes komt een einde, maar
zelden kende een verhaal een droeviger en
meer intriest einde dan dat van Laika. De
Spoetnik II was gebouwd als een toestel
zonder retourticket. Laika zou volgens of-
ficiële instanties sterven door euthanasie,
die zou worden toegediend net voordat
de zuurstof zou opraken. Zou! Na een
jarenlange doofpotoperatie gaf de Russi-
sche overheid pas begin jaren 2000 haar
echte pijnlijk dramatische doodsoorzaak
toe. Het arme dier overleed al na enkele
uren door oververhitting en bovenmatige
stress, eigenlijk zelfs nog voordat de cap-
sule de dampkringen van de aarde had
verlaten. De wetenschap gaf zelfs toe dat
men te weinig leerde om de dood van een
hond te rechtvaardigen. Excuses die veer-
tig jaar op zich lieten wachten.
De erfenis van Laika is groot. Vele dieren
dragen de naam vandaag, er staat een
standbeeld in Rusland, het dier is er nog
steeds een ware heldin, dierenrechtenor-
ganisaties staan er sindsdien meer dan
ooit. Het nieuwe ruimtetijdperk is er ruim
vijftig jaar na datum nog steeds niet van
gekomen. Akkoord, er zijn de occa-
sionele uitstapjes naar
een ruimtestation.
Ja, we zijn naar
de maan ge-
weest, maar
toch ook al
niet meer sinds 1972. Zo kunnen we stel-
len dat dromen vanuit de aardse goot naar
verre werelden nog steeds even onbereik-
baar zijn als toen. We speuren weliswaar
de horizonten af naar tekenen van buiten-
aards leven, maar met welk doel? Een bui-
tenaards ras dat de superieure technolo-
gie zou bezitten om ons te bezoeken, zou
geen enkele reden hebben om dit (in dat
geval) minderwaardige ras te contacteren.
De grootste les die Laika ons heeft geleerd,
is nederigheid. Hoe laag de wolken ook
hangen rondom ons, onze voeten onder-
vinden nog steeds de onvoorwaardelijke
(symbolische) wet van de zwaartekracht.
Wat moeten we dan echt zoeken in de
ruimte? Oplossingen voor problemen
die we hier niet eens opgelost krijgen?
Expansiedrift onder het mom van ruim-
tekolonisering? Nieuwe rassen en on-
gekende mogelijkheden voor de mens?
Geen mens die het werkelijk weet … een
hond daarentegen! Held is maar een hol
woord, een maaltijd uit een vuilnisbak
vult tenminste.
de spreekstoel | Tekst: Anne De Cocker Foto’s: Anne De Cocker, sxc
16
De kostbare schat van onder het stof halen
Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid
›
In oktober en november werden de zus-
ters van Don Bosco in Vlaanderen vereerd
met het bezoek van zr. Marie Dominique
Mwema. Zij is lid van de Hoofdraad van
de zusters en verblijft in die hoedanig-
heid in Rome, al is ze minstens even vaak
als een pelgrim op stap naar gemeen-
schappen van de zusters in Frankrijk,
België, Congo, Haïti, Latijns-Amerika, de
Antillen en het Midden-Oosten. In Vlaan-
deren bezocht ze de elf gemeenschappen
van de zusters, met steeds opnieuw de
vreugde, het vleugje humor en de een-
voud die haar eigen zijn. Op een zonnige
herfstdag mocht ik haar ontmoeten in
het Provincialaat, waar ze even verbleef
tussen twee huisbezoeken in.
KeuzeDe jeugd van zr. Marie Dominique speel-
de zich af in Congo. Ze werd, als tweede
in de rij, geboren in een gezin van
twaalf kinderen. Vandaag zijn acht
van die kinderen nog in leven.
Ook de oudste zus van zr. Ma-
rie Dominique is zuster van Don
Bosco; haar vader overleed drie
jaar geleden. “De vreugde die
ik ken, dank ik aan mijn vader,”
licht ze toe, “hij is degene die ons
salesiaans opvoedde. Hij was ook de
eerste die nauw samenwerkte met de
zusters-missionarissen van Don Bosco,
die op 26 januari 1926 in Sakania aan-
kwamen. Ik wilde aanvankelijk graag ver-
pleegster worden, maar besefte tijdens
mijn stage dat dit mijn weg niet was.
Mijn keuze werd duidelijk: ik zou zuster
van Don Bosco worden.” Zr. Marie Domi-
nique voelde zich als kind al snel thuis
bij de Vlaamse zusters die er als missio-
naris waren neergestreken: “Mijn zus en
ik gingen voor hen hout sprokkelen. Zr.
Josee, die in de keuken werkte, leerde
ons bidden en vertelde uit de Bijbel. Hun
vreugde trof me sterk, hun totale inzet
op school of in het ziekenhuis, hun fami-
liegeest, de manier waarop ze met ons
meespeelden … kortom: ze waren er he-
lemaal voor ons.”
Verdere vormingNa haar professie bleef zr. Marie Domini-
que één jaar op het internaat in Kafubu.
Voor haar eeuwige geloften mocht ze
twee jaar salesiaanse spiritualiteit volgen
in Auxilium, in Rome, in een internatio-
nale gemeenschap, daarna gaf ze les en
stak ze de handen uit de mouwen in de
chiro. Jaren later volgde ze in Kinshasa
een vormingsjaar ter verdieping van het
religieuze leven en de interculturatie van
het godgewijde leven in Afrika. Nadien
werd haar gevraagd om novicemeesteres
te worden, en dat tot 1994. In dat jaar
werd ze benoemd tot provinciale overste.
Ze maakte samen met haar medezusters
We moeten vertrouwen
en hoop bieden aan mensen
die geen perspectief
meer hebben.
17
de vreselijke
genocide mee,
maar mocht steeds
de steun ontvangen
van haar oversten in Rome.
In 2000 werd zr. Marie Dominique ge-
vraagd om haar mandaat te verlengen
met drie jaar en zo kwam ze in 2002 in
het Algemeen Kapittel terecht, waar ze
tot visitatrice werd gekozen.
Algemene RaadArtikel 120 van de leefregel van de zusters
vraagt dat de Algemene Overste om de
zes jaar het hele wereldinstituut bezoekt.
Omdat dit praktisch gezien onmogelijk is,
delegeert ze zeven medezusters van de
Raad om dat in haar naam te doen. Ze
worden allen afzonderlijk gezonden naar
verschillende landen en continenten, zo-
dat ze een algemeen beeld hebben
en de realiteit leren kennen
waarin de zusters leven en
werken. Zr. Marie Domini-
que: “Ik ervaar de vreug-
de van de eenheid binnen
het Instituut. De familie-
geest, die ons zo eigen is,
is overal dezelfde, althans in es-
sentie. De zusters geven ons telkens een
grote openheid en een groot vertrouwen
en telkens opnieuw mag ik hun geest
van geloof ondervinden, ik die daar altijd
ben in naam van onze Algemene Overste.
Onze zieke en bejaarde medezusters bid-
den veel voor onze internationale noden
en dat treft en sterkt me. Die internato-
naliteit is een grote kracht;
we beleven de eenheid in
de verscheidenheid. Ook
de solidariteit als zusters van
één grote familie is sterk, dat
zien we wanneer zich rampen voor-
doen zoals in Haïti. De Algemene Overste
hoeft maar een woord te spreken en er
komt wereldwijde hulp op gang, van zus-
ters, maar ook van jongeren en van me-
dewerkers.”
De congregatie“Wat mij vandaag de dag
meer treft dan voor-
heen,” vertelt Marie
Dominique, “is de
nood om vertrouwen
en hoop te kunnen
bieden aan mensen die
geen perspectief meer
hebben. We moeten alles
in het werk stellen om hun le-
vensenthousiasme op te wekken,
hen te doen ervaren dat het leven de
moeite waard is geleefd te worden. Onze
zusters ontmoeten veel hopelozen, ont-
moedigden, jongeren zonder levenszin
en toekomst, die niet worden aanvaard,
niet worden bemind. Zij hebben ons no-
dig. Een van de uitdagingen die ik op we-
reldvlak voor de zusters van Don Bosco
zie, is dat mensen ons mogen ervaren als
gelukkige zusters, ondanks de moeilijkhe-
den die aan het leven inherent zijn, dat
zij mogen ontdekken dat de bron van ons
geluk Jezus Christus is en dat onze relatie
met Hem alles betekent, dat we van ons
geloof in en voor Christus durven getui-
gen. In Gods ogen is elke mens
kostbaar en schuilt er
een schat die vaak onder
het stof ligt …We
moeten geduld
hebben en wat
stof afvegen zo-
dat de schat zicht-
baar wordt, en mensen
vooral zeggen en duidelijk
maken dat ze voor ons kostbaar zijn en
erg geliefd bij God.”
VlaanderenWat zijn de impressies van deze zuster bij
haar bezoek aan Vlaanderen? Zr. Marie
Dominique: “Honderd jaar salesiaanse
aanwezigheid van de zusters Van Don
Bosco in Vlaanderen hebben niet kunnen
beletten dat het charisma van Don Bosco
en Maria Mazzarello levendig aanwezig
en werkzaam blijft, weliswaar in andere
vormen, die het mogelijk maken te be-
antwoorden aan de noden van heden-
daagse jongeren. Zo denk ik bijvoorbeeld
aan het huis van Brugge, Mensa. Een
dertigtal jaren geleden zouden wij niet
aan zo’n werk gedacht hebben. Of denk
ook maar aan de gemeenschap in Gent.
Het zijn nieuwe vormen die jongeren ver-
antwoordelijkheid bieden en hen zo tot
missionarissen maken voor de anderen.
Ik merk ook een herwaardering voor de
internaten, als een plaats waar kinderen
en jongeren zich echt huis voelen. Zelfs
uiterlijke structuren helpen hieraan mee.
Kinderen en jongeren voelen aan dat
mensen er helemaal voor hen zijn. En ik
zie zoveel zusters die zich inzetten naar
buiten, in parochie, koor en catechese …
ze zijn als gist in het deeg. Ik wens mijn
medezusters dan ook veel moed toe. Be-
houd de hoop door te geloven dat God
door uw hart en handen aan het zaaien
is. Blijf beschikbaar, ook door het offer,
opdat jongeren leven bezitten en wel in
overvloed.”
Het salesiaanse charisma
is in Vlaanderen levendig
en werkzaam gebleven.
De familiegeest
is in essentie
overal dezelfde.
Blijf beschikbaar opdat
jongeren leven zouden
bezitten in overvloed.
jong geleerd | Tekst: Bert De Clercq Foto's: Niki De Vreese
18
Met Urafiki op Bouwkamp
Urafiki betekent in het Swahili ‘vriend-
schap’. Het project is een bouwkamp dat
de bedoeling heeft om de vriendschaps-
banden tussen Afrikaanse en Europese
jongeren sterker aan te halen. Onder lei-
ding van een aantal begeleiders trekt een
groep van een tien- à vijftiental jongeren
voor vijf weken naar Kenia of Tanzania.
Bert De Clercq, één van de deelnemers,
vertelt …
Het idee“Op bouwkamp? Naar Afrika? Hoelang?
Waarom?” Het zijn grofweg de meest ge-
hoorde opmerkingen wanneer je omge-
ving kennis neemt van het feit dat je jezelf
hebt ingeschreven voor een vrijwilligers-
project. Het idee om zelf aan een project
als Urafiki mee te werken, had wel eens
eerder mijn gedachten gekruist, maar zo-
als zoveel gedachten waren ze gekomen
en gegaan. Nadat ik in contact was ge-
komen met een deelnemer van het jaar
voordien, was de aandacht gescherpt en
was er een concrete aanleiding. Iemand
die je er iets over kan vertellen vanuit zijn
eigen ervaring, concretiseert de ideeën
die je hebt over dergelijke projecten. Ie-
dereen heeft er uiteindelijk wel een eigen
beeld van. Maar, eerlijk gezegd, alles wat
je hierover denkt, kun je maar beter ver-
geten, je moet het meemaken.”
Het beeld“Ons beeld over Afrika en de Afrikaanse
mensen zijn ook veel te beperkt tot het
meestal negatieve nieuws dat we via
het journaal uit die plek van de wereld
ontvangen. En toch wonen er heel veel
mooie mensen. Je kunt het vergelijken
met België. Indien je op dit moment een
krant openslaat in het buitenland, is ons
land er één dat enkel lijkt te bestaan uit
onoverkomelijke problemen … tot je met
de mensen zelf praat.”
“Hoe dan ook, na het gesprek met de vrij-
williger, had ik voor mezelf uitgemaakt
dat ik de handschoen opnam. Aanvanke-
lijk had ik nog wel wat twijfels. Uiteinde-
lijk ben je toch een aantal weken geschei-
den van je familie en vrienden. En voor
de meeste deelnemers gaat er een groot
stuk van hun vakantie op aan het werken
voor een vrijwilligersproject, waarbij je
zelf een niet onaardige duit in het zakje
doet, want iedereen staat in voor zijn
eigen vaccinaties, vliegtuigticket en ver-
blijfskosten … om nog over souvenirs te
zwijgen.”
Denken en doen“Eenmaal je die twijfels, bekommernis-
sen en bedenkingen overwonnen hebt,
moet je het eigenlijk enkel nog doen. Fy-
siek gezien is het toch wel een zware op-
gave, omdat de arbeid die je er verricht,
hoofdzakelijk manuele arbeid is. In tegen-
stelling tot bij ons, waar na een telefoon-
tje een lading cement of beton geleverd
wordt, dient het ruwe zand er eerst ge-
zeefd te worden en daarna met de schop
gemengd met water en cement, een hele
klus.”
Nawerking“Wat me na afloop vooral is bijgebleven,
is de ongelofelijke rijkdom aan materie
die hier in België - en bij uitbreiding in
het Westen - voor handen is, dat in te-
genstelling tot de ongebreidelde creati-
viteit van de Afrikanen om met beperkte
middelen oplossingen te zoeken, en te
vinden! Voor mensen van mijn generatie
is het de normaalste zaak ‘van de wereld’
dat we alles hebben wat we hier vandaag
hebben, maar na dit project word je wel
even op je plaats gezet, zeker als je ge-
zien hebt hoe een groot deel van de we-
reldbevolking zich maar moet ‘zien te be-
helpen’. Onbetaalbaar is ook de vreugde
en vooral de voldoening van de hele
groep wanneer na een aantal zware
weken het project effectief gereali-
seerd is. Het delen van die vreugde
samen met de lokale mensen en de
kinderen en het feit ‘dat het toch
maar gelukt is’, valt niet onder woor-
den te brengen. Zoals eerder gezegd,
je moet het meemaken.”
Persoonlijk hoop ik zeker nog een volgen-
de ervaring aan dit Urafiki-bouwkamp te
koppelen, al zal die natuurlijk bepaald
worden door het verloop van mijn profes-
sioneel leven, relaties en financiële mo-
gelijkheden, maar “jong geleerd…”.
“Je moet er niet over denken,
je moet het meemaken.”
Tekst en foto’s: Mark Den Haerynck | sprokkel
19
Salesianen houden open denkdagIn november organiseerden de salesianen
een open denkdag om met elkaar in over-
leg te gaan over het verder oriënteren en
leiden van de Vlaamse salesiaanse pro-
vincie en de Nederlandse delegatie. Dat
denkproces was al op gang getrokken tij-
dens het laatste Algemeen en Provinciaal
Kapittel, waar de oproep weerklonk om
de uitdagingen van het religieuze leven in
deze tijd onder ogen te zien. Ook al blij-
ven we bij de recente ontwikkelingen in de
Kerk met gevoelens van onmacht, verbijs-
tering en ongeloof zitten, de toekomst ligt
vóór ons! De voorbije kapittels keerden de
spiegel al om met de uitdagende woorden
"Kom en zie". De Algemeen Overste koos
het als jaarthema voor 2011. Kom kijken
en zien om jezelf te overtuigen.
De open denkdag was een bundeling van
krachten. Een tachtigtal salesianen heb-
ben er een dag van onderscheiding door-
gemaakt, een open denkdag. Denken over
de toekomst, over de situatie van vandaag
en morgen, over de keuze van een provin-
ciaal voor de komende zes jaar, dat was
de opdracht. Nadenken is bron van nieuw
leven en als goede erfgenamen van Don
Bosco mogen de salesianen de gekre-
gen ponden niet in de grond stoppen. In
Vremde hebben ze in een open geest met
elkaar gedeeld wat de uitdagingen zijn
voor de provincie de volgende jaren. Die
hebben vooral betrekking tot de verant-
woordelijkheid voor de verdieping van de
eigen spiritualiteit en het verantwoord
doorgeven van het erfgoed van Don Bosco
in samenwerking met een grote groep
enthousiaste leken medewerkers. De sale-
sianen willen mee toekomst maken door
zichzelf in de weegschaal te leggen, ten
volle geëngageerd salesiaan te zijn en zo
de tekenen van de tijd te kunnen lezen en
ernaar te handelen.
De jaarspreuk die de Algemeen Overste
van de salesianen voor 2011 heeft ge-
lanceerd, is een eerlijke oproep tot de
grote beweging rond Don Bosco vanuit
de hoogdringendheid van de roepin-
gen. Jezus vond vissers bij het meer
van Galilea en Hij verkondigde: "Geloof
in de Blijde Boodschap.” Ze werden
zijn leerlingen. Roepingenpastoraal en
evangelisatie gaan hand in hand. Evan-
geliseren vandaag is roepen en aan
jongeren vragen: "Wat zoeken jullie?"
Het is hen aanmoedigen, laten proeven
en zeggen: "Kom en zie! Kom kijken om
dan te ontdekken dat het de moeite
waard is om te leven voor God en men-
sen.” Don Pascual Chávez koos als jaar-
sprokkel
spreuk voor 2011 het antwoord dat Jezus
gaf aan leerlingen die op zoek waren. Hij
zei: "Kom en zie!" Die woorden zijn voor
de grote beweging rond Don Bosco een
uitnodiging om voor de jongeren echte
spirituele gidsen te zijn.
Jaarspreuk 2011
20
Horizontaal1. staat maken op, rekenen op2. denkvermogen – meisjesnaam3. daar – Bijbelse figuur – biersoort4. bunzing – stijf, onbeweeglijk5. gisting van vers bier in vaten – uitroep6. Denemarken (afk.) – sluwe, slimme daad7. vogel – Iers Republikeins Leger8. springend insect – projectieplaatje9. schaduwbeeld – nummer10. het bijbrengen van vaardigheden
test je kennis | Auteur: M. Biesmans Afbeeldingen: sxc
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 6
2
3 2 9
4 8
5 5
6 10
7 4
8 3
9 1 7
10
Lid van de Salesiaanse Familie:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Vertikaal1. blijdschap – salvis omissis2. zonder leugen of bedrog – politieke centrale partij3. eerwaarde heer (Latijn) – klasse – huwelijksvoor-
waarden4. golfterm – jeugdheilige bij Don Bosco5. Verenigde Staten – aarzelen (wensvorm)6. eerste jeugdwerk van Don Bosco7. sterk geurend bolgewas – onhoudbare service –
Griekse letter8. getrouwheid aan de werkelijkheid9. gesloten kromme lijn10. nog niet gebruikt – bloeiwijze
Surf voor de oplossingen naar www.donbosco.be.
Leopold Van Laer, sdb° 08.04.1936 + 11.11.2010
Pol was groot van gestalte. Hij kwam ook uit een groot ge-zin. En over zijn talrijk uitgebreide familie wist hij spitsvon-dig te zeggen: “Ce n’est pas une famille, c’est une tribu.” En hij hield van die stam, en zij hielden van hem. Als ‘nonkel Pol’ was hij door hen geliefd en werd hij gewaardeerd. Pol was ook groot van hart en inzet. Wat men hem vroeg, pakte hij aan. Zijn rijk gevuld missionarisleven, vijfenveertig jaar
lang in salesiaans Afrika, voornamelijk in Congo en in Rwanda-Burundi,
getuigt daarvan.Als leraar en opvoeder, als directeur en econoom, als geestelijk leider en in paro-chiedienst heeft Pol zich in-gezet. Steeds met de overga-ve van heel zijn persoon voor
kleinen en armen: jongeren en volkse mensen, vaak bedreigd in
woelige omstandigheden en tijden. Hij is Jezus achterna gegaan, de Goede Herder van het evan-gelie (Joh 10,11-15) … nu voor altijd.
Bertha Vanempten, zdb° 08.01.1924 + 05.10.2010
Bertha werd op 8 januari 1924 in Kuringen geboren als tweede in een gezin van zes kinderen. Vader was gelijktijdig spoorwegarbeider, fietsenmaker en soms ook nog kapper. Als adolescente voelde Bertha zich aangesproken door het religieuze leven en zocht ze naar een congregatie die haar persoonlijk zou boeien. Via haar contacten ontdekte zij de salesiaanse spi-ritualiteit. Ze kon er zich goed in terugvinden en vroeg om in te treden.Na haar vormingsjaren deed zij professie op 5 augustus 1948. Zij leefde en werkte in Groot-Bijgaarden, Verviers, Heverlee, Lommel, Wij-negem en Kortrijk. Haar voornaamste taken waren die van portierster en opvoedster. Zij was een vriendelijke en blije zuster, met een opge-ruimd en optimistisch karakter. Met haar hartelijk-heid, haar onthalend hart en haar aanstekelijke glimlach, die geworteld was in een diepe Godsverbondenheid, kon ze rekenen op de sympathie van velen.Zuster Bertha was een sterke, godgewijde vrouw in dienst van medezus-ters en van mensen, klein en groot. Het laatste jaar werd ze stiller en stiller, maar haar glimlach verliet haar nooit.In de vroege morgen van 5 oktober 2010 legde ze haar leven terug in Gods handen in het tweeënzestigste jaar van haar professie.
in memoriam
21
Christina Jaspers, zdb° 04.12.1912 + 22.09.2010
Christina werd geboren in een katholiek landbouwers-gezin in Roosteren (NL) op 4 december 1912, als jongste
van zeven kinderen. Na het basisonderwijs mocht zij voort-
studeren in de beroepsschool in Steyl. Daar groeide haar roeping voor
het religieuze leven. Bij haar eerste contact met de zus-ters van Don Bosco was haar keuze gemaakt. Zij deed haar intrede in Groot-Bijgaarden en sprak haar eerste geloften uit op 5 augustus 1933.Zr. Christina werkte eenendertig jaar als keukenzuster in Wallonië, eerst in Florzé en nadien in Luik. Toen de zusters van Don Bosco in 1965 een gemeenschap open-den in Nederland, ging zij terug naar haar geboorte-land en verbleef ze in Maasniel tot in 2004. Zij werkte er in de keuken en in de tuin, waar zij uren doorbracht om zowel de bloemen als de groenten te verzorgen.Met pijn in het hart verliet zij Nederland. Ze verlangde bij haar medezusters te blijven en was uiteindelijk echt gelukkig in het rusthuis in Kortrijk. Hoe bejaard ze ook was, er was weinig dat haar ontging. Aandacht en at-tentie voor medezusters kenmerkten haar.Heel stil, zonder enig teken van onrust of angst, heeft zuster Christina ons verlaten in de vroege morgen van 22 september 2010.
Maria Lecluyse, zdb° 31.07.1925 + 18.10.2010
Maria groeide op in een diep christelijk gezin in Kortrijk. Zij was de zesde van tien kinde-ren. Na haar middelbare studies werkte zij even als bediende, tot zij de uitnodiging kreeg om als opvoedster te fungeren in het ‘Katholiek Openluchtwerk voor Kinderen’ bij de zusters van Don Bosco in Kortrijk. Daar groei-de het verlangen om het leven van de zusters vol-komen te delen. Op 5 augustus 1948 sprak zij haar eerste geloften uit in Groot-Bijgaarden. Zij behaalde het diploma van onder-wijzeres en vertrok naar Kortrijk om er in de basisschool te onderwij-zen. In 1956 werden de zusters van Don Bosco gevraagd om zich in een nieuwe wijk in Boxbergheide te vestigen. Zuster Maria was bij de eerste groep. Zij heeft er gedurende drieëndertig jaar het beste van zichzelf gegeven als directrice van een school in volle ontplooiing. Zij is er Limburgse met de Limburgers geworden. Zij was een zuster met een onthalend hart, bescheiden en hard werkend. Ze was niet uit-bundig in het uiten van haar gevoelens en had een eigen manier om haar genegenheid voelbaar te maken. Maar ze bracht talloze mensen in beweging en werd door velen bewonderd, gewaardeerd, bemind.In 1989 werd zij provinciaal econome. Met plichtsgetrouwheid en discretie nam zij die taak ter harte. Nadien was zij nog de helpende hand bij de boekhouding van verschillende gemeenschappen. Zij was een sterke en ook een biddende vrouw. Zij vatte haar leven zo samen: “Ik ben een gelukkige zuster van Don Bosco en ben heel dank-baar voor alles!”Zij overleed in Groot-Bijgaarden, op 18 oktober 2010.
verbonden | Tekst: Yannick Guldentops Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc
22
De afgelopen jaren was de samenwerking
tussen DMOS-COMIDE en Broederlijk De-
len tijdens de vastencampagne steeds
een succesverhaal. Al duizenden jon-
geren en leerkrachten namen deel aan
workshops, bekeken de campagnefilm,
organiseerden sponsorlopen en genoten
van eerlijke maaltijden. Onder het motto
‘maak ons overbodig, steun de plannen
van het Zuiden’, willen we ook in 2011
werken aan ons streefdoel, namelijk er-
voor zorgen dat elk land een gelijkwaar-
dige plaats inneemt in de wereld. Dit
schooljaar trekken we naar het Centraal-
Afrikaanse land Burundi om aan te tonen
dat ook in die regio verandering mogelijk
is als ze vertrekt van de eigen plannen
van groepen mensen ter plekke.
Inleefreis Burundi ligt in de Grote Merenregio van
Centraal-Afrika en is één van de kleinste
en dichtstbevolkte landen van het con-
tinent. Mede door de burgeroorlog,
die woedde van 1994-2005, is het nu
één van de armste landen ter wereld.
Vluchtelingen, schrijnende armoede,
een verscheurde bevolking … zijn
maar enkele van de problemen die de
Burundese bevolking moet overwin-
nen. Vele Burundezen zijn dan ook
afhankelijk geworden van voedselhulp
en giften van heropbouwprogramma’s.
Met deze campagne moedigen DMOS-
COMIDE en Broederlijk Delen hen aan om
het heft in eigen handen te ne-
men zodat ze kunnen instaan
voor hun eigen onderhoud.
Nieuw dit jaar in de campagne
is dat er een inleefreis wordt
georganiseerd voor leerkrachten
én leerlingen. Uit de vele reacties op de
aanvraag werden uiteindelijk vier scho-
len geselecteerd. Elke school mocht vier
leerlingen en een leerkracht meesturen.
Na enkele voorbereidingsmomenten
vertrokken ze samen naar Burundi
in de kerstvakantie, waar ze ter plaatse
verschillende projecten van Broederlijk
Delen en DMOS-COMIDE bezochten.
OnderwijsOp het vlak van onderwijs werden er in
Burundi al behoorlijk wat stappen gezet.
Zo is het lager onderwijs al enkele jaren
gratis. Dat wil zeggen dat het inschrij-
vingsgeld betaald wordt door de staat.
Daardoor gaat nu al 81,2 procent van
de kinderen naar de lagere school. Jam-
mer genoeg is er ook een keerzijde, want
slechts 36,2 procent van de kinderen
maakt de basisopleiding ook effectief af.
De salesianen en DMOS-COMIDE zoeken
hier mee naar mogelijke oplossingen.
Tijdens de vastencampagne van 2011
worden er drie centra van Don Bosco in
de kijker gezet die onderwijs en opvang
bieden aan straatarme kinderen om hun
zo een betere toekomst te bezorgen.
Het eerste centrum dat bezocht werd,
ligt in Buterere, een plaats even buiten
›
Maak ons overbodig!
Nieuw is dat er een inleefreis
wordt georganiseerd voor
leerkrachten en leerlingen.
‘Sta op!’ is de leuze die
oproept om het heft in eigen
handen te nemen.
23
de hoofdstad. Het centrum zelf biedt
plaats aan vijftig straatkinderen. Elke
jongere die een ander leven wil opbou-
wen en nergens anders terecht kan, is
er welkom. In dit centrum laat men jon-
geren wennen aan een gestructureerd
leven. Daarnaast wordt geprobeerd om
hun opnieuw de motivatie te geven om
een opleiding te volgen en die uiteraard
af te maken. De kinderen worden na een
bepaalde termijn zoveel als mogelijk te-
rug geïntegreerd in hun oorspronkelijke
familie of in een pleegfamilie. Hierdoor
krijgen ze terug een plaats in de samen-
leving. De hele werking is gericht op een
duurzame verbetering van de levensom-
standigheden van kansarme groepen.
In het centrum voor beroepsopleidin-
gen kunnen deze straatkinderen, sa-
men met nog een hele hoop andere
jongeren, een opleiding volgen, zoals
onder andere houtbewerking, snit en
naad, informatica of metselen. Naast
de beroepsopleidingen worden er in het
centrum ook heel veel socioculturele ac-
tiviteiten georganiseerd, zoals orkest en
zang, sport, acrobatie …
Het tweede centrum bevindt zich in een
dichtbevolkt en arm landbouwgebied in
het noorden van Burundi. In dit lyceum
volgen ongeveer duizend jongeren uit
de streek les. De staat levert beperkte
subsidies en betaalt de leerkrachten. De
salesianen zorgen voor het onderwijs
en bewaken samen met DMOS-COMIDE
de kwaliteit van de lessen. Deze school,
die tussen de koffieplantages gelegen
is, vormt een oase van kennis en levert
zo een belangrijke bijdrage aan de scho-
lingsgraad in de regio.
De derde school is het Centre Artisanal
– Don Bosco Rukago. Ook deze school
ligt in een afgelegen land-
bouwgebied. DMOS-
COMIDE blaast de
beroepsopleidingen
van het centrum
nieuw leven in, zodat
de kinderen van deze boerenbevolking
een beroep kunnen leren. Uiteraard is er
ook een opleiding landbouw voorzien.
Het gratis lager onderwijs is een stap in
de goede richting naar ontvoogding en
onafhankelijkheid van de ‘goodwill’ van
het Noorden. Onderwijs is immers een
belangrijke sleutel, zowel voor kinderen
als voor volwassenen. Het
belangrijkste probleem is
echter de toegang tot het
land. In een land waar meer
dan negentig procent van de
bevolking van de landbouw
leeft, is de druk op de beschik-
bare grond bijzonder zwaar. De
strijd om het schaarse land was
dan ook één van de belangrijkste
oorzaken van het conflict. In de post-
conflictfase is het gebrek aan voldoen-
de land een belangrijke barrière voor
verdere sociale en economische
ontwikkeling van een groot
deel van de bevolking. Daar-
naast keren de families die
tijdens de burgeroorlog naar
de buurlanden vluchtten,
langzaam terug. Vaak onder-
vinden zij dat hun huizen en
landen ondertussen ingeno-
men zijn door andere mensen.
Dat bemoeilijkt de integratie en
zorgt voor extra conflicten.
Meer dan veertig procent van de Burun-
dese bevolking haalt het grootste deel
van zijn inkomsten uit de koffieteelt. Een
rechtvaardige organisatie van de koffie-
sector is dus erg belangrijk voor de Bu-
rundese boeren, die tegelijkertijd probe-
ren minder afhankelijk
te worden van koffie,
door andere winstge-
vende gewassen
te telen.
Haguruka!‘Sta op!’, dat is de leuze waarmee Broe-
derlijk Delen en DMOS-COMIDE de men-
sen ter plaatse oproepen om het heft in
eigen handen te nemen en zelf uit de
armoedecirkel te geraken. Als de boeren
zich gaan groeperen en hun kennis aan
elkaar doorgeven, staan ze sterker in hun
schoenen. Zo kan er meer bereikt wor-
den.
DMOS-COMIDE wil samen met de part-
ners, de salesianen en zusters van Don
Bosco, een belangrijke bijdrage leveren
aan de scholingsgraad van deze kans-
arme bevolking. Straathoekwerkers pro-
beren jongeren dan ook te motiveren om
een opleiding te volgen in één van de
Don Boscocentra. Dat kan gaan van een
kortlopende opleiding tot kapper, schrijn-
werker, monteur … tot een driejarige
opleiding waarbij ze een diploma kunnen
halen. Na de lessen zijn er vaste ontspan-
nende activiteiten, zoals sport, acroba-
tie, traditionele dans, zang … om voor
een verbindend groepsgevoel te zorgen.
Sinds 2008 ondersteunt DMOS-COMIDE
het nieuwe ontwikkelingsbureau in de re-
gio van de grote meren. Van daaruit wor-
den de beroepsopleidingen en straatkin-
derenprojecten op een gestructureerde
manier opgevolgd en begeleid. Zo zorgt
DMOS-COMIDE ervoor dat er op een be-
kwame manier aan een gestroomlijnd be-
leid van de verschillende jongerencentra
wordt gewerkt.
Er worden drie centra van
Don Bosco in de kijker gezet.
Burundi is één van
de armste landen
ter wereld.
24
ruggespraak | Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Sxc
DichtbijWe zijn weer een nieuw jaar ingestapt.“Tempus fugit.”Niet alleen de tijd ijlt voort, we leven in een periode waarin alles snel evolueert, vooral technologie en wetenschap.Historisch gezien heeft de Kerk vaak moeite met wetenschappelijke vooruitgang.
“De aarde beweegt rond de zon”,zo weerlegde Galileo Galilei het geocentrisme.Die theorie heeft hem een veroordeling door de inquisitie opgeleverd.“Eppur si muove”,“en toch beweegt ze”,hield Galileo vol, tegen de Kerk in.Gelijk had hij!
Onvervulde kinderwensen worden vandaag door wetenschappelijk onderzoek toch vervuld. Meer en meer wetenschappelijke literatuur wijst naar een genetische en biologische achtergrond voor homofilie … En weer worstelt de Kerk met de nieuwe inzichten, ontgoochelt ze haar gelovigen met pijnlijke, soms kwetsende uitspraken.
Sinds de zeventiende eeuw van Galileois de samenleving grondig veranderd.Gelovigen accepteren vandaag geen dirigerende Kerk meer,zeker niet nu de Kerk in opspraak is door wandaden van sommige van haar bedienaars.Gelovigen verwachten van hun instelling meer begrip voor de problemen die eigen zijn aan de tijd waarin zij leven.
Als de Kerk de leegloop van haar gebedshuizen wil stoppen, moet ze wellicht, trouw aan haar eigen evangelie, minder oordelen en veroordelen, meer dienen en meeleven. Als de Kerk de liefde voor haar gelovigen niet heeft, zal ze slechts verworden tot een galmende gong.
Laat dit nieuwe jaar een jaar zijn waarin een nieuwe Kerk opstaat, die korter bij de mensen staat, meer begrip toont, een Kerk die ‘de liefde’ heeft, zoals de apostel Paulus ze beschreef, een liefde die het kwaad niet aanrekent, geduldig is en vriendelijk, die blijft hopen, geloven en verdragen,die in de waarheid haar vreugde vindt.