Post on 21-Jun-2020
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Universiteit Gent
Academiejaar 2017-2018
De oprichting van de Belgische databank voor Foreign
Terrorist Fighters: een proportionele maatregel?
Masterproef van de opleiding
‘Master in de rechten’
Ingediend door
Sarah Leeman
01203950
Promotor: Prof. dr. Gert Vermeulen
Commissaris: Gwen Herkes
WOORD VOORAF Deze masterproef is het sluitstuk van mijn opleiding tot master in de rechten aan de Universiteit
Gent. Het was een leerrijk proces waarbij ik veel heb bijgeleerd. Ik had het echter niet gekund
zonder een aantal mensen die ik vervolgens ontzettend wil bedanken.
In de eerste plaats wil ik mijn promotor, Prof. dr. Gert Vermeulen hartelijk bedanken. Op
momenten waar het even strop zat bood hij altijd soelaas door het geven van terechte kritische
opmerkingen en het aanreiken van de juiste inzichten. Tegelijk gaf hij mij de ruimte om zelf
mijn onderzoek in te vullen.
In de tweede plaats wil ik mijn commissaris, Gwen Herkes, bedanken voor het kritisch lezen
en beoordelen van deze masterproef.
Ik wil vervolgens de heer Patrick Willocx, hoofdcommissaris van het Federaal Gerechtelijke
Politie Oost-Vlaanderen en de heer Dirk Roels, Adjunct verantwoordelijke van het
Arrondissementeel Informatiekruispunt Oost-Vlaanderen, hartelijk bedanken voor het gesprek
en de inzichten m.b.t. de praktijk. Eveneens wil ik de heer Dirk Debeaussaert, raadgever
radicalisering bij het kabinet Binnenlandse Zaken, bedanken voor het mondelinge onderhoud
over de totstandkoming van de maatregel tot invoering van de FTF-databank en om zijn visie
over de zaken toe te lichten.
Ten slotte wil ik nog mijn ouders bedanken. Zij hebben me altijd gesteund in mijn studies in
goede en kwade dagen. Ze hebben me zoveel ze konden geholpen om deze studie tot een goed
einde te brengen en gaven me de stimulans om altijd mijn uiterste best te doen om zo de beste
versie van mezelf te kunnen zijn.
Sarah Leeman
15 mei 2018
i
Inhoudsopgave Afkortingenlijst ...................................................................................................................... 1
1. Inleiding ......................................................................................................................... 2
1.1. Het algemeen kader ..................................................................................................... 2
1.2. De afbakening van het onderzoek ................................................................................ 8
2. Onderzoeksopzet en gebruikte methodes .......................................................................... 10
2. 1. Conceptueel ontwerp ................................................................................................ 10
2.1.1. De relevantie van het onderzoek ......................................................................... 10
2.1.2. Onderzoeksdoelstelling ....................................................................................... 10
2. 2. Onderzoekstechnisch ontwerp .................................................................................. 10
2.2.1. Onderzoeksstrategieën ........................................................................................ 10
3. Belangrijke beschouwingen in het kader van het onderzoek ............................................. 13
3.1. De definitie van het begrip Foreign Terrorist Fighter (FTF) ....................................... 13
3.1.1. Begrip ................................................................................................................. 13
3.1.2. Evolutie van de regelgeving en beleid betreffende FTF ....................................... 13
3.2. Het Belgisch juridisch kader relevant voor FTF-databank .......................................... 18
3.2.1. De Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt (WPA) ...................................... 18 3.2.2. De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (WVP)........................................... 21 3.2.3. Omzendbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie betreffende de uitwisseling van informatie en de opvolging van de uit België afkomstige “Foreign Terrorist Fighters” en de COL 10/2015 betreffende het evalueren van de gerechtelijke aanpak inzake Foreign Terrorist Fighters. ................................................ 22 3.2.4. De Wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme ..................................................................................................................... 23 3.2.5. Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters ...................................................................... 24
3.3. Nieuwste ontwikkelingen van de FTF-databank......................................................... 24
3.4. Besluit ....................................................................................................................... 27
4. De theoretische benadering van proportionaliteit .............................................................. 28
4.1. Proportionaliteit ......................................................................................................... 28
4.2. Theoretisch kader omgezet in praktijk ....................................................................... 31
5. Legitimiteit en legaliteit ................................................................................................... 33
5.1. Het wetgevend proces van de maatregel .................................................................... 33
5.2. De rechtsbasis ........................................................................................................... 34
ii
5.3. De legitieme doelstelling ........................................................................................... 38
5.4. Besluit ....................................................................................................................... 42
6. Effectiviteit en geschiktheid ............................................................................................. 43
6.1. Doel van de gegevensdatabank FTF .......................................................................... 43
6.2. Geschiktheid.............................................................................................................. 46
6.3. Verantwoord beheer .................................................................................................. 47
6.4. Realiseerbaarheid ...................................................................................................... 48
6.5. Besluit ....................................................................................................................... 52
7. Noodzakelijkheid ............................................................................................................. 53
7.1. De noodzaak van de invoering van de FTF-databank ................................................. 53
7.1.1. De Algemene samenwerking en informatie-uitwisseling ..................................... 53
7.1.2. De opvolging van FTF ........................................................................................ 54
7.1.3. Mogelijke alternatieven ...................................................................................... 55
7.1.4. Besluit ................................................................................................................ 61
7.2. Rechtsvergelijkend onderzoek ................................................................................... 62
7.2.1. Nederland ........................................................................................................... 62
7.2.2. Frankrijk ............................................................................................................. 63
7.2.3. Besluit ................................................................................................................ 64
8. Evenredigheid .................................................................................................................. 66
8.1. De voorziene waarborgen .......................................................................................... 66
8.1.1. Een gedecentraliseerde aanpak: de LIVC’s en LTF’s .......................................... 66
8.1.2. De verantwoordelijke voor het beheer ................................................................. 68
8.1.3. Verantwoordelijke voor het operationele luik ...................................................... 70
8.1.4. Verantwoordelijken voor de controle: het Controleorgaan en het Vast Comité .... 73
8.1.5. Consulent voor de veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer .... 74
8.1.6. Besluit ................................................................................................................ 77 8.2. De categorieën van personen en de persoonsgegevens die terechtkomen in de FTF-databank ........................................................................................................................... 78
8.3. De bewaartermijnen van de persoonsgegevens en informatie .................................... 83
8.4. De bevoegde instanties die de FTF-databank kunnen raadplegen ............................... 87
8.5. Verenigbaarheid met de fundamentele rechten en vrijheden ...................................... 96
8.5.1. Rechtstreekse aantasting van het recht op privacy ............................................... 98
8.5.2. Onrechtstreekse aantasting van bepaalde fundamentele rechten en vrijheden .... 108
8.5.3. Besluit .............................................................................................................. 113
9. Algemeen besluit............................................................................................................ 115
iii
BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................ 119
Wetgeving ...................................................................................................................... 119
Internationale en Europeesrechtelijke wetgeving ........................................................ 119
Belgische nationale wetgeving ................................................................................... 119
Parlementaire documenten .......................................................................................... 120
Andere ....................................................................................................................... 120
Rechtspraak.................................................................................................................... 121
Rechtsleer ...................................................................................................................... 122
Boeken ....................................................................................................................... 122
Tijdschriften en krantenartikels .................................................................................. 123
Verzamelwerken ........................................................................................................ 125
Andere ....................................................................................................................... 125
Websites ..................................................................................................................... 126
Andere ........................................................................................................................... 127
1
Afkortingenlijst ADIV Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid
AIK Arrondissementeel Informatiekruispunt
ANG Algemene Nationale Gegevensdatabank
CFI De Cel voor Financiële Informatieverwerking
COC Controleorgaan op de politionele informatie
Comité I Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens
EU Europese Unie
EVRM Verdrag 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden
FGP Federale Gerechtelijke Politie
FTF Foreign Terrorist Fighters
GW Grondwet
HTF Homegrown Terrorist Fighters
IKW Interkabinettenwerkgroep
JIB Joint Information Box
KB FTF Koninklijk Besluit betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis
“Het informatiebeheer” van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt
LIVC Lokale integrale veiligheidscel
LTF Local Task Force
OCAD-wet Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst
OM Openbaar Ministerie
VN Verenigde Naties
WPA Wet op het politieambt
WVP Wet Verwerking Persoonsgegevens
2
1. Inleiding
1.1. Het algemeen kader 1. Hoewel terrorisme zeker niet als een nieuw verschijnsel kan bestempeld worden is de
wereld sinds de aanslagen van 9/11 toch fundamenteel veranderd. Tot dan was terrorisme eerder
nationaal of regionaal van aard. We kunnen hierbij denken aan de IRA in Ierland, de ETA in
Spanje, de CCC in België, … De aanslag op de WTC-torens in de Verenigde Staten van
Amerika vormde een absoluut keerpunt in de geschiedenis omdat we voor het eerst te maken
kregen met een vorm van globaal terrorisme. Onder impuls van de VS ontstond hierop een
ongezien momentum in de strijd tegen het terrorisme. Er werd onder de noemer ‘Globale Strijd
tegen Terreur’ (‘Global War On Terror’) een holistische strategie ontwikkeld om terrorisme
wereldwijd aan te pakken. Maar ook de Amerikaanse interne maatschappelijke kwetsbaarheden
werden aangepakt o.a. met de oprichting van het Departement of Homeland Security. Ook de
vaak geprezen openheid van de Amerikaanse maatschappij werd drastisch ingeperkt via de
aanpassing van het wettelijk kader (Patriot Act) en de sterke uitbreiding van controles op het
vrij verkeer van goederen en personen. Zo kon men zich van dan af niet meer zomaar met het
openbaar vervoer vrij verplaatsen zonder met een versterkte beveiliging geconfronteerd te
worden.
2. Ook op mondiaal niveau en in Europa is de angst voor terroristische aanslagen sterk
toegenomen na 9/11 waardoor het thema bovenaan de politieke agenda is beland1. Zeker de
landen die met een aanslag op hun grondgebied te maken kregen, namen vrijwel meteen een
reeks maatregelen om zich te sterken in ‘de strijd tegen terrorisme’. Een belangrijk aspect vormt
hierbij de signaalfunctie van de ondernomen acties naar de bevolking toe, aangezien
communicatie een zeer belangrijk deel van het fenomeen vormt. Ondanks de relatief beperkte
objectieve impact (bijvoorbeeld op basis van het aantal slachtoffers) is het voor beleidsmakers
toch van groot belang hier snel en doeltreffend op te reageren omwille van het vaak subjectieve
onveiligheidsgevoel dat dit voor de bevolking creëert.
3. De geografische dimensie en de ruime politieke aandacht voor terrorisme maken dat
actie wordt ondernomen op verschillende niveaus. Mondiaal zijn de Verenigde Naties (VN)
1 Zie bijlage I en II voor een volledig overzicht van het bredere respectievelijk internationale en Europese ‘Counter
Terrorism’ kader.
3
actief (maar ook coalities zoals deze tegen Da’esh), regionaal vormt de Europese Unie (EU)
voor ons een belangrijke actor en regulerend kader. De aard van de terroristische dreiging
noodzaakt om zich permanent aan te passen aan een evoluerend fenomeen. Zo wordt men sinds
2012 geconfronteerd met de uitdaging van de ‘Foreign Terrorist Fighters’ (FTF). Mensen uit
verschillende landen reizen naar voornamelijk Syrië en Irak om daar te gaan strijden voor het
kalifaat en keren druppelsgewijs terug. Van september 2014 tot september 2015 alleen al is het
aantal FTF verdubbeld en betreft het zo’n 30 000 strijders afkomstig uit 104 landen2. Hierbij
vormt ook de terugkeer van de FTF een mogelijk problematisch gegeven. Sommigen onder hen
zijn immers gehersenspoeld, geradicaliseerd en getraumatiseerd waardoor ze in staat worden
geacht aanslagen te plegen bij terugkeer.
4. Het begrip ‘Foreign Terrorist Fighter’ is voor deze masterproef van groot belang
aangezien deze personen worden opgenomen in de onderzochte databank. Het begrip FTF
wordt niet eenduidig gedefinieerd op mondiaal of Europees niveau3. Diverse organisaties en
2B. BOUTIN, G. CHAUZAL, J. DORSEY, M. JEGERINGS, C. PAULUSSEN, J. POHL, A. REED, S.
ZAVAGLI, “The Foreign Fighters Phenomenon in the European Union: Profiles, Threats & Policies”, The
International Centre for Counter-Terrorism 2016, 3, https://icct.nl/wp-content/uploads/2016/03/ICCT-
Report_Foreign-Fighters-Phenomenon-in-the-EU_1-April-2016_including-AnnexesLinks.pdf. 3 T. RENARD, R. COOLSAET, “Returnees: who are they, why are they (not) coming back and how should we
deal with them? Assessing Policies on Returning Foreign Terrorist Fighters in Belgium, Germany and the
Netherlands”, Egmont Paper 101 2018, 6,
http://www.egmontinstitute.be/content/uploads/2018/02/egmont.papers.101_online_v1-3.pdf?type=pdf; H. DE
RIVOIRE, C. GALLAND, L. GENTILHOMME, C. GOERLICH, Y.J. HUANG, M. JEANDEL, N. JOLIVALD,
A. LALIK, C. LEROY, A. MELNIKOVA, S. SCHNEPP, A. ZACHARIA, “Returning Foreign Terrorist Fighters
in Europe: A Comparative Analysis”, Report Working Group Returning Foreign Terrorist Fighters 2017, 7,
http://mastereurope.eu/wp-content/uploads/2017/10/Returning-foreign-terrorist-fighters-in-Europe-.pdf; D.
MALET, Foreign Fighters: Transnational Identity in Civic Conflicts, Oxford, Oxford University Press, 2013, 9;
T. HEGGHAMMER, “The rise of Muslim Foreign Fighters. Islam and the Globalization of Jihad”, International
Security 2010-2011, vol. 35, Nr. 3, 55; E. ENTENMANN, L. VAN DER HEIDE, D. WEGGEMANS, J. DORSEY,
“Rehabilitation for Foreign Fighters? Relevance, Challenges and Opportunities of the Criminal Justice Sector”,
The International Centre for Counter-Terrorism 2015, 6, https://www.icct.nl/wp-content/uploads/2016/01/ICCT-
Entenmann-Heide-Weggemans-Dorsey-Rehabilitation-for-Foreign-Fighters-December2015.pdf; H. DE
RIVOIRE, C. GALLAND, L. GENTILHOMME, C. GOERLICH, Y.J. HUANG, M. JEANDEL, N. JOLIVALD,
A. LALIK, C. LEROY, A. MELNIKOVA, S. SCHNEPP, A. ZACHARIA, “Returning Foreign Terrorist Fighters
in Europe: A Comparative Analysis”, Report Working Group Returning Foreign Terrorist Fighters 2017, 6,
http://mastereurope.eu/wp-content/uploads/2017/10/Returning-foreign-terrorist-fighters-in-Europe-.pdf.
4
instellingen omschrijven het begrip verschillend. Vaak sluiten de definities wel dicht bij elkaar
aan of zijn er overlappingen. Er bestaat echter geen unieke, eenduidige, algemeen aanvaarde
omschrijving. Sinds 2014 verplicht het internationaal recht landen om het fenomeen van FTF
aan te pakken. De VN-resolutie 2178 (zie infra) beschrijft FTF als ‘iedereen die over
internationale grenzen reist of tracht te reizen om een ‘non-state combattant’ te worden en zich
schuldig maakt aan terroristische daden of materiële hulp biedt aan terreurgroepen’4. Omwille
van het feit dat er geen unieke gezaghebbende definitie bestaat van terrorisme, is er eveneens
geen eenduidige definitie van een FTF. Beide begrippen worden overgelaten aan de discretie
van de lidstaten5. De EU beschrijft voornamelijk de gerelateerde en onderling verbonden
dreigingen6:
- personen die vanuit de EU naar Syrië/Irak reizen om daar te gaan strijden7;
- personen die terugkeren vanuit Syrië/Irak naar de EU;
- de impact van het fenomeen en de eraan gerelateerde terroristische dreiging op de
sociale cohesie binnen de EU;
- ‘wannabe’ FTF die gehinderd zijn om Syrië/Irak te bereiken en die binnen de EU
aanslagen willen uitvoeren8.
5. De VN zijn op internationaal niveau dé belangrijkste actor voor de
beleidsontwikkelingen en voor het mitigeren van de bedreigingen die terrorisme met zich
4 Resolutie 2178 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (24 september 2014), UN Doc. S/RES/2178
(2014). 5 H. DE RIVOIRE, C. GALLAND, L. GENTILHOMME, C. GOERLICH, Y.J. HUANG, M. JEANDEL, N.
JOLIVALD, A. LALIK, C. LEROY, A. MELNIKOVA, S. SCHNEPP, A. ZACHARIA, “Returning Foreign
Terrorist Fighters in Europe: A Comparative Analysis”, Report Working Group Returning Foreign Terrorist
Fighters 2017, 7, http://mastereurope.eu/wp-content/uploads/2017/10/Returning-foreign-terrorist-fighters-in-
Europe-.pdf. 6B. BOUTIN, G. CHAUZAL, J. DORSEY, M. JEGERINGS, C. PAULUSSEN, J. POHL, A. REED, S.
ZAVAGLI, “The Foreign Fighters Phenomenon in the European Union: Profiles, Threats & Policies”, The
International Centre for Counter-Terrorism 2016, 13, https://icct.nl/wp-content/uploads/2016/03/ICCT-
Report_Foreign-Fighters-Phenomenon-in-the-EU_1-April-2016_including-AnnexesLinks.pdf. 7Council of the EU Factsheet -The challenge of foreign fighters and the EU’s response (9 October 2014), Council
of the European Union (2014), 1, http://www.consilium.europa.eu/media/21866/factsheet_foreign-
fighters_en.pdf. 8Verslagen, persberichten en beleidsdocumenten van EU-actoren, waaronder de Europese Raad, EC, CTC,
Europol en andere EU-agentschappen die voor het publiek beschikbaar zijn en die het fenomeen FTF aanpakken.
5
meebrengt. De VN helpen bij het ontwikkelen van normen voor een effectieve wetshandhaving
met respect voor de mensenrechten en de rechtsstaat. Naast de Globale Strategie voor
Terrorismebestrijding9, die om de twee jaar geactualiseerd wordt, werd in 2017 de VN-actie
gestroomlijnd door de oprichting van het Bureau voor Terrorismebestrijding10 (‘Office of
Counter Terrorism’). Dit Bureau coördineert en houdt toezicht op de acties inzake
terrorismebestrijding van de relevante organen en agentschappen11.
Enkele van de relevante resoluties van de VN Veiligheidsraad met betrekking tot
terrorismebestrijding en meer specifiek FTF zijn:
• Resolutie 217012: met als doel het onderdrukken van de stroom van FTF, de financiering
en andere steun aan Islamitische extremistische organisaties in Irak en Syrië13;
• Resolutie 217814: met als doel de groeiende dreiging van buitenlandse FTF aan te
pakken15, het voorkomen van een internationale stroom van FTF naar en van
conflictgebieden;
• Resolutie 224916: met als doel de lidstaten aan te sporen om hun inspanningen tegen
zowel ISIL als het al-Nusra Front evenals tegen andere al-Qaeda-gelieerde partijen te
verdubbelen17;
9 https://www.un.org/counterterrorism/ctitf/un-global-counter-terrorism-strategy. 10 http://www.un.org/en/counterterrorism/. 11 Ibid. 12 Resolutie 2170 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (15 augustus 2014), UN Doc. S/RES/2170
(2014). 13 https://www.un.org/press/en/2014/sc11520.doc.htm. 14 Resolutie 2178 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (24 september 2014), UN Doc. S/RES/2178
(2014). 15 https://www.un.org/press/en/2014/sc11580.doc.htm. 16 Resolutie 2249 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (20 november 2015), UN Doc. S/RES/2249
(2015). 17 S.A. ELGEBEILY, “A legal analysis of UN Security Council resolution 2249”, Cambridge International Law
Journal 2016, http://cilj.co.uk/2016/02/27/a-legal-analysis-of-un-security-council-resolution-2249/.
6
• Resolutie 239618: met als doel de maatregelen tegen FTF19 te versterken20, betere
controle van individuen die afreizen/terugkeren uit conflictzones. Het betreft hier
aspecten zoals grensbeveiliging, informatie-uitwisseling, samenwerking, etc.
6. Op internationaal niveau bestaat er daarnaast ook een informeel, multilateraal platform
genaamd ‘the Global Counter-Terrorism Forum’ (GCTF) dat actief is in het bestrijden van
terrorisme. België is geen lid maar wordt vaak uitgenodigd om deel te nemen aan vergaderingen
of om deel te nemen aan werkgroepen. Een van deze werkgroepen, genaamd ‘FTF Working
Group’, focust zich op FTF. Deze werkgroep richt zich op de meest prominente uitdagingen
van het FTF-fenomeen21. De werkgroep biedt een kritisch platform voor het ontwikkelen van
praktische initiatieven om te helpen bij het coördineren en uitbouwen van inspanningen op
nationaal, regionaal en internationaal niveau om de stroom van FTF in te dijken en de complexe
kwestie rond hun terugkeer aan te pakken22.
7. Op het regionaal niveau is de EU een gewichtige actor. Het FTF-fenomeen vereist een
hechte samenwerking van de EU23 en de lidstaten. In 2016 is het Europees centrum voor
terrorismebestrijding24 opgericht binnen Europol25. Dit centrum heeft tot doel te zorgen voor
betere informatie-uitwisseling tussen Europese diensten26. De focus ligt op de FTF. Ook richt
de coördinator voor terrorismebestrijding, een functie ingevoerd na de aanslagen in Madrid in
2004 zijn inspanningen steeds meer op het fenomeen van FTF27.
Tijdens de Europese top in juni 2017 hebben de Europese leiders beslist dat er intensiever
informatie dient uitgewisseld te worden over FTF. Er zijn voorstellen van de Commissie over
de interoperabiliteit van informatiesystemen voor veiligheid, grensbeheer en migratiebeheer die
18Resolutie 2396 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (21 december 2017), UN Doc. S/RES/2396
(2017). 19 https://www.un.org/press/en/2017/sc13138.doc.htm. 20 Het is een update van de resolutie 2178. 21 https://www.thegctf.org/Working-Groups/Foreign-Terrorist-Fighters. 22 Ibid. 23 http://www.dsb-spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=40&Itemid=64&lang=dutch 24 In het Engels: ‘the European Counter Terrorism Centre’ (ECTC). 25 https://www.europol.europa.eu/about-europol/european-counter-terrorism-centre-ectc. 26 Ibid. 27 http://www.consilium.europa.eu/nl/policies/fight-against-terrorism/counter-terrorism-coordinator/
7
in december 2017 goedgekeurd zijn en waaraan men nu in het Europees Parlement en in de
Raad aan begonnen is. Er is ook een nieuwe Europese veiligheidsstrategie28 die het versterken
van de veiligheid binnen de EU29 beoogt onder andere door het aanpakken van de FTF-
problematiek.
8. Een belangrijke Europese richtlijn inzake terrorismebestrijding30 en het FTF-fenomeen
is de richtlijn 2017/541 van 15 maart 2017. Deze richtlijn betreft personen die worden
gekwalificeerd als “buitenlandse terroristische strijders”. De richtlijn bepaalt
minimumvoorschriften aangaande ‘de definitie van misdrijven31 en sancties op het gebied van
terroristische misdrijven, misdrijven in verband met een terroristische groepering en
misdrijven in verband met terroristische activiteiten’32.
9. De toenmalige Belgische minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet lanceerde los
daarvan in juni 2013 een initiatief op ministerieel niveau tussen de EU-lidstaten die het meest
met het FTF-fenomeen te maken krijgen, genaamd de “G15”. De landen die hier deel van
uitmaken zijn: België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Ierland,
Denemarken, Zweden, Italië, Polen, Luxemburg, Oostenrijk plus Zwitserland en Noorwegen.
Deze groep landen heeft ook contacten gelegd met de Verenigde Staten van Amerika, Australië,
Canada, Jordanië, Tunesië, Marokko en Turkije. Deze informele groep streeft naar informatie-
uitwisseling over bedreigingen en beleidsmaatregelen en het identificeren van gebieden waar
intensievere samenwerking noodzakelijk is.
10. Op nationaal niveau33 is er eveneens een grote politieke aandacht voor
terrorismebestrijding waaronder de FTF-problematiek ressorteert. België heeft diverse plannen
ontwikkeld en een diversiteit aan actoren betrokken bij het antiterreur beleid. Het Nationaal
28 In het Engels: ‘Shared vision, common action: A stronger Europe’. 29 https://europa.eu/globalstrategy/en/global-strategy-foreign-and-security-policy-european-union. 30 Richtlijn (EU) 2017/541 van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van kaderbesluit
2002/475/JBZ en tot wijziging van besluit 2005/671/JBZ. 31 Waaronder het afreizen naar het buitenland met terroristisch oogmerk, het deelnemen aan de activiteiten van
een terroristische organisatie in het buitenland, het geven/krijgen van training in het buitenland. 32 Artikel 1 van de Richtlijn (EU) 2017/541 van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding, https://eur-
lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32017L0541&from=NL, L 88/12. 33 Zie bijlage III voor een volledig overzicht van het bredere nationale ‘Counter Terrorism’ kader.
8
Actieplan tegen Radicalisering (Plan R)34 maakt hiervan deel uit en is in het kader van deze
masterproef van groot belang. Het plan omvat de oprichting van een ‘Task Force Foreign
Fighters’ die zich focust op individuen die van plan zijn om naar Syrië of Irak af te reizen 35 en
een platform van repatrianten waar alle teruggekeerden gescreend worden. De nationale aanpak
kan echter slechts efficiënt zijn indien er een holistische benadering wordt gehanteerd op basis
van een breed assortiment aan multidisciplinaire beleidsmaatregelen. Er bestaat echter geen
geïntegreerde nationale strategie36. Wel heeft België, op federaal, regionaal en lokaal niveau,
diverse maatregelen genomen om het FTF-fenomeen aan te pakken. Men tracht hierbij het
beleid op de diverse niveaus te coördineren via de Nationale Veiligheidsraad37. Deze voert het
beleid uit en houdt toezicht op de civiele staatsveiligheid en de militaire algemene inlichtingen
en veiligheidsdiensten. De oprichting van de Veiligheidsraad in 2015 betekende toch een stap
vooruit naar een meer geïntegreerde benadering.
1.2. De afbakening van het onderzoek
11. Reflectie rond de keuze van het onderwerp voor mijn masterproef bracht me ertoe te
opteren voor een actuele uitdaging. Mijn voorkeur ging uit naar een thema dat ook een Europese
en zelfs mondiale dimensie omvat aangezien de meeste van onze hedendaagse uitdagingen niet
langer beperkt worden door landsgrenzen. Ik was bijzonder geïntrigeerd door dit fenomeen van
de FTF. Ik ben dan verder beginnen afbakenen door meer te lezen over de FTF-problematiek
en de juridische benadering ervan. De complexiteit van het gegeven maakt dat het moet
gecoördineerd worden vanuit verschillende dimensies en disciplines met een preventief luik
(preventie van radicalisering), een sociaal luik (de rol van de familie, de school,…), maar
eveneens een repressief/reactief luik (opsporing en vervolging). Binnen deze luiken zijn er
eveneens uiteenlopende initiatieven. De focus van deze masterproef zal liggen op een van deze
maatregelen: de FTF-databank. De FTF-databank situeert zich binnen twee van deze luiken
34 http://www.vvsg.be/radicalisering/Documents/actieplan_radicalisering.pdf. 35http://www.vvsg.be/radicalisering/Documents/Handvaten%20Lokale%20Aanpak%20Radicalisering%20met%
20bijlagen.pdf. 36 B. BOUTIN, G. CHAUZAL, J. DORSEY, M. JEGERINGS, C. PAULUSSEN, J. POHL, A. REED, S.
ZAVAGLI, “The Foreign Fighters Phenomenon in the European Union: Profiles, Threats & Policies”, The
International Centre for Counter-Terrorism 2016, 26, https://icct.nl/wp-content/uploads/2016/03/ICCT-
Report_Foreign-Fighters-Phenomenon-in-the-EU_1-April-2016_including-AnnexesLinks.pdf, Annex 3 p. 5-6. 37 Verving de voormalige Ministeriële Commissie voor Inlichtingen en Veiligheid.
9
aangezien ze zowel preventieve als repressieve of reactieve maatregelen kan ondersteunen. Het
sociale luik zal in het kader van deze masterproef niet onderzocht worden.
12. De oprichting van de FTF-databank heeft een impact op diverse aspecten van onze
bestaande rechtsorde. Een rechtsstaat moet immers hoe dan ook in elke omstandigheid trouw
blijven aan de principes die aan de grondslag liggen van onze democratische samenleving die
zich kenmerkt door pluralisme, tolerantie en ruimdenkendheid38. Er kan om veiligheidsredenen
veel worden toegestaan maar de fundamentele rechten en vrijheden moeten zo min mogelijk
worden beperkt39. In deze masterproef zal vanuit een juridisch perspectief worden onderzocht
of de invoering van een FTF-databank een proportionele maatregel is die legitiem werd
genomen, effectief en noodzakelijk is en in verhouding staat tot zijn doelstellingen
(evenredigheid).
38 EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, Handyside/Verenigd Koninkrijk, § 49-50. 39 E. M. J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 64.
10
2. Onderzoeksopzet en gebruikte methodes
2. 1. Conceptueel ontwerp
2.1.1. De relevantie van het onderzoek 13. Een onderzoek moet steeds een bepaalde (maatschappelijke) relevantie hebben. Het
belang van deze masterproef bestaat erin te onderzoeken of de maatregel tot invoering van een
FTF-databank wel degelijk proportioneel is. Veiligheid is belangrijk maar privacy, het recht op
vrijheid en de overige fundamentele rechten en vrijheden evenzeer. Dit onderzoek kan de
Belgische beleidsmakers een aantal bijkomende inzichten verschaffen voor de verdere
benadering en vormgeving van deze databank en hen bewustmaken van de noodzakelijke
randvoorwaarden zoals het respecteren van deze fundamentele rechten en vrijheden.
2.1.2. Onderzoeksdoelstelling 14. Een onderzoeksdoelstelling moet gericht, relevant, haalbaar en eenduidig bepaald zijn.
Het gevoerde onderzoek zal het onderzochte thema meer inzichtelijk maken maar de eventueel
vastgestelde problemen niet oplossen.
Deze masterproef gaat na of de invoering van de FTF-databank een proportionele maatregel is
door bepaalde voorwaarden en criteria die invulling geven aan het begrip proportionaliteit toe
te lichten en na te gaan of deze wel gerespecteerd worden.
2. 2. Onderzoekstechnisch ontwerp
2.2.1. Onderzoeksstrategieën 15. In het kader van deze masterproef werd een diepteonderzoek uitgevoerd waarbij er
uitgebreid naar relevante informatie op zoek werd gegaan. Het onderzoeksonderwerp is
weloverwogen afgebakend gebaseerd op de principes van wetenschappelijk schrijven en
onderzoek. Het is belangrijk om de juiste afbakening te maken waarbij de ‘scope’ niet te groot
mag zijn. Rond het onderzoeksobject dienen er nog wat onduidelijkheden te bestaan waarbij
een bepaalde vraag nog onbeantwoord is (de onderzoeksvraag). Op deze wijze wordt er iets
rechtswetenschappelijk bijgebracht.
Tevens werd er een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. De informatie die werd bekomen uit dit
onderzoek moet kennis verschaffen om de problematiek van FTF beter te kunnen vatten en te
11
weten of de maatregel tot invoering van een FTF-databank in verhouding staat tot het doel.
Eveneens zijn er interviews in het onderzoek verwerkt om aanvullende inzichten en
verduidelijking te verkrijgen.
16. De methodologie die werd gebruikt is een bureauonderzoek (buiten het interview dan).
Dit houdt een intensieve (juridische) literatuurstudie in op basis waarvan een kwalitatieve
inhoudsanalyse gemaakt wordt van publiekelijk toegankelijke literatuur rond de getroffen
maatregel. De toegevoegde waarde van een literatuurstudie is dat er op een beperkte tijd een
grote diversiteit aan gegevens kan verzameld worden. De geraadpleegde literatuur zal bestaan
uit wetgeving, rechtspraak, rechtsleer, etc. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de
informatie niet altijd even makkelijk te vinden is vanwege de gevoeligheid van de problematiek.
De nationale autoriteiten zijn vrij terughoudend bij de communicatie over dit onderwerp. Er is
tevens informatie bekomen door het afnemen van meerdere kwalitatieve interviews. De vragen
hiervoor werden op voorhand opgesteld40 maar er is sporadisch tijdens het interview wat van
afgeweken om op bepaalde aspecten dieper in te gaan.
17. Bij het rechtsvergelijkende gedeelte van deze masterproef wordt er een summiere
vergelijking uitgevoerd met Frankrijk en Nederland op basis van de beschikbare informatie.
Beide landen werden geselecteerd op basis van enkele criteria. België, Nederland en Frankrijk
vormen allemaal EU-lidstaten en zijn derhalve onderworpen aan dezelfde overkoepelende EU-
normen41. Het betreft dus landen die niet vallen onder het ‘common law’ systeem wat
kenmerkend is voor Angelsaksische landen. Dit laat toe de resultaten van rechtsvergelijkend
onderzoek eenduidiger te interpreteren. Deze landen hebben tevens een ruime academische
aandacht gegeven aan dit fenomeen. Nederland en Frankrijk zijn ook de landen die België vaak
in beschouwing neemt om inspiratie op te doen. Bij dit deel van het onderzoek moet in
gedachten gehouden worden dat deze landen geen perfect vergelijkbare eenheden uitmaken
aangezien er verschillen bestaan in staatsinrichting, bevoegdheidsstructuren en juridische
cultuur.
40 Zie Bijlage IV voor de vragen. 41 In het kader van het EU Gemeenschappelijk en Veiligheidsbeleid heeft Denemarken wel een opt-out (geen
verplichte deelname).
12
18. Het onderzoeksopzet is als volgt gestructureerd. In hoofdstuk 3 worden de belangrijke
beschouwingen besproken in het kader van het onderzoek. In hoofdstuk 4 wordt de theoretische
benadering van proportionaliteit toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt het feitelijke onderzoek
aangevat door de legitimiteit en de legaliteit van de maatregel tot oprichting van de FTF-
databank te bestuderen. In hoofdstuk 6 wordt de effectiviteit van de maatregel geanalyseerd. In
hoofdstuk 7 wordt de noodzakelijkheid van de maatregel onder de loep genomen. Ten slotte
wordt in hoofdstuk 8 de evenredigheid grondig onderzocht door een toetsing aan enkele
fundamentele rechten en vrijheden.
13
3. Belangrijke beschouwingen in het kader van het onderzoek 19. Dit hoofdstuk beschrijft het begrip ‘Foreign Terrorist Fighter’. Het is immers belangrijk
een eenduidige definitie van FTF doorheen dit werk te hanteren. Tevens wordt de gerelateerde
regelgeving en het beleid beschreven. Vervolgens worden de belangrijkste juridische bronnen
voor dit onderzoek belicht en wordt hun relevantie voor de FTF-databank geduid. Tot slot
worden de nieuwste ontwikkelingen omtrent de FTF-databank vermeld.
3.1. De definitie van het begrip Foreign Terrorist Fighter (FTF)
3.1.1. Begrip
20. Volgens artikel 6 §1, 1° en 2° van het Belgische Koninklijk Besluit van 21 juli 2016
betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank is een ‘Foreign Terrorist Fighter’ een
persoon die in België verblijft of verbleven heeft, die al dan niet de Belgische nationaliteit bezit
en die zich, met het oog om zich bij terroristische groeperingen aan te sluiten of deze actief of
passief steun te verlenen, in een van de volgende situaties bevindt42:
a) hij/zij is naar een jihadistische conflictzone afgereisd;
b) hij/zij heeft het land verlaten om naar een jihadistische conflictzone af te reizen;
c) hij/zij is naar het land onderweg of naar het land teruggekeerd na afgereisd te zijn naar een
jihadistische conflictzone;
d) hij/zij werd gewild of ongewild verhinderd om naar een jihadistische conflictzone af te
reizen43;
e) hij/zij heeft de intentie om naar een jihadistische conflictzone af te reizen, op voorwaarde dat
deze intentie aangetoond wordt door ernstige aanwijzingen44.
21. Voor deze masterproef wordt deze omschrijving zoals gedefinieerd is in artikel 6 §1, 1°
en 2° van het KB betreffende de gegevensbank FTF gehanteerd.
3.1.2. Evolutie van de regelgeving en beleid betreffende FTF
42 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN, Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 132, http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 43 Ibid. 44 Jaarverslag Federale Politie 2016, 6, http://rapportannuel.policefederale.be/a/17_RA_Full_NL.pdf ;
https://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm?legislat=54&dos
sierID=54-b062-900-0952-2015201607002.xml.
14
22. De regelgeving omtrent FTF is vrij recent45. Het grootste deel46 dateert van na de
terroristische aanslagen in Parijs en Brussel47. Deze tragische gebeurtenissen creëerden een
momentum en hebben de wetgever aangezet tot het nemen van een reeks aanvullende en nieuwe
initiatieven ter bestrijding van terrorisme48 waarbij de FTF-problematiek een belangrijk
aandachtspunt vormde.
23. Na de aanslagen in Parijs en Brussel werd het Belgische antiterreur beleid door de
Belgische en internationale pers in een slecht daglicht gesteld49. De Belgische benadering voor
terrorismebestrijding was te tolerant en amateuristisch50. België had immers op dat moment de
hoogste verhouding FTF per capita van Europa51. De meesten kwamen uit Brusselse gemeenten
zoals Molenbeek. Bepaalde Brusselse wijken kregen de reputatie een broeinest te zijn van
radicalisering52. Een aantal Belgische personen was immers ook betrokken bij internationale
45 De wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme dateert van 27 april 2016 en het KB
betreffende de oprichting van de gegevensbank FTF dateert van 21 juli 2016. 46 Niet het initiële Plan R. 47 De aanslagen in Parijs waren in november 2015. De aanslagen in Brussel waren in maart 2016. 48 https://www.hrw.org/nl/report/2016/11/03/295818. 49 Zie E. CEULEMANS, “Onvermijdelijk en geen toeval: buitenlandse media zijn kritisch voor ons land”, De
Morgen 2016, https://www.demorgen.be/binnenland/-onvermijdelijk-en-geen-toeval-buitenlandse-media-zijn-
kritisch-voor-ons-land-bec05a1c/; J. BURKE, “How Belgium became a breeding ground for international
terrorists”, The Guardian 2015, https://www.theguardian.com/world/2015/nov/16/how-belgium-became-
breeding-ground-international-terrorists; S. MUFSON, “ Molenbeek: The Belgian neighbourhood indelibly linked
to jihad”, Independent 2015, https://www.independent.co.uk/news/world/europe/molenbeek-the-belgian-
neighbourhood-indelibly-linked-to-jihad-a6736636.html. 50 R. COOLSAET, T. RENARD, “Reassessing Belgium’s “Failed” Counterterrorism Policy”, EGMONT 2018,
http://www.egmontinstitute.be/reassessing-belgiums-failed-counterterrorism-
policy/?utm_source=the+Egmont+mailing+list&utm_campaign=5d7b2d1c05-commentary-feb-2017-appeal-to-
the-moderate-Trump&utm_medium=email&utm_term=0_6fda39e199-5d7b2d1c05-219776581 . 51 C. KROET, “Belgium has most foreign fighters per head”, POLITICO 2016, https://www.politico.eu/article/a-
third-of-isil-foreign-fighters-return-to-europe-report/; T. SCHULTZ, “Belgium braces for return of foreign
fighters”, DEUTSCHE WELLE 2018, http://www.dw.com/en/belgium-braces-for-return-of-foreign-fighters/a-
41650761; T. ESCRITT, “Belgium largest source of European fighters in Syria per head: study”, REUTERS 2016,
https://www.reuters.com/article/us-mideast-crisis-foreign-fighters/belgium-largest-source-of-european-fighters-
in-syria-per-head-study-idUSKCN0WY4UX. 52 R. COOLSAET, T. RENARD, “Reassessing Belgium’s “Failed” Counterterrorism Policy”, EGMONT 2018,
http://www.egmontinstitute.be/reassessing-belgiums-failed-counterterrorism-
15
aanslagen zoals de aanslagen in Parijs (2015) en deze in Madrid (2004)53, wat de Belgische
situatie onder internationale aandacht bracht.
24. Het eindrapport van de parlementaire onderzoekscommissie over de aanslagen van 22
maart 201654 haalde enkele heikele punten en tekortkomingen aan in de Belgische aanpak rond
terrorisme (waaronder FTF). De geformuleerde kritiek betrof onder meer een gebrek aan
capaciteit, de fragmentatie van zowel de regelgeving als de informatiestromen en een
onevenwicht tussen preventie en repressie. Vaak wordt er dan verwezen naar de complexe
Belgische institutionele inrichting die alles onnodig compliceert en bemoeilijkt, zeker wat
betreft het inrichten van een samenhangende nationale aanpak waarbij alle betrokken actoren
coherent samenwerken. Sommigen beweren echter dat het in België niet per se ingewikkelder
is dan in andere landen zoals de Verenigde Staten van Amerika of Duitsland55.
25. De Belgische beleidsmakers hebben als reactie op de vaststellingen van het rapport niet
enkel de algemene aanpak van terrorismebestrijding geoptimaliseerd, maar zijn tevens de
aanpak van het fenomeen FTF steeds systematischer beginnen benaderen. Men stelde vast dat
er nieuwe fora nodig waren om op regelmatige systematische basis relevante info uit te wisselen
tussen de verschillende betrokken diensten. Tevens werden er inspanningen geleverd om de
monitoring van FTF te verbeteren en ervoor te zorgen dat deze individuen tijdens hun proces
en ook nadien goed worden opgevolgd en begeleid56. Het is in deze context dat de FTF-
databank werd ontwikkeld. Het uitwisselen van relevante info en het zorgen voor een betere
opvolging van FTF zijn de twee hoofddoelen van de FTF-databank. Dit vormt een groot
policy/?utm_source=the+Egmont+mailing+list&utm_campaign=5d7b2d1c05-commentary-feb-2017-appeal-to-
the-moderate-Trump&utm_medium=email&utm_term=0_6fda39e199-5d7b2d1c05-219776581 . 53Ibid. 54 Hand. Fed.Parl. parlementair onderzoek 2017-18, 23 oktober 2017, nr. 1752/010,
http://www.dekamer.be/doc/flwb/pdf/54/1752/54k1752010.pdf. 55 R. COOLSAET, T. RENARD, “Reassessing Belgium’s “Failed” Counterterrorism Policy”, EGMONT 2018,
http://www.egmontinstitute.be/reassessing-belgiums-failed-counterterrorism-
policy/?utm_source=the+Egmont+mailing+list&utm_campaign=5d7b2d1c05-commentary-feb-2017-appeal-to-
the-moderate-Trump&utm_medium=email&utm_term=0_6fda39e199-5d7b2d1c05-219776581. 56T. RENARD, R. COOLSAET, “Returnees: who are they, why are they (not) coming back and how should we
deal with them? Assessing Policies on Returning Foreign Terrorist Fighters in Belgium, Germany and the
Netherlands”, Egmont Paper 101 2018, 25-26,
http://www.egmontinstitute.be/content/uploads/2018/02/egmont.papers.101_online_v1-3.pdf?type=pdf.
16
contrast met de eerdere benadering waarbij FTF minder systematisch werden opgevolgd, laat
staan vervolgd57.
26. De FTF-databank is echter een deel van een groter geheel nl. het reeds vernoemde Plan
Radicalisme (Plan R) dat al veel langer bestaat58. Het Plan R is ontstaan in 2004. Het stelde
voor elke actie vast welke bestuurlijke en gerechtelijke maatregelen konden genomen worden
op preventief, proactief en reactief vlak59. In dit kader werden ook de Local Task Forces
(LTF’s) ontwikkeld. De LTF ‘is een overlegplatform, op een gedeconcentreerd niveau
waarbinnen de politie- en inlichtingendiensten informatie en inlichtingen over gewelddadige
radicalisering uitwisselen en coördinatieafspraken maken over het inwinnen van deze info’60.
In een LTF zetelen aldus de politiediensten, het parket, de inlichtingendiensten en OCAD61.
De uitvoering van het Plan R wordt gecoördineerd door OCAD62. In 2015 werd besloten om
het plan aan te passen om tegemoet te komen aan nieuwe dreigingen waaronder FTF. In 2015
werd in de context van het vernieuwde Plan R eveneens een omzendbrief verspreid betreffende
FTF waarin burgemeesters werden verzocht een zogenaamde Lokale Integrale Veiligheidscel
(LIVC) op te richten binnen hun gemeente63. Dit was vooral gericht op een betere informatie-
uitwisseling omtrent terrorisme en radicalisering met het lokale niveau. In het LIVC zitten de
politiediensten en andere (sociale) partners zoals vb. het OCMW, straathoekwerkers,
onderwijsinstellingen, etc. onder voorzitterschap van de burgemeester. Indien verontrustende
57 Ibid. 58 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 59 I. VINCKE, P. DELVAUX, J. LENDERS, C. LEPINAY, E. VAN DEN HOVE, “Dossier: organen en
maatregelen in de strijd tegen radicalisme”, Dossier Radicalisme, 2. 60 Ministeriële omzendbrief GPI 78 van 31 januari 2014 betreffende de informatieverwerking ten voordele van de
geïntegreerde aanpak van terrorisme en gewelddadige radicalisering door de politie, C- 2014/00091, BS 17 februari
2014, 13028 61 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 62 I. VINCKE, P. DELVAUX, J. LENDERS, C. LEPINAY, E. VAN DEN HOVE, “Dossier: organen en
maatregelen in de strijd tegen radicalisme”, Dossier Radicalisme, 2. 63 Ibid, 13.
17
tekenen van radicalisering aan het licht komen, wordt binnen het LIVC aan de hand van de
gekende informatie besproken hoe daarmee moet worden omgegaan64.
27. Het delen van informatie is cruciaal in de strijd tegen terreur. Om de betrokkenheid van
meerdere instanties te faciliteren en de beginselen van subsidiariteit goed te laten functioneren
moet informatie effectief worden gedeeld. Vroeger werkten de meeste diensten met hun eigen
databanken. OCAD centraliseerde de informatie rond FTF in één enkele lijst (OCAD-lijst) die
slechts met een beperkt aantal partners werd gedeeld65. De benadering van de nieuwe centrale
databank houdt in dat meer diensten er nu toegang toe hebben wat natuurlijk ook uitdagingen
zoals vertrouwelijkheid, screening, veiligheidscertificatie, etc. met zich meebrengt. Diverse
diensten kunnen de informatie raadplegen maar dienen ook continu informatie aan te voeren of
te bewerken waardoor de benadering dus meer dynamisch is. De databank biedt op deze manier
uitgebreide en ‘realtime’ geïndividualiseerde gegevens over individuen die behoren tot
extremistische bewegingen in België66.
28. Volgens de heer Dirk Roels Adjunct verantwoordelijke van het Arrondissementeel
Informatiekruispunt (AIK) Oost-Vlaanderen diende de FTF-databank snel tot stand te komen67.
Zeker na de aanslagen van Parijs en kort daarop in België was de druk groot om de effectiviteit
van het beleid op te drijven. Er werd toen vastgesteld dat er iets als een FTF-databank diende
te komen68. Dit is een unieke databank omdat het de eerste gemeenschappelijke databank is in
België waarbij informatie wordt gedeeld met partners buiten het veiligheidsapparaat69. Het is
64 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 65 Kadernota Integrale Veiligheid 2016-2019,
http://jambon.belgium.be/sites/default/files/articles/Kadernota%20IV%20NL_DEF.pdf; T. RENARD, R.
COOLSAET, “Returnees: who are they, why are they (not) coming back and how should we deal with them?
Assessing Policies on Returning Foreign Terrorist Fighters in Belgium, Germany and the Netherlands”, Egmont
Paper 101 2018, 25-26, http://www.egmontinstitute.be/content/uploads/2018/02/egmont.papers.101_online_v1-
3.pdf?type=pdf. 66Ibid. 67 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 68 Ibid. 69 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018.
18
om die reden dan ook een verregaande maatregel70 omdat diverse actoren waaronder ook niet-
politionele informatie kunnen putten uit de databank.
3.2. Het Belgisch juridisch kader relevant voor FTF-databank 29. Er zijn een aantal juridische bronnen die belangrijk zijn in het kader van dit onderzoek
omdat ze nauw verbonden zijn met de FTF-databank. Hieronder worden deze kort vermeld en
wordt hun link met de FTF-databank geduid.
3.2.1. De Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt (WPA)
30. De WPA is een belangrijke wet met betrekking tot de FTF-databank. De WPA vormt
immers de juridische basis van de bestaande politionele gegevensbanken evenals van de FTF-
databank. Het KB tot oprichting van de FTF-databank (zie infra) verwijst frequent naar de
WPA, meer specifiek naar de bepalingen van afdeling 1bis van hoofdstuk IV van de WPA dat
het informatiebeheer beschrijft.
31. Bij de uitoefening van de opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie is het
noodzakelijk om bepaalde persoonsgegevens en informatie duidelijk te structureren zodat ze
rechtstreeks kunnen worden geraadpleegd indien nodig. Deze gegevens worden verwerkt in een
operationele politionele gegevensbank71. Voor de invoering van de FTF-databank bestonden er
drie categorieën van politionele gegevensdatabanken, elk met een eigen doelstelling.
32. Er is vooreerst de Algemene Nationale gegevensdatabank (ANG) die allerlei
persoonsgegevens bevat voor doeleinden van bestuurlijke en gerechtelijke politie en die
afhankelijk van de gebruiksprofielen door de personeelsleden van de politie raadpleegbaar is72.
De ANG bevat dus de informatie die voor het geheel van de politiediensten noodzakelijk is om
hun opdrachten uit te oefenen. Deze informatie maakt het mogelijk om bepaalde personen te
identificeren73. Daarenboven kan men de informatie en persoonsgegevens coördineren en
70 Ibid. 71 Artikel 44/2 lid 1 WPA, BS 22 december 1992. 72 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 73 Artikel 44/7, 1° en 2° WPA, BS 22 december 1992.
19
kruisen. Op deze manier kan men de antecedenten van bestuurlijke en gerechtelijke politie op
nationaal niveau controleren. Dit laat toe de uitgevoerde controles te ondersteunen, door aan te
geven welke maatregelen genomen dienen te worden op basis van een beslissing van de
bevoegde overheden van bestuurlijke of gerechtelijke politie. Ten slotte kan de opgeslagen
informatie helpen om het politie-en veiligheidsbeleid te bepalen en te ondersteunen74.
Het doel van de ANG is derhalve het identificeren van verdachten, het coördineren en kruisen
van gegevens naast de verificatie van antecedenten, de vermelding van de te nemen maatregelen
en de ondersteuning van het politiebeleid.
33. Ten tweede zijn er de basisgegevensbanken die worden opgericht voor het geheel van
de geïntegreerde politie. Ze worden gebruikt om de opdrachten van de bestuurlijke en
gerechtelijke politie te kunnen uitoefenen door de erin vervatte persoonsgegevens en informatie
te exploiteren en door de bevoegde overheden te informeren over de uitoefening van deze
opdrachten75. Dit zijn de databanken waarin de politie o.a. de processen-verbaal verwerkt en
die de basis vormen om de ANG te voeden76. Dit zijn o.a. de databanken ‘Integrated System
for the Local Police’ (ISLP), ‘Feeding Information System’ (FEEDIS), ‘gestion dossier’ GES77.
De gegevens en info die worden opgenomen in deze databanken zijn enkel beschikbaar en
rechtstreeks raadpleegbaar door de politiediensten die ze geregistreerd hebben of de
politiediensten die instaan voor de coördinatie. Enkel de persoonsgegevens en informatie die
betrekking hebben op het beheer van onderzoeken vormen hierop een uitzondering.
Het doel van deze basisgegevens databanken voor basisgegevens bestaat er dus in de
opdrachten van de bestuurlijke en gerechtelijke politie te ondersteunen en de bevoegde
overheden te informeren over de uitoefening van deze politie-opdrachten78.
74 Artikel 44/7 WPA, BS 22 december 1992. 75 Artikel 44/11/2, §1 WPA, BS 22 december 1992. 76 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 77 Bv. wanneer een politie-inspecteur een proces-verbaal maakt in ISLP zullen de daarin verwerkte en relevante
entiteiten door een automatische transfer naar de ANG worden gebracht; Interview met Dirk Roels Adj.
Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick Willocx van het FGP Oost-
Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 78 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 46, http://www.dekamer.be/flwb/pdf/54/1727/54K1727001.pdf.
20
34. Ten derde kunnen de korpschef van de lokale politie, de commissaris-generaal, de
directeurs-generaal en de directeurs voor de federale politie in uitzonderlijke omstandigheden
en voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie79,
bijzondere gegevensbanken oprichten waarvan zij de verantwoordelijke voor de verwerking
zijn80. Deze databanken zijn de vroegere ‘expertendatabanken’81. Dit zijn databanken die op
maat van de te verwerken gegevens worden aangemaakt82. De oprichting van zo’n bijzondere
gegevensbanken moet echter wel worden verantwoord83. Alvorens dergelijke databanken
kunnen opgericht worden, dient de verantwoordelijke voor de verwerking de bijzondere
gegevensbank aan te geven bij het Controleorgaan84. Het Controleorgaan houdt een centraal
register bij van deze bijzondere gegevensbanken85. De gegevens uit de bijzondere
gegevensbanken worden gewist van zodra de bijzondere behoeften die aan de basis lagen van
hun oprichting verdwijnen86.
De bijzondere gegevensbanken zijn er dus op gericht aan bijzondere politionele behoeften te
voldoen. De gegevens van deze databanken kunnen niet worden opgeslagen in de ANG omwille
van de classificering van de gegevens, redenen van technische of functionele aard of het
overmatige karakter van de centralisering87.
79 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 46, http://www.dekamer.be/flwb/pdf/54/1727/54K1727001.pdf. 80 Artikel 44/11/3, §1 WPA, BS 22 december 1992. 81 Bv. de expertendatabank drugs bestond er en die ging veel dieper op de zaken in dan de ANG; Interview met
Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick Willocx van het
FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 82 Het kan bvb zijn dat een korpschef in het kader van een prioriteit een bepaald fenomeen wil in beeld krijgen en
waaraan de gegevens in de ANG niet voldoen. Hier krijg je in principe geen onmiddellijke link met de ANG;
Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 83 Zie artikel 44/11/3, §2 WPA voor de drie verantwoordingen tot oprichting van zo’n databank. 84 Het controleorgaan bedoeld in artikel 44/6 WPA, BS 22 december 1992. 85 Artikel 44/11/3, §5 WPA, BS 22 december 1992. 86 Artikel 44/11/3, §4 WPA, BS 22 december 1992. 87COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 5, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf.
21
3.2.2. De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten
opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (WVP)
35. De FTF-databank bevat heel wat persoonsgegevens wat maakt dat de regels betreffende
de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van
persoonsgegevens dienen nageleefd worden. De WVP stelt immers: ‘Deze wet is van toepassing
op elke geheel of gedeeltelijke geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede
op elke niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn
opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen’88. De FTF-databank voldoet
hieraan want er worden in een bestand89 geautomatiseerde bewerkingen met betrekking tot
persoonsgegevens90 verricht. ‘De artikelen 6 tot 10, 12, 14, 15, 17, 17bis, eerste lid, 18, 20 en
31, §§ 1 tot 3, zijn wel niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens door de
Veiligheid van de Staat, door de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht,
door de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, door het Coördinatieorgaan voor
de dreigingsanalyse (OCAD), etc. indien die verwerkingen noodzakelijk zijn voor de
uitoefening van hun opdrachten’91. De FTF-databank situeert zich in deze
uitzonderingssituatie92 met als gevolg dat de voornoemde artikelen niet van toepassing zijn. De
artikelen 9, 10, §1 en 12 zijn eveneens niet van toepassing op de verwerkingen van
88 Artikel 3, §1 WVP, BS 18 maart 1993; COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE
LEVENSSFEER (CBPL), Advies over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding
van terrorisme, 16 december 2015, nr. 57/2015, 46, http://www.dekamer.be/flwb/pdf/54/1727/54K1727001.pdf. 89 D.w.z. een gestructureerd geheel van persoonsgegevens die volgens bepaalde criteria toegankelijk zijn, ongeacht
of dit geheel gecentraliseerd dan wel gedecentraliseerd is of verspreid op een functioneel of geografisch bepaalde
wijze. De FTF-databank is een gecentraliseerd bestand; artikel 1, §3 WVP, BS 18 maart 1993. 90 Zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken
verstrekken door middel van doorzending, verspreiden, uitwissen, etc. van persoonsgegevens; artikel 1, §2 WVP,
BS 18 maart 1993. 91 Artikel 3, §4 WVP, BS 18 maart 1993; COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE
LEVENSSFEER (CBPL), Advies over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding
van terrorisme, 16 december 2015, nr. 57/2015, 46, http://www.dekamer.be/flwb/pdf/54/1727/54K1727001.pdf. 92 De verantwoordelijke voor de verwerking van de FTF-databank zijn immers de ministers van Binnenlandse
zaken en Justitie. In de FTF-databank worden verwerkingen gerealiseerd door onder meer OCAD, de geïntegreerde
politie, inlichtingen- en veiligheidsdiensten, etc.
22
persoonsgegevens in de FTF-databank omdat ze worden beheerd door de federale politie93, met
het oog op de uitoefening van de opdrachten van gerechtelijke politie94.
36. In de WVP wordt tevens gesteld : ‘Persoonsgegevens mogen slechts verwerkt worden
wanneer de verwerking noodzakelijk is om een verplichting na te komen waaraan de
verantwoordelijke voor de verwerking is onderworpen door of krachtens een wet, een decreet
of een ordonnantie of wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak
van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag, die is
opgedragen aan de verantwoordelijke voor de verwerking of aan de derde aan wie de gegevens
worden verstrekt’95. De persoonsgegevens mogen in de FTF-databank verwerkt worden omdat
de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang. ‘De
verwerking van persoonsgegevens inzake geschillen voorgelegd aan hoven en rechtbanken
alsook aan administratieve gerechten, inzake verdenkingen, vervolgingen of veroordelingen
m.b.t. misdrijven, administratieve sancties of veiligheidsmaatregelen zijn in principe verboden.
Dit verbod is echter niet van toepassing op verwerkingen onder toezicht van een openbare
overheid of van een ministeriële ambtenaar, indien de verwerking noodzakelijk is voor de
uitoefening van hun taken’96. De oprichting van een FTF-databank met persoonsgegevens over
FTF onder toezicht van een openbare overheid97 schendt dus de WVP niet omdat dit kadert in
het openbaar belang nl. het bestrijden van de (terroristische) dreiging die uitgaat van FTF.
3.2.3. Omzendbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie betreffende de uitwisseling van informatie en de opvolging van de uit België afkomstige “Foreign Terrorist Fighters” en de COL 10/2015 betreffende het evalueren van de gerechtelijke aanpak inzake Foreign Terrorist Fighters. 37. Op 21 augustus 2015 werd een ministeriële omzendbrief opgesteld door de Minister van
Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie. Deze omzendbrief betrof de uitwisseling van
93 Zoals opgenomen in artikel 3 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie-en
inlichtingendiensten; COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER
(CBPL), Advies over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16
december 2015, nr. 57/2015, 46, http://www.dekamer.be/flwb/pdf/54/1727/54K1727001.pdf. 94 Artikel 3, § 5, 2° WVP, BS 18 maart 1993. 95 Artikel 5, c) en e) WVP, BS 18 maart 1993. 96 Artikel 8, §2, a) WVP, BS 18 maart 1993. 97 Het Controleorgaan op de politionele informatie (COC) en het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten (Comité I)
23
informatie en de opvolging van de uit België afkomstige FTF. Deze wordt ook “de omzendbrief
FTF” genoemd. Hij vervangt de omzendbrief van 25 september 2014. De specifieke inhoud van
deze omzendbrief is vertrouwelijk98. De circulaire had tot doel dat een gepersonaliseerde
dreigingsanalyse wordt gemaakt voor iedere FTF op basis van informatie beschikbaar in de
FTF-databank, aangevuld met een pakket aan gepersonaliseerde maatregelen en specifieke
begeleidingsmaatregelen op lokaal niveau99. De Minister van Binnenlandse Zaken stelde
betreffende deze omzendbrief FTF: “Voortaan zal elke Foreign Terrorist Fighter individueel
gescreend en door OCAD geëvalueerd worden. Op basis van deze analyse zullen de lokale
autoriteiten weten op welke manier ze elk dossier moeten opvolgen. Hun werk zal daardoor
veel efficiënter worden, en dat in het belang van de veiligheid van ons allemaal” 100.
38. De gezamenlijke Omzendbrief COL 10/2015 van het College van procureurs-generaal
bij de hoven van beroep is eveneens vertrouwelijk. Het betrof de gerechtelijke aanpak van de
FTF in uitvoering van de Omzendbrief van de Minister van Binnenlandse zaken en Justitie van
augustus 2015.
3.2.4. De Wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme 39. Deze wet is in werking getreden op 9 mei 2016. Deze wet wordt ook wel “de wet
terrorismebestrijding” genoemd. Vroeger voorzag artikel 44/2 van de WPA enkel in de
oprichting van de drie categorieën operationele, politionele gegevensbanken (zie supra). Met
deze gegevensbanken kunnen de gegevens die cruciaal zijn voor de uitoefening van de
opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie gestructureerd worden naargelang de
doeleinden eigen aan iedere gegevensbank. De wet inzake aanvullende maatregelen ter
bestrijding van terrorisme heeft een bijkomend lid aan dit artikel toegevoegd dat het mogelijk
maakt om een of meerdere gemeenschappelijke gegevensbank(en) op te richten ter preventie
98 https://www.koengeens.be/news/2015/08/27/nouvelle-circulaire-foreign-terrorist-fighters. 99 “Advies CBPL betreffende het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van
terrorisme”, P&I 2016, §96, https://www.uitgeverijparis.nl/reader/197822/1001258426; COMMISSIE VOOR DE
BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over het voorontwerp van wet
inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr. 57/2015, 46,
http://www.dekamer.be/flwb/pdf/54/1727/54K1727001.pdf. 100 https://www.koengeens.be/news/2015/08/27/nouvelle-circulaire-foreign-terrorist-fighters.
24
en opvolging van terrorisme en extremisme dat kan leiden tot terrorisme101. Van deze
mogelijkheid werd gebruik gemaakt bij de oprichting van de FTF-databank.
3.2.5. Koninklijk besluit van 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters102
40. Het KB betreft de FTF-databank die is opgericht in uitvoering van de wet inzake
aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme. Deze databank geeft de mogelijkheid
aan diverse diensten om bepaalde gegevens en informatie met elkaar te delen om op die manier
effectiever te kunnen optreden tegen het fenomeen FTF. Het KB heeft als doel om de
voorwaarden te bepalen die betrekking hebben op het beheer van de FTF-databank103. Het
formaliseert de informatie die in de databank zal worden opgenomen door te beschrijven hoe
dat gebeurt en wie de gegevens mag raadplegen. Er zal bijgevolg doorheen dit werk vaak naar
dit KB gerefereerd worden. Het KB is op 22 september 2016 in werking getreden104.
3.3. Nieuwste ontwikkelingen van de FTF-databank 41. De benaming van de databank als ‘FTF-databank’ is eigenlijk al gedateerd. De nieuwe
benaming is immers de ‘gemeenschappelijke’ databank105. Deze nieuwe benaming kadert in de
veranderingen die zijn doorgevoerd m.b.t. Homegrown Terrorist Fighters (HTF) en
haatpropagandisten. HTF zijn personen met een aanknopingspunt met België en die aan
minstens één van de volgende criteria voldoen:
a) Er bestaan ernstige aanwijzingen dat zij de intentie hebben om geweld te gebruiken
tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel
hun doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of dreigingen te bereiken;
101 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies
over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015,
nr. 57/2015, 46, http://www.dekamer.be/flwb/pdf/54/1727/54K1727001.pdf. 102 L. LEMMENS, “KB preciseert werking databank ‘Foreign Terrorist Fighters’, POLINFO 2016,
https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300462411&lang=nl . 103 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 104 http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2016/09/22_1.pdf#Page2 . 105 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018.
25
b) Er bestaan ernstige aanwijzingen dat zij doelbewust steun leveren, onder meer
logistiek, financieel of met opleidings- of rekruteringsdoeleinden, aan de personen
geviseerd in a), of aan personen die geregistreerd staan als FTF en waarvoor er ernstige
aanwijzingen bestaan dat zij de intentie hebben om een gewelddadige actie uit te voeren.
Haatpropagandisten zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, feitelijke verenigingen en de
door hen aangewende middelen ongeacht hun nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging
en die voldoen aan de volgende cumulatieve criteria:
a) ze berokkenen schade aan de beginselen van de democratie of de mensenrechten, de
goede werking van de democratische instellingen of andere grondslagen van de
rechtsstaat;
b) het gebruik van geweld of dwang als actiemethode rechtvaardigen;
c) deze overtuiging verspreiden naar anderen met de bedoeling om een radicaliserende
invloed uit te oefenen;
d) met een aanknopingspunt in België.
De bovenstaande formuleringen zijn vrij vaag. Bij het begrip ‘haatpropagandist’ is vooral
onduidelijk wat wordt begrepen onder het woord ‘haat’. Het is immers zo dat niet elke vorm
van haat zo ontwrichtend is dat het een opname in de databank verantwoordt. Om deze reden
vrees ik tevens dat dit niet zal stroken met de nieuwe verordening (Algemene Verordening
Gegevensbescherming) die weldra in werking zal treden.
42. Deze 2 categorieën zullen naast de FTF in de databank worden opgenomen106.
Binnenkort verschijnt hierover een nieuwe COL (omzendbrief) 107 die de nieuwe invulling van
de databank108 zal duiden en die de vorige COL 10/2015 (zie supra) zal vervangen109. Er zijn
eveneens twee nieuwe KB’s goedgekeurd110. Een KB voor haatpropagandisten en één voor
106 Ibid. 107 De omzendbrief heeft op zich geen wettelijke waarde. Het is enkel een richtlijn voor onder andere de
politiediensten. 108 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 109 Ibid. 110 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018.
26
HTF’s. Het KB voor HTF’s wordt ingevoerd bij het KB FTF111. Dat KB wordt dan het KB
‘Terrorist Fighters’ (i.p.v. KB ‘Foreign Terrorist Fighters).
43. De databank zal bestaan uit de FTF, de HTF en de ‘Joint Information Box’ (JIB)-lijst.
Deze JIB bestond al maar was eigenlijk nooit een databank112. Het was gewoon een Excel-lijst
waar mensen werden in opgenomen met een extreem gedachtengoed113. Het betreft hier slechts
een beperkt aantal personen. In deze lijst worden n.a.v. de vernieuwingen ook
haatpropagandisten opgenomen en toegevoegd aan de gemeenschappelijke databank. In
praktijk bestaat de gemeenschappelijke databank nu al uit deze verschillende categorieën van
gegevens. In de databank zitten de FTF categorie 1 t.e.m. 5 114. Die categorieën zijn de
verschillende soorten FTF die men heeft ingedeeld. Het is gewoon een indeling om de
diversiteit aan situaties te duiden waarmee men kan geconfronteerd worden. Wettelijk zijn die
categorieën niet gespecifieerd, het betreft een pragmatische indeling opgemaakt door de politie.
De indeling is gebaseerd op de ‘gevaarlijkheid’ van het individu115. Maar dat is gewoon een
keuze. Categorie 1 is vermoedelijk in Syrië. Categorie 2 is onderweg naar Syrië (zijn al in het
buitenland). Categorie 3 is teruggekeerd uit Syrië. Categorie 4 heeft geprobeerd af te reizen
maar z’n poging is mislukt en ten slotte categorie 5 is een potentiële kandidaat om te vertrekken
naar Syrië116. Vervolgens heb je een apart deel met de HTF. Deze categorie gaat belangrijker
worden omwille van de implosie van het kalifaat. Er is amper nog toegankelijk, tot door het
kalifaat gecontroleerd territorium. Er bestaat ook nog een apart deel met de JIB-lijst (waarin
dus de haatpropagandisten zich bevinden). Ten slotte is er nog een deel ‘voorzorg’ en een deel
‘nazorg’117. In ‘voorzorg’ zitten personen die nog niet de stempel van FTF hebben gekregen
111 Ibid. 112 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 113 Ibid. 114 Volgens de COL zijn er 8 categorieën maar in werkelijkheid is dat niet meer zo en zijn het er 5; Interview met
Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick Willocx van het
FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 115 Bv. Degene die in Syrië is geweest wordt beschouwd als gevaarlijker dan deze die niet is kunnen vertrekken;
Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 116 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 117 Ibid.
27
maar die er naartoe aan het groeien zijn118. Personen waarvan men denkt dat die wel eens aan
de definitie van art. 6, §1, 1° kunnen voldoen119 en die men verder wil onderzoeken. In ‘nazorg’
komen personen waarvan de dreiging is afgenomen en die niet (meer) de stempel van FTF
hebben maar die toch nog opgevolgd worden120.
44. Doorheen deze masterproef zal nog steeds de naam ‘FTF-databank’ gehanteerd worden
omdat mijn onderzoek naar proportionaliteit zich enkel toespitst op het deel FTF.
3.4. Besluit
45. Doorheen deze masterproef wordt het begrip FTF gedefinieerd volgens artikel 6 §1, 1°
en 2° KB FTF. De FTF-databank is ontstaan in de context van de dringende maatregelen
genomen na de aanslagen van Parijs en Brussel, waarbij een snel en duidelijk politiek signaal
noodzakelijk was. De databank ontstond in het al bestaande maar aangepaste kader van het Plan
R. De belangrijkste juridische bronnen zijn in diezelfde context ontwikkeld en zullen doorheen
het onderzoek worden besproken. In het onderzoek zal naar de databank gerefereerd worden
als de ‘FTF-databank’. Hiermee wordt specifiek het deel van de databank m.b.t. FTF bedoeld
want de nieuwe COL en KB’s zullen spreken van de ‘gemeenschappelijke’ databank omwille
van het feit dat het niet enkel meer FTF zijn die erin worden opgenomen maar eveneens HTF
en haatpropagandisten.
118 Ibid. 119 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 120 Iemand kan FTF zijn. Als die goed meewerkt en bv. in een deradicaliseringsplan instapt dan kan het zijn dat
hij uit de FTF lijst worden gehaald. En dan komen die even in nazorg te zitten waarna ze nadien gearchiveerd
worden; Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris
Patrick Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018.
28
4. De theoretische benadering van proportionaliteit 4.1. Proportionaliteit 46. Proportionaliteit is nauw verbonden met de begrippen legaliteit en legitimiteit. De
verschillen tussen legitimiteit en legaliteit maakten reeds het voorwerp uit van heel wat
onderzoek en filosofische beschouwingen121. Om het eenvoudig te stellen kan men legaliteit
het best beschouwen als zijnde ‘in overeenstemming met de wet’122 waarbij de noodzaak aan
een rechtsbasis wordt benadrukt. Legitimiteit kan het best begrepen worden als zijnde ‘in
overeenstemming met de beginselen van de rechtvaardigheid’123 waarbij de noodzaak van een
legitiem doel wordt benadrukt. Legitimiteit en legaliteit hangen dus nauw samen124. Er moet
vanuit bovenvermelde principes dus een adequate rechtsbasis zijn voor de maatregel tot het
oprichten van deze FTF-databank en de maatregel moet kunnen verantwoord worden door het
nastreven van een legitieme doelstelling125. Indien blijkt dat de maatregel geen legitieme
doelstelling nastreeft is deze onwettig (en aldus disproportioneel) en kan het onderzoek in feite
hier reeds stoppen126. Het is niet altijd eenvoudig om de legitieme doelstelling te bepalen. In
het EVRM worden in bepaalde artikels127 de legitieme doelstellingen opgesomd. Een legitieme
doelstelling die vaak terugkomt is het handelen in ‘het algemeen belang’ wat dan zoveel
betekent als het naleven van de fundamentele principes die ervoor zorgen dat het gezamenlijk
121P. CLITEUR, A. ELIAN, Legaliteit en legitimiteit, de grondslagen van het recht, Zelzate, University Press
2016, https://www.h-vv.be/boekrecensies/non-fictie/legaliteit-en-legitimiteit-de-grondslagen-van-het-recht. 122 Ibid. 123 Ibid. 124 H. GRIBNAU, I., Met recht: Liber Amicorum Theo Raaijmakers, II., Legitimiteit, recht en governance,
Deventer, Wolters Kluwer, 2009, 153-164,
https://pure.uvt.nl/ws/files/1173631/Gribnau_Legitimiteit_recht_en_governance_100111.pdf, p. 4. 125 A. D’ESPALLIER, Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure 2016,
99. 126 R. ALEXY, A Theory of Constitutional Rights, Oxford, Oxford University Press 2002, 398. 127 Bv. Artikel 8 EVRM waarin het recht op eerbiediging van het privé-, gezins- en familieleven vervat zit, staat
beperkingen op het recht toe in het kader van de volgende legitiem geachte doelstellingen: de nationale veiligheid,
de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare
feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden
van anderen.
29
leven haalbaar blijft128. Er zijn echter nog diverse andere legitieme doelstellingen nauw
verbonden met het algemeen belang zoals de nationale veiligheid, de openbare orde, de goede
zeden, etc.129
47. Proportionaliteit is eveneens nauw verbonden met de notie ‘effectiviteit’. Dit betreft het
daadwerkelijk realiseren wat precies beoogd wordt met de maatregel. Een maatregel heeft pas
echt een meerwaarde indien hij ook het doel bereikt waarvoor hij is bestemd, met andere
woorden de mate waarin de maatregel in staat is de doelstelling te realiseren. Dit is op zich dan
weer verbonden met de ‘geschiktheid’ van een maatregel. Is een maatregel geschikt om een
bepaald doel te bereiken130? De geschiktheid geeft duiding of de maatregel adequaat is om het
legitieme doel te bereiken of op z’n minst te bevorderen131. Dit houdt geen weging in van
diverse aspecten. De maatregel moet hier immers voldoen aan een absolute vereiste132 anders
is verder onderzoek in principe zelfs niet meer nodig. De maatregel mag in ieder geval geen
willekeur in de hand werken en moet aldus gebaseerd zijn op rationele verbanden133.
48. Men mag ook niet meer doen of verder gaan dan nodig is om het doel te bereiken. De
maatregel mag met andere woorden niet verder gaan dan noodzakelijk is. Het
proportionaliteitsbeginsel leunt dus ook zeer dicht aan bij het noodzakelijkheidsbeginsel134. Bij
128 A. BARAK, Proportionality: Constitutional Rights and their Limitations, Cambridge, Cambridge University
Press, 2012, 256-257. 129 A. D’ESPALLIER, Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure 2016,
99. 130 Ibid. 131 R. ALEXY, A Theory of Constitutional Rights, Oxford, Oxford University Press 2002, 398.; A. BARAK,
Proportionality: Constitutional Rights and their Limitations, Cambridge, Cambridge University Press 2012, 303-
316; D.M. BEATTY, The Ultimate Rule of Law, Oxford, Oxford University Press 2005, 163; N. EMILIOU, The
Principle of Proportionality in European Law. A Comparative Study, Londen, Kluwer Law International 1996, 3-
29; D. SUSNJAR, Proportionality, Fundamental Rights, and Balance of Powers, Leiden, Martinus Nijhoff
Publishers 2010, 168-169; A. STONE SWEET en J. MATHEWS, “Proportionality, Judisical Review, and Global
Constitutionalism”, Faculty Scholarship Series Paper 14 2008,
http://digitalcommons.law.yale.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1013&context=fss_papers. 132 A. D’ESPALLIER, Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure 2016,
99-100. 133 Ibid. 134 Best gekend uit het internationaal en Europees recht als ‘the principle of necessity’;
http://www.weaponslaw.org/glossary/necessity-definition-under-international-law.
30
het onderzoeken van de noodzakelijkheid wordt er nagegaan of er geen alternatieve middelen
zijn die hetzelfde doel kunnen realiseren (en die reeds beschikbaar zijn of) die minder
ingrijpend zijn voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen135. De inmenging in de rechten
en vrijheden van deze betrokkenen moet tot een minimum beperkt blijven. Het vinden van de
minst ingrijpende maatregel vergt een vergelijking tussen een aantal (alternatieve)
maatregelen136. De maatregel die voor de minste inmenging zorgt met deze rechten en
vrijheden is deze die het minst ingrijpend is t.a.v. de betrokkenen en dus de voorkeur dient te
genieten.
49. Een onderzoek naar de proportionaliteit van een maatregel houdt ook een onderzoek in
naar de evenredigheid. Evenredigheid is het evenwicht tussen de voordelen en de nadelen van
de maatregel. Bij het nemen van een maatregel zoals de oprichting van de FTF-databank moet
men streven naar het beste evenwicht tussen deze voor- en nadelen die dienen vertaald te
worden in de belangen van de betrokkenen en het belang van het nagestreefde doeleinde van
de maatregel137. Men dient dus de belangen (van de betrokkenen) af te wegen tegenover het
beoogde doeleinde138. De maatregel mag de belangen van de betrokkenen139 niet in hun wezen
aantasten140. Het belang van het doeleinde en de aantasting van de belangen van de betrokkenen
135 A. D’ESPALLIER, Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure 2016,
98. 136 A. BARAK, Proportionality: Constitutional Rights and their Limitations, Cambridge, Cambridge University
Press, 2012, 321; N. EMILIOU, The Principle of Proportionality in European Law. A Comparative Study, Londen,
Kluwer Law International 1996, 30. 137 A. D’ESPALLIER, Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure 2016,
98. 138 R. ALEXY, A Theory of Constitutional Rights, Oxford, Oxford University Press 2002, 401 e.v.; J.
CHRISTOFFERSEN, Fair Balance: Proportionality, Subsidiarity and Primanity in the European Convention on
Human Rights, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers 2009, 70 e.v.; N. EMILIOU, The Principle of Proportionality
in European Law. A Comparative Study, Londen, Kluwer Law International 1996, 32-37; D. GRIMM,
“Proportionality in Canadian and German constitutional jurisprudence”, University of Toronto Law Journal 2007,
383-387; D. SUSNJAR, Proportionality, Fundamental Rights, and Balance of Powers, Leiden, Martinus Nijhof
Publishers 2010, 173-182; I.S. RUSSEL, “Measure for Measure: Cost-Benefit Analysis and Environmental
Policy”, Tulsa Law Review 2008, 891-919. 139 Waaronder hun fundamentele rechten en vrijheden. 140 A. D’ESPALLIER, Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure 2016,
101.
31
moeten zich bijgevolg evenredig tot elkaar verhouden141. Hoe ernstiger of belangrijker de
redenen tot het nemen van de maatregel (nl. wanneer het wettige doel van groot belang is), hoe
ingrijpender de maatregel kan zijn om nog steeds verantwoord te zijn. Deze benadering houdt
dus een afweging in van alle belangen142.“The greater the degree of non-satisfaction of one
principle, the greater must be the importance of satisfying the other”143. Het belang van het
doel moet grondig bestudeerd worden en met name het aspect in welke mate dit doel
gerealiseerd wordt door de maatregel. De belangen verweven met het nastreven van dit doel
moeten nagegaan worden en vervolgens moet gekeken worden of het belang (van het doel) in
verhouding staat met (het schaden van) de belangen van de betrokkenen144. Indien de maatregel
niet de evenredigheid bewaard tussen deze belangen, is de maatregel disproportioneel en
onaanvaardbaar145.
Het onderzoek naar proportionaliteit laat dus een zekere marge voor appreciatie maar dit
verhindert niet dat een dergelijk onderzoek wel degelijk belangrijke (objectieve) inzichten kan
verschaffen.
4.2. Theoretisch kader omgezet in praktijk 50. De betekenis van de term ‘proportionaliteit’ gehanteerd in deze masterproef is dus de
som van een aantal te onderzoeken aspecten.
Vooreerst zal de legitimiteit en legaliteit van de maatregel tot oprichting van een FTF-databank
worden onderzocht. Dit zal gebeuren door te kijken naar het wetgevend proces tot oprichting
van de databank. Is er een rechtsbasis voor de maatregel? Wordt er met de maatregel een
legitieme doelstelling nagestreefd?
51. Vervolgens zullen de effectiviteit en geschiktheid van de maatregel onderzocht worden.
Is de maatregel in staat het doel te bereiken? Is de maatregel geschikt om het doel te bereiken?
141 R. ALEXY, A Theory of Constitutional Rights, Oxford, Oxford University Press 2002, 102; A. VAN
OEVELEN, S. RUTTEN, J. ROZIE, Samenloop van strafrechtelijke, privaatrechtelijke en bestuurlijke sancties,
Mortsel, Intersentia 2017, 9. 142 A. D’ESPALLIER, Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure 2016,
101. 143 R. ALEXY, A Theory of Constitutional Rights, Oxford, Oxford University Press 2002, 401. 144 Ibid. 145 A. D’ESPALLIER, Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure 2016,
101-103.
32
Is het een realiseerbare maatregel? Eerst wordt hierbij bestudeert wat het precieze doel is van
de FTF-databank en hoe de databank dit doel zal helpen realiseren. Eveneens wordt nagegaan
wie er precies instaat voor het beheer van deze databank en of deze dienst geschikt is om de
technische en functionele werking van de databank te garanderen. Ten slotte wordt onderzocht
of de maatregel ook wel realiseerbaar is.
52. Daarna zal de noodzakelijkheid onderzocht worden. Wat is de noodzaak om zo’n
databank in te voeren? Hier zal onderzocht worden of er geen alternatieve mogelijkheden
bestaan die hetzelfde doel kunnen verwezenlijken maar die minder ingrijpend zijn. In dit kader
zal een kort maar bondig rechtsvergelijkend onderzoek plaatsvinden waarin nagegaan wordt
welke maatregelen enkele andere Europese landen genomen hebben om dit doel te bereiken.
Hoe wisselen de betrokken diensten in Nederland en Frankrijk informatie uit rond FTF om deze
vervolgens te analyseren en te zorgen voor een goede opvolging van FTF met de betrokken
actoren?
53. Ten slotte zal de evenredigheid onderzocht worden. Tast de maatregel de rechten en
vrijheden van de betrokkenen in hun wezen aan? In deze context rijzen er een aantal vragen
i.v.m. de FTF-databank die cruciaal zijn voor het beantwoorden van de vraag of deze databank
wel als evenredig kan worden beschouwd:
- Wat doet de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer?
- Welke personen en welke gegevens van deze personen komen in de databank terecht?
- Wat zijn de bewaartermijnen van de FTF-profielen?
- Wie kan de FTF-databank raadplegen?
Eveneens zal in het kader van de evenredigheid onderzocht worden of de maatregel tot
oprichting van de FTF-databank verenigbaar is met de fundamentele rechten en vrijheden
waaronder de rechtstreekse aantasting van het recht op privacy en de onrechtstreekse aantasting
van een aantal andere fundamentele rechten en vrijheden.
33
5. Legitimiteit en legaliteit 54. Vooreerst worden de aspecten legitimiteit en legaliteit onderzocht aangezien het hier
om uitsluitingscriteria gaat. Voldoet met andere woorden de maatregel tot oprichting van de
FTF-databank hier niet aan dan kan al met zekerheid worden gesteld dat het een
disproportionele maatregel betreft. Hiervoor zal het wetgevend proces op basis waarvan de
maatregel tot stand kwam worden doorgelicht waarbij wordt nagegaan of alles juridisch
procedureel is verlopen zoals het hoort. Aansluitend wordt ook de rechtsbasis geanalyseerd.
Ten slotte wordt er onderzocht of de doelstelling voor de oprichting van de databank als
legitiem kan worden bestempeld.
5.1. Het wetgevend proces van de maatregel
55. Het wetgevend proces rond de oprichting van de FTF-databank is gestart bij de
indiening van het wetsontwerp op 21 maart 2016 in de Kamer146. Dit wetsontwerp voorzag in
een ruimer kader voor terrorismebestrijding met een reeks maatregelen ter bestrijding van
terrorisme147 waartoe ook de mogelijkheid tot oprichting van de FTF-databank behoort. Het
initiatief voor de wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme is uitgegaan
van de Koning (in de praktijk de regering) vandaar dat het om een wetsontwerp gaat148. Het
wetsontwerp is zoals het hoort als voorafgaande formaliteit voor advies aan de Raad van State
voorgelegd149. Dan volgde de bespreking in de Commissie voor Terrorismebestrijding onder
leiding van Koen Metsu. Deze Commissie werd opgericht na de aanslagen in Parijs en heeft tot
de aanslagen in Brussel een eerder sluimerend bestaan geleid. De voorstellen in het
wetsontwerp werden in de Commissie unaniem aangenomen (ook al had een
tweederdemeerderheid voldoende geweest om de voorstellen in de plenaire zitting te laten
goedkeuren). Nadien werd de tekst die in de commissie werd goedgekeurd, besproken in de
146 Het betrof een monocamerale procedure (artikel 74 GW). 147 Het gaat hier om de mogelijkheid om 24 uur per dag over te gaan tot huiszoekingen , de herziening van de
wetgeving inzake de bijzondere opsporingstechnieken teneinde het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden
uit te breiden, inzonderheid met het oog op de strijd tegen de illegale wapenhandel en de invoering van
gemeenschappelijke gegevensbanken. 148 Indien het initiatief was uitgegaan van een lid van de Senaat of Kamer van volksvertegenwoordigers, was er
sprake van een wetsontwerp. 149 Dit is verplicht voor een voorontwerp van wet (bij een wetsvoorstel is dit een optie).
34
plenaire vergadering150 van de kamer van volksvertegenwoordigers. Het wetsontwerp werd na
bespreking aangenomen151 in de plenaire vergadering op 14 april 2016. Nadat de tekst in het
Parlement was goedgekeurd, werd hij voorgelegd aan de Koning ter bekrachtiging en
afkondiging. De wet is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 9 mei 2016 en is op 19 mei
2016 in werking getreden152.
Het wetgevend proces is bij de totstandkoming van deze wet dus naar behoren verlopen.
5.2. De rechtsbasis 56. Denis Ducarme (MR) stelde in de plenaire vergadering van de Kamer: ‘Het wetsontwerp
inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme geeft een wettelijke grondslag
voor de oprichting van gemeenschappelijke gegevensbanken voor de verschillende diensten
betrokken bij de strijd tegen terrorisme’153. Hij vervolgde ‘Door de gemeenschappelijke
databanken een wettelijke grondslag te geven zal men de uitwisseling van informatie vlotter
doen verlopen, wat één van de sleutelfactoren is voor de efficiëntie van de politie- en
inlichtingendiensten. Met die maatregel zal het mogelijk worden om de informatie te updaten
en te verbeteren, en om sneller en adequater op te treden’154.
57. Artikel 7 van de wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme
voegt een extra paragraaf toe aan artikel 44/2 WPA. Deze extra paragraaf luidt: ‘Wanneer de
gezamenlijke uitoefening door alle of een deel van de overheden, organen, organismen,
diensten, directies of de commissie bedoeld in artikel 44/11/3ter, elk binnen het kader van hun
wettelijke bevoegdheden, van de opdrachten ter voorkoming en ter opvolging van het
terrorisme in de zin van artikel 8, 1°, b) van de wet van 30 november 1998 houdende regeling
van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, of het extremisme in de zin van artikel 8, 1°, c) van
dezelfde wet wanneer dat tot terrorisme kan leiden, vereist dat deze de persoonsgegevens en de
informatie met betrekking tot deze opdrachten structureren zodat ze rechtstreeks kunnen
worden teruggevonden, worden deze persoonsgegevens en informatie verwerkt in een of
150 Hand. Kamer 2015-16, 14 april, http://www.dekamer.be/doc/PCRI/pdf/54/ip106.pdf. 151 Mits 2 amendementen: het ene op 29 maart 2016 van Hans Bonte, Laurette Onkelinx en Willy Demeyer, het
andere op 14 april 2016 van Hans Bonte. 152 De wet is in werking getreden op de tiende dag die volgt op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad. 153 Hand. Kamer 2015-16, 14 april, 57; http://www.dekamer.be/doc/PCRI/pdf/54/ip106.pdf. 154 Ibid.
35
meerdere gemeenschappelijke gegevensbanken’155. Het artikel 7 van de wet inzake aanvullende
maatregelen ter bestrijding van terrorisme en het artikel 44/2 WPA vormen de (formele)
rechtsbasis156 van de maatregel tot oprichting van een FTF-databank. De verdere
uitvoeringsmaatregelen van de FTF-databank zijn er gekomen met het Koninklijk Besluit
betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters (KB FTF). Dit KB
FTF berust op de formele wetten157. Het betreft gedelegeerde wetgeving. De WPA bepaalt dat
regels nader mogen uitgewerkt worden d.m.v. een KB158.
58. De maatregel tot oprichting van de FTF-databank heeft derhalve een duidelijke
rechtsbasis waarbij de keuze om hem in de WPA op te nemen enige vragen oproept159. Door in
artikel 7 §2 van de wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme te
verwijzen naar de definities van terrorisme en extremisme zoals in de wet houdende regeling
van de inlichtingen- en veiligheidsdienst (OCAD-wet) gedefinieerd, lijkt de verwerking van de
gegevens toch eerder gelinkt te zijn aan het inlichtingenproces dan aan zuiver politionele
verwerkingen160. Er is immers een artikel 10 §3 in de OCAD-wet die het mogelijk maakt de
operationele analyses en evaluaties uit te wisselen met andere personen of diensten dan de
ondersteunende waaronder bijvoorbeeld ook de burgemeester161. Daarenboven kon men het
wettelijke kader uitbreiden in de OCAD-wet om een ruimere en betere info overdracht te
installeren met andere overheden dan deze die limitatief voorzien waren162. Het OCAD-
155 Artikel 7 van de wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme en artikel
44/2 §2 WPA. 156 De wettelijke basis. 157 De wet 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme en de WPA. 158 https://www.parlement.com/id/vi9xmf878tqq/koninklijk_besluit. 159 De Raad van State vroeg zich in haar advies ook af waarom men voor het aanleggen van die databanken gebruik
maakt van de wet op het politieambt. 160COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 7, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 161Ibid. 162COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 7, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf.
36
informatiesysteem163 had bijgevolg al een goede juridische basis voor dergelijke databank(en).
De keuze om de FTF-databank in de WPA op te nemen, en meer bepaald in de afdeling
betreffende het informatiebeheer van het hoofdstuk betreffende de opdrachten van de
politiediensten is derhalve niet voor de hand liggend. De WPA heeft immers enkel betrekking
op de werking van de politiediensten. Waarom moet de juridische grondslag voor de databank,
die ook gevoed en geraadpleegd zal worden door verschillende diensten buiten de politie, zich
situeren in de wet die de basisbeginselen van de politiefunctie vastlegt164? Het OCAD is
immers het platform waar er een dreigingsanalyse plaatsvindt en alle relevante gegevens en
informatie betreffende radicalisme en terrorisme komende van de verscheidene diensten
worden samengebracht165. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
raadde in deze gedachtegang in haar advies 57/2015 aan om een juridisch kader voor de
databank(en) op te richten in de OCAD-wet.
59. Er werd uiteindelijk echter gekozen voor de WPA omwille van de volgende aangehaalde
redenen:
- ‘de politiediensten zijn noodzakelijke partners in de strijd tegen terrorisme’166;
- ‘de WPA voorziet al in mogelijkheden tot uitwisseling van gegevens en info naar partners
toe’167;
- ‘de architectuur van de gegevensbank van OCAD zou moeten aangepast worden omwille van
haar aard168 wat het risico met zich meebrengt dat deze niet meer overeenstemt met haar eerste
doeleinde nl. de beoordeling van de dreiging’169;
163 Zie artikel 9 van de Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging (“de wet OCAD”) en de
artikelen 3 t.e.m. 6 van het uitvoeringsbesluit van 28 november 2006 tot uitvoering van de wet van 10 juli 2006
betreffende de analyse van de dreiging. 164COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 6-7, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 165Ibid. 166 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 15; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 167 Ibid. 168 Haar aard is autonoom, niet gedecentraliseerd en niet gericht is op een koppeling met andere externe
gegevensbanken. 169 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 15; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf.
37
- ‘de oprichting van een gemeenschappelijke gegevensbank mag niet in alle gevallen
gelimiteerd worden tot de beoordeling van de dreiging en zij zal in dit geval, een
gemeenschappelijke terbeschikkingstelling van andere gegevens en info behoeven dan diegene
die pertinent zijn voor de dreigingsanalyse’170.
De voorkeur voor de juridische opname van de beoogde gemeenschappelijke databanken in de
WPA is ‘gebaseerd op het feit dat de politie de databanken technisch kunnen ondersteunen’171.
Volgens het Comité P bezit de politie hiervoor echter niet over de technische capaciteit!172
60. Volgens de heer Dirk Roels is er gekozen voor de WPA omdat er een gevoel van
dringendheid binnen de politie bestond om iets te ontwikkelen zoals de FTF-databank173. Er
was een aanzienlijke tijdsdruk.
De OCAD-wetgeving en databanken bestonden wel maar er bestond binnen het
politielandschap al een applicatie om aan die nood van opvolging tegemoet te komen174. Voor
er sprake was van dé FTF-databank was er reeds een bepaald arrondissement dat in het kader
van terrorisme en radicalisme al een zekere vorm van opvolging deed175. Later heeft een ander
arrondissement zich daarbij aangesloten en vanuit deze lokale initiatieven is de FTF-databank
ontstaan. Ze is dus organisch uit de praktijk, de nood op het terrein, binnen de politie ontstaan.
Vanuit een lokale invulling is ze nationaal geworden. Vandaar dat men gekozen heeft voor de
WPA en niet voor de OCAD-wet. Deze databank was er immers al, gewoon op een kleinere
schaal. Het is aldus voortgevloeid uit een eerder historisch gegeven176. Het is vaak zo dat indien
er een bepaalde behoefte ontstaat en er snel soelaas moet worden geboden dat er lokale
oplossingen worden uitgewerkt alvorens het nationale niveau met iets kan komen177. Volgens
de heer Dirk Debeaussaert kon het ook niet via de OCAD-wet om het OCAD zuiver te
170 Ibid. 171 Hand. Kamer 2015-16, 14 april, 75, http://www.dekamer.be/doc/PCRI/pdf/54/ip106.pdf. 172 Ibid. 173 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 174 Ibid. 175 Ibid. 176 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 177 Ibid.
38
houden178. Men wou niet dat de databank van het OCAD, die alleen bedoeld is voor een
dreigingsanalyse, plots ook zou gebruikt worden voor andere zaken179.
61. Wat de noodzaak tot het bestaan van een rechtsbasis betreft kan worden gesteld dat met
de wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme (nl. artikel 7 van deze
wet) en met de WPA (artikel 44/2) hier wordt aan voldaan. De keuze echter om te opteren voor
de WPA is volgens mij niet de beste keuze geweest omdat de OCAD-wet zich hier naar mijns
inziens beter toe leende aangezien deze databank zich eerder in een context van
inlichtingenwerk situeert dan in deze van politioneel werk.
5.3. De legitieme doelstelling 62. In de memorie van toelichting van het wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter
bestrijding van terrorisme wordt de doelstelling als volgt omschreven: ‘De doelstelling van de
wettelijke basis tot oprichting van een gegevensdatabank is het voorkomen en bestrijden van
ernstige fenomenen, zoals het terrorisme in de zin van artikel 8, 1°, b) van de wet van 30
november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst en het extremisme
dat tot terrorisme kan leiden in de zin van artikel 8, 1°, c) van dezelfde wet , die de bescherming
van personen, de openbare veiligheid of de openbare gezondheid ernstig kunnen treffen’180. De
reden tot verwijzing naar artikel 8, 1° b) en c) van de wet van 30 november 1998 volgens de
memorie van toelichting is erop gericht de grootste gemene deler te vinden onder de actoren181
die rechtstreeks of onrechtstreeks tussenkomen op het gebied van de veiligheid182. Alle
politieke partijen (ook de oppositie) verklaren in de plenaire zitting van de Kamer achter deze
doelstelling van de wettelijke basis die de oprichting van een FTF-databank mogelijk maakt, te
staan, ook al hebben sommige politieke partijen vragen bij de concrete uitvoering van de
178 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 179 Ibid. 180 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 13; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 181 Bedoeld in artikel 44/11/3ter. 182 Dus niet om een exclusieve bevoegdheid te geven aan de inlichtingendiensten; MvT bij wetsontwerp inzake
aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1727/001, 15;
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf.
39
databank183. Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen) zegt immers in diezelfde plenaire zitting: ‘We
hebben bedenkingen bij de wijze waarop de dynamische databank zal worden ontwikkeld en de
praktische uitvoering ervan. We zijn echter overtuigd dat het om een nuttige maatregel gaat.
Wat echter de tekst in zijn geheel betreft184, zullen we het wetsontwerp van de regering
goedkeuren, omdat we achter haar doelstellingen en beleidsintenties staan’185.
63. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer maakte echter een
voorbehoud met betrekking tot het begrip “extremisme dat tot terrorisme kan leiden”186. Het
begrip “extremisme dat tot terrorisme kan leiden” zoals bedoeld in de OCAD-wet is momenteel
geen inbreuk noch strafbaar feit187. Het lijkt in theorie logisch om het te hanteren maar het is
gevaarlijk dat het in de praktijk door verscheidene diensten kan gebruikt worden188. Deze
commissie is immers bezorgd dat de operationele verantwoordelijke van de databank
onvoldoende gezag zal kunnen uitoefenen om dit te beoordelen vooral wanneer het individuen
betreft die niet afkomstig zijn uit de inlichtingendiensten189.
64. De heer Marco Van Hees (PTB-GO!) vroeg zich tijdens de besprekingen van het
wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme eveneens af
‘waarom de term terrorisme gedefinieerd wordt in de zin van de OCAD-wet en niet in de zin
183 Hand. Kamer 2015-16, 14 april, 76; http://www.dekamer.be/doc/PCRI/pdf/54/ip106.pdf. 184 De tekst in zijn geheel ging om drie maatregelen: juridische grondslag voor de gemeenschappelijke
gegevensbank, mogelijkheden tot telefoontap in het kader van illegale wapenhandel verruimd en nachtelijke
huiszoekingen mogelijk gemaakt. 185 Hand. Kamer 2015-16, 14 april, http://www.dekamer.be/doc/PCRI/pdf/54/ip106.pdf. 186COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 8-9, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 187 Tenzij het zich veruitwendigt als racisme en/of xenofobie; COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN
DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over het voorontwerp van wet inzake aanvullende
maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr. 57/2015, 8-9,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 188COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 8-9, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 189Ibid.
40
van artikel 139 van het titel Iter van het Strafwetboek’190. Hij zou de definitie van het
Strafwetboek verkiezen omdat daarin een bescherming191 is aangenomen192. Het tweede lid van
artikel 139 bepaalt althans dat ‘een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend
politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die
uitsluitend enig ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden
als een terroristische groep in de zin van het eerste lid’193. Deze bepaling belet dat iemand
zonder gegronde reden in de databank wordt ingevoerd194. Daartegenover staat de definitie van
“extremisme” zoals opgenomen in de OCAD-wet die zeer ruim is en extremisme duidt als:
‘racistische, xenofobe, anarchistische, nationalistische, autoritaire of totalitaire opvattingen of
bedoelingen, ongeacht of ze van politieke, ideologische, confessionele of filosofische aard zijn,
die theoretisch of in de praktijk strijdig zijn met de beginselen van de democratie of de
mensenrechten, met de goede werking van de democratische instellingen of andere grondslagen
van de rechtsstaat’195. In diezelfde wet wordt “terrorisme” gedefinieerd als: ‘het gebruik van
geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel
zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken’196.
65. De heer Willy Demeyer (PS) spoorde tijdens de besprekingen in de commissie voor
terrorismebestrijding eveneens aan tot voorzichtigheid bij deze definities uit de wet van 30
november 1998. Hij vroeg zich af of een vakbondsorganisatie die een autoweg blokkeert dan
ook onder die bepaling kan vallen? De heer Demeyer was daarom ook voorstander van de
verwijzing naar artikel 139 van het strafwetboek bij de definitie van “terrorisme” 197.
190 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 43,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 191 In het tweede lid van artikel 139 worden een aantal activiteiten uitdrukkelijk uitgesloten. 192 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 43,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 193 Artikel 139 Sw. 194 Ibid. 195 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 89,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 196 Ibid. 197 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 44,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf
41
66. In respons op deze bemerkingen wijst de minister van Justitie op het feit dat een persoon
die in de gegevensbank is opgenomen daarom niet noodzakelijk strafbaar is vandaar de keuze
om niet naar het artikel 139 Strafwetboek te verwijzen. Er is gekozen voor de definitie van de
OCAD-wet omdat het een betere bescherming biedt voor de personen die zo uit het
toepassingsgebied van het Strafwetboek blijven198. De heer Marco Van Hees (PTB-GO!)
benadrukt als reactie hierop tijdens de bespreking in de Commissie voor terrorismebestrijding
het gegeven dat het niet onschuldig is om opgenomen te worden in een gegevensbank, zeker
indien het een persoon betreft die niet strafbaar is. Volgens Van Hees is de bescherming bepaald
in artikel 139, tweede lid van het Strafwetboek nodig om de mogelijkheden tot misbruiken in
te perken199. Mevrouw Laurette Onkelinx (PS) was het eens met de heer Van Hees. De minister
van Justitie verduidelijkt echter dat de individuen waar naar wordt verwezen in artikel 139,
tweede lid Strafwetboek niet geviseerd worden door de gegevensbank200. Zoals eerder
aangehaald betekent een opname in de gegevensbank niet dat men een strafbaar feit201 heeft
gepleegd. Het oogmerk van de gegevensbank is immers over voldoende informatie te
beschikken202 en de denkbare reikwijdte op het gebied van extremisme in te perken203. ‘De
bestrijding van terrorisme moet immers ook de voedingsbodem en de wortel ervan kunnen
aanpakken, nl. de politieke of ideologische opvattingen die afbreuk doen aan de inachtneming
van de democratische waarden’204.
67. Alhoewel niet iedereen achter de definities van “terrorisme” en “extremisme dat tot
terrorisme kan leiden” stond, was het wel zo dat alle partijen de doelstelling van de FTF-
databank legitiem vonden en erachter stonden. De doelstelling werd breed over de partijgrenzen
heen gedragen.
198 Ibid, 46. 199 Ibid. 200Ibid. 201 Tenzij het zich voordoet als racisme of xenofobie. 202 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 46,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 203 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 13; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 204 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 34-35,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf
42
5.4. Besluit
68. Het wetgevend proces dat werd doorlopen bij de totstandkoming van de wet inzake
aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme die voorziet in de mogelijkheid tot het
oprichten van de FTF-databank is volgens de voorziene wettelijke modaliteiten verlopen. Deze
wet maakt samen met de WPA de (formele) rechtsbasis uit van de maatregel tot oprichting van
de FTF-databank. In deze twee wetten205 wordt de doelstelling van de maatregel tot oprichting
van de FTF-databank verduidelijkt als zijnde het voorkomen en opvolgen van het “terrorisme”
en het “extremisme dat tot terrorisme kan leiden”. Deze doelstelling is legitiem en werd door
alle politieke partijen gesteund. Hieruit kan besloten worden dat de maatregel tot oprichting
van de FTF-databank de toets van de legitimiteit en geschiktheid heeft doorstaan en tot nu toe
nog als proportioneel kan beschouwd worden. Wel roept de keuze voor de WPA bepaalde
vragen op (o.a. aspect vervloeiing juridisch kader voor inlichtingenwerk en politioneel werk
die beide een verschillende finaliteit beogen) waarop verder meer in detail wordt ingegaan. Dit
is echter maar de eerste stap in het onderzoek naar de proportionaliteit van de maatregel. Het
volgende dat moet geanalyseerd worden is de effectiviteit en geschiktheid van de maatregel.
205 Nl. in artikel 7, §2 wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme en artikel 44/2, §2 WPA.
43
6. Effectiviteit en geschiktheid 69. Als tweede stap in het onderzoek naar de proportionaliteit van de maatregel tot
oprichting van de FTF-databank worden de effectiviteit en de geschiktheid onder de loep
genomen. Het betreft opnieuw uitsluitingscriteria. Voldoet de maatregel tot oprichting van de
FTF-databank hier niet aan dan is er al sprake van een disproportionele maatregel. Eerst en
vooral wordt het specifieke doel dat de FTF-databank dient te realiseren beschreven.
Vervolgens wordt onderzocht of de maatregel tot oprichting van de FTF-databank wel de meest
geschikte manier is om dit doel te bereiken. Nadien wordt nagegaan wie er precies instaat voor
het beheer van deze databank. Meer bepaald zal worden onderzocht of deze dienst geschikt is
om de technische en functionele werking van de databank te verzekeren opdat het doel van de
FTF-databank gerealiseerd kan worden. Ten slotte wordt bestudeerd of de maatregel ook wel
realiseerbaar is.
6.1. Doel van de gegevensdatabank FTF 70. De FTF-databank heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de analyse, de evaluatie en
de opvolging van de personen die gecatalogeerd worden als FTF206 en van het fenomeen, op
basis van een evaluatie van de dreiging. Dit dient te gebeuren overeenkomstig bepaalde
doelstellingen207 die de oprichting van een gemeenschappelijke databank motiveren. Deze
doelstellingen betreffen de strategische, tactische of operationele noodzaak om gezamenlijk
persoonsgegevens en informatie te verwerken voor het uitoefenen van de bevoegdheden van de
overheden, organen, organismen, diensten, directies of de Vaste Commissie voor de lokale
politie208. De databank dient ook het nemen van beslissingen door de bestuurlijke overheden of
de overheden van bestuurlijke of gerechtelijke politie209 te ondersteunen. De databank moet de
strategische opvolging van het fenomeen en de opvolging voor het werk van
inlichtingendiensten vereenvoudigen.
206 De personen bedoeld in artikel 6 §1, 1° en 2° van het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke
gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016, 63970. 207 Artikel 2 van het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters,
BS 22 september 2016, 63970. 208 Artikel 44/11/3bis, §2 WPA, BS 22 december 1992. 209 Ibid.
44
71. De doeleinden voor de oprichting van een gemeenschappelijke databank worden
bepaald in artikel 44/11/3bis WPA. Deze doeleinden zijn verbonden aan de opdrachten bedoeld
in artikel 44/2, §2 WPA. De opdrachten moeten verwezenlijkt worden op zowel strategisch,
tactisch als operationeel vlak210. Bij de term ‘strategisch’ kan gedacht worden aan het nemen
van overheidsbrede beslissingen over het te voeren beleid met betrekking tot FTF211op basis
van de persoonsgegevens en info, die zich in de databank bevinden. ‘Tactisch’ betekent de beste
manier zoeken waarop de verschillende diensten de verschillende te voeren acties op het terrein
zullen realiseren aan de hand van de gegevens en informatie uit de databank212. ‘Operationeel’
wijst op de te nemen acties gezamenlijk of door elke dienst apart op basis van enerzijds de
gegevens en informatie uit de databank en anderzijds de mogelijke maatregelen die ten opzichte
van bepaalde individuen te nemen zijn zoals aanhoudingen of verhoren213.
72. De gegevens in de FTF-databank zijn zeker bedoeld voor strategische doeleinden
volgens de heer Dirk Roels214. De informatie in de databank laat toe om op basis van de
verzamelde data statistieken op te maken en zo evoluties en trends te zien215. De gegevens
kunnen dus zeker strategisch aangewend worden en het beleid kan er op die manier op
afgestemd worden216. De gegevens kunnen eveneens operationeel zijn. Hiervoor is de
uitwisseling van data zeer belangrijk. Men kan nagaan welke informatie er beschikbaar is m.b.t.
een bepaald individu om op basis van deze gegevens actie te ondernemen. Die informatie wordt
aangewend in onderzoeksdossiers. Tactisch leunt nauw aan bij operationeel217 en maakt in feite
de beleidsverbinding tussen het boven en onderliggende niveau. De gegevens in de databank
kunnen voor alle drie de doeleinden worden aangewend218. De twee belangrijkste niveaus in
210 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 20, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 211 Ibid. 212 Ibid. 213 Ibid. 214 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 215 Ibid. 216 Ibid. 217 Ibid. 218 Ibid.
45
het kader van de FTF-databank zijn volgens de heer Dirk Roels het operationele en het
strategische niveau.
73. De FTF-databank werd opgericht in het kader van de algemene doeleinden ter opvolging
van terrorisme en extremisme dat tot terrorisme kan leiden219. Het feit dat strategische, tactische
en operationele doelstellingen wel ver uit elkaar kunnen liggen, maakt gedifferentieerde
toegang noodzakelijk want niet elke dienst moet toegang hebben tot alle gegevens220. Dit maakt
dat er verschillende toegangen nodig zijn waarbij enkel toegang wordt verleend voor die
applicaties die noodzakelijk zijn voor elke betrokkene221. De beleidsmaatregelen die op
strategisch, tactisch en operationeel niveau genomen worden kunnen eveneens gedifferentieerd
verspreid worden aan de diverse actoren die er uitvoering dienen aan te geven.
74. De databank moet de samenwerking tussen verschillende diensten, die verschillende
bevoegdheden hebben, stimuleren zodat de beschikbare gegevens en informatie met elkaar
gedeeld worden. Op deze manier kunnen de inzichten van de diverse betrokken diensten
verdiept worden waardoor er doeltreffender kan worden opgetreden en terrorisme en
extremisme beter opgevolgd worden222. Door kennis te delen kan men burgers beter
beschermen tegen mogelijke aanslagen en kan er beter geanticipeerd worden waardoor deze
gewelddaden vermeden kunnen worden223. Een aan de dreiging aangepaste en
geïndividualiseerde opvolging zal bijgevolg in plaats kunnen gesteld worden door een geheel
van bijzondere beveiligings- en begeleidingsmaatregelen. De exploitatie van de in de FTF-
databank geregistreerde gegevens en informatie zal het ook mogelijk maken het fenomeen FTF
globaal te benaderen.224 De bovenstaande doeleinden moeten ervoor zorgen dat de bestuurlijke
overheden en de overheden van bestuurlijke en gerechtelijke politie de juiste keuzes kunnen
219COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 14, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 220Ibid, 15. 221 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 222 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 223 Ibid. 224 Ibid.
46
maken en doeltreffende beslissingen kunnen nemen om de veiligheid van personen te
waarborgen en om het fenomeen FTF te kunnen voorkomen en/of te bestrijden aan de hand van
de gegevens en informatie afkomstig uit de databank225.
75. De FTF-databank is dus voornamelijk gericht op het delen van informatie. Men heeft
geopteerd om alle gegevens in één enkele databank onder te brengen waardoor er gezien de
verschillende toepassingen op strategisch, tactisch en operationeel niveau wel een
gedifferentieerde toegang noodzakelijk is. De keuze om alle gegevens in één databank op te
nemen is voornamelijk ingegeven door een streven naar efficiëntie maar komt ook de validiteit
ten goede. Het is hierbij van groot belang dat elke betrokken dienst enkel toegang heeft tot de
voor hem relevante informatie.
6.2. Geschiktheid 76. Hier wordt onderzocht of de maatregel tot oprichting van de FTF-databank wel geschikt
is om de vooropgestelde doelstellingen te realiseren.
Er werd (zoals eerder vermeld) voorgesteld tijdens de besprekingen in de Commissie voor
Terrorismebestrijding om i.p.v. de FTF-databank op te richten, ze te creëren vanuit de gegevens
van de bestaande databank van het OCAD of deze van de ANG (zie supra)226. De minister van
Veiligheid en Binnenlandse Zaken reageerde hierop door te stellen dat dit niet aangewezen
is227. De regering heeft volgens hem terecht expliciet gekozen om een nieuwe, dynamische
gegevensbank op te richten. De bevoegde instanties kunnen de databank voeden en zo de
gegevens en informatie van de databank aanvullen en ‘up to date’ houden228. Het probleem met
de OCAD-databank is volgens hem immers dat deze krachtens de toepasselijke wetgeving
slechts geraadpleegd en bewerkt kan worden door OCAD zelf229. Eveneens zitten in de OCAD-
databank ook geclassificeerde gegevens waarvoor het niet aangewezen is deze te delen met
niet-politionele actoren. Deze niet-politionele diensten, wel relevant bevonden in het kader van
de omzendbrief Foreign Terrorist Fighters, zouden de databank bijgevolg niet kunnen
225 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 91, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 226 Zie uitleg bij rechtsbasis in hoofdstuk 5. 227 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 36,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 228 Ibid. 229Ibid.
47
raadplegen230. De ANG is eveneens niet geschikt om de doeleinden in het kader van informatie-
uitwisseling omtrent het fenomeen FTF te verwezenlijken omwille van het feit dat het een
specifieke politionele databank is231 en dus in zijn huidige vorm niet geschikt is om ook niet-
politionele diensten toegang te verlenen. Volgens Dirk Roels is de ANG inderdaad geen ideale
databank om een verdacht individu op te volgen232. Dat is ook de reden waarom een
programmeur werkzaam bij de politie reeds eerder op arrondissementeel niveau een nieuwe
databank had gecreëerd die dan later is uitgegroeid tot de FTF-databank.
77. De FTF-databank is dan ook gezien haar bottom-up ontstaan conceptueel en praktisch
geschikt voor de beoogde toepassingen. Ze is erop gericht de opvolging, evaluatie en analyse
via informatie-uitwisseling mogelijk te maken. De OCAD-databank was volgens de Minister
van Veiligheid en Binnenlandse Zaken in haar huidige vorm niet geschikt omdat enerzijds
alleen OCAD deze databank kan raadplegen en bewerken volgens de bestaande wetgeving en
anderzijds omwille van de aard van de gegevens in de databank, die gericht zijn op een andere
finaliteit (dreigingsanalyse). Naar mijns inziens had de OCAD-databank mits een aantal
structurele aanpassingen eveneens de opvolging, evaluatie en analyse van FTF kunnen
garanderen.
6.3. Verantwoord beheer 78. Het is de verantwoordelijke voor het beheer die moet zorgen voor de technische en
functionele realiseerbaarheid van de FTF-databank zodat het doel van opvolging, evaluatie en
analyse via betere informatiedoorstroming kan gerealiseerd worden.
79. Het is volgens de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
belangrijk om de dienst(en) aan te duiden die instaan voor het beheer van de
gemeenschappelijke gegevensbank. De beheerder neemt de beheerstaken op technisch en
functioneel vlak op zich233. Hij reikt de nodige ICT-middelen aan om de verwerking van de
230 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 36,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 231 Ibid. 232 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 233 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 27; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf.
48
gegevens en informatie uitvoerbaar te maken. De beheerder moet eveneens de passende
technische normen opstellen die voor een efficiënte verwerking van de gegevens in de databank
zullen zorgen234. Hij heeft een belangrijke functie zowel op het gebied van de veiligheid van de
gegevens als op operationeel vlak (zie infra). De toegangen en rechten van de gebruikers van
de databank zijn bijgevolg afhankelijk van deze technische en/of functionele aspecten235 wat in
dit specifieke geval belangrijk is aangezien de databank door diverse actoren gevoed en
geraadpleegd wordt236.
80. De verantwoordelijke voor het beheer van de FTF-databank is de Federale politie. De
politiediensten zijn immers onmisbaar voor het verzamelen van de gegevens en de informatie
met betrekking tot FTF237. De opbouw van de politionele gegevensbanken steunde reeds op
principes van decentralisering (lokale politie) en van connecties met externe actoren. Zo is de
ANG rechtstreeks toegankelijk voor het Comité P 238. Net omwille van deze ervaringen op
gebied van ontwikkeling en beheer van analoge gegevensbanken, is de federale politie de juiste
keuze voor de functie van beheerder en dus voor het ontwikkelen van de FTF-databank239. Dit
is eveneens te verklaren door de aangehaalde historische link van de databank met de politie.
Ze was in feite binnen de politie al technisch en functioneel ontwikkeld op arrondissementeel
niveau en is van hieruit uitgegroeid tot de nationale FTF-databank.
81. De keuze voor de Federale politie als verantwoordelijke voor het beheer lag voor de
hand. De databank werd immers technisch en functioneel door hen ontwikkeld. Ze beschikken
tevens over een jarenlange ervaring met de ANG die op een analoge wijze functioneert. Deze
keuze komt ook de proportionaliteit ten goede omdat het belangrijk is dat de databank technisch
en functioneel correct wordt beheerd door een dienst die zowel over de nodige kennis als
ervaring beschikt.
6.4. Realiseerbaarheid 234 Ibid. 235 Ibid. 236 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 237 Ibid. 238 Ibid. 239 Ibid.
49
82. Hier wordt nagegaan of de vooropgestelde doelen wel te realiseren zijn met de
opgerichte FTF-databank. De databank kan dan wel geschikt zijn en technisch naar behoren
werken maar realiseert ze ook de beoogde doelstellingen?
83. Toen de FTF-databank net werd ingevoerd werd het werk er voor de politie niet meteen
eenvoudiger op herinnert Dirk Roels zich240. De agenten op het terrein en in feite het volledige
politielandschap was immers vertrouwd met de ANG241. Aanvankelijk stelde men zich vragen
bij de invoering van deze nieuwe databank242. Vooral het feit dat niet iedere agent in de
databank kon kijken vond men vreemd aangezien dit wel het geval is bij de ANG 243.
Geleidelijk werd het duidelijker dat het informatie betrof die diende gedeeld te worden met
niet-politionele actoren244. Men begreep dat het inderdaad niet aan te raden was om de ANG
hiervoor te gebruiken net omdat daar veel meer informatie in staat (betreft niet enkel FTF) en
het veel tijd en moeite zou kosten om het gebruik van de ANG praktisch mogelijk te maken245.
Hij twijfelt eraan of de informatiedoorstroming daadwerkelijk is verbeterd met deze
databank246. Hij denkt dat de databank op zich niet de grote oplossing biedt. Het is niet echt
verbeterd maar zeker ook niet verslecht.
84. Hoofdcommissaris van het FGP Oost-Vlaanderen Patrick Willocx meent dat het ruimere
plaatje nl. het Plan R wel gezorgd heeft voor betere informatie-doorstroming247. Vroeger kreeg
de politie amper informatie van de Staatsveiligheid248. De politie vond dit in bepaalde gevallen
zeer frustrerend en voor hen is die informatiedoorstroming nu wel verbeterd en structureler249.
Op dat vlak is er volgens de hoofdcommissaris wel degelijk vooruitgang geboekt250. De heer
Dirk Roels is het eens met de heer Patrick Willocx dat het Plan R waar de databank een deeltje
240 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 241 Ibid. 242 Ibid. 243 Ibid. 244 Ibid. 245 Ibid. 246 Ibid. 247 Ibid. 248 Ibid. 249 Ibid. 250 Ibid.
50
van uitmaakt de informatiedoorstroom positief heeft beïnvloed maar hij denkt niet dat de
databank op zich die betere informatiedoorstroming tot gevolg heeft gehad251. Het waren
volgens de heer Dirk Roels vooral de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s) en de local
task forces (LTF’s) (ook deel van het Plan R) die deze positieve boost hebben gegeven. Op de
LTF wordt ook informatie uitgewisseld. Daar wordt besproken wie in de databank moet terecht
komen. Wanneer iemand in de FTF-databank terechtkomt, zal de Staatsveiligheid hun niet-
geclassificeerde informatie m.b.t. deze persoon met de FTF-databank delen. Volgens de heer
Patrick Willocx is er dus wel degelijk sprake van verbetering, ook door de FTF-databank op
zichzelf. Stel immers dat er in Luik informatie over een individu is en deze persoon verhuist
naar Gent, dan zal de politie van Gent in de FTF-databank ook de informatie kunnen zien m.b.t.
deze persoon, gekend door de Staatsveiligheid en de ADIV252. Hij vindt dit een stap vooruit in
vergelijking met het verleden253. De heer Dirk Roels is akkoord dat dit een voordeel is maar
volgens hem kon je die informatie vroeger politioneel ook al doorgespeeld krijgen en is de
databank in dit geval gewoon een vorm van een verwerking. Hij is wel van mening dat de FTF-
databank een stap kan betekenen in de goede richting.
85. Volgens de heer Dirk Debeaussaert heeft de databank wel degelijk een grote
meerwaarde254 om de simpele reden dat ze iets anders doet dan wat vroeger bestond255. Ze zorgt
ervoor dat alle betrokken diensten op dezelfde lijn zitten en dat er informatie gedeeld wordt nu
die vroeger niet gedeeld werd256. De databank vormt in feite een tussenstap richting een
platform boven de diensten waaruit alle diensten informatie kunnen putten wat hun finaliteit
ook moge zijn257. Het doel was de cultuur te veranderen.
86. Of het vooropgestelde doel via de FTF-databank wordt bereikt en of ze dus zorgt voor
de opvolging, evaluatie en analyse van FTF via een betere informatie doorstroming kan Dirk
251 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 252 Ibid. 253 Ibid. 254 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 255 Ibid. 256 Ibid. 257 Ibid.
51
Roels niet met zekerheid stellen258. Er is (nog) geen periodieke rapportering en analyse van de
geboekte resultaten die dit kunnen staven259. Hij is van mening dat de toegevoegde waarde zeer
moeilijk vast te stellen is260. Hij kan moeilijk oordelen vanuit zijn positie of de databank wel
degelijk een resultaat heeft261. Er zouden voor zo’n onderzoek bepaalde criteria moeten bepaald
worden en dat is niet eenvoudig262. Het is echter belangrijk om dit te weten, zeker in kader van
proportionaliteit. Volgens Dirk Debeaussaert zijn er wel regelmatig doorlichtingen en
rapporteringen zoals deze van het COC en Comité I263. Wellicht ware het goed deze informatie
ook te delen met de actoren op het terrein en hen aldus te motiveren voor het gebruik van de
databank.
87. In het kader van de realiseerbaarheid van de vooropgestelde doelen dient ten slotte nog
vermeld te worden dat het beheer van de FTF-databank, waaronder de codering en analyse van
de gegevens, een behoefte creëert aan bijkomende financiële en personele middelen264. Dit
terwijl er een duidelijke schaarste is aan deze middelen265. Bovendien zijn de problemen inzake
het beheer van de reeds bestaande gegevensbanken nog lang niet van de baan266. Deze
vaststellingen maken dat de vraag kan gesteld worden rond de mogelijkheden om de FTF-
databank te voeden met precieze, gevalideerde en actiegerichte data die permanent
geactualiseerd kunnen worden.
88. Niet zozeer de FTF-databank zelf maar eerder de ruimere omkadering, het Plan R, heeft
dus volgens de gebruikers gezorgd voor de realisatie van een betere informatiedoorstroming al
zijn hun meningen niet helemaal gelijklopend. Een gericht onderzoek naar de met de FTF-
258 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 259 Ibid. 260 Ibid. 261 Ibid. 262 Ibid. 263 Ibid. 264 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 19,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf. 265 Adv.RvS nr. 58.729/AG bij de Wet 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme,
BS 9 mei 2016, 121, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 266 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 19,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf.
52
databank geboekte resultaten is er (nog) niet of tenminste (nog) niet publiek beschikbaar
waardoor een wetenschappelijk onderbouwd antwoord op de vraag of het doel van opvolging,
evaluatie en analyse wel degelijk gerealiseerd wordt momenteel niet mogelijk is. Dit is nochtans
zeer belangrijk in het kader van de proportionaliteitsvraag. Indien de databank geen meetbare
resultaten boekt dan kunnen terechte vragen gesteld worden bij de meerwaarde ervan. Het lijkt
dus sterk aanbevolen een dergelijke analyse van de resultaten uit te voeren teneinde een
onderbouwd bilan te kunnen opmaken en gerichte bijsturingen of verbeteringen te kunnen
uitvoeren.
6.5. Besluit
89. Het doel van de FTF-databank is het opvolgen, evalueren en analyseren van FTF via
gedeelde informatie waardoor vervolgens voornamelijk de strategische, tactische en
operationele doeleinden door de verschillende diensten kunnen gerealiseerd worden. Er is
gekozen voor één databank met gedifferentieerde toegangen voor de verschillende diensten. De
FTF-databank is op basis van het gevoerde onderzoek theoretisch geschikt om haar doel te
bereiken. De keuze voor de Federale politie als verantwoordelijke voor het beheer blijkt de
juiste keuze te zijn. De vraag of de databank ook effectief haar doel realiseert en de opvolging,
evaluatie en analyse van FTF via betere informatiedoorstroming verwezenlijkt is blijft voor een
deel onbeantwoord wat de proportionaliteit niet ten goede komt. Het in plaats stellen van de
nodige instrumenten voor een concrete meting van de geboekte resultaten die kunnen
gerelateerd worden aan het bestaan van de databank zou een aanzienlijke stap vooruit betekenen
en de besluitvorming dienaangaande objectiveren.
53
7. Noodzakelijkheid 90. De derde stap in het onderzoek naar de proportionaliteit van de maatregel tot oprichting
van de FTF-databank bestaat uit het analyseren van de noodzakelijkheid. Het betreft hier
eveneens een uitsluitingscriterium. Indien de maatregel hier niet aan voldoet is er sprake van
een disproportionele maatregel. In het eerste deel van dit hoofdstuk wordt nagegaan wat deze
noodzaak precies inhoudt. De maatregel moet immers een vastgestelde nood verhelpen zo niet
is de maatregel disproportioneel. Er wordt ook onderzocht wat de mogelijke alternatieven zijn
voor de maatregel. Zijn deze alternatieven minder ingrijpend met eenzelfde effectiviteit dan is
de keuze voor de FTF-databank niet proportioneel. In het tweede deel van dit hoofdstuk wordt
nagegaan hoe enkele andere Europese landen dit hebben aangepakt. Opteerden zij ook voor een
specifieke databank? Zo niet, hoe wisselen de betrokken actoren dan informatie uit m.b.t. FTF
en hoe zorgen zij voor de opvolging, evaluatie en analyse? Kunnen wij iets leren van hun
aanpak en de maatregel die wij hebben genomen aftoetsen aan alternatieve benaderingen?
7.1. De noodzaak van de invoering van de FTF-databank
7.1.1. De Algemene samenwerking en informatie-uitwisseling 91. Er werd te weinig samengewerkt tussen de relevante actoren op het gebied van
terrorismebestrijding. Sterker nog ze werkten vaak gewoon naast elkaar. Er was eveneens een
voortdurende tekortkoming inzake informatiedoorstroming267 waardoor een andere manier van
werken zich opdrong. Het is niet verwonderlijk dat de wetgever aanstuurde op
gemeenschappelijke gegevensbanken omwille van de hedendaagse informatisering van
persoonsgegevens en de “real time intelligence” 268. De FTF-databank moet zorgen voor snelle
informatie-uitwisseling over (potentiële) jihadisten om deze individuen en hun acties te kunnen
opvolgen, een mogelijke dreiging tijdig te kunnen ontdekken en de gepaste maatregelen te
kunnen treffen. Volgens Dirk Debeaussaert gaat het vooral over de cultuur die diende veranderd
te worden269. Met de FTF-databank wordt iedereen verplicht informatie te delen in eenzelfde
267 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 23,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 268 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 16; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 269 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018.
54
databank en samen te werken in een groot project nl. de LTF270. Op die manier beschikken de
diverse betrokken actoren over voldoende informatie om samen rond de tafel te zitten271 en men
vermijdt bovendien dat parallelle informatiestromen ontstaan272. Nu beschikt men over één
‘doos’ waar alle informatie wordt ingestopt om die samen te kunnen bespreken273. Vroeger
moesten de diverse diensten het steeds opnieuw vragen aan een andere dienst wat tot nodeloos
efficiëntieverlies leidde volgens de heer Dirk Debeaussaert274. Nu wordt een cultuur van
samenwerking gestimuleerd en wordt het hokjesdenken doorbroken. Niet onbelangrijk is ook
het feit dat de verschillende puzzelstukken die leiden tot een duidelijker beeld van het geheel
nu worden samengelegd.
7.1.2. De opvolging van FTF
92. Specifiek voor de opvolging van FTF bleek de situatie vooral problematisch op het
lokale niveau. De lokale politiediensten kregen zeer relevante informatie over teruggekeerde
Syriëstrijders vaak niet aangeleverd. Dit is nochtans van cruciaal belang wetende dat de
aanslagen in Parijs en Brussel gepleegd zijn door individuen die ressorteren onder de definitie
van FTF275. De grote uitdaging bestond erin te zorgen voor de noodzakelijke
informatiedoorstroming van federale- en gerechtelijke politiediensten en gerechtelijke
onderzoeksinstanties naar de lokale politiediensten276. De lokale politiediensten van onder meer
Brussel hadden al meermaals aangekaart dat ze te weinig informatie kregen om bepaalde FTF
gericht te kunnen opvolgen277. Dit kon niet enkel nefaste gevolgen hebben voor die betrokken
politiediensten maar tevens voor de burgers en de maatschappij278. Zo uitte Hans Bonte (sp.a)
tijdens de besprekingen in de Commissie voor Terrorismebestrijding zijn ongenoegen over de
situatie waarin de lokale politie werd geplaatst. De politie kon als het ware de deuren van
270 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 271 Ibid. 272 Ibid. 273Ibid.. 274 Ibid. 275 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 23,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 276 Ibid, 22. 277 Ibid, 56. 278 Ibid.
55
potentiële terroristen passeren zonder zelfs te weten wat er achter de deuren plaatsvond279. Deze
problematiek was echter niet specifiek voor Brussel, ook Vilvoorde, Kortrijk, Gent, Antwerpen,
Mechelen, etc. dienden er mee af te rekenen. De nieuwe databank moet het mogelijk maken dat
de federale gerechtelijk politie de gegevens over de FTF waarover ze beschikt, meedeelt aan de
lokale politie waar de betrokken individuen verblijven met duidelijke efficiëntiewinsten bij de
opvolging van (mogelijke) terroristen tot gevolg280. De databank moet een tool vormen voor
verscheidene diensten om essentiële informatie te kunnen delen281. Dit moet onze diensten
sterken in het beschermen van onze maatschappij282.
7.1.3. Mogelijke alternatieven
93. Om te bepalen of er daadwerkelijk nood is aan een FTF-databank moet men
onderzoeken of de bestaande regelgeving en/of instrumenten geen mogelijkheden bevatten die
minder ingrijpend zijn om de doeleinden van de FTF-databank te kunnen realiseren.
94. Zoals vermeld werd in het deel rond legitimiteit waren alle politieke partijen wel te
vinden voor de idee van de gemeenschappelijke gegevensdatabank maar sommigen hadden
bedenkingen bij de uitvoering ervan. De heer Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen) vond dat er
onvoldoende aandacht besteed was aan de reeds bestaande databanken. Ze werden onvoldoende
geanalyseerd wat hun werking en architectuur betreft283. Een extra databank riskeert de zaken
nog meer te compliceren. Hij vroeg zich af of het dan niet beter was om eerst een oplossing uit
te werken met de bestaande databanken in het kader van de FTF-problematiek284. De Raad van
State vroeg zich eveneens af waarom er niet eerst onderzocht en geëvalueerd werd wat al reeds
bestond285.
95. De Privacy Commissie stelde in zijn advies voor om de OCAD-databank (via de OCAD-
wet) aan te passen. Zoals reeds aangehaald maakt artikel 10 §3 OCAD-wet het immers mogelijk
279 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 38,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf. 280 Ibid, 23. 281 Hand. Kamer 2015-16, 14 april, 64, http://www.dekamer.be/doc/PCRI/pdf/54/ip106.pdf. 282Ibid. 283 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 27,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf. 284 Ibid, 34. 285 Ibid, 30.
56
dat de operationele analyses en evaluaties gedeeld worden met andere personen of diensten286.
Dit kader kan eventueel uitgebreid worden zodat een ruimere en betere informatieoverdracht-
en uitwisseling mogelijk wordt met bijkomende overheden (dus met andere dan deze die
limitatief genoemd worden)287. Wat evenwel niet kan is een rechtstreekse toegang voorzien
voor bv. een burgemeester of het OCMW288. Enkel de informatie die relevant en nodig is in het
kader van de bevoegdheden van de burgemeester inzake de openbare ordehandhaving moeten
meegedeeld worden. De Raad van State merkte in dezelfde gedachtegang op dat de verzamelde
gegevens en diensten die gegevens moeten aanvoeren zeer gelijkaardig zijn aan wat er
plaatsvindt in het kader van de OCAD-lijst289. De OCAD-databank lijkt in z’n huidige vorm
minder geschikt (zie supra) omdat momenteel enkel OCAD de gegevens kan raadplegen en
bewerken en omdat de gegevens ook geclassificeerd kunnen zijn. De FTF-databank zoals ze nu
bestaat is dan misschien wel geschikt om de beoogde doelstellingen te bereiken maar was
daarom niet noodzakelijk. Onder de bestaande tijdsdruk om snel een (politiek) signaal te geven
werden de mogelijkheden tot het operationaliseren van de wettelijke omkadering van het
OCAD onvoldoende onderzocht. Het is een steeds terugkomende opmerking vanuit diverse
hoeken dat mits de nodige aanpassingen het bestaande OCAD-informatiesysteem ook een
doeltreffende oplossing had kunnen bieden.
96. Volgens de heer Dirk Debeaussaert was de FTF-databank echter de meest elegante
oplossing op dat moment290. Velen vroegen zich inderdaad af waarom de OCAD-databank niet
gebruikt werd291. De OCAD-databank is echter zeer specifiek gericht op het uitvoeren van de
286 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies
over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015,
nr. 57/2015, 8,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 287 Ibid. 288 Ibid. 289 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 26,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf. 290 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 291 Ibid.
57
dreigingsevaluatie292. Men wou deze niet bezoedelen met andere dingen293. Indien de OCAD-
databank ook zou aangevuld worden met gegevens van verschillende diensten die niet exclusief
op de dreigingsanalyse gericht zijn, zou dit de basisfunctionaliteit verstoren294. Het enige
geschikte kader dat men beschikbaar had om een nieuwe databank te kunnen creëren was
volgens hem de WPA295. Men heeft de zaken zeer pragmatisch en doelgericht bekeken296. Het
gaat hier niet om politiek297. Men dient hier toekomstgericht te denken298. We moeten
vooruitgaan en ons aanpassen aan een nieuwe veiligheidsomgeving terwijl we ons in een
situatie bevinden waarbij men zich baseert op oude wetgeving en oude systemen die niet
toelaten de mensen optimaal te laten samenwerken299. Wat men wil bereiken met de FTF-
databank is immers mensen te laten samenwerken300. De geesten laten evolueren en de cultuur
te veranderen waarbij de staatsveiligheid informatie moet delen met de politie301. Dit was
volgens hem enkel mogelijk via de oprichting een dergelijke databank302.
97. Volgens de heer Dirk Roels is er anderzijds niet gekozen voor de ANG als alternatief
omdat in de FTF-databank veel meer informatie omtrent een bepaald persoon wordt opgenomen
dan in de ANG. Men ging dus de ANG-structuur grondig moeten aanpassen om een FTF-
databank te kunnen integreren303. In de FTF-databank komt immers ook alle niet-
geclassificeerde informatie waarover de andere diensten, die de databank voeden,
beschikken304. De ANG aanpassen kon volgens de heer Dirk Debeaussaert eveneens niet omdat
292 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 293 Ibid. 294 Ibid. 295 Ibid. 296 Ibid. 297 Ibid. 298 Ibid. 299 Ibid. 300 Ibid. 301 Ibid. 302 Ibid. 303 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 304 Ibid.
58
de ANG een politiedatabank is en men wou een gemeenschappelijke databank305. Men was
vertrokken vanuit de idee: we gaan iets nieuws doen, een nieuwe cultuur creëren, dus gaan we
vertrekken vanuit een nieuwe databank die niet politioneel is, niet inlichtingen gestuurd is en
die niet militair gestuurd is306.
98. De ANG biedt slechts een beperkt beeld van de persoon die men opzoekt (intentie om
te vertrekken, al dan niet geseind, …)307. In de FTF-databank daarentegen kan men veel meer
informatie terugvinden dat een volledig beeld verschaft over een persoon en dat is het grote
verschil. Hoe verhoudt de huidige FTF-databank zich dan tegenover de ANG? Is er een
wisselwerking tussen de twee databanken? Volgens de heer Dirk Roels is er momenteel geen
digitale link tussen de FTF-databank en de ANG308. Ze worden dus niet automatisch
gesynchroniseerd309. Binnen de politie wordt er wel voor gezorgd dat een deel van de gegevens
die in de FTF-databank voorkomen manueel in de ANG wordt ingevoerd310. Het AIK houdt
daar toezicht op. Theoretisch bestaat wel het gevaar dat er inconsistenties optreden doordat
gegevens wel in de ene maar niet in de andere zitten311. De heer Dirk Roels beaamt dat het een
jammerlijke zaak is dat er geen automatische synchronisatie plaatsvindt met de ANG. Het is
immers noodzakelijk om een deel van de gegevens ook op te nemen in de ANG aangezien
slechts een beperkt aantal personeelsleden van de politie toegang heeft tot de FTF-databank (in
tegenstelling tot de ANG waar iedere politieagent toegang tot heeft). Het feit dat de politieman
op het terrein geen toegang heeft tot de FTF-databank is normaal omdat hij niet over al deze
informatie van deze persoon dient te beschikken maar hij moet wel de persoon kunnen
terugvinden in de ANG met beperktere doch accurate informatie.
99. Een alternatief model had er volgens de heer Patrick Willocx kunnen in bestaan om geen
nieuwe databank te creëren maar er voor te zorgen dat de politie de databank van de
305 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 306 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 307 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 308 Ibid. 309 Ibid. 310 Ibid. 311 Ibid.
59
Staatsveiligheid en de ADIV kan raadplegen312. Hij vreest echter dat de politie in dat geval niet
veel te zien zou krijgen bij de staatsveiligheid (max. hit/no hit) 313. Een FTF-databank waar
iedereen verplicht dient toe bij te dragen, zal meer informatie verschaffen dan een hit/no hit
toegang314. Bovendien hebben de politie en de staatsveiligheid een andere finaliteit 315.
De politie spoort strafbare feiten op terwijl het doel van inlichtingendiensten bestaat uit het
verzamelen van informatie (inlichtingen) om zo bepaalde ontwikkelingen, bedreigingen en
risico’s in kaart te kunnen brengen. Hun informatie en hun bronnen zijn in principe geheim316.
De inlichtingendiensten zijn zeer afhankelijk van menselijke bronnen317. Zonder deze bronnen
of internationale gegevensuitwisseling kunnen inlichtingendiensten hun doelstellingen niet
realiseren318. De bescherming van deze gegevens door het geheime karakter ervan is dus zeer
belangrijk319. Voor de FTF-databank was het zo dat de inlichtingendiensten slechts inlichtingen
konden overmaken aan de politiediensten mits een machtiging van de gerechtelijke
overheden320. Het aanwenden van gegevens afkomstig van inlichtingendiensten raakt immers
aan de fundamenten van een eerlijke procesvoering, vermits het inwinnen van inlichtingen niet
aan dezelfde juridische waarborgen onderworpen is als de elementen die men kan aanbrengen
in een strafrechtelijk onderzoek321. In onze rechtsstaat is een openbare strafrechtspleging van
cruciaal belang322. Uiteraard bestaan hier in het kader van de nationale veiligheid
uitzonderingen op. Het probleem met de FTF-databank is dat de uitzondering de regel dreigt te
worden en dat inlichtingendiensten en wetshandhavingsdiensten discretionair kunnen beslissen
312 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 313 Ibid. 314 Ibid. 315 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 316 G. VERMEULEN, Privacy en strafrecht: nieuwe en grensoverschrijdende verkenningen, Antwerpen, Maklu
2007, 238-239. 317Ibid. 318Ibid. 319Ibid. 320Ibid; art. 19 en 20, §§ 1 en 3 wet 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen en
veiligheidsdiensten, BS 18 december 1998. 321G. VERMEULEN, Privacy en strafrecht: nieuwe en grensoverschrijdende verkenningen, Antwerpen, Maklu
2007, 238-239. 322Ibid.
60
over het aanbrengen van geheime bewijsvoering in het strafrecht. Zo worden de klassieke
strafrechtelijke waarborgen uitgehold. Doordat alle informatie in één grote ‘doos’ komt te zitten
vervagen de lijnen tussen politioneel en inlichtingenwerk. Het is in het belang van de rechtsstaat
dat deze twee diensten duidelijk gescheiden blijven. Vanuit het standpunt van de politie lijkt
dit een goede evolutie omdat de politie steeds over zoveel mogelijk informatie wil beschikken
over mogelijke verdachten. Vanuit een juridisch perspectief betreft het hier een eerder
zorgwekkende evolutie.
100. De gemeenschappelijke databank gaat dus twee aspecten met een uiteenlopende
finaliteit integreren323. Als je deze gaat vermengen kom je inderdaad in een zeer moeilijk
verhaal terecht volgens de heer Dirk Debeaussaert324. Toch dient deze evolutie volgens hem
nog een stuk verder te gaan naar een overkoepelend informatieplatform325. De heer Dirk
Debeaussaert vindt dat we hier in België nog een aanzienlijke progressiemarge hebben
aangezien onze informatie zeer versnipperd was en nergens werd samengebracht. We
vertrokken immers steeds vanuit dezelfde finaliteit: er dienden steeds afdoende bewijzen te zijn
om naar een rechtbank te kunnen gaan326. Vanuit een juridisch standpunt bekeken zijn dat echter
net de waarborgen die een rechtsstaat kenmerken en die te allen tijde gerespecteerd dienen te
worden. Idealiter vindt men een benadering die beide optimalisatieperspectieven nl. maximale
verhoging van de effectiviteit van de bescherming van de maatschappij en het vrijwaren van de
fundamentele vrijheden van diezelfde maatschappij kan verzoenen.
101. Volgens de heer Dirk Debeaussaert gaat de databank precies over die noodzakelijke
vervaging van de oorsprong van de informatie om te kunnen komen tot de uiteindelijke finaliteit
die erin bestaat doeltreffende maatregelen te kunnen nemen327. Waar de informatie vandaan
komt is hierbij minder relevant328. Het uitgangspunt bij de oprichting van de databank was dat
alle informatie betreffende een teruggekeerde FTF moet kunnen samengebracht worden in één
323 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 324 Ibid. 325 Ibid. 326 Ibid. 327 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 328 Ibid.
61
databank, onafgezien van de finaliteit (dreigingsanalyse, politioneel werk, inlichtingen
werk,…)329. De databank is in feite een tool die men moet kunnen aanwenden in de LTF waarbij
iedereen bereid is de beschikbare informatie te delen330. De databank maakt deel uit van een
noodzakelijke mentaliteitswijziging waarbij alle diensten in dezelfde richting worden
georiënteerd331.
7.1.4. Besluit 102. Er was na de aanslagen te Parijs en te Brussel een duidelijke noodzaak om de bestaande
versnippering aan beschikbare informatie snel aan te pakken. De samenwerking tussen de
verschillende diensten was onvoldoende om een effectieve aanpak van de problematiek van
FTF te garanderen. De bestaande manier van werken diende dringend bijgestuurd te worden en
in het licht van onze hedendaagse digitale maatschappij is de gerichte koppeling van bestaande
geïnformatiseerde persoonsgegevens een logische benadering. De meeste opvolgings- en
werkingsproblemen met betrekking tot de FTF situeerden zich op het lokale niveau aangezien
precies de informatiedoorstroming naar dit lokale niveau niet optimaal verliep. Het integreren
van alle beschikbare gegevens en informatie was noodzakelijk om de effectiviteit van het beleid
te optimaliseren. Men beschikt door de integratie immers over kwalitatievere gegevens die
gerichte actie mogelijk maken. De gegevens worden nu permanent bijgewerkt door diverse
actoren wat de validiteit en bruikbaarheid verhoogt voor de diverse diensten die ze kunnen
raadplegen332. Er kan sneller geageerd worden indien verscheidene diensten signalen geven dat
iemand een bedreiging vormt of andersom indien er geen aanwijzingen zijn die duiden op een
bedreiging333. Wel bestaat er door de gekozen benadering van een ‘hybride’ databank een reëel
gevaar dat bepaalde kritische grenzen van onze rechtsstaat vervagen zoals deze tussen
politiediensten en inlichtingendiensten die een totaal verschillende finaliteit beogen. Vanuit een
juridisch proportionaliteitsperspectief betekent dit een zorgwekkende evolutie. Het verzoenen
van een optimale bescherming van de maatschappij en het vrijwaren van de fundamentele
329 Ibid. 330 Ibid. 331 Ibid. 332 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 14; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 333 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 14; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf.
62
rechten en vrijheden, die de essentie vormen van diezelfde maatschappij, blijft permanente
evenwichtsoefening.
7.2. Rechtsvergelijkend onderzoek 103. Hoe wisselen andere EU-lidstaten intern informatie uit over FTF? Hanteren zij betere
systemen? Hebben ze via een andere, eigen benadering een beter evenwicht bereikt tussen
effectiviteit van optreden en vrijwaring van fundamentele vrijheden en rechten? Zo ja, dan
kunnen we hier wellicht lessen uit trekken en onze nationale benadering bijsturen waar nodig
en mogelijk. Onderzoek naar bronnen wees uit dat het beleid rond FTF en meer specifiek de
geautomatiseerde opvolging ervan snel stoot op de vertrouwelijkheid die ermee gepaard gaat
en die maakt dat belangrijke bronnen worden afgeschermd door er een vertrouwelijkheidsgraad
aan toe te kennen. De nationale autoriteiten zijn dus zeer gereserveerd bij het publiceren van
informatie over dit onderwerp, hetgeen vergelijkingen tussen de Europese landen niet
vergemakkelijkt334. Het betreft bovendien een vrij recent, evoluerend fenomeen waarvoor men
moeilijk kan teruggrijpen naar relevante antecedenten. Toch was het mogelijk om voor
Nederland en Frankrijk via interviews en publiek beschikbare bronnen enig inzicht te bekomen
in hun respectievelijke nationale benadering en deze te vergelijken met hoe België de zaken
aanpakt.
7.2.1. Nederland
104. Er bestaat volgens de heer Dirk Roels in Nederland een soort databank maar de toegang
is redelijk strikt afgebakend door slechts een beperkt aantal mensen toegang te verlenen bv.
voor heel de grensregio Zeeland en West-Brabant, zijn dat maar een paar personen die daar
toegang toe hebben335. De benadering is vergelijkbaar met de databank van de Staatsveiligheid
waar slechts een beperkt aantal mensen van de politie toegang tot hebben336. Hij weet echter
334 H. DE RIVOIRE, C. GALLAND, L. GENTILHOMME, C. GOERLICH, Y.J. HUANG, M. JEANDEL, N.
JOLIVALD, A. LALIK, C. LEROY, A. MELNIKOVA, S. SCHNEPP, A. ZACHARIA, “Returning Foreign
Terrorist Fighters in Europe: A Comparative Analysis”, Report Working Group Returning Foreign Terrorist
Fighters 2017, 11, http://mastereurope.eu/wp-content/uploads/2017/10/Returning-foreign-terrorist-fighters-in-
Europe-.pdf 335 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 336 Ibid.
63
niet of Nederland een analoge benadering aan de Belgische FTF-databank heeft opgestart337.
Nederland volgt de problematiek in elk geval wel goed op338. Nederland beschikt wel over een
zogenaamde ‘Contra Terrorisme Infobox’ die gericht is op het in kaart brengen van HTF’s339.
Dit is een computersysteem bij de Algemene Inlichtingen -en veiligheidsdienst in Zoetermeer
waar verschillende diensten zoals politie, douane, inlichtingendiensten, Belastingsdienst en
Sociale zaken allerlei informatie uitwisselen over potentiële aanslagplegers van eigen
bodem340.
Volgens de heer Dirk Debeaussaert heeft Nederland niets vergelijkbaars met de FTF-
databank341. De Belgische databank is iets zeer uniek en hij denkt dat enkel België zoiets
heeft342. Nederland wil niet dat de informatie van inlichtingen en politiediensten vermengd
worden343. Ze hebben wel een ander soort systeem om informatie op te halen vanop het terrein
via de lokale politie344.
7.2.2. Frankrijk 105. In Frankrijk bestaan de zogenaamde ‘fichiers S’ maar deze bevinden zich bij de
inlichtingendiensten345. Ze willen immers net als Nederland absoluut niet dat informatie van
inlichtingendiensten en politiediensten worden vermengd. Een fichier S is een gegevensbestand
van een gezocht persoon. De letter S staat voor ‘sûreté de l’Etat’. Ze worden vooral uitgegeven
door ‘la Direction générale de la Sécurité intérieure’. Het zijn eigen fichiers opgesteld vanuit
de filosofie van een bepaalde dienst346. Ze hebben echter niet iets waarbij de diverse diensten
337 Ibid. 338 Ibid. 339 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/08/22/helpen-al-die-maatregelen-tegen-terrorisme-eigenlijk-wel-12631058-
2-a1570781. 340 Ibid. 341 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 342 Ibid. 343 Ibid. 344 Ibid. 345 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 346 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018.
64
hun informatie pushen naar een gemeenschappelijke databank347. Vroeger had Frankrijk zoals
in Nederland een systeem van het ophalen van informatie vanop het terrein348. Ze hadden een
dienst, de Algemene inlichtingen (‘Renseignements Generaux’) die overal aanwezig was en
informatie aanzoog om deze naar het nationale niveau te trekken349. Deze bestaat nu echter niet
meer350.
106. FTF worden niet onderscheiden door nationale autoriteiten van geradicaliseerde burgers
die het land niet hebben verlaten351. Er is om die reden ook geen aparte databank voor opgericht.
Dit gebrek aan differentiatie onthult dat teruggekeerden niet als een speciale categorie worden
beschouwd, maar dat ze eerder worden opgenomen in een globale “radicaliseringscategorie”352.
Volgens de heer Dirk Debeaussaert heeft Frankrijk een heel ander systeem van
dreigingsevaluatie omdat je daar ook het niveau 5 hebt (het militaire) 353. De inzet van militairen
in Frankrijk voor taken ter bescherming van de nationale bevolking is er meer voor de hand
liggend en men gaat er sneller beroep op doen. Zo loopt de operatie ‘Vigipirate’ ononderbroken
in Frankrijk sinds 2005. Frankrijk heeft ook een aantal structuren die zorgen dat alles wat
(be)dreigingen betreft inclusief ‘hazards and risks’ maar ook bedreigingen zoals terrorisme
onder één koepel valt maar waar de inlichtingendiensten niet direct moeten aan meewerken354.
7.2.3. Besluit
107. Frankrijk en Nederland benaderen de FTF-problematiek op een totaal verschillende
manier dan België waarbij men een strikte scheiding tussen inlichtingen- en politioneel
optreden wil behouden. De Nederlandse ‘Contra Terrorisme Infobox’ neigt conceptueel wel
347 Ibid. 348 Ibid. 349 Ibid. 350 Ibid. 351 H. DE RIVOIRE, C. GALLAND, L. GENTILHOMME, C. GOERLICH, Y.J. HUANG, M. JEANDEL, N.
JOLIVALD, A. LALIK, C. LEROY, A. MELNIKOVA, S. SCHNEPP, A. ZACHARIA, “Returning Foreign
Terrorist Fighters in Europe: A Comparative Analysis”, Report Working Group Returning Foreign Terrorist
Fighters 2017, 11, http://mastereurope.eu/wp-content/uploads/2017/10/Returning-foreign-terrorist-fighters-in-
Europe-.pdf 352 Ibid. 353 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 354 Ibid.
65
naar de Belgische benadering van de FTF opvolging maar lijkt meer gericht op de problematiek
van HTF. België is dus vrij uniek met het opzetten van een FTF-databank. Een dergelijke
gemeenschappelijke databank is volgens de heer Dirk Debeaussaert naar zijn weten
onbestaande in de andere Europese landen355. Wat we in België doen bestaat erin de
inlichtingen en politiediensten te dwingen om informatie uit te wisselen. Dergelijke aanpak
bestaat niet in Frankrijk noch in Nederland. Zij weigeren dit te doen omdat inlichtingen -en
politiediensten elk een compleet verschillende finaliteit hebben. Het is dus opvallend dat enkel
België opteert voor een dergelijke hybride benadering terwijl landen zoals Nederland en vooral
Frankrijk, die toch over een sterke historische expertise rond terrorisme beschikken zij het wel
meer in de context van dekolonisatie, hier niet voor kiezen. Het is dus vanuit dit opzicht
wachten op een eerste toetsing van de Belgische benadering door het EHRM op basis van een
concrete ‘case’ om te weten in welke mate de Belgische benadering verenigbaar blijkt met het
EVRM.
355 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018.
66
8. Evenredigheid 108. Dit hoofdstuk betreft het onderzoek naar de evenredigheid van de maatregel tot
oprichting van de FTF-databank en vormt meteen de vierde en laatste stap van de
proportionaliteitstoetsing. Het is eveneens de belangrijkste stap omdat hier echt de afweging
wordt gemaakt van de betrokken belangen (optimalisatie van de veiligheid van de maatschappij
vs. respect voor de fundamentele rechten en vrijheden waaronder het recht op privacy). Deze
toetsing leunt ook intuïtief het dichtst aan bij wat men door de band verstaat onder
proportionaliteit. Eerst wordt nagegaan welke waarborgen voorzien zijn om deze gevoelige
informatie te beschermen. Vervolgens worden de categorieën van personen en eveneens de
persoonsgegevens die in de FTF-databank terechtkomen onderzocht. Nadien volgt een analyse
van de bewaartermijnen. Verder worden de bevoegde instanties die de databank kunnen
raadplegen doorgelicht. Ten slotte wordt de verenigbaarheid van het streven naar ‘maximale’
veiligheid met de fundamentele rechten en vrijheden onderzocht.
8.1. De voorziene waarborgen 109. De invoering van de FTF-databank is een ingrijpende en in feite grensverleggende
maatregel omdat actoren met uiteenlopende hoedanigheden in en met dezelfde databank
werken. Het is dus belangrijk in het kader van de proportionaliteit dat bepaalde waarborgen
worden ingebouwd om een bescherming te bieden aan de in de databank opgenomen
individuen. Het betreft namelijk gevoelige persoonlijke informatie. Indien er hiervoor
onvoldoende waarborgen blijken te bestaan kan dit zeer nadelig zijn voor het individu en op
termijn voor de maatschappij. Men loopt immers het risico dat de eerder vermelde voordelen
van de databank (integratie van eerder versnipperde gegevens, duidelijker inlichtingenbeeld,
…) en de vernieuwde benadering die erbij hoort (cultuuromslag bij de betrokken instanties)
niet opwegen tegen de maatschappelijke nadelen. Deze zullen pas op termijn duidelijk worden
tenzij men erin slaagt de nodige grendels in plaats te stellen om de mogelijk nadelige effecten
(inbreuken op de fundamentele rechten en vrijheden) maximaal uit te sluiten. Hieronder volgt
een beschrijving van de verschillende schakels die bedoeld zijn om de bovenvermelde garanties
te bieden.
8.1.1. Een gedecentraliseerde aanpak: de LIVC’s en LTF’s 110. De Lokale Integrale Veiligheidscellen (LIVC’s) kunnen ingericht worden op
gemeentelijk, supra-lokaal of op het niveau van de politiezone. De LIVC is een orgaan voor
67
overleg en informatie-uitwisseling356. Het is bedoeld om radicalisering lokaal zo goed mogelijk
te voorkomen, op te merken en aan te pakken357. De oprichting van dergelijke LIVC’s is
gebaseerd op de omzendbrief FTF van 21 augustus 2015. Ze hebben aldus geen wettelijke basis.
In een LIVC worden informatie en gegevens uitgewisseld over bepaalde verdachte individuen
tussen de sociale -en preventiediensten (zoals OCMW’s, scholen, straathoekwerkers, lokale
verenigingen en de bestuurlijke en gerechtelijke autoriteiten) 358. Dit is de eerste ‘filter’ alvorens
de informatie van het verdachte individu doorstroomt naar de Local Task Force (LTF). In de
LIVC worden dus bepaalde dossiers rond personen besproken en indien er voldoende
aanwijzingen zijn dat deze persoon een dreiging kan uitmaken wordt deze informatie
doorgegeven aan de LTF.
111. De LTF’s zijn arrondissementeel georganiseerd. De LTF ‘is een overlegplatform,
ingericht op een gedeconcentreerd niveau, waarbinnen de politie- en inlichtingendiensten
informatie en inlichtingen over gewelddadige radicalisering uitwisselen en
coördinatieafspraken maken over het inwinnen van deze informatie’359. Tijdens de
bijeenkomsten van de LTF worden de verdachte individuen besproken in het licht van alle
beschikbare informatie over deze personen. Zijn de aanwijzingen zwaar genoeg om een
betrokkene eventueel als FTF te categoriseren dan wordt hij of zij opgenomen in de FTF-
databank.
112. Het doorlopen van deze twee fasen in de LIVC en nadien in de LTF vormt een soort
waarborg die voorkomt dat niet iedereen zomaar kan worden opgenomen in de databank. Men
bekijkt eerst op het zeer lokale niveau of een persoon als verdacht kan beschouwd worden en
of deze persoon zou moeten worden opgevolgd, vervolgens wordt er eveneens in het
bovenliggende niveau, de LTF overlegd alvorens de betrokkene wordt opgenomen in de
databank.
356 T. DEPLA, “Jambon wil lokale integrale veiligheidscel in elke gemeente verplichten”, POLINFO 2017,
https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300530894&lang=nl 357Ibid. 358Ibid. 359 Ministeriële omzendbrief GPI 78 van 31 januari 2014 betreffende de informatieverwerking ten voordele van
de geïntegreerde aanpak van terrorisme en gewelddadige radicalisering door de politie, C- 2014/00091, BS 17
februari 2014, 13028.
68
8.1.2. De verantwoordelijke voor het beheer 113. Volgens de Privacy Commissie is het belangrijk om de dienst(en) aan te duiden die
instaan voor het beheer van de gemeenschappelijke gegevensbank360. De Federale politie is
gekozen als beheerder van de FTF-databank. Deze dienst moet dus zorgen voor een goede
werking en het respecteren van de uitgevaardigde richtlijnen361. De beheerder staat, zoals eerder
vermeld, in voor de taken op technisch en functioneel vlak362. De beheerder heeft een
belangrijke functie zowel op het gebied van de veiligheid van de gegevens als op operationeel
vlak. De toegang en rechten van de gebruikers van de databank worden bepaald door deze
technische en/of functionele aspecten363. De veiligheidsincidenten364 worden ook beheerd en
behandeld door de beheerder365. Hij informeert, in geval van een veiligheidsincident, meteen
de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer366 en
OCAD. Hij is de sleutelfiguur die de dagdagelijkse goede werking van de databank dient te
garanderen. De databank wordt immers gevoed en geraadpleegd door heel wat actoren367. De
uitvoeringsmodaliteiten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (GDPR) die
binnenkort in werking treedt kunnen er mogelijk toe leiden dat bepaalde aspecten van het
actuele beheer dienen bijgestuurd te worden.
114. De federale politie heeft een sleutelrol waarbij ze bepaalde opdrachten verzekert
waaronder:
- ‘het opstellen van een lijst van de gebruikers; hetgeen zijn algemene opdracht inzake de
toegangen tot de FTF-databank vergemakkelijkt;
-het waken over de traceerbaarheid van de in de gegevensbank FTF uitgevoerde verwerkingen;
360 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies
over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 29 juni 2016, nr.
31/2016, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_31_2016.pdf. 361 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 26; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 362 Ibid, 27. 363 Ibid. 364 Deze incidenten behoeven vaak een tussenkomst op technisch of functioneel vlak. 365 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 27; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 366 Ibid. 367 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016.
69
-het informeren van en samenwerken met de operationeel verantwoordelijke, de
veiligheidsconsulent, het COC en het comité I in het geval van een technisch en/of functioneel
incident. De federale politie is verplicht zo spoedig mogelijk informatie uit te brengen over het
incident, ermee rekening houdend dat ze soms dringend een technische/functionele oplossing
dient aan te dragen, alvorens over dit incident te rapporteren368’.
115. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer stelde in haar
advies 31/2016 van 29 juni 2016: ‘Het voorgelegde besluit bevat weinig echt concrete
bepalingen rond de in het 2de lid van artikel 44/11/3bis §4 WPA voorziene en door de Koning
op te leggen “regels op het gebied van de veiligheid van de verwerkingen”, behoudens
voormelde verplichting om elk veiligheidsincident te rapporteren aan het OCAD als
operationeel verantwoordelijke en aan de voornoemde consulent’369. Tegemoetkomend aan
deze opmerking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
werden in het KB FTF meerdere voorschriften aangaande veiligheid opgenomen370. Naast de
rapportering van veiligheidsincidenten werden volgende regels opgenomen:
- ‘de oplijsting van de verwerkingen uitgevoerd in de FTF-databank;
- de gebruikerslijsten die ter beschikking van de controleorganen worden gesteld;
- de restricties betreffende het gebruik van gegevens en info uit de databank;
- de verplichte veiligheidsmachtiging voor de personen die toegang hebben tot de gegevens en
info uit de databank;
- de contacten met derden enkel door de basisdiensten;
- de gebreken en fouten die ook worden gerapporteerd aan de controleorganen371’.
116. Samenvattend is het dus de federale politie die de lijst van de personen of
identificatiecodes bijhoudt. Ze waakt over de oplijsting van de in de databank uitgevoerde
368 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 369 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies
over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 29 juni 2016, nr.
31/2016, 6, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_31_2016.pdf. 370 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016 371 Ibid.
70
verwerkingen. Ze brengt, indien er een veiligheidsincident wordt vastgesteld of gerapporteerd,
zo snel mogelijk de operationeel verantwoordelijke, de consulent voor de veiligheid en de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het COC en het Comité I ter kennis372. De
beheerder moet tevens instaan voor een doeltreffend beheer van de databank. Zo is het aspect
eenheid van commando hier van groot belang. De beheerder is ook degene tot wie de
controleorganen zich moeten wenden in de praktijk373. Indien de Federale politie deze taken
naar behoren uitvoert, biedt dit heel wat waarborgen op gebied van veiligheid van de gegevens.
8.1.3. Verantwoordelijke voor het operationele luik
117. De operationeel verantwoordelijke voor de FTF-databank is het Coördinatieorgaan voor
de dreigingsanalyse (OCAD). Volgens artikel 44/11/3bis, §10 van de wet op het politieambt is
de operationeel verantwoordelijke belast met volgende opdrachten:
- ‘het controleren van de kwaliteit van de in de databank verwerkte gegevens en zich verzekeren
van de relevantie ervan in verhouding tot de doeleinden waarvoor de gegevensbank opgericht
werd’374;
- ‘een coördinatiefunctie uitoefenen voor de voeding van de databank door de verschillende
diensten’375;
- ‘het organiseren van de passende samenwerking tussen de partnerdiensten met het oog op de
verwezenlijking van de voorziene doeleinden’376;
- ‘er op toe zien dat de exploitatie van de persoonsgegevens en de info beantwoordt aan de
doeleinden377’.
372 Voor het Orgaan en het Comité zie artikel 44/6, §2 WPA, BS 22 december 1992; artikel 3 van het KB 21 juli
2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016, 63970. 373 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies
over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015,
nr. 57/2015, 9,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 374 44/11/3bis, §2 WPA, BS 22 december 1992; Hier doet OCAD een soort proportionaliteitstoetsing. 375 44/11/3bis, §2 WPA, BS 22 december 1992. 376 Ibid. 377 De doeleinden beschreven in artikel 44/11/3bis, §2 WPA, BS 22 december 1992; Artikel 44/11/3bis, §10 WPA,
BS 22 december 1992; Hier doet OCAD eveneens een soort proportionaliteitstoetsing.
71
118. Het OCAD beoordeelt eveneens de dreiging a.d.h.v. de gegevens van de
inlichtingenfiches die opgesteld worden betreffende individuen op basis van de door de
betrokken diensten overgemaakte informatie378.
Het OCAD staat in voor de finale validatie van in de databank als FTF geregistreerde
personen379. Dit gebeurt op basis van de in de databank geregistreerde gegevens en
informatie380. Het OCAD zal al of niet bevestigen of het betrokken individu naargelang de in
artikel 6 §1, 1° van het KB FTF bepaalde criteria een FTF is en dat er aldus een opvolging van
deze persoon noodzakelijk is381. Deze formele validering beschermt de kwaliteit van de
gegevens. Deze finale validering door OCAD staat los van het eigen interne validatiesysteem
dat elke dienst zelf in plaats moet stellen382. Deze eerste (interne) validatie dient te verzekeren
dat de doorgestuurde informatie overeenstemt met het doeleinde dat door de FTF-databank
wordt nagestreefd383. Dit is cruciaal in het kader van de proportionaliteit want er dient vermeden
te worden dat er informatie in de FTF-databank wordt opgenomen die daar niet hoort te zitten.
Indien de betrokken diensten reeds beschikten over een dergelijk validatiesysteem, dan dienen
ze dit eventueel aan te passen opdat de gegevens die doorgezonden zullen worden naar de FTF-
databank toereikend zijn, ter zake dienend zijn en niet overmatig zijn in het licht van de
doeleinden384. De interne validatiesystemen worden door de basis- en partnerdiensten die een
rechtstreekse toegang hebben tot de databank aan OCAD, de operationeel verantwoordelijke,
bekendgemaakt. OCAD kan op die manier met deze valideringssystemen rekening houden bij
de eigen evaluatie van de gegevens en informatie op het (tweede) niveau van de FTF-
databank385.
378 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 379 Deze die beantwoorden aan de in artikel 6 §1,1° bedoelde criteria. 380 Artikel 4 van het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters
BS 22 september 2016, 63970. 381 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 382 Artikel 8 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22
september 2016. 383 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 384 De opdrachten bedoeld in artikel 44/2, §2 WPA en de doeleinden bedoeld in artikel 44/11/3bis WPA. 385 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016.
72
119. Vanaf het moment dat de gegevens gemeenschappelijk ter beschikking zijn in de
databank moeten ze kwalitatief overeenkomen met de behoeften noodzakelijk voor het
realiseren van de nagestreefde doeleinden386. Om een goede werking te verzekeren zal het
OCAD, indien nodig, de aanleverende dienst in kennis stellen wanneer men oordeelt dat de
doorgezonden gegeven(s) niet of niet meer toereikend, ter zake dienend of overmatig zijn in het
licht van de opdrachten387 en doelstellingen388 en dat de gegevens aldus moeten geschrapt
worden uit de databank389. Uitgaande van het streven naar doeltreffendheid dient OCAD een
goede samenwerking tot stand te brengen met de betrokken diensten om een meerwaarde te
creëren bij het realiseren van de doeleinden390.
120. Het OCAD is ook het contactpunt voor de verantwoordelijke voor de verwerking391 met
name de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie gezamenlijk392. In die hoedanigheid
hebben beide ministers de verantwoordelijkheid om te zorgen voor de kwaliteit van de gegevens
en de informatie komende uit de databank. Ze hebben tevens een verantwoordelijkheid op het
gebied van de beveiliging393. Om deze verantwoordelijkheden naar behoren te kunnen
beoefenen is het mogelijk dat de ministers zich laten voorlichten door het OCAD wanneer
errata of defecten geconstateerd of gemeld worden394.
386 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 27, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 387 In artikel 44/2, §2 WPA, BS 22 december 1992. 388 In artikel 44/11/3bis, §2 WPA, BS 22 december 1992. 389 Artikel 4 van het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters
BS 22 september 2016, 63970. 390 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 27, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 391 Artikel 4 van het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters
BS 22 september 2016, 63970. 392 Zie artikel 44/11/3bis, §1 WPA, BS 22 december 1992. 393 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 394 Artikel 4 van het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters
BS 22 september 2016, 63970; Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke
gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016.
73
121. Het OCAD vervult dus als operationeel verantwoordelijke eveneens een sleutelfunctie
in het verzekeren van bepaalde waarborgen. Zo controleert het de kwaliteit van de verwerkte
gegevens en gaat na of deze gegevens wel degelijk relevant zijn voor de nagestreefde
doeleinden. Het valideert de personen die opgenomen worden in de databank. Het OCAD
beslist dus of een persoon de FTF ‘stempel’ krijgt of niet. Dit is belangrijk want indien deze
stempel gezet wordt dan heeft dit tot gevolg dat deze persoon zal opgevolgd worden en al zijn
informatie opgeslagen zal worden in de FTF-databank mogelijk gedurende jaren.
8.1.4. Verantwoordelijken voor de controle: het Controleorgaan en het Vast Comité
122. Het Controleorgaan op de politionele informatie (COC) en het Vast Comité van toezicht
op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten395 (Comité I) staan in voor de controle op de
verwerking van de gegevens en info396 in de databank. Ze kunnen aanbevelingen doen
betreffende de uitgevoerde verwerkingen in de databank397. De controleorganen kunnen
onderzoeken of hun aanbevelingen tijdens de voorafgaande aangifte van de ministers van
Justitie en Binnenlandse Zaken zijn nageleefd398. De controleorganen moeten echter op elk
moment aanbevelingen kunnen geven en niet alleen bij de aangifte399.
123. Het COC en Comité I merkten in hun advies van 2016 op dat er geen gewag werd
gemaakt van de noodzaak voor de controlediensten om te kunnen beschikken over een historiek
van de verwerkte gegevens400. Dit had nuttig kunnen zijn en had hun controle ten goede
395 Bedoeld in artikel 28 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten
op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, BS 26 juli 1991. 396 Bedoeld in artikel 44/1 WPA en artikel 44/2, §2 WPA, BS 22 december 1992. 397 Artikel 44/6 WPA, BS 22 december 1992. 398 Voorafgaand aan de oprichting van de databank, doen de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie
aangifte van de gemeenschappelijke gegevensbank alsook van de verwerkingsmodaliteiten, waaronder deze met
betrekking tot de registratie van de gegevens en van de verschillende categorieën en types van persoonsgegevens
en informatie die verwerkt worden; Artikel 44/11/3bis, §3 WPA; COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING
VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over het voorontwerp van wet inzake aanvullende
maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr. 57/2015, 11,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 399 Artikel 44/6 WPA, BS 22 december 1992. 400 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 139,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf.
74
gekomen. Het COC en het Vast Comité I achten het nodig na te kunnen gaan wat de toestand
en inhoud van een bepaalde informatiefiche op een bepaald tijdstip was zodat ze kunnen zorgen
voor een effectieve opvolging van hun controleopdracht401. Op verzoek van deze
controleorganen dient een historiek van de inlichtingenfiches gemaakt te worden402. De
afgeleverde voorafgaande aangifte403 van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken gaat
hier echter niet op in terwijl een dergelijke historiek toch cruciaal is voor controledoeleinden
anders is het heel moeilijk om te kunnen nagaan wie, wat wist of diende te weten, op welk
moment404.
8.1.5. Consulent voor de veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer
124. De veiligheidsconsulent is verantwoordelijk voor het beveiligingsbeleid en de
bescherming van de persoonsgegevens in de databank. Deze functie van veiligheidsconsulent
kwam bij de politiediensten tot stand naar aanleiding van de wet van 18 maart 2014 betreffende
het politionele informatiebeheer405. Het statuut van de consulent wordt uitgebreid omschreven
in de WPA. Hij moet de gegevens controleren die in de databank zijn opgenomen. De consulent
neemt het ook op zich om de gebruikers van de diensten te sensibiliseren406. Hij helpt de
401 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 229,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 402 Ibid. 403 Voorafgaand aan de oprichting van de databank, doen de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie
aangifte van de gemeenschappelijke gegevensbank alsook van de verwerkingsmodaliteiten, waaronder deze met
betrekking tot de registratie van de gegevens en van de verschillende categorieën en types van persoonsgegevens
en informatie die verwerkt worden bij het Comité en het Orgaan bedoeld in artikel 44/6, tweede lid, die
gezamenlijk een advies uitbrengen binnen de 30 dagen vanaf de ontvangst van de aangifte. 404 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 229,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 405 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies
over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015,
nr. 57/2015, 10,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 406 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016.
75
beheerder bij het ontwikkelen van de verwerkingsprocedures407. Hij rapporteert rechtstreeks
aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie408.
125. De consulent wordt gezamenlijk door deze ministers (van Binnenlandse Zaken en
Justitie) aangesteld. De consulent waakt over de algemene voorwaarden voor de rechtmatigheid
van de verwerking409 van persoonsgegevens410. De consulent mag vanuit
onafhankelijkheidsoverwegingen zijn rol niet combineren met deze van beheerder en/of
operationeel verantwoordelijke. De consulent moet immers onafhankelijk zijn t.o.v. de andere
hoofdactoren. De beheerder en operationeel verantwoordelijke zijn meer gericht op het
dagelijks beheer van de databank terwijl de consulent eerder een controlefunctie uitoefent411.
Het is echter wel belangrijk dat de veiligheidsconsulent, de beheerder en de operationeel
verantwoordelijke samenwerken ingeval van een technisch en/of functioneel incident412. De
consulent assisteert hierbij de verantwoordelijke voor de verwerking. Hij waarborgt de eerbied
voor de voorwaarden inzake de rechtmatigheid van de verwerking. Anders dan de operationeel
verantwoordelijke is zijn aanpak dus meer juridisch en abstracter413.
126. De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
werkt niet enkel samen met de beheerder en de operationeel verantwoordelijke maar zorgt ook
voor de samenwerking met de overheden, organen, organismen, diensten, directies of
commissie414. Indien nodig werkt hij tevens samen met de consulenten voor de veiligheid en de
407 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 408COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 10, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 409 Zoals bepaald in artikel 4 t.e.m. 8 van de wet 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer
ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, BS 18 maart 1993. 410 Artikel 44/3, §1/1 WPA, BS 22 december 1992. 411 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 18; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 412 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 413 Zoals opgesomd in artikel 5 van de wet 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten
opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, BS 18 maart 1993. 414 Bedoeld in artikel 44/11/3ter WPA, BS 22 december 1992.
76
bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de diensten die de gegevens in de databank
verwerken. Hij treedt in al zijn functies op met respect voor de bevoegdheden van de bedoelde
overheden, organen, organismen, diensten, directies of commissie415.
De taak van de consulent ressorteert uit de denkbare grote en ernstige dreiging dat mensen
onrechtmatig persoonsgegevens of informatie bemachtigen, verspreiden, vernietigen door
netwerken of databanken binnen te dringen of te hacken416.
127. Er is momenteel echter aan het COC en Vast Comité I nog geen melding gemaakt van
de aanstelling van een dergelijke consulent voor de veiligheid en de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer417 terwijl de databank reeds geruime tijd operationeel is. Deze
consulent is nochtans cruciaal om de gebruikers bewust te maken van de noodzaak tot
bescherming van de persoonsgegevens en de veiligheid. De consulent is eveneens belangrijk in
het kader van de controletaken van het COC en het Vast Comité I. Hij staat namelijk in voor de
contacten met het COC en het Vast Comité I418. Op het niveau van de invoerende diensten en
de diensten die toegang hebben tot de databank bestaan dergelijke consulenten gelukkig wel.
Op deze manier zijn deze diensten bij machte om via deze consulenten aan te geven voor welke
specifieke doeleinden de toegang rechtmatig is419. De heer Dirk Debeaussaert beaamt dat er
nog geen consulent is aangesteld420. Zij (het kabinet) hadden immers een inschattingsfout
gemaakt door in de wet te stellen dat niemand van de diensten die betrokken was, aangesteld
kon worden421. Dat verschafte immers meer garanties voor de onafhankelijkheid maar in de
415 Artikel 5 van het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters,
BS 22 september 2016, 63970. 416 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 16; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 417 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 228,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 418 Overeenkomstig artikel 44/3, § 1/1 WPA. 419 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 138,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 420 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 421 Ibid.
77
praktijk vond men niemand extern om aan te stellen422. Vandaar dat er nu een wetsaanpassing
dient te geschieden zodat men wel iemand van de diensten zelf kan aanstellen423. Eén van de
vermelde diensten zal aldus de consulent aanleveren424. Het bleek dus een onrealistische eis die
trouwens ook niet wordt gesteld aan de consulenten van de diensten zelf425.
128. Naar mijn mening is de consulent voor de veiligheid en bescherming van de persoonlijke
levenssfeer een zeer belangrijke figuur in het kader van het waarborgen van proportionaliteit.
Hij beschermt immers de gegevens die in de databank terechtkomen door de rechtmatigheid
ervan na te gaan. Hij vormt op deze manier een belangrijke garantiegever samen met alle andere
relevante actoren. Ook zijn rol bij het zorgen voor bewustwording rond deze materie is
belangrijk. Vaak is de focus van de gebruikers immers sterk resultaatgericht waarbij de
randvoorwaarden mogelijk minder aandacht genieten. Er dient dus dringend werk gemaakt te
worden van de aanstelling van een goed gekwalificeerde consulent die idealiter over de nodige
ervaring ter zake beschikt zodat hij onmiddellijk kan renderen.
8.1.6. Besluit
129. De LIVC’s en LTF’s vormen een eerste laag van garanties die ervoor moeten zorgen
dat de rechten van het individu gerespecteerd worden doordat een verdacht individu eerst
tweemaal grondig wordt doorgelicht door alle betrokken actoren en dit op twee verschillende
niveaus. Dit maakt dat er een soort filtering plaatsvindt waarbij diverse factoren worden in
rekening gebracht zodat niet elk individu dat zich verdacht gedraagt zomaar automatisch in de
FTF-databank terechtkomt. De federale politie vervult als beheerder van de databank ook heel
wat taken die een meerwaarde kunnen betekenen in het kader van de veiligheid van de
gegevens. Het OCAD vervult als operationeel verantwoordelijke ook een belangrijke functie in
het verzekeren van de voorziene kwaliteitsgaranties door onder andere te onderzoeken of
bepaalde gegevens wel relevant zijn in het licht van de doeleinden en eveneens door de validatie
van personen die in aanmerking komen om als FTF te worden beschouwd. Ook het COC en het
Comité I vervullen de hun toebedeelde rol door na te gaan of de verwerkingen van de gegevens
422 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 423 Ibid. 424 Ibid. 425 Ibid.
78
wel volgens de voorziene regels en procedures verlopen. Om deze taak goed te kunnen
uitoefenen dienen ze wel te beschikken over een nauwkeurige historiek van de verwerkte
gegevens zodat ze de bestaande toestand op een bepaald moment in de tijd accuraat kunnen
reconstrueren. De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer heeft een cruciale rol in de context van evenredigheid en bijgevolg proportionaliteit.
Het is om die reden urgent om een gekwalificeerd iemand in deze functie aan te stellen. Het
belang van de betrokkene is dermate groot dat het kan verbazen dat de databank reeds werd
uitgerold zonder iemand in functie te plaatsen.
130. Het geheel van de complementaire acties en bevoegdheden van hogervermelde actoren
dient de nodige garanties te bieden voor de bescherming van de rechten van de personen die in
de databank worden opgenomen. We kunnen hierbij vaststellen dat er toch een aantal precaire
en zelfs ontbrekende schakels bestaan die de ‘garantieketting’ aanzienlijk verzwakken. Er dient
dan ook dringend werk gemaakt te worden van het bijsturen van deze vastgestelde hiaten.
8.2. De categorieën van personen en de persoonsgegevens die terechtkomen in de FTF-databank 131. In het licht van dit hoofdstuk betreffende de evenredigheid van de maatregel is het ook
van belang na te gaan welke informatie precies wordt opgenomen in de FTF-databank en van
wie deze afkomstig is.
132. Artikel 6 van het koninklijk besluit betreffende de FTF-databank beschrijft de
persoonsgegevens die in de FTF-databank geregistreerd worden:
- ‘de identificatiegegevens van de personen die in België verblijven of verbleven hebben, die al
dan niet de Belgische nationaliteit bezitten en die zich, met het oog om zich bij terroristische
groeperingen aan te sluiten of deze actief of passief steun te verlenen;
- de identificatiegegevens426 m.b.t. de personen ten aanzien van wie er ernstige aanwijzingen
bestaan dat zij als een FTF kunnen beschouwd worden427;
426 Naam, voornaam, adres, … 427 Van wie er ernstige aanwijzingen bestaan dat ze de criteria in artikel 6, 1° KB FTF-databank kunnen vervullen.
79
- de gerechtelijke428 of administratieve gegevens429, de gegevens van gerechtelijke politie430, de
gegevens van bestuurlijke politie en de niet-geclassificeerde inlichtingen431 m.b.t. de personen
die bedoeld worden in artikel 6 1° en 2°, die overeenkomstig de wet verwerkt worden door de
basisdiensten en de partnerdiensten die de gegevensbank voeden en die toereikend ter zake
dienend en niet overmatig zijn in het licht van de opdrachten en doeleinden432;
- de identificatiegegevens of de identificatiecodes433 van de personen die over een toegang
beschikken tot de databank434’.
133. Overeenkomstig het artikel 44/3 WPA, is de wet van 8 december 1992 tot bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van toepassing op alle in artikel 44/2 vernoemde
gegevensbanken en dus ook op de FTF-databank435. De persoonsgegevens in de FTF-databank
moeten bijgevolg:
- ‘passend, ter zake dienend en niet overmatig zijn in het licht van de doeleinden waarvoor ze
verkregen werden en waarvoor ze verder verwerkt worden’436;
- ‘nauwkeurig zijn en, indien nodig, moeten bijgewerkt worden’437
Deze principes van goed beheer moeten worden gewaarborgd door de beheerders van de FTF-
databank onder meer door het ontwikkelen van adequate procedures438.
428 Veroordeling voor terrorismefeiten, voorwaardelijk in vrijheid gesteld, … 429 Beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken, … 430 Lidmaatschap van een van terrorisme verdachte groepering, … 431 Sociale media, … 432 De opdrachten bedoeld in artikel 44/2, §2 WPA en de doeleinden bedoeld in artikel 44/11/3bis, §2 WPA, BS
22 december 1992. 433 Voor de leden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. 434 Omwille van operationele- (weten wie een bepaald gegeven toegevoegd heeft, maakt het mogelijk de
samenwerking tussen de verschillende partners te versterken) en beveiligingsdoeleinden (wie heeft gewijzigd,
uitgewist, wanneer,…); Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke
gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 435 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 22, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 436 artikel 4, 3° WVP, BS 18 maart 1993. 437 artikel 4, 4° WVP, BS 18 maart 1993. 438 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 22, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf.
80
134. De FTF-databank bevat dus FTF die in België gevestigde residenten zijn of die er
verbleven hebben, die al dan niet de Belgische nationaliteit hebben en die voldoen aan de
criteria in artikel 6, §1, 1° KB FTF439. Personen die opvolging vereisen vanwege ‘ernstige’
aanwijzingen die tot het besluit kunnen leiden dat zij ook in een van art. 6, §1, 1° bedoelde
situatie zitten komen eveneens in de databank terecht nl. in het deel ‘voorzorg’ (zie supra)440.
Hoe bepaalt men echter dat de aanwijzingen ‘ernstig’ genoeg zijn? Dit lijkt een moeilijk
aantoonbare en te objectiveren notie waardoor de hierboven vermelde nauwkeurigheid in het
gedrang kan komen. Deze individuen voldoen immers nog niet aan de criteria uit artikel 6, §1,
1° KB FTF maar toch zijn er ‘ernstige’ indicaties dat zij als FTF zouden kunnen gepercipieerd
worden441. Zij zullen in de FTF-databank worden opgenomen om te kunnen onderzoeken of er
andere gegevens of informatie bestaat die het statuut van FTF kunnen bevestigen442. Ook al
betreft het een tijdelijke situatie443 toch is het een ingrijpende beslissing voor de persoon in
kwestie. In deze context wordt de persoon immers opgenomen zonder dat alle gegevens reeds
beschikbaar zijn444. De basisdienst die de persoon heeft geregistreerd in de FTF-databank moet
hoe dan ook nog steeds voldoen aan de verplichting om toereikende, ter zake dienende en niet
overmatige gegevens te verwerken445. De aanvankelijke drempel om iemand te registreren lijkt
dus eerder klein. Personen worden immers geregistreerd waarvan men later dan wel zal
uitmaken of ze effectief in de FTF-databank horen te zitten.
135. Deze werkwijze ligt niet echt in lijn met de voorwaarden passend, ter zake dienend en
niet overmatig in het licht van de doeleinden (zie supra). De redenering zou eerder omgekeerd
moeten zijn. Eerst dient men voldoende gegevens te verzamelen om zeker te zijn dat deze
439 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 440 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016, artikel 6 §1, 2° KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke
gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 441 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 442 Ibid. 443 Deze personen worden maximum 6 maanden bewaard indien niet kan bewezen worden dat ze voldoen aan de
criteria tot FTF; zie infra bij de bewaringstermijnen. 444 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 445 Ibid.
81
persoon wel degelijk thuishoort in de databank. De heer Dirk Roels beaamt dat vanaf het
moment dat er een vermoeden is dat iemand voldoet aan 1 van de categorieën dat deze mag
behandeld worden als behorende tot de categorie zelf in afwachting van de beslissing van
OCAD446. Dat wil zeggen dat ook alle signaleringen moeten uitgevoerd worden447. Dat is een
soort veiligheidsmarge die ingebouwd wordt voor het geval die persoon toch zou vertrekken
waardoor hij dan al nationaal én internationaal geseind staat448. Wanneer de betrokkene met
een vervoersmiddel de grens overschrijdt staat hij ook in het buitenland geseind449. Dit betekent
dat er personen in de databank zitten zonder gevalideerd te zijn door OCAD. De heer Dirk
Roels bevestigt dit maar stelt meteen dat het maar een zeer tijdelijke situatie betreft450. Voor
Oost-Vlaanderen is dit volgens hem eerder uitzonderlijk maar misschien is dat in Brussel wel
anders451. Feit is dat hier een tijdelijke situatie ontstaat waarbij de waarborg van de validering
van het OCAD (dan wel tijdelijk) onbestaande is.
136. De basisdiensten die deze individuen in de FTF-databank inbrengen452moeten wel eerst
de andere diensten raadplegen om de concrete situatie van de geviseerde persoon te bevestigen.
Dit is de validering op het (eerste) niveau die noodzakelijk is alvorens de persoon te kunnen
voorleggen aan OCAD (de operationeel verantwoordelijke), het tweede valideringsniveau453.
Beide validaties moeten elkaar aanvullen om afdoende effectief te zijn. De COC en Het Vast
446 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018. 447 Ibid. 448 Ibid. 449 Ibid. 450 Ibid. 451 Ibid. 452 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 30, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 453 Ibid.
82
Comité I constateerden454 dat de valideringssystemen455 van de diverse diensten456 (zoals
opgenomen in de aangifte) dikwijls te summier waren of zelfs helemaal niet bestonden457. De
betrokken instanties moeten er echter op toezien dat de persoonsgegevens die worden ingevoerd
relevant zijn, ter zake dienend en niet overmatig zijn om de doelstellingen458 te bereiken459.
Hier moeten de betrokken diensten bij het opstellen van hun systeem dus rekening mee houden
zodat ze kunnen bewijzen460 dat de persoonsgegevens en informatie aan de voorziene criteria
beantwoorden461.
137. Het KB weert de geclassificeerde gegevens van de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten462. Dit is te verklaren doordat een veelheid aan actoren de gegevens kan
raadplegen (zie infra). De gegevens die dermate gevoelig zijn zodat ze een classificatie kregen,
moeten immers wettelijk beschermd worden463. In diezelfde geest werden er beperkende
gebruiksvoorwaarden voorzien voor bepaalde geregistreerde gegevens waardoor de bron van
454 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf.
455 verplichtend voorzien in art. 8 § 1, 1e lid van het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijk
gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en dat overeenkomstig art. 8 § 1, 2e van het KB 21 juli 2016 betreffende
de gemeenschappelijk gegevensbank Foreign Terrorist Fighters aan het Vast Comité I en het C.O.C moet worden
overgemaakt. 456 OCAD, Federale politie, Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid, Dienst voor de Veiligheid van de Staat,
Cel voor Financiële Informatieverwerking en Dienst Vreemdelingenzaken. 457 Zoals voor de Dienst Vreemdelingenzaken. 458 bepaald in artikel 44/2, § 2 WPA en in artikel 44/11/3bis § 2 WPA, BS 22 december 1992. 459 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 139 en 230,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 460 aan onder meer het Vast Comité I en het COC. 461 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 230,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 462 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 22, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 463 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016.
83
de gegevens niet geïdentificeerd kan worden464. Sommige geregistreerde informatie is ook niet
volledig zichtbaar voor bepaalde diensten. Het betreft een voorzorgsmaatregel om een
ongecoördineerde aanwending van de gegevens te vermijden465. Teneinde de
aanwendingsdoelstellingen van de FTF-databank te verwezenlijken moet de databank zoveel
mogelijk accurate en bruikbare gegevens en informatie ter beschikking stellen en er
terzelfdertijd voor zorgen dat noch de betrokken personen, noch de voor de veiligheid van de
burgers relevante onderzoeken in gevaar worden gebracht466. Dergelijke benadering getuigt van
een duidelijk bewustzijn van en streven naar proportionaliteit.
138. Samenvattend kan men stellen dat er heel wat gegevens en informatie in de FTF-
databank opgenomen worden zoals identificatiegegevens, gerechtelijke of administratieve
gegevens, de gegevens van gerechtelijke politie, de gegevens van bestuurlijke politie en de niet-
geclassificeerde inlichtingen. De personen waarvan de gegevens worden opgenomen zijn
personen die in België verblijven of verbleven hebben en die voldoen aan artikel 6 §1, 1° en 2°
KB FTF. Sommige personen waarvan men echter nog niet met zekerheid weet of ze wel
voldoen aan de criteria van artikel 6 §1, 1° KB FTF worden toch al opgenomen in de databank
en in het deel ‘voorzorg’ ondergebracht voor verder onderzoek. Er moeten bij deze personen
wel ‘ernstige’ indicaties aanwezig zijn. Dit betreft een notie die echter moeilijk aantoonbaar en
objectiveerbaar blijkt waardoor het meer aangewezen lijkt pas iemand in de databank op te
nemen nadat de volledige validatiecyclus met alle bijhorende garanties werd doorlopen.
8.3. De bewaartermijnen van de persoonsgegevens en informatie 139. De bewaartermijnen van de persoonsgegevens vormen ook een belangrijk aspect in het
kader van een onderzoek naar evenredigheid en proportionaliteit omdat persoonsgegevens niet
langer dan noodzakelijk mogen worden opgeslagen. Indien de bewaartermijn zich niet
evenredig verhoudt tot de nagestreefde doeleinden tast dit de proportionaliteit aanzienlijk aan.
464 Ibid. 465 Ibid. 466 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016.
84
De persoonsgegevens467 en de informatie die zich in de FTF-databank bevinden dienen gewist
te worden zodra de doeleinden verdwijnen die hebben geleid tot de creatie van de gegevens
evenals maximum dertig jaar na de laatste verwerking468. Het betreft hier een dubbel
mechanisme469. Vanaf de laatste verwerking wordt er echter slechts om de drie jaar onderzoek
gedaan naar de relevantie van de persoonsgegevens en nagegaan of ze nog altijd een
rechtstreeks verband hebben met een van de doeleinden470. Zo niet moeten de gegevens worden
gewist471. Drie jaar is gezien de gevoeligheid en de aard van de gegevens een te lange periode.
Ze zouden frequenter moeten onderzocht worden maar dit vereist natuurlijk het nodige
personeel met de vereiste expertise en reeds vandaag kampen de diverse betrokken diensten
met personeelstekorten.
140. De maximumtermijn om persoonsgegevens te bewaren van de personen bij wie er
‘ernstige’ aanwijzingen zijn dat ze tot de categorie FTF472 behoren is zes maanden vanaf hun
registratie. Deze termijn laat de aanbrengende dienst toe de nodige elementen voor validatie te
verzamelen en de persoon vervolgens aan OCAD voor te leggen voor een bijkomende validatie.
Indien er geen validatie door OCAD plaatsvindt dan dient de basisdienst te besluiten dat er
onvoldoende elementen voorhanden zijn om de situatie van de persoon op een preciezere wijze
te bepalen. Uiterlijk na zes maanden of na negatieve validatie worden de gegevens gewist.473
467 Bedoeld in artikel 6 §1 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist
Fighters, BS 22 september 2016. 468 Artikel 13, lid 1 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters,
BS 22 september 2016 en artikel 44/11/3bis §5 WPA, BS 22 december 1992. 469 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 23, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 470 Artikel 13, lid 1 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters,
BS 22 september 2016 en artikel 44/11/3bis §5 WPA, BS 22 december 1992; COMMISSIE VOOR DE
BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over het voorontwerp van wet
inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr. 57/2015, 13,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 471 Artikel 13, lid 1 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters,
BS 22 september 2016 en artikel 44/11/3bis §5 WPA, BS 22 december 1992. 472 Dat ze dus de criteria bedoeld in artikel 6 §1, 1° KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke
gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016 vervullen. 473 De criteria van artikel §1, 1° KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016; Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de
gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016.
85
141. Het argument in de memorie van toelichting voor de bewaringstermijn van dertig jaar
van gevalideerde gegevens is dat fenomenen van terrorisme en van extremisme dat kan leiden
tot terrorisme niet zinvol verwerkt kunnen worden over korte periodes474. De operationele
reacties hierop hangen immers af van een historisch, antropologisch en maatschappelijk begrip
ervan475. De gegevens kunnen eventueel na jaren een belangrijke betekenis of een andere
invulling krijgen door nieuw verkregen info of door nieuwe feiten476. Er kan bovendien een
ruime periode verstrijken tussen de eerste fasen van identificatie, rekrutering en activering van
personen477. Er bestaan groeperingen waarvan hun leden zich eerst geruime tijd inwerken tot ze
belangrijke functies bekleden om dan opnieuw actief te worden. De lange bewaartermijnen zijn
volgens de wetgever ook nodig om personen te kunnen opvolgen die een organisatie verlaten
hebben of die jarenlang gedeisd leefden maar na vele jaren hun eerdere handelingen
hervatten478.
142. De bewaartermijn van dertig jaar is geïnspireerd op de bewaartermijn van de gegevens
en inlichtingen bij het OCAD479. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer vond dit een acceptabele termijn480. Het gaat hier wel om een maximumtermijn. Er
mogen ook geen gegevens bewaard blijven die ontoereikend zijn, niet (meer) ter zake dienen,
overmatige zijn of niet meer de nodige kwaliteit hebben481.
474 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 24, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 475 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 24, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf; COMMISSIE VOOR DE
BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over het voorontwerp van wet
inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr. 57/2015, 13,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 476 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 24, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf 477 Ibid. 478 Ibid, 25. 479 Artikel 5, §1 van het KB 28 november 2006 tot uitvoering van de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse
van de dreiging, BS 1 december 2006. 480COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 16, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 481Ibid, 17.
86
143. De persoonsgegevens en informatie die uit de databank verdwijnen kunnen echter
gearchiveerd worden gedurende een nieuwe termijn van maximum dertig jaar482. Het resultaat
van de exploitatie van de archieven van de databank voor voorgenoemde doeleinden is wel
geanonimiseerd483. De gewiste gegevens zijn aldus niet echt gewist. De termijn van archivering
moet dus nog bij de oorspronkelijke bewaringstermijn van dertig jaar gerekend worden, wat
kan neerkomen op een bewaringstermijn tot wel zestig jaar. De gegevens kunnen echter slechts
voor bepaalde doeleinden worden geraadpleegd en zijn geanonimiseerd maar ze blijven hoe
dan ook wel bewaard voor een zeer lange periode.
144. Alle verwerkingen die in de databank werden gerealiseerd door directies, diensten,
organen, organismen, overheden of commissies worden eveneens bewaard in een oplijsting484.
Deze uitgevoerde verwerkingen die hebben plaatsgevonden in de FTF-databank worden ook
bewaard gedurende dertig jaar vanaf het verwezenlijken van de uitgevoerde verwerking485. De
oplijstingstermijn van de ANG486 is korter dan deze van de FTF-databank. Deze oplijsting laat
toe de conformiteit van de uitgevoerde verwerkingen na te gaan zodat ze eveneens aangewend
kan worden voor operationele redenen. Het laat ook toe om onder andere rechtstreeks contact
op te nemen met de dienst of persoon die de databank gevoed of geraadpleegd heeft om extra
info/inlichtingen te bekomen487. De oplijsting van de verrichte verwerkingen is een goede zaak
omdat via deze technische procedure de actoren geresponsabiliseerd worden tijdens de voeding
van de databank. Elke verwerking die een dienst heeft ondernomen (correct of niet) is immers
traceerbaar. Hierdoor kunnen mogelijke misbruiken van het systeem gedetecteerd worden488.
482 Artikel 14 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS
22 september 2016 en artikel 44/11/3bis, §7 WPA, BS 22 december 1992. 483 Ibid. 484 Artikel 44/11/3bis, §6 WPA, BS 22 december 1992; COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE
PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over het voorontwerp van wet inzake aanvullende
maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr. 57/2015, 13,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 485 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 23, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf 486 bedoeld in artikel 44/2, § 1, 1° WPA, BS 22 december 1992. 487COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 13, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 488Ibid, 17.
87
De bewaartermijnen van de opgeslagen gegevens worden dus bepaald door een dubbel
mechanisme. Enerzijds worden gegevens gewist van zodra de doeleinden verdwijnen en
anderzijds na een maximumtermijn van dertig jaar sinds de laatste verwerking. Er is tevens een
revisietermijn van drie jaar voorzien die idealiter korter is maar in verhouding dient te staan tot
de beschikbare middelen. Naast de lange termijn van dertig jaar bestaat er eveneens een
archiveringstermijn van dertig jaar waardoor sommige gegevens tot zestig jaar zullen bewaard
blijven. Hoewel de gearchiveerde anonieme gegevens slechts in bepaalde gevallen mogen
worden gebruikt, blijven ze wel ergens opgeslagen. Uitgebreider (vergelijkend) onderzoek lijkt
hier aangewezen om na te gaan of een termijn van dertig jaar en zelfs zestig jaar wel degelijk
als proportioneel kan beschouwd worden in deze context. Zoals eerder vermeld is de vorm van
globaal terrorisme waarmee we nu geconfronteerd worden echter specifiek en relatief recent
van aard waardoor het moeilijk aantoonbaar lijkt op basis van historisch onderzoek dat
dergelijke termijnen als proportioneel kunnen beschouwd worden.
8.4. De bevoegde instanties die de FTF-databank kunnen raadplegen 145. Het is in de context van de evenredigheid eveneens belangrijk om te weten wie er
allemaal toegang heeft tot de FTF-databank. Wie kan wat zien? Hebben al deze diensten deze
informatie nodig om hun taken naar behoren uit te oefenen?
146. Er zijn drie categorieën van diensten die toegang hebben tot de FTF-databank: de
basisdiensten, de partnerdiensten en de andere Belgische openbare overheden, openbare
organen of organismen door de wet aangeduid489.
489 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 228-229,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf.
88
• Categorie 1: de basisdiensten die onmisbaar zijn in het bestrijden van terrorisme490 nl.
OCAD, de politie, inlichtingen- en veiligheidsdiensten491. Deze (evenals sommige
partnerdiensten492) hebben rechtstreekse toegang tot alle gegevens in de databank493.
• Categorie 2: de overige partnerdiensten494 op gebied van terrorisme die zelf relevante
gegevens verwerken495. Deze hebben via een ‘rechtstreekse bevraging’ toegang tot de
persoonsgegevens en informatie496. Het gaat hier om een soort hit/no hit-systeem.
Indien er gegevens omtrent een bepaalde FTF via deze bevraging worden bevestigd,
neemt de partnerdienst meteen contact op met één van de basisdiensten497. Meestal
beschikken de partnerdiensten over eigen communicatiekanalen om een basisdienst te
bereiken maar indien dit niet het geval is zijn de contactgegevens van de basisdiensten
voor hen beschikbaar498. Het KB differentieert de partnerdiensten op basis van het
belang van hun respectievelijke bijdrage aan de FTF-databank499. Dit is een
tegemoetkoming aan het advies van de Privacy Commissie500.
490 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 491 Artikel 44/11/3ter, §1 WPA, BS 22 december 1992. 492 Enkele partnerdiensten hebben een rechtstreekse toegang tot de databank. De Algemene Directie Crisiscentrum,
de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken, het
directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen en de penitentiaire inrichtingen, het Openbaar Ministerie, de Cel
voor Financiële Informatieverwerking (CFI) en de Dienst Vreemdelingenzaken. 493 Artikel 7 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22
september 2016; L. LEMMENS, “KB preciseert werking databank ‘Foreign Terrorist Fighters”, POLINFO 2016,
https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300462411&lang=nl. 494 De Federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Directoraat-generaal Consulaire zaken en de onderzoeks- en
opsporingsdiensten van de Algemene Administratie der douane en accijnzen. 495 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 496L. LEMMENS, “KB preciseert werking databank ‘Foreign Terrorist Fighters’, POLINFO 2016,
https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300462411&lang=nl . 497 Artikel 7 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22
september 2016. 498 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 499 Ibid. 500 Ibid.
89
• Categorie 3: diensten die instaan voor justitiële begeleiding en voor de opvolging van
daders501 verkrijgen een beperkte rechtstreekse toegang502. Ze hebben enkel toegang tot
de inlichtingenfiches van de FTF met wie de dienst in aanraking komt bij de uitvoering
van zijn opdracht503. De rechtstreekse toegang is dus niet toegestaan voor andere taken
die deze diensten uitoefenen of voor andere diensten504. De hoeveelheid aan personen
die voor deze diensten werken die effectief een toegang hebben is gering505.
Specifiek voor de FTF-databank is er aldus een rechtstreekse toegang gegeven aan deze
diensten die niet opgesomd zijn in artikel 44/11/3ter, §1 en §2 WPA506 maar die via KB
nog zijn toegevoegd. Deze diensten beschikken over de bevoegdheden bepaald in artikel
44/11/3ter, §3 WPA507.
147. Om het beheer van de toegangen te vereenvoudigen dient elke dienst de leden te
identificeren die gemachtigd zijn om de FTF-databank rechtstreeks te raadplegen508. De
gegevens van de gebruikers worden door elke dienst doorgezonden naar de Federale politie als
beheerder zodat deze een oplijsting van hen kan maken509. De oplijsting wordt ook ter
beschikking gesteld van de Privacy Commissie, het COC en het Comité I510. Bovendien moet
de lijst van elke dienst om het jaar opnieuw geëvalueerd worden511. De personeelsleden moeten
hoe dan ook over een veiligheidsmachtiging beschikken van het niveau “geheim” om van deze
501 Justitiehuizen van de Franse Gemeenschap, het departement Justitiehuis van het Ministerie van de Duitse
gemeenschap, de Afdeling Justitiehuizen van de bevoegde diensten van de Vlaamse overheid, beleidsdomein
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn 502L. LEMMENS, “KB preciseert werking databank ‘Foreign Terrorist Fighters’, POLINFO 2016,
https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300462411&lang=nl . 503 Artikel 7 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22
september 2016. 504 Van de Franse Gemeenschap, van de Duitstalige gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschap; Verslag aan
de koning 505 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 506 Ibid. 507 Ibid. 508 Ibid. 509 Ibid. 510 Ibid. 511 Ibid.
90
toegang gebruik te kunnen maken512. De gegevens afzonderlijk zijn niet geclassificeerd513. Alle
gegevens samen maken echter een heel gevoelig geheel dat extra bescherming behoeft514. Deze
gegevens in de FTF-databank bevatten gerechtelijke gegevens, inlichtingen, gegevens over het
gedrag van de FTF in een penitentiaire instelling, gegevens verzameld bij de opvolging van
elektronische enkelbanken, gegevens meegedeeld in het kader van de sociale preventie door
lokale actoren515. De FTF-databank bevat zogenaamde inlichtingenfiches516 van individuen
gelieerd aan het fenomeen van FTF517. Dit zijn up-to-date gehouden persoonsfiches met alle
niet-geclassificeerde518 persoonsgegevens en informatie519 over mensen afkomstig van alle
bevoegde diensten. De noodzaak over een veiligheidsmachtiging te beschikken is ingegeven
door het feit dat deze informatie heel gevoelig is doch belangrijk is om te delen520. De persoon
die in functie van zijn job al deze kennis vergaard moet dus voldoende waarborgen bieden op
vlak van discretie, loyauteit en integriteit521. De gebruikers worden geïdentificeerd door hun
naam, voornaam, titel, functie, dienst en RRN-nummer weer te geven. Enkel de leden van de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden weergegeven via identificatiecodes.
512 Ibid. 513 Ibid. 514 Ibid. 515 Ibid. 516 inlichtingenfiche: de persoonsfiche die alle overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de
classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen niet-geclassificeerde
persoonsgegevens en informatie bevat die afkomstig zijn van alle diensten die de gegevensbank FTF voeden;
Artikel 1, 11° Koninklijk besluit betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, 21
juli 2016, BS 22 september 2016, 63970. 517 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 131,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 518 Het KB FTF laat niet toe om geclassificeerde informatie te verwerken. Het KB FTF vereist echter wel het bezit
van een veiligheidsmachtiging van het niveau ‘geheim’ voor degene die toegang heeft tot de gegevensbank; art.
7, §2 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22
september 2016. 519 Persoonsgegevens, gerechtelijke of administratieve gegevens, gegevens van bestuurlijke politie en niet-
geclassificeerde toereikende, ter zake en niet-overmatige inlichtingengegevens. 520 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 521 Ibid.
91
148. Omwille van de hoeveelheid diensten die toegang hebben tot de FTF-databank wordt
een onderscheid gemaakt naarmate een dienst meer of minder te maken krijgt met de
problematiek van FTF522. Het toegangsrecht is aldus onderverdeeld in verschillende gradaties.
De inspiratie omtrent deze regeling van de toegangen is gehaald bij de ANG die een
gelijkaardige benadering heeft. Het werken met een gradatie in de toegangen was een gepaste
keuze. Het zou immers niet proportioneel geweest zijn om alle in artikel 44/11/3ter voorziene
organen een rechtstreekse toegang te geven tot de databank waarbij ze alle informatie zouden
kunnen zien523.
149. Een algemene kritiek die ondanks het gradatiesysteem vaak terugkomt is het feit dat er
toch te weinig controle is op de diverse actoren die gegevens kunnen raadplegen in de FTF-
databank524. Er hebben al meer dan 1500 personen van diverse diensten (politie,
inlichtingendiensten, gevangenissen, vreemdelingenzaken) toegang tot de FTF-databank525.
Een te ruime toegang houdt risico’s in. De controle over wie allemaal informatie uit de databank
kan raadplegen blijkt onvoldoende te zijn526. Dit is een mogelijk problematische vaststelling
die een evolutie reflecteert waarin veiligheid lijkt te primeren op privacy. Een dergelijk groot
aantal personen die de gegevens kunnen raadplegen vereist een strikte omkadering en controle
aangevuld met een nauwkeurige screening die periodiek wordt geactualiseerd. Dit vereist echter
de nodige personeels- en andere middelen. Wanneer we zien dat er tot op heden nog geen
consulent voor de veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer werd in plaats
gesteld stemt dit tot nadenken. Een restrictievere en beter bewaakte toegang ware aldus geen
overdreven luxe geweest527.
522 Ibid. 523COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 19, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 524VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 228,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 525Ibid. 526 Ibid, 228-229. 527 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 53,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf
92
150. Men kan zich afvragen of bv. de Douane en Accijnzen, de Cel voor Financiële
Informatieverwerking (CFI) of de Dienst Vreemdelingenzaken wel deze info nodig hebben528.
Justitiehuizen hebben ook toegang gekregen. Het betreft dan wel geen rechtstreekse toegang
maar ze krijgen wel degelijk bepaalde info toegespeeld. Maar men kan zich afvragen hoe dit
technisch zal gerealiseerd worden waarbij wordt vermeden dat vanuit een justitiehuis andere
individuen kunnen worden opgezocht dan degene die ze begeleiden529. Hebben deze diensten
wel een ‘need to know’ voor zoveel informatie? Er moet goed worden op toegezien dat de
toegang beantwoord aan een concreet dossier van het justitiehuis530.
151. Er zijn eveneens derde overheden of derde eenheden531 die kunnen worden beschouwd
als actoren nuttig voor de preventie van en de strijd tegen het terrorisme. Deze hebben geen
rechtstreekse toegang tot de databank maar zijn wel bestemmeling van de informatiekaarten532.
Dezen worden via een mededeling in kennis gesteld van de informatie die relevant is voor hun
eigen wettelijke bevoegdheden zonder dat de eigenlijke informatiekaart bij het dossier van de
FTF wordt gevoegd533. Er dient immers vermeden te worden dat deze gegevens via het dossier
528COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 20, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 529 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 224,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 530 Ibid. 531 Zie artikel 11 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters,
BS 22 september 2016 dat verwijst naar artikel 44/11/3quater WPA, BS 22 december 1992; Dit laatste artikel luidt:
‘Met als doel het voorkomen en het bestrijden van het terrorisme en het extremisme dat tot terrorisme kan leiden,
te versterken, kunnen de van een gemeenschappelijke gegevensbank afkomstige persoonsgegevens en informatie
volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, na evaluatie door de beheerder, de operationeel
verantwoordelijke, het Orgaan en de diensten bedoeld in artikel 44/11/3ter, § 1, meegedeeld worden aan een derde
overheid of een derde eenheid’. 532 De informatiekaart is de persoonsfiche die een uittreksel van de inlichtingenfiche vormt en die de
overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen,
veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen niet-geclassificeerde persoonsgegevens en informatie bevat die strikt
beperkt zijn tot de behoefte om te kennen van de bestemmeling voor de opvolging van de personen bedoeld in
artikel 6, § 1, 1°; artikel 1, 12° KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist
Fighters, BS 22 september 2016. 533 Artikel 11 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS
22 september 2016.
93
prolifereren en in handen belanden van mensen of diensten (die toegang tot het dossier hebben)
die niet rechtstreeks betrokken zijn bij de strijd tegen terrorisme534. Zo zou immers het
beveiligingsmechanisme van de FTF-databank omzeild kunnen worden d.m.v. een
administratieve procedure535. De mededeling dient te gebeuren in de context van het precieze
preventiedoeleinde of van het doeleinde van het bestrijden van terrorisme of extremisme dat tot
terrorisme kan leiden536. De begrippen ‘derde overheid’ en ‘derde eenheid’ zijn zeer vaag en
kunnen zeer ruim ingevuld worden. Waarschijnlijk wordt gedoeld op derde private partijen537.
Dan had dit echter ook zo in het KB of WPA moeten worden opgenomen538. Dit maakt het
immers mogelijk dat allerlei personen en diensten bepaalde informatie kunnen bemachtigen
over een persoon die is opgenomen in de FTF-databank. Er wordt onvoldoende duidelijk
gespecifieerd aan welke derden deze info kan worden meegedeeld. Eveneens zijn er in het KB
niet veel regels in deze context opgenomen. Dit is nochtans belangrijk aangezien het een
afwijking betreft van het algemeen principe dat nu nog altijd in de WPA erkend wordt nl. dat
geen politionele info aan private derden overhandigd kan worden539. Met de FTF-databank
wordt dus van dit principe afgeweken540. Er zijn hierbij echter onvoldoende waarborgen
opgenomen in het KB om de proportionaliteit te garanderen. Er worden te veel actoren
betrokken waardoor andere belangrijke aspecten zoals privacy op de helling komen te staan.
534 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 535 Ibid. 536 MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr. 1727/001, 32-33; http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 537COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 22, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf. 538Ibid. 539 De artikelen 44/11/4 t.e.m. 44/11/13 laten geen politionele info overdracht vanuit politionele databanken toe
aan private derden; COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER
(CBPL), Advies over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16
december 2015, nr. 57/2015, 22,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf.. 540COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL), Advies over
het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, 16 december 2015, nr.
57/2015, 22, https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf.
94
152. Burgemeesters hebben geen directe toegang tot de FTF-databank maar zijn eveneens
een bestemmeling van de informatiekaart. Normaal moeten de politiekorpschefs die wel
toegang hebben541 tot de databank systematisch informatiekaarten betreffende potentieel
gevaarlijke individuen542 overmaken aan de burgemeester543 zodat deze zijn taak inzake
openbare orde en veiligheid kan nakomen544. Volgens het verslag aan de koning bij het KB FTF
kan de burgemeester de verkregen info, onder zijn verantwoordelijkheid, tevens delen met
verscheidene lokale actoren met “de behoefte om te kennen” (zie infra)545. Het verslag vermeldt
eveneens dat wanneer de burgemeester twijfelt aan het feit of bepaalde actoren deze info horen
te verkrijgen hij zich steeds kan wenden tot de korpschef van de lokale politiedienst. Dit is een
zeer zwakke benadering om de informatie te bewaken’. Wat als de burgemeester immers niet
‘twijfelt’ en informatie doorspeelt aan een actor die de info niet hoefde of mocht verkrijgen?
Volgens de heer Dirk Debeaussaert is het logisch dat deze andere actoren eveneens informatie
toegespeeld krijgen omdat bv. de wijkagent die het dichtst bij de lokale realiteit staat, moet
kunnen aankloppen en dient te weten of er een gevaar is of niet546. De burgemeester is het hoofd
van de bestuurlijke politie en veiligheid547. Hij moet weten of er zich een probleem stelt in zijn
verantwoordelijkheidsgebied548. Het belangrijkste volgens hem is dat er daadwerkelijk een
correcte opvolging kan gebeuren en dat er geen klachten komen van de burgemeester en
korpschef die van niets wisten wanneer zich een incident voordoet549. De informatie die naar
541 De doorzending kan slecht verricht worden door de basisdiensten; Artikel 11 KB 21 juli 2016 betreffende de
gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 542 FTF die zijn verblijfplaats of woonplaats heeft in zijn gemeente, regelmatig langskomt in zijn gemeente of er
frequent activiteiten organiseert; Artikel 12 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank
Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 543 Artikel 12 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS
22 september 2016. 544 Zo kan de informatie (die nodig is voor het nakomen van z’n opdrachten) doorstromen tot bij het lokale niveau;
Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist
Fighters, BS 22 september 2016; artikel 11 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank
Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 545 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 546 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 547 Ibid. 548 Ibid. 549 Ibid.
95
de burgemeester gaat is informatie die hij nodig heeft om te overleggen met de politie, het LIVC
en de LTF550. Op het LIVC kan hij die informatie dus delen met andere lokale actoren zoals het
OCMW, onderwijsinstellingen, etc.551
153. Artikel 44/11/3ter heeft betrekking op een bevoegdheidsdelegatie aan de Koning. De
Koning kan de lijst van de in §2 van ditzelfde artikel opgesomde organen en diensten uitbreiden.
Dit betekent dat de lijst via KB kan worden uitgebreid waardoor een wijziging van de actoren
die toegang hebben tot de databank niet door het parlement dient goedgekeurd te worden. De
Heer Willy Demeyer (PS) wist tijdens de besprekingen in de Commissie voor
Terrorismebestrijding niet of deze delegatie wel zo een goed idee is zeker omwille van de
gevoeligheid van de informatie552. De delegatie wordt immers enkel beteugeld door een advies
van de Privacy Commissie waarvan men niet eens weet of het dwingend is of niet553. Zou het
niet beter zijn mocht een uitbreiding van de lijst ook een tussenkomst van de wetgever
behoeven554? De minister van Justitie reageert dat het handiger is om te werken via KB indien
de gelegenheid zich voordoet dat er nog diensten dienen betrokken te worden die een bepaalde
band hebben met aspecten van terrorismebestrijding of veiligheid555. Daarenboven wordt het
KB pas vastgesteld na overleg in de Ministerraad556. Volgens de minister is de
bevoegdheidsdelegatie om die redenen niet exorbitant557. De heer Dirk Debeaussaert beaamt
dit558. De goedkeuring van de Ministerraad vormt ook een democratische waarborg. Het betreft
hier geen KB van één of twee ministers559. Ze moeten op de Interkabinettenwerkgroep (IKW)
worden goedgekeurd560. Er werd dus niet gekozen voor een exhaustieve lijst maar wel voor een
550 Ibid. 551 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 552 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 54,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 553 Ibid. 554 Ibid. 555 Ibid. 556 Ibid. 557 Ibid. 558 Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van Binnenlandse
Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018. 559 Ibid. 560 Ibid.
96
lijst die bij KB gewijzigd kan worden. Dit betekent dat het parlementaire debat niet kan
plaatsvinden en de mogelijke toegevoegde waarde van afwijkende meningen en kritische
vragen de besluitvorming en uitvoering niet kan versterken.
154. Ondanks de gedifferentieerde toegangen zijn er toch heel wat perifere diensten en
‘derden’ die informatie over een bepaald individu dat is opgenomen in de FTF-databank kunnen
bekomen via intermediaire kanalen zoals de burgemeesters. De discretionaire bevoegdheden
van actoren die niet noodzakelijk vertrouwd zijn met bescherming van gegevens verzwakt het
basisopzet van de databank. Men kan zich van sommige diensten of ‘derden’ afvragen of er
daadwerkelijke een ‘need to know’ of zelfs ‘need to share’ bestaat en niet eerder een ‘nice to
know’. Dit kan er echter voor zorgen dat het centrale ‘need te share’561 principe gehypothekeerd
en uitgehold wordt562. De instanties die hier niet aan beantwoorden moeten worden uitgesloten
van de toegang tot de FTF-databank563. De grijze zone die met de ‘derden’ regeling wordt
gecreëerd verhoogt aanzienlijk de kans op ongeoorloofde verspreiding van gevoelige en
persoonlijke informatie en dient nauwkeuriger afgebakend te worden om aan het
evenredigheidsprincipe te voldoen. De gedrevenheid om de FTF zo optimaal mogelijk op te
volgen en de veiligheid aldus te maximaliseren moet te allen tijde gepaard gaan met de wettelijk
voorziene bescherming van eenieders rechten en vrijheden.
8.5. Verenigbaarheid met de fundamentele rechten en vrijheden 155. De fundamentele rechten en vrijheden vormen de uitgangspunten van het
maatschappelijk model en de rechtsstaat die we collectief en democratisch via o.a. de grondwet
en internationale verdragen onderschrijven en dienen te allen tijde in perspectief geplaatst te
worden van de noodzaak om in veiligheid te kunnen leven. Het ontstaan van nieuwe
dreigingsvormen dwingt beleidsmakers creatief te zijn om de effectiviteit van hun handelend
vermogen te vrijwaren met respect van onze historisch verworven rechten en vrijheden. Het
voorkomen van tragische gebeurtenissen die algemene verontwaardiging oproepen en de roep
561 “need to share” is belangrijker geworden in het kader van terrorisme bestrijding omdat het delen van informatie
helpt in het anticiperen op dreigingen. 562 VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 228-229,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf. 563 Ibid.
97
aanwakkeren om snel en zichtbaar op te treden mogen echter geen excuus vormen om afbreuk
te doen aan onze juridische maatschappelijke fundamenten. De maatregel tot oprichting van
de FTF-databank behoort tot een nieuw instrumentarium om effectief te kunnen optreden tegen
nieuwe dreigingsvormen maar dient in alle omstandigheden proportioneel te zijn met de
bovenvermelde rechten en vrijheden.
156. Tijdens de besprekingen in de Commissie voor Terrorismebestrijding werden
bovenvermelde uitdaging en na te streven evenwicht uitvoerig belicht. Volgens de heer Raf
Terwingen (CD&V) is er momenteel een oorlog tegen het terrorisme aan de gang564. Om de
burgers te kunnen beschermen tegen terrorisme is het noodzakelijk dat bepaalde instrumenten
ontwikkeld worden565. Momenteel moet privacy plaatsmaken voor veiligheid omdat dit
vandaag de dag primeert volgens de heer Terwingen566. Sofie De Wit (N-VA) haalt aan dat
deze commissie het wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme
over partijgrenzen heen unaniem goedkeurde 567. Dit was een duidelijk signaal. Met dit
wetsontwerp waarmee de wettelijke basis gecreëerd werd voor de oprichting van de FTF-
databank werden immers bepaalde rechten en vrijheden beperkt568. De rechtsstaat waarin wij
vandaag allen leven heeft bepaalde waarden (recht van verdediging, vermoeden van onschuld,
privacy,…) die worden gewaarborgd door regels en procedures569. Iedereen moet zich aan deze
procedures en regels houden, ook de veiligheidsdiensten, politie, Justitie,… 570 We moeten
echter vaststellen dat terroristen deze regels aan hun laars lappen571. Dit maakt de strijd tussen
de overheden en de terroristen oneerlijk en ongelijk572. Daarom moest volgens mevrouw De
Wit onder andere deze FTF-databank de actoren die ons proberen beschermen tegen terrorisme
helpen in hun ongelijke strijd ook al betekent dit dat bepaalde fundamentele rechten beperkt
564 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 20,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf. 565 Ibid. 566 Ibid. 567 Ibid, 18. 568 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 18,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 569 Ibid. 570 Ibid. 571 Ibid. 572 Ibid.
98
worden573. ‘Uitzonderlijke omstandigheden vragen uitzonderlijke maatregelen’ volgens
mevrouw De Wit. Men kan zich echter afvragen waar dit stopt. Hoe lang en hoeveel moeten
burgers inboeten aan vrijheid, privacy, etc. alvorens het medicijn schadelijker wordt dan de
ziekte? Al deze maatregelen worden aangenomen als gewone wetten zodat ze in principe voor
altijd kunnen blijven bestaan. De Belgische beleidsmakers hebben immers niet geopteerd voor
een soort noodtoestand waarbij deze maatregelen van tijdelijke aard zijn. De maatregelen die
nu worden genomen zullen behoudens nieuw wetgevend initiatief binnen 20 jaar nog van kracht
zijn. De slinger lijkt op basis van bovenvermeld debat door te slaan in een welbepaalde richting
op basis van een (te) sterke focus op één dimensie ten gevolge van een aantal ingrijpende en
traumatische gebeurtenissen. Het is dus belangrijk meer in detail te onderzoeken of deze
observatie strookt met de resultaten van een bredere/meer diepgaande analyse. Hiervoor wordt
meer specifiek ingezoomd op de effecten van het ter zake gevoerde beleid en meer bepaald de
oprichting van de FTF-databank op het recht op privacy en een aantal andere fundamentele
rechten en vrijheden.
8.5.1. Rechtstreekse aantasting van het recht op privacy
157. Het recht op privacy wordt nationaal gewaarborgd door artikel 22 GW en internationaal
door artikel 8 EVRM. Het Grondwettelijk Hof bevestigde dit in het arrest nr. 96/2013 van 9 juli
2013. Het stelde immers dat artikel 22, eerste lid GW net als artikel 8 EVRM een
overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven tolereert indien er is
voorzien in een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij tegemoetkomt aan een
dwingende maatschappelijke behoefte en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde
wettige doelstelling574.
158. Artikel 22 GW luidt: ‘Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn
gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.
573 Ibid. 574 Adv.RvS nr. 58.729/AG bij de Wet 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme,
BS 9 mei 2016, 118, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf; GwH 9 juli 2013, nr.
96/2013.
99
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat
recht’575.
159. Artikel 8 EVRM luidt: 1. ‘Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn
gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening
van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig
is in het belang van ‘s lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van
het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de
bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en
vrijheden van anderen576’.
160. Uit vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof577 kan men afleiden dat bij de
voorbereiding van artikel 22 GW de Grondwetgever zo nauw mogelijk wou aansluiten bij
artikel 8 EVRM om zoveel mogelijk onenigheid betreffende de inhoud van beiden artikels te
verhinderen578. Het recht op privéleven zoals beschermd in de artikelen 22 GW en 8 EVRM is
zoals reeds vermeld niet absoluut579. Dit wil zeggen dat overheidsinmengingen in het recht op
eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven toegestaan zijn voor zover deze afdoende te
rechtvaardigen zijn en aangenomen zijn door een democratisch verkozen beraadslagende
vergadering580. Iedere inmenging in dat recht moet voldoen aan een dwingende
maatschappelijke behoefte en moet evenredig zijn met de nagestreefde wettige doelstelling581.
575 Adv.RvS nr. 58.729/AG bij de Wet 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme,
BS 9 mei 2016, 93, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 576 Ibid. 577 GwH 16 juli 2015, nr. 107/2015. 578 Parl.St. Kamer 1992-93, nr. 997/5, 2; Adv.RvS nr. 58.729/AG bij de Wet 27 april 2016 inzake aanvullende
maatregelen ter bestrijding van terrorisme, BS 9 mei 2016, 94,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 579 Zie artikel 22 GW : ‘behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald’; Adv.RvS nr.
58.729/AG bij de Wet 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, BS 9 mei 2016,
94, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf.; GwH 16 juli 2015, nr. 107/2015. 580 GwH 16 juli 2015, nr. 107/2015; Adv.RvS nr. 58.729/AG bij de Wet 27 april 2016 inzake aanvullende
maatregelen ter bestrijding van terrorisme, BS 9 mei 2016, 95,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf. 581 Ibid.
100
161. De Belgische overheid verklaarde zelf dat de maatregelen genomen ter bestrijding van
terrorisme (waaronder de FTF-databank) in overeenstemming waren met de fundamentele
rechten en vrijheden582. Maar is dit wel degelijk zo? De FTF-databank bestaat immers uit een
massaal aantal inlichtingen en informatie583. Dit kan vragen oproepen in de context van het
recht op privacy van de bevolking584. Om dit na te gaan zal aan de hand van een bestaand arrest
van het EHRM de regelgeving m.b.t. de FTF-databank (wet inzake aanvullende maatregelen
ter bestrijding van terrorisme en het KB betreffende de FTF-databank) getoetst worden aan de
voorwaarden in artikel 8 EVRM. Het betreft dus een soort simulatie van hoe het EHRM zou
kunnen beslissen mocht dit ooit worden voorgelegd. Deze toetsing aan de voorwaarden
waaronder de FTF-databank aanvaardbaar zou zijn in het licht van het recht op privéleven kan
aantonen of er al dan niet een schending is van artikel 8 EVRM en dus ook van artikel 22 GW.
162. Het arrest S. En Marper tegen het VK van 4 december 2002 van het EHRM betrof een
zaak betreffende het opslaan van DNA-materiaal, DNA-profielen en vingerafdrukken in een
politionele databank. Het Hof ging in dit arrest na of hierbij het recht op privacy en het
privéleven vermeld in artikel 8 werd geschonden. Aan de hand van dit arrest waarbij een
analoge problematiek werd beoordeeld zal een analoog onderzoek worden gevoerd naar de
regelgeving betreffende de FTF-databank.
163. Het Hof gaat normaal eerst na of het opslaan van de gegevens door de overheid een
inmenging vormt op het recht op privacy (meer bepaald op het recht op privéleven)585. Het
betreft immers de fysieke en psychologische integriteit van een persoon586. Het kan daarom
meerdere aspecten van de fysieke en sociale identiteit van een persoon omvatten587. Elementen
zoals geslachtsidentificatie, naam, voornaam en zelfs meer delicate informatie vallen allemaal
582 https://www.hrw.org/nl/report/2016/11/03/295818. 583 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 54-55,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 584 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 54-55,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf 585 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §66. 586 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §66.; EHRM 29 april
2002, nr. 2346/02, Pretty/Verenigd Koninkrijk, §61; EHRM 22 juli 2003, nr. 24209/94, Y.F./Turkije, §33. 587 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §66; EHRM 7 december
2000, nr. 53176/99, Mikulic/Kroatië, §53.
101
binnen de persoonlijke sfeer die wordt beschermd door artikel 8 EVRM588. Naast de naam van
een persoon kan hij/zij tevens op andere manieren geïdentificeerd worden of gelinkt worden
aan een gezin/familie waardoor zijn/haar privé-en gezinsleven in het gedrang komt589. De
etnische identiteit van een persoon moet eveneens als een belangrijk element van het privéleven
worden beschouwd590. Artikel 8 beschermt bovendien ook het recht op persoonlijke
ontwikkeling en het recht om relaties met andere mensen en de buitenwereld op te bouwen en
te ontwikkelen591. Het concept privéleven omvat bovendien elementen die betrekking hebben
op het recht van een persoon op zijn/haar imago592.
164. Het louter opslaan van gegevens m.b.t. het privéleven van een persoon komt neer op
een schending van artikel 8 EVRM593. Het systematische gebruik van de opgeslagen informatie
heeft geen invloed op die schending594. Bij het bepalen of de persoonlijke informatie die door
de autoriteiten bewaard wordt, betrekking heeft op één van de hierboven vermelde
privacyaspecten, wordt er rekening gehouden met de specifieke context waarin de gegevens in
kwestie geregistreerd zijn en vervolgens bewaard zijn, de aard van de doorlopen procedures, de
588 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §66; EHRM 6 februari
2001, nr. 44599/98, Bensaid/Verenigd Koninkrijk, §47; EHRM 28 januari 2003, nr. 44647/98, Peck/Verenigd
Koninkrijk, §57. 589 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §66; EHRM 8 april
1994, nr. 16213/90, Burghartz/Zwitserland, §24; EHRM 16 november 2004, nr. 29865/96, Ünal Tekeli/Turkije,
§42. 590 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §66. 591 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §66; EHRM 8 april
1994, nr. 16213/90, Burghartz/Zwitserland, opinie van de Commissie, §47; EHRM 31 januari 1995, nr. 15225/89,
Friedl/Oostenrijk, opinie van de Commissie, §45. 592 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §66; EHRM 11 januari
2005, nr. 50774/99, Sciacca/Italië, §29. 593 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §67; EHRM 26 maart
1987, nr. 9248/81, Leander/Zweden, §48. 594 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §67; EHRM 16 februari
2000, nr. 27798/95, Amann/Zwitserland, §69.
102
manier waarop de gegevens gebruikt en verwerkt worden en de resultaten die kunnen worden
gerealiseerd595.
165. De FTF-databank bevat diverse gegevens m.b.t. het individu waaronder
identificatiegegevens (naam, voornaam, adres, geslacht,…), gerechtelijke gegevens
(veroordelingen, voorwaardelijke invrijheidstelling, enkelband,…), administratieve gegevens
(beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken,…), gegevens van gerechtelijke politie
(lidmaatschap van een terroristische groepering,…) , gegevens van bestuurlijke aard en niet-
geclassificeerde inlichtingen (sociale media,…). De oprichting van de FTF-databank maakt
aldus strictu sensu een schending uit van artikel 8 EVRM. Deze overheidsinmenging kan echter
gerechtvaardigd worden door een verklarende argumentatie.
166. Het onderzoek om te bepalen of de oprichting gerechtvaardigd kan worden verloopt in
drie stappen. Eerst wordt onderzocht of de oprichting van de FTF-databank wel in
overeenstemming met het recht is. Vervolgens zal nagegaan worden of er een legitieme
doelstelling wordt nagestreefd en ten slotte zal geanalyseerd worden of de maatregel
noodzakelijk is in een democratische samenleving (dit is de echte proportionaliteitstoetsing van
het Hof).
167. Het Hof heeft vaste rechtspraak betreffende de formulering “in overeenstemming met
de wet” die vereist dat de litigieuze maatregel een zekere basis heeft in het nationale recht en
verenigbaar is met de rechtsstaat inherent aan het voorwerp en doel van artikel 8596(stap 1). De
wet moet dus adequaat zijn. Hij moet toegankelijk en voorzienbaar zijn, dat wil zeggen
geformuleerd met voldoende precisie om het individu in staat te stellen zijn gedrag te
reguleren597. Wil het nationale recht aan deze vereisten voldoen, dan moet het een passende
rechtsbescherming bieden tegen willekeur en overeenkomstig voldoende duidelijkheid geven
over de beoordelingsmarge waarover de bevoegde autoriteiten beschikken en de wijze waarop
595 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §67; EHRM 31 januari
1995, nr. 15225/89, Friedl/Oostenrijk, §§ 49-51; EHRM 28 januari 2003, nr. 44647/98, Peck/Verenigd Koninkrijk,
§59. 596 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §95. 597 Ibid.
103
deze marge wordt uitgeoefend598. De vereiste nauwkeurigheid van de nationale wetgeving – die
hoe dan ook niet alles kan voorzien – is in aanzienlijke mate afhankelijk van de inhoud van het
instrument in kwestie, het terrein dat het bestrijkt en van het aantal en de status van de
betrokkenen op wie het gericht is599.
168. De wettelijke basis die voorziet in de mogelijkheid tot oprichting van de FTF-databank
zit, zoals eerder vermeld, vervat in het artikel 7 van de wet inzake aanvullende maatregelen ter
bestrijding van terrorisme die een extra lid toevoegt aan het artikel 44/2 WPA. Het KB
betreffende de FTF-databank zorgt voor de effectieve verwezenlijking en verdere uitwerking
van de databank. Het wetsontwerp is voorgelegd voor advies aan zowel de Raad van State als
aan de Privacy Commissie. Het werd eveneens besproken in het Parlement600. Er bestaat dus
een duidelijke wettelijke basis in het nationaal Belgisch recht waarbij tevens de juiste
totstandkomingsprocedure werd gevolgd. In het kader van de voorzienbaarheid kan wel terug
gerefereerd worden naar de vaagheid van de termen “terrorisme” en “extremisme dat tot
terrorisme kan leiden”. Het zijn vrij algemene termen die aanleiding kunnen geven tot een
uitgebreide interpretatie. Het is van essentieel belang om over duidelijke gedetailleerde regels
te beschikken voor de reikwijdte en toepassing van maatregel, evenals minimale waarborgen
met betrekking tot duur, opslag, gebruik, toegang van derden, procedures voor het behoud van
de integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens en procedures voor de vernietiging ervan,
waardoor voldoende waarborgen worden geboden tegen misbruik en willekeur601. Deze vragen
598 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §95; EHRM 2 augustus
1984, nr. 8691/79, Malone/Verenigd Koninkrijk, §§66-68; EHRM 4 mei 2000, nr. 28341/95, Rotaru/Roemenië,
§55; EHRM 16 februari 2000, nr. 27798/95, Amann/Zwitserland, §56. 599 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §96; EHRM 26 oktober
2000, nr. 30985/96, Hasan en Chaush/Bulgarije, §84. 600 Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 21,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf. 601 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §99; EHRM 24 april
1990, nr. 11801/85, Kruslin/Frankrijk, §§33 en 35; EHRM 4 mei 2000, nr. 28341/95, Rotaru/Roemenië, §55;
EHRM 29 juni 2006, nr. 54934/00, Weber en Saravia/Duitsland; EHRM 28 juni 2007, nr. 62540/00, Association
for European Integration and Human rights en Ekimdzhiev/Bulgarije, §§ 75-77; EHRM 1 juli 2008, nr. 58243/00,
Liberty e.a./Verenigd Koninkrijk, § 62-63.
104
hangen nauw samen met de bredere kwestie van de vraag of de inmenging noodzakelijk is in
een democratische samenleving602 (zie infra).
169. Het bewaren van de gegevens in de FTF-databank moet een legitiem doel nastreven
(stap 2). In dit geval gaat het om het opvolgen, analyseren en evalueren van FTF via informatie-
uitwisseling om zo terrorisme en extremisme dat tot terrorisme kan leiden te bestrijden. Het
betreft aldus het belang van de nationale veiligheid, de openbare orde en democratische
rechtsstaat. Het is een begrijpelijke doelstelling in het kader van de voorbije gebeurtenissen en
de angst die heerst omtrent terrorisme. Door FTF op te volgen, te analyseren en te evalueren is
het mogelijk bepaalde dreigingen preventief op te sporen en zo nieuwe drama’s te vermijden.
De doelstelling en conceptuele benadering van de FTF-databank kunnen derhalve als legitiem
beschouwd worden.
170. Nu volgt de belangrijkste analyse die tevens een proportionaliteitstoets inhoudt met
name de analyse van de noodzakelijkheid in een democratische samenleving (stap 3). Een
inmenging zal worden beschouwd als “noodzakelijk in een democratische samenleving” in het
kader van een legitiem doel als deze inmenging beantwoordt aan een “dringende sociale
behoefte” en meer specifiek als deze in verhouding staat tot het legitiem nagestreefde doel en
als de door de nationale autoriteiten aangevoerde redenen om het te rechtvaardigen “relevant
en toereikend” zijn603. Het is in de eerste plaats aan de nationale autoriteiten om te oordelen
over al deze aspecten.
171. De bescherming van persoonsgegevens is van fundamenteel belang voor het genot door
een persoon van zijn recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, zoals gewaarborgd
door artikel 8 van het EVRM604. De nationale wetgeving moet passende waarborgen bieden
zodat dergelijk gebruik van persoonsgegevens verenigbaar is met de garanties van dit artikel605.
De behoefte aan dergelijke waarborgen is des te groter wanneer het gaat om de bescherming
van persoonsgegevens die een automatische verwerking ondergaan en in het kader van
politiedoeleinden worden gebruikt606. De nationale wetgeving moet ervoor zorgen dat
602 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §99. 603 Ibid., §101. 604 Ibid., §103. 605 Ibid. 606 Ibid.
105
dergelijke gegevens relevant en niet buitensporig zijn in verhouding tot de doeleinden waarvoor
zij zijn opgeslagen en bewaard607. De nationale wetgeving moet ook voldoende waarborgen
bieden zodat de bewaarde gegevens op doeltreffende wijze tegen misbruik worden
beschermd608. De belangen van de betrokken individuen en de gemeenschap als geheel bij de
bescherming van de persoonsgegevens kunnen ondergeschikt bevonden worden aan de
legitieme doelstelling van preventie van terrorisme. Het intrinsieke private karakter van deze
informatie vereist echter een voorzichtig en nauwkeurig onderzoek naar elke
overheidsmaatregel die toestaat dat gegevens kunnen worden bewaard en gebruikt zonder
toestemming van de betrokken personen609.
172. Er bestaat zoals reeds meermaals werd aangehaald geen twijfel over de bestaande
maatschappelijke behoefte aan doeltreffende instrumenten in de strijd tegen terrorisme en de
nood aan bescherming door de overheid van de bevolking tegen terreur en terroristische
activiteiten. Deze behoefte staat in verhouding tot het nagestreefde doel nl. de strijd tegen
terrorisme effectief voeren en het voorkomen van terreurdaden door FTF op te volgen, te
evalueren en te analyseren. De argumenten besproken in de Commissie voor
Terrorismebestrijding en in de plenaire vergadering in het kader van het wetsontwerp inzake
aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme waren relevant en toereikend. Er werd
aangetoond dat de bestaande aanpak diende bijgestuurd te worden. Er werd immers te weinig
samengewerkt tussen de betrokken actoren waardoor de informatiedoorstroming duidelijk
mank liep. Omwille van de mogelijkheden die de informatisering van persoonsgegevens in dit
domein biedt, is het niet onlogisch dat er voor een databank werd geopteerd . De FTF-databank
moet tegemoet komen aan de nood aan snelle informatie uitwisseling over FTF zodat er tijdig
kan ingegrepen worden bij potentiële dreigingen. De argumenten betroffen vooral het
optimaliseren van het vermogen tot gericht handelen door het lokale niveau waar
politiediensten geen toegang hadden tot cruciale informatie. De FTF-databank moet er dus voor
zorgen dat de informatie over FTF waarover de federale gerechtelijke politie en andere actoren
beschikken, doorstroomt naar de lokale politie van de plaats waar de betrokken FTF verblijven.
173. In het KB betreffende de FTF-databank zijn er enkele waarborgen opgenomen opdat het
gebruik van de gegevens verenigbaar zou zijn met artikel 8 EVRM (en artikel 22 GW). Het
607 EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk, §103. 608 Ibid. 609 Ibid, §104.
106
gaat tenslotte om zeer gevoelige informatie610 die wordt opgeslagen en automatisch verwerkt
voor de vermelde politionele doeleinden. Eén van deze waarborgen betreft het eerder besproken
beschermingsmechanisme door de dubbele validatie. Er werd door de controleorganen (COC
en Comité I) echter vastgesteld dat bepaalde valideringssystemen te summier waren of zelfs
ontbraken waardoor deze systemen een deel van hun nut verliezen.
174. Om te bepalen of een betrokken individu als FTF zal geregistreerd worden moeten er
tevens ‘ernstige’ aanwijzingen bestaan, wat veel ruimte voor interpretatie toelaat en de
nauwkeurigheid niet ten goede komt. Sommige personen voldoen zelfs niet aan de criteria uit
artikel 6, §1, 1° KB FTF maar worden toch geregistreerd indien er ‘ernstige’ indicaties zijn dat
ze wel aan die criteria zouden kunnen voldoen. Dit is zeer verregaand voor de betrokken
individuen en hun privacy. Mensen worden opgevolgd, geanalyseerd en geëvalueerd voor
gedragingen, acties of indicaties die nog ver verwijderd zijn van werkelijk strafbaar gedrag611.
Dit doet sommigen denken aan een hedendaagse versie van Orwells ‘thought crime’ 612. Een
bijkomend probleem vormt het tekort aan middelen. Het beheer, de analyse van de gegevens,
etc. creëert een nood aan financiële en personele middelen die in deze tijden moeilijk te vinden
zijn613. Bovendien lijkt de mogelijkheid tot het operationaliseren van de wettelijke omkadering
van het OCAD onvoldoende bestudeerd. Het is dus betwijfelbaar of de FTF-databank de meest
efficiënte manier was om de doeleinden te realiseren.
175. De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is
een andere voorziene waarborg. Hij heeft een belangrijke functie in het kader van de
proportionaliteitsbeoordeling. Om zijn functie goed te kunnen uitoefenen en aldus effectief de
nodige waarborg te kunnen bieden moet de consulent wel over de nodige kennis en
vaardigheden beschikken. Hij moet ervaring hebben in de context van de veiligheid van
610 Ook al betreft het niet-geclassificeerde info. 611 “Antiterreurwetten ontmantelen fundamentele rechten”, Rapport Amnesty International, 17 januari 2017,
https://www.amnesty-international.be/nieuws/antiterreurwetten-ontmantelen-fundamentele-rechten. 612 Ibid. 613 Adv.RvS nr. 58.729/AG bij de Wet 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme,
BS 9 mei 2016, 121, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf; Hand. Fed.Parl. comm.
Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003, 19,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf.
107
informatiesystemen en bescherming van persoonsgegevens. Jammer genoeg is er tot op heden
nog geen consulent aangesteld waardoor deze waarborg onbestaande is.
176. Een ander belangrijk aspect is de toegang tot de databank. Zoals eerder besproken kan
de burgemeester informatie verkrijgen en deze zelfs delen met andere lokale actoren die een
“behoefte om te kennen” hebben614. Hoewel de achterliggende idee nl. zorgen voor optimale
opvolging door de lokale actoren ook zoveel mogelijk te betrekken vrees ik echter dat Pandora’s
doos hier tenminste gedeeltelijk wordt geopend doordat men onvoldoende stilstaat bij de
mogelijke gevolgen mocht de informatie ongecontroleerd uitdeinen en in ‘verkeerde’ handen
terechtkomen. Een dergelijke verspreiding van informatie naar actoren die niet noodzakelijke
gescreend werden en niet gesensibiliseerd rond het gebruik van gevoelige en persoonlijke
informatie dreigt de andere performante beschermingsmechanismen uit te hollen.
177. De bewaringstermijn van de persoonsgegevens in de FTF-databank kan in principe
oplopen tot zestig jaar (gewone bewaringstermijn + archiveringstermijn). De beperking op het
recht op privacy van de betrokken personen moet gedurende de gehele duur noodzakelijk
zijn615. Zestig jaar lijkt voor tenminste een deel van de gegevens niet meer proportioneel ook al
worden de gegevens na de eerste dertig jaar bij de archivering geanonimiseerd. Nauwkeuriger
onderzoek naar de werkelijke noodzaak tot bewaring kan hier de besluitvorming beter
onderbouwen.
178. Een laatste kritiek betreft het feit dat de lijst, met personen/diensten die toegang tot de
FTF-databank kunnen verkrijgen, kan uitgebreid worden door een louter KB en dus niet door
het Parlement dient goedgekeurd te worden. Ondanks de mogelijke argumentatie rond
flexibiliteit en reactievermogen blijft dit toch een inhoudelijke verarming doordat een ruimere
democratische waarborg wegvalt en ruimte laat voor minder diepgaande discussie en
afbakening van begrippen. Zo wordt binnenkort het KB rond haatpropagandisten bekrachtigd
zonder inhoudelijk parlementair debat over de moeilijk te objectiveren term ‘haatpropagandist’.
179. De maatregel tot oprichting van de FTF-databank beantwoordt dus slechts partieel aan
de verschillende waarborgen gesteld in artikel 8 EVRM en zou aldus een ongeoorloofde
614 Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign
Terrorist Fighters, BS 22 september 2016. 615 EHRM 26 november 2009, nr. 34383/03, Gochev/Bulgarije, § 50; EHRM 3 december 2013,
nr. 27804/10, Bulea/Roemenië, § 60.
108
inmenging kunnen uitmaken van een betrokkene zijn privéleven. Dit is echter speculatie want
voor het EHRM wordt er altijd een specifieke case/situatie getoetst aan artikel 8 EVRM en niet
een maatregel in het algemeen. Deze simulatie toont wel aan dat er problemen kunnen rijzen
m.b.t. artikel 8 EVRM en dat er een kans bestaat dat het Hof in een bepaalde case een schending
zal vaststellen omdat er toch duidelijke tekortkomingen zijn zoals het ontbreken van een
consulent voor de veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer of problemen
kunnen opduiken via de regeling van de toegang door derden tot gevoelige en persoonlijke
informatie. De maatregel tot oprichting van de FTF-databank loopt dus het risico de toetsing
door het EHRM in een aantal specifieke situaties niet te doorstaan. De precieze positie van het
EHRM is echter moeilijk a priori te bepalen zeker wanneer het een dergelijk gevoelig en
politiek delicaat thema betreft waarbij het soortelijk gewicht van bepaalde argumentatie kan
sterk variëren. In dergelijke situaties laat het EHRM vaak een grotere appreciatiemarge aan de
lidstaten en gaat het niet snel een schending uitspreken616.
8.5.2. Onrechtstreekse aantasting van bepaalde fundamentele rechten en vrijheden
180. Mede op basis van de informatie afkomstig uit de FTF-databank kunnen ingrijpende
maatregelen worden genomen zoals het bevriezen van tegoeden, repatriëring van personen,
vrijheidsberoving, afnemen van paspoorten, etc. die dus een mogelijke onrechtstreekse
aantasting van fundamentele rechten en vrijheden vormen617. Er zijn dus nog heel wat
fundamentele rechten en vrijheden die onrechtstreeks kunnen worden aangetast door
beslissingen die op basis van de gegevens uit de FTF-databank worden genomen. Men kan
hierbij denken aan het recht op beweging (het recht om het land te verlaten) afkomstig uit artikel
2 lid 2 Vierde Protocol EVRM. Personen kunnen worden verhinderd om naar conflictzones af
te reizen. Dit kan de aanleiding zijn voor een opname in de FTF-databank. Het kan echter ook
een beslissing zijn van een inlichtingendienst om iemand die men al langer viseert (en is
opgenomen in de FTF-databank) te verhinderen te vertrekken naar een bepaalde locatie. Het
artikel luidt: ‘Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te
verlaten’. Volgens het EHRM omvat de vrijheid om het land te verlaten onder andere dat
burgers het recht hebben ‘to leave for such a country of the person’s choice to which he may be
616 EHRM 9 mei 2012, nr. 8139/09, Othman Abu Qatada/Verenigd Koninkrijk, §183. 617 Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris Patrick
Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018.
109
admitted’618. De keuzevrijheid betekent niet alleen de keuze voor het land maar ook de keuze
van het doel en de duur van het verblijf619. Dit recht op vrijheid is gelinkt aan een ander recht
nl. het recht om over de nodige reisdocumenten te kunnen beschikken of deze te verkrijgen620.
De drempel om een inbreuk op deze rechten uit te maken is vrij laag: ‘any measure liable to
infringe that right or to restrict the exercise thereof’621.
181. Een schending van het artikel 2 Vierde Protocol EVRM kan echter in bepaalde gevallen
gerechtvaardigd worden622. Deze beperkingsclausule is heel vergelijkbaar met deze uit het
reeds besproken artikel 8 EVRM waarbij moet worden onderzocht of de schending bij wet
voorzien is (legaliteit), een legitiem doel nastreeft (legitimiteit) en ten slotte of het noodzakelijk
is in een democratische samenleving (proportionaliteit) 623.
Een andere vrijheid die onrechtstreeks door de FTF databank zou kunnen worden ingeperkt is
de vrijheid van godsdienst. De FTF-databank kan mogelijk implicaties hebben voor de vrijheid
van godsdienst afkomstig uit artikel 9 EVRM. Dit artikel luidt:
618 EHRM 3 december 2013, nr. 27804/10, Bulea/Roemenië, §56; E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een
strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 61. 619 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 61. 620 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 61; EHRM 21 december 2006, 55565/00, Bartik/Rusland, § 36; J., VANDE
LANOTTE, Y., HAECK, Handboek EVRM. Deel II. Volume II. Artikelsgewijze commentaar, Antwerpen:
Intersentia 2004, 540-541. 621 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 62; EHRM 13 november 2003, nr. 66485/01 Napijalo/Kroatië, § 68; EHRM
21 december 2006, nr. 55565/00 Bartik/Rusland, §36; EHRM 27 september 2011, nr. 32250/08 Diamante and
Pellicioni/San Marino, §210. 622 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 6; EHRM 13 maart 2006, nr. 55762/00 en nr. 55974/00 Timishev/Rusland,
§45; J., VANDE LANOTTE, Y., HAECK, Handboek EVRM. Deel I. Algemene Beginselen, Antwerpen:
Intersentia 2005, p. 124-125; De beperkingsclausule is vergelijkbaar met deze uit art. 8 tot en met 11 EVRM. 623 Legitieme doelen zijn in dit kader: in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor
de handhaving van de openbare orde, voor de voorkoming van strafbare feiten, voor de bescherming van de
gezondheid of van de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen; E. M.J. LENTZE,
“Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd tegen het terrorisme”,
PROCES 2017, 62.
110
1. ‘Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat
tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij
alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of
overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing
ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften624.
2. De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen
andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een
democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de
bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de
rechten en vrijheden van anderen’625.
182. Omwille van de link die wordt gelegd tussen FTF en het moslim geloof kan dit risico’s
inhouden voor de vrijheid om zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen626. Ook al is er in een
specifiek geval een schending van deze vrijheid toch kan deze nog gerechtvaardigd worden
volgens het beperkingsmechanisme in het tweede lid van artikel 9 EVRM. Ook bij dit artikel is
de belangrijkste toetsing deze m.b.t. de noodzaak in een democratische samenleving. Hier
zullen dus de belangen van de betrokkene en het doel van de maatregel tegen elkaar worden
afgewogen627.
183. De FTF-databank kan onrechtstreeks ook de vrijheid van meningsuiting beperken
vermeld in artikel 10 EVRM. Dit artikel luidt:
1. ‘Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening
te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken,
zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet
radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van
vergunningen628.
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt,
kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of
624 Artikel 9, lid 1 EVRM. 625 Artikel 9, lid 2 EVRM. 626 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 66. 627 Ibid. 628 Artikel 10, lid 1 EVRM
111
sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn
in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het
voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de
goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding
van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de
rechterlijke macht te waarborgen’629. De uitbreiding naar haatpropagandisten creëert een
bijkomend spanningsveld in dit verband (zie supra).
184. De FTF-databank kan onrechtstreeks ook bepaalde journalistieke activiteiten
bemoeilijken630. De vrijheid van meningsuiting heeft een bijzondere positie in de democratische
rechtsstaat631. De autoriteiten krijgen bij meningsuitingen van journalisten of niet-journalisten
met een sterke “civil expression”632 immers slechts een beperkte beoordelingsmarge633. Bij de
beoordeling over een meningsuiting van niet-journalistieke persoon is er meer
beoordelingsmarge. De doorwegende toetsing is hier ook deze uit het tweede lid van artikel 10
EVRM nl. de noodzakelijkheid in een democratische samenleving.
185. De gegevens in de databank kunnen onrechtstreeks ook leiden tot een beperking van het
recht op vrijheid. Op basis van de gegevens betreffende een bepaald persoon kan een
politiedienst bv. overgaan tot de vrijheidsberoving van het individu. Dit recht op vrijheid wordt
gewaarborgd door artikel 5 EVRM634. Het eerste lid van dit artikel luidt: ‘Een ieder heeft recht
op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen,
behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven
629 Artikel 10, lid EVRM. 630 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 66-67. 631 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 67; EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, Handyside/Verenigd Koninkrijk,
§49. 632 D.w.z. burgers, geen professionele journalisten, maar zij die in het publieke debat ernstig met
informatieverschaffing bezig zijn zoals bijvoorbeeld sommige imams in moslimgemeenschappen; E. M.J.
LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd tegen het
terrorisme”, PROCES 2017, 67. 633 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 67-68. 634 Het wordt eveneens gewaarborgd bij artikel 12 GW.
112
procedure’635. Vervolgens worden er zes gevallen opgesomd waaronder het geval: ‘indien hij
op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde voor de bevoegde rechterlijke
instantie te worden geleid, wanneer er een redelijke verdenking bestaat, dat hij een strafbaar
feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit
te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan’636.
186. In dergelijk geval moet onderzocht worden of de vrijheidsberoving overeenkomstig een
wettelijk voorgeschreven procedure is verlopen en of het een geoorloofde situatie betreft op
basis van één van de zes in Art 5 EVRM opgesomde gevallen .Vervolgens zijn er nog enkele
waarborgen opgesomd in artikel 5, lid 2-5 waaraan de inperking van het recht moet voldoen
maar dit is minder relevant om te bespreken in het kader van dit onderzoek.
187. Er zijn buiten deze vermelde rechten en vrijheden nog andere denkbaar die zouden
kunnen beperkt worden waaronder bijvoorbeeld het recht op eigendom (denk aan een beslissing
o.b.v. de gegevens in de FTF-databank betreffende tegoeden op een rekening) of het recht op
nationaliteit (denk aan het afnemen van de Belgische nationaliteit van bepaalde individuen).
Het is echter niet mogelijk om deze allemaal in extenso te overlopen vandaar dat ik er slechts
enkele heb uitgelicht om duidelijk te maken dat de besluitvorming op basis van gegevens uit de
FTF-databank onrechtstreeks verstrekkende gevolgen kan hebben.
188. De evaluatie van deze beperkingen op de fundamentele rechten en vrijheden verloopt
op een andere wijze in het kader van een zogenaamde noodtoestand. Artikel 15 EVRM maakt
het immers mogelijk om bepaalde rechten en vrijheden onder welbepaalde omstandigheden
(tijdelijk) op te schorten637. Deze toestand beïnvloedt aanzienlijk de uitkomst van de toetsingen
m.b.t. de fundamentele rechten en vrijheden638. In het kader van een noodtoestand is er meer
toegelaten en zal er minder snel een schending vastgesteld worden639. België heeft na de
aanslagen in Brussel, in tegenstelling tot wat Frankrijk eerder deed, niet geopteerd voor de
invoering van zo’n noodtoestand. De optie tot invoering van een (tijdelijke) noodtoestand biedt
de mogelijkheid het tijdelijke karakter te benadrukken en biedt tevens de mogelijkheid het
635 Artikel 5, lid 1 EVRM. 636 Artikel 5 EVRM lid 1, c). 637 E. M.J. LENTZE, “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de strijd
tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 68-69. 638 Ibid. 639 Ibid.
113
bestaande wettelijk kader doordacht bij te sturen met maatregelen die de tand des tijds doorstaan
eerder dan het bestaand wettelijk kader drastisch te gaan bijsturen met maatregelen die
naderhand een overreactie bleken te zijn. Met de invoering van de noodtoestand koopt men in
feite tijd om doordachter te werk te gaan. Men kan zich afvragen of het huidige wettelijke kader
op termijn niet opnieuw zal dienen aangepast te worden wanneer het stof is gaan liggen en men
grondiger heeft kunnen nadenken over alle voor- en nadelen.
8.5.3. Besluit
189. In dit hoofdstuk werd een onderzoek naar de evenredigheid van de maatregel tot
invoering van een FTF-databank uitgevoerd. Deze analyse komt tot de kern van het
onderzoeksopzet omdat hier echt de afweging wordt gemaakt tussen de uiteenlopende
betrokken belangen, met name het optimaliseren van de veiligheid van de maatschappij (via de
invoering van de FTF databank) versus het respecteren van de fundamentele rechten en
vrijheden waaronder het recht op privacy.
190. Hiervoor werden diverse deelaspecten van evenredigheid doorgelicht. Het betreft hier
de waarborgen die voorzien zijn om deze gevoelige informatie te beschermen, de categorieën
van personen en de aard van de gegevens die in de FTF-databank worden opgenomen, de
bewaartermijnen van de gegevens en de bevoegde instanties die de databank kunnen
raadplegen. Ten slotte wordt de verenigbaarheid van het opzet van de databank met de
fundamentele rechten en vrijheden onderzocht op basis van een simulatie van een beoordeling
door het EHRM.
191. Wat betreft de waarborgen stelden we vast dat er een aantal complementaire actoren via
een gelaagde benadering ingeschakeld worden om te voorkomen dat personen onterecht in de
databank terechtkomen. De in plaats gestelde aanpak blijkt in staat te zijn de voorziene garanties
te bieden mits het blijvend voorzien van voldoende middelen. Het controlemechanisme blijkt
voornamelijk omwille van het feit dat een historische reconstructie van de gegevensopbouw in
de databank niet mogelijk is en de consulent voor de veiligheid en bescherming van de
persoonlijke levenssfeer niet in plaats werd gesteld (nog) niet te voldoen aan de gestelde
kwaliteitsvereisten.
192. Wat betreft de categorieën van personen en de persoonsgegevens die terechtkomen in
de FTF-databank blijkt men doordacht te werk te gaan, alleen kunnen er twijfels rijzen over de
114
benadering waarbij men individuen in een luik ‘voorzorg’ plaatst op basis van wat ‘ernstige
indicaties’ worden genoemd en waarbij deze data nog niet de voorziene volledige
validatiecyclus hebben doorlopen. Dit laat sommigen toe te stellen dat men personen gaat
beschuldigen van een “pre-misdrijf” waartegen geen verdediging bestaat.
193. Wat betreft de bewaartermijnen blijken het dubbele mechanisme, de voorziene
driejaarlijkse revisies, het latere anonimiseren de nodige garanties te bieden. De bepaling van
de termijnen van dertig en mogelijk zestig jaar lijkt echter eerder discretionair gebeurd te zijn
en enig bijkomend onderzoek in dit verband lijkt aangewezen.
194. De aanpak voor de bevoegde instanties die de FTF-databank kunnen raadplegen werd
via de drie categorieën conceptueel correct benaderd. Deze gedifferentieerde graduele
benadering laat toe de juiste nuances aan te brengen volgens uiteenlopende
gebruikersbehoeften. Dit laat ook toe de gepaste veiligheidsmachtigingen te voorzien. Wanneer
we de grootteorde bekijken van het aantal mensen dat reeds toegang heeft kunnen we ons wel
afvragen of de nodige middelen in plaats werden gesteld om voor dergelijke populatie
permanent de nodige garanties te bieden (periodieke screenings, …). Het meest zorgwekkende
in verband met de bevoegde instanties is de opgezette regeling voor de vaag gedefinieerde derde
overheden die bestemmeling zijn van voor hen relevante gegevens afkomstig van de
informatiesteekkaarten en die relatief discretionair kunnen omgaan met de hun ter beschikking
gestelde informatie.
195. Tot slot werd een simulatie uitgevoerd van een beoordeling door het EHRM waar wordt
aangetoond dat er problemen kunnen rijzen m.b.t. het EVRM en dat er een kans bestaat dat het
Hof in een specifieke zaak een schending zal vaststellen omdat er toch een aantal duidelijke
tekortkomingen bestaan zoals het ontbreken van een consulent voor de veiligheid en
bescherming van de persoonlijke levenssfeer of problemen kunnen opduiken via de regeling
van de toegang door derden tot gevoelige en persoonlijke informatie.
115
9. Algemeen besluit 196. De oprichting van de FTF-databank maakt deel uit van een ruimer pakket aan
maatregelen dat werd genomen in de nasleep van de aanslagen te Brussel. Er diende immers
een sterk politiek signaal te worden gegeven naar de bevolking en de wereld toe dat België, na
de hevige nationale en internationale kritiek waaraan het werd blootgesteld, in staat was een
passend antwoord te bieden op de uitdagingen waarmee het land zo brutaal werd
geconfronteerd.
197. De FTF-databank is erop gericht de doorstroming van informatie betreffende FTF
vlotter te laten verlopen en de betrokken actoren aldus een duidelijker en geactualiseerd beeld
te verschaffen van de problematiek teneinde strategisch, tactisch en operationeel tijdig en
doeltreffend te kunnen optreden. Dit streven beantwoordt ook aan een belangrijke kritiek van
de parlementaire onderzoekscommissie die na de aanslagen te Brussel werd opgericht. De
grensverleggende benadering om diverse diensten elk met een sterk uiteenlopende finaliteit
toegang te verschaffen tot één databank sluit ook aan bij de noodzaak om het probleem rond
FTF holistisch aan te pakken en de realiteit van vervagende grenzen tussen interne en externe
veiligheid structureel te integreren in het gevoerde beleid. De oprichting van de databank erkent
ook de noodzaak om de lokale actoren die zich het dichtst bij de realiteit bevinden tijdig te
voeden met accurate informatie teneinde de effectiviteit van hun optreden te optimaliseren maar
ook hun bevindingen en observaties mee te nemen bij het uittekenen van het ruimere regionale
en nationale beleid.
198. Deze resultaatgerichte gedrevenheid dient echter te allen tijde de principes te
respecteren van de rechtsstaat en de fundamentele rechten en vrijheden die de essentie vormen
van ons maatschappelijk model. Het in dit verband gevoerde onderzoek naar de
proportionaliteit van de maatregel tot invoering van een FTF-databank levert een gemengd
beeld op dat maakt dat een genuanceerd antwoord op de onderzoeksvraag zich opdringt.
199. De eerste stap in het onderzoek betreft het nagaan van de legitimiteit en legaliteit van de
maatregel tot oprichting van de FTF-databank. Hier wordt vastgesteld dat het wetgevend proces
voor het invoeren van de wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme die
ook voorziet in de mogelijkheid tot het oprichten van de FTF-databank is verlopen zoals het
hoort. Deze wet vormt samen met de WPA de wettelijke basis van de maatregel. Deze twee
116
wetten reflecteren tevens de legitieme doelstelling die breed politiek werd gedragen ondanks
het feit dat de WPA als wettelijke basis geen voor de hand liggende keuze was. De OCAD-
wetgeving leende zich immers beter tot wettelijke basis.
200. De tweede stap omvat de analyse naar de effectiviteit en de geschiktheid van de
maatregel. Op basis van deze analyse wordt geconstateerd dat de FTF-databank theoretisch
geschikt is om haar doel, zijnde het opvolgen, evalueren en analyseren van FTF via gedeelde
informatie waardoor vervolgens de strategische, tactische en operationele doeleinden door de
verschillende diensten gerealiseerd kunnen worden, te verwezenlijken. Dit wil echter niet
zeggen dat mits de nodige aanpassingen de OCAD-databank niet geschikt ware geweest. Het
antwoord op de vraag of de FTF-databank effectief haar doel verwezenlijkt kan momenteel nog
niet onderbouwd beantwoord worden. Deze vraag kan in feite pas op termijn sluitend
beantwoord worden op basis van de dan beschikbare data. Het is dus aangewezen de nodige
instrumenten te voorzien opdat een periodieke meting van de geboekte resultaten gekoppeld
aan de oprichting van de databank kan plaatsvinden.
201. De derde stap betreft de noodzakelijkheid van de maatregel waarbij eerst werd
onderzocht wat deze noodzaak precies inhoudt. Hier bleken vooral de versnippering van de
beschikbare informatie en de manke doorstroming van deze informatie naar het lokale niveau
een probleem te vormen dat een oplossing vereiste. Verder werden de mogelijke alternatieven
nagegaan waaronder het gebruik van de OCAD-databank. Het wettelijk kader van de OCAD-
databank kon mogelijk uitgebreid en bijgestuurd worden zodat een ruimere en betere
informatieoverdracht en uitwisseling mogelijk werd met andere diensten.
Het sluitstuk van deze onderzoekstap is een bondig rechtsvergelijkend onderzoek waaruit blijkt
dat Nederland noch Frankrijk een systeem zoals de FTF-databank hebben ingericht. Zij willen
immers een strikte scheiding behouden tussen inlichtingen- en politioneel optreden. Deze visie
is zeer begrijpelijk aangezien de Belgische ‘hybride’ databank niet zonder risico is.
202. Het onderzoek naar de evenredigheid van de maatregel vormt de vierde en laatste stap
van het onderzoek. Eerst werd nagegaan welke waarborgen in plaats werden gesteld om de
gevoelige informatie die zich in de FTF-databank bevindt te beschermen. Het betreft hier een
‘garantieketting’ die zo sterk is als haar zwakste schakel. De ontbrekende schakel in deze
ketting is de consulent voor de veiligheid en de persoonlijke levenssfeer die tot op heden nog
117
niet is aangesteld. Vervolgens werden de personen en de gegevens die in de databank
terechtkomen doorgelicht. De personen die terechtkomen in de FTF-databank moeten voldoen
aan bepaalde validatie criteria. Er bestaat echter ook een luik ‘voorzorg’ in de FTF-databank
waarin personen terechtkomen die ernstige indicaties vertonen om mogelijk te voldoen aan deze
criteria. Het zorgwekkende is dat deze personen (nog) niet gevalideerd zijn door het OCAD en
toch al in de databank opgenomen worden. Daaropvolgend werden de bewaartermijnen in
beschouwing genomen. De bewaartermijn van de gegevens van een gevalideerde FTF (dus niet
deze in het luik ‘voorzorg’) kan inclusief de archivering oplopen tot wel zestig jaar. De
voorziene driejaarlijkse controle van de validiteit van de gegevens mag frequenter plaatsvinden
maar de mogelijkheden worden begrensd door de beschikbare middelen. Aansluitend werden
de diensten bestudeerd die toegang hebben tot de databank of een mededeling kunnen
ontvangen met informatie. Er hebben veel diensten elk met een eigen finaliteit toegang tot de
FTF-databank. Het meest verontrustende is echter de regeling voor de vaag gedefinieerde derde
overheden die bestemmeling zijn van de voor hen relevante gegevens. Als laatste deel van het
onderzoek naar de evenredigheid werd een simulatie gemaakt van een mogelijke beoordeling
door het EHRM waarbij bepaalde pijnpunten werden blootgelegd. Deze pijnpunten laten toe te
stellen dat een specifieke case voor het Hof wel eens een ongunstige wending zou kunnen
nemen waarbij een schending wordt vastgesteld van artikel 8 EVRM.
203. Het is duidelijk dat de oprichting van de FTF-databank onder politieke druk en dus
volgens een strak tijdsschema is tot stand gekomen. De snelle invoering van de wet van 27 april
2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme heeft de beleidsmakers
gedwongen een aantal compromissen te sluiten teneinde snel en doortastend op het terrein te
kunnen optreden. Hoewel pas door analyse van de resultaten op termijn zal kunnen bepaald
worden in welke mate de FTF-databank daadwerkelijk heeft bijgedragen aan een effectiever
‘counter terrorism’ beleid kan men wel stellen dat er aan een aantal bestaande functionele
problemen (delen van informatie, betrekken van het lokale niveau,…) is tegemoetgekomen.
Ook zal de mate waarin de ‘gedwongen’ uitwisseling van gegevens daadwerkelijk tot een
cultuurverandering bij de betrokken actoren heeft geleid pas binnen afzienbare tijd kunnen
bepaald worden. De actoren op het terrein worden wel beter geïnformeerd en worden nauwer
bij het beleid betrokken op basis van hun eigen inbreng. Hiervoor is men echter bereid geweest
enkele historische scheidingswanden te slopen waarbij de vermenging van het werk van
politionele en inlichtingendiensten die elk een andere finaliteit beogen het meest in het oog
springt en juridisch het meest fragiel oogt. Het gevaar op mogelijke proliferatie van
118
persoonlijke gegevens via diensten of personen die niet vertrouwd zijn met de geldende
beperkingen is hier niet ondenkbeeldig. Het lijkt in dit geval enkel een kwestie van tijd voor
dat het EHRM zich over de kwestie zal buigen…
Hoewel het gewag maken van een onevenwicht in de “checks and balances” in deze te ver zou
gaan is het duidelijk dat de prioriteit werd gegeven aan snelle effectiviteitswinst en het
demonstreren van daadkracht eerder dan alle voorziene grendels ter bescherming van onze
fundamentele rechten en vrijheden in plaats te stellen.
Vermits aan de vastgelegde uitsluitingscriteria werd voldaan kan men strictu sensu stellen dat
de invoering van de FTF-databank als een proportionele maatregel kan beschouwd worden. Het
betreft hier echter geen eenduidige conclusie aangezien er momenteel een aantal belangrijke
garanties slechts partieel werden ingevuld of zelfs ontbreken om met overtuiging te kunnen
stellen dat aan alle aspecten van proportionaliteit integraal werd voldaan. De onderzochte
benadering voor de databank vormt met andere woorden een fragiel evenwicht waarbij de
uitbreiding met HTF en haatpropagandisten, een moeilijk objectief definieerbaar begrip, een
zorgwekkende evolutie betekent die de balans wel eens in de verkeerde richting kan doen
overhellen.
119
BIBLIOGRAFIE
Wetgeving
Internationale en Europeesrechtelijke wetgeving Verdrag 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Resolutie 2178 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (24 september 2014), UN Doc.
S/RES/2178 (2014).
Resolutie 2170 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (15 augustus 2014), UN Doc.
S/RES/2170 (2014).
Resolutie 2249 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (20 november 2015), UN Doc.
S/RES/2249 (2015).
Resolutie 2396 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (21 december 2017), UN Doc.
S/RES/2396 (2017).
Richtlijn (EU) 2017/541 van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van
kaderbesluit 2002/475/JBZ en tot wijziging van besluit 2005/671/JBZ.
Belgische nationale wetgeving Wet 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het
Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, BS 26 juli 1991.
Wet 5 augustus 1992 op het politieambt, BS 22 december 1992.
Wet 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking
van persoonsgegevens, BS 18 maart 1993.
Wet 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, BS 18 december
1998.
Wet 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, BS 20 juli 2006.
120
Wet 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, BS 9 mei 2016.
KB 28 november 2006 tot uitvoering van de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, BS 1
december 2006.
KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22
september 2016.
Ministeriële omzendbrief GPI 78 van 31 januari 2014 betreffende de informatieverwerking ten voordele
van de geïntegreerde aanpak van terrorisme en gewelddadige radicalisering door de politie, C-
2014/00091, BS 17 februari 2014, 13028.
Parlementaire documenten Hand. Kamer 2015-16, 14 april, http://www.dekamer.be/doc/PCRI/pdf/54/ip106.pdf.
Hand. Fed.Parl. comm. Terrorismebestrijding 2015-2016, 7 april 2016, nr. 1727/003,
http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727003.pdf.
MvT bij wetsontwerp inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1727/001, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf.
Adv.RvS nr. 58.729/AG bij de Wet 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van
terrorisme, BS 9 mei 2016, 121, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/1727/54K1727001.pdf.
Hand. Fed.Parl. parlementair onderzoek 2017-18, 23 oktober 2017, nr. 1752/010,
http://www.dekamer.be/doc/flwb/pdf/54/1752/54k1752010.pdf.
Andere
COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER (CBPL),
Advies over het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme,
16 december 2015, nr. 57/2015, 5,
https://www.privacycommission.be/sites/privacycommission/files/documents/advies_57_2015.pdf.
Verslag aan de Koning bij het KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank
Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september 2016.
121
VAST COMITÉ VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN,
Activiteitenverslag 2016, 26 september 2017, nr. 2017/7849/129, 224,
http://www.comiteri.be/images/pdf/Jaarverslagen/Activiteitenverslag_2016_NL.pdf.
Rechtspraak EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, Handyside/Verenigd Koninkrijk.
EHRM 2 augustus 1984, nr. 8691/79, Malone/Verenigd Koninkrijk.
EHRM 26 maart 1987, nr. 9248/81, Leander/Zweden.
EHRM 24 april 1990, nr. 11801/85, Kruslin/Frankrijk.
EHRM 8 april 1994, nr. 16213/90, Burghartz/Zwitserland.
EHRM 31 januari 1995, nr. 15225/89, Friedl/Oostenrijk.
EHRM 16 februari 2000, nr. 27798/95, Amann/Zwitserland.
EHRM 4 mei 2000, nr. 28341/95, Rotaru/Roemenië.
EHRM 26 oktober 2000, nr. 30985/96, Hasan en Chaush/Bulgarije.
EHRM 7 december 2000, nr. 53176/99, Mikulic/Kroatië.
EHRM 6 februari 2001, nr. 44599/98, Bensaid/Verenigd Koninkrijk.
EHRM 29 april 2002, nr. 2346/02, Pretty/Verenigd Koninkrijk.
EHRM 28 januari 2003, nr. 44647/98, Peck/Verenigd Koninkrijk.
EHRM 22 juli 2003, nr. 24209/94, Y.F./Turkije.
EHRM 13 november 2003, nr. 66485/01 Napijalo/Kroatië.
EHRM 16 november 2004, nr. 29865/96, Ünal Tekeli/Turkije.
122
EHRM 11 januari 2005, nr. 50774/99, Sciacca/Italië.
EHRM 13 maart 2006, nr. 55762/00 en nr. 55974/00 Timishev/Rusland.
EHRM 29 juni 2006, nr. 54934/00, Weber en Saravia/Duitsland.
EHRM 21 december 2006, 55565/00, Bartik/Rusland.
EHRM 28 juni 2007, nr. 62540/00, Association for European Integration and Human rights en
Ekimdzhiev/Bulgarije.
EHRM 1 juli 2008, nr. 58243/00, Liberty e.a./Verenigd Koninkrijk.
EHRM 4 december 2008, nr. 30562/04 – 30566/04, S. en Marper/Verenigd Koninkrijk.
EHRM 26 november 2009, nr. 34383/03, Gochev/Bulgarije.
EHRM 27 september 2011, nr. 32250/08 Diamante and Pellicioni/San Marino.
EHRM 9 mei 2012, nr. 8139/09, Othman Abu Qatada/Verenigd Koninkrijk.
EHRM 3 december 2013, nr. 27804/10, Bulea/Roemenië.
EHRM 3 december 2013, nr. 27804/10, Bulea/Roemenië.
GwH 9 juli 2013, nr. 96/2013.
GwH 16 juli 2015, nr. 107/2015.
Rechtsleer
Boeken ALEXY, R., A Theory of Constitutional Rights, Oxford, Oxford University Press 2002, 516p.
BARAK, A., Proportionality: Constitutional Rights and their Limitations, Cambridge, Cambridge
University Press, 2012, 638p.
123
BEATTY, D.M., The Ultimate Rule of Law, Oxford, Oxford University Press 2005, 212p.
CHRISTOFFERSEN, J., Fair Balance: Proportionality, Subsidiarity and Primarity in the European
Convention on Human Rights, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers 2009, 669p.
CLITEUR, P., ELIAN A., Legaliteit en legitimiteit, de grondslagen van het recht, Zelzate, University
Press 2016, 266p., https://www.h-vv.be/boekrecensies/non-fictie/legaliteit-en-legitimiteit-de-
grondslagen-van-het-recht.
D’ESPALLIER, A., Redelijke aanpassingen, evenredigheid en de rol van de rechter, Brugge, Die Keure
2016, 336p.
EMILIOU, N., The Principle of Proportionality in European Law. A Comparative Study, Londen,
Kluwer Law International 1996, 288p.
G. VERMEULEN, Privacy en strafrecht: nieuwe en grensoverschrijdende verkenningen, Antwerpen,
Maklu 2007, 627p.
MALET, D., Foreign Fighters: Transnational Identity in Civic Conflicts, Oxford, Oxford University
Press, 2013, 272p.
SUSNJAR, D., Proportionality, Fundamental Rights, and Balance of Powers, Leiden, Martinus Nijhoff
Publishers 2010, 389p.
VANDE LANOTTE, J., HAECK, Y., Handboek EVRM. Deel II. Volume II. Artikelsgewijze commentaar,
Antwerpen, Intersentia 2004, 1828p.
VAN OEVELEN, A., RUTTEN, S., ROZIE, J., Samenloop van strafrechtelijke, privaatrechtelijke en
bestuurlijke sancties, Mortsel, Intersentia 2017, 150p.
Tijdschriften en krantenartikels “Advies CBPL betreffende het voorontwerp van wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van
terrorisme”, P&I 2016, §96, https://www.uitgeverijparis.nl/reader/197822/1001258426.
BURKE, J., “How Belgium became a breeding ground for international terrorists”, The Guardian 2015,
https://www.theguardian.com/world/2015/nov/16/how-belgium-became-breeding-ground-
international-terrorists.
124
CEULEMANS, E., “Onvermijdelijk en geen toeval: buitenlandse media zijn kritisch voor ons land”, De
Morgen 2016, https://www.demorgen.be/binnenland/-onvermijdelijk-en-geen-toeval-buitenlandse-
media-zijn-kritisch-voor-ons-land-bec05a1c/.
DEPLA, T., “Jambon wil lokale integrale veiligheidscel in elke gemeente verplichten”, POLINFO 2017,
https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300530894&lang=nl.
ELGEBEILY, S.A., “A legal analysis of UN Security Council resolution 2249”, Cambridge
International Law Journal 2016, http://cilj.co.uk/2016/02/27/a-legal-analysis-of-un-security-council-
resolution-2249/.
ESCRITT, T., “Belgium largest source of European fighters in Syria per head: study”, REUTERS 2016,
https://www.reuters.com/article/us-mideast-crisis-foreign-fighters/belgium-largest-source-of-
european-fighters-in-syria-per-head-study-idUSKCN0WY4UX.
GRIMM D., “Proportionality in Canadian and German constitutional jurisprudence”, University of
Toronto Law Journal 2007, 383-397, https://www.jura.uni-hamburg.de/media/ueber-die-
fakultaet/personen/albers-marion/seoul-national-university/course-outline/grimm-2007-
proportionality-in-canadian-and-german-constitutional-jurisprudence.pdf.
KROET, C., “Belgium has most foreign fighters per head”, POLITICO 2016,
https://www.politico.eu/article/a-third-of-isil-foreign-fighters-return-to-europe-report/.
LEMMENS, L., “KB preciseert werking databank ‘Foreign Terrorist Fighters’, POLINFO 2016,
https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300462411&lang=nl.
LENTZE, E. M. J., “Het EVRM en een strafbaarstelling voor overtreding van een visumsysteem in de
strijd tegen het terrorisme”, PROCES 2017, 59-71.
HEGGHAMMER, T., “The rise of Muslim Foreign Fighters. Islam and the Globalization of Jihad”,
International Security 2010-2011, vol. 35, Nr. 3, 53-91.
MUFSON, S., “Molenbeek: The Belgian neighbourhood indelibly linked to jihad”, Independent 2015,
https://www.independent.co.uk/news/world/europe/molenbeek-the-belgian-neighbourhood-indelibly-
linked-to-jihad-a6736636.html.
125
RUSSEL, I.S., “Measure for Measure: Cost-Benefit Analysis and Environmental Policy”, Tulsa Law
Review 2008, 891-919.
SCHULTZ, T., “Belgium braces for return of foreign fighters”, DEUTSCHE WELLE 2018,
http://www.dw.com/en/belgium-braces-for-return-of-foreign-fighters/a-41650761.
STONE SWEET, A., MATHEWS, J., “Proportionality, Judisical Review, and Global
Constitutionalism”, Faculty Scholarship Series Paper 14 2008,
http://digitalcommons.law.yale.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1013&context=fss_papers.
Verzamelwerken GRIBNAU, H., Met recht: Liber Amicorum Theo Raaijmakers, II., Legitimiteit, recht en governance,
Deventer, Wolters Kluwer, 2009, 587p.,
https://pure.uvt.nl/ws/files/1173631/Gribnau_Legitimiteit_recht_en_governance_100111.pdf.
Andere “Antiterreurwetten ontmantelen fundamentele rechten”, Rapport Amnesty International, 17 januari 2017,
https://www.amnesty-international.be/nieuws/antiterreurwetten-ontmantelen-fundamentele-rechten.
BOUTIN, B., CHAUZAL, G., DORSEY, J., JEGERINGS M., PAULUSSEN, C., POHL, J., REED, A.,
ZAVAGLI, S., “The Foreign Fighters Phenomenon in the European Union: Profiles, Threats &
Policies”, The International Centre for Counter-Terrorism 2016, 54p., https://icct.nl/wp-
content/uploads/2016/03/ICCT-Report_Foreign-Fighters-Phenomenon-in-the-EU_1-April-
2016_including-AnnexesLinks.pdf.
COOLSAET, R., RENARD, T., “Reassessing Belgium’s “Failed” Counterterrorism Policy”, EGMONT
2018, http://www.egmontinstitute.be/reassessing-belgiums-failed-counterterrorism-
policy/?utm_source=the+Egmont+mailing+list&utm_campaign=5d7b2d1c05-commentary-feb-2017-
appeal-to-the-moderate-Trump&utm_medium=email&utm_term=0_6fda39e199-5d7b2d1c05-
219776581
Council of the EU Factsheet -The challenge of foreign fighters and the EU’s response (9 October 2014),
Council of the European Union (2014), 3p.,
http://www.consilium.europa.eu/media/21866/factsheet_foreign-fighters_en.pdf.
DE RIVOIRE, H., GALLAND, C., GENTILHOMME, L., GOERLICH, C., HUANG, Y.J., JEANDEL,
M., JOLIVALD, N., LALIK, A., LEROY, C., MELNIKOVA, A., SCHNEPP, S., ZACHARIA, A.,
126
“Returning Foreign Terrorist Fighters in Europe: A Comparative Analysis”, Report Working Group
Returning Foreign Terrorist Fighters 2017, 92p., http://mastereurope.eu/wp-
content/uploads/2017/10/Returning-foreign-terrorist-fighters-in-Europe-.pdf.
ENTENMANN, E., VAN DER HEIDE, L., WEGGEMANS, D., DORSEY, J., “Rehabilitation for
Foreign Fighters? Relevance, Challenges and Opportunities of the Criminal Justice Sector”, The
International Centre for Counter-Terrorism 2015, 28p., https://www.icct.nl/wp-
content/uploads/2016/01/ICCT-Entenmann-Heide-Weggemans-Dorsey-Rehabilitation-for-Foreign-
Fighters-December2015.pdf.
Jaarverslag Federale Politie 2016, 33p., http://rapportannuel.policefederale.be/a/17_RA_Full_NL.pdf.
Kadernota Integrale Veiligheid 2016-2019, 163p.,
http://jambon.belgium.be/sites/default/files/articles/Kadernota%20IV%20NL_DEF.pdf.
RENARD, T., COOLSAET, R., “Returnees: who are they, why are they (not) coming back and how
should we deal with them? Assessing Policies on Returning Foreign Terrorist Fighters in Belgium,
Germany and the Netherlands”, Egmont Paper 101 2018, 76p.,
http://www.egmontinstitute.be/content/uploads/2018/02/egmont.papers.101_online_v1-
3.pdf?type=pdf.
VINCKE, I., DELVAUX, P., LENDERS, J., LEPINAY, C., VAN DEN HOVE, E., “Dossier: organen
en maatregelen in de strijd tegen radicalisme”, Dossier Radicalisme, 35p.
Websites https://www.un.org/counterterrorism/ctitf/un-global-counter-terrorism-strategy.
http://www.un.org/en/counterterrorism/.
https://www.un.org/press/en/2014/sc11520.doc.htm.
https://www.un.org/press/en/2014/sc11580.doc.htm .
https://www.un.org/press/en/2017/sc13138.doc.htm.
https://www.thegctf.org/Working-Groups/Foreign-Terrorist-Fighters.
127
http://www.dsb-
spc.be/web/index.php?option=com_content&task=view&id=40&Itemid=64&lang=dutch.
https://www.europol.europa.eu/about-europol/european-counter-terrorism-centre-ectc.
https://europa.eu/globalstrategy/en/global-strategy-foreign-and-security-policy-european-union.
http://www.vvsg.be/radicalisering/Documents/actieplan_radicalisering.pdf.
http://www.vvsg.be/radicalisering/Documents/Handvaten%20Lokale%20Aanpak%20Radicalisering%
20met%20bijlagen.pdf.
https://www.hrw.org/nl/report/2016/11/03/295818.
https://www.koengeens.be/news/2015/08/27/nouvelle-circulaire-foreign-terrorist-fighters.
http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2016/09/22_1.pdf#Page2.
https://www.parlement.com/id/vi9xmf878tqq/koninklijk_besluit.
https://sivnh.nl/nl/bibliotheek/tempurlaaa8e184e70cd81d35c0fa4768/tempurldfa50c268f22984a47e80
b1953.html.
https://www.hrw.org/nl/report/2016/11/03/295818.
https://www.nrc.nl/nieuws/2017/08/22/helpen-al-die-maatregelen-tegen-terrorisme-eigenlijk-wel-12631058-2-
a1570781.
Andere Interview met Dirk Roels Adj. Verantwoordelijke bij het AIK Oost-Vlaanderen en Hoofdcommissaris
Patrick Willocx van het FGP Oost-Vlaanderen, dd. 3 mei 2018.
Interview met de heer Dirk Debeaussaert raadgever radicalisering op het kabinet van Minister van
Binnenlandse Zaken Jan Jambon, dd. 8 mei 2018.
128
BIJLAGE I
De Internationale dimensie (belangrijkste actoren, beleidsrichtlijnen en wettelijk kader)
1. The Global Counter Terrorism Strategy/ De Globale Strategie om Terrorisme te
bestrijden;
2. UN Office of Counter Terrorism/ VN Bureau voor Terrorismebestrijding;
3. Counter Terrorism Executive Directorate640 led by Michèle Coninxs/ Directoraat
Terrorismebestrijding onder leiding van Michèle Coninxs;
4. Plan of Action to Prevent Violent Extremism: Belgium is a member of the Group of
Friends on Countering and Preventing Violent Extremism, created in Geneva in
September 2016/ Plan ter voorkoming van gewelddadig extremisme: België is lid van
de Groep vrienden ter bestrijding en voorkoming van gewelddadig extremisme,
gecreëerd in Genève in september 2016;
5. Resoluties in het kader van terrorismebestrijding: Resolutie 1267 (1999), Resolutie
1373 (2001), Resolutie 1540 (2004), Resolutie 2170 (2014), Resolutie 2178 (2014),
Resolutie 2199 (2015), Resolutie 2253 (2015), Resolutie 2249 (2015), Resolutie 2396
(2017).
6. UN Centre for Counter-Terrorism (UNCCT): embedded within the UN Counter
Terrorism Implementation Task Force (CTITF). Belgium finances two different
projects of the UNCCT in the fight against terrorism: “ A CTITF/UNCCT/interpol
project regarding the prevention of FTF: project to enhance Intelligence Sharing on
Foreign Terrorist Fighters among Member States” and a UNCCT project about child
returnees “Enhancing the Capacity of States to adopt human rights based treatment of
children accompanying returning FTF” (2018)/ VN Centrum voor
Terrorismebestrijding: ingebed in de Task Force terrorismebestrijding van de VN.
België financiert twee verschillende projecten van de UNCCT in de strijd tegen het
terrorisme: een CTITF/UNCCT/Interpol-project met betrekking tot preventie van FTF:
“ Project ter verbetering van de uitwisseling van inlichtingen van FTF tussen de
lidstaten” en een UNCCT-project over kinderen die terugkeren “Het vermogen van
640 Zie resolutie 2595 aangenomen door de VN Veiligheidsraad op 21/02/2017,
http://undocs.org/en/S/RES/2395(2017).
129
staten verbeteren om een op mensenrechten gebaseerde behandeling toe te passen voor
kinderen die meereizen met terugkerende FTF” (2018)
7. The Global Coalition against Daesh: Belgium has invested substantially in military
operations in Iraq and Syria. Belgium is also active in all the working groups
(counterfinance, strategic communication, FTF, stabilization, military). Belgium hosted
a Small Group Meeting at Political Directors level and working group on FTF/ De
Globale coalitie tegen Daesh: België heeft aanzienlijk geïnvesteerd in militaire operaties
in Irak en Syrië. België is ook actief in alle werkgroepen (waaronder de FTF
werkgroep). België organiseerde een ‘Small Group Meeting’ op het niveau van de
‘Political Directors’ en een werkgroep over FTF;
8. NATO’s Defence Against Terrorism Programme of Work (DATPOW) and it’s
Biometrics Programme of Work/ Het Werkprogramma Verdediging tegen Terrorisme
van de NAVO en het Werkprogramma Biometrie;
9. ‘NATO’s Battlefield Information Collection and Exploitation System’ (BICES);
10. New Intelligence Division at NATO/ Nieuwe Inlichtingen Afdeling bij de NAVO;
11. ‘Organisation internationale de la francophonie’ (OIF)
12. ‘Structured’ meetings of national prosecutors from Belgium, France, Spain and
Morocco; ‘Gestructureerde’ vergaderingen van de nationale aanklagers van België,
Frankrijk, Spanje en Marokko;
13. G7+3 consulaties (Tunesië);
14. Regular bilateral meetings with France, The Netherlands, Turkey and Morocco/
Regelmatige bilaterale ontmoetingen met Frankrijk, Nederland, Turkije en Marokko in
het kader van de FTF-problematiek;
15. Hosting of the Coalition FTF WG in Brussels in May 2016/ het organiseren van de
Coalitie FTF werkgroep in Brussel in mei 2016
130
BIJLAGE II
Europese dimensie (belangrijkste actoren, beleidsrichtlijnen en wettelijk kader)
1. EU CT-Strategie (2005);
2. Terrorism Action Plan/ Terrorisme Actieplan;
3. EU Counter-Terrorism coordinator: de Belg Gilles de Kerchove (sinds 2007);
4. ‘Radicalisation Awareness Network’ (RAN) (2011);
5. Statement on the overall EU-approach to terrorism and radicalisation (2015)/ Verklaring
over de algemene EU-aanpak van terrorisme en radicalisering (2015);
6. Het Europese reisinformatie- en autorisatiesysteem (lopende werkzaamheden);
7. De Richtlijn betreffende passagiersnamenlijsten641 (De Belgische wetgeving gaat verder
dan internationale vluchten. Internationaal trein-, bus- en bootverkeer is in de Belgische
wetgeving inbegrepen);
8. Het volle gebruik van het bestaande Schengen-kader inclusief het systematisch en
gecoördineerd controleren van EU-burgers aan externe grenzen: In maart 2017 is er een
nieuw anti-terreur pakket642 goedgekeurd door het Europese Parlement en de Raad. Er
wordt gewerkt aan het maximaliseren van de voordelen van de bestaande
informatiesystemen. Trilogen zijn gaande over drie wetgevende voorstellen om het
Schengen informatiesysteem (SIS) te versterken;
9. ‘Internet Referral Unit’ (IRU) (binnen Europol opgericht) (2015);
10. New European Security Strategy: Shared vision, common action: A stronger Europe/
Nieuwe Europese Veiligheidsstrategie: gedeelde visie, gemeenschappelijke actie: een
sterker Europa;
11. Additional counter-terrorism directive/ Aanvullende richtlijn terrorismebestrijding;
12. Directive on control of the acquisition and possession of weapons/ Richtlijn betreffende
de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens;
13. Ontwikkeling van een aantal Europese instrumenten gericht op het voorkomen van
radicalisering en gewelddadig extremisme: ‘BOUNC’ (resilience building/ veerkracht
641 ‘Passenger Name Records’ (PNR) in het Engels. 642 ‘Anti-terrorist package’ in het Engels.
131
opbouwen), ‘European Strategic Communication Network’ (Stratcom consultancy en
netwerken) and ‘COPPRA’ (community policing/ buurtpolitie)
14. EU cooperation with third countries/international organisations: EU CT/security experts
have been deployed to priority countries and are strengthening cooperation with these
partners. There is also cooperation with the US. The EU also works with international
organisation such as the UN, the Global Counter Terrorism Forum and regional
organisations like the Council of Europe, the OSCE, the League of Arab States or the
Organisation for Islamic Cooperation.
15. EU sanction policy: in 2016 the EU has put in place an EU autonomous sanctions
regime643. Some of these sanctions implement decisions of the UN Security Council,
others are imposed by the EU autonomously644.
16. Organisation for Security and Co-operation in Europe (OSCE)
17. Council of Europe Counter-Terrorism Committee (CDCT)645: formerly called the
Committee of Experts on Terrorism (CODEXTER).
18. Committee of Experts on the Evaluation of Anti-Money Laundering Measures and the
Financing of Terrorism (MONEYVAL)
19. European Committee on Crime Problems (CDPC)
20. Global Counter-Terrorism Forum (GCTF): Belgium is not a member of this forum but
is often invited to take part in meetings of the working groups because of its expertise.
21. ‘G16’ Belgisch ministerieel initiatief: bijeenkomst van de 16 EU-lidstaten die het
zwaarst door FTF zijn getroffen. Deze informele groep heeft contacten met de VS,
Australië, Canada, Jordanië, Tunesië, Marokko en Turkije. Doel: informatie uitwisselen
over bedreigingen en beleidsmaatregelen, domeinen identificeren waar intensievere
samenwerking nodig is.
643 Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad van 20 september 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen
ISIS (Da’esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, en tot
intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB. 644 https://www.sanctionsmap.eu. 645 https://www.coe.int/en/web/counter-terrorism/cdct.
132
BIJLAGE III
De nationale dimensie (belangrijkste actoren, beleidsrichtlijnen en wettelijk kader)
1. De Nationale Veiligheidsraad: hun beslissingen worden voorbereid door het Strategisch
Comité voor Inlichtingen en Veiligheid.
2. Het Coördinatiecomité voor Inlichtingen en Veiligheid
3. Het Coördinatie Orgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD).
4. De Staatsveiligheid646
5. De algemene dienst voor inlichtingen en veiligheid (ADIV) 647
6. De Federale en Lokale Politie
7. Kadernota Integrale Veiligheid
8. Het Nationaal Veiligheidsplan
9. Plan Radicalisme/ Plan R
10. Terroristische misdrijven in het Strafwetboek (art. 137, art. 139, art. 140, art. 140bis,
art. 140ter, art. 140quater, art. 140quinquies, art. 140sexies, art. 140septies, art. 141
Sw): het was de omzetting in Belgisch recht van het EU-kaderbesluit van 13 juni 2002
inzake terrorismebestrijding. Het voegde een nieuwe titel I toe aan het wetboek van
Strafrecht.
11. Een dynamische databank met FTF, HTF en haatpropagandisten648
12. Passenger Name Records (PNR): Wet van 25 december 2016 betreffende de verwerking
van passagiersgegevens: deze omvat luchtvaart, het reizen per boot, bus en trein649.
13. Wet van 25 december 2016 betreffende wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
en het Strafwetboek, met het oog op de verbetering van de bijzondere
opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en
646 Zie Wet 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, BS 18 december
1998. 647 Ibid. 648 KB 21 juli 2016 betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, BS 22 september
2016. 649http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=2016122543
.
133
elektronische en telecommunicatie en tot oprichting van een gegevensbank voor
stemafdrukken650
14. Wet van 3 augustus 2016 houdende diverse bepalingen ter bestrijding van terrorisme651
15. Wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme652
16. Wet van 10 augustus tot wijziging van het Consulair Wetboek653
650http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=2016122537
. 651http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=2016080315
. 652http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=2016042707
. 653http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet&cn=2015081010
.
134
BIJLAGE IV Vragen:
1. Waarom heeft men voor de oprichting van de FTF-databank niet gewerkt met de
OCAD-wet en uitvoeringsbesluiten? Waarom met de WPA?
2. Hoe verhoudt de FTF-databank zich t.o.v. de reeds bestaande databanken? T.o.v. het
OCAD informatiesysteem, de ANG,…? Bestaat er geen gevaar van dubbele vattingen
en dus tegenstrijdigheden wanneer dezelfde informatie meermaals gevat wordt
(bijvoorbeeld èn in de ANG, èn in een bijzondere politionele gegevensbank èn in de
OCAD- gegevensbank èn in deze nieuwe gemeenschappelijke databank)?
3. Er bestonden voor de FTF-databank al heel wat databanken in kader van terrorisme.
Waarom werden deze niet aangepast i.p.v. weer een nieuwe in het leven te roepen?
4. Wat zijn volgens u de mogelijke juridische minpunten/gevaren van de databank?
5. Kan men (mede) op basis van de gegevens in de FTF-databank bv. tegoeden bevriezen,
mensen repatriëren? M.a.w. kunnen er juridische beslissingen genomen worden op basis
van de gegevens? Kan bv. een persoon mede omwille van het feit dat zijn naam is
opgenomen in de databank en is geanalyseerd geweest door OCAD aangehouden
worden en van zijn vrijheid worden beroofd? (want strikt genomen is de databank enkel
voor het opvolgen, evalueren en de analyse van FTF)
6. Het verslag aan de Koning bij het KB betreffende de FTF-databank vermeldt ‘De
burgemeester zal deze gegevens en informatie, onder zijn verantwoordelijkheid, kunnen
delen met de verschillende lokale actoren die de behoefte om te kennen hebben’.
Wanneer heeft iemand echter ‘de behoefte om te kennen’? Is dit niet te vaag? Houdt dit
geen gevaren in?
7. Hoe is de uitbreiding naar Homegrown Terrorist Fighters en haatpropagandisten
wettelijk gebeurd? Zitten deze in aparte databanken? In de Joint Information box? Hoe
ik het immers zie is dat er afzonderlijke databanken zijn opgericht 1 m.b.t.
135
haatpropagandisten en 1 m.b.t. Homegrown Terrorist Fighters. Klopt dit? Dus niet
ingevoegd in de FTF-databank?
8. Is het niet gevaarlijk dat er veel via het KB FTF kan bepaald worden waardoor het
parlement niet meer betrokken wordt?
9. Is er ondertussen al een consulent voor de bescherming van de levenssfeer aangesteld
voor de FTF-databank?
10. Er staat in de wet dat ‘identificatiegegevens’ worden opgenomen in de FTF-databank.
Kunnen dit dan ook biometrische gegevens zijn?
11. De doeleinden van de FTF-databank zijn die én strategisch én operationeel én tactisch?
Of slechts 1 van de 3? Er wordt in het KB betreffende de FTF-databank immers enkel
verwezen naar de doelstellingen in artikel 44/11/3bis, § 2 van de wet op het politieambt
waar ze alle drie vermeld staan.
12. Is de uitwisseling van gegevens volgens u verbeterd d.m.v. de FTF-databank? Worden
de doelstellingen tot analyse, evaluatie en opvolging van FTF gerealiseerd?
13. Hebben andere Europese landen een gelijkaardige FTF-databank? Heeft bv. Frankrijk
of Nederland zo een? Zo niet, hoe wisselen zij informatie uit over FTF? Gewoon via
algemene politionele databanken?