Post on 22-Jul-2016
description
OPRECHT“Mijn gezin is erg belangrijk voor me. Ik gun mijn kinderen het beste en ik wil dat ze gelukkig zijn.
Maar daarmee houdt het voor mij niet op. Ik vind dat je als mens een plicht hebt. Een plicht om er
voor een ander te zijn, dienstbaar te zijn voor iemand die steun kan gebruiken. Ik heb geen betaald
werk. Naast de zorg voor mijn gezin steek ik mijn tijd in vrijwilligerswerk. Dat doe ik via de diaconie
van de plaatselijke, protestantse gemeente. Omdat we - ook via het werk voor de voedselbank -
zagen dat er in de regio sprake was van een groei van (verborgen) armoede, hebben we in 2013
een werkgroep opgezet om iets voor die mensen te doen.
Begin 2014 had KEaRN, los van onze werkgroep, al het idee
voor het opzetten van een Werkcafé. Vanuit een andere kant
signaleerden zij dus hetzelfde als wij. Het Werkcafé is een
beproefd concept, dat eerder al in Eastermar met succes is op-
gezet. Het is een ontmoetingsplek voor lotgenoten.
Niet alleen voor mensen die werkloos zijn, maar eigenlijk voor
iedereen die het financieel moeilijk heeft. Mensen kunnen net-
werken, informatie opdoen, onderling contact onderhouden en
er zijn regelmatig sprekers die bezoekers verder kunnen helpen.
Het Werkcafé helpt mensen dus verder. Heel laagdrempelig.
Via Monique Hoekstra - zij is lid van de kerkelijke gemeente en
werkt ook bij de KEaRN Vrijwilligerscentrale - hoorden we van
het initiatief van het Werkcafé. Wij zijn toen met de armoede-
groep en Wianka en Kees van KEaRN om de tafel gegaan en
daarmee was het Werkcafé Burgum een feit. KEaRN heeft
ondersteuning geboden door een ontmoetingsruimte aan te
bieden en flyers te ontwikkelen om de doelgroep te bereiken.
Maar tijdens de opstartfase hebben we de meeste steun gekre-
gen doordat ze heel goed meedachten over hoe we dit het bes-
te konden oppakken. Nu we het zelf kunnen, doen we het ook
zelf en heeft KEaRN ons wat losgelaten. Dat is goed. We weten
dat ze er zijn als het nodig is. Als het gaat om vrijwilligers bij-
voorbeeld. We hebben nu een groep van tien vrijwilligers en de
link met de KEaRN Vrijwilligerscentrale en Dyn Ynset ligt er. Op
die manier blijven ze er voor ons en dat is een heel fijn gevoel.
Inmiddels zetelt het Werkcafé in het kantoor van makelaar Jaap
Kingma. We hebben daar een prachtige ruimte die we gratis
verder helpen, dát is de kracht!
mogen gebruiken. We organiseren er de bijeenkomsten, om de
week op maandagochtend, om tien uur. Tijdens zo’n bijeenkomst
zijn altijd wel zo’n tien tot vijftien mensen aanwezig. Een vaste
kerngroep en een aantal wisselende bezoekers. Als er een ex-
terne spreker is, informeren we de deelnemers van tevoren,
zodat ze zich zo goed mogelijk kunnen voorbereiden. Sommige
mensen komen echt voor die sprekers, anderen meer voor de
contacten. We merken dat we serieus worden genomen en dat de
deelnemers een gezicht krijgen. Het is mooi om te zien dat er ver-
schillende instanties zijn die zich daarvoor willen blijven inzetten.
We hebben nu een jaar gedraaid en we kunnen echt zien wat het
met de mensen doet. We merken dat de behoefte aan het Werk-
café blijft bestaan en daarom gaan we ook het komende jaar
ermee door. We zouden graag zien dat de deelnemers meedoen
in de organisatie. Ons ideaal - maar op dit moment niet ons
hoofddoel - is dat het Werkcafé wordt gedraaid door de deel-
nemers zelf. Dat zou een mooi proces zijn, van KEaRN naar de
diaconie en uiteindelijk naar de doelgroep zelf. Als er dan hulp
nodig is, moet men de juiste mensen weten te vinden. Dan is de
samenwerking tussen KEaRN en de diaconie écht van kracht.
Op een duurzame manier.
Er is een beweging in gang gezet. Een beweging vanuit de
mensen zelf. Niet omdat het van hogerhand moet. Dat zou ook
niet écht zijn en daarom ook geen stand houden.
Oprecht verder helpen, dát is de kracht…”
MENSEN“Ik werk nu anderhalf jaar hier op het Asielzoekerscentrum in Burgum. Voor veel mensen is een
AZC iets dat je vanaf een afstandje bekijkt, maar hier in Burgum is dat anders. Het centrum is hier
al zo’n twintig jaar. Men is eraan gewend en dat maakt alles anders. In 2012 is het een gezins-
locatie geworden, voor uitgeprocedeerde gezinnen met minderjarige kinderen. Sommige van die
gezinnen richten zich op terugkeer naar het land van herkomst, terwijl anderen absoluut niet terug
willen en daarom tóch doorgaan met procederen. Een verblijf hier kan daarom een paar weken
duren, maar ook jaren.
Onze doelgroep - die uitgeprocedeerde gezinnen - maakte dat
we heel erg naar binnen gekeerd waren. Als ze hier komen, zijn
mensen over het algemeen bezig met vertrekken. Dat maakt het
opbouwen van een lokaal netwerk minder belangrijk. Zo zag men
dat. Begin 2014 kregen we vanuit de overheid groen licht voor
een activeringspilot. We mochten onze blik meer naar buiten
gaan richten. Op dat moment zijn we aan onze bewoners gaan
vragen wat ze wilden en de antwoorden waren onverdeeld en-
thousiast. Heel veel mensen wilden wél iets doen. Bewegen in
plaats van stilzitten. Het maakt niet eens zoveel uit hoe dan
precies… Nederlands leren en sporten zijn wel hot items, maar
‘als dat niet kan, wil ik ook wel iets anders’ is een vaak gehoorde
uitspraak. Dat geeft aan dat de bereidheid erg groot is. Men wil
ertoe dóen… Ik vind dat mooi. Dat je in zo’n situatie zit en tóch wilt
participeren in een gemeenschap.
We zijn toen om ons heen gaan kijken. Wat gebeurt er allemaal
in Burgum, waarbij onze bewoners zouden kunnen aansluiten?
Er waren wel contacten, maar door onze intern gerichte houding
stonden die bij aanvang van de pilot op een laag pitje. Sinds ik
volledig ben vrijgemaakt voor deze pilot, kom ik KEaRN steeds
vaker tegen. Wij treden meer en meer naar buiten en daar zijn zij
ook altijd te vinden. Dat voelt heel positief. KEaRN zegt midden
in de samenleving te staan en dat ís dus ook zo. We zien steeds
dezelfde, betrokken gezichten en dat is erg vertrouwd. Die zicht-
baarheid is goed. Daarmee begint ieder contact. Ook het contact
met de mensen hier in het centrum. Het zal misschien wat tijd
kosten, maar ze weten wel dat KEaRN bij de gemeenschap hoort
die het niet zélf kunnen, helpen we!
en een verbindende kracht kan zijn. Al met al bleek die stap naar
buiten toe voor mij een kleinere te zijn dan ik van tevoren dacht.
Op dit moment hebben we nog niet zo veel samengewerkt. Ik
denk wel dat er in de toekomst erg veel mogelijk is, omdat KEaRN
- zoals ik al zei - midden in de maatschappij staat en we elkaar
dus kunnen versterken. Met vrijwilligerswerk door onze bewoners
bijvoorbeeld. Veel bewoners willen op die manier iets betekenen in
Burgum. Hiervoor is het belangrijk dat we eerst iets doen met hun
beheersing van de Nederlandse taal. Zodra die goed is, kunnen
ze naar de Vrijwilligerscentrale van KEaRN. Om die aansluiting te
vinden is het spreken van dezelfde taal gewoon erg belangrijk.
We monitoren dat vanuit het centrum. Bij onze bewoners zit heel
veel kracht en verborgen talent. Het zou mooi zijn als we dat
samen naar buiten kunnen brengen. De basis voor onze samen-
werking is wederkerigheid en die kracht is nog niet volledig benut.
Nu we van elkaar weten hoe we elkaar kunnen versterken, is de
volgende stap met elkaar om de tafel gaan. Heel praktisch. Wat
doen we al? Wat kunnen we elkaar bieden? Gewoon, heel snel
concreet worden met praktische zaken. Daaraan is behoefte!
Door de eerste stappen naar buiten toe - door arbeid en inzet -
zitten de mensen er hier anders bij. Ik heb mensen vooruit zien
gaan en dat is een realistische uitkomst van mijn droom. Hon-
derdvijftig tot tweehonderd van onze vierhonderdvijftig bewoners
sporten nu bijvoorbeeld. Er zijn maar weinig mensen die niet wil-
len. Het gaat erom dat we de mensen, die het niet zélf kunnen,
helpen. Dat werkt en dat doet me echt iets.
Daar word ik heel blij van.”
DINGEN“Mijn diensttijd begon vlak na de oorlog en eindigde drie en een half jaar later in Indië. Toen ik te-
rugkwam, wilde het in Nederland niet zo goed lukken. Ik vond het moeilijk om het gewone leven
weer op te pakken. Dat gevoel heeft best lang geduurd. Maar 1952 was een jaar, waarin alles ten
goede veranderde. Ik ontmoette een meisje en was op slag tot over mijn oren verliefd. Ze woonde
aan een bijna onbegaanbaar zandpad, net buiten Rottevalle. Zelf woonde ik in Surhuisterveen,
van waaruit ik zo vaak mogelijk de fiets pakte om haar te kunnen zien. Dat meisje zou mijn vrouw
worden, dat wist ik zeker.
Dit jaar zijn we alweer tweeënzestig jaar getrouwd. Tweeënzestig
jaren waarin we samen van alles hebben meegemaakt. Ons leven
is de laatste jaren nogal veranderd… Sinds vier jaar is mijn vrouw
namelijk blind. Ze kreeg druk in haar ogen die niet meer weg wil-
de. Ook niet na twee operaties.
In plaats van echtgenoot werd ik toen mantelzorger. Het werd
steeds lastiger om de zorg voor haar te combineren met de zorg
voor ons appartement en de grote tuin. Ik kon niet meer erop uit.
Lekker de natuur in was er niet meer bij. Ik ging zelf onderdoor aan
de zorg voor mijn vrouw. Onze kinderen hebben ons toen opge-
geven voor een kamer in het Suyderhuys, hier in Surhuisterveen.
Toen we het bericht kregen dat er een kamer vrij kwam, moesten
we binnen twee dagen beslissen of we het wel of niet deden. Een
ramp vond ik het. Mijn hoofd was nog niet klaar voor wat mijn li-
chaam zo nodig had, rust. De eerste tijd hier op de kamer is zeker
niet onze meest gelukkige tijd samen geweest. Ondanks het feit
dat we hier vanaf het allereerste begin enorm goed zijn opgevan-
gen, was het voor ons allebei heel erg wennen.
De dagverzorging voor mijn vrouw is een grote verlichting voor
me, maar ik kon er niet van genieten. Zij had een ochtend- en
middagprogramma en ik zat hier maar wat op onze kamer,
achter het raam, voor me uit te kijken. Tot vorig jaar septem-
ber was dat zo’n beetje mijn wereld. Toen liep Sjoerdje Kootstra
binnen. Sjoerdje is teamcoach Welzijn in het Suyderhuys en een
schat van een vrouw. Ze vertelde over een kunstschilderproject
dat hier door KEaRN en een kunstschilderes georganiseerd zou
worden. Ze dacht dat het wel iets voor mij zou zijn. Daar moest
moeten bij mij eerst ‘yn ‘e weak’ staan
ik wel even over nadenken… Dingen moeten bij mij nu eenmaal
even ‘Yn ‘e weak’ staan. Uiteindelijk heb ik tegen mezelf gezegd:
‘Kom op, Tuinstra, je moet het toch op z’n minst proberen!’
Ik heb daarna drie hele mooie ochtenden gehad en ik heb veel
nieuwe mensen leren kennen. Ik heb ook nog twee schilderijtjes
gemaakt. Nageschilderde, Friese landschappen. Na dat schilde-
ren ben ik veel meer dingen gaan doen. Ik ben nu lid van de kook-
club. Daar is het soms net een kippenhok…
Ik ben de enige man tussen allemaal vrouwen. Ik heb de dames
al aan de woudboontjes en échte aardappelen gekregen. Van die
lekkere, kruimige. Ik kan met iedereen goed opschieten, maak
een grapje en kan de hele dag door kletsen. Daarom zit ik sinds
kort ook in de redactie van het Suyderhuys blaadje. Daarin kan ik
al mijn verhalen kwijt.
Ook mijn vrouw heeft prachtige verhalen. Vooral over vroeger. Die
zitten letterlijk in haar hoofd.
Daardoor kan ze nog steeds een beetje zien. Soms vertelt ze
haar verhalen en zien anderen het ook. Zo heeft ze laatst op een
podium voor een volle zaal met mensen zo’n verhaal verteld. Dat
raakte iedereen die het hoorde. Dan ben ik zó trots op haar! Ik
ben blij dat ik ook dít verhaal kan vertellen en dat mensen ernaar
luisteren. Ik vind het zo fijn dat mijn vrouw en ik nog bij elkaar
zijn en dat we onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen
nog zo vaak zien. In het mooie leven dat we samen hebben, zijn
het de kleine dingen die ertoe doen…”
GENOEGEN“Het is belangrijk om samen na te denken over de leefbaarheid in een dorp als Hurdegaryp en
essentieel om dat vanuit een gemeenschappelijke visie en een gezamenlijk belang te doen.
Wij komen met Kinderwerk vanuit een klein buurthuis. Ik ben al jaren vrijwilliger en coördinator
van Kinderwerk. Sinds kort werken we vanuit Multifunctioneel Centrum It Maskelyn. Dit prachtige
gebouw - dat een eigen bestuur heeft - hebben we van de gemeente gekregen. Het beeld dat ik
erbij heb, is dat het ruimte biedt aan de bewoners van Hurdegaryp. Als je iets leuks bedenkt dat
je samen kunt doen, is dit dé plek om het te organiseren.
De weg naar deze nieuwe plek toe is voor mij wél gepaard gegaan
met de nodige hobbels.
Toen Kinderwerk nog vanuit buurthuis De Wissel werkte, was
de organisatiestructuur heel anders. Kinderwerk bestond des-
tijds uit een beroepskracht van KEaRN die door stagiaires
werd ondersteund. Het waren de stagiaires die de activiteiten
begeleidden. In verband met de stageperiodes viel dat meestal
tussen de herfst- en de meivakantie. De rest van het jaar werd er
niets georganiseerd. Daarnaast moeten stagiaires vaak nog veel
leren en maken ze dus de nodige fouten. Dat is niet erg als er
back-up is. Maar die ontbrak en daardoor haakten veel mensen af.
Ze vonden dat het niet goed georganiseerd werd. Ik heb toen
het idee aangedragen om een schil van vrijwilligers rondom de
vaste kern te zetten, om de continuïteit te waarborgen. Zo konden
bewoners ook meedenken over activiteiten die nog beter aan-
sloten bij de wensen van de kinderen in het dorp. Dat is nu vijf jaar
geleden, nog vóór de kanteling in het sociale domein, waar we nu
middenin zitten.
Destijds werd heel anders tegen participatie aangekeken. Er werd
- ook door KEaRN - gewerkt vanuit een aanbodgerichte gedachte.
Dat kunnen we ons nu niet meer voorstellen, maar ik ben daar
toen behoorlijk tegenaan gelopen. De discussie ging meer over
het eigenaarschap van Kinderwerk, dan over het oplossen van
het probleem waarmee ik dagelijks te maken had. KEaRN vond
dat Kinderwerk van hen was, terwijl mijn overtuiging was - en is -
dat het van het dorp is. Tijdens deze discussie is KEaRN voor mij
onzichtbaar geworden. Voor mijn gevoel hebben ze me toen aan
mijn lot overgelaten. Ik kon niet even iets overleggen en dat heb
met ‘genoeg’ nemen
ik enorm gemist. Vooral bij onze overgang van De Wissel, naar
It Maskelyn. Ik heb toen besloten dat ik het gewoon ging doen
hoe ík denk dat goed is. KEaRN heeft daarin eigenlijk geen rol
gespeeld. Nu moeten er nog allerlei zaken worden geregeld met
het bestuur van It Maskelyn. Ik heb pas volgend jaar een eerste
overleg met hen. Ik vind dat een gemiste kans. Ik geloof dat dit
KEaRN ongewild is overkomen. Die hele kanteling en de verande-
ringen binnen de organisatie hebben geresulteerd in een té intern
gerichte werkwijze.
Gelukkig merk ik nu verandering. Door de komst van Mardjantie
bijvoorbeeld. Die was nog maar twee weken bij KEaRN en toen
zaten we al om de tafel. We hebben inmiddels helder wat ik nodig
heb. We zien de dingen op dezelfde manier en alleen dat al voelt
als steun. Voor mijn gevoel ligt de belangrijkste rol voor KEaRN nu
besloten in het helpen bij het ontwikkelen van een gezamenlijke
visie voor It Maskelyn. Ik mis de visie in het gebruik van deze plek.
Het is teveel los zand. Daarbij heb ik – en heeft deze plek – vol-
gens mij de steun van KEaRN nodig, als partij die dat zuiver ziet.
Als mens heb ik nu behoefte aan ondersteuning. Niet in woorden,
maar in acties. Kinderwerk hangt aan mij en dat is kwetsbaar. Die
kwetsbaarheid zullen we samen moeten aanpakken. Ik kan dat
niet alleen. Wat gebeurt er als ik wil stoppen met vrijwilligerswerk?
Wie pakt het dan op? Ik geloof in handelen vanuit de overtui-
ging dat je iets voor elkaar kunt betekenen. Dat is bijna niet te
organiseren. Het moet een natuurlijk iets zijn. Dan pas werkt het
optimaal. Neem genoegen met genoeg en kijk dan wat je voor
een ander kunt betekenen…”