Post on 12-Feb-2015
Met de Vespa langs het IJzerfront…
“De Grooten Oorlog” 14-18
Patrick Lewyllie
Juli-aug 2011
De rit
Deze (motor)rit is bedoeld voor motor- of scootertoeristen die, bij voorkeur op een Vespa,
willen genieten van een dagje doorheen de IJzervlakte, en hierbij iets willen opsteken van „De
Grooten Oorlog‟, die zich in deze streek afspeelde van 1914 tot 1918.
De tocht begint en eindigt in Oostende. Het eigenlijke „slagveld‟ strekt zich uit in een wijde
bocht vanaf Nieuwpoort, via Ieper, tot Koekelare.
Het is geenszins de bedoeling om een compleet overzicht te bieden van alle
bezienswaardigheden van WO I in de Westhoek, deze zijn helaas al te talrijk.
De omgeving ten zuiden van Ieper komt niet aan bod. De overigens heel interessante sites
van Wijtschate, Kemmel, Mesen enz… worden dus bewust achterwege gelaten, dit om de
afstand tot +/- 160 km te beperken.
De klemtoon ligt op het traject van Nieuwpoort tot Ieper, langsheen de IJzer en het
Ieperleekanaal. Verder de beruchte slagvelden rond Ieper, zoals de Meenseweg („Het
Hooghe‟), en zo via het Polygoonbos, Passendale, Houthulst, Vladslo… terug noordwaarts.
We komen langs de rit zeker meer dan 100 gedenktekens tegen. Alle hebben een uniek
verhaal. 40 daarvan worden hieronder kort toegelicht, en op de kaart met een „waypoint‟
aangeduid. De plaatsen waar je absoluut halt moet houden zijn met een (!) aangeduid. De
musea zijn met een (M) aangeduid. Waar er toegangsgeld te betalen is vind je (€). Meestal
zijn de prijzen echter heel democratisch (soms 1€).
“Terras” tips voor onderweg:
- Koffie in café De Dodengang, Diksmuide
- Aperitief op de Grote Markt van Ieper
- Lunch in eetcafé De Dreve (zie waypoint 28) => film bekijken (<30 min) !
- Bierproeven (of koffie met pannenkoek) in „De Inktpot‟ nabij de Brouwerij van
Koekelare, aan de Käthe Kollwitz toren (zie waypoint 40)
Om het verhaal een gezicht te geven, vergezelt iemand die het allemaal van heel nabij
beleefde ons postuum langs de rit…
Mijn grootnonkel en oudstrijder Jules Leroy van Voormezele (+ in 1986 te Ieper) vertelt uit
zijn boek „De Grote Oorlog van Jules Leroy‟).
Daar ik van 1894 ben, diende ik mij op 16 mei 1914 aan te melden op Het Consul. In die tijd moest men zijn
legerdienst aanvangen in het jaar waarin men twintig werd.
Vanzelfsprekend was er in de maand mei nog geen sprake van een directe oorlog. Niettemin hoorden we vaker
spreken over een oorlog en over hier en daar wat schermutselingen, maar we waren niet eens ongerust daar
bijna niemand zoiets mogelijk achtte.
Op Het Consul te Ieper werd me gezegd dat ik mijn dienst zou mogen doen bij de Grenadiers te Brussel.
Op een avond, zowat enkele dagen voor 1 augustus 1914, zei mijn moeder dat de veldwachter was geweest, en
dat ik mij diende aan te melden in de kazerne van Lier.
Reeds eind juni werden er mannen gemobiliseerd. Ikzelf zou mijn werkelijke dienst beginnen op 1 augustus.
Maar… op 1 augustus brak nondedju de oorlog uit. Toeval… ?
Al de mannen van mijn klasse moesten om negen uur aan het station van Zonnebeke verzamelen. Er was een
speciale trein ingelegd voor al die gemobiliseerden. Die trein kwam vanuit Poperinge via Ieper al over
Zonnebeke naar Roeselare en zo verder…
We stonden daar op het stationsplein met zowat een negentig tal mannen te wachten. Op zeker ogenblik nam ik
mijn horloge uit mijn zak en keek even hoe laat het was. Ik weet nog goed, Valère – mijn maat – zag dat en zei:
‘Wel Jules ! Heb jij je monter mee jongen ?’
‘Ja !’
‘Ik niet. We gaan op tijd en stond weten hoe laat het is…’
‘Het is verdraaid nog waar ook !’
De stationschef kwam aangelopen met open armen en rood van koleire. ‘Zeg, zijn jullie nog van plan om op te
stappen ? Die trein heeft geen tijd om te wachten hoor !’
Sommigen riepen hem na: ‘Als hij niet wil wachten, dat hij dan maar vertrekt zonder ons !’
Tenslotte stapte iedereen toch op.
1. Koning Albert I Rotonde (Nieuwpoort) (€)
Het Koning Albertmonument werd opgericht op initiatief van en met steun van de
oudstrijdersverenigingen van de eerste wereldoorlog.
Het initiatief schreef voor dat het monument moest geplaatst worden ergens aan het front, bij
voorkeur op ongeschonden gebied nabij de IJzer. Het moest op een drukbezochte plaats
opgericht worden, van ver gezien kunnen worden en van alle andere gebouwen
onderscheiden. Op 5 juli 1935 sprak een speciaal samengestelde commissie zich uit over de
meest geschikte plaats : 60 meter van de kustweg nabij de monding van de IJzer.
De locatie bij het sluizencomplex „De Ganzenpoot‟ werd gekozen om de grote rol die deze
plaats en de IJzer speelden tijdens de eerste wereldoorlog.
Het werd op 24 juli 1938 onthuld in aanwezigheid van Koningin Elisabeth, Koning Leopold III,
Prins Karel, Prins Boudewijn en Prinses Josephine Charlotte.
Op de binnenzijde van de zuilen en de rondgang staan de namen aangegeven van de plaatsen
waar de klei voor de baksteen werd gedolven. Zij verwijzen allemaal naar plaatsen waar slag
werd geleverd.
Bestijg de trappen en je wordt getrakteerd op een uniek overzicht van het panorama dat in
het verdere traject wordt doorkruist.
2. Sluizencomplex De Ganzenpoot (Nieuwpoort)
De Ganzenpoot is in feite de Achterhaven van Nieuwpoort.
Het is een complex van 6 waterlopen die op dit ene punt samenkomen en via 3 sluizen met
stuw en 3 stuwen met de IJzermonding in verbinding staan.
De Ganzenpoot speelde een kapitale rol bij de onderwaterzetting van de IJzervlakte aan het
begin van WO I. Verschillende grote en kleine gedenktekens in de omgeving herinneren hier
aan.
Half oktober 1914 waren de Duitsers dicht bij Nieuwpoort genaderd. Ze beschoten de stad en
op 22 oktober namen de inwoners de wijk, eerst naar de gemeenten ten westen van
Nieuwpoort en dan verder richting Frankrijk. De Duitsers zouden echter vóór Nieuwpoort
stranden: de onderwaterzetting van de IJzervlakte stopte hun opmars. Over het precieze
verloop van die onderwaterzetting is reeds veel geschreven. In elk geval openden kapitein
Fernand Umé, enkele andere militairen en schipper Hendrik Geeraert, op voorstel van de
toezichter van de Noordwatering van Veurne, Karel Cogge, in de nacht van 29 op 30 oktober
de afwateringssluis van de Noordvaart. Door dit enkele nachten te herhalen, steeg het water
tussen de IJzer en de spoorwegberm Nieuwpoort-Diksmuide.
Hiertoe werden tevens de ondertunnelingen van de spoorwegberm stelselmatig dicht
gemaakt.
3. Sint-Joris mosterdgas-aanval (Nieuwpoort)
In het voorjaar van 2007 werd voor het eerst mosterdgas, ook Yperiet genoemd, gebruikt.
Voorheen gebruikten de Duitsers chloorgas in hun chemische oorlogvoering.
Mosterdgas is een vloeistof die, als het op de huid of in de ogen komt of wanneer de damp of
nevel wordt ingeademd sterk prikkelend en blaartrekkend werkt. De huid wordt rood en bij
voldoende blootstelling vormen zich na verloop van tijd blaren. Op de longen en de ogen heeft
het een verwoestend effect. Het veroorzaakt ondermeer blindheid en doofheid. Het effect van
mosterdgas is niet zo zeer een dodelijke werking als wel het uitschakelen van de
tegenstander.
In april 1917 werd dit middel door de Duitsers voor het eerst bij Nieuwpoort als proef, en
twee dagen later ook in Ieper aangewend. Jules Leroy was één van de eerste slachtoffers.
In de nacht van 9 op 10 april vielen de Duitsers aan met vol geweld. Ze gebruikten opnieuw de taktiek zoals bij
de Slag van Steenstrate. Vooraf losten ze gas en zij rukten daarachter met alle geweld op. Maar… het gas dat ze
ditmaal gebruikten was verdomme niet hetzelfde gas als bij Steenstrate ! Het had een ander effect. Het
verbrandde alle vochtige lichaamsdelen.
Sedert de slag van Steenstrate had het Belgisch leger voorzien in gasmaskers. ’t Was natuurlijk maar wanneer
men in werkelijkheid dat masker nodig had, dat men besefte wat het inhield een masker te dragen.
Zo een masker dragen was verdorie heel lastig. Men kon daar moeilijk mee ademen. Natuurlijk kwam er een
moment dat ik gedwongen werd om eens diep te ademen. Ik had de indruk dat ik daar anders op staande voet
zou stikken. Dus lichtte ik maar even het masker op. ’t Deed deugd eens goed te kunnen ademen.
Onvermijdelijk ademde ik gas binnen. Nochtans werd ik niets gewaar.
Rondom mij lagen al jongens die niet meer uit de voeten konden of reeds blind waren. Ik en een kameraad
droegen die dan maar weg.
Na korte tijd merkten we dat we ook door het gas waren aangetast. Na twee uur zag ik niets meer. Mijn ogen
deden formidabel veel pijn ! …
4. Belgische Militaire begraafplaats (Ramskapelle)
In Ramskapelle ligt een Belgische militaire begraafplaats met 632 grafstenen, waarvan
ongeveer 400 naamloze.
Deze begraafplaats werd na de oorlog aangelegd.
Achter de indrukwekkende voormuur staan negen boogvormige rijen grafstenen. Ze zijn uit
blauwe hardsteen gemaakt, dragen een metalen driekleur en een bronzen identificatieplaat.
Hier werden de overblijfselen bijeengebracht van soldaten die sneuvelden te Nieuwpoort,
Westende, Lombartsijde, St-Joris, Mannekesvere, Ramskapelle, en die ter plaatse ter aarde
werden besteld gedurende de gevechten of op de kleine dorpskerkhoven of die omgekomen
waren bij de overstroming.
Vlak achter de begraafplaats loopt de „Frontzate‟, momenteel een fietspad aangelegd op de
berm van de oude spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort. In Ramskapelle staat een gedenkteken
aan het voormalig station.
De spoorweg speelde een belangrijke rol bij de inundatie van de IJzer: langs westelijke zijde
was dat de afbakening van het onder water gezet gebied.
5. Tervaete (Stuivekenskerke)
Na de aftocht uit Antwerpen zag Koning Albert zich gedwongen zijn troepen achter de IJzer
samen te brengen. Op 18 oktober 1914 barstte de Slag om de IJzer los: de Duitsers richtten
hun aanvallen op de haastig geïnstalleerde Belgische posities en de Belgen werden
gedwongen zich steeds verder terug te trekken. Op 20 oktober was enkel Diksmuide op de
oostelijke IJzeroever nog niet in Duitse handen gevallen. In de nacht van 21 op 22 oktober
was het 26ste Duitse Reserveregiment erin geslaagd om in de bocht van Tervate met 2
bataljons de IJzer over te steken, een brug over de IJzer ineen te timmeren en de Belgische
voorposten te overvallen. Dit gebeurde ter hoogte van km-paal 10, op het meest zwakke punt
van de Belgische verdediging, nl. op de grens tussen 2 legerdivisies.
De Duitsers richtten een bruggenhoofd in en installeerden hun mitrailleurs in de veroverde
boerderijen. Ze trokken langs het jaagpad in de richting van het gehucht Tervate, waar ze de
vernielde draaibrug wilden herstellen. De Belgen probeerden op 22 oktober wanhopig de
Duitse opmars te stuiten. De gevechten bij Tervate zouden van de felste uit de IJzerslag
worden.
De keuze van de Duitse legerleiding om een pauze in de gevechten in te lassen en de
Belgische inundatie van de IJzervlakte zou de Duitse opmars beëindigen en de
stellingenoorlog inleiden.
Op 29 april 1930 werd de vermelding “Tervate” toegekend aan het 1ste Regiment Grenadiers.
Op de westelijke oever werd een monument ter ere van de Grenadiers opgericht.
6. Stuivekenskerke
Het dorp Stuivekenskerke kreeg het zwaar te verduren. De Duitsers probeerden van het
westen over de IJzer de Belgische stellingen op de linkeroever in te nemen. De IJzerbocht ter
hoogte van Tervate was één van de zwakke schakels. Op 19 oktober 1914 werd de brug er
opgeblazen door het Belgisch leger. Drie dagen later slaagden de Duitsers er echter toch in de
IJzer over te steken. Het Belgisch leger kon ze niet terugdringen, enkel tot stilstand brengen.
De nacht van 22 op 23 oktober „14 werd door Belgische officieren de kerk van
Stuivekenskerke in brand gestoken, zodat de Duitsers deze niet als observatiepost zouden
kunnen gebruiken. De volgende dag drongen de Duitsers echter verder door en bezetten
verschillende hoeves, waaronder ook Vicogne. De hoeve werd echter volledig in puin
geschoten.
De nacht van 30 op 31 oktober ‟14 werd de IJzervlakte door de Belgen onder water gezet,
waarmee een einde kwam aan de snelle Duitse opmars.
De volgende vier jaar bleef het ondergelopen Stuivekenskerke verdeeld in een noordelijke
deel met Duitse posten, en Oud-Stuivekenskerke met Belgische voorposten.
Op 16 oktober 1918 verlieten de Duitsers definitief het gebied.
7. Oud-Stuivekenskerke
Op het gehucht Oud-Stuivekens, nu O.L.V. Hoekje, stond tot in 1870 de parochiale kerk van
Stuivekenskerke.
Tijdens de eerste wereldoorlog was Oud-Stuivekenskerke een vooruitgeschoven stelling van
het Belgisch leger.
Tijdens de IJzerslag (oktober 1914) raakte de toren van Oud-Stuivekens beschadigd door
artilleriegranaten. Toen de toestand er voor de Belgen hopeloos uitzag en ze zich tot achter
de spoorweg hadden teruggetrokken, installeerde een Duitse infanteriecompagnie zich in de
gebouwen van Oud-Stuivekens. Door de onderwaterzetting zagen de Duitsers zich
genoodzaakt om zich oostwaarts terug te trekken. Er bleven slechts enkele Duitse posten op
hoger gelegen plaatsen ten westen van de IJzer over. Ook de toren van Oud-Stuivekens,
tezamen met de omliggende huizen, stonden op een eilandje. De watervlakte was ongeveer
2500m breed.
Op 1 november, toen de Slag om de IJzer voorbij was, ontdekte een verkenningspatrouille
van het Belgische 10de Linieregiment dat het gehucht verlaten was. Ze troffen een 300-tal
lijken in de omgeving aan. Vanaf 3 november werd een voorpost ingericht.
Artilleriewaarnemer Edouard Lekeux, een franciscaanse broeder, wou in december 1914 in de
toren van Oud-Stuivekens een observatiepost inrichten. Via ladders tuurde hij vanuit de toren
naar de mogelijke vijandelijke activiteiten. De toren werd herhaaldelijk door vijandelijk
geschut geraakt en werd nagenoeg onbruikbaar als observatiepost. Het geniebataljon van de
1ste Legerdivisie construeerde in 1916 een betonnen schuilplaats tussen de zijgevels van de
toren. Via een mangat in het dak kon de bovenruimte bereikt worden, die fungeerde als
mitrailleurs- en observatiepost.
8. Dodengang (Diksmuide) (M) (€)
Op de linkeroever van de IJzer, bij kilometerpaal 15, staat de naamsteen 'Petroleumtanks'.
Daar had een Duitse eenheid een observatiepost die een bedreiging vormde voor de Belgische
stellingen op dezelfde oever. Na verschillende veroveringspogingen werd in de IJzerdijk een
naderingsgang gegraven en versterkt, die uiteindelijk uitgroeide tot een gevechtsloopgraaf:
de beruchte 'Boyau de la Mort', de Dodengang, met daarop de dwarse ruiterschans. De
huidige site is een reconstructie uit 1927-1928 van dit verdedigingscomplex. Buiten de
omheining staat een afgetakelde maar authentieke Duitse bunker.
De Dodengang was een netwerk van Belgische loopgraven en bunkers en vormde één van de
gevaarlijkste stellingen van het Belgische leger, op amper 50 meter van een Duitse bunker.
De Dodengang lag onder constant vuur van Duitse sluipschutters.
In die tranchés waren er verschrikkelijk veel ratten. Op een voormiddag liep er een rat altijd heen en weer langs
de schietgaten. Waarschijnlijk had een Duitser dat eveneens opgemerkt. Hij schoot. De rat viel dood in onze
tranché. Er was onder ons een jongen van Oostkamp en dat was een superman in het werpen van handgranaten.
Hij gooide de rat naar de Duitsers toe. Kort daarop keerde de rat in onze richting terug. Zo werd ze wel
tienmaal heen en weer geslingerd. Plots zei die jongen: ‘Wacht even ! We gaan ze eens een andere rat gooien !’
Hij wierp toen een granaat in plaats van die dode rat. Maar… dan was ’t spel voor goed begonnen. Van
granaten kwamen er bommen. Op het einde van ons rattenspel waren we negen man verloren.
9. IJzertoren (Diksmuide) (!) (M) (€)
Na 2 maanden van vechten en schermutselingen trok het Belgische leger zich in oktober 1914
terug achter de IJzer. Daar ondernam het leger nog een laatste poging om de Duitse aanval
af te slaan. De te verdedigen frontlijn liep van Nieuwpoort tot Boezinge.
Al snel bleek het Belgische leger niet opgewassen tegen de Duitse aanvalsgolven. Franse
Marine Fuseliers en Senegalese Tirailleurs schoten de Belgen in Diksmuide te hulp. Dat bleek
voldoende om Diksmuide als bruggenhoofd over de IJzer te bezetten tot 10 november 1914.
Langs de IJzer moest men echter achteruit. De spoorweg Diksmuide - Nieuwpoort werd de
nieuwe frontlijn. Ze stak 1 meter boven de grond uit en deed niet alleen dienst als
verdedigingslinie. De spoorweg diende ook om het water van de inundatie tegen te houden.
Bericht “vers van de pers”:
Dat er nog bijna dagelijks archeologische vondsten gedaan worden, bewijst dit persbericht
van 17 augustus 2011:
In de crypte van de oude IJzertoren, waar een aantal bekende gesneuvelden begraven liggen
(o.a. Lt. Dewinde – zie waypoint 33), zijn op amper 15 cm diepte niet minder dan 25
granaten en obussen gevonden. Het is een raadsel hoe deze oorlogsmunitie niet eerder werd
ontdekt: de gesneuvelden lagen al die jaren letterlijk onder niet-ontplofte “bommen en
granaten” van WO I begraven.
10. Vliegenierskapel (Diksmuide)
Herdenkingskapel de Goussencourt of zogenaamde Vliegenierskapel.
Landinwaarts gelegen herdenkingskapel. In 1923 opgericht op initiatief van Graaf Stanislas
Théodoor de Goussencourt en zijn echtgenote ter nagedachtenis van hun zoon graaf Paul de
Goussencourt, die in mei 1917 op 25-jarige leeftijd als sergeant-vliegenier zijn leven liet
tijdens een luchtgevecht en hier neerstortte.
11. Drie Grachten (Merkem)
In het gehucht “Drie Grachten” bevond zich een belangrijke voorpost die eerst door Fransen
en Belgen, daarna door de Duitsers en daarna opnieuw door de geallieerden bezet werd.
De eerste linie bevond zich te Noordschote. Van daaruit moest er iedere nacht een patrouille afzakken tot aan de
grote brug. Dat was de tweede linie. Alles was er overstroomd en stond blank.
Die nacht was er klaar maanlicht alsof het dag was. Het was wel koud en het vroor lichtjes.
Ik zat rechts van de grote brug. We zaten er met 3 man en 1 korporaal. Onze positie droeg de naam ‘Poste
d’écoute’. Wie zich in die stelling bevond mocht absoluut nooit schieten tenzij in uiterste nood. Ik vermoed dat
de oudere fronters dat wisten maar ik daarentegen wist in ieder geval van toeten noch blazen.
Zo ongeveer rond 10 uur ’s avonds daagden een twintigtal Duitsers op vanuit het bos van Baron Deconinck. Ze
liepen het pad af tot aan het kanaal en volgden dit. We hoorden duidelijk het stampen van hun zware botten. Zo
trokken ze netjes, aan de overkant van het kanaal, aan onze neus voorbij. Ze liepen tot aan de grote brug van
‘De Drie Grachten’.
Na zekere tijd keerden er verdomme 3 van hun mannen terug. Eén bleef er recht tegenover ons staan. Hij wist
absoluut niet dat wij aan de overkant zaten, anders had hij daar zo maar niet blijven staan.
Waren het nu mijn gedachten of niet, maar rond half twaalf kreeg ik de indruk dat hij steeds maar in mijn
richting keek. Het was net of hij zijn geweer schietensklaar hield. Ik verdacht hem sterk dat hij mij bespiedde.
Op zeker moment werd het mij te machtig en… ik schoot. Hij sloeg zijn armen open en plofte voorwaarts met zijn
hoofd in het water.
Maar toen ik had geschoten… toen sprong onze korporaal recht.‘Zeg, waarop heb jij daar geschoten ?’
‘Wel, euh… daarzie ! Hij ligt daar !’
‘Verdomme, Godverdomme toch ! Grote stommerik. Dat gaan we nu dubbel en dik bekopen. Je mocht hier niet
schieten. ‘Poste d’écoute’, ventje… Dat is alleen maar om de Duitse bewegingen te bespieden…’
Ik kreeg er nogal van langs.
Om twee uur ’s nachts vielen de Duitsers dan ook aan langs de kant van de brug. Het was een aanval met groot
vertoon en veel zwaar geschut. We waren genoodzaakt al door het licht bevroren overstroomd gebied te
vluchten wilden we ons hachje redden.
Van dan af bleven de Duitsers lange tijd meester over ‘De Drie Grachten’.
12. Steenstrate (Zuidschote, Ieper)
Het verzoenings-of vredeskruis vervangt het voormalige Franse monument van de gasaanval.
Dit stelde een militair voor die getroffen werd door het gas en met beide handen naar de keel
greep, terwijl twee andere militairen reeds gestikt waren.
Donderdagavond 22 april 1915. Er was een heel lichte noord, noord-oost wind. De Duitsers zagen daarin het
gunstige ogenblik om gas te lossen. Nu zou het in de gewenste richting drijven. En inderdaad ! Het gas werd
gelost vanaf de brug van Steenstrate en trok min of meer in de vooropgestelde richting.
De overkant van de brug, meer noordwaarts, was bezet door ons leger. Iets meer zuidelijk hield het Franse
leger het gebied bezet. De gaswolk trof tenvolle dat Frans regiment ‘territorial’. Geen enkele van hen heeft die
gasaanval overleefd.
Gelukkig was onze stelling meer noordwaarts gelegen. Alleen de laatste gaswalmen troffen ons. Wij konden ons
redden door onze zakdoek in het water te dompelen en voor de mond te binden. Dergelijke oplossing was op dat
ogenblik nog afdoende.
Achter de gaswolk braken de Duitsers onmiddellijk door. Maar… op een bepaald ogenblik bleef – omwille van
de te zwakke wind – die gaswolk hangen. Zelfs dreigde ze terug te drijven.
De Duitsers waren verrast. Intussen waren wij ter plaatse om weerstand te bieden. Aldus werd de eerste Duitse
gasaanval teniet gedaan. Zij verloren zelfs veel, heel veel mannen.
Iedere nacht zijn we dan opgetrokken om de doden te begraven. Door de warme dagen van die aprilmaand
kwamen de lijken vlug tot ontbinding. Wij durfden ze niet meer aanraken. Hun laatste rustplaats werd enkel een
oevertje aarde dat we bovenop de lijken gooiden.
13. Artillery Wood Cemetery (Boezinge)
Artillery Wood Cemetery werd aangelegd door de Guards Division na de slag om Pilkem Ridge
eind juli 1917 waarbij de divisie Artillery Wood ten oosten van het Ieperleekanaal terrein op
de Duitsers veroverde. De begraafplaats lag net naast de noordzijde van het bos. Het bleef
een frontlijnbegraafplaats tot maart 1918.
Op de wapenstilstand lagen er 141 graven. Er kwam een uitbreiding door de bijzetting van
stoffelijke overschotten van ontruimde kleinere begraafplaatsen en gevonden lichamen op het
slagveld rond Boezinge.
Er liggen nu 1307 slachtoffers van de eerste wereldoorlog begraven waaronder 506 niet-
geïdentificeerden en 12 slachtoffers met een special memorial "Known to be buried in this
cemetery" of "Believed to be buried in this cemetery". Ook op andere Britse begraafplaatsen
vind je deze memorial op een aantal grafstenen terug.
14. Francis Ledwidge (Boezinge)
Francis Ledwidge (Slane, 19 augustus 1887 - Boezinge, 31 juli 1917) was een Iers nationalist
en Engelstalig dichter. Als autodidact had hij het, in zijn dichtkunst, over de natuur en het
Ierse landschap.
Ledwidge werd geboren in een arm gezin en werkte als boerenknecht, mijnwerker en als
stratenmaker. Alhoewel aangetrokken tot het Ierse zelfbewustzijn verkoos hij toch om dienst
te nemen in het Engelse leger. Hij werd eerst uitgestuurd naar Turkije om ginder uitgeput in
de hospitalen van Saloniki en Caïro te belanden. Nadien kwam zijn eerste bundel Songs of the
Fields uit.
Eind 1916 werd Ledwidge naar het Vlaamse front gestuurd om er te werken als stratenmaker.
Tijdens een beschieting kwam hij om 31 juli 1917 om het leven, in Boezinge. Dat was tijdens
de eerste dag van De Slag om Passendale.
Op de plaats van zijn overlijden kwam er in 1998 een monument. Onderaan staat het gedicht
van hem, Soliloquy, dat hij kort voor zijn dood schreef.
Nu ligt Ledwidge begraven op het zeer nabije Artillery Wood Cemetery (waypoint 13).
15. Carrefour des Roses (Boezinge)
Het park ligt aan de hoek van de Poezelstraat en de Langemarkseweg. Vroeger lag daar het
Artillery-Wood bij de herberg 'Het Verzet', het centrum van de Bretoense sector in 1915. Het
kruispunt werd als 'Le carrefour des Roses' bekend op de militaire kaarten.
Binnen een halfcirkelvormige haag en enkele groepjes naaldbomen staat er een complex van
gedenktekens. Het complex wordt vooraan afgesloten door een reeks van negen kleine
granieten rotsblokken waarvan sommige met opschriften. In het midden een groter rotsblok
met tekstplaat. Rechts ligt een fragment van een echte dolmen met dekplaat.
Kalvariekruis : uit de 16de eeuw, gemaakt uit roze graniet, stond
oorspronkelijk in het Bretoense plaatsje Louargat. Rondom het kruis
veranderden de Bretoenen het stukje Vlaanderen in een echt Bretoens
landschap met dennen, brem en heidekruid. Op 25 januari 1990 werd het
kruis erg beschadigd door stormweer. Een vallende populier brak de top in 14
stukken. In opdracht van het Ieperse stadsbestuur werd het kruis hersteld.
De militairen die hier ingezet werden, behoorden tot oudere lichtingen. Ze noemden zichzelf
'Les Pépères', de oudjes, de petjes. Men had ze naar hier gestuurd als versterking, niet om
echt gevaarlijk werk op te knappen. Helaas liep het voor hen anders af dan de legerleiding
had voorzien.
In de kerk van Boezinge hangt een gedenkplaat met als opschrift "Les pépères de Boesinghe".
Die werd er opgehangen nadat de Bretoenen massaal op de bedevaart kwamen naar de
begraafplaatsen en het slagveld. Ze bezochten vrienden en kennissen en werden aan tafel
genodigd. Deze vriendschap leidde tot het oprichten van een Bretoens kalvariekruis in de
Vlaamse vlakte.
16. Yorkshire Trench & Dug-out (Ieper)
De aanleg van deze site, meer bepaald de restauratie van de Yorkshire Trench en de
toegangen van de Dug-Out, werd voor een groot deel gerealiseerd door de Diggers. Deze
groep „amateur-archeologen‟ bestaande uit een tiental vrijwilligers geboeid door het tastbare
oorlogsverleden van deze streek, hebben de Dug-Out een eerste maal geëxploreerd in 1992.
Vanaf 1998 hebben ze bij de aanleg en verdere uitbouw van het Iepers industrieterrein, een
vergeten slagveld uit de jaren 1915-1917 blootgelegd. In opdracht van de stad Ieper werd
systematisch prospectie uitgevoerd in de omgeving, waarbij tal van resten van de Grote
Oorlog aan de oppervlakte kwamen.
Yorkshire Trench was een loopgraaf uit de eerste Britse linie die ontstond in 1915 na de
gevechten die volgden op de eerste gasaanval (22 april 1915). Vanaf eind 1916 en in het
voorjaar van 1917 werd de loopgraaf volledig gemoderniseerd en werd ernaast ook een diepe
ondergrondse schuilplaats gebouwd (in het Engels: deep dugout). Bij toeval ontdekt in 1992,
werd de dug-out en daarna het hele nieuwe industriegebied systematisch onderzocht door het
archeologische team van De Diggers. Zo werden ondermeer 156 soldatenlichamen geborgen
en een laatste rustplaats gegeven op één van de Britse, Franse of Duitse begraafplaatsen.
Temidden van de overal verrijzende industrie verwierf de stad een klein perceel (51 x 31 m)
ter hoogte van de dug-out. In samenwerking met het VTI van Ieper restaureerden De Diggers
de loopgraaf over een afstand van bijna 70 meter.
17. John McCrae Site (Essex Farm) (Ieper) (!)
Bijna halfweg de weg van Ieper naar Boezinge stond een boerderij met de naam Essex Farm.
Op deze plaats lag de Britse frontlijn meerdere kilometers ten oosten van het kanaal.
Het veld ten zuiden van de boerderij werd als verbandplaats gebruikt in april 1915. Dit bleef
zo tot augustus 1917. De bijzettingen werden min of meer willekeurig verricht, zonder een
vast plan. Daardoor zijn de meeste doden van de divisies door mekaar begraven.
Er worden nu 1199 commonwealth doden herdacht. Daarvan zijn er ruim 100 niet-
geïdentificeerden. 19 militairen uit het Verenigd Koninkrijk kregen ook hier een special
memorial "Known/Believed to be buried in this cemetery".
Het monument voor de 49th Division staat vlak achter de begraafplaats op de kanaalberm.
Naast de begraafplaats bevindt zich de John McCrae-site. Luitenant-Kolonel John McCrae was
een Canadese chirurg, en dichter van het beroemde gedicht “In Flanders Fields”. Hij schreef
zijn gedicht tijdens zijn aanwezigheid in Ieper, en kwam later om in Cherbourg.
In Flanders fields, the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below...
We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved, and were loved, and now we lie
In Flanders fields...
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands, we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields...
18. New Irish Farm (Sint-Jan, Ieper)
New Irish Farm Cemetery is een Britse militaire begraafplaats, die zoals vele andere wordt
onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission. Er worden meer dan 4.700
doden herdacht, waarvan meer dan 3.200 niet geïdentificeerd. De begraafplaats is ontworpen
door Sir Reginald Blomfield en heeft een oppervlakte van 14.728 m².
Gedurende de oorlog lag het gebied aan de Ieperboog. In augustus 1917 begon men met de
aanleg van de begraafplaats, toen het gebied door de geallieerde opmars veilig werd. De
begraafplaats werd genoemd naar een nabijgelegen boerderij die men "Irish Farm" noemde.
Eerder lag er vlakbij ook al een Irish Farm Cemetery. Men gebruikte de begraafplaats tot
november 1917, en ook in april en mei 1918.
Toen de oorlog voorbij was, bevonden er zich 73 graven. Daarna werd de begraafplaats
uitgebreid met gesneuvelden uit de slagvelden in de omgeving en met graven die werden
overgebracht uit ontruimde kleine begraafplaatsen. Er werden o.a. zes Chinese arbeiders
begraven. Er ligt ook één Duitser.
Op de begraafplaats staan een aantal gedenktekens voor gesneuvelden uit de andere
begraafplaatsen wiens graf vernield werd en niet meer kon gevonden worden.
19. Aeroplane Cemetery (“New Cemetery Frezenberg”) (Ieper)
De plaats van de huidige begraafplaats lag tot aan de Derde Slag om Ieper in niemandsland.
Op 31 juli 1917 veroverde de '15th (Scottish) Division', met de '55th (West Lancashire)
Division' op hun linkerflank de gehuchten Verlorenhoek en Frezenberg. De begraafplaats werd
de volgende maand gestart door de '15th Division' en '16th (Irish) Division', onder de naam
'New Cemetery, Frezenberg'.
Enkele weken later stortte echter een Brits vliegtuig neer nabij de huidige 'Cross of Sacrifice',
waardoor de begraafplaats zijn huidige naam verwierf. De begraafplaats werd gebruikt door
gevechtseenheden tot maart 1918 (Duits Lente-Offensief) en opnieuw in september 1918.
Na de wapenstilstand werden perken II tot VIII, evenals een deel van perk I, toegevoegd met
ca. 960 graven uit de omliggende slagvelden en kleinere begraafplaatsen.
20. St-Charles de Potyze (Ieper)
Deze begraafplaats is één van de twee Franse militaire begraafplaatsen in de Westhoek, en
tevens de grootste. (De andere ligt in Kemmel).
De begraafplaats werd pas na de eerste wereldoorlog ingehuldigd. De meeste bijgezette
oorlogsslachtoffers stierven tijdens de belangrijke Franse aanwezigheid tussen oktober 1914
en april 1915. Ze werd ingehuldigd op 20 oktober 1922.
Vermoedelijk liggen hier 4171 Franse militaire begraven :
-3547 doden in individuele, dubbele en collectieve graven
-609 doden in een 'Ossuaire'
-15 recente graven met stoffelijke overschotten die door de 'diggers' gevonden werden tijdens
hun werk op de Ieperse industriezone langsheen het kanaal Ieper-IJzer.
21. Menenpoort (Ieper) (!)
Bekendste Commonwealth-oorlogsgedenkteken in Vlaanderen.
De stenen panelen dragen de namen van 54.896 Commonwealth-soldaten uit de "Salient" die
als vermist werden opgegeven en dus geen bekend graf hebben.
Alleen vindt u er de namen van hen die vielen tussen augustus 1914 en 15 augustus 1917.
De vermisten vanaf 15 augustus 1917 vindt u op panelen op het Tyne Cot Cemetery in
Passendale, met nog eens 36.000 namen. Reden hiervan was dat de Menenpoort niet
voldoende namen kon herbergen op de voorziene panelen.
Iedere avond wordt stipt om 20 uur onder de Menenpoort de 'Last Post' geblazen door
vrijwilligers van de Ieperse brandweer, en dit sinds 1928. Enkel tijdens WO II is er een
onderbreking geweest.
Op de Menenpoort staat een Engelse soldaat opgegeven als gesneuveld en vermist. Niets is minder waar. Hij
ligt hier begraven op ons dorp en dan nog goed en wel op ons burgerkerkhof. De Engelse overheid wist daar
niets van. ’t Is amper twee jaar terug dat de Engelse dienst voor de kerkhoven hier een monumentje voor die
soldaat heeft geplaatst op ons kerkhof.
22. In Flanders Fields museum (Ieper) (M) (€)
Het In Flanders Fields Museum is gevestigd in het hart van de stad, op de eerste verdieping
van de heropgebouwde Lakenhalle op de Grote Markt. Tijdens een bezoek aan het
interactieve In Flanders Fields Museum reis je terug naar de Grote Oorlog. Je maakt de
geschiedenis zelf mee, als soldaat of verpleegster, als inwoner van Ieper of als vluchteling...
Het In Flanders Fields Museum wil zijn bezoekers confronteren. Met het verleden, maar ook
met het heden. Met het verhaal van één bepaalde oorlog op één bepaalde plaats - WOI in de
Westhoek - maar ook met het universele thema van de oorlog, die altijd en overal woedt.
23. Ramparts Cemetery (Rijselsepoort, Ieper) (M) (€)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden schuilplaatsen (dugouts) in de stadswallen
uitgegraven die grote aantallen rustende soldaten en andere eenheden van nabij de linie
konden bergen. Tussen augustus en november 1917 in de „Derde Slag om Ieper‟, hadden
Australische divisies dikwijls tijdelijk hun hoofdkwartier in de ruïnes, terwijl hun infanterie,
artillerie en andere steuneenheden zich aan de frontlinie bevonden.
Australië‟s officiële fotograaf, kapitein Frank Hurley, beschreef hoe hij „verscheidene foto‟s van
ons leger bemachtigd had dat in kleine uithollingen in de omliggende stadswallen
bivakkeerde‟.
Alle woonplaatsen tijdens de oorlog bevonden zich in Ieper inderdaad onder de grond, om de
regelmatige Duitse beschietingen te ontwijken en de stadswallen, met hun dikke muren,
waren een voor de hand liggende plaats om een schuilplaats in uit te graven.
Ramparts Cemetery, Lille Gate ligt ten westen van de Rijselpoort op de vestingen. Onder de
begraafplaats lagen er dugouts. Het waren Franse troepen die in november 1914 met de
aanleg ervan begonnen. Britse eenheden gebruikten de begraafplaats met intervallen van
februari 1915 tot april 1918.
24. Zillebeke Vijver (Zillebeke, Ieper)
De Manor Farm speelde een belangrijke rol in WO I. De hoeve werd bezet door het 457e
Duitse Regiment. Tijdens een raid op de hoeve in de nacht van 19 op 20/06/14 werden de
Duitsers verdreven.
Van 11 januari tot 14 april 1918 was de batterij “154 Siege Battery” (154 SB) gelegen op en
rond Manor Farm. In de reeds ferm verwoeste hoevegebouwen bevond zich de 'Battery
Command Post & Officer's Quarters'. De 4 zware (16.500 kg/stuk) Howitzers werden iets
dichter van Zillebeke dorp opgesteld. Van hieruit werden vijandige posities in Zandvoorde en
Geluveld beschoten.
Britse betonnen verdedigingsconstructie in een bosje net ten zuiden van de afdamming van
Zillebeke Vijver. De verhoogde afdamming van de vijver werd tijdens de oorlog versterkt. De
betonnen constructie werd wellicht vóór de Derde Slag bij Ieper gebouwd, aangezien ze reeds
op Duitse stafkaarten van juni 1917 aangegeven wordt. Zillebeke Vijver lag tot aan het Duitse
Lente-Offensief in geallieerde handen. In het voorjaar van 1918 kwam de vijver net op de
frontlijn te liggen. De zuidelijke rand van de vijver, incluis de Britse constructie, kwam in
Duitse handen, de westelijke rand van de vijver en de toegangsdreef bleven Brits.
25. Hill 60 (Zillebeke, Ieper) (!) (M)
Hill 60 is een heuvel even buiten Zillebeke, waar fel werd gestreden. De site ligt nabij de
spoorweg Ieper-Kortrijk (Spoorlijn 69), langs de Zwarteleenstraat. De heuvel is circa 60
meter hoog en 230 meter lang. Eigenlijk is deze heuvel opgebouwd uit grond die vrijkwam bij
de aanleg van de spoorweg. De oorlogssite van Hill 60 is bewaard gebleven en kan vrij
bezocht worden. Vlakbij was het Hill 60 museum gevestigd in een typisch Belgisch café, dit
museum/café is nu gesloopt en er is een restaurant voor in de plaats gekomen.
Hill 60, één van de meest bevochten plaatsen rond Ieper, is niet alleen de plaats waar voor
het eerst gifgas tegen de Britse troepen zou gebruikt zijn (mei 1915) – naar mijn mening
klopt dit niet, zie waypoint 12) - de heuvel is vooral berucht geworden wegens de
ondergrondse oorlogsvoering. De eerste grootscheepse 'mijnenslag' op Hill 60 was de
ontploffing van de 5 mijnen op 17 april 1915, gevolgd door enkele dagen van zware
gevechten. Tengevolge van de explosies zouden zo‟n 150 Duitsers en 2 Britse 'Royal
Engineers' omgekomen zijn. Hill 60 en 'Caterpillar' zouden het noordelijk sluitstuk worden van
de Mijnenslag van 7 juni 1917.
De voorbereidingen voor het plaatsen van de mijnen onder de beide heuvels begonnen in
augustus 1915. De mijnladingen waren uiteindelijk geplaatst op 18 oktober 1916. Het was nu
zaak om de mijnen te beschermen tegen Duitse tegenreacties. Duitse pogingen om de
mijnladingen te vernietigen, konden slechts op het nippertje vermeden worden. De ontploffing
van de mijnen onder Hill 60 en de Caterpillar, op 7 juni 1917, om 3.10u in de morgen, kwam
maar net op tijd en zou het leven gekost hebben aan 687 mannen van de 204de Duitse
divisie.
In het interbellum was Hill 60 – de heuvel was gekocht door een oorlogsveteraan - één van de
meest populaire toeristische attracties in de streek. De loopgraven, bunkers en schuilplaatsen
waren toegankelijk voor het publiek. Er werden allerlei oorlogssouvenirs (vaak van
twijfelachtige oorsprong) verkocht en de plek werd opgesmukt met weinig authentiek
oorlogsmateriaal en nieuw aangelegde loopgraven.
26. Hill 62 (Zillebeke, Ieper) (!) (M) (€)
Hill 62 is een heuvel even buiten de gemeente Zillebeke. De top ligt op circa 62 meter hoogte.
Ondanks de geringe hoogteverschillen was het een goede plaats om als observatiepunt te
dienen. De geallieerde troepen konden vanaf hier de Duitse linies overzien.
De linies in deze omgeving werden bemand door de Canadezen. Op 2 juni 1916 vanaf 8 uur in
de ochtend bestookte de Duitse artillerie de Canadezen tot net na het middaguur, daarna
werden ondergrondse mijnen tot ontploffing gebracht en volgde de aanval van de Duitse
infanterie. De Canadezen werden over een linie van circa 1.200 meter compleet
teruggeslagen, vanaf Hill 62 (Duits: Tor Top) tot Mount Sorrel, een stuk zuidwaarts van Hill
62. In totaal wisten de Duitsers ruim een halve kilometer terreinwinst te boeken.
De dag erna, 3 juni, werd een tegenaanval uitgevoerd. Deze leverde nauwelijks terreinwinst
op. Enige nut was dat de Canadezen de eigen linies beter konden versterken tegen een
nieuwe Duitse aanval, welke echter uitbleef.
Op 13 juni werd na hevig geallieerd artillerievuur Hill 62 terugveroverd op de Duitsers.
Hill 62 is onderdeel van de zogenaamde Hoogte van Wijtschate-Zillebeke waar ook de Helling
van Mesen, Helling van Wijtschate en Hill 60 deel van uitmaken.
Op Hill 62 ligt het Sanctuary Wood Museum, een museum dat diverse gebruiksvoorwerpen uit
de Eerste Wereldoorlog tentoonstelt, alsmede een aantal loopgraven en granaatkraters in de
naastgelegen tuin. Over de authenticiteit van de loopgraven wordt erg getwijfeld. De huidige
eigenaar van het museum (de derde generatie, telkens van vader op zoon) ontkent dat ze
nagemaakt zijn.
27. Hooge Crater (Zillebeke, Ieper) (!) (M) (€)
De “Hooge Crater” dankt zijn naam aan de krater die in 1916 door een Britse mijn
veroorzaakt werd. Deze ligt in symbolische vorm bij de ingang van Hooge Crater Cemetery
met zijn bijna 6.000 oorlogsgraven. Hier liggen veel Australiërs, de meesten onder hen, zoals
op de grafstenen is te zien, slachtoffers van de gevechten in september 1917 toen de divisies
van de AIF hevig betrokken waren bij de slagen in deze omgeving die deel uitmaakten van
het Britse „Offensief van Vlaanderen‟. Eén datum op een aantal Australische grafstenen is 20
september 1917, de dag van de Slag om Menin Road.
Ontstaan krater
In de zomer van 1915 was de Britse positie rond het Hooge wankel geworden. De Duitsers
hadden hier een onbelemmerd uitzicht over de Britse frontlijn. Met een beperkte maar
doelgerichte aanval probeerden de Britten deze versterkte Duitse stelling uit te schakelen. Op
19 juli 1915 brachten ze 1700 kg springstof tot ontploffing in een tunnel die was voorbereid
door de gespecialiseerde Tunneling Companies van Royal Engineers. De geallieerde
bestormden meteen de ontstane krater, die later aangeduid werd als de Hooge Crater.
Ontstaan museum
De kapel waar het museum in gevestigd is, dateert van begin jaren 20. Deze kapel werd
gebouwd recht tegenover de Hooge Crater cemetery ter nagedachtenis van de vele
gesneuvelde soldaten op de slagvelden van het Hooge. In de jaren 1992-1993 werd de kapel
en de bijliggende wijkschool gekocht door de familie De Smul, en werden van verder verval
gered door een grondige renovatie. De gerenoveerde kapel huisvest nu het museum, terwijl
de vroegere wijkschool dienst doet als thema-café.
Openlucht museum (!)
Tussen het Hooge Crater museum (kerk + schooltje) en het Bellewaerde park ligt Kasteelhof
‟t Hooghe. Daar kan je de krater alsook authentieke loopgrachten bezichtigen.
28. De Dreve (Zonnebeke) (!)
Het eetcafé De Dreve bevindt zich in het Polygoonbos. De uitbater Johan Vandewalle
hanteert democratische prijzen.
Bovendien vertelt hij honderduit over „De Grooten Oorlog‟. Hij is meermaals op TV geweest
(o.a. Telefacts) in verband met de opgraving van vijf gesneuvelde soldaten tijdens
werkzaamheden aan de gasleidingen in de buurt.
Op een groot doek projecteert hij zijn verhaal, en toont trots zijn vele foto‟s en zijn boek.
De patron en zijn passie
Johan Vandewalle is geboren en getogen in Zonnebeke. Hij groeide op, omringd door de
erfenis van de Grote Oorlog en vele van de avonturen in zijn jeugd gebeurden ondergronds.
Alhoewel hij vandaag werkt als een bekwame schrijnwerker, begon hij zijn carrière als een
professioneel tunneler.
De gecombineerde kennis van beide disciplines hebben zijn passie en technisch begrip van de
ondergrondse oorlog gecreëerd.
Dit maakt hem tot een van de meest onderlegde „tunnel-kenners‟ van Vlaanderen. Johan kun
je de meeste avonden vinden in “THE HOME OF THE UNDERGROUND WAR“.
The Underground War
Honderden kilometers tunnels en vele dugouts, afgesloten en ondergelopen, liggen al 90 jaar
onder de slagvelden ven de Eerste Wereldoorlog. Dit is het verhaal van de tunnel engineers
die ze bouwden: de mannen die hun eigen geheime oorlog voerden in de donkere bedompte
en benauwde (krappe) labyrinten.
29. Polygon Wood (Doelbos) (Zonnebeke)
Het Polygoonbos of Doelbos is een staatsbos 1,6 km ten zuiden van Zonnebeke. Het bos werd
tijdens de oorlog volledig verwoest. Eind oktober 1914 werden alle Duitsers door Britse
troepen uit het bos verdreven. Later werd het bos uit handen gegeven door de terugtrekking
richting Ieper tijdens de 2de slag om Ieper. Op het einde van september 1917 heroverden
Australische troepen het bos. Tijdens het Duitse lente-offensief in het voorjaar 1918 werd het
bos terug uit handen gegeven. Op 28 september 1918 werd het definitief veroverd door de
9th (Scottish) Division.
Het was de nacht van 27 op 28 september 1918. Die avond kregen we wijn en sterke drank, zoveel als wij maar
lustten. ‘k Heb het sommige jongens afgeraden om dat allemaal te drinken. Ze zouden moeten standhouden en ’t
zou er spannen.
We vielen ’s morgens aan en in geen tijd waren we door de Duitse 1ste linie. Op dat ogenblik hadden we nog
niet veel gekwetsten of doden.
De Duitsers waren, onder druk van de overmacht, gevlucht langs de beek tot in het bos.
We sprongen van bommentrechter tot bommentrechter, in de richting van dat bos. Als bij wonder schoten de
Duitsers niet op ons. We bereikten het bos, dat slechts uit wat struikgewas en enkele vernielde bomen bestond.
Tussen dat struikgewas zaten echter de Duitsers, die aanlegden om te schieten.
Ik schreeuwde nog iets tot mijn vier mannen en wierp mij in de dichtste bommentrechter… vol water.
Door het heen en weer geschut werden twee van mijn mannen gedood. De andere twee waren beide gekwetst.
De ene bleef liggen maar de andere kon nog tot bij mij in de trechter kruipen. In het stuikgewas lagen vier
gesneuvelde Duitsers.
30. Passchendaele Museum (Zonnebeke) (M) (€)
Tijdens het Britse offensief van 1917 werden hier in 100 dagen tijd 500.000 militairen buiten
gevecht gesteld voor een terreinwinst van amper 8 kilometer. Passendale werd een
internationaal symbool van zinloos oorlogsgeweld in zijn meest gruwelijke vorm.
In het Memorial Museum wordt de herinnering aan de slag levendig gehouden met foto - en
filmbeelden, een uitgebreide collectie historische voorwerpen en levendig gereconstrueerde
taferelen. Blikvanger is een onderaardse gang met communicatie- en verbandpost,
hoofdkwartieren, werk- en slaapplaatsen. Een adembenemende ervaring van hoe de Britten
als mollen onder de grond leefden... omdat er boven niets meer was.
Het museum is ondergebracht in het historisch kasteeldomein van Zonnebeke, op de weg
naar Tyne Cot Cemetery.
Het museum wordt thans sterk uitgebreid (om in de loop van 2012 afgewerkt te zijn).
Momenteel is het museum enkel in het oud kasteelgebouw te bezoeken. Dit is hoedanook
reeds een aanrader.
Jules Leroy vertelt er o.a. op filmbeelden, opgenomen bij hem thuis in de vroege jaren 80,
over de slag van Zonnebeke, Westrozebeke en Passendale. Luitenant Dewinde (zie waypoint
33) was de aanvoerder van zijn bataljon, en liet er het leven.
31. Tyne Cot Cemetery (Passendale) (!) (M)
Tyne Cot Cemetery is de grootste Britse militaire begraafplaats op het Europese vasteland.
Deze indrukwekkende begraafplaats telt bijna 12.000 grafstenen. De achterzijde van Tyne Cot
bestaat uit een muur met 35.000 namen van vermiste soldaten en is het vervolg van de
Menenpoort. Een van de bekendste graven op Tyne Cot is dit van de Australische kapitein
Clarence Smith Jeffries. Op 12 oktober 1917 won hij postuum het Victoria Cross voor zijn
heldhaftige poging om een Duitse bunker in te nemen. Hij liet hierbij het leven.
Naar Tyne Cot Cemetery komen jaarlijks meer dan 180.000 bezoekers, pelgrims en
geinteresseerden. Om hen verder van een kwaliteitsvol onthaal te voorzien, werden rond de
begraafplaats ingrijpende infrastructuurwerken uitgevoerd. Alle verkeer wordt nu
geconcentreerd tussen de grote baan Passendale-Broodseinde en de achterkant van de
begraafplaats, waar een nieuwe parking voor 7 bussen en 25 personenauto's werd aangelegd.
Om de belevingswaarde van de begraafplaats te vergroten, werd ook het wegdek aan de
voorkant in zijn oorspronkelijke toestand hersteld.
Via een lange muur kom je uit in een klein bezoekerscentrum, waar de geschiedenis en
betekenis van de begraafplaats centraal staan. De bezoeker komt er alles te weten over de
architectuur van de begraafplaats, over de grafstenen, de Kipling Memorials, de Duitse
bunkers, de speciale muur en toegangspoort, de Stone of Remembrance, het Cross of
Sacrifice en het Tyne Cot Memorial. Door de luidsprekers weerklinken intussen de namen van
de vele vermiste soldaten.
Er wordt ook aandacht besteed aan de slag van 4 oktober 1917, waarvan het volledige
slagveld kan overzien worden door een uniek panoramisch venster. Verder is er een
confrontatie met het landschap van voor en na de slag en zijn er personalia over de
gesneuvelden die hier begraven liggen of herdacht worden.
32. Crest Farm Canadian Memorial (Passendale)
Dit monument herdenkt de acties van het Canadese Corps dat tijdens de Derde Slag om Ieper
zware verliezen leed, maar uiteindelijk toch de kerk van Passendale kon veroveren. Crest
Farm is op een hoogte gelegen en biedt een goed overzicht van het slagveld. De kerk van
Passendale is amper 700m verder, maar toch deden de Canadese troepen er bijna tien dagen
over om tot in Passendale te geraken. De weg tussen het monument en de kerk is de
Canadalaan. Deze werd in de jaren twintig aangelegd.
33. Luitenant Juul De Winde
Juul De Winde werd geboren in het Vlaams-Brabantse Merchtem. In 1909 werd daar de
cultuurvereniging De Vlaamse Kring opgericht door de gekende toondichter August De Boeck.
Hier kwam zijn aanleg voor poëzie tot uiting en ook zijn Vlaamsgezindheid.
Op 16 augustus 1913 werd hij opgeroepen tot de dienstplicht. Hij werd ingelijfd bij het eerste
regiment Karabiniers. Na enkele maanden werd hij tot korporaal gepromoveerd. De
oorlogsdreiging nam intussen toe, en uiteindelijk brak de Eerste Wereldoorlog uit. Op dat
moment was Juul 21 jaar, en had de rang van sergeant.
In 1916 kon hij opklimmen tot onderluitenant en zelfs luitenant. Hij was geliefd bij zijn
manschappen en moedigde hen aan met de gekende studentenleuzes uit De Blauwvoet:
Vliegt de Blauwvoet ? Storm op zee !. Aan het front organiseerde hij muziekmanifestaties
waarbij hij zelf dirigeerde. Als flamingant kwam hij onder meer in contact met Cyriel
Verschaeve en Jan Bernaerts. Onder de schuilnaam Juul Liseron bundelde hij een aantal
oorlogsgedichten met de titel „Granaatscherven‟.
In de zomer van 1918 werd in de driehoek gevormd door Westrozebeke, Passendale en
Langemark nog hevig gevochten. In dit eindoffensief kwam hij op 28 september 1918 om het
leven, zes weken voor het einde van de oorlog. In welke omstandigheden hij stierf is tot
vandaag niet duidelijk.
Luitenant De Winde was commandant van mijn peloton. Hij is gesneuveld bij de slag om Westrozebeke. Nu is er
een hele discussie ontstaan door een bewering van mij. Steeds had ik gesproken over het Hendrickxbos en de
Wallemolen.
De gemeente Westrozebeke beweerde dat Luitenant De Winde gesneuveld is op hun grondgebied.
Volgens mij is Luitenant De Winde gesneuveld op het grondgebied Passendale. Hij lag ongeveer 20 m ten zuiden
van de beek. Hij werd begraven waar hij sneuvelde.
Nota: later is het lichaam van Lt. Dewinde overgebracht naar de crypte van de IJzertoren.
Dat heeft Jules wellicht niet geweten, of niet meer meegemaakt.
34. Poelcapelle British Cemetery (Poelkapelle)
Deze begraafplaats is na de wapenstilstand aangelegd door het herbegraven van Britse doden
die oorspronkelijk op andere begraafplaatsen begraven waren of die men op het slagveld
terug vond. Het grootste aantal sneuvelde tijdens de 3de slag bij Ieper (2de helft 1917;
vooral in de maand oktober). Enkele plots tellen echter ook heel wat graven uit het najaar
1914 en het voorjaar 1915. Er liggen ook een klein aantal doden van de tweede wereldoorlog
begraven.
35. Georges Guynemer (Poelkapelle)
Georges Guynemer (Parijs, 24 december 1894 – Poelkapelle, 11 september 1917) was een
Franse piloot. Hij wilde dienst nemen bij de luchtmacht maar hij was er te klein voor. Hij
besloot dan maar om naar de landmacht en vervolgens ook naar de zeemacht te gaan maar
daar mocht hij ook al niet binnen wegens zijn kleine gestalte.
Toch wist hij uiteindelijk de luchtmacht te overtuigen en zo begon hij als soldaat bij de
luchtmacht. Later werd hij kapitein. Door zijn prachtige prestaties in de lucht kreeg hij in
Frankrijk de bijnaam "Guynemer de legendarische". Hij vloog met een Spad.
Na het opstijgen op 11 september 1917 kwam hij echter nooit meer terug. Hij vond de dood
bij Poelkapelle en werd daar begraven. Tot nu toe is het een raadsel wat er precies gebeurd
is. Toen de Britten Poelkapelle veroverden hoorden zij van een Spad die daar was
neergestort, vlakbij de Duitse loopgraven. Vlak daarop kwam de plaats onder een drie dagen
durend bombardement te liggen waardoor alle sporen werden uitgewist.
36. De Canadien (Langemark)
De 'Canadien', zoals hij in de volksmond genoemd wordt, staat aan het Kerselarekruispunt
('Vancouver Corner') van de Brugseweg en Zonnebekestraat te Sint-Juliaan. Het beeld mag
terecht één van de mooiste monumenten uit de frontstreek genoemd worden. In een park
met rozen, coniferen en juniperussen staat het monument op een vierkant plateau met aan
elke zijde een boogvormige uitsprong.
Het is een witgranieten zuil van ruim 10 meter hoog, met bovenaan het borstbeeld van een
gehelmde Canadese militair die lijkt na te denken over het lot van zijn gesneuvelde vrienden.
Hij staat met gebogen hoofd gericht naar de plaats vanwaar op 22 april 1915 de
chloorgaswolk kwam aandrijven. Zijn gevouwen handen rusten op een omgekeerd geweer :
de kolf naar boven, de loop in de grond. Deze houding 'Arms reversed' is de traditionele
militaire groet aan de gesneuvelden. Vooraan op de zuil staat in grote letters 'CANADA'.
Aan de zijkanten van de zuil zijn panelen aangebracht met opschriften in het Engels en het
Frans die een bondige samenvatting zijn van de Canadese bijdrage tijdens de tweede slag om
Ieper : 'Deze kolom wijst het slagveld aan waar 18.000 Canadezen aan de Britse linkerflank
standhielden tegen de eerste Duitse gasaanvallen van 22 - 24 april 1915. Tweeduizend vielen
er toen en liggen in de omgeving begraven'. Het opschrift '... fell and lie buried nearby'
vervangt het vroegere opschrift '... fell and lie buried here'. Dit laatste was wat misleidend
want de gesneuvelden liggen begraven op de begraafplaatsen in de omgeving en niet, zoals
dikwijls wordt aangenomen, onder het gedenkteken.
37. Duitse Militaire Begraafplaats (Langemark) (!)
Deze begraafplaats zou in oktober 1914 ontstaan zijn uit een Britse begraafplaats. Na de
gasaanval van 22 april 1915 kwam de begraafplaats tot in de zomer 1917 in Duits gebied te
liggen. Ongeveer een halfjaar later, in april 1918 namen de Duitsers opnieuw Langemark in.
Tijdens de oorlog steeg het aantal bijzettingen zodat er in 1919 graven waren van Duitse,
Franse, Britse en Belgische doden : in totaal 859, waaronder 627 Duitse. In de eerste jaren
na de oorlog was het de Belgische dienst voor oorlogsgraven die instond voor de
herinrichting.
De Duitse Dienst voor Oorlogsgraven nam de taak over. De begraafplaats werd verder
uitgebreid op het huidige laagst gelegen deel. In totaal kwamen er 10143 individuele graven
waaronder 6313 geïdentificeerden en bijna 4000 niet-geïdentificeerden. Onder deze
gesneuvelden bevonden zich ook zo'n 3000 vrijwilligers die stierven tijdens de Duitse
bestorming op Langemark in het najaar 1914. Door het grote aantal studenten onder deze
vrijwilligers, kreeg de begraafplaats de naam 'Studentenfriedhof'.
De 'Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge' zorgde vanaf 1930 voor de nieuwe inrichting
van de begraafplaats, met de hulp van Duitse studentenorganisaties en
oudstrijdersverenigingen van een groot aantal regimenten. Op 10 juli 1932 werd de
begraafplaats ingewijd.
In 1952 besloten de regering van België en de Bondsrepubliek om in Vlaanderen te komen tot
vier grote Duitse begraafplaatsen (Vladslo, Hooglede, Menen en Langemark) door de kleine
Duitse begraafplaatsen te ontgraven.
38. Belgisch Militaire begraafplaats (Poelkapelle-Houthulst)
Houthulst had na de Eerste Wereldoorlog diverse Duitse en kleine Belgische begraafplaatsen
en veldgraven. Ongeveer de helft van de geïdentificeerde Belgische doden werden
gerepatrieerd naar hun dorp van herkomst. Voor de niet gerepatrieerde Belgische soldaten
wordt in 1923 door de staat een stuk landbouwgrond aan de bosrand aangekocht, als
referentie aan de plaats van het eindoffensief. In 1924-1925 wordt hier de Belgische militaire
begraafplaats ingericht, naar ontwerp van architecten Blondeau en Moreau van de Dienst
Militaire Grafsteden (Brugge).
Het Belgisch Militair Kerkhof telt 1723 Belgische graf- en gedenktekens (de officiële Belgische
grafsteen, ontwerp van 1920), waarvan 1230 geïdentificeerd en 493 ongeïdentificeerd. De
meeste sodaten - meestal van de infanterie - zijn gesneuveld bij het eindoffensief van 28 en
29 september 1918, waarbij het "Bos van Houthulst" op de Duitse soldaten heroverd werd.
Tevens 81 Italiaanse grafkruisen (eenvoudige arduinen kruisen). Deze Italianen - Duitse
krijgsgevangenen - kregen zware taken toebedeeld, zoals sjouwer in de havens van Roeselare
en Izegem. Aanvankelijk waren zij begraven op de Duitse Militaire Begraafplaats van
Roeselare en op de gemeentelijke begraafplaats van Izegem. Later werden zij overgebracht
naar deze geallieerde begraafplaats.
39. Duitse militaire begraafplaats (Praatbos, Vladslo) (!)
In het Praatbos hadden de Duitsers een verbandpost. Daar ontstond het Soldatenfriedhof
Vladslo. Na de Eerste Wereldoorlog werd het uitgebreid en sinds 1957-1958 is het een
verzamelbegraafplaats zoals die in Langemark, in Hooglede en in Menen. Bijna 22.000 graven
werden naar hier overgebracht vanuit 61 Belgische plaatsen. Onder de eiken rusten 25.638
Duitse doden. De eindeloze rijen platte, grijze grafstenen in het grasveld en vooral het
'Treurende ouderpaar' van de Duitse beeldhouwster Käthe Kollwitz, maken dit tot een van de
indringendste militaire begraafplaatsen. Hier geen helden, geen roem; alleen een
veelzeggende stilte, een stille aanklacht. Op een van de platen voor het beeld vindt men de
naam Peter Kollwitz terug : de zoon van het 'Treurende Ouderpaar'.
De VADER, Peters eigen vader, wordt er voorgesteld. Het hoofd uit de opgetrokken
schouders, neerblikkend op de duizenden graven, waaronder dat van zijn zoon in het
onmiddellijk bereik van zijn ogen.
De MOEDER toont het leed van Käthe zelf. Knielend voorovergebogen, de ogen neergeslagen.
De rechterhand drukt haar wijde mantel dicht tegen haar wang aan.
40. Käte Kollwitz Toren (Koekelare) (M) (€)
In de ast van de voormalige brouwerij Christiaen werd de Käthe Kollwitz-toren ingericht. Een
70-tal grafische werken van de vermaarde Duitse kunstenares Käthe Kollwitz zijn hier te
bezichtigen. "Het Treurend Ouderpaar" staat op het Duitse Militair Kerkhof in Vladslo
(ongeveer 4 km verwijderd van de Käthe Kollwitz-toren) waar de zoon van Käthe begraven
ligt. De grafische kunst van Käthe Kollwitz is wereldberoemd.
Er zijn een 70-tal grafische werken van Käthe Kollwitz in de “Toren” aanwezig. Zij is een
expressionistische, Duitse beeldhouwster, één van de belangrijkste sociale kunstenaars van
de 20ste eeuw. Haar voornaamste kunstuitingen bestaan dan ook uit sterk naturalistische
gravures, die het sociale onrecht van het begin van deze eeuw hekelen. Ze is echter vooral
bekend omwille van haar beeldengroep "Treurend Ouderpaar". Ze ontwierp dat
beeldhouwwerk voor haar in WOI overleden zoon Peter. Het prijkt nu op de Duitse militaire
begraafplaats van Vladslo. Käthe Schmidt (Königsberg, 1867 - 1945) was gehuwd met dokter
Karl Kollwitz en samen hadden ze 2 zonen: Hans en Peter. Haar jongste zoon Peter, die bij
het uitbreken van WOI vrijwillig dienst had genomen, was in de nacht van 23 op 24 oktober
1914 ter hoogte van Esen gestorven. Hij werd door zijn kameraden begraven op het
Roggeveld. Pas een maand later hadden Karl en Käthe de dood van hun zoon vernomen.
Käthe vatte reeds in december 1914 het plan op om een herdenkingsmonument voor haar
zoon te maken. Het kostte haar vele jaren vooraleer ze uiteindelijk "Die Eltern" ontworpen
had. Ze wou via haar kunstwerk niet alleen haar eigen verdriet ventileren, maar ze wenste te
spreken uit naam van alle ouders, wiens zonen omgekomen waren. In juli 1932 werden de
beelden op de begraafplaats van het Roggeveld opgesteld. In 1956, toen alle graven van het
Roggeveld overgebracht werden naar de begraafplaats van Vladslo, verhuisde de
beeldengroep mee en werden de beelden achteraan op de begraafplaats geplaatst.
De rit in .gdb formaat (Mapsource – Garmin GPS compatible)
Oorlogsverdriet
Niemand, die het zelf niet heeft meegemaakt, kan begrijpen wat oorlog is !
Toen ik mijn huis en mijn familie moest verlaten om naar de oorlog te trekken… weende mijn moeder… Ze
weende, en bittere tranen…
Waarschijnlijk dacht zij toen al: ‘Zal ik hem nog ooit levend terugzien ?’
Dat beeld is mij de hele oorlog bijgebleven… die tranen van mijn moeder…
Ze had ook eens in ’14 bericht ontvangen dat ik gesneuveld was in de omgeving van Leuven. Maar ja, ze had al
zo dikwijls brieven gekregen.
’t Was van een andere Jules Leroy, een kozijn van mij. Hij deed dienst bij de Jagers te Paard. Nabij Leuven
werd hij van zijn paard geschoten.
Toen de oorlog gedaan was, trokken we vooruit. Van dorp tot dorp, van stad tot stad schoven wij over bijna alle
Belgische wegen. Overal kwamen de mensen ons tegemoet gelopen en telkens hoorde ik hetzelfde vragen, zag ik
dezelfde tonelen.
‘Welk regiment is dat hier ? Leeft deze of gene nog ?’
Konden wij dan bevestigend antwoorden en zeggen: ‘Ja, zie maar ! Daar enkele rangen voor ons, hij loopt daar
nog !’, dan was de vreugde bij die mensen ontzettend groot. Wat een geluk, hun kind was er nog !
Maar… indien wij het tegengestelde moesten zeggen: ‘Nee, mijnheer ! Nee, madame ! Hij is jammerlijk
gesneuveld !’
Wat zagen wij dan ? Die mensen zakten ineen van verdriet. Zij zagen al die Belgische soldaten terugkeren maar
die van hen was er niet bij…
Niemand kan dat begrijpen ! Niemand gaat ooit kunnen begrijpen wat er toen in die mensen omging !
Die taferelen speelden zich de hele weg af tot aan de Duitse grens.
Toen wij de Duitse grens overschreden, was alles ineens afgelopen. Dergelijke drama’s zagen wij niet meer.
Men vroeg ons niets meer ! Integendeel, zij sloten deuren en vensters om ons niet te zien langskomen.
Jules Leroy is grotendeels genezen van zijn verwondingen en blindheid, en heeft op 16 juni
1974 nog actief aan de „Grote Verbroedering‟ deelgenomen. Hij is 92 jaar geworden.