Post on 25-Jul-2020
ABN AMRO Holding N.V.
1
Inhoud
Hoofdstuk 1 Algemeen
Terugblik van de voorzitter 2
Hoofdstuk 2 Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten 4
Inleiding 5
Geselecteerde financiële gegevens 8
Groepsstructuur 11
Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten en vooruitzichten 13
Resultaten per bedrijfsonderdeel 32
Risico- en kapitaalbeheer 54
Hoofdstuk 3 Governance 82
Raden en commissies 83
Corporate governance 91
ABN AMRO medewerkers 102
Hoofdstuk 4 Jaarrekening 103
Geconsolideerde jaarrekening 103
Vennootschappelijke jaarrekening 237
Verwijzingen SEC Form 20-F en overige gegevens 243
Hoofdstuk 5 Overige gegevens 244
Accountantsverklaring 245
Voorstel voor winstverdeling 247
Hoofdstuk 6 Aanvullende gegevens 249
Dividend 251
ABN AMRO kerncijfers 252
Raad van Commissarissen 254
Raad van Bestuur 258
Geselecteerde statistische gegevens 266
Niet in de balans opgenomen entiteiten en posten 303
Het aandeel ABN AMRO 304
Inhoud
2
Terugblik van de voorzitter
Terugblik van de voorzitter op 2007Op 17 oktober verwierf het bankenconsortium, via RFS Holdings B.V., een meerderheidsbelang in het aandelenkapitaal
van ABN AMRO Holding N.V. Het consortium bestaat uit The Royal Bank of Scotland Group plc (‘RBS’), Fortis N.V.,
Fortis SA/NV (‘Fortis’) en Banco Santander S.A. (‘Santander’). De acquisitie was de uitkomst van een proces waarin de
aandeelhouders van ABN AMRO konden kiezen tussen twee concurrerende biedingen: die van Barclays en die van het
consortium. Begin november maakte het consortium bekend dat het 98,8% van de gewone aandelen ABN AMRO
Holding N.V., 86,1% van de voorheen converteerbare preferente aandelen en 98,8% van de converteerbare preferente
financieringsaandelen had verworven. Kort na de acquisitie werd de wettelijke procedure, om de resterende
aandeelhouders uit te kopen, gestart en werden initiatieven genomen om de notering van het aandeel ABN AMRO aan
Euronext Amsterdam en de New York Stock Exchange te beëindigen. De notering zal naar verwachting per 25 april
2008 worden beëindigd.
RBS draagt, op verzoek van de Nederlandsche Bank, de hoofdverantwoordelijkheid om zeker te stellen dat ABN AMRO
wordt bestuurd in overeenstemming met alle toepasselijke vereisten van toezichthouders.
Plannen en voorstellen voor ABN AMRONa de totstandkoming van de acquisitie hebben de consortiumbanken nauw samengewerkt met het bestuur van
ABN AMRO om de informatie die zij in het kader van het beperkte due diligence-proces voorafgaand aan de
bekendmaking van hun bod hadden ontvangen, en de op basis daarvan gemaakte aannames te verifiëren en aan te
vullen.
De consortiumbanken hebben in december 2007 een basisplan afgesproken en bekrachtigd voor het realiseren van
synergievoordelen en voor de afsplitsing en overgang van ABN AMRO bedrijfsonderdelen naar de respectievelijke
banken. De door de afzonderlijke consortiumbanken te verwerven bedrijfsonderdelen, waarin zij elk via hun
deelneming in RFS Holdings B.V. naar rato van hun financieringsverplichtingen een belang hebben, zijn:
• RBS: Business Unit Noord-Amerika, Business Unit Global Clients (exclusief Latijns-Amerika), Nederlandse
wholesale-klanten en wholesale-klanten in Latijns-Amerika (exclusief Brazilië), Business Unit Azië (exclusief het
belang in Saudi Hollandi Bank) en Business Unit Europa (exclusief Antonveneta).
• Fortis: Business Unit Nederland (exclusief Nederlandse wholesale-klanten), Business Unit Private Clients (exclusief
Latijns-Amerika) en Business Unit Asset Management. De Europese Commissie gaf Fortis onder voorwaarden
toestemming voor de overname van bepaalde bedrijfsonderdelen van ABN AMRO. Een aantal specifiek aangeduide
activiteiten moet eerst door Fortis worden verkocht. Het gaat om Hollandsche Bank Unie N.V., 13 advieskantoren en
twee Corporate Client Units, alsmede de Nederlandse factoringdochter IFN Finance B.V.. Fortis kan pas
zeggenschap over Business Unit Nederland en Business Unit Private Clients van ABN AMRO verkrijgen nadat deze
bedrijfsonderdelen aan een geschikte koper zijn verkocht.
• Santander: Business Unit Latijns-Amerika (exclusief wholesale-klanten buiten Brazilië), Antonveneta, Asset
Management Antonveneta en Private Clients Latijns-Amerika. Op 8 november maakte Santander bekend dat
overeenstemming met Banca Monte dei Paschi di Siena was bereikt over de verkoop van Antonveneta.
Daarnaast hebben de consortiumbanken een aandeel in ‘shored assota’ naar rato van hun financieringsverplichtingen.
Hiertoe behoren de centrale functies (inclusief hoofdkantoorfuncties), de private equity-portefeuille, het belang van
ABN AMRO in Saudi Hollandi Bank, de centrale beleggingsportefeuille en door ABN AMRO uitgegeven schuldbewijzen
gedurende het reorganisatieproces behouden de consortiumbanken een gezamelijke economisch belang in alle
centrale functies (inclusief hoofdkantoorfuncties) die de verschillende ABN AMRO bedrijfsonderdelen ondersteunen.
Hoofdstuk 1 – Algemeen
3
De niet-kernactiviteiten zullen naar verwachting geleidelijk worden verkocht teneinde hun waarde te maximaliseren.
Het transitieplan vormt de basis voor geregeld overleg met de ondernemingsraden en de toezichthouders. Het plan
voor de afsplitsing en overgang van ABN AMRO bedrijfsonderdelen naar de respectieve banken werd medio december
2007 aan de Nederlandsche Bank en de Centrale Ondernemingsraad voorgelegd. De Centrale Ondernemingsraad gaf
op 14 februari 2008 een neutraal advies en de Nederlandsche Bank keurde het plan op 10 maart 2008 goed. Nu de
vereiste goedkeuringen zijn verkregen, kan met de implementatie van het plan een aanvang worden gemaakt.
De afsplitsing en de integratie van de verschillende bedrijfsonderdelen van ABN AMRO zullen in een verschillend
tempo verlopen. Het precieze moment waarop een onderdeel wordt afgesplitst, hangt af van een reeks factoren,
waaronder de complexiteit van het afsplitsingsproces. In het geval van een ingewikkelder proces, waar de activiteiten
sterk verweven zijn met de systemen en platforms van de ABN AMRO groep, zullen de afsplitsing en de integratie
naar verwachting meer tijd vergen. Een voorbeeld hiervan is BU Nederland. In andere gevallen, waar de afsplitsing
minder complex is, kan relatief snel tot actie worden overgegaan. Er zal echter steeds naar worden gestreefd om bij
het tempo van het afsplitsingproces rekening te houden met de behoefte van medewerkers aan duidelijkheid en met
de noodzaak om de dienstverlening aan de klanten van ABN AMRO op het vereiste niveau te handhaven.
De acquisitie heeft tot op heden geen gevolgen gehad voor de status van schuldbewijzen en gerelateerde effecten die
door ABN AMRO Holding N.V. of haar dochtermaatschappijen zijn uitgegeven en/of gegarandeerd. Bovendien wordt de
totale portefeuille van transacties die ABN AMRO in het kader van haar risicobeheer is aangegaan, actief beheerd.
Doel hiervan is te waarborgen dat in de behoeften aan risicobeheer van de ABN AMRO bedrijfsonderdelen wordt
voorzien.
Resultaten in 2007De nettowinst over 2007 toe te rekenen aan aandeelhouders bedroeg EUR 9.848 miljoen, waarvan EUR 7.162 miljoen
betrekking had op de verkoop van LaSalle. De gecorrigeerde* nettowinst toe te rekenen aan aandeelhouders was
EUR 2.665 miljoen.
De oorspronkelijke winstdoelstelling voor 2007 van EUR 2,30 per aandeel was inclusief de volledige jaarwinst van
LaSalle. Na de verkoop van LaSalle is deze doelstelling bijgesteld naar EUR 2,16 op basis van een winstbijdrage van
LaSalle over een periode van negen maanden. De gecorrigeerde winst per aandeel kwam uit op EUR 1,44,
hoofdzakelijk door het effect van kredietmarktgerelateerde afboekingen (EUR 0,62) en het wederom teleurstellende
resultaat van Antonveneta (EUR 0,23).
Mark Fisher
Voorzitter van de Raad van Bestuur van ABN AMRO
Amsterdam, 25 maart 2008
* De gecorrigeerde cijfers zijn exclusief de volgende posten: de winst op de verkoop van bedrijfsonderdelen, de winst op de verkoop van Capitalia die werd afgewikkeld in aandelen Unicredit, transactiegerelateerde kosten (waaronder de aan Barclays betaalde break-up fee), transitie- en integratiekosten, de voorziening in verband met het onderzoek door het Amerikaanse ministerie van Justitie, de voorziening voor het in 2006 verkochte Futures-bedrijf en herstructureringslasten in 2006.
Deze correcties in 2007 hadden per saldo een effect van EUR 868 miljoen op de totale operationele baten, EUR 1.151 miljoen op de operationele bedrijfslasten, EUR 275 miljoen negatief op de belastingen, EUR 7.191 miljoen op het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten en EUR 7.183 miljoen op de nettowinst toe te rekenen aan aandeelhouders.
Hoofdstuk 1 – Algemeen
4
Analyse van bedrijfs- en
financiële resultaten
Inleiding 5
Definities 5
Presentatie van gegevens 5
Waarschuwing met betrekking tot toekomstgerichte verklaringen 5
Geselecteerde financiële gegevens 8
Groepsstructuur 11
Organisatie structuur 11
Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten 13
Consolidatie-effect private equity-belangen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend 13
Beëindigde bedrijfsactiviteiten 13
Constante valutakoersen 14
Resultaten op groepsniveau 15
Invloed van het huidige kredietklimaat 25
Groepsvermogen 28
Creditratings 30
Vermogensratio’s 30
Vestigingen 31
Resultaten per bedrijfsonderdeel 32
Wijzigingen in rapportagestructuur en presentatie 32
BU Nederland 32
BU Europa 35
BU Noord-Amerika 37
BU Latijns-Amerika 40
BU Azië 43
BU Private Clients 45
BU Asset Management 47
Group Functions 49
Risico- en kapitaalbeheer 54
Toezicht en regelgeving 54
Risicofactoren 63
Kapitaalraamwerk en risicodekking 68
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
5
Inleiding
DeponeringDit document bevat het jaarverslag van ABN AMRO over 2007 en wordt tevens bij de Amerikaanse Securities
and Exchange Commission (SEC) gedeponeerd als het ABN AMRO Jaarverslag 2007 volgens Form 20-F.
DefinitiesIn dit document wordt met ‘holding’ bedoeld ABN AMRO Holding N.V. De termen ‘ABN AMRO’ en de ‘groep’
verwijzen naar de holding en haar geconsolideerde dochtermaatschappijen. Met de ‘bank’ worden ABN AMRO
Bank N.V. en haar geconsolideerde dochtermaatschappijen bedoeld. De afkorting ’BU’ staat voor Business Unit.
De muntcodes ‘EUR’ en ‘USD’ verwijzen naar respectievelijk de euro en de Amerikaanse dollar.
De termen ‘consortium’ en ‘consortiumbanken’ verwijzen naar The Royal Bank of Scotland Group plc (‘RBS’),
Fortis N.V., Fortis SA/NV (‘Fortis’) en Banco Santander S.A. (‘Santander’), die gezamenlijk ABN AMRO Holding
N.V. verwierven op 17 oktober 2007.
Presentatie van gegevensTenzij anders aangegeven, zijn de financiële gegevens in dit jaarverslag opgesteld in overeenstemming met de
International Financial Reporting Standards (IFRS), zoals aanvaard binnen de Europese Unie (EU) en met IFRS
zoals gepubliceerd door de International Accounting Standards Board (IASB). In bepaalde significante opzichten
wijken de IFRS-standaarden af van de in de Verenigde Staten algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële
verslaggeving (‘US GAAP’).
Een verzameling van algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving zoals IFRS wordt
gewoonlijk met ‘GAAP’ aangeduid. Een ‘niet-GAAP-cijfer’ wordt gedefinieerd als een cijfer dat de historische of
toekomstige financiële resultaten, financiële positie of kasstromen weergeeft, exclusief of inclusief posten die
niet op een dergelijke wijze zouden zijn verwerkt op basis van de best vergelijkbare IFRS-grondslag. In dit
verslag zijn bepaalde niet-GAAP-cijfers opgenomen als gevolg van het feit dat de private equity-belangen van
ABN AMRO niet zijn geconsolideerd. In overeenstemming met de toepasselijke regels en voorschriften heeft
ABN AMRO in dit verslag onder de paragraaf ‘Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten en vooruitzichten’
definities van niet-GAAP-cijfers opgenomen, alsook de aansluiting tussen niet-GAAP-cijfers en de best
vergelijkbare GAAP-cijfers. De niet-GAAP-cijfers in dit verslag vervangen niet de IFRS-cijfers waarvoor het
bestuur verantwoordelijk is.
Alle jaargemiddelden in dit verslag zijn gebaseerd op maandultimocijfers. Het bestuur is van mening dat
gemiddelden op basis van maandultimocijfers geen trends weerspiegelen die wezenlijk afwijken van trends die
op daggemiddelden gebaseerd zijn.
Als gevolg van afrondingen kan de optelling van bepaalde cijfers in dit document niet geheel kloppen. Bepaalde
percentages in dit document zijn gebaseerd op afgeronde cijfers.
Waarschuwing met betrekking tot toekomstgerichte uitsprakenBepaalde uitspraken in dit verslag zijn toekomstgerichte. ABN AMRO kan ook toekomstgerichte uitspraken
opnemen in andere documenten die bij toezichthouders en effectenbeurzen zijn gedeponeerd, in uitnodigingen
voor de jaarlijkse aandeelhoudersvergaderingen en in andere informatie die naar aandeelhouders gestuurd
wordt, in (emissie)prospectussen, persberichten en andere schriftelijke informatie. Daarnaast kan het senior
management van ABN AMRO toekomstgerichte uitspraken doen tegenover beleggers, vertegenwoordigers
van de media en anderen. Toekomstgerichte uitspraken kunnen worden herkend aan het gebruik van woorden
die verwijzen naar de toekomst, zoals ‘denken’, ‘verwachten’, ‘kunnen’, ‘beogen’, ‘zullen’, ‘dienen’, ‘voorzien’ en
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
6
‘Value-at-Risk’, of door het gebruik van soortgelijke uitdrukkingen of variaties op dergelijke uitdrukkingen. Ook
bij het bespreken van de strategie of de doelstellingen is sprake van toekomstgerichte uitspraken.
Toekomstgerichte uitspraken zijn gebaseerd op de huidige plannen, schattingen en projecties. Ze gaan gepaard
met inherente risico’s en onzekerheden en zijn ook afhankelijk van overige factoren die ertoe kunnen leiden dat
de feitelijke resultaten wezenlijk afwijken van de toekomstige resultaten zoals deze in die toekomstgerichte
uitspraken worden aangegeven of impliciet liggen besloten.
Dit verslag bevat met name toekomstgerichte uitspraken met betrekking tot (niet limitatief): de doelstellingen
van het bestuur, de implementatie van strategische initiatieven van ABN AMRO, de resultaatontwikkeling,
marges, kosten, rendement op het eigen vermogen en risicobeheer. Het risicobeheer heeft onder meer
betrekking op de mogelijke blootstelling aan diverse soorten risico’s, waaronder het marktrisico dat het
renterisico, valutarisico en aandelenkoersrisico omvat. De uitspraken over de marktrisico’s zijn bijvoorbeeld voor
een deel afhankelijk van de gekozen factoren, aannames en schattingen in een model en onderhevig aan
diverse beperkingen. Door hun aard zijn bepaalde uitspraken ten aanzien van de marktrisico’s niet meer dan
schattingen en kunnen zij wezenlijk afwijken van de feitelijke situatie in de toekomst.
In de paragraaf ‘Risicofactoren’ van dit verslag heeft ABN AMRO bepaalde risico’s die inherent zijn aan
toekomstgerichte uitspraken, geïdentificeerd. Factoren die er toe kunnen leiden dat de feitelijke resultaten
wezenlijk afwijken van de inschattingen in toekomstgerichte uitspraken in dit verslag, zijn onder meer:
• het algehele economische en bedrijfsklimaat in Nederland, de Europese Unie, de Verenigde Staten, Brazilië
en andere landen of gebiedsdelen waarin ABN AMRO actief is;
• wijzigingen in toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder tevens begrepen belastingen;
• onzekerheid omtrent de gevolgen van de implementatie van het Bazel II-raamwerk voor de vermogenspositie;
• regelgeving en monetair, rente- en ander beleid van centrale banken, waaronder de Nederlandsche Bank, de
centrale bank van Italië, de Europese Centrale Bank, de Amerikaanse Federal Reserve Board en de
Braziliaanse centrale bank;
• schommelingen in de rentestand, valutakoersen (waaronder de EUR/USD-koers), prijzen van
vermogensobjecten, aandelenkoersen, grondstoffenprijzen, inflatie of deflatie;
• volatiliteit op de financiële of kredietmarkten;
• de gevolgen van concurrentie en consolidatie op de markten waarop ABN AMRO actief is, onder invloed van
regelgeving, deregulering of toezichtmaatregelen;
• veranderingen in het bestedings- en spaargedrag van consumenten (mede als gevolg van veranderingen in
het overheidsbeleid), waardoor beleggingsbeslissingen beïnvloed kunnen worden;
• de mogelijkheden van ABN AMRO om bepaalde risico’s op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze af te
dekken;
• de beheersing van de risico’s. Het succes hiervan hangt onder meer af van de mogelijkheden om te
anticiperen op situaties / gebeurtenissen die niet tot uitdrukking komen in de door ABN AMRO gehanteerde
statistische modellen;
• risico’s die verband houden met het transitie- en opsplitsingsproces van ABN AMRO na de overname door de
consortiumbanken; en
• overmacht en overige gebeurtenissen waarop ABN AMRO geen controle kan uitoefenen.
Andere factoren kunnen eveneens de resultaten van ABN AMRO of de nauwkeurigheid van toekomstgerichte
uitspraken negatief beïnvloeden. Daarbij dienen de factoren die hier besproken worden of in de paragraaf
‘Risicofactoren’ vermeld worden, niet als een uitputtende opsomming van alle mogelijke risico’s of
onzekerheden beschouwd te worden. ABN AMRO beschikt over economen, experts op het gebied van
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
7
financiële markten en kredietmarkten, juristen en overige specialisten die de economische omstandigheden, de
marktomstandigheden, het overheidsbeleid en de overheidsmaatregelen nauwgezet volgen. Het is echter moeilijk om met
volledige zekerheid veranderingen in economische omstandigheden, marktomstandigheden, overheidsbeleid of
overheidsmaatregelen te voorspellen. Daarom is het voor ABN AMRO lastig om te anticiperen op de effecten die dergelijke
veranderingen kunnen hebben op de financiële resultaten en de bedrijfsvoering van ABN AMRO.
De toekomstgerichte uitspraken in dit verslag zijn uitsluitend geldig per de datum van publicatie van dit verslag. ABN AMRO
heeft noch de intentie, noch de verplichting om deze toekomstgerichte uitspraken door middel van openbare mededelingen te
actualiseren of te herzien naar aanleiding van gebeurtenissen of omstandigheden die zich na de datum van dit verslag voordoen.
De lezer dient echter rekening te houden met eventuele verdere informatie met een toekomstgericht karakter die ABN AMRO in
tussentijdse verslagen verschaft. Deze toelichting wordt verstrekt in overeenstemming met de Amerikaanse Private Securities
Litigation Reform Act van 1995.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
8
Geselecteerde financiële gegevens
De onderstaande financiële gegevens zijn ontleend aan de door de externe accountant gecontroleerde geconsolideerde
jaarrekening van ABN AMRO over de desbetreffende periodes. De geconsolideerde jaarrekening voor de jaren eindigend per
31 december 2007, 2006 en 2005 is gecontroleerd door de externe accountant Ernst & Young Accountants. De geselecteerde
financiële gegevens vormen slechts een samenvatting. Zij dienen te worden gezien in samenhang met de geconsolideerde
jaarrekening en de toelichting daarop elders in dit jaarverslag en de informatie in dit hoofdstuk.
Geselecteerde gegevens uit de geconsolideerde winst- en verliesrekening
Over het jaar eindigend per 31 december 2007 1 2007 2006 2005 (in miljoenen USD) (in miljoenen EUR)
Rente 11.446 8.352 7.268 6.763
Provisie 5.859 4.275 4.049 3.432
Handelsresultaat 1.749 1.276 2.849 2.514
Resultaat uit financiële transacties 2.121 1.548 794 1.183
Resultaat uit deelnemingen met invloed 371 271 241 245
Overige operationele baten 1.886 1.376 914 808
Baten van geconsolideerde private equity-belangen 5.257 3.836 5.313 3.637 Totaal operationele baten 28.689 20.934 21.428 18.582 Operationele bedrijfslasten 23.956 17.480 16.945 13.913
Bijzondere waardevermindering kredieten en
overige voorzieningen voor kredietrisico 2.335 1.704 1.411 614 Totaal lasten 26.291 19.184 18.356 14.527 Bedrijfsresultaat voor belastingen 2.398 1.750 3.072 4.055
Belastingen – 66 – 48 366 735 Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 2.464 1.798 2.706 3.320 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 11.206 8.177 2.074 1.123 Jaarwinst 13.670 9.975 4.780 4.443
Toe te rekenen aan aandeelhouders moedermaatschappij 13.496 9.848 4.715 4.382
Dividend op gewone aandelen 1.468 1.071 2.153 2.050
Gegevens per aandeel
Gemiddeld aantal uitstaande gewone aandelen (n miljoenen) – 1.851,30 1.882,51 1.804,11
Nettowinst per gewoon aandeel (in EUR) – 5,32 2,50 2,43
Nettowinst per gewoon aandeel na volledige verwatering (in EUR) – 5,32 2,49 2,42
Nettowinst per gewoon aandeel uit voortgezette bedrijfsactiviteiten (in EUR) – 0,92 1,43 1,83
Nettowinst per gewoon aandeel uit voortgezette bedrijfsactiviteiten
na volledige verwatering (in EUR) – 0,92 1,42 1,83
Dividend per gewoon aandeel (in EUR) – 0,58 1,15 1,10
Nettowinst per American Depositary Share (in USD) 2, 3 – 7,29 3,16 3,01
Dividend per American Depositary Share (in USD) 2 – 0,70 1,50 1,34
1 De bedragen in euro zijn omgerekend in Amerikaanse dollar tegen een wisselkoers van USD 1 = EUR 0,7297, het gemiddelde van de maandultimokoersen in 2007.2 Gecorrigeerd voor toename van het aandelenkapitaal, indien van toepassing. Zie punt 12 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening voor een beschrijving van de
berekening van de winst per gewoon aandeel. 3 Deze post is omgerekend in Amerikaanse dollar op basis van het gemiddelde van de maandultimokoersen in het desbetreffen jaar.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
9
Geselecteerde gegevens uit de geconsolideerde balans
Per 31 december 2007 1 2007 2006 2005 (in miljoenen USD) (in miljoenen EUR)
Activa
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 356.511 242.277 205.736 202.055
Financiële beleggingen 141.904 96.435 125.381 123.774
Kredieten en vorderingen bankiers 258.537 175.696 134.819 108.635
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 583.835 396.762 443.255 380.248
Totaal activa 1.508.601 1.025.213 987.064 880.804
Verplichtingen
Financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden 228.783 155.476 145.364 148.588
Verplichtingen bankiers 352.180 239.334 187.989 167.821
Verplichtingen private en publieke sector 486.113 330.352 362.383 317.083
Uitgegeven schuldbewijzen 257.505 174.995 202.046 170.619
Kapitalisatie
Eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders
moedermaatschappij 43.520 29.575 23.597 22.221
Eigen vermogen toe te rekenen aan belang van derden 1.669 1.134 2.298 1.931
Achtergestelde schulden 22.979 15.616 19.213 19.072 Groepsvermogen 68.168 46.325 45.108 43.224
Gegevens per aandeel
Uitstaande gewone aandelen (in miljoenen) – 1.844,1 1.853,8 1.877,9
Eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders
moedermaatschappij per gewoon aandeel (in EUR) – 16,04 12,73 11,83
Eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders
moedermaatschappij per American Depositary Share (in USD) 2 – 23,60 16,78 14,00
1 De bedragen in euro zijn omgerekend in Amerikaanse dollar tegen een wisselkoers van USD 1 = EUR 0,6796, de jaarultimokoers in 2007.2 Deze post is omgerekend in Amerikaanse dollar tegen de jaarultimokoers.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
10
Geselecteerde ratio’s 1
Per 31 december of over boekjaar 2007 2006 2005 (in procenten)
Winstratio’s
Nettorentemarge 2 0,9 0,9 0,9
Niet-rentebaten t.o.v. totaal operationele baten 60,1 66,1 63,6
Efficiencyratio 3 83,5 79,1 74,9
Rendement op gemiddeld totaal activa 4 1,04 0,58 0,61
Rendement op gemiddeld uitstaand gewoon aandelenkapitaal 5 38,4 20,7 23,5
Vermogensratio’s
Gewoon aandelenkapitaal (gemiddeld) t.o.v. totaal activa (gemiddeld) 2,68 2,75 2,47
Uitkeringspercentage 6 10,9 46,0 45,3
Ratio kernvermogen (tier 1 ratio) 7 12,42 8,45 10,62
Ratio totaal vermogen 7 14,61 11,14 13,14
Kredietkwaliteitratio’s
Bijzondere waardevermindering kredieten t.o.v. kredieten private sector 8 0,64 0,45 0,22
Bijzondere waardevermindering kredieten t.o.v. kredieten private en publieke sector 8 0,63 0,43 0,22
Non-performing kredieten t.o.v. kredieten private sector (bruto) 8, 9 1,44 2,31 1,72
Non-performing kredieten t.o.v. kredieten private en publieke sector (bruto) 8, 9 1,41 2,23 1,68
Debiteurenvoorzieningen t.o.v. kredieten private sector 8 1,13 1,15 1,09
Debiteurenvoorzieningen t.o.v. kredieten private en publieke sector 8 1,10 1,11 1,06
Debiteurenvoorzieningen t.o.v. non-performing kredieten (bruto) 9 78,16 50,03 63,07
Afboekingen t.o.v. kredieten private sector (bruto) 8 0,52 0,36 0,39
Afboekingen t.o.v. kredieten private en publieke sector (bruto) 8 0,51 0,35 0,38
Geconsolideerde winst t.o.v. vaste lasten
Exclusief rente op toevertrouwde middelen 10 1,23 1,44 1,85
Inclusief rente op toevertrouwde middelen 10 1,08 1,17 1,27
1 In overeenstemming met IFRS is de winst- en verliesrekening over 2006 en 2005 gecorrigeerd voor daarvoor in aanmerking komende beëindigde bedrijfsactiviteiten en zijn de cijfers voor 2006 en 2005 in de balans per 31 december 2007 niet gecorrigeerd. De desbetreffen ratio’s zijn daarom niet vergelijkbaar.
2 Nettorentebaten als percentage van gemiddelde totale activa. 3 Operationele bedrijfslasten als percentage van totale operationele baten. 4 Jaarwinst als percentage van gemiddelde totale activa. 5 Nettowinst toe te rekenen aan gewone aandelen als percentage van gemiddeld uitstaand gewoon aandelenkapitaal, exclusief de reserve kasstroomhedges en de reserve
activa beschikbaar voor verkoop. 6 Dividend per gewoon aandeel als percentage van de nettowinst per gewoon aandeel. 7 Tier 1 vermogen en totaal vermogen als percentage van de naar risico gewogen activa, zoals voorgeschreven in de richtlijnen van de Bank for International Settlements. Voor
nadere informatie over de vermogensratio’s, zie pagina 30. 8 Exclusief professionele effectentransacties (2007: EUR 98 miljard; 2006: EUR 94 miljard; 2005: EUR 75 miljard) omdat deze primair bestaan uit omgekeerde repocontracten
met een beperkt kredietrisico en saldi aangehouden door multi-seller conduits (2007: EUR 29 miljard; 2006: EUR 26 miljard; 2005: EUR 26 miljard). 9 Non-performing kredieten zijn dubieuze kredieten waarvoor objectieve aanwijzingen zijn dat niet alle contractueel verschuldigde bedragen zullen worden geïnd en waarvoor een
debiteurenvoorziening is getroffen. Voor nadere informatie over non-performing kredieten, zie pagina 286 en volgende.10 Toevertrouwde middelen omvatten verplichtingen bankiers en verplichtingen private en publieke sector.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
11
Groepsstructuur
OrganisatiestructuurDe volgende organisatiestructuur werd in januari 2006 ingevoerd. Op basis van deze structuur hebben de
consortiumbanken de bedrijfsactiviteiten onderling verdeeld.
• zeven Client BU’s
• drie wereldwijd opererende Product BU’s
• twee BU-overstijgende segmenten
• Group Functions
• Services
De zeven Client BU’s bestaan uit vijf regionale Client BU’s (Nederland, Europa, Noord-Amerika, Latijns-Amerika
en Azië) en twee wereldwijd operende Client BU’s, namelijk Private Clients en Global Clients. BU Global Clients
overlapt de regionale BU’s in de gesegmenteerde informatie zoals deze in 2007 is toegepast.
De drie wereldwijd opererende Product BU’s (Global Markets, Transaction Banking en Asset Management)
ondersteunen de Client BU’s door voor alle klanten wereldwijd producten te ontwikkelen en te leveren. De
wereldwijde samenhang tussen de Client BU’s wordt gewaarborgd door de BU-overstijgende Consumer Client
en Commercial Client-segmenten. Het Consumer Client Segment bestaat uit de hoofden Consumer Banking
van alle Client BU’s en streeft ernaar de voordelen van de mondiale slagkracht als één bank optimaal te
benutten door succesvolle producten ook elders te introduceren, synergievoordelen te realiseren en
wereldwijde initiatieven op het gebied van consumer banking te ontwikkelen. Het stimuleren van groei vormt
hierbij de leidraad. Het Commercial Client Segment omvat alle zakelijke klanten van ABN AMRO en is
verantwoordelijk voor de coördinatie van activiteiten over de grenzen van de Client BU’s en Product BU’s heen,
de coördinatie van het delen van best practices en het strategisch kader dat aan dit belangrijke onderdeel van de
bank ten grondslag ligt.
Group Functions biedt concernbreed ondersteuning op een groot aantal terreinen, variërend van risicobeheer
tot financiën en van personeelsbeleid tot duurzame ontwikkeling. Services richt zich op het vergroten van de
operationele doelmatigheid door middel van consolidatie en standaardisatie dwars door de hele organisatie
heen.
Voor wat betreft de financiële resultaten van de groep en de afzonderlijke BU’s wordt opgemerkt dat de
resultaten van BU Global Clients, BU Global Markets en BU Transaction Banking worden verwerkt in die van de
regionale BU’s. Om beter aan te sluiten bij de aansturing van de activiteiten, worden de resultaten van BU
Global Clients met ingang van januari 2007 eveneens verantwoord onder de regionale BU’s. De vergelijkende
cijfers voor de bedrijfssegmenten over 2006 en 2005 zijn hiervoor gecorrigeerd.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
12
Europaincl. Antonveneta
Noord-Amerika
Latijns- Amerika Azië Private Clients Global ClientsNederland
Consumer Client Segment
Commercial Client Segment
Lokale producten
Lokale producten
Lokale producten
Lokale producten
Lokale producten
Lokale producten M&A ECM
Global Markets
Transaction Banking
Asset Management
Services
Group Functions
Vanaf begin 2008 is ABN AMRO georganiseerd in drie units. Hierin zijn de bedrijfsonderdelen zoals die
uiteindelijk naar de respectievelijke consortiumbanken overgaan, ondergebracht. Een vierde unit omvat de
centrale functies, waaronder de hoofdkantoorfuncties, en de bedrijfsonderdelen die als niet-strategisch worden
aangemerkt.
Groepsstructuur
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
13
Analyse van bedrijfs- en financiële
resultaten en vooruitzichtenInleiding
Voor de belangrijkste grondslagen en wijzigingen in grondslagen wordt verwezen naar de paragraaf
grondslagen in hoofdstuk 4 (Jaarrekening).
De onderstaande analyse van de bedrijfsresultaten is gebaseerd op, en moet worden gelezen in samenhang
met, de geconsolideerde jaarrekening van ABN AMRO. De financiële gegevens in deze analyse zijn opgesteld in
overeenstemming met de IFRS-standaarden zoals vastgesteld door de EU en IFRS zoals gepubliceerd door de
IASB.
In deze paragraaf worden de resultaten volgens IFRS op groepsniveau besproken aan de hand van een
vergelijkende analyse van 2007 versus 2006 en van 2006 versus 2005. Hierbij worden per post van de winst- en
verliesrekening de belangrijkste ontwikkelingen op BU-niveau aangegeven. Vervolgens worden de
bedrijfsresultaten van de afzonderlijke BU’s meer in detail geanalyseerd. Mutaties van significante omvang
worden toegelicht onder de desbetreffen posten.
Consolidatie-effect private equity-belangen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend
Private equity-belangen waarover ABN AMRO zeggenschap uitoefent, moeten onder IFRS worden
geconsolideerd, met inbegrip van niet-financiële investeringen die als private equity-belangen worden beheerd.
In de praktijk worden de private equity-activiteiten evenwel los van de rest van het bankbedrijf beheerd. De
performance van het bankbedrijf wordt niet afgemeten aan de geconsolideerde bedrijfsresultaten. Het private
equity-bedrijf houdt zich bezig met het verwerven van aandelenbelangen in niet-beursgenoteerde bedrijven
waarop ABN AMRO invloed of waarover zij zeggenschap kan uitoefenen. Deze aandelenbelangen worden
gedurende een aantal jaren als belegger beheerd, met als doel ze met winst te verkopen. De bedrijven waarin
ABN AMRO aldus een tijdelijk belang heeft, zijn actief in verschillende sectoren, met uitzondering van de
financiële sector. Verwerking van deze tijdelijke belangen in de kernactiviteit, het bankbedrijf, verschaft naar de
mening van ABN AMRO geen zinvolle basis voor een analyse van haar financiële positie en bedrijfsresultaten.
Daarom is in de presentatie van de resultaten op groepsniveau het effect van de consolidatie van de private
equity-belangen van Private Equity en BU Europa per post uit de winst- en verliesrekening geëlimineerd. In de
resultaten exclusief consolidatie-effect zijn de gedeconsolideerde belangen opgenomen op basis van de
vermogensmutatiemethode. De cijfers exclusief consolidatie-effect van private equity-belangen zijn niet GAAP-
conform. Het bestuur baseert operationele beslissingen op deze niet-GAAP-cijfers, omdat zij waardevolle
aanvullende informatie verschaffen over de operationele performance van ABN AMRO. In overeenstemming
met de van toepassing zijnde regels en voorschriften wordt ook de aansluiting tussen niet-GAAP-cijfers en de
best vergelijkbare IFRS-cijfers gepresenteerd, d.w.z. de aansluiting van de resultaten exclusief het consolidatie-
effect van private equity-belangen naar de resultaten inclusief dit effect. Beleggers wordt aangeraden daarvan
kennis te nemen.
Beëindigde bedrijfsactiviteitenAntonveneta, BU Asset Management, ABN AMRO North America Holding Company (‘LaSalle’), ABN AMRO
Mortgage Group en Bouwfonds worden als beëindigde bedrijfsactiviteiten gepresenteerd: BU Asset
Management vanaf december 2007 vanwege de voorgenomen verkoop van de activiteiten van ABN AMRO
Asset Management aan Fortis (deze transactie zal naar verwachting in april 2008 worden afgerond) en
Antonveneta eveneens vanaf december 2007 vanwege de verkoop die naar verwachting in april 2008 zal
worden afgerond. Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten omvat het bedrijfsresultaat van de
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
14
desbetreffen entiteit en, indien van toepassing, de verkoopwinst (zie ook punt 45 van de toelichting op de
jaarrekening). De vergelijkende cijfers in de winst- en verliesrekening over 2006 en 2005 zijn in
overeenstemming met IFRS aangepast. De desbetreffen activa en verplichtingen van beëindigde
bedrijfsactiviteiten worden gepresenteerd als activa / verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden voor
verkoop per 31 december 2007. De vergelijkende cijfers zijn in overeenstemming met IFRS niet aangepast. Per
31 december 2007 zijn ook de investeringen van Private Equity gepresenteerd als activa / verplichtingen
aangehouden voor verkoop. De presentatie in de winst- en verliesrekening is niet gewijzigd ten opzichte van
voorgaande jaren.
Constante valutakoersenIn de analyse van de bedrijfs- en financiële resultaten worden de bedrijfs- en financiële resultaten bij vergelijking
met voorgaande periode, de bedragen danwel de percentages, berekend vanuit de euro. Waar dit van
significant belang wordt geacht, worden verschillen verklaard in termen als ‘constante valutakoersen’ of ‘lokale
valuta’. Bij zowel ‘constante valutakoersen’ als ‘lokale valuta’ is het effect van valutaomrekenverschillen
geëlimineerd. Beide zijn volgens algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (GAAP)
gebruikelijke begrippen die, in tegenstelling tot feitelijke groei, niet rechtstreeks uit de in de jaarrekening
opgenomen gegevens kunnen worden afgeleid. Het resultaat in ‘lokale valuta’ wordt gebruikt voor
volumeverschillen in één bepaalde valuta. Het bestuur van de vennootschap beoordeelt – ten dele – de
onderliggende resultaten van de afzonderlijke bedrijfsonderdelen door valutakoerseffecten in de hele winst- en
verliesrekening te elimineren teneinde inzicht te verwerven in de onderliggende trend van het behaalde
resultaat. De correcties betreffen in het bijzonder het effect van wisselkoersschommelingen dat ontstaat
wanneer de door BU Latijns-Amerika gerapporteerde resultaten worden omgerekend van de Braziliaanse real in
de euro.
Het bestuur is van mening dat eliminatie van deze effecten een beter inzicht geeft in de onderliggende
resultaten van de bedrijfsonderdelen gedurende dergelijke periodes van wisselkoersvolatiliteit. Op
valutabewegingen kan het bestuur immers geen invloed uitoefenen, terwijl hierdoor wel een vertekend beeld
van de onderliggende resultaten van de bedrijfsonderdelen kan ontstaan. Externe belanghebbenden, zoals
analisten, gebruiken deze gegevens ook als maatstaf. ABN AMRO beseft evenwel dat deze gegevens niet los
van elkaar moeten worden gebruikt en begint de analyse van de resultaten van de groep en de BU’s dan ook
met vergelijkbare GAAP-cijfers, waarin met alle factoren die de activiteiten beïnvloeden, rekening is gehouden.
Het vergelijkbare resultaat bij constante valutakoersen wordt berekend door de gedurende een bepaalde
periode gerealiseerde volumes in lokale valuta te vermenigvuldigen met de gemiddelde maandelijkse
wisselkoersen van de voorgaande periode waarmee het resultaat wordt vergeleken. Bij vergelijking van de
resultaten over 2007 met die over 2006 bij constante valutakoersen worden dus de volumes voor het jaar
eindigend per 31 december 2007 vermenigvuldigd met de gemiddelde maandelijkse wisselkoersen van 2006.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
15
Resultaten op groepsniveauDe onderstaande tabel toont de kerncijfers op groepsniveau voor de jaren eindigend per 31 december 2007, 2006 en 2005, zowel volgens
IFRS als exclusief het consolidatie-effect van private equity-belangen.
(in miljoenen euro’s)
IFRS Consolidatie-effect 1 Exclusief consolidatie-effect (niet-GAAP-cijfers)
2007 2006 2005 2007 2006 2005 2007 2006 2005
Rente 8.352 7.268 6.763 – 220 – 342 – 280 8.572 7.610 7.043
Provisie 4.275 4.049 3.432 – – – 4.275 4.049 3.432
Handelsresultaat 1.276 2.849 2.514 3 – 3 2 1.273 2.852 2.512
Resultaat uit financiële transacties 1.548 794 1.183 46 15 35 1.502 779 1.148
Resultaat uit deelnemingen met invloed 271 241 245 1 – – 270 241 245
Overige operationele baten 1.376 914 808 – – – 6 1.376 914 814
Baten van geconsolideerde private equity-belangen 3.836 5.313 3.637 3.836 5.313 3.637 – – – Operationele baten 20.934 21.428 18.582 3.666 4.983 3.388 17.268 16.445 15.194 Operationele bedrijfslasten 17.480 16.945 13.913 3.634 4.939 3.366 13.846 12.006 10.547 Bedrijfsresultaat 3.454 4.483 4.669 32 44 22 3.422 4.439 4.647 Bijzondere waardevermindering kredieten en
overige voorzieningen voor kredietrisico 1.704 1.411 614 – – – 1.704 1.411 614 Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.750 3.072 4.055 32 44 22 1.718 3.028 4.033 Belastingen – 48 366 735 32 44 22 – 80 322 713 Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 1.798 2.706 3.320 – – – 1.798 2.706 3.320 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten
na belastingen 8.177 2.074 1.123 – – – 8.177 2.074 1.123 Jaarwinst 9.975 4.780 4.443 – – – 9.975 4.780 4.443
Totaal activa 1.025.213 987.064 880.804 1.698 4.537 3.477 1.023.515 982.527 877.327
Naar risico gewogen activa 232.312 280.704 257.854 – – – 232.312 280.704 257.854
Aantal medewerkers (fte) 4 114.423 124.437 106.689 13.168 30.881 27.775 101.255 93.556 78.914
Aantal vestigingen 2, 4 4.296 4.634 3.681 – – – 4.296 4.634 3.681
Efficiencyratio 3 83,5% 79,1% 74,9% 99,1% 99,1% 99,4% 80,2% 73,0% 69,4%
1 Deze cijfers geven per post het effect weer van de consolidatie van private equity-belangen volgens IFRS. Zie ‘Jaarrekening 2007 – Grondslagen’.2 Dit cijfer is inclusief dubbeltelling van vestigingen die meer dan één BU bedienen. Gecorrigeerd hiervoor bedraagt het aantal vestigingen 4.254 (2006: 4.532; 2005: 3.557).3 De efficiencyratio (in %) is de operationele bedrijfslasten gedeeld door de totale operationele baten.4 Inclusief beëindigde bedrijfsactiviteiten.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
16
Resultaten 2007 versus 2006De jaarwinst over 2007 nam toe met EUR 5.195 miljoen ofwel 108,7% naar EUR 9.975 miljoen. Het resultaat uit
voortgezette bedrijfsactiviteiten kwam EUR 908 miljoen ofwel 33,6% lager uit op EUR 1.798 miljoen. De
sterkste dalingen op jaarbasis deden zich voor bij BU Europa (EUR 1.008 miljoen), Group Functions (EUR 511
miljoen) en BU Noord-Amerika (EUR 90 miljoen). De stijgingen bij BU Nederland (EUR 343 miljoen), BU Latijns-
Amerika (EUR 107 miljoen), BU Azië (EUR 146 miljoen) en BU Private Clients (EUR 105 miljoen) boden slechts
gedeeltelijke compensatie. Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen was 294,3% hoger
op EUR 8.177 miljoen. Deze stijging vloeide voort uit de verkoop van ABN AMRO North America Holding
Company, dat hoofdzakelijk bestaat uit het particuliere en zakelijke bankbedrijf van LaSalle Bank Corporation
(LaSalle), van ABN AMRO Mortgage Group, Inc., en van de activiteiten van Bouwfonds op het gebied van
vastgoedontwikkeling en -beheer, alsmede door de rubricering van Antonveneta en BU Asset Management als
beëindigde bedrijfsactiviteiten. Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten omvat de desbetreffen
bedrijfsresultaten en, indien van toepassing, de verkoopwinst.
Operationele batenDe totale operationele baten daalden met EUR 494 miljoen ofwel 2,3% naar EUR 20.934 miljoen (niet-GAAP:
stijging van EUR 823 miljoen ofwel 5,0%). Positieve bijdragen waren vooral afkomstig van BU Latijns-Amerika
(EUR 1.114 miljoen), BU Azië (EUR 559 miljoen) en BU Nederland (EUR 350 miljoen). Lagere baten werden
echter gerapporteerd door BU Europa (EUR 1.340 miljoen) en Group Functions (EUR 1.386 miljoen; exclusief
consolidatie-effect (niet-GAAP): EUR 69 miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De drijvende krachten achter de batenstijging van BU Latijns-Amerika waren de aanhoudend sterke groei van
de Braziliaanse kredietportefeuille en van de baten uit het balansbeheer, alsmede de winst op de verkoop van
het belang in het Braziliaanse kredietanalysebureau Serasa, de Braziliaanse effectenbeurs Bovespa en de
Braziliaanse futuresbeurs Bolsa de Mercados & Futuros (in totaal EUR 382 miljoen).
• De toename van de operationele baten van BU Azië is toe te schrijven aan de aanhoudende groei van het
particuliere bedrijf, gesteund door de verdere uitbreiding van Preferred Banking en creditcardactiviteiten in
met name India, China, Hongkong en Taiwan. Bovendien stegen de baten in het zakelijke segment door
hogere provisies uit fusie- en overnamebemiddeling, de toename van uitgevoerde klanttransacties en hogere
baten uit Global Markets.
• De verbetering van de operationele baten van BU Nederland was te danken aan de belastingvrije winst op de
verkoop van Interbank/DMC (EUR 56 miljoen) en ABN AMRO Mellon (EUR 139 miljoen), de gestegen
nettorentebaten dankzij de volumegroei van en ruimere marges op spaarproducten en de hogere baten uit
Global Markets, met name op het gebied van Financial Markets en Structured Finance.
• BU Europa zag de operationele baten teruglopen door negatieve reële-waardeveranderingen (EUR 1.561
miljoen) van portefeuilles als gevolg van de kredietcrisis die zich ontwikkelde in reactie op de problemen in
het subprime-segment van de Amerikaanse hypotheekmarkt. Omdat de ‘global hub’ voor Global Markets tot
BU Europa behoort, was het effect van de waardeveranderingen hier het sterkst merkbaar. De reële-
waardeveranderingen werden voor een deel gecompenseerd door reële-waardeveranderingen van de eigen
kredietwaardigheid tot een bedrag van EUR 435 miljoen, waarvan EUR 267 miljoen is verantwoord onder het
handelsresultaat en EUR 168 miljoen onder het resultaat uit financiële transacties.
RenteDe nettorentebaten stegen met EUR 1.084 miljoen ofwel 14,9% naar EUR 8.352 miljoen (niet-GAAP: EUR 962
miljoen ofwel 12,6%). De belangrijkste bijdragen kwamen voor rekening van BU Latijns-Amerika (EUR 750
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
17
miljoen), BU Nederland (EUR 278 miljoen), BU Europa (EUR 233 miljoen) en BU Azië (EUR 219 miljoen). Group
Functions behaalde daarentegen lagere nettorentebaten (EUR 336 miljoen; niet-GAAP: EUR 458 miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De stijging van de nettorentebaten van BU Latijns-Amerika was vooral het gevolg van de aanhoudende groei
van de Braziliaanse kredietportefeuille, de waardevermeerdering van de Braziliaanse real tegenover de euro
en de hogere rentegerelateerde treasury-baten.
• De toename bij BU Nederland weerspiegelt de volumegroei van en de ruimere marges op zakelijke en
particuliere spaarproducten.
• De nettorentebaten van BU Azië namen toe dankzij de aanhoudende groei van het consumer banking-bedrijf
en de creditcardactiviteiten, hogere baten uit het balansbeheer en de consolidatie van Prime Bank and Taitung
Business Bank.
• De nettorentebaten van Group Functions daalden als gevolg van gestegen financieringskosten en lagere
beleggingsopbrengsten na de verkoop van obligatieportefeuilles aangehouden voor verkoop.
ProvisieDe onderstaande tabel toont een onderverdeling van de provisiebaten en -lasten op groepsniveau voor de jaren
2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Provisiebaten
Effectenbedrijf 1.445 1.692 1.529
Betalingsverkeer 1.602 1.376 1.237
Vermogensbeheer en trustactiviteiten 485 414 243
Kredietbedrijf 279 162 170
Adviesdiensten 594 484 333
Assurantiebedrijf 133 130 136
Garanties 192 159 164
Overige 492 454 369
Subtotaal 5.222 4.871 4.181
Provisielasten
Effectenbedrijf 86 322 321
Betalingsverkeer 267 200 165
Overige 594 300 263
Subtotaal 947 822 749 Totaal 4.275 4.049 3.432
De nettoprovisiebaten stegen EUR 226 miljoen ofwel 5,6% hoger tot EUR 4.275 miljoen, waarbij de stijging bij
BU Azië (EUR 286 miljoen) en Group Functions (EUR 121 miljoen) gedeeltelijk teniet werd gedaan door de
daling bij BU Nederland (EUR 121 miljoen) en BU Europa (EUR 121 miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De toename bij BU Azië weerspiegelt de hogere provisies uit fusie- en overnamebemiddeling dankzij het
succes bij een aantal klanttransacties, de hogere baten uit transaction banking en de verdere groei van de
verkoop van beleggingsproducten aan Van Gogh Preferred Banking-klanten.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
18
• De daling van EUR 121 miljoen bij BU Nederland vloeide voort uit lagere provisies uit het effectenbedrijf en
grote zakelijke relaties. De hogere provisies uit het betalingsverkeer en vermogensbeheer konden dit slechts
deels compenseren.
HandelsresultaatDe onderstaande tabel toont een onderverdeling van het handelsresultaat op groepsniveau voor de jaren 2007,
2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Rente-instrumenten – 1.222 1.103 1.360
Valuta’s 976 706 393
Aandelen en grondstoffen 1.462 1.054 612
Overige 60 – 14 149 Totaal 1.276 2.849 2.514
Het handelsresultaat kwam EUR 1.573 miljoen ofwel 55,2% lager uit op EUR 1.276 miljoen (niet-GAAP:
EUR 1.579 miljoen op EUR 1.273 miljoen). Deze terugval kwam vooral tot stand in BU Europa (EUR 1.565
miljoen) en Group Functions (EUR 204 miljoen; niet-GAAP: EUR 210 miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De daling bij BU Europa werd veroorzaakt door negatieve reële-waardeveranderingen (EUR 1.561 miljoen) als
gevolg van de kredietcrisis die zich ontwikkelde in reactie op de problemen in het subprime-segment van de
Amerikaanse hypotheekmarkt. Omdat de ‘global hub’ voor Global Markets tot BU Europa behoort, was het
effect van de waardeveranderingen hier het sterkst merkbaar. Het positief resultaat van EUR 267 miljoen uit
reële-waardeveranderingen in de eigen kredietwaardigheid bood slechts gedeeltelijke compensatie.
• Het slechtere handelsresultaat van Group Functions is met name toe te schrijven aan het lagere resultaat uit
de handel voor eigen rekening in Global Markets.
Resultaat uit financiële transactiesDe onderstaande tabel toont een onderverdeling van het resultaat uit financiële transacties op groepsniveau
voor de jaren 2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Resultaat uit verkoop van schuldbewijzen beschikbaar voor verkoop 278 485 431
Resultaat uit verkoop van aandelenbeleggingen beschikbaar voor verkoop 321 70 49
Resultaat uit reële-waardeveranderingen in de eigen kredietwaardigheid 168 – –
Dividend uit aandelenbeleggingen beschikbaar voor verkoop 16 32 19
Resultaat uit overige aandelenbeleggingen 669 435 468
Ineffectiviteit van hedges – 4 65 30
Verandering in reële waarde van credit default swaps 116 – 280 – 51
Overige – 16 – 13 237 Totaal 1,548 794 1,183
Het resultaat uit financiële transacties verbeterde met EUR 754 miljoen ofwel 95,0% naar EUR 1.548 miljoen
(niet-GAAP: EUR 723 miljoen ofwel 92,8%). Deze stijging deed zich met name voor bij Group Functions
(EUR 262 miljoen; niet-GAAP: EUR 231 miljoen) en BU Latijns-Amerika (EUR 382 miljoen).
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
19
Belangrijkste ontwikkelingen
• BU Latijns-Amerika profiteerde van baten uit het balansbeheer en de winst op de verkoop van het belang in
het kredietanalysebureau Serasa, de Braziliaanse effectenbeurs Bovespa en de Braziliaanse futuresbeurs
Bolsa de Mercados & Futuros (in totaal EUR 382 miljoen).
• Group Functions meldde een stijging van per saldo EUR 262 miljoen door markt-waardestijgingen van
kapitaal- en risicohedges (credit default swap-portefeuille), die profiteerden van de algehele verruiming van
de creditspreads gedurende het jaar) en positieve reële-waardeveranderingen van EUR 115 miljoen met
betrekking tot de eigen kredietwaardigheid. Daarentegen was de winst op de verkoop van
obligatieportefeuilles aangehouden voor verkoop lager.
Resultaat uit deelnemingen met invloedHet resultaat uit deelnemingen met invloed steeg met EUR 30 miljoen naar EUR 271 miljoen (niet-GAAP:
stijging van EUR 29 miljoen). Deze verbetering kwam grotendeels tot stand bij Group Functions (EUR 22
miljoen; niet-GAAP: EUR 21 miljoen).
Overige operationele batenDe onderstaande tabel toont een onderverdeling van de overige operationele baten op groepsniveau voor de
jaren 2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Verzekeringsactiviteiten 95 90 153
Leasing 82 61 60
Verkoop bedrijfsactiviteiten en deelnemingen met invloed 951 453 348
Overige 248 310 247 Totaal 1,376 914 808
De overige operationele baten stegen met EUR 462 miljoen ofwel 50,5% naar EUR 1.376 miljoen. Hieraan
droegen met name Group Functions (EUR 226 miljoen), BU Nederland (EUR 153 miljoen) en BU Private Clients
(EUR 93 miljoen) bij.
Belangrijkste ontwikkelingen
• De toename bij Group Functions vloeide hoofdzakelijk voort uit de verkoop van Capitalia, waarbij de aandelen
Capitalia werden omgewisseld in aandelen Unicredit. Dit resulteerde in een winst van EUR 624 miljoen.
• De stijging bij BU Nederland was te danken aan de winst op de verkoop van Interbank/DMC (EUR 56 miljoen)
en ABN AMRO Mellon (EUR 139 miljoen) in 2007.
• BU Private Clients profiteerde van de verkoopwinst op de Latijns-Amerikaanse private banking-activiteiten in
Miami en Uruguay, met inbegrip van de Latijns-Amerikaanse portefeuilles in Zwitserland en Luxemburg
(EUR 77 miljoen).
Baten van geconsolideerde private equity-belangenDe baten van geconsolideerde private equity-belangen daalden met EUR 1.477 miljoen ofwel 27,8%, naar
EUR 3.836 miljoen. Dit werd veroorzaakt door het besluit om het merendeel van de private equity-investeringen
onder te brengen in een onafhankelijke beheermaatschappij. Als gevolg van deze structurele wijziging van
zeggenschap worden de resultaten uit de investeringsportefeuille die door de onafhankelijke
beheermaatschappij wordt beheerd, vanaf 1 juli 2007 niet meer geconsolideerd, maar worden reële-
waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening verwerkt als resultaat uit overige aandelenbeleggingen
onder resultaat uit financiële transacties.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
20
Operationele bedrijfslastenDe operationele bedrijfslasten namen toe met EUR 535 miljoen ofwel 3,2% naar EUR 17.480 miljoen (niet-
GAAP: EUR 1.840 miljoen ofwel 15,3% naar EUR 13.846 miljoen). Hogere lasten bij BU Latijns-Amerika
(EUR 496 miljoen) en BU Azië (EUR 384 miljoen) werden slechts gedeeltelijk gecompenseerd door lagere
lasten bij Group Functions (EUR 370 miljoen; niet-GAAP: stijging van EUR 935 miljoen). In 2007 was er een
vrijval van EUR 24 miljoen aan herstructureringlasten tegenover een voorziening van EUR 207 miljoen in 2006
(waarvan EUR 174 miljoen voor voortgezette bedrijfsactiviteiten en EUR 25 miljoen netto voor beëindigde
bedrijfsactiviteiten). In 2007 werd in verband met de versnelde afwikkeling van op aandelen gebaseerde
betalingen een bedrag van EUR 272 miljoen (waarvan EUR 249 miljoen voor voortgezette bedrijfsactiviteiten en
EUR 17 miljoen netto voor beëindigde bedrijfsactiviteiten) verantwoord. De versnelde afwikkeling vloeide voort
uit de acquisitie van ABN AMRO door de consortiumbanken.
Belangrijkste ontwikkelingen
• De daling bij Group Functions hield verband met de voornoemde wijziging van zeggenschap ten aanzien van
geconsolideerde private equity-investeringen. Op niet-GAAP-basis was er sprake van een stijging van
EUR 935 miljoen door de aan Barclays betaalde break-up fee (EUR 200 miljoen), transactiegerelateerde
advieskosten (EUR 211 miljoen), transitie- en integratiekosten voor de overname door het consortium
(EUR 95 miljoen), de voorziening in verband met het onderzoek door het Amerikaanse ministerie van Justitie
(EUR 365 miljoen) en de versnelde afwikkeling van op aandelen gebaseerde betalingen (EUR 117 miljoen,
verantwoord in Group Functions).
• De operationele bedrijfslasten van BU Latijns-Amerika werden beïnvloed door de nieuwe cao die in
september 2007 van kracht werd, hogere bonussen, de forse groei van de activiteiten en de investeringen in
de uitbreiding van de distributie-infrastructuur in Brazilië.
• De lastenstijging in BU Azië werd veroorzaakt door de acquisitie van Prime Bank en Taitung Business Bank, de
verdere investeringen in nieuwe kantoren en de toename van het aantal medewerkers.
Bijzondere waardevermindering krediet- en overige voorzieningen voor kredietrisicoDe post bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico (hierna verder
aangeduid als de ‘kredietvoorzieningen’) werd verhoogd met EUR 293 miljoen naar EUR 1.704 miljoen. Het
voorzieningenniveau werd opgetrokken in BU Latijns-Amerika (EUR 244 miljoen), BU Noord Amerika (EUR 66
miljoen), BU Europa (EUR 64 miljoen) en BU Nederland (EUR 54 miljoen). De verlaging bij Group Functions
(EUR 144 miljoen) woog hier niet tegen op.
Belangrijkste ontwikkelingen
• In BU Latijns-Amerika maakte de aanhoudend krachtige kredietgroei een verhoging van de
kredietvoorzieningen met EUR 244 miljoen noodzakelijk.
• In BU Noord-Amerika (EUR 66 miljoen) en BU Europa (EUR 64 miljoen) kwamen de kredietvoorzieningen
hoger uit door een geringere vrijval dan in het voorgaande jaar en een verandering in de kredietcyclus.
• De kredietvoorzieningen in BU Nederland namen toe (EUR 54 miljoen) als gevolg van de bijzondere
waardevermindering die werd toegepast op faciliteiten die aan bepaalde grote zakelijke relaties waren
verstrekt.
• De verlaging bij Group Functions (EUR 144 miljoen) hield verband met de verkoop van het Futures-bedrijf aan
UBS in 2006.
Effectieve belastingdrukDe gecombineerde effectieve belastingdruk van voortgezette en beëindigde bedrijfsactiviteiten bedroeg 2,7%
in 2007 tegenover 11,9% in 2006 (niet-GAAP: 4,7% in 2007 versus 10,6% in 2006). Deze daling werd
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
21
veroorzaakt door aanzienlijke belastingvrije winsten op verkopen (waaronder de winst op de verkoop van
Capitalia van EUR 624 miljoen, netto EUR 617 miljoen), de verlaging van het Nederlandse tarief voor de
vennootschapsbelasting, heffingskortingen in een aantal landen, de vrijval van omvangrijke
belastingverplichtingen ten gevolge van de definitieve afwikkeling van belastingaangifte over voorgaande jaren
en de afwikkeling van een aantal andere posten.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingenHet resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen steeg met EUR 6.103 miljoen naar EUR 8.177
miljoen en omvatte de volgende posten:
• de verkoop van ABN AMRO Mortgage Group, Inc., het Amerikaanse bedrijfsonderdeel van de bank dat zich
bezighoudt met de verkoop en administratie van woninghypotheken, leverde EUR 110 miljoen op (resultaat na
belastingen over de eerste twee maanden en verkoopwinst) in BU Noord-Amerika. Deze transactie werd
door de groep bekendgemaakt op 22 januari 2007 en afgerond op 28 februari 2007;
• de verkoop van ABN AMRO North America Holding Company, dat hoofdzakelijk bestaat uit het particuliere en
zakelijke bankbedrijf van LaSalle Bank Corporation (LaSalle) in BU Noord-Amerika. Het resultaat na
belastingen over de eerste negen maanden kwam uit op EUR 777 miljoen en de verkoopwinst bedroeg
EUR 7.163 miljoen. De verkoopwinst is verantwoord in BU Noord-Amerika (EUR 7.196 miljoen) en Group
Functions (EUR 33 miljoen). De verkoop werd aangekondigd op 22 april 2007 en afgerond op 1 oktober 2007;
• de rubricering van Antonveneta onder beëindigde bedrijfsactiviteiten (verlies van EUR 111 miljoen);
• de rubricering van BU Asset Management onder beëindigde bedrijfsactiviteiten (winst van EUR 186 miljoen);
en
• de gedeeltelijke vrijval van een voorziening die in 2006 was getroffen in verband met de verkoop van
Bouwfonds (EUR 52 miljoen).
Resultaten 2006 versus 2005De jaarwinst over 2006 nam toe met EUR 337 miljoen ofwel 7,6% naar EUR 4.780 miljoen. Het resultaat uit
voortgezette bedrijfsactiviteiten daalde met EUR 614 miljoen ofwel 18,5% naar EUR 2.706 miljoen. De
resultaten van de afzonderlijke BU’s lieten een gemengd beeld zien. De grootste stijgingen op jaarbasis deden
zich voor bij BU Latijns-Amerika (EUR 66 miljoen) en BU Nederland (EUR 82 miljoen), en de grootste dalingen
op jaarbasis bij BU Noord-Amerika (EUR 290 miljoen), BU Azië (EUR 190 miljoen), BU Europa exclusief
Antonveneta (EUR 151 miljoen) en Group Functions (EUR 147 miljoen). Het resultaat uit beëindigde
bedrijfsactiviteiten na belastingen bedroeg EUR 2.074 miljoen. Dit betrof de verkoop van de activiteiten van
Bouwfonds op het gebied van vastgoedontwikkeling en -beheer, de rubricering van Antonveneta en BU Asset
Management als bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop en de verkoop van ABN AMRO Mortgage
Group, Inc. en ABN AMRO North America Holding Company, dat hoofdzakelijk bestaat uit het particuliere en
zakelijke bankbedrijf van LaSalle Bank Corporation (LaSalle). Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten
omvat de desbetreffen bedrijfsresultaten en de verkoopwinst.
Operationele batenDe totale operationele baten stegen met EUR 2.846 miljoen ofwel 15,3% naar EUR 21.428 miljoen (niet-GAAP:
EUR 1.251 miljoen ofwel 8,2%). Deze stijging was hoofdzakelijk afkomstig van Group Functions (EUR 1.688
miljoen; niet-GAAP: daling van EUR 9 miljoen), BU Europa (EUR 192 miljoen; exclusief consolidatie-effect (niet-
GAAP) EUR 294 miljoen), BU Latijns-Amerika (EUR 714 miljoen) en BU Azië (EUR 283 miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De toename bij Group Functions was te danken aan hogere operationele baten van geconsolideerde private
equity-belangen.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
22
• Exclusief het consolidatie-effect (niet-GAAP) namen de operationele baten van BU Europa toe, aangedreven
door vooral de hogere baten uit Global Markets waar de baten uit klantactiviteiten sterk verbeterden.
• De stijging bij BU Latijns-Amerika is voornamelijk toe te schrijven aan de aanhoudende groei van de
particuliere en consumptieve kredietportefeuilles. In de baten over 2005 is de boekwinst op de verkoop van
Real Seguros (EUR 229 miljoen) opgenomen.
• De batenstijging van BU Azië was afkomstig van de verdere uitbreiding van de Preferred Banking en
creditcardactiviteiten, met name in India, China, Hongkong en Taiwan.
RenteDe nettorentebaten stegen met EUR 505 miljoen ofwel 7,5% naar EUR 7.268 miljoen, hoofdzakelijk door hogere
bijdragen van BU Latijns-Amerika (EUR 725 miljoen) en BU Europa (EUR 480 miljoen; niet-GAAP plus EUR 408
miljoen). BU Nederland en Group Functions zagen daarentegen de nettorentebaten afnemen met
respectievelijk EUR 443 miljoen en EUR 201 miljoen (niet-GAAP: EUR 67 miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De stijging bij BU Latijns-Amerika was vooral het gevolg van de aanhoudende groei van de Braziliaanse
kredietportefeuille.
• De daling bij BU Nederland houdt verband met het feit dat de ontvangen boeterente voor vervroegde
hypotheekaflossingen werd beïnvloed door hogere compenserende transacties in 2006.
• De nettorentebaten van Group Functions namen af door hogere rentelasten voor geconsolideerde private
equity-belangen. Exclusief het consolidatie-effect (niet-GAAP) bedroeg de daling EUR 67 miljoen.
ProvisieDe nettoprovisiebaten stegen met EUR 617 miljoen ofwel 18,0% tot EUR 4.049 miljoen, hoofdzakelijk als
gevolg van een stijging bij BU Azië (EUR 267 miljoen), BU Latijns-Amerika (EUR 119 miljoen), BU Nederland
(EUR 97 miljoen) en BU Private Clients (EUR 83 miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De stijging bij BU Azië weerspiegelde het gegroeide vermogen onder administratie, de hogere provisiebaten
uit bestaande producten en een verdere verschuiving in de asset-mix naar meer winstgevende producten.
• De toename bij BU Nederland (EUR 97 miljoen) werd veroorzaakt door hogere provisiebaten uit bank- en
effectentransacties en vermogensbeheer.
HandelsresultaatHet handelsresultaat verbeterde met EUR 335 miljoen ofwel 13,3% naar EUR 2.849 miljoen. De grootste
bijdragen aan deze verbetering werden geleverd door BU Latijns-Amerika (EUR 163 miljoen), BU Azië (EUR 144
miljoen) en BU Nederland (EUR 88 miljoen). Hier stond een lagere bijdrage van BU Noord-Amerika (EUR 90
miljoen) tegenover.
Belangrijkste ontwikkelingen
• In BU Latijns-Amerika kwam het handelsresultaat EUR 163 miljoen hoger uit. Dit was vooral te danken aan de
groei van klantgerelateerde baten in het commercial banking-bedrijf in Brazilië.
• Het handelsresultaat van BU Azië steeg als gevolg van hogere inkomsten uit aandelentransacties in
Hongkong en Taiwan.
• De toename bij BU Nederland was vooral te danken aan betere resultaten uit de verkoop van derivaten.
• Hoofdoorzaak van de daling van EUR 90 miljoen bij BU Noord-Amerika was het lagere handelsresultaat uit
Global Markets.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
23
Resultaat uit financiële transactiesHet resultaat uit financiële transacties daalde met EUR 389 miljoen ofwel 32,9% naar EUR 794 miljoen. Deze
terugval deed zich met name voor bij Group Functions (EUR 353 miljoen; niet-GAAP: EUR 379 miljoen) en BU
Azië (EUR 85 miljoen), maar werd gedeeltelijk gecompenseerd door de stijging bij BU Nederland (EUR 167
miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De daling bij Group Functions vloeide hoofdzakelijk voort uit lagere resultaten uit de verkoop van obligaties en
verliezen op credit default swaps door krimpende spreads, terwijl het resultaat over 2005 positief werd
beïnvloed door de herwaardering van de optiepositie met betrekking tot Antonveneta.
• BU Azië zag het resultaat uit financiële transacties afnemen door een lagere bijdrage uit Global Clients.
Resultaat uit deelnemingen met invloedHet resultaat uit deelnemingen met invloed daalde met EUR 4 miljoen naar EUR 241 miljoen. In Group
Functions (EUR 47 miljoen) was de bijdrage van het belang in Antonveneta (geconsolideerd in 2006) en in
Kereskedelmi és Hitelbank Rt. (verkocht in 2006) lager. De hogere winstbijdrage van het belang in Capitalia
werd hierdoor tenietgedaan.
Overige operationele batenDe overige operationele baten namen toe met EUR 106 miljoen ofwel 13,1% naar EUR 914 miljoen. Group
Functions (EUR 445 miljoen; niet-GAAP plus EUR 439 miljoen) realiseerde hogere baten, maar deze stijging
ging voor een deel verloren door de lagere baten van BU Latijns-Amerika (EUR 320 miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De stijging bij Group Functions was te danken aan de winst op de verkoop van Kereskedelmi és Hitelbank Rt.
(EUR 208 miljoen) en van het Futures-bedrijf (EUR 229 miljoen).
• De daling bij BU Latijns-Amerika hield hoofdzakelijk verband met de winst van EUR 229 miljoen op de verkoop
van Real Seguros die in 2005 werd geboekt.
Baten van geconsolideerde private equity-belangenDe baten van geconsolideerde private equity-belangen waren EUR 5.313 miljoen ofwel een stijging van
EUR 1.676 miljoen ofwel 46,1% door de toename van de geconsolideerde investeringen van Private Equity in
zowel aantal als omvang.
Operationele bedrijfslastenDe operationele bedrijfslasten stegen met EUR 3.032 miljoen ofwel 21,8% naar EUR 16.945 miljoen (niet-
GAAP: EUR 1.459 miljoen ofwel 13,8% naar EUR 12.006 miljoen), hoofdzakelijk door Group Functions
(EUR 2.004 miljoen; niet-GAAP plus EUR 327 miljoen), BU Europa (EUR 263 miljoen; niet-GAAP plus EUR 367
miljoen), BU Latijns-Amerika (EUR 396 miljoen), BU Azië (EUR 290 miljoen) en BU Noord-Amerika (EUR 138
miljoen). De operationele bedrijfslasten van BU Nederland waren lager (EUR 92 miljoen). In 2006 werd verdeeld
over BU Nederland, BU Noord-Amerika, BU Latijns-Amerika en BU Europa een bedrag van in totaal EUR 137
miljoen voor herstructureringslasten met betrekking tot Services en IT-initiatieven opgenomen.
Belangrijkste ontwikkelingen
• De toename bij Group Functions werd veroorzaakt door de hogere operationele bedrijfslasten van
geconsolideerde private equity-belangen en de vrijval van EUR 392 miljoen uit de voorziening
ziektekostenverzekering na pensionering in 2005.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
24
• Exclusief het consolidatie-effect (niet-GAAP) stegen de operationele bedrijfslasten van BU Europa. Dit hield
hoofdzakelijk verband met herstructureringslasten van EUR 68 miljoen met betrekking tot Global Markets en
Services, een stijging van de uitgaven in lijn met de groei van de operationele baten, hogere bonussen en
toegenomen compliance-kosten voor de Sarbanes-Oxley Act en overige regelgeving.
• De operationele bedrijfslasten in de groeimarkten BU Latijns-Amerika en BU Azië stegen, mede door de
opening van nieuwe vestigingen en marketingcampagnes. De operationele bedrijfslasten van BU Latijns-
Amerika werden daarnaast beïnvloed door de waardestijging van de Braziliaanse real en de nieuwe cao’s die
in september 2005 en september 2006 van kracht werden.
• BU Nederland plukte ook in 2006 de vruchten van een strikte kostenbeheersing. Dit vertaalde zich in een
vermindering van de personeelskosten.
Bijzondere waardevermindering krediet- en overige voorzieningen voor kredietrisicoDe kredietvoorzieningen namen toe met EUR 797 miljoen naar EUR 1.411 miljoen. Deze aanzienlijke verhoging
betrof met name de particuliere kredietverlening in BU Latijns-Amerika (EUR 372 miljoen) en BU Azië (EUR 178
miljoen).
Belangrijkste ontwikkelingen
• De hogere kredietvoorzieningen in BU Latijns-Amerika weerspiegelden de absolute volumestijging van
particulier krediet en de toegenomen insolventies.
• De stijging bij BU Azië betrof met name een hogere voorziening voor creditcardvorderingen in Taiwan, waar
de banksector sterk te kampen had met toenemende betalingsachterstanden op creditcards.
Effectieve belastingdrukDe effectieve belastingdruk daalde van 18,1% in 2005 naar 11,9% in 2006 door heffingskortingen, wijzigingen in
belastingwetgeving, hogere belastingvrije winsten en tariefwijzigingen.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingenHet resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen bedroeg EUR 2.074 miljoen in 2006 tegenover
EUR 1.123 miljoen in 2005.
Het resultaat van EUR 2.074 miljoen in 2006 vloeide voort uit onder meer de volgende ontwikkelingen:
• op 1 december 2006 werden de activiteiten van Bouwfonds op het gebied van vastgoedontwikkeling en
-beheer verkocht. Deze transactie leverde EUR 505 miljoen op voor BU Nederland, waarvan EUR 338 miljoen
nettoverkoopwinst en EUR 167 miljoen bedrijfsresultaat;
• op 22 januari 2007 maakte de groep de verkoop bekend van ABN AMRO Mortgage Group, Inc., het
Amerikaanse bedrijfsonderdeel van de bank dat zich bezighoudt met de verkoop en administratie van
woninghypotheken. Het resultaat van EUR 104 miljoen is verantwoord in BU Noord-Amerika. De transactie
werd afgerond op 28 februari 2007;
• op 22 april 2007 werd de verkoop van ABN AMRO North America Holding Company, dat hoofdzakelijk bestaat
uit het particuliere en zakelijke bankbedrijf van LaSalle Bank Corporation (LaSalle), aangekondigd door de
groep. Het resultaat is geboekt in BU Noord-Amerika (EUR 1.104 miljoen) en Group Functions (EUR 85
miljoen). De transactie werd afgerond op 1 oktober 2007;
• de rubricering van Antonveneta onder beëindigde bedrijfsactiviteiten (EUR 192 miljoen); en
• de rubricering van BU Asset Management onder beëindigde bedrijfsactiviteiten (EUR 254 miljoen).
Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen over 2005 (EUR 1.123 miljoen) vloeide voort uit
de rubricering van de volgende onderdelen als beëindigde bedrijfsactiviteiten:
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
25
• Bouwfonds (EUR 136 miljoen) in BU Nederland;
• ABN AMRO Mortgage Group, Inc. (EUR 51 miljoen) in BU Noord-Amerika;
• ABN AMRO North America Holding Company, dat hoofdzakelijk bestaat uit het particuliere en zakelijke
bankbedrijf van LaSalle Bank Corporation in BU Noord-Amerika (EUR 811 miljoen) en Group Functions
(EUR 64 miljoen); en
• het vermogensbeheerbedrijf (EUR 189 miljoen) in BU Asset Management.
Invloed van het huidige kredietklimaat op de financiële positie en resultaten van de groep
Posities gerelateerd aan Amerikaanse woninghypothekenDe groep belegt in financiële instrumenten zoals door andere activa gedekte effecten (asset-backed securities
ABS) en andere gestructureerde producten, met als onderpand Amerikaanse woninghypotheekleningen en
andere activa die gevoelig zijn voor het huidige kredietklimaat in de Verenigde Staten. Zie ook de paragraaf
‘Risicofactoren’ vanaf pagina 63.
De volgende tabel toont de belangrijkste posities in het handelsboek per 31 december 2007 die aan de
Amerikaanse woninghypotheekmarkt zijn gerelateerd:
(in miljoenen euro’s)
Positie Reële- Nettopositie waardeverandering via resultaat
Aangehouden ABS CDO’s:
Super senior tranches 2.487 499 1.988
Aandelen- / mezzanine-tranches 290 290 –
Handelsportefeuille in ABS:
Prime RMBS 280 56 224
Subprime RMBS 98 48 50
ABS CDO’s 68 62 6 Totaal 3.223 955 2.268
Voor zover mogelijk, waardeert de groep alle posities in ABS op basis van marktprijzen. Als gevolg van het
toenemend aantal achterstallige betalingen op hypotheekleningen, de verwachte daling van de huizenprijzen in
de Verenigde Staten en de illiquide markten is het echter steeds moeilijker geworden om voor deze segmenten
goede marktinformatie te vinden.
In overeenstemming met ons beleid voor het bepalen van de reële waarde worden, indien geen genoteerde
marktprijzen en recente markttransacties beschikbaar zijn, waarderingstechnieken gebruikt waarbij
benchmarking met marktprijzen voor soortgelijke instrumenten wordt toegepast of waarderingsmodellen
worden gehanteerd. Waar beschikbaar wordt hierbij voorrang gegeven aan waarneembare marktgegevens.
Aangehouden ABS CDO’sDe groep koopt hypothecair gedekte waardepapieren (mortgage-backed securities / MBS), waaronder ook
schuldpapier met Amerikaanse hypotheekleningen als onderpand. Deze leningen worden vervolgens
gebundeld in collateralised debt obligations (CDO’s) en aan beleggers doorverkocht. Als gevolg van het
verslechterende kredietklimaat heeft de groep de positie in super senior tranches van Amerikaanse ABS CDO’s
aangehouden.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
26
Per 31 december 2007 bedroeg de nettopositie van de groep in onverkochte tranches Amerikaanse ABS CDO’s
EUR 1.988 miljoen. Dit betrof met name CDO’s met een hoge kredietwaardigheid, te weten CDO’s met
zakelijke kredieten, prime- en subprime-hypotheken als onderpand.
Gedurende de tweede helft van 2007 nam de subjectiviteit in de waardering van Amerikaanse CDO’s aanzienlijk
toe. Dit was het gevolg van een toenemende illiquiditeit van de markt. ABN AMRO besloot hierop om een
modelmatige waarderingsmethodiek te volgen. De waardering van de super senior tranches van ABS CDO’s op
de balans is gebaseerd op de uitkomsten van een intern ontwikkeld model en op marktgegevens. Het model
voorspelt de verwachte kasstromen van de onderliggende hypotheekleningen op basis van aannames ten
aanzien van de toekomstige macro-economische omstandigheden (zoals een stijging of daling van de
huizenprijzen). Het percentage achterstallige betalingen op deze onderliggende hypotheken wordt daarbij
afgeleid uit algemeen beschikbare gegevens. De hieruit voortvloeiende kasstromen worden contant gemaakt
aan de hand van een risicogewogen disconteringsvoet. Bovendien worden de waarderingen die uit het model
voortvloeien, vergeleken met waarneembare marktgegevens, zoals de ABX Index. Deze index
vertegenwoordigt een serie credit default swaps (CDS) op obligaties die subprime-hypotheken als onderpand
hebben.
De mezzanine- en aandelentranches van ABS CDO’s die aan de Amerikaanse markt zijn gerelateerd, zijn volledig
afgeboekt.
In de onderstaande tabel wordt de risicopositie van de groep in super senior tranches weergegeven:
Positie (n miljoenen euro’s) 2.487
Gewogen gemiddelde verliesdrempel (‘attachment point’) 28%
% onderliggende subprime-beleggingen in RMBS 77%
Onderverdeling van zekerheden naar rating:
• investment grade 99%
• non-investment grade 1%
Nettopositie (in miljoenen euro’s) 1.988
Effectieve gewogen gemiddelde verliesdrempel na reële-waardeverandering 42%
Van de posities van ABN AMRO in ABS CDO’s met een high-grade rating heeft circa 5% betrekking op
hypotheekleningen die in 2005 of eerder zijn afgesloten, en 95% op hypotheekleningen die in 2006 en 2007 zijn
afgesloten. Per 31 december 2007 had 99% van deze waardepapieren een investment grade rating.
ABS handelsportefeuilleDaarnaast heeft ABN AMRO een nettopositie van EUR 280 miljoen in Amerikaanse woninghypotheken via een
handelsportefeuille van residential mortgage-backed securities (RMBS) en ABS CDO’s. Deze positie betreft
voor het merendeel prime RMBS. De posities in het handelsboek worden tegen marktwaarde gewaardeerd op
basis van afzonderlijke marktprijzen (voor zover beschikbaar) of tegen marktbenchmarks.
ABS beschikbaar voor verkoopTot de voor verkoop beschikbare activa behoren prime RMBS en high-grade ABS CDO’s (bruto respectievelijk
EUR 159 miljoen en EUR 1.988 miljoen) die aan de Amerikaanse markt zijn gerelateerd. Aangezien deze
instrumenten als beschikbaar voor verkoop worden gerubriceerd, worden de reële-waardeveranderingen
(EUR 165 miljoen) direct in het eigen vermogen verwerkt via de post niet-gerealiseerde winsten en verliezen.
Indien bij deze activa sprake is van bijzondere waardevermindering, dan worden de cumulatieve winsten of
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
27
verliezen ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht. Na beoordeling werd geen van deze posities per 31
december 2007 geacht een bijzondere waardevermindering te hebben ondergaan.
Positie in financiële garantenTegen het einde van 2007 kwamen financiële garanten in de problemen door hun posities in het subprime-
segment van de Amerikaanse hypotheekmarkt. Per 31 december 2007 bedroeg de directe risicopositie van de
groep bruto EUR 1.632 miljoen. Dit betrof met name CDS en high-grade ABS CDO’s. Hiertegenover stond een
waardeverandering van kredieten van EUR 606 miljoen, waarvan EUR 379 miljoen betrekking had op financiële
garanten met een non-investment grade rating. Daarnaast had ABN AMRO een indirecte risicopositie in
financiële garanten via financiële garanties (‘wraps’), die afzonderlijk aangekocht waren of besloten waren in
diverse instrumenten in de handelsportefeuilles en de voor verkoop beschikbare portefeuilles. De waardering
van deze instrumenten per 31 december 2007 hing grotendeels af van de kwaliteit van de onderliggende activa,
en niet zozeer van de bescherming die de in het basisinstrument besloten garanties boden.
Andere portefeuilles waarop het huidige kredietklimaat van invloed isDe portefeuille hefboomfinancieringen van de groep, die tegen geamortiseerde kostprijs is opgenomen, had
per 31 december 2007 een omvang van EUR 2.457 miljoen. Onder normale marktomstandigheden zouden
deze posities reeds gesyndiceerd zijn. Nu worden ze in het leningenboek aangehouden totdat de
marktomstandigheden weer verbeteren. Na beoordeling werden deze posities niet geacht een bijzondere
waardevermindering te hebben ondergaan.
Daarnaast heeft de groep met name in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk bedrijfshypotheken
verstrekt die onder normale marktomstandigheden in aanmerking zouden komen voor doorplaatsing. Deze
hypotheekportefeuilles hadden per 31 december 2007 een omvang van EUR 5.878 miljoen. Na beoordeling
werden deze posities niet geacht een bijzondere waardevermindering te hebben ondergaan.
De groep heeft ook Britse woninghypotheken aangekocht die tegen reële waarde zijn opgenomen. Deze
hypotheken worden gewoonlijk tegen een disagio gekocht. Het betreft niet-reguliere hypotheken. Onder
normale marktomstandigheden zouden deze leningen worden doorgeplaatst. Deze hypotheekportefeuilles
hadden op 31 december 2007 een omvang van EUR 1.569 miljoen.
Eigen krediet ABN AMROOver het jaar eindigend per 31 december 2007 nam ABN AMRO een reële-waardestijging op van EUR 435
miljoen, waarvan EUR 267 miljoen in het handelsresultaat en EUR 168 miljoen in het resultaat uit financiële
transacties. Dit betrof reële-waardeveranderingen van financiële verplichtingen die zijn aangewezen als tegen
reële waarde op te nemen posten, als gevolg van wijzigingen in de eigen kredietwaardigheid van ABN AMRO.
De verandering in reële waarde betreft die financiële verplichtingen die zijn aangewezen als tegen reële waarde
op te nemen posten waar de eigen kredietwaardigheid van ABN AMRO door marktpartijen in aanmerking zou
worden genomen. Het betreft geen instrumenten waarvoor het in de markt gebruikelijk is om niet een
bedrijfspecifieke correctie voor eigen krediet op te nemen. De reële-waardeverandering is berekend op basis
van een yieldcurve die is afgeleid van waargenomen externe financieringstarieven en genoteerde CDS-spreads.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
28
GroepsvermogenDe onderstaande tabel geeft een overzicht van het vermogen van ABN AMRO per 31 december 2007, 2006 en
2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Gewoon aandelenkapitaal 1.085 1.085 1.069
Agioreserve 5.332 5.245 5.269
Ingekochte eigen aandelen (2.640) (1.829) (600)
Ingehouden winst 25.650 18.599 15.237
Saldo van niet in het resultaat opgenomen winsten en verliezen 148 497 1.246
Eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders
moedermaatschappij 29.575 23.597 22.221 Belang van derden 1.134 2.298 1.931
Totaal eigen vermogen 30.709 25.895 24.152 Achtergestelde schulden 15.616 19.213 19.072 Groepsvermogen 46.325 45.108 43.224
Het groepsvermogen bedroeg ultimo 2007 EUR 46.325 miljoen, een stijging van EUR 1.217 miljoen ofwel 2,7%
ten opzichte van ultimo 2006. Het eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders van de
moedermaatschappij steeg met EUR 5.978 miljoen ofwel 25,3%, hoofdzakelijk door ingehouden winst. Daar
stond tegenover dat meer aandelen werden ingekocht.
Het groepsvermogen bedroeg ultimo 2006 EUR 45.108 miljoen, een toename van EUR 1.884 miljoen ofwel
4,4% ten opzichte van ultimo 2005. Het eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders van de
moedermaatschappij steeg met EUR 1.376 miljoen ofwel 6,2%, hoofdzakelijk door ingehouden winst. De groei
van het eigen vermogen werd gedrukt door mutaties in bijzondere componenten van het eigen vermogen met
betrekking tot kasstroomhedges en voor verkoop beschikbare effecten, alsmede door valutakoerseffecten en
de inkoop van eigen aandelen.
De toevoeging aan de reserves over 2007 uit de aan aandeelhouders van de moedermaatschappij toe te
rekenen winst bedroeg, onder aftrek van uitgekeerde dividenden, EUR 7.722 miljoen (2006: EUR 3.252 miljoen).
Het saldo van niet in het resultaat opgenomen winst- en verliesposten in 2006 omvat de mutatie in de reserve
voor verkoop beschikbare activa (niet-gerealiseerd verlies van EUR 392 miljoen (2006: EUR 233 miljoen) op voor
verkoop beschikbare activa en gerealiseerde winst van EUR 515 miljoen (2006: EUR 602 miljoen) die naar de
winst- en verliesrekening is geherrubriceerd) en de mutatie in de reserve kasstroomhedges (niet-gerealiseerde
winst van EUR 315 miljoen (2006: EUR 735 miljoen) op kasstroomhedges en gerealiseerd verlies van EUR 54
miljoen (2006: EUR 215 miljoen) dat naar de winst- en verliesrekening is geherrubriceerd). Op aandelen
gebaseerde betalingen leidden tot een stijging van het eigen vermogen van EUR 145 miljoen inclusief
belastingen (2006: EUR 111 miljoen). De uitoefening van personeelsopties leidde tot een stijging van het eigen
vermogen van EUR 624 miljoen (2006: EUR 143 miljoen) toe aan het eigen vermogen. Voor de afwikkeling van
aandelenopties en aandelenregelingen in contanten, als uitvloeisel van de overname van ABN AMRO door de
consortiumbanken, werd een bedrag van EUR 743 miljoen aan het eigen vermogen onttrokken.
Het aantal uitstaande gewone aandelen, na aftrek van ingekochte eigen aandelen, nam met 9,7 miljoen af naar
1.844,1 miljoen ultimo 2007. In totaal werden 55,5 miljoen gewone aandelen ingekocht. Daar stond de uitgifte
van 27,6 miljoen gewone aandelen als gevolg van de uitoefening van personeelsopties tegenover. Voorts
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
29
werden in verband met het slotdividend 2006 18,2 miljoen gewone aandelen uitgegeven tegen een gemiddelde
koers van EUR 35,61.
Het aantal uitstaande gewone aandelen, na aftrek van ingekochte eigen aandelen, daalde met 24,1 miljoen naar
1.853,8 miljoen ultimo 2006. In verband met het slotdividend 2005 en het interimdividend 2006 werden
respectievelijk 32,8 miljoen gewone aandelen tegen een gemiddelde koers van EUR 21,30 en 30,5 miljoen
gewone aandelen tegen een gemiddelde koers van EUR 23,40 uitgegeven. De uitoefening van
personeelsopties leidde in 2006 tot de uitgifte van 8,5 miljoen aandelen. Daar stond tegenover dat 95,9 miljoen
gewone aandelen werden ingekocht.
In 2007 daalde het belang van derden met EUR 1.164 miljoen. Verminderingen en verkopen bedroegen per
saldo EUR 1.026 miljoen. Het valutakoerseffect was EUR 38 miljoen negatief en de winst toe te rekenen aan
belang van derden bedroeg EUR 127 miljoen.
Het belang van derden steeg in 2006 met EUR 367 miljoen. Het valutakoerseffect bedroeg EUR 46 miljoen
negatief, waarvan EUR 37 miljoen betrekking had op elementen van de tier 1-capital ratio. Daarnaast was er
sprake van een toevoeging van per saldo EUR 413 miljoen.
In 2007 vertoonde het achtergestelde vermogen een daling van EUR 3.597 miljoen (2006: stijging van EUR 141
miljoen) naar EUR 15.616 miljoen (2006: EUR 19.213 miljoen). De daling in 2007 is het gevolg van de verkoop
van LaSalle (EUR 1.487 miljoen), negatieve valutakoerseffecten (EUR 848 miljoen), herrubriceringen naar
verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop (EUR 1.090 miljoen), uitgiftes (EUR 1.496
miljoen) en aflossingen (EUR 1.537 miljoen). De uitgiftes in 2007 betroffen onder meer lower tier 2 Floating Rate
Notes (USD 1 miljard (EUR 768 miljoen) met een looptijd tot 2017, niet-vervroegd aflosbaar voor 2012), lower tier
2 Floating Rate Notes (BRL 550 miljoen (EUR 197 miljoen) aflosbaar in 2013 en 2014) en lower tier 2 Floating
Rate Notes (BRL 885 miljoen (EUR 329 miljoen) aflosbaar in 2014). De aflossingen bedroegen EUR 1.537
miljoen, waaronder USD 750 miljoen (EUR 555 miljoen) 7,125% obligaties 1977, NLG 750 miljoen (EUR 340
miljoen) 6% obligaties 1997, NLG 500 miljoen (EUR 227 miljoen) 8,25% obligaties 1992 en een obligatielening
van EUR 200 miljoen uitgegeven in 1997.
In 2006 werd voor een bedrag van EUR 4.044 miljoen aan achtergesteld vermogen uitgegeven. Dit betrof onder
meer perpetuele achtergestelde upper tier 2 obligaties (GBP 750 miljoen op 17 februari 2006, 5% vast met een
opslag per 17 februari 2016), perpetuele preferente obligaties (EUR 1,0 miljard op 10 maart 2006) en lower tier 2
Floating Rate Notes (EUR 1 miljard op 31 augustus 2006, driemaands Euribor met een opslag per 14 september
2011). De aflossingen bedroegen EUR 4.430 miljoen, waaronder EUR 2,0 miljard aan perpetuele achtergestelde
upper tier 2 6,5% obligaties in 2001. Door valutakoerseffecten nam het achtergesteld vermogen af met
EUR 980 miljoen. De kosten en de beschikbaarheid van achtergesteld vermogen worden beïnvloed door de
creditratings van ABN AMRO. Een verlaging van de ratings kan leiden tot hogere kosten en kan de toegang tot
de financiële markten belemmeren.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
30
CreditratingsDe creditratings van ABN AMRO per 31 december waren als volgt:
2007 2006 Lang Kort Lang Kort
Standard & Poor’s AA– A-1+ AA– A-1+
Moody’s AA2 P-1 Aa3 P–1
Fitch AA– F1+ AA– F1+
DBRS AA R-1 AA R–1
Vermogensratio’sOp grond van richtlijnen van de Bank for International Settlements (BIS) en de Nederlandsche Bank worden er
eisen gesteld aan de omvang van het vermogen. Het vermogen van ABN AMRO wordt afgezet tegen de
uitzettingen op en buiten de balans. Deze uitzettingen worden gewogen naar het daarin begrepen risico. Ook
voor het in de handelsactiviteiten van ABN AMRO begrepen marktrisico moet vermogen worden aangehouden.
De norm voor de tier 1 ratio bedraagt 4% en voor de BIS-ratio voor het totaal vermogen van 8%. Per 31
december 2007 voldoet ABN AMRO met een ratio voor het tier-1 vermogen van 12,42% (2006: 8,45%),
waarvan core tier 1 ratio 10,59% (2006: 6,18%), en de BIS-ratio voor het totaal vermogen 14,61% (2006:
11,14%) ruimschoots aan de normen.
Het toetsingsvermogen is toegenomen met 8,5% (2006: gedaald met 7,7%) naar EUR 33,9 miljard per 31
december 2007 (2006: EUR 31,3 miljard). De naar risico gewogen activa bedroegen ultimo 2007 EUR 232,3
miljard (2006: EUR 280,7 miljard), een daling van EUR 48,4 miljard ofwel 17,2% (2006: EUR 22,9 miljard ofwel
11,3%) ten opzichte van het voorgaande jaar. De securitisatieprogramma’s namen in 2007 toe met EUR 35,5
miljard (2006: EUR 23,6 miljard) naar EUR 124,6 miljard (2006: EUR 89,1 miljard).
De onderstaande tabel toont de vermogensratio’s van ABN AMRO per 31 december 2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Tier 1 vermogen 28.850 23.720 27.382
Tier 2 vermogen 9.383 9.372 9.851
Tier 3 vermogen 272 272 272
Vermogensaftrekposten – 4.567 – 2.089 – 3.631 Totaal vermogen 33.938 31.275 33.874
Naar risico gewogen activa (op balans) 172.059 208.948 192.735
Buitenbalansposten 53.611 67.675 59.107
Marktrisico’s 6.642 4.081 6.012 Totaal naar risico gewogen activa 232.312 280.704 257.854
Tier 1 ratio 12,42% 8,45% 10,62%
BIS-ratio 14,61% 11,14% 13,14%
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
31
VestigingenPer 31 december 2007 had de groep 665 vestigingen in Nederland (2006: 664) en 3.631 vestigingen (2006:
3.868) in 55 andere landen en gebiedsdelen (2006: 55), waarvan 17 (2006: 449) in Noord-Amerika, 2.212 (2006:
2.154) in Latijns-Amerika en het Caribische gebied, 1.155 (2006: 1.144) in Europa, 10 (2006: 8) in het Midden-
Oosten en Afrika en 237 (2006: 113) in de regio Azië / Pacific. Gemeten naar vierkante meters is ongeveer 50%
(2006: 48%) van de vestigingen eigen bezit; de overige huisvesting wordt gehuurd.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
32
Resultaten per bedrijfsonderdeel
Wijzigingen in rapportagestructuur en presentatieDe resultaten over de jaren eindigend per 31 december 2006 en 2005 tonen de berekende resultaten van de
BU’s over deze jaren bij toepassing van de in 2007 geldende rapportagestructuur.
De resultaten van BU Global Clients worden met ingang van 2007 verantwoord onder de regionale BU’s. Deze
rapportagemethode benadrukt de nauwe samenwerking en de synergie tussen BU Global Clients en de regio’s.
De resultaten van Private Equity worden onder Group Functions verwerkt (voorheen rapporteerde Private
Equity afzonderlijk). De resultaten van de International Diamonds & Jewelry Group zijn opgenomen in Group
Functions (voorheen in BU Private Clients). De resultaten van Asset Management Frankrijk zijn verantwoord
onder BU Asset Management (voorheen onder BU Private Clients). Deze veranderingen vormen een
afspiegeling van de wijze waarop het bedrijf in 2007 werd aangestuurd. De vergelijkende cijfers over 2006 en
2005 zijn voor deze wijzigingen gecorrigeerd.
BU NederlandBU Nederland bedient haar particuliere en zakelijke klanten via een netwerk van bankshops, advieskantoren,
MKB-units en Corporate Client Units met in totaal circa 21.900 fte’s. Daarnaast verzorgt BU Nederland haar
dienstverlening via geldautomaten, geïntegreerde callcenters, internetbankieren en mobiel bankieren.
Belangrijkste cijfersDe onderstaande tabel toont de belangrijkste cijfers van BU Nederland voor de jaren 2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Rente 3.399 3.121 3.564
Provisie 885 1.006 909
Handelsresultaat 704 539 451
Resultaat uit financiële transacties 33 167 –
Resultaat uit deelnemingen met invloed 60 51 13
Overige operationele baten 399 246 187
Operationele baten 5.480 5.130 5.124 Operationele bedrijfslasten 3.525 3.540 3.632
Bedrijfsresultaat 1.955 1.590 1.492 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 406 352 268
Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.549 1.238 1.224 Belastingen 249 281 349
Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 1.300 957 875 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 52 505 136 Jaarwinst 1.352 1.462 1.011
Totaal activa 223.067 206.295 201.641
Naar risico gewogen activa 95.990 81.227 83.675
Aantal medewerkers (fte) 21.932 22.213 22.769
Aantal vestigingen 643 643 683
Efficiencyratio 64,3% 69,0% 70,9%
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
33
Resultaten 2007 versus 2006De jaarwinst kwam EUR 110 miljoen ofwel 7,5% lager uit op EUR 1.352 miljoen. Het resultaat uit voortgezette
bedrijfsactiviteiten nam toe met EUR 343 miljoen ofwel 35,8% naar EUR 1.300 miljoen dankzij een stijging van
de operationele baten met EUR 350 miljoen en een daling van de operationele bedrijfslasten met EUR 15
miljoen en van de belastingen met EUR 31 miljoen. Dit positieve effect werd voor een deel tenietgedaan door
een verhoging van de bijzondere waardeverminderings kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
met EUR 53 miljoen. Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen daalde met EUR 453
miljoen ofwel 89,7% naar EUR 52 miljoen.
Operationele batenDe totale operationele baten stegen met EUR 350 miljoen ofwel 6,8% naar EUR 5.480 miljoen. Deze stijging
kan hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de winst op de verkoop van Interbank/DMC en ABN AMRO
Mellon, hogere nettorentebaten en hogere baten uit producten van Global Markets. De provisiebaten uit grote
zakelijke relaties waren daarentegen lager.
• De nettorentebaten lieten een toename van EUR 278 miljoen ofwel 8,9% zien, dankzij kredietgroei, een
volumestijging van spaargelden en verbeterde marges op spaarproducten. Daarentegen stonden de
kredietmarges onder druk door de toenemende concurrentie. De lagere baten uit ontvangen boeterente voor
vervroegde hypotheekaflossingen werden gecompenseerd door geringere verliezen bij voortijdige
afwikkeling van de financiering.
• De nettoprovisiebaten vertoonden een daling van EUR 121 miljoen ofwel 12,0%. De lagere effectenprovisies
en provisies uit grote zakelijke relaties werden slechts voor een deel gecompenseerd door hogere provisies
uit het betalingsverkeer en vermogensbeheer. Dankzij de gunstige marktomstandigheden kwam het
gecombineerde handelsresultaat en resultaat uit financiële transacties EUR 31 miljoen ofwel 4,4% hoger uit.
• De overige operationele baten stegen met EUR 153 miljoen ofwel 62,2%, hoofdzakelijk door de belastingvrije
winst op de verkoop van Interbank N.V. en DMC Groep N.V. (in totaal EUR 56 miljoen) en het belang van 50%
in ABN AMRO Mellon Global Securities Services B.V. (EUR 139 miljoen).
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten namen af met EUR 15 miljoen ofwel 0,4% naar EUR 3.525 miljoen. Deze daling
weerspiegelt de lagere beheerskosten (EUR 72 miljoen) en lagere interne verrekeningskosten voor
automatisering, adviesdiensten en commerciële uitgaven (EUR 70 miljoen). Daarentegen waren de
resultaatbonussen hoger (EUR 68 miljoen). In 2007 werd een vrijval van EUR 58 miljoen aan
herstructureringslasten geboekt, tegenover een voorziening van EUR 48 miljoen in 2006.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden met EUR 54 miljoen ofwel 15,3% opgetrokken naar EUR 406 miljoen,
hoofdzakelijk in verband met toevoegingen voor de grote zakelijke kredietportefeuille. De verbetering van de
MKB- en particuliere kredietportefeuilles bood slechts gedeeltelijke compensatie.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen
Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen (EUR 52 miljoen) was EUR 453 miljoen ofwel
89,7% lager. Tegenover het bedrijfsresultaat en de verkoopwinst van Bouwfonds in 2006 stond in 2007 slechts
de gedeeltelijke vrijval van de in 2006 getroffen voorziening in verband met de verkoop van Bouwfonds.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
34
Resultaten 2006 versus 2005De jaarwinst over 2006 verbeterde met EUR 451 miljoen ofwel 44,6% naar EUR 1.462 miljoen. Het resultaat uit
voortgezette bedrijfsactiviteiten was EUR 957 miljoen ofwel EUR 82 miljoen hoger (9,4%). Dit was grotendeels
het gecombineerde effect van de daling van de operationele bedrijfslasten met EUR 92 miljoen en de verhoging
van de bijzondere waardeverminderingen kredieten met EUR 84 miljoen. Het resultaat uit beëindigde
bedrijfsactiviteiten na belastingen nam toe met EUR 369 miljoen. Hiervan betrof EUR 338 miljoen de nettowinst
op de verkoop van de activiteiten van Bouwfonds op het gebied van vastgoedontwikkeling en -beheer, en was
EUR 31 miljoen afkomstig van het hogere bedrijfsresultaat (EUR 167 miljoen in 2006 tegenover EUR 136
miljoen in 2005).
Operationele baten
De totale operationele baten bleven vrijwel gelijk op EUR 5.130 miljoen. Exclusief het negatieve effect van
EUR 201 miljoen uit hoofde van minder ontvangen boeterente voor vervroegde hypotheekaflossingen,
vertoonden de operationele baten een stijging van 4,2% naar EUR 5.116 miljoen, voornamelijk door groei in
zowel het particuliere als het zakelijke segment.
• De nettorentebaten daalden met EUR 443 miljoen ofwel 12,4%. Naast lagere baten uit Global Clients werd
dit vooral veroorzaakt door het verschil in ontvangen boeterente voor vervroegde hypotheekaflossingen
tussen 2006 (EUR 14 miljoen na neutralisatietransacties) en 2005 (EUR 215 miljoen).
• De nettoprovisiebaten namen toe met EUR 97 miljoen ofwel 10,7%. Deze stijging deed zich met name voor
bij bancairetransacties, effectenverkeer en vermogensbeheer.
• Het handelsresultaat ging met EUR 88 miljoen ofwel 19,5% omhoog. Deze stijging kon vooral worden
toegeschreven aan het verbeterde resultaat uit de verkoop van derivaten.
• De overige operationele baten kwamen EUR 59 miljoen ofwel 31,6% hoger uit door met name de winst op
de verkoop van vastgoed.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten daalden met EUR 92 miljoen ofwel 2,5% naar EUR 3.540 miljoen, hoofdzakelijk
door lagere personeelskosten als gevolg van de vermindering van het aantal medewerkers van 22.769 fte’s in
2005 naar 22.213 fte’s in 2006. Het positieve effect hiervan werd voor een deel tenietgedaan door de
herstructureringslasten van EUR 48 miljoen voor Services, Risk en Global Markets en hogere lasten met
betrekking tot de Global Clients.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden met EUR 84 miljoen ofwel 31,3% verhoogd naar EUR 352 miljoen. Dit betrof
met name de particuliere en MKB-kredietportefeuilles. De verhoging van de kredietvoorzieningen hield verband
met de totale groei van de kredietverlening en een verschuiving in de mix van activiteiten als gevolg van de
sterke groei van particulier en MKB-krediet, hetgeen in overeenstemming is met de strategie van BU
Nederland.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen
Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen was EUR 369 miljoen ofwel 271,3% hoger door
de winst van EUR 338 miljoen op de verkoop van de activiteiten van Bouwfonds op het gebied van
vastgoedontwikkeling en -beheer en een positief verschil van EUR 31 miljoen in het bedrijfsresultaat (EUR 167
miljoen in 2006 tegenover EUR 136 miljoen in 2005).
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
35
BU EuropaIn BU Europa zijn de activiteiten van ABN AMRO in 27 landen ondergebracht: 23 landen in Europa (uitgezonderd
Nederland), alsmede Kazachstan, Oezbekistan, Egypte en Zuid-Afrika. BU Europa telt ongeveer 18.900 fte’s,
met inbegrip van stafdiensten om de verschillende BU’s die in de regio actief zijn, te ondersteunen. BU Europa
biedt particuliere en zakelijke klanten een pakket financiële producten en diensten.
Belangrijkste cijfersDe onderstaande tabel toont de belangrijkste cijfers van BU Europa voor de jaren 2007, 2006 en 2005.
Resultaten 2007 versus 2006Het jaarresultaat daalde met EUR 1.311 miljoen naar EUR 1.169 miljoen negatief. Deze omslag is het gevolg van
de daling van de operationele baten met EUR 1.340 miljoen, de stijging van de operationele bedrijfslasten met
EUR 33 miljoen, de verhoging van de voorzieningen met EUR 64 miljoen en de afname van het resultaat uit
beëindigde bedrijfsactiviteiten (Antonveneta) met EUR 303 miljoen.
Operationele baten
Hoofdoorzaak van de daling van de totale operationele baten met EUR 1.340 miljoen naar EUR 1.165 miljoen
waren de negatieve reële-waardeveranderingen in het tweede halfjaar. Dit hield verband met de kredietcrisis
die zich ontwikkelde in reactie op de problemen in het subprime-segment van de Amerikaanse hypotheekmarkt.
((in miljoenen euro’s) BU Europa Consolidatie-effect BU Europa
(exclusief consolidatie-effect)
(niet-GAAP-cijfers)
2007 2006 2005 2007 2006 2005 2007 2006 2005
Rente 608 375 – 105 – – – 72 608 375 – 33
Provisie 577 698 701 – – – 577 698 701
Handelsresultaat – 160 1.405 1.451 – – – – 160 1.405 1.451
Resultaat uit financiële transacties 159 13 62 – – 46 159 13 16
Resultaat uit deelnemingen met invloed 4 – 3 – – – 4 – 3
Overige operationele baten – 23 14 73 – – – – 23 14 73
Baten van geconsolideerde private equity-belangen – – 128 – – 128 – – – Operationele baten 1.165 2.505 2.313 – – 102 1.165 2.505 2.211 Operationele bedrijfslasten 2.512 2.479 2.216 – – 104 2.512 2.479 2.112 Bedrijfsresultaat – 1.347 26 97 – – – 2 – 1.347 26 99 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 75 11 – 35 – – – 75 11 – 35 Bedrijfsresultaat voor belastingen – 1.422 15 132 – – – 2 – 1.422 15 134 Belastingen – 364 65 31 – – – 2 –364 65 33 Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten – 1.058 – 50 101 – – – – 1.058 – 50 101 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten
na belastingen – 111 192 – – – – – 111 192 – Jaarwinst – 1.169 142 101 – – – – 1.169 142 101
Totaal activa 500.391 407.174 320.244 – – – 500.391 407.174 320.244
Naar risico gewogen activa 75.026 73.792 34.610 – – – 75.026 73.792 34.610
Aantal medewerkers (fte) 18.862 18.067 6.650 – – – 18.862 18.067 6.650
Aantal vestigingen 1.083 1.090 63 – – – 1.083 1.090 63
Efficiencyratio 215,6% 99,0% 95,8% – – – 215,6% 99,0% 95,5%
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
36
Omdat de ‘global hub’ voor Global Markets tot BU Europa behoort, was het effect van de waardeveranderingen
hier het sterkst merkbaar. De negatieve reële-waardeveranderingen bedroegen EUR 1.561 miljoen (EUR 1.139
miljoen na belastingen) en betroffen de posities in financiële garanten (EUR 606 miljoen; EUR 440 miljoen na
belastingen) en asset-backed securities en collateralised debt obligations (EUR 955 miljoen; EUR 699 miljoen
na belastingen). Het positieve resultaat uit reële-waardeveranderingen van de eigen kredietwaardigheid van
EUR 267 miljoen in het handelsresultaat en EUR 53 miljoen in het resultaat uit financiële transacties bood
slechts gedeeltelijke compensatie.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten namen toe met EUR 33 miljoen naar EUR 2.512 miljoen. Hierin is begrepen een
vrijval van EUR 34 miljoen aan herstructureringslasten in 2007 ten opzichte van een toevoeging van EUR 64
miljoen in 2006 (totale daling van EUR 98 miljoen). Niet-personeelskosten waren lager dan in 2006, doordat de
in 2006 aangekondigde kostenbesparende initiatieven vruchten begonnen af te werpen. De uitgaven voor
bonussen namen toe met EUR 207 miljoen als gevolg van initiatieven in het kader van het retentiebeleid en de
nagekomen posten voor Global Markets en Global Clients.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden verhoogd met EUR 64 miljoen naar EUR 75 miljoen in lijn met de gewijzigde
kredietcyclus.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen
Het verlies uit beëindigde bedrijfsactiviteiten van Antonveneta was EUR 111 miljoen na de verwerking van de
waarde correcties van immateriële vaste activa (EUR 1.194 miljoen) volgens de overnamemethode en reële-
waardeveranderingen van financiële activa en verplichtingen. De immateriële vaste activa worden afgeschreven
over een periode van ongeveer acht jaar ten laste van de operationele bedrijfslasten, maar de afschrijving is
stopgezet op het moment dat Antonveneta werd gerubriceerd onder beëindigde bedrijfsactiviteiten. De reële-
waardeveranderingen worden in essentie afgeschreven ten laste van de nettorentebaten over een periode
variërend van één tot acht jaar, afhankelijk van de looptijd van de desbetreffende activa en verplichtingen en de
verkoop ervan.
De baten van Antonveneta namen af door negatieve herwaarderingen van de beleggingsportefeuilles van
Antonveneta en Interbanca en de in 2006 gerealiseerde bovengemiddelde vermogenswinsten. De batengroei
in het zakelijke segment bleef bovendien achter bij de doelstelling. De operationele bedrijfslasten gingen
omhoog door een herstructureringsvoorziening voor vervroegde pensionering (EUR 77 miljoen), hogere
personeelskosten en extra investeringen in verband met de integratie en de noodzaak om de compliance-
functie op het binnen ABN AMRO voorgeschreven niveau te brengen. De bijzondere waardevermindering
kredieten werden verhoogd vanwege verdere kredietverliezen in de zakelijke kredietportefeuille. De belastingen
werden beïnvloed door de invoering van een nieuwe begrotingswet in Italië en niet-verrekenbare verliezen op
deelnemingen. Het resultaat op standalone-basis bedroeg EUR 24 miljoen negatief.
Resultaten 2006 versus 2005De jaarwinst over 2006 nam toe met EUR 41 miljoen naar EUR 142 miljoen. Dit was grotendeels het
gecombineerde effect van de groei van de operationele baten met EUR 192 miljoen (niet-GAAP: EUR 294
miljoen), de stijging van de operationele bedrijfslasten met EUR 263 miljoen (niet-GAAP: EUR 367 miljoen), de
verhoging van de bijzondere waardeverminderingen kredieten met EUR 46 miljoen en de consolidatie van
Antonveneta voor de eerste keer gepresenteerd (EUR 192 miljoen) gepresenteerd onder beëindigde
bedrijfsactiviteiten.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
37
Operationele baten
De totale operationele baten namen toe met EUR 192 miljoen ofwel 8,3% naar EUR 2.505 miljoen. Exclusief
het consolidatie-effect (niet-GAAP) lieten de operationele baten een stijging van EUR 294 miljoen ofwel 13,3%
zien, hoofdzakelijk door hogere baten uit Global Markets als gevolg van een sterke stijging van de baten uit
klantactiviteiten.
De baten van Equities gingen omhoog dankzij de toegenomen klantactiviteit, met name in derivaten- en
gestructureerde producten. Fixed Income Capital Markets kende een goed jaar: voor regionale klanten werden
diverse transacties met succes uitgevoerd. Financial Markets kon eveneens terugblikken op een goed jaar
dankzij de introductie van een aantal innovatieve producten.
Het aanbod van Private Investor Products, dat vooral is gericht op Duitsland, Zwitserland en Italië, werd in de
loop van het jaar verder uitgebreid. Gesteund door forse transactievolumes, namen ook de baten van Mergers
& Acquisitions en Equity Capital Markets toe.
De baten uit Transaction Banking stegen door de sterke performance in Midden- en Oost-Europa; dit betrof met
name adviesdiensten inzake kasstromen aan klanten in de Russische en Kazachstaanse energiesector.
In de overige operationele baten in 2005 was de winst van EUR 43 miljoen op de verkoop van het
kantoorgebouw aan Bishopsgate in Londen begrepen.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten namen toe met EUR 263 miljoen ofwel 11,9% naar EUR 2.479 miljoen. Exclusief
het consolidatie-effect (niet-GAAP) kwam de stijging van de operationele bedrijfslasten uit op EUR 367 miljoen
ofwel 17,4%. Deze stijging was vooral het gevolg van herstructureringslasten van EUR 64 miljoen voor Global
Markets en Services, gestegen uitgaven als gevolg van de groei van de operationele baten (onder meer hogere
bonussen) en hogere kosten in verband met de Sarbanes-Oxley Act en overige regelgeving.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen (EUR 11 miljoen) waren EUR 46 miljoen hoger als gevolg van een geringere vrijval.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen
ABN AMRO verwierf de zeggenschap over Antonveneta pas op 2 januari 2006. Er wordt dan ook geen
vergelijking gemaakt van de resultaten van Antonveneta over 2006 en 2005. De jaarwinst over 2006 bedroeg
EUR 192 miljoen na verwerking van aanpassingen volgens de overname-methode voor immateriële vaste activa
(balanswaarde ad EUR 1.194 miljoen) en reële-waardeveranderingen van financiële activa en verplichtingen.
BU Noord-AmerikaOp 22 januari 2007 maakte de groep de verkoop bekend van ABN AMRO Mortgage Group, Inc., het
Amerikaanse bedrijfsonderdeel van ABN AMRO dat zich bezighoudt met de verkoop en administratie van
woninghypotheken, aan Citigroup. De transactie werd op 28 februari 2007 afgerond. Het resultaat is
verantwoord onder beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen.
Op 23 april 2007 werd de verkoop aangekondigd van ABN AMRO North America Holding Company, dat
hoofdzakelijk bestaat uit het particuliere en zakelijke bankbedrijf van LaSalle Bank Corporation (LaSalle), aan
Bank of America voor een bedrag van USD 21 miljard in contanten. Het resultaat is verantwoord onder
beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen. De verkoop van LaSalle werd afgerond op 1 oktober 2007.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
38
Als gevolg van de verkoop van LaSalle en ABN AMRO Mortgage Group bestaan de voortgezette
bedrijfsactiviteiten van BU Noord-Amerika thans in essentie uit het Noord-Amerikaanse bedrijf van Global
Markets en Global Clients.
Belangrijkste cijfersDe onderstaande tabel toont de belangrijkste cijfers van BU Noord-Amerika voor de jaren 2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Rente 117 143 179
Provisie 263 291 220
Handelsresultaat 206 150 240
Resultaat uit financiële transacties 5 – 36 35
Overige operationele baten 43 21 18
Operationele baten 634 569 692 Operationele bedrijfslasten 776 801 663
Bedrijfsresultaat – 142 – 232 29 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 33 – 33 – 148
Bedrijfsresultaat voor belastingen – 175 – 199 177 Belastingen – 85 – 199 – 113
Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten – 90 – 290 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 8.077 1.208 862 Jaarwinst 7.987 1.208 1.152
Totaal activa 79.241 166.590 151.532
Naar risico gewogen activa 4.905 74.066 80.531
Aantal medewerkers (fte) 1.594 1.585 1.561
Aantal vestigingen 7 441 442
Efficiencyratio 122,4% 140,8% 95,8%
Resultaten 2007 versus 2006De jaarwinst nam toe met EUR 6.779 miljoen naar EUR 7.987 miljoen. Dit was het gecombineerde effect van de
groei van de operationele baten met EUR 65 miljoen, de daling van de operationele bedrijfslasten met EUR 25
miljoen, de verhoging van de bijzondere waardeverminderingen kredieten met EUR 66 miljoen, de toename van
de belastingen met EUR 114 miljoen en de stijging van het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten met
EUR 6.869 miljoen, hoofdzakelijk door de winst op de verkoop van LaSalle. De gemiddelde dollarkoers voor
2007 lag 8,2% onder de gemiddelde koers voor 2006.
Operationele baten
De totale operationele baten verbeterden met 11,4% naar EUR 634 miljoen, hoofdzakelijk door het positieve
effect van daling van de rentetarieven en de zwakker wordende dollar op de activiteiten van Global Markets,
ondanks de moeilijke marktomstandigheden als gevolg van de subprime- en kredietcrisis in het tweede halfjaar.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten daalden met 3,1% naar EUR 776 miljoen, waarbij het effect van de geslaagde
initiatieven voor een betere kostenbeheersing overigens voor een deel teniet werd gedaan door hogere
bonussen. In de operationele bedrijfslasten was in 2007 een bedrag van EUR 9 miljoen aan
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
39
herstructureringslasten en EUR 122 miljoen aan ‘stranded costs’ opgenomen. In de voortgezette
bedrijfsactiviteiten zijn ook begrepen de aan LaSalle toegerekende overheadkosten die ABN AMRO in 2007
maakte.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen vertoonden een omslag van een nettovrijval van EUR 33 miljoen naar een toevoeging
van EUR 33 miljoen. Dit hield verband met de ontwikkeling van een klein aantal zakelijke kredieten.
Belastingen
Het bedrag van terugontvangen belasting was EUR 114 miljoen lager op EUR 85 miljoen.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen
Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen steeg met EUR 6.869 miljoen naar EUR 8.077
miljoen, hoofdzakelijk door de winst op de verkoop van LaSalle (EUR 7.162 miljoen, waarvan EUR 7.195 miljoen
werd verantwoord onder BU Noord-Amerika en een negatief bedrag van EUR 33 miljoen onder Group
Functions) en ABN AMRO Mortgage Group (EUR 147 miljoen).
Resultaten 2006 versus 2005De jaarwinst over 2006 nam toe met EUR 56 miljoen ofwel 4,9% naar EUR 1.208 miljoen. Het resultaat uit
voortgezette bedrijfsactiviteiten was EUR 290 miljoen lager op EUR 0 miljoen. Dit was grotendeels het
gecombineerde effect van de terugval van de operationele baten met EUR 123 miljoen, de stijging van de
operationele bedrijfslasten met EUR 138 miljoen, de verhoging van de bijzondere waardeverminderingen
kredieten met EUR 115 miljoen en de daling van de belastingen met EUR 86 miljoen. Het resultaat uit
beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen steeg met EUR 346 miljoen. De gemiddelde dollarkoers voor
2006 lag 2,1% onder de gemiddelde koers voor 2005.
Operationele baten
De totale operationele baten daalden met EUR 123 miljoen naar EUR 569 miljoen, hoofdzakelijk door het lagere
handelsresultaat.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten stegen met EUR 138 miljoen ofwel 20,8% naar EUR 801 miljoen, deels door
herstructureringslasten.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
Door een geringere vrijval waren de kredietvoorzieningen EUR 115 miljoen hoger op EUR 33 miljoen negatief.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen
Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen nam toe met EUR 346 miljoen ofwel 40,1% naar
EUR 1.208 miljoen.
De groei van de operationele baten uit beëindigde bedrijfsactiviteiten was voornamelijk het gevolg van hogere
bijdragen van alle bedrijfsonderdelen, ondanks de ongunstige yieldcurve. Verder had de uitspraak in het Talman-
proces een positief effect van EUR 110 miljoen. In december 2006 kreeg BU Noord-Amerika, via LaSalle, de
vordering toegewezen die zij had ingesteld tegen de regering van de Verenigde Staten met betrekking tot de
acquisitie van Talman Home Federal Savings and Loan Association in 1992.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
40
De operationele bedrijfslasten uit beëindigde bedrijfsactiviteiten gingen omhoog, vooral door
herstructureringslasten, hogere uitgaven voor investeringen in IT-projecten van Group Services en hogere
compliance-kosten.
De kredietvoorzieningen werden verhoogd van een nettovrijval tot een toevoeging, vooral als gevolg van lagere
na afboeking ontvangen bedragen en minder vrijval.
BU Latijns-AmerikaABN AMRO is al sinds 1917 actief in Brazilië. In de afgelopen jaren heeft ABN AMRO haar toch al sterke positie
in de top van de Braziliaanse banksector geconsolideerd door de overname van Banco Real en Bandepe in 1998,
Paraiban in 2001 en Banco Sudameris in 2003. ABN AMRO opereert in de Braziliaanse markt onder de naam
Banco Real.
Banco Real is een volledig geïntegreerde consumer en commercial bank die in het gehele land financiële
diensten aanbiedt via een netwerk van kantoren en vestigingen binnen bedrijven, ‘shops-in-shops’ en
geldautomaten. Banco Real was eind 2007 de op twee na grootste particuliere bank in Brazilië.
Met ingang van 1 januari 2006 zijn de activiteiten die ABN AMRO in het Caribische gebied en Latijns-Amerika
ontplooit buiten Brazilië, samengevoegd met Banco Real in BU Latijns-Amerika. Buiten Brazilië richt BU Latijns-
Amerika zich primair op de zakelijke markt, met uitzondering van Paraguay en Uruguay, waar BU ook actief is in
het particuliere segment. BU Latijns-Amerika telt ongeveer 31.000 fte’s. De activiteiten in Brazilië zijn veruit de
grootste van BU Latijns-Amerika in de regio.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
41
Belangrijkste cijfersDe onderstaande tabel toont de belangrijkste cijfers van BU Latijns-Amerika voor de jaren 2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Rente 3.756 3.006 2.282
Provisie 560 538 419
Handelsresultaat 157 231 68
Resultaat uit financiële transacties 415 33 24
Resultaat uit deelnemingen met invloed 48 55 37
Overige operationele baten 90 49 369
Operationele baten 5.026 3.912 3.199 Operationele bedrijfslasten 2.829 2.333 1.937
Bedrijfsresultaat 2.197 1.579 1.262 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 964 720 348
Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.233 859 914 Belastingen 425 158 278
Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 808 701 636 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen – – – Jaarwinst 808 701 636
Totaal activa 52.659 39.404 31.951
Naar risico gewogen activa 34.635 24.242 22.689
Aantal medewerkers (fte) 31.015 28.205 26.501
Aantal vestigingen 2.209 2.151 2.153
Efficiencyratio 56,3% 59,6% 60,6%
Resultaten 2007 versus 2006De jaarwinst 2007 verbeterde met EUR 107 miljoen ofwel 15,3% naar EUR 808 miljoen. Dit was grotendeels
het gecombineerde effect van de groei van de operationele baten met EUR 1.114 miljoen, de stijging van de
operationele bedrijfslasten met EUR 496 miljoen, de verhoging van de bijzondere waardeverminderingen
kredieten met EUR 244 miljoen en de toename van de belastingen met EUR 267 miljoen. De gemiddelde koers
van de Braziliaanse real voor 2007 lag 3,2% boven de gemiddelde koers voor 2006.
Operationele baten
De totale operationele baten gingen omhoog met EUR 1.114 miljoen ofwel 28,5%. De drijvende krachten achter
deze stijging waren de aanhoudend sterke groei van de Braziliaanse kredietportefeuille en van de baten uit de
lokale beleggingsportefeuille, alsmede de winst op de verkoop van het belang in het Braziliaanse
kredietanalysebureau Serasa, de Braziliaanse effectenbeurs Bovespa en de Braziliaanse futuresbeurs Bolsa de
Mercados & Futuros.
Bij constante valutakoersen namen in Brazilië de operationele baten uit retail banking toe met 24%, met als
belangrijkste aanjager de groei van de particuliere kredietportefeuille met 31%. De gemiddelde rentemarge
was evenwel krapper, hoofdzakelijk doordat de MKB-kredietportefeuille sneller groeide dan de particuliere
kredietportefeuille, waar de marges groter zijn.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
42
De operationele baten van Aymoré (consumptief krediet) waren bij constante valutakoersen 18% hoger door de
onverminderd sterke kredietgroei. De nettorentemarge was echter lager. Gesteund door met name de
versnelde kredietgroei en de activiteiten op het gebied van investment banking, lieten de operationele baten
van het commercial banking-bedrijf een stijging van 49% zien bij constante valutakoersen.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten stegen met EUR 496 miljoen ofwel 21,3% naar EUR 2.829 miljoen. Deze stijging
kan worden toegeschreven aan de nieuwe cao die in september 2007 van kracht werd, hogere bonussen, de
forse groei van de activiteiten en de investeringen in de uitbreiding van de distributie-infrastructuur in Brazilië.
Banco Real opende 47 nieuwe kantoren en 13 minikantoren in 2007 en nam 735 nieuwe geldautomaten in
gebruik.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden met EUR 244 miljoen ofwel 33,9% verhoogd in lijn met de aanhoudend sterke
kredietgroei.
Belastingen
De belastingen namen toe met EUR 267 miljoen naar EUR 425 miljoen door het wegvallen van de
heffingskorting waarop in 2006 aanspraak kon worden gemaakt.
Resultaten 2006 versus 2005De jaarwinst over 2006 nam toe met EUR 66 miljoen ofwel 10,4% naar EUR 701 miljoen. Dit was grotendeels
het gecombineerde effect van de stijging van de operationele baten met EUR 714 miljoen, de toename van de
operationele bedrijfslasten met EUR 396 miljoen en de verhoging van de bijzondere waardeverminderingen
kredieten met EUR 372 miljoen. De gemiddelde koers van de Braziliaanse real voor 2006 lag 8,3% boven de
gemiddelde koers voor 2005.
Operationele baten
De totale operationele baten stegen met EUR 714 miljoen ofwel 22,3% naar EUR 3.912 miljoen. Deze stijging
was vooral te danken aan de aanhoudend forse groei van de Braziliaanse kredietportefeuille en een verdere
verbetering van de niet-rentebaten. De batengroei werd echter gedrukt doordat in 2005 de winst op de verkoop
van Real Seguros (EUR 229 miljoen verantwoord in overige operationele baten) werd geboekt.
Bij constante valutakoersen namen in Brazilië de baten uit retail banking toe met 19,7%, gesteund door een
groei van 31,8% van de particuliere kredietportefeuille bij iets lagere nettorentemarges.
De baten van Aymoré (consumptief krediet) waren 34,4% hoger door de sterke kredietgroei (de gemiddelde
uitstaande saldi stegen met 32,1%). Dankzij een toename van de kredietverlening, hogere baten uit
handelstransacties voor klanten en gestegen nettoprovisiebaten gingen de operationele baten van het
commercial banking-bedrijf met 18,8% omhoog. Zij vertegenwoordigden daarmee 6,2% van de totale
operationele baten in Brazilië.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten namen toe met EUR 396 miljoen ofwel 20,4% naar EUR 2.333 miljoen. Deze
stijging kan vooral worden toegeschreven aan hogere investeringen in het kader van IT-outsourcingprojecten
van Group Services, het effect van de nieuwe cao’s die in september 2005 en 2006 van kracht werden en een
stijging van de resultaatafhankelijke bonussen. De toename van de operationele bedrijfslasten moet voorts
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
43
worden gezien tegen de achtergrond van de groei van het aantal klanten in Brazilië (met 8% tot 13,1 miljoen
eind 2006) en een verdere uitbreiding van het distributienetwerk.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden verhoogd met EUR 372 miljoen ofwel 106,9% naar EUR 720 miljoen. Dit
weerspiegelde de toegenomen insolventies in Brazilië in met name het eerste halfjaar van 2006 als gevolg van
de vanaf 2005 sterk toegenomen beschikbaarheid van krediet en de krachtige groei van de kredietportefeuille.
Belastingen
De effectieve belastingdruk daalde in 2006 met 12,0 procentpunt naar 18,4% door een heffingskorting met
betrekking tot de acquisitie van het minderheidsbelang van Banca Intesa in Banco ABN AMRO Real.
BU AziëABN AMRO is al meer dan 100 jaar actief in meerdere Aziatische landen, waaronder Indonesië, China,
Singapore en Japan. Het kantorennet van BU Azië strekt zich thans uit over zestien landen en gebiedsdelen. Het
klantenbestand bestaat uit zakelijke, particuliere en private banking-klanten. BU Azië telt ongeveer 20.000 fte’s,
inclusief ondersteunend personeel voor de activiteiten van de andere BU’s die in de regio actief zijn.
Belangrijkste cijfersDe onderstaande tabel toont de belangrijkste cijfers van BU Azië voor de jaren 2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Rente 831 612 647
Provisie 1.083 797 530
Handelsresultaat 389 358 214
Resultaat uit financiële transacties 48 – 7 78
Resultaat uit deelnemingen met invloed 66 62 73
Overige operationele baten 11 47 44
Operationele baten 2.428 1.869 1.586 Operationele bedrijfslasten 1.803 1.419 1.129
Bedrijfsresultaat 625 450 457 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 228 213 35
Bedrijfsresultaat voor belastingen 397 237 422 Belastingen 121 107 102
Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 276 130 320 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen – – – Jaarwinst 276 130 320
Totaal activa 76.278 69.800 64.482
Naar risico gewogen activa 17.556 16.552 16.358
Aantal medewerkers (fte) 19.834 14.141 11.827
Aantal vestigingen 213 114 144
Efficiencyratio 74,3% 75,9% 71,2%
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
44
Resultaten 2007 versus 2006De jaarwinst steeg met EUR 146 miljoen ofwel 112,3% naar EUR 276 miljoen. Dit was grotendeels het
gecombineerde effect van de groei van de operationele baten met EUR 559 miljoen, de stijging van de
operationele bedrijfslasten met EUR 384 miljoen en de verhoging van de bijzondere waardeverminderingen
kredieten met EUR 15 miljoen.
Operationele baten
De totale operationele baten lieten een stijging van EUR 559 miljoen ofwel 29,9% naar EUR 2.428 miljoen zien.
Deze toename kan vooral worden toegeschreven aan de sterke groei van het particuliere segment en hogere
operationele baten in het zakelijke segment.
De toename van het aantal particuliere klanten was vooral te danken aan Van Gogh Preferred Banking, het
relatiebeheerconcept waarbij meer bemiddelde particulieren via één vaste contactpersoon worden bediend.
Het aantal klanten in Azië steeg met 12,3% naar 3,7 miljoen en het aantal creditcards met 18,1% naar 3,3
miljoen. Daarnaast stegen de baten in het zakelijke segment door groei van provisies uit fusie- en
overnamebemiddeling, de toename van uitgevoerde klanttransacties en hogere baten uit Global Markets.
• De nettoprovisiebaten vertoonden een toename van EUR 286 miljoen, hoofdzakelijk door hogere provisies uit
fusie- en overnamebemiddeling, de uitvoering van equity capital market transacties en hogere baten uit
transaction banking.
• De verbetering van het handelsresultaat met EUR 31 miljoen naar EUR 389 miljoen was vooral te danken aan
de activiteiten van Global Markets.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten namen toe met EUR 384 miljoen ofwel 27,1% naar EUR 1.803 miljoen. Deze
stijging werd veroorzaakt door hogere personeelskosten, hogere bonussen als gevolg van de gestegen baten,
verdere investeringen in de uitbreiding van het kantorennetwerk en de consolidatie van Prime Bank en Taitung
Business Bank. Sinds eind 2006 zijn in totaal 16 nieuwe kantoren geopend in China, India, Indonesië, Hongkong
en Maleisië. Hiermee komt het aantal vestigingen in Azië op 186, inclusief 91 kantoren via recente overnames.
In 2007 is in de operationele bedrijfslasten een vrijval van EUR 2 miljoen aan herstructureringlasten verwerkt
tegenover een toevoeging aan de voorziening van EUR 14 miljoen in 2006.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden verhoogd met EUR 15 miljoen naar EUR 228 miljoen. Dit weerspiegelt de
krachtige groei van het particuliere bedrijf, met name in India en Indonesië. Het kredietvoorzieningenniveau in
Taiwan was aanzienlijk lager dan in 2006.
Resultaten 2006 versus 2005De jaarwinst over 2006 daalde met EUR 190 miljoen ofwel 59,4% naar EUR 130 miljoen. Dit was grotendeels
het gecombineerde effect van de groei van de operationele baten met EUR 283 miljoen, de stijging van de
operationele bedrijfslasten met EUR 290 miljoen en de verhoging van de bijzondere waardeverminderingen
kredieten met EUR 178 miljoen.
Operationele baten
De totale operationele baten stegen met EUR 283 miljoen ofwel 17,8% naar EUR 1.869 miljoen. Dit werd
voornamelijk veroorzaakt door de sterke groei van het particuliere klantenbestand en hogere baten uit zakelijke
klantrelaties. De toename van het aantal particuliere klanten werd vooral gestimuleerd door Van Gogh Preferred
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
45
Banking, het relatiebeheerconcept waarbij meer bemiddelde particulieren via één vaste contactpersoon
worden bediend. Het aantal klanten in Azië steeg met 18% naar 3,3 miljoen en het aantal creditcards met 19%
naar 2,8 miljoen. De sterkst presterende landen in het particuliere segment waren India, China, Hongkong en
Taiwan, de Verenigde Arabische Emiraten en Indonesië. De toename van de operationele baten in het zakelijke
segment kwam vooral voor rekening van Hongkong, de Verenigde Arabische Emiraten, Pakistan en China. De
baten in Australië gingen met 59% omhoog dankzij een forse groei van de financiering van infrastructurele
werken.
• De nettoprovisiebaten vertoonden een toename van EUR 267 miljoen ofwel 50,4%, voornamelijk uit het
betalingsverkeer als uitvloeisel van de groei van het creditcardbedrijf, uit grote infrastructuur- en
kapitaalstransacties in Australië en uit betere resultaten van Global Clients.
• De verbetering van het handelsresultaat met EUR 144 miljoen tot EUR 358 miljoen kon vooral worden
toegeschreven aan hogere baten uit aandelentransacties in Hongkong en Taiwan.
• De daling van het resultaat uit financiële transacties met EUR 85 miljoen ofwel 109,0% werd vooral
veroorzaakt door lagere resultaten uit Global Clients.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten stegen met EUR 290 miljoen ofwel 25,7% naar EUR 1.419 miljoen. Dit hield
voornamelijk verband met het aannemen van personeel (van 11.827 fte’s in 2005 naar 14.141 fte’s in 2006),
verdere investeringen in de uitbreiding van het kantorennetwerk om de groeiambities van ABN AMRO ten
aanzien van de Van Gogh Preferred Banking-activiteiten te ondersteunen, de aanhoudende groei van de
particuliere en creditcardactiviteiten en herstructureringslasten (EUR 14 miljoen) voor Global Markets, Risk en
Services.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden met EUR 178 miljoen verhoogd naar EUR 213 miljoen. Dit betrof met name
hogere kredietvoorzieningen voor creditcardvorderingen in Taiwan.
BU Private ClientsBU Private Clients verleent private banking-diensten aan vermogende particulieren en instellingen die over een
belegbaar vermogen van minimaal EUR 1 miljoen beschikken. Met een vermogen onder administratie van
EUR 140 miljard in 2007 behoort BU Private Clients tot de Europese top vijf in private banking. BU Private
Clients telt ruim 3.000 fte’s en is actief in 16 landen.
Het productaanbod van BU Private Clients is gebaseerd op het ‘open architectuur’-concept: zij biedt de klant het
beste product dat in de markt verkrijgbaar is, ongeacht de feitelijke aanbieder.
Om beter aan te sluiten bij de aansturing van de activiteiten, worden de International Diamonds & Jewelry
Group en Asset Management Frankrijk met ingang van 1 januari 2007 verantwoord onder respectievelijk Group
Functions en BU Asset Management (voorheen beide onder BU Private Clients). In het vierde kwartaal van
2007 rondde BU Private Clients de verkoop af van haar private banking-unit in het Verenigd Koninkrijk aan SG
Hambros en werd Vermogensgroep terugverkocht aan de voormalige aandeelhouders.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
46
Belangrijkste cijfersDe onderstaande tabel toont de belangrijkste cijfers van BU Private Clients voor de jaren 2007, 2006 en 2005.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Rente 461 495 480
Provisie 677 610 527
Handelsresultaat 75 57 38
Resultaat uit financiële transacties 6 4 11
Resultaat uit deelnemingen met invloed – 2 1
Overige operationele baten 168 75 100
Operationele baten 1.387 1.243 1.157 Operationele bedrijfslasten 915 883 850
Bedrijfsresultaat 472 360 307 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico – 6 6
Bedrijfsresultaat voor belastingen 472 354 301 Belastingen 116 103 66 Jaarwinst 356 251 235
Totaal activa 19.623 18.550 16.593
Naar risico gewogen activa 8.075 7.671 7.339
Vermogen onder administratie (in miljarden euro’s) 140 142 131
Aantal medewerkers (fte) 3.064 3.212 3.942
Aantal vestigingen 95 96 85
Efficiencyratio 66,0% 71,0% 73,5%
Resultaten 2007 versus 2006De jaarwinst verbeterde met EUR 105 miljoen ofwel 41,8% naar EUR 356 miljoen. De operationele baten
waren EUR 144 miljoen hoger, maar deze stijging werd voor een deel tenietgedaan door de hogere operationele
bedrijfslasten (EUR 32 miljoen) en belastingen (EUR 13 miljoen). Het resultaat over 2007 is inclusief de
verkoopwinst op de Latijns-Amerikaanse private banking-activiteiten in Miami en Uruguay, met inbegrip van de
Latijns-Amerikaanse portefeuilles in Zwitserland en Luxemburg (EUR 72 miljoen netto).
Operationele baten
De totale operationele baten stegen met EUR 144 miljoen ofwel 11,6% naar EUR 1.387 miljoen. De
belangrijkste bijdragen waren afkomstig uit Nederland en Azië, alsmede de verkoopwinst op de Latijns-
Amerikaanse private banking-activiteiten in Miami en Uruguay, met inbegrip van de Latijns-Amerikaanse
portefeuilles in Zwitserland en Luxemburg (EUR 77 miljoen).
• De nettorentebaten namen af met EUR 34 miljoen ofwel 6,9%. Als gevolg van de vlakke yieldcurve in 2007
stonden de marges sterk onder druk. Dit betrof met name de marges op spaarrekeningen.
• De niet-rentebaten gingen omhoog met EUR 178 miljoen ofwel 14,3%, hoofdzakelijk door hogere
nettoprovisiebaten als gevolg van de volumegroei van niet-rentegerelateerde producten zoals aandelen,
beleggingsfondsen en gestructureerde producten. Het vermogen onder administratie slonk met EUR 5,7
miljard naar EUR 140,4 miljard. Deze teruggang weerspiegelt de verkoop van Vermogensgroep en de private
banking-activiteiten in Miami, Uruguay en het Verenigd Koninkrijk. Door de omstandigheden op de financiële
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
47
markten, met name in het vierde kwartaal van 2007, daalde de waarde van de portefeuille, maar dit werd
gecompenseerd door de netto-inleg van nieuwe gelden.
• In de overige operationele baten is de winst van EUR 77 miljoen begrepen die in 2007 werd gerealiseerd op
de verkoop van de Latijns-Amerikaanse private banking-activiteiten in Miami en Uruguay, met inbegrip van de
Latijns-Amerikaanse portefeuilles in Zwitserland en Luxemburg.
Operationele bedrijfslasten
Dankzij een betere kostenbeheersing in alle regio’s bleef de stijging van de operationele bedrijfslasten beperkt
tot EUR 32 miljoen ofwel 3,6% naar EUR 915 miljoen.
Resultaten 2006 versus 2005De jaarwinst over 2006 steeg EUR 16 miljoen ofwel 6,8% naar EUR 251 miljoen. Dit was het gecombineerde
effect van de groei van de operationele baten met EUR 86 miljoen, de toename van de operationele
bedrijfslasten met EUR 33 miljoen en de stijging van de belastingen met EUR 37 miljoen.
Operationele baten
De totale operationele baten namen toe met EUR 86 miljoen ofwel 7,4% naar EUR 1.243 miljoen. Alle regio’s
droegen hieraan bij, vooral Nederland, Frankrijk en Duitsland, terwijl ook de geslaagde integratie van Bank
Corluy in Private Clients België een positief effect had.
• De nettorentebaten gingen omhoog met EUR 15 miljoen ofwel 3,1% door de volumestijging van
klantendeposito’s.
• De toename van de niet-rentebaten kwam vooral uit de nettoprovisiebaten, die met EUR 83 miljoen ofwel
15,7% stegen. Dit was toe te schrijven aan de vraag van klanten naar aandelenproducten en Private Investor
Products. Het vermogen onder administratie steeg met EUR 11 miljard naar EUR 142 miljard. Deze groei
weerspiegelde de hogere netto-inleg van nieuwe gelden, de gestegen waarderingsniveaus dankzij het
verbeterde klimaat op de financiële markten en de acquisitie van Vermogensgroep in 2006. De asset-mix
bleef relatief stabiel: 69% in aandelen en vastrentende waarden en 31% in liquide middelen.
• In de overige operationele baten in 2005 was de winst van EUR 38 miljoen begrepen op de verkoop van
Nachenius, Tjeenk & Co.
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten gingen omhoog met EUR 33 miljoen ofwel 3,9% naar EUR 883 miljoen. Dit was
het gevolg van de fusie van Banque Neuflize met Banque OBC in Frankrijk, de btw-verhoging in Frankrijk na een
wetswijziging, de hogere lasten in Azië en Latijns-Amerika om de toekomstige groei te financieren en de
hogere compliance-kosten. In het cijfer voor 2005 zijn herstructureringslasten (EUR 45 miljoen) met betrekking
tot de fusie van Banque Neuflize en Banque OBC in Frankrijk begrepen.
BU Asset ManagementBU Asset Management is het bedrijfsonderdeel van ABN AMRO voor internationaal vermogensbeheer. Het
beheerd vermogen (ongeveer EUR 199 miljard) is belegd via individuele mandaten en in beleggingsfondsen.
BU Asset Management telt ruim 1.800 fte’s, is actief in 26 landen wereldwijd en biedt beleggingsproducten aan
in alle belangrijke regio’s en beleggingscategorieën. De producten worden rechtstreeks verkocht aan
institutionele klanten als centrale banken, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en grote
liefdadigheidsinstellingen. De beleggingsfondsen voor particuliere beleggers worden via de retail- en private
banking-kanalen van ABN AMRO gedistribueerd, alsmede via derden zoals verzekeraars en andere banken. Van
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
48
het beheerd vermogen is iets meer dan de helft afkomstig van institutionele beleggers, 30% van particuliere
beleggers en derden en de rest van separate portefeuilles die voor BU Private Clients worden beheerd.
Belangrijkste cijfersDe onderstaande tabel toont de belangrijkste cijfers van BU Asset Management voor de jaren 2007, 2006 en
2005.
Met ingang van december 2007 wordt het resultaat van BU Asset Management verantwoord onder beëindigde
bedrijfsactiviteiten. Dit is het gevolg van de overgang van ABN AMRO Asset Management naar Fortis, die naar
verwachting in het tweede kwartaal van 2008 zal worden gerealiseerd.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 186 254 189 Jaarwinst 186 254 189
Totaal activa 1.419 1.402 1.199
Naar risico gewogen activa 876 870 823
Beheerd vermogen (in miljarden euro’s) 199 193 176
Aantal medewerkers (fte) 1.874 1.630 1.722
Aantal vestigingen 24 22 33
Per 1 januari 2007 is Asset Management Frankrijk overgeheveld van BU Private Clients naar BU Asset
Management. De vergelijkende cijfers voor de bedrijfssegmenten over 2006 en 2005 zijn hiervoor gecorrigeerd.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 2007 versus 2006Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen daalde met EUR 68 miljoen ofwel 26,8% naar
EUR 186 miljoen. Dit was grotendeels het gecombineerde effect van de groei van de operationele baten met
EUR 86 miljoen, de stijging van de operationele bedrijfslasten met EUR 123 miljoen en de toename van de
belastingen met EUR 31 miljoen.
In het resultaat over 2006 was de winst op de verkoop van de vermogensbeheeractiviteiten in Curaçao (EUR 28
miljoen), van de lokale asset management-activiteiten in Taiwan (EUR 38 miljoen) en van de activiteiten in de
Verenigde Staten op het gebied van beleggingsfondsen (EUR 17 miljoen) begrepen. In 2007 werden geen
onderdelen van BU Asset Management afgestoten.
De operationele bedrijfslasten liepen op met EUR 123 miljoen, hoofdzakelijk door transitie- en integratiekosten
(EUR 50 miljoen) en hogere bonussen in lijn met de verbeterde resultaten.
De effectieve belastingdruk ging omhoog van 22,3% in 2006 naar 35,9% in 2007. Dit werd met name
veroorzaakt door de in 2007 geboekte bijzondere waardevermindering van een latente belastingvordering. De
belastingdruk werd daarnaast in 2006 gunstig beïnvloed door de belastingvrije winsten op de verkoop van de
asset management-activiteiten in Curaçao, Taiwan en de Verenigde Staten.
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 2006 versus 2005Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen steeg met EUR 65 miljoen ofwel 34,4% naar
EUR 254 miljoen. Dit was grotendeels het gecombineerde effect van de toename van de operationele baten
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
49
met EUR 123 miljoen, de stijging van de operationele bedrijfslasten met EUR 32 miljoen en de toename van de
belastingen met EUR 26 miljoen.
De totale operationele baten gingen met EUR 123 miljoen omhoog. Deze verbetering weerspiegelde hoger
beheerd vermogen, de hogere provisies op bestaande producten, een verdere verschuiving in de asset-mix
naar meer winstgevende producten en het effect van desinvesteringen. In het resultaat over 2006 zijn begrepen
de winst en op de verkopen van de vermogensbeheeractiviteiten in Curaçao (EUR 28 miljoen), van de lokale
asset management-activiteiten in Taiwan (EUR 38 miljoen) en van de activiteiten in de Verenigde Staten op het
gebied van beleggingsfondsen (EUR 17 miljoen). Het cijfer voor 2005 is inclusief de verkoop van de activiteiten
in Kazachstan (EUR 13 miljoen).
De operationele bedrijfslasten kwamen EUR 32 miljoen hoger uit. De lastendaling door de verkoop van het
trustbedrijf werd ruimschoots tenietgedaan door de kostenstijging als gevolg van hogere bonussen en de
integratie van International Asset Management Limited.
De effectieve belastingdruk liep op, hoofdzakelijk door geringere belastingvrije kapitaalwinsten op nieuw
opgestarte beleggingsfondsen. De belastingdruk in 2006 werd ook beïnvloed door de belastingvrije winst op de
verkoop van de vermogensbeheeractiviteiten in Curaçao, Taiwan en de Verenigde Staten. In 2005 werd de
belastingdruk beïnvloed door de verwerking van de belastingvrije winst op de verkoop van het trustbedrijf.
Group FunctionsGroup Functions creëert toegevoegde waarde door concernbreed ondersteuning en diensten te verlenen op
een groot aantal terreinen, variërend van risicobeheer tot financiën en van personeelsbeleid tot duurzame
ontwikkeling. Hierbij wordt steeds gestreefd naar een goed evenwicht tussen mondiale aansturing en lokale
flexibiliteit en expertise. Onder Group Functions worden de resultaten van Group Services, Private Equity en de
International Diamonds & Jewelry Group (ID&JG) verantwoord, alsook de resultaten uit de handel voor eigen
rekening en de futures-activiteiten van Global Markets.
Group Functions, inclusief Private Equity en Services, telt ongeveer 3.000 medewerkers.
Private EquityHet private equity-bedrijf van ABN AMRO opereert onder de merknaam ABN AMRO Capital. Het bedrijfsmodel
bestaat uit het ter beschikking stellen van kapitaal, kennis en ervaring aan niet-beursgenoteerde bedrijven in
een groot aantal sectoren. Daarbij wordt in de meeste gevallen een meerderheidsbelang genomen, zodat
Private Equity invloed op de groeistrategie van het bedrijf kan uitoefenen en de winstgevendheid van het bedrijf
kan worden verhoogd. Het uiteindelijke doel is het aandelenbelang na een aantal jaar met winst weer te
verkopen. Private Equity heeft zich gespecialiseerd in Europese middelgrote buy-outs, maar de portefeuille
omvat ook Australische buy-outs, aandelenbelangen zowel met als zonder zeggenschap in kleine tot
middelgrote Nederlandse bedrijven (participaties) en gerichte investeringen in de media- en
telecommunicatiesector. De activiteiten worden uitgevoerd vanuit zeven vestigingen verspreid over Europa en
in Australië. Het aantal medewerkers bedraagt 43. Als gevolg van de structurele wijziging van zeggenschap
worden de investeringen die door de onafhankelijke beheermaatschappij worden beheerd, niet langer
geconsolideerd, maar opgenomen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen direct in de
winst- en verliesrekening. Het resultaat van Private Equity wordt geconsolideerd in Group Functions. De
vergelijkende cijfers voor de bedrijfssegmenten over 2006 en 2005 zijn hiervoor gecorrigeerd.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
50
ServicesDe Services-organisatie van ABN AMRO is wereldwijd verantwoordelijk voor de interne ondersteunende
dienstverlening aan de wereldwijde, regionale en Product BU’s van de bank. De kernactiviteiten van Services
zijn IT, Operations en Corporate Services. In de Services-organisatie, die in 2006 werd gevormd, zijn alle
dienstverlenende bedrijfsonderdelen binnen ABN AMRO samengebracht. Hierbij is voortgebouwd op de
ervaringen die zijn opgedaan tijdens het in 2004 gestarte programma Group Shared Services (GSS). Het aantal
medewerkers bedraagt circa 1.000.
Belangrijkste cijfersDe onderstaande tabel toont de belangrijkste cijfers van Group Functions voor de jaren 2007, 2006 en 2005.
In 2007 investeerde Private Equity voor een totaalbedrag van EUR 503 miljoen. De verkochte participaties
brachten in totaal EUR 1.227 miljoen op. Door investeringen, verkopen, niet-gerealiseerde veranderingen in de
reële marktwaarde en valutakoers- en overige effecten daalde de waarde van de totale door Private Equity
beheerde portefeuille van EUR 2.309 miljoen in 2006 naar EUR 2.035 miljoen in 2007.
(in miljoenen euro’s) IFRS Consolidatie-effect 1 Exclusief consolidatie-
effect
(niet-GAAP-cijfers)
2007 2006 2005 2007 2006 2005 2007 2006 2005
Rente – 820 – 484 – 283 – 220 – 342 – 208 – 600 – 142 – 75
Provisie 230 109 126 – – – 230 109 126
Handelsresultaat – 95 109 52 3 – 3 2 – 98 112 50
Resultaat uit financiële transacties 882 620 973 46 15 – 11 836 605 984
Resultaat uit deelnemingen met invloed 93 71 118 1 – – 92 71 118
Overige operationele baten 688 462 17 – – – 6 688 462 23
Baten van geconsolideerde private equity-belangen 3.836 5.313 3.509 3.836 5.313 3.509 – – – Operationele baten 4.814 6.200 4.512 3.666 4.983 3.286 1.148 1.217 1.226 Operationele bedrijfslasten 5.120 5.490 3.486 3.634 4.939 3.262 1.486 551 224 Bedrijfsresultaat – 306 710 1.026 32 44 24 – 338 666 1.002 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico – 2 142 140 – – – – 2 142 140 Bedrijfsresultaat voor belastingen – 304 568 886 32 44 24 – 336 524 862 Belastingen – 510 – 149 22 32 44 24 – 542 – 193 – 2 Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 206 717 864 – – – 206 717 864 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten
na belastingen – 27 – 85 – 64 – – – – 27 – 85 – 64 Jaarwinst 179 632 800 – – – 179 632 800
Totaal activa 72.535 77.849 93.162 1.698 4.537 3.477 70.837 73.312 89.685
Naar risico gewogen activa – 4.751 2.284 11.829 – – – – 4.751 2.284 11.829
Aantal medewerkers (fte) 16.248 35.384 31.717 13.168 30.881 27.775 3.080 4.503 3.942
Aantal vestigingen 4 7 9 – – – 4 7 9
Efficiencyratio 106,4% 88,5% 77,3% 99,1% 99,1% 99,3% 129,4% 45,3% 18,3%
1 Deze cijfers geven per post het effect weer van de consolidatie van private equity-belangen volgens IFRS. Zie het onderdeel grondslagen in de jaarrekening.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
51
De reële waarde van het niet-beursgenoteerde deel van de buy-out-portefeuille bedroeg ultimo 2006 EUR 1.729
miljoen en die van het niet-beursgenoteerde deel van de Corporate Investments-portefeuille EUR 533 miljoen.
De reële waarde van het beursgenoteerde deel van de portefeuille bedroeg EUR 47 miljoen.
Resultaten 2007 versus 2006De jaarwinst viel terug met EUR 453 miljoen ofwel 71,7% naar EUR 179 miljoen. Dit was grotendeels het
gecombineerde effect van de terugval van de operationele baten met EUR 1.386 miljoen (niet-GAAP: EUR 69
miljoen), de daling van de operationele bedrijfslasten met EUR 370 miljoen (niet-GAAP: stijging van EUR 935
miljoen) en de toename van de belastingbate met EUR 361 miljoen (niet-GAAP: EUR 349 miljoen).
Operationele baten
De totale operationele baten daalden met EUR 1.386 miljoen ofwel 22,4% naar EUR 4.814 miljoen (niet-GAAP:
EUR 1.148 miljoen), hoofdzakelijk door het lagere resultaat uit de handel voor eigen rekening in Global Markets,
dat onder Group Functions wordt verantwoord, en door gestegen financieringskosten. De baten uit de credit
default swap-portefeuille, die profiteerde van de algehele verruiming van de creditspreads (EUR 116 miljoen), de
reële-waardestijging van de eigen kredietwaardigheid (EUR 115 miljoen) (beide verwerkt onder resultaat uit
financiële transacties) en de winst op de verkoop van Capitalia waarbij de aandelen Capitalia werden
omgewisseld in aandelen Unicredit (EUR 624 miljoen, opgenomen in overige operationele baten) konden de
daling van de operationele baten slechts gedeeltelijk compenseren.
• De daling van de nettorentebaten met EUR 336 miljoen (niet-GAAP: EUR 458 miljoen) was vooral te wijten
aan de gestegen financieringskosten als gevolg van de hogere rente en creditspreads.
• De daling van het handelsresultaat met EUR 204 miljoen (niet-GAAP: EUR 210 miljoen) tot EUR 95 miljoen
negatief (niet-GAAP: EUR 98 miljoen negatief) werd vooral veroorzaakt door het lagere resultaat uit de handel
voor eigen rekening.
• De overige operationele baten lieten een stijging van EUR 226 miljoen naar EUR 688 miljoen zien door de
winst van EUR 624 miljoen op de verkoop van het belang van ABN AMRO in Capitalia, waarbij de afwikkeling
van de transactie plaatsvond in aandelen Unicredit, tegenover de verwerking in 2006 van de winst op de
verkoop van het Futures-bedrijf (EUR 229 miljoen) en Kereskedelmi és Hitelbank Rt. (EUR 208 miljoen).
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten daalden met EUR 370 miljoen (niet-GAAP: stijging met EUR 935 miljoen). Het
cijfer voor 2007 omvat de vorming van een voorziening in verband met het onderzoek door het Amerikaanse
ministerie van Justitie (EUR 365 miljoen), transactiegerelateerde advieskosten (EUR 211 miljoen), de aan
Barclays betaalde break-up fee (EUR 200 miljoen), de versnelde afwikkeling van op aandelen gebaseerde
betalingen (EUR 117 miljoen) en transitie- en integratiekosten (EUR 95 miljoen). In het cijfer voor 2006 was een
toevoeging aan de herstructureringsvoorziening van EUR 5 miljoen begrepen tegenover een vrijval van EUR 14
miljoen in 2007.
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden verlaagd met EUR 144 miljoen tot een vrijval van EUR 2 miljoen. Het cijfer voor
2006 is inclusief een kredietvoorziening voor het Futures-bedrijf (EUR 72 miljoen) en een bijzondere
waardevermindering van kredieten met betrekking tot de International Diamonds & Jewelry Group.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
52
Belastingen
De belastingen waren EUR 361 miljoen (niet-GAAP: EUR 349 miljoen) lager op EUR 510 miljoen negatief (niet-
GAAP: EUR 542 miljoen negatief), hoofdzakelijk door hogere belastingvrije verkoopwinsten en een
belastingvrijval.
Resultaten 2006 versus 2005De jaarwinst over 2006 daalde met EUR 168 miljoen ofwel 21,0% naar EUR 632 miljoen. Dit was grotendeels
het gecombineerde effect van de stijging van de operationele baten met EUR 1.688 miljoen, de toename van de
operationele bedrijfslasten met EUR 2.004 miljoen en de daling van de belastingen met EUR 171 miljoen.
Operationele baten
De totale operationele baten stegen met EUR 1.688 miljoen ofwel 37,4% naar EUR 6.200 miljoen. Deze stijging
vloeide vooral voort uit de hogere baten van geconsolideerde private equity-belangen en de hogere niet-
gerealiseerde reële-waardeveranderingen van niet-geconsolideerde private equity-belangen. De operationele
bedrijfslasten namen daarentegen toe. Exclusief het consolidatie-effect (niet-GAAP) kwamen de totale
operationele baten EUR 9 miljoen lager uit op EUR 1.217 miljoen, voornamelijk door lagere resultaten uit het
balansbeheer en het gedaalde resultaat uit deelnemingen met invloed. Daar stonden echter de winst op de
verkoop van Kereskedelmi és Hitelbank Rt. (EUR 208 miljoen) en van het Futures-bedrijf (EUR 229 miljoen)
tegenover, terwijl in 2005 een voorziening voor balansaanpassingen (EUR 86 miljoen) werd getroffen en de
operationele baten van Private Equity hoger waren.
De afgenomen baten uit balansbeheer waren te wijten aan hogere financieringskosten door de gestegen rente
tarieven van de euro en de Amerikaanse dollar, een lager rendement op de beleggingsportefeuille onder invloed
van de afvlakkende yieldcurve, verlies door reële-waardedalingen van kapitaal- en risicohedges (credit default
swap-portefeuille) als gevolg van de verkrappende creditspreads. Het verlies op deze hedgeposities (credit
default swap-portefeuille) van EUR 261 miljoen in 2006 zal in de loop van de tijd worden goedgemaakt naarmate
de onderliggende activa vervallen.
• De nettorentebaten daalden met EUR 201 miljoen door hogere rentelasten voor geconsolideerde private
equity-belangen. Exclusief het consolidatie-effect (niet-GAAP) bedroeg de daling EUR 67 miljoen, waaronder
tevens begrepen de financieringskosten van preferente aandelen.
• Het resultaat uit financiële transacties nam af met EUR 353 miljoen naar EUR 620 miljoen. Exclusief het
consolidatie-effect (niet-GAAP) kwam het resultaat EUR 379 miljoen lager uit, hoofdzakelijk door lagere
resultaten uit de verkoop van obligaties en credit default swaps.
• Het resultaat uit deelnemingen met invloed kwam EUR 47 miljoen lager uit doordat de bijdragen van
Antonveneta (geconsolideerd vanaf 2006) en Kereskedelmi és Hitelbank Rt. (verkocht in 2006) wegvielen. Dit
werd gedeeltelijk gecompenseerd door een hogere bijdrage van het belang van ABN AMRO in Capitalia.
• De overige operationele baten stegen met EUR 445 miljoen naar EUR 462 miljoen. Exclusief het consolidatie-
effect (niet-GAAP) lieten de overige operationele baten een stijging van EUR 439 miljoen zien door de
opname van de winst op de verkoop van Kereskedelmi és Hitelbank Rt. (EUR 208 miljoen) en van het Global
Futures-bedrijf (EUR 229 miljoen).
Operationele bedrijfslasten
De operationele bedrijfslasten namen toe met EUR 2.004 miljoen ofwel 57,5% naar EUR 5.490 miljoen,
hoofdzakelijk door hogere lasten voor geconsolideerde private equity-belangen. Exclusief het consolidatie-
effect (niet-GAAP) stegen de operationele bedrijfslasten met EUR 327 miljoen naar EUR 551 miljoen. Het cijfer
voor 2006 is inclusief een herstructureringsvoorziening van EUR 5 miljoen en hogere compliance-kosten in
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
53
verband met de Sarbanes-Oxley Act, Bazel II en overige regelgeving. Het cijfer voor 2005 is inclusief de vrijval
van de voorziening ziektekostenverzekering na pensionering (EUR 392 miljoen), de voorziening voor niet-
opgenomen vakantiedagen door medewerkers (EUR 56 miljoen) en de kosten van een door de Amerikaanse
toezichthouders opgelegde boete (EUR 67 miljoen).
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico
De kredietvoorzieningen werden verhoogd met EUR 2 miljoen naar EUR 142 miljoen. De hogere
kredietvoorzieningen bij de International Diamond & Jewelry Group werden niet volledig gecompenseerd door
lagere kredietvoorzieningen bij Private Equity. Het cijfer voor 2006 is inclusief de kredietvoorziening voor het
Futures-bedrijf (EUR 72 miljoen), terwijl het cijfer voor 2005 met name IBNI-debiteurenvoorzieningen betreft,
die met ingang van 2006 aan de BU’s worden toegerekend.
Belastingen
De belastingen waren EUR 171 miljoen lager op EUR 149 miljoen negatief. Exclusief het consolidatie-effect
(niet-GAAP) daalden de belastingen met EUR 191 miljoen naar EUR 193 miljoen negatief. De daling hield met
name verband met een forse belastingkorting in Nederland en kortingen in een aantal andere landen, het effect
van de wijziging van het Nederlandse belastingtarief op de latente belastingen, alsmede met het effect van de
belastingvrije winst op de verkoop van Kereskedelmi és Hitelbank Rt. (EUR 208 miljoen). Het cijfer voor 2005
werd beïnvloed door een belastingvrijval van EUR 100 miljoen en het effect van de belastingvrije boete die door
de Amerikaanse toezichthouders was opgelegd (EUR 67 miljoen).
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen
Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen daalde met EUR 21 miljoen naar EUR 85 miljoen
negatief door bepaalde operationele baten en operationele bedrijfslasten (hoofdzakelijk ‘stranded costs’) met
betrekking tot de verkoop van LaSalle.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
54
Risico- en kapitaalbeheer
Toezicht en regelgeving Regelgeving in NederlandAlgemeen
De holding en haar dochterondernemingen wereldwijd staan in Nederland onder toezicht van De Nederlandsche
Bank N.V. (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
Nederland kent een uitgebreid systeem van bankentoezicht, dat is gebaseerd op de bepalingen van de nieuwe
Wet op het financieel toezicht (Wft). De Wft trad op 1 januari 2007 in werking en is in de plaats gekomen van
onder meer de Wet toezicht kredietwezen 1992. Het bestaande toezichtsysteem is daarbij gehandhaafd. De Wft
bevat voorschriften ten aanzien van het prudentieel toezicht (door DNB) en het gedragstoezicht (door de AFM).
Het prudentieel toezicht is gericht op de soliditeit van financiële ondernemingen en draagt bij aan de stabiliteit
van de financiële sector. Het gedragstoezicht is gericht op ordelijke en transparante financiële-marktprocessen,
zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en een zorgvuldige behandeling van klanten (onder meer via toezicht
op de effecten- en beleggingsactiviteiten).
De bank is volgens de bepalingen van de Wft een ‘universele bank’, aangezien zij zowel het bankbedrijf als het
effectenbedrijf uitoefent. De bank kan door sommige bepalingen in de Wft beperkt worden in haar
mogelijkheden om kapitaal of leningen aan dochterondernemingen te verstrekken en om dividend- en andere
uitkeringen te verrichten.
Toezicht op kredietinstellingen
Krachtens de Wft wordt het toezicht op kredietinstellingen in het algemeen door DNB uitgeoefend. Een
onderneming of instelling met zetel in Nederland mag uitsluitend het bedrijf van kredietinstelling uitoefenen
nadat DNB hiervoor een vergunning heeft verleend. De toezichttaken van DNB krachtens de Wft zijn gericht op
het uitoefenen van toezicht op de solvabiliteit, de liquiditeit en de administratieve organisatie (met inbegrip van
interne controle en risicobeheer). Indien een kredietinstelling naar het oordeel van DNB niet voldoet aan de
voorschriften en regelingen inzake solvabiliteit, liquiditeit of administratieve organisatie, dan zal DNB de
kredietinstelling hiervan op de hoogte stellen en kan zij de kredietinstelling een aanwijzing geven om een
bepaalde gedragslijn te volgen. Indien de kredietinstelling een dergelijke aanwijzing niet naar tevredenheid van
DNB opvolgt, kan DNB aanvullende toezichtmaatregelen treffen. Zo kan zij een bestuurlijke boete opleggen.
In de Wft is bepaald dat iedere kredietinstelling die onder toezicht van DNB staat, periodieke verslagstaten
moet indienen. Conform deze bepalingen dient ABN AMRO maandrapportages in bij DNB. Ten minste één
maandrapportage per jaar moet door een externe accountant worden goedgekeurd. De externe accountant
kiest zelf naar eigen inzicht de te controleren rapportage.
Solvabiliteitstoezicht
Op grond van de solvabiliteitregels dient het totaal vermogen van ABN AMRO een bepaalde minimumomvang
te hebben ter dekking van de naar risico gewogen totale waarde van in de balans opgenomen activa en niet in
de balans opgenomen posten, waaronder garanties, documentaire kredieten, bepaalde rente- en
valutagerelateerde contracten, de beschikkingsruimte onder onherroepelijke kredietfaciliteiten met een
oorspronkelijke looptijd van meer dan een jaar, faciliteiten voor de uitgifte van schuldpapier (note issuance
facilities) en revolverende kredietfaciliteiten, alsmede het marktrisico voor financiële instrumenten in het
handelsboek. De minimaal vereiste omvang van het totaal vermogen wordt de solvabiliteitsratio genoemd. In
de risicoweging wordt het debiteurenrisico tot uitdrukking gebracht. Dit risico is afhankelijk van de indeling van
de debiteur in een bepaalde risicoklasse, eventueel verstrekt onderpand en het land van herkomst van de
debiteur. De wettelijk vereiste solvabiliteitsratio bedraagt momenteel minimaal 8%, maar in de praktijk is met
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
55
DNB een minimumpercentage van 10,5% overeengekomen. De solvabiliteitsregels gelden voor de wereldwijde
activa van Nederlandse kredietinstellingen.
Het totaal vermogen ofwel toetsingsvermogen van ABN AMRO bestaat uit het kernvermogen (tier 1) en het
aanvullend vermogen (tier 2). Daarnaast mag ABN AMRO ook nog een extra vorm van toetsingsvermogen (tier
3) aanhouden ter dekking van het marktrisico op financiële instrumenten in het handelsboek en van het
valutarisico op alle bedrijfsactiviteiten. Het tier 1 vermogen omvat die componenten van het eigen vermogen
aandeelhouders en belang van derden die als tier 1 vermogen aangemerkt kunnen worden, alsmede
achtergestelde schulden die als tier 1 vermogen aangemerkt worden. Het aanvullend of tier 2 vermogen
bestaat uit het upper tier 2 vermogen en het lower tier 2 vermogen. Het upper tier 2 vermogen omvat de
herwaarderingsreserves en niet-aflosbare achtergestelde schulden; het lower tier 2 vermogen omvat
voornamelijk langlopende achtergestelde schulden. Het tier 3 vermogen bestaat uit achtergestelde schulden
met een oorspronkelijke looptijd van ten minste twee jaar die uitsluitend met de voorafgaande schriftelijke
toestemming van DNB vóór de einddatum kunnen worden afgelost (behalve in geval van liquidatie van de bank)
en waarover geen betalingen van rente of hoofdsom mogen worden verricht indien de solvabiliteitsratio van
ABN AMRO voorafgaand aan of als gevolg van een dergelijke betaling zou dalen tot onder het vereiste
minimumpercentage.
Het lower tier 2 vermogen mag niet meer dan 50% van het tier 1 vermogen bedragen, terwijl het tier 2
vermogen als onderdeel van het totaal vermogen niet groter mag zijn dan het tier 1 vermogen. Bovendien mag
het tier 3 vermogen niet meer bedragen dan 250% van het tier 1 vermogen dat benodigd is om de markt- en
valutarisico’s te dekken. De som van het tier 2 en tier 3 vermogen mag niet groter zijn dan het tier 1 vermogen.
Goodwill en belangen van meer dan 10% in niet-geconsolideerde bancaire en financiële deelnemingen dienen
op respectievelijk het tier 1 vermogen en het totaal vermogen in mindering te worden gebracht.
Solvabiliteitskader (Bazel II)
Op 26 juni 2004 publiceerde het Bazels Comité voor Bankentoezicht de definitieve tekst van het nieuwe
Kapitaalraamwerk dat bekendstaat onder de naam Bazel II. De volledige titel van het document luidt
‘International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards – a Revised Framework’. De Capital
Requirements Directive (CRD), de vertaling van het Bazel II-raamwerk in EU-wetgeving en tevens de opvolger
van de Capital Adequacy Directive (CAD), werd door het Europees Parlement in september 2005 goedgekeurd.
Hiermee maakte het Europees Parlement de weg vrij voor invoering van de richtlijn in nationale wetgeving. De
uiterste datum waarop banken op Bazel II moeten overgaan, is 1 januari 2008.
Het Nederlandse wetgevingstraject op het gebied van Bazel II werd afgesloten op 22 december 2006 met de
publicatie van de DNB Toezichthoudersregels in de Staatcourant. ABN AMRO heeft ter beheersing van de
krediet-, markt- en operationele risico’s een combinatie van geavanceerde en gestandaardiseerde benaderingen
geïmplementeerd, zoals toegestaan binnen het regelgevingkader. Deze benaderingen worden als onderdeel
van de bedrijfsvoering gebruikt. ABN AMRO voert momenteel overleg met de Nederlandsche Bank over
overgangsregelingen.
Centraal in Bazel II staat een reeks ‘best practice’-technieken voor risico- en kapitaalbeheer die de belichaming
vormen van de bestaande wijze waarop ABN AMRO risico- en kapitaalbeheer benadert.
Toezicht op grote posten
DNB heeft een specifieke grote-postenregeling uitgevaardigd voor omvangrijke posities op één kredietnemer of
groep van verbonden kredietnemers, alsmede voor bepaalde overige posten waarbij sprake is van een
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
56
concentratie van risico. Grote posten doen zich voor als alle activa en buitenbalansposten van een
kredietinstelling met betrekking tot één kredietnemer of groep van verbonden kredietnemers meer dan 10%
van het toetsingsvermogen van die kredietinstelling bedragen. Grote posten moeten ieder kwartaal aan DNB
gerapporteerd worden. Voor individuele grote posities in het bankboek geldt een limiet van 25% van het
toetsingsvermogen. Posities in het handelsboek mogen deze limiet overschrijden mits aan aanvullende
solvabiliteitseisen wordt voldaan. Het totaal van alle grote posten van een kredietinstelling mag niet meer dan
800% van het toetsingsvermogen bedragen. In 2007 heeft ABN AMRO deze limieten voor grote posten niet
overschreden.
Op basis van de solvabiliteitsregels gelden daarnaast voor bepaalde andere risicoconcentraties de volgende
limieten als percentage van het toetsingsvermogen:
• voor uitzettingen bij de Nederlandse rijksoverheid, Nederlandse lokale overheden en andere centrale
overheden van de zogenaamde ‘Zone A’-landen1 geldt geen limiet. Hiertoe behoren de lidstaten van de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO);
• uitzettingen bij lokale overheden van de lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) worden voor 50% gewogen;
• uitzettingen bij banken met een resterende looptijd tot één jaar en meer dan één jaar worden voor
respectievelijk 20% en 50% gewogen; en
• uitzettingen bij overige kredietnemers worden voor 100% gewogen.
Aandelenbelangen in verzekeringsmaatschappijen zijn vrijgesteld tot een niveau van 40% van het
toetsingsvermogen van de kredietinstelling.
Kredietinstellingen moeten niet-bancaire faciliteiten en uitzettingen rapporteren aan DNB indien deze 1% of
meer van het toetsingsvermogen bedragen. Voor bancaire faciliteiten en uitzettingen is de rapportagegrens 3%
van het toetsingsvermogen. In DNB-regelingen is verder bepaald dat een kredietinstelling de voorafgaande
goedkeuring van DNB nodig heeft om aan een bestuurder of lid van het senior management van de eigen
kredietinstelling krediet (al dan niet tegen onderpand van zekerheden) te verstrekken boven een grens van
hetzij 5% van het toetsingsvermogen hetzij, in geval van ongedekt krediet, vijf keer het maandsalaris van de
kredietnemer.
Liquiditeitstoezicht
Op basis van de Regeling liquiditeit van DNB moet ABN AMRO maandelijkse liquiditeitsrapportages indienen bij
DNB. Doel van de Regeling liquiditeit is ervoor te zorgen dat – solvabele – banken steeds in staat zijn een acute
liquiditeitskrapte op korte termijn het hoofd te bieden. ABN AMRO is verplicht de liquiditeitspositie van de
groep op geconsolideerd niveau te rapporteren. In principe heeft de Regeling liquiditeit van DNB betrekking op
alle binnenlandse en buitenlandse vestigingen van de bank (dochterondernemingen / kantoren), inclusief
meerderheidsdeelnemingen. Het effect van buiten-balansposten op de liquiditeitspositie, zoals derivaten en
onherroepelijke verplichtingen, wordt eveneens in de liquiditeitsrapportage gemeten.
1 De volgende landen worden als ‘Zone A’-landen beschouwd: de lidstaten van de Europese Gemeenschap en alle overige landen die volwaardig lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de landen die bijzondere leningsarrangementen met het Internationale Monetaire Fonds hebben gesloten in samenhang met de algemene leningsarrangementen (General Arrangements to Borrow / GAB) van het IMF. Een land dat zijn officiële externe schuld herstructureert, wordt echter voor een periode van vijf jaar van deze groep uitgesloten. De ‘Zone A’-landen bestaan op dit moment uit: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Mexico, Monaco, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Porto Rico, Roemenië, Saoedi-Arabië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.De volgende landen / regio’s worden eveneens als ‘Zone A’-landen beschouwd: Amerikaans Samoa, de Faeröer, Gibraltar, Groenland, Jersey, de Kanaaleilanden en Guernsey, het eiland Man, Spitsbergen en Vaticaanstad.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
57
De Regeling liquiditeit legt sterk de nadruk op de korte termijn. De liquiditeitspositie wordt getoetst over een
periode tot een maand, maar de toetsing wordt ook apart voor de eerste week uitgevoerd. Ten behoeve van
verdere observatie worden in de liquiditeitsrapportage nog diverse andere termijnen opgenomen (een tot drie
maanden, drie tot zes maanden, zes maanden tot een jaar, en langer dan een jaar).
De beschikbare liquiditeit dient de vereiste liquiditeit te allen tijde te overtreffen. De beschikbare liquiditeit en
de vereiste liquiditeit worden berekend door wegingsfactoren toe te passen op de relevante balans- en buiten-
balansposten.
De liquiditeitstoetsing omvat de posities in alle valuta’s. Voor zover vereist worden aan de desbetreffen
buitenlandse toezichthouders compliance-rapportages ten aanzien van de liquiditeitseisen voor buitenlandse
groepsmaatschappijen verschaft. De liquiditeitseisen die door de desdesbetreffen toezichthouders worden
opgelegd, worden door de groep nageleefd zowel op geconsolideerd niveau als per land waarin ABN AMRO
actief is.
Structuurtoezicht
Krachtens de Wft is het uitsluitend toegestaan om een gekwalificeerde deelneming in onder meer een
Nederlandse bank te houden, te verwerven of te vergroten, of om zeggenschap daarin uit te oefenen, indien
een verklaring van geen bezwaar (vvgb) is verleend door DNB (of in bepaalde specifieke gevallen door de
Nederlandse minister van Financiën). Een gekwalificeerde deelneming is een belang van ten minste 10% in het
geplaatste kapitaal of de stemrechten van een onderneming of in instrumenten die een soortgelijke
zeggenschap vertegenwoordigen. De vvgb zal gewoonlijk worden verleend, tenzij de gekwalificeerde
deelneming in de betrokken bank bijvoorbeeld mogelijk een gevaar vormt voor de gezonde en prudente
bedrijfsvoering, of deze gekwalificeerde deelneming tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector
kan of zal leiden. Een bank in Nederland heeft eveneens een vvgb nodig om:
(i) het eigen vermogen te verminderen door kapitaal terug te storten of reserves uit te keren;
(ii) een gekwalificeerde deelneming te verwerven dan wel uit te breiden in een financiële onderneming indien
het balanstotaal van de financiële onderneming meer dan 1% van het geconsolideerde balanstotaal van de
bank bedraagt;
(iii) een gekwalificeerde deelneming te verwerven dan wel uit te breiden in een niet-financiële onderneming
indien de overnameprijs voor de gekwalificeerde deelneming meer dan 1% van het geconsolideerde eigen
vermogen van de bank bedraagt;
(iv) van derden activa en/of verplichtingen over te nemen indien de totale omvang daarvan meer dan 1% van
het geconsolideerde balanstotaal van de bank bedraagt;
(v) te fuseren met een andere onderneming of instelling, indien het totale vermogen van deze onderneming
of instelling meer dan 1% van het geconsolideerde balanstotaal van de bank bedraagt; of
(v) een financiële of vennootschappelijke reorganisatie uit te voeren.
In deze gevallen zal gewoonlijk een vvgb worden afgegeven, tenzij hierdoor de nakoming door de bank van
bepaalde solvabiliteitsrichtlijnen of van de principes van gezonde en prudente bedrijfsvoering in gevaar kan of
zal komen, of de verandering tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector kan of zal leiden.
DNB of de minister van Financiën kan voor een gekwalificeerde deelneming op verzoek een bandbreedte-vvgb,
groeps-vvgb of paraplu-vvgb verstrekken. Een vvgb is niet vereist wanneer er sprake is van een gekwalificeerde
deelneming door een kredietinstelling in een onderneming waarvan de activa voor meer dan 90% uit liquide
activa bestaan.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
58
Op basis van de Nederlandse regelgeving wordt voor gekwalificeerde deelnemingen geen vvgb afgegeven
indien de waarde van de deelneming meer dan 15% bedraagt van het toetsingsvermogen van een
kredietinstelling, of indien dit belang ertoe zou leiden dat de waarde van de gezamenlijke gekwalificeerde
deelnemingen in niet-financiële ondernemingen meer dan 60% van het toetsingsvermogen van een
kredietinstelling zou bedragen. Bepaalde soorten deelnemingen worden in principe goedgekeurd, hoewel
onder bepaalde omstandigheden een vvgb voor een beperkte periode kan worden afgegeven. Dit is
bijvoorbeeld het geval wanneer er sprake is van schuldsanering of een reddingsoperatie, of wanneer de
deelneming wordt verworven en aangehouden in het kader van een onderschreven aandelenemissie.
Gewoonlijk wordt goedkeuring verleend indien de waarde van de desbetreffen niet-financiële onderneming of
de waarde van de deelneming bepaalde limieten niet overschrijdt.
Toezicht op effecten- en beleggingsactiviteiten
De bank is ook onderworpen aan toezicht op haar effectenactiviteiten. De Wft biedt een uitvoerig kader voor de
handel in effecten in en vanuit Nederland. De Wft is in de plaats getreden van de Wet toezicht effectenverkeer
1995, alsmede de besluiten en regelingen die op basis daarvan zijn afgekondigd. De AFM is door de minister
van Financiën belast met het toezicht op het effectenwezen.
De bank en/of bepaalde groepsmaatschappijen van de bank zijn eveneens actief als beheerder en/of bewaarder
van instellingen voor collectieve belegging, waartoe zowel beleggingsfondsen als beleggingsmaatschappijen
behoren. Instellingen voor collectieve belegging staan onder toezicht van DNB en de AFM.
Regelgeving in de Europese Unie De basis voor één interne financiële markt in de EU is gelegd in het Actieplan voor financiële diensten (APFD)
1999-2005. Dit actieplan heeft al tot veel veranderingen geleid. De Europese Commissie heeft in haar
strategisch plan financiële diensten 2005-2010 haar doelstellingen uiteengezet om een geïntegreerde en
concurrerende financiële markt in de Europese Unie tot stand te brengen. Hiertoe dienen de resterende
barrières weggenomen te worden, met name op de consumentenmarkt, zodat in de gehele EU vrijelijk en
tegen de laagst mogelijke kosten financiële diensten aangeboden kunnen worden en kapitaal kan circuleren. Dit
zal voordelen voor de consument opleveren en tot een hoog niveau van financiële stabiliteit en
consumentenbescherming leiden.
De sector financiële diensten omvat drie belangrijke gebieden waarop de Europese toezichtregelgeving van
toepassing is: bankwezen, kapitaalmarkten en vermogensbeheer. De initiatieven van de EU hebben ook
betrekking op een aantal gebieden die aan het vennootschapsrecht en aan corporate governance gerelateerd
zijn.
Richtlijn 2006/48/EG desbetreffen de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van
kredietinstellingen voorziet in het vrije verkeer van bankdiensten. Krachtens deze richtlijn kan de bank op basis
van één bankvergunning (het ‘Europees paspoort’) in alle EU-landen bankdiensten aanbieden via de opening
van een lokale vestiging of via grensoverschrijdende dienstverlening. De EU-instellingen hebben in maart 2007
een herziene versie van deze richtlijn aangenomen. Hierin is de procedure aangepast die toezichthouders
dienen te volgen bij het beoordelen van voorgenomen fusies en overnames in de financiële sector. In de
herziene richtlijn zijn duidelijke procedures en evaluatiecriteria vastgelegd voor de prudentiële beoordeling van
acquisities en uitbreidingen van aandelenbelangen. De richtlijn geeft een duidelijk tijdschema aan met termijnen
waarbinnen de beoordeling moet plaatsvinden, en bevat gedegen criteria aan de hand waarvan toezichthouders
voorgenomen fusie- en overnametransacties dienen te beoordelen.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
59
In Richtlijn 2006/48/EG is eveneens de Richtlijn inzake Kapitaaleisen (Capital Requirements Directive / CRD)
opgenomen. Via dit juridisch instrument is het Bazel II-raamwerk in de EU-wetgeving opgenomen. De Richtlijn
inzake Kapitaaleisen rust op drie pijlers (minimumkapitaaleisen, de wijze waarop de toezichthouder naar de
interne processen kijkt (Supervisory Review) en marktdiscipline) en heeft als doel een regime op te zetten
waarmee de risico’s beter dan in het oude systeem kunnen worden beoordeeld. Het nieuwe regime is vanaf 1
januari 2007 in fases van kracht geworden.
Op het gebied van de effectenwetgeving verbiedt de Richtlijn Marktmisbruik (Market Abuse Directive / MAD,
2003/6/EG) marktmanipulatie en handel met voorkennis in alle effecten die op een gereglementeerde markt in
de EU tot de handel zijn toegelaten. Deze richtlijn zal in 2008 worden herzien. In de Prospectusrichtlijn (PD,
2003/71/EG) zijn het proces en de eisen vastgelegd voor informatieverschaffing omtrent een openbare emissie
en voor toelating tot de handel op een gereglementeerde effectenmarkt in de EU. Ook is krachtens deze richtlijn
een openbare emissie met één enkel prospectus in heel Europa mogelijk. De Europese Commissie is
voornemens om deze richtlijn in 2008 te herzien. De Transparantierichtlijn (2004/109/EG) harmoniseert de
transparantie-eisen met betrekking tot informatie over uitgevende instellingen waarvan de effecten zijn
toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de EU.
Een ander belangrijk wetgevend document is de Richtlijn desbetreffen Markten voor Financiële Instrumenten
(Markets in Financial Instruments Directive / MiFID). Deze richtlijn, die op 1 november 2007 door financiële
instellingen is geïmplementeerd, regelt onder meer grensoverschrijdende beleggingsdiensten en
gereglementeerde markten en vervangt de Richtlijn Beleggingsdiensten van 1993 (Investment Services
Directive / ISD), die het Europees paspoort voor beleggingsondernemingen introduceerde. MiFID voorziet in de
stroomlijning van toezicht op basis van het thuislandbeginsel en vergroot de markttransparantie. Daarnaast
worden de gedragsregels geharmoniseerd, onder meer op het gebied van optimale orderuitvoering,
belangenconflicten en de behandeling van klantorders. Door de afschaffing van de concentratieregel wordt
voorts de concurrentie tussen locaties van orderuitvoering bevorderd. Daarnaast worden er regels ter
vergroting van de markttransparantie – vóór en na de transactie – opgelegd aan beleggingsondernemingen,
gereglementeerde markten en multilaterale handelssystemen, zij het alleen voor aandelen. Vanwege de
vertraagde invoering van MiFID per 1 november 2007 publiceerde het Comité van Europese
Effectenregelgevers (CEER) een aantal documenten over de status van de wettelijke vereisten zolang MiFID
nog niet in alle EU-lidstaten is geïmplementeerd.
Wat betreft de orderafhandeling oefende de Europese Commissie druk uit op de bedrijfstak om tot een
gedragscode clearing & settlement te komen. Deze gedragscode werd in november 2006 door de
effectenbeurzen ondertekend. De code beoogt de transparantie en de concurrentie op het gebied van
orderafhandeling te vergroten. Een integrale beoordeling van deze code door de Europese Commissie wordt in
2008 verwacht.
Voorts zijn politieke initiatieven ontplooid ten aanzien van de consumentenmarkt voor financiële diensten en
betaaldiensten. Op dit moment wordt het herziene voorstel voor een Richtlijn Consumptief Krediet in de EU
besproken (het laatste voorstel werd in december 2005 gepubliceerd). In de voorgestelde richtlijn worden
bepalingen ter bescherming van de consument geïntroduceerd en wordt tegelijkertijd gestreefd naar de
vorming van een gemeenschappelijke markt voor consumptief krediet in de EU. Deze richtlijn zal naar
verwachting begin 2008 worden aangenomen. In oktober 2007 hebben de EU-instellingen de Richtlijn
Betaaldiensten (Payment Services Directive / PSD) aangenomen. Op basis van deze richtlijn wordt de markt
voor betaaldiensten opengesteld voor nieuwe vergunninghoudende betaalinstellingen. Om de bescherming
van consumenten te verbeteren, worden voor alle aanbieders van betaaldiensten informatie-eisen en uniforme
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
60
werkwijzen geïntroduceerd. Deze richtlijn zal in de EU gaan gelden voor alle betalingen die luiden in euro’s of in
de andere valuta’s van de EU-lidstaten. Hiermee wordt de basis gelegd voor de vorming van een
gemeenschappelijke betaalmarkt. De uiterste datum voor implementatie van deze richtlijn in nationale
wetgeving is 1 november 2009.
Op het gebied van vermogensbeheer heeft de EU wetgeving uitgevaardigd voor pensioen- en
beleggingsproducten. Voor beleggingsfondsen zijn er twee ‘ICBE’-richtlijnen (inzake Instellingen voor
Collectieve Belegging in Effecten). De eerste schrijft voor welke producten zijn toegestaan (bijvoorbeeld de
beleggingscategorieën waarin belegd mag worden) en de tweede biedt beheermaatschappijen een ‘Europees
paspoort’ waarmee zij in de gehele EU kunnen opereren. De Europese Commissie komt in 2008 met
wijzigingsvoorstellen voor deze richtlijnen om gerichte aanpassingen in het huidige EU-raamwerk voor
beleggingsfondsen te kunnen aanbrengen. De Europese Commissie heeft een implementatierichtlijn
(52007/16/EG) aangenomen. Hierin worden de criteria aangegeven voor het bepalen van de verschillende
soorten financiële instrumenten waarin ICBE’s mogen beleggen. De markt voor aanvullende
pensioenvoorzieningen is geliberaliseerd door middel van een richtlijn die pensioenuitvoerders toestaat om in
de gehele EU actief te zijn. Daarnaast zijn voor de asset-allocatie ‘prudent person’-principes vastgelegd.
De EU-lidstaten moesten de derde witwasrichtlijn per december 2007 in hun nationale wetgeving hebben
opgenomen. Deze richtlijn heeft tot doel de 40 aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) in
wetgeving te transponeren. Hierbij wordt een risicogebaseerde methode gehanteerd. Dit houdt in dat alle
maatregelen om witwassen te voorkomen, op proportionele basis moeten worden toegepast, afhankelijk van
de soort klant, de activiteiten van de klant en overige overwegingen.
Op 1 januari 2007 trad de regeling in werking waarbij de speciale aanbeveling inzake geldoverdrachten
(aanbeveling VII van de FATF, SR VII) is getransponeerd in EU-wetgeving. Hierin zijn regels vastgelegd over de
informatie die bij een geldoverdracht over de overboekende partij dient te worden verstrekt. Dit waarborgt dat
bepaalde basisinformatie direct beschikbaar is voor de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het bestrijden
van witwaspraktijken en van de financiering van terrorisme.
Met ingang van september 2007 moeten aanbieders van elektronische communicatiediensten, op grond van de
dataretentierichtlijn, gegevens over telefoongesprekken, e-mails en internetgebruik gedurende een periode van
zes tot 24 maanden opslaan. Deze gegevens kunnen dienen als hulpmiddel in de strijd tegen terrorisme en de
georganiseerde misdaad.
Op het gebied van vennootschapsrecht en corporate governance kunnen in de EU-wetgeving twee leidende
beginselen worden onderscheiden: de transparantie verbeteren en aandeelhouders meer bevoegdheden
geven. Er is gebruikgemaakt van ‘zachte’ wetgevingsinstrumenten om goed ondernemingsbestuur te
bevorderen (onder meer via corporate governance codes). Om de transparantie van de jaarrekening te
vergroten, heeft de Europese Commissie aanbevelingen aangenomen voor de beloning van bestuurders en de
bevoegdheden van toezichthoudende bestuurders of commissarissen. Deze aanbevelingen zijn erop gericht om
de informatieverschaffing door beursgenoteerde ondernemingen te verbeteren. Om het vertrouwen in de
financiële verslaggeving te herstellen en meer bescherming te bieden tegen schandalen als rond Parmalat en
Ahold, is richtlijn 2006/43/EG desbetreffen de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde
jaarrekeningen aangenomen. Deze richtlijn impliceert een aanscherping van de voorschriften op het gebied van
corporate governance en accountantscontrole en dient in juni 2008 in de nationale wetgeving te zijn
opgenomen. De richtlijn beoogt de wettelijke controlefunctie binnen de EU te harmoniseren en te versterken
en stelt daartoe de uitgangspunten voor het publieke toezicht in alle EU-lidstaten vast. Ook worden eisen
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
61
gesteld op het gebied van externe kwaliteitsborging en worden de taken van de wettelijk verplichte externe
accountant toegelicht. In juni 2006 keurde de EU richtlijn 2006/46 goed, waarbij de bestaande richtlijnen op het
gebied van de financiële verslaggeving zijn aangepast. Zaken die in de richtlijn aan de orde komen, betreffen de
collectieve verantwoordelijkheid van bestuurders, de verschaffing van meer informatie omtrent transacties met
verbonden partijen, niet in de balans opgenomen vehikels en corporate governance. De Tweede Richtlijn
Vennootschapsrecht (2006/68) desbetreffen de oprichting van de naamloze vennootschap en de instandhouding
en wijziging van haar kapitaal werd in september 2006 gewijzigd. Naamloze vennootschappen kunnen bepaalde
maatregelen treffen om wijzigingen in de omvang, de structuur en de eigendom van hun kapitaal aan te
brengen. De Europese Commissie presenteerde in januari 2006 een voorstel met betrekking tot de uitoefening
van aandeelhoudersrechten. Dit voorstel was er met name op gericht om blokkeringsregelingen voor de
overdracht van aandelen af te schaffen, informatiestromen en de transparantie daarvan te bevorderen, en alle
wettelijke obstakels weg te nemen om het elektronisch deelnemen aan algemene vergaderingen mogelijk te
maken. Deze nieuwe richtlijn desbetreffen aandeelhoudersrechten werd in juli 2007 aangenomen.
Regelgeving in de Verenigde StatenDe activiteiten van de bank in de Verenigde Staten zijn onderworpen aan uitvoerige regelgeving en toezicht door
de Amerikaanse bankautoriteiten, zowel op federaal niveau als in de afzonderlijke staten. De bank is een
bancaire houdstermaatschappij in de zin van de US Bank Holding Company Act van 1956. Op grond hiervan zijn
de mogelijkheden beperkt om in de Verenigde Staten niet-bancaire activiteiten te ontplooien. Op 11 maart 2000
heeft de holding echter besloten om een financiële houdstermaatschappij te worden.
Regelgeving in de rest van de wereldOnze activiteiten in de rest van de wereld zijn onderworpen aan lokale regelgeving en toezicht door lokale
toezichthouders. In dergelijke jurisdicties moeten de ABN AMRO kantoren, vestigingen en
dochterondernemingen voldoen aan bepaalde reserve-, rapportage-, toezicht- en overige verplichtingen die door
de desbetreffen centrale banken en toezichthouders zijn opgelegd.
Juridische proceduresABN AMRO is in een aantal jurisdicties berokken bij juridische procedures die uit de normale bedrijfsuitoefening
voortvloeien. Bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening van ABN AMRO maakt het bestuur een
inschatting van de mogelijke uitkomst van juridische geschillen en arbitragezaken. Het bestuur neemt in de
winst- en verliesrekening een voorziening op indien verliezen uit hoofde van dergelijke geschillen of
arbitragezaken waarschijnlijk zijn. Indien verliezen niet redelijkerwijs kunnen worden geschat, worden geen
voorzieningen getroffen anders dan voor de periodieke kosten van juridisch verweer. ABN AMRO kan niet
garanderen dat deze procedures in haar voordeel zullen worden beslist. Mocht de inschatting van de risico’s
veranderen, dan zal de voorziening ten laste van het resultaat eveneens worden aangepast.
Op grond van thans beschikbare informatie, en na overleg met juridisch adviseurs, is ABN AMRO van mening
dat de uitkomsten van die procedures naar verwachting geen wezenlijk nadelig effect zullen hebben op de
geconsolideerde financiële positie en de geconsolideerde winst van de groep.
ToezichtmaatregelenZoals al eerder gerapporteerd, werden in december 2005 aan ABN AMRO twee toezichtmaatregelen (een
‘Cease & Desist Order’ en een ‘Order to File Reports’) opgelegd door DNB en door Amerikaanse financiële
toezichthouders (de Federal Reserve Board, het US Department of the Treasury’s Office of Foreign Assets
Control (OFAC), Financial Crime Enforcement (Fincen), het State of Illinois Department of Financial and
Professional Regulation en het New York State Banking Department). De naleving van deze toezichtmaatregelen
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
62
vormde een van de hoogste prioriteiten van het senior management. Er zijn veel mensen en middelen voor
ingezet, voornamelijk vanuit Group Compliance. De vooruitgang die hierbij is geboekt, wordt onderstreept door
de aankondiging van DNB op 26 juli 2007 dat zij haar deel van de toezichtmaatregel introk. De Amerikaanse
toezichthouders blijven de handhaving van de doorgevoerde verbeteringen volgen.
Op basis van de ‘Order to File Reports’ (toetsing van transacties) diende ABN AMRO een onafhankelijke derde
partij te benoemen om te toetsen of betalingsberichten aan de OFAC-bepalingen voldoen. ABN AMRO heeft
Clifford Chance benoemd om deze onafhankelijke transactietoetsing te verrichten. De vierde en laatste
evaluatie werd in december 2007 aan de Amerikaanse toezichthouders gestuurd.
Lopende onderzoeken Zoals eerder bekendgemaakt heeft het Amerikaanse ministerie van Justitie een strafrechtelijk onderzoek
ingesteld naar de USD-clearingactiviteiten van de bank, de OFAC-compliance-procedures en andere zaken met
betrekking tot de naleving van de Bank Secrecy Act. De bank heeft haar medewerking aan dit onderzoek
verleend en zal hieraan volledig blijven meewerken. Hoewel nog geen schriftelijke overeenkomst is bereikt en
de onderhandelingen nog gaande zijn, heeft de bank een principeakkoord met het Amerikaanse ministerie van
Justitie gesloten. Hiermee worden alle thans bekende aspecten van het lopende onderzoek afgewikkeld.
Volgens de voorwaarden van dit principeakkoord sluiten de bank en de Verenigde Staten een zogeheten
‘Deferred Prosecution Agreement’ (DPA) met betrekking tot de aangelegenheden die onderwerp vormen van
het huidige strafrechtelijke onderzoek. In deze DPA stemt de bank in met het indienen van een aanklacht bij het
US District Court waarin zij wordt beschuldigd van bepaalde overtredingen van federale wetten op basis van de
informatie zoals opgenomen in een door partijen overeengekomen feitelijke verklaring. De bank stemt er tevens
mee in om haar medewerking te blijven verlenen aan het lopende onderzoek van de Verenigde Staten en om
alle bekende civiele en strafrechtelijke vorderingen die de Verenigde Staten thans hebben ingesteld, af te kopen
voor een bedrag van USD 500 miljoen. Over de precieze voorwaarden van de DPA wordt nog onderhandeld.
Gezien het bovenstaande, alsmede de tot nu toe door de bank genomen omvangrijke maatregelen en de
bereidheid van de bank tot beterschap en volledige naleving van alle toepasselijke federale wetten, bevelen de
Verenigde Staten het US District Court aan om de bank voor een bepaalde periode uitstel van rechtsvervolging
met betrekking tot de ingediende aanklacht te verlenen. Aan het einde van die periode, mits de bank al haar
verplichtingen onder de DPA volledig is nagekomen, zal definitief ontslag van rechtsvervolging met betrekking
tot de tegen de bank ingediende aanklacht worden verleend. Over de precieze voorwaarden van de DPA en de
overeengekomen feitelijke verklaring wordt nog onderhandeld.
Iran
In april 2006 heeft de bank een stuurgroep opgericht die toezicht dient te houden op aan Iran gerelateerde
activiteiten of relaties. De bank is zich ten zeerste bewust van haar wettelijke verplichtingen en heeft daarom
ten aanzien van het zakendoen met Iran steeds een behoedzame benadering gevolgd. Zo is het beleid van de
bank om geen nieuwe USD-transacties met Iranese elementen op te zetten en om evenmin via omwegen
transacties te verrichten die daardoor vrijgesteld zouden zijn van de OFAC-bepalingen, behalve in uitzonderlijke
omstandigheden waarbij Group Compliance vooraf toestemming dient te geven, zoals de beëindiging van een
klantrelatie. Het beleid van de bank blijft erop gericht om geen USD-rekeningen die met Iran verband houden, te
openen of in stand te houden. Op grond van dit interne beleid zijn er sinds februari 2006 geen nieuwe aan Iran
gerelateerde uitzettingen in USD aangegaan en zijn de bestaande uitzettingen in USD verder gereduceerd tot
een inmiddels niet noemenswaardig niveau.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
63
RisicofactorenOnderstaand volgt een beschrijving van bepaalde risicofactoren die substantiële nadelige gevolgen kunnen
hebben voor de toekomstige activiteiten, bedrijfsresultaten of financiële situatie van ABN AMRO. U dient deze
risicofactoren en de overige informatie in dit document zorgvuldig af te wegen alvorens een
beleggingsbeslissing te nemen. Daarnaast kunnen ook andere risico’s die ABN AMRO op dit moment niet
bekend zijn of die ABN AMRO op dit moment niet van materieel belang acht, nadelige gevolgen hebben voor
ABN AMRO en voor uw belegging.
Periodes van hoge volatiliteit en beperkte liquiditeit kunnen de markten parten spelen
De financiële markten en kredietmarkten kampen met een langdurige periode van hoge volatiliteit, ernstige
marktverstoringen en liquiditeitsproblemen. Financiële markten zijn kwetsbaar voor ingrijpende
gebeurtenissen. Deze kunnen tot een snelle daling van de prijzen van vermogenstitels en een opdrogende
liquiditeit leiden. Een voorbeeld hiervan is de teruggang van de Amerikaanse markt voor subprime-
woninghypotheken. Onder dergelijke extreme omstandigheden zijn hedge- en andere risicobeheerstrategieën
mogelijk minder effectief als instrument om handelsrisico’s te beperken dan zij onder normale omstandigheden
zouden zijn. Bovendien passen onder dergelijke omstandigheden veel marktpartijen tegelijkertijd en op grote
schaal handelsstrategieën toe (zogenaamde ‘crowded trades’). De ABN AMRO processen van risicobeheer en
-bewaking zijn erop gericht om de risico’s van extreme marktbewegingen te kwantificeren en te verminderen. In
het verleden is echter gebleken dat dergelijke ingrijpende gebeurtenissen moeilijk te voorspellen zijn.
ABN AMRO zou aanmerkelijke verliezen kunnen leiden indien zich nieuwe, niet eerder vertoonde extreme
marktgebeurtenissen voordoen. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de paragraaf ‘Invloed van het
huidige kredietklimaat’ op pagina 25.
Onder deze marktomstandigheden is de waardering van effecten en verplichtingen, met name in de afgelopen
maanden, steeds complexer geworden en, gezien de illiquiditeit van bepaalde onderliggende verplichtingen,
met aanzienlijke onzekerheden omgeven. Bovendien passen financiële instellingen verschillende
waarderingsmodellen toe om het feitelijke en vermeende onderliggende risicoprofiel van dergelijke effecten en
verplichtingen te bepalen wanneer er geen marktprijzen beschikbaar zijn. De waarderingen kunnen aanzienlijk
uiteenlopen, afhankelijk van de specifieke waarderingsmodellen en de veronderstellingen die bij posities in
dergelijke effecten en verplichtingen gehanteerd worden. Dergelijke waarderingsmodellen en
veronderstellingen dienen mogelijk aangepast te worden om recentere informatie met betrekking tot de
onderliggende risicoprofielen van deze posities te weerspiegelen. Die aanpassingen kunnen tot aanzienlijke
afboekingen leiden op de waarde die aan dergelijke posities is toegekend, hetgeen weer gevolgen heeft voor
de balans en de winst- en verliesrekening van dergelijke instellingen.
Daar komt bij dat de waarde van veel andere instrumenten die ABN AMRO in haar boeken heeft en waarin zij
belegt, gevoelig is voor ontwrichtingen en verstoringen op de kredietmarkten (leveraged kredieten). De
waardering van een aantal van dergelijke instrumenten is als gevolg van de volatiliteit en het gebrek aan
liquiditeit onzekerder en moeilijker geworden. Nu steeds meer hedgefondsen, financiële garanten, banken en
overige instellingen getroffen worden door deze marktverstoringen, kunnen de resultaten van ABN AMRO
verder onder druk komen te staan.
Als een andere grotere financiële instelling in de problemen komt, zou dit een negatieve uitwerking hebben op
de situatie op de financiële markten in het algemeen
De commerciële soliditeit van veel financiële instellingen is sterk verweven vanwege de onderlinge krediet-,
handels-, clearing- en overige relaties. Dit betekent dat (vrees voor) een faillissement of dreigend faillissement
bij één financiële instelling kan leiden tot aanzienlijke marktbrede liquiditeitsproblemen, verliezen of
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
64
faillissementen bij andere instellingen. Dit wordt ook wel het systeemrisico genoemd. Het systeemrisico kan
een negatieve invloed uitoefenen op financiële tussenpersonen waarmee ABN AMRO op dagelijkse basis in
contact staat, zoals clearingagenten, clearinghuizen, banken, effectenfirma’s en beurzen, en vervolgens ook
ABN AMRO treffen.
De transitie en opsplitsing van ABN AMRO creëren extra risico’s voor haar activiteiten en stabiliteit
ABN AMRO staat aan het begin van een periode van overgang en verandering. Hoe lang dit proces gaat duren is
niet bekend, maar deze periode zal extra risico’s met zich meebrengen voor het bedrijf van ABN AMRO. In dit
verband moet onder meer worden gedacht aan het vermogen van ABN AMRO en haar aandeelhouders om de
verkoop en opsplitsing van de bank op een efficiënte wijze te beheersen terwijl gelijktijdig het verlies van omzet
zoveel mogelijk wordt beperkt en aan het vermogen van ABN AMRO om tijdens de transitiefase medewerkers
in sleutelfuncties te behouden. Gedurende deze periode staat ABN AMRO ook bloot aan verhoogde
operationele en regelgevingrisico’s.
De resultaten van ABN AMRO kunnen negatief worden beïnvloed door de algehele economische situatie en
andere bedrijfsomstandigheden
Veranderingen in de algehele economische situatie, de performance van financiële markten, renteniveaus, het
beleid en de regelgeving van centrale banken, waaronder tevens begrepen de vereisten van het Bazel II
kapitaalraamwerk, of andere bedrijfsomstandigheden kunnen op verschillende manieren de financiële
resultaten van ABN AMRO nadelig beïnvloeden: ze kunnen effect hebben op de vraag naar diensten en
producten, leiden tot een verslechtering van de kredietwaardigheid van kredietnemers en tegenpartijen, de
debiteurenvoorzieningen onder druk zetten, de rentemarge tussen debet- en creditgelden aantasten, de
beleggings- en handelsportefeuilles in waarde doen veranderen en de risicobeheersystemen op de proef
stellen.
Veranderingen in rentetarieven en wisselkoersen kunnen de resultaten van ABN AMRO nadelig beïnvloeden
Schommelingen in rentetarieven en wisselkoersen, met name in Nederland, Brazilië en Italië waar ABN AMRO
omvangrijke activiteiten heeft, zijn van invloed op de resultaatontwikkeling. De resultaten van de
bankactiviteiten van ABN AMRO worden mede bepaald door het beheer van de rentegevoeligheid. Dit laatste
betreft de relatie tussen veranderingen in de marktrente en veranderingen in de nettorentebaten. Als er
gedurende een bepaalde periode sprake is van een mismatch tussen rentedragende activa en rentedragende
verplichtingen kan een verandering in de rentestand een aanzienlijk negatief effect hebben op de financiële
positie van ABN AMRO of op haar bedrijfsresultaat. Bovendien publiceert ABN AMRO haar geconsolideerde
jaarrekening in euro’s. Veranderingen in de wisselkoersen waartegen andere valuta ‘s naar euro’s worden
omgerekend, hebben een van jaar tot jaar verschillend effect op de gerapporteerde geconsolideerde financiële
positie, bedrijfsresultaten en kasstromen.
In 2007 luidde 4,7% van de operationele baten van ABN AMRO en 4,7% van de operationele bedrijfslasten in
de Amerikaanse dollar, terwijl 23,5% van de operationele baten en 14,6% van de operationele bedrijfslasten in
de Braziliaanse real luidde. In 2006 luidde 14,9% van de operationele baten en 14,4% van de operationele
bedrijfslasten in de Amerikaanse dollar en respectievelijk 13,6% en 10,2% in de Braziliaanse real. Deze cijfers
zijn niet voor beëindigde bedrijfsactiviteiten gecorrigeerd. In het onderdeel ‘Kwantitatieve en kwalitatieve
gegevens over het marktrisico’ en in punt 39 van de toelichting op de jaarrekening wordt nader ingegaan op de
wijze waarop ABN AMRO het renterisico en het valutarisico beheert.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
65
De aanzienlijke concurrentiedruk kan negatief uitwerken op het bedrijfsresultaat van ABN AMRO
De concurrentie is aanzienlijk bij alle soorten bank- en andere producten en diensten die ABN AMRO aanbiedt in
de regio’s waarin zij in belangrijke mate actief is. Hoe hevig de concurrentie is, hangt af van factoren als de vraag
van de consument, technologische veranderingen, het consolidatieproces, maatregelen van toezichthouders en
andere factoren. ABN AMRO verwacht dat de concurrentie zal toenemen omdat door de aanhoudende
fusieactiviteit in de financiële sector grotere en kapitaalkrachtigere ondernemingen ontstaan die een breder
producten- en dienstenpakket tegen scherpere prijzen kunnen aanbieden. Bovendien hebben technologische
ontwikkelingen en de opkomst van e-commerce ertoe geleid dat niet-bewaarinstellingen nu producten en
diensten kunnen aanbieden die van oudsher waren voorbehouden aan banken en dat financiële instellingen
concurreren met technologiebedrijven bij het aanbod van elektronische en internetgebaseerde financiële
oplossingen. Als ABN AMRO niet in staat is aantrekkelijke, winstgevende producten en diensten te bieden,
bestaat de kans dat zij marktaandeel moet inleveren of verlies lijdt op bepaalde of alle activiteiten.
Veranderingen op het gebied van regelgeving of toezichtmaatregelen kunnen negatieve gevolgen hebben voor
de activiteiten van ABN AMRO
ABN AMRO is onderworpen aan wet- en regelgeving met betrekking tot het bankbedrijf en financiële
dienstverlening in alle rechtsgebieden waar zij actief is. De wet- en regelgeving en het beleid met betrekking tot
banken en financiële diensten waaraan ABN AMRO en haar dochterondernemingen op dit moment
onderworpen zijn, kunnen op enig moment veranderingen ondergaan die een nadelige invloed hebben op de
activiteiten van ABN AMRO. Als ABN AMRO er niet in slaagt of niet in lijkt te slagen om op de juiste wijze in te
spelen op deze veranderingen of initiatieven, kan dit haar reputatie schaden en kan zij worden blootgesteld aan
nieuwe juridische risico’s. Dit kan vervolgens leiden tot een toename van het aantal en de omvang van
vorderingen en schadeclaims die jegens ABN AMRO worden ingesteld, of haar onderwerpen aan
toezichtmaatregelen, boetes en straffen. Zoals eerder gemeld tekende ABN AMRO in juli 2004 een Written
Agreement met de Amerikaanse toezichthouder in verband met de dollar-clearingactiviteiten van het
ABN AMRO kantoor in New York. Daarnaast kwam ABN AMRO in december 2005 een last onder dwangsom
(‘Cease and Desist Order’) overeen met de Nederlandsche Bank en verschillende federale en lokale
toezichthouders in de Verenigde Staten. Als onderdeel hiervan stemde ABN AMRO in met de betaling van een
civielrechtelijke boete van in totaal USD 75 miljoen en een vrijwillige gift van USD 5 miljoen in verband met
tekortkomingen bij de dollar-clearingactiviteiten van het kantoor in New York en de compliance-procedures van
het Amerikaanse Office of Foreign Assets Control (OFAC) naar aanleiding van transacties die hun oorsprong
vonden in het kantoor in Dubai. ABN AMRO en haar bestuursleden blijven informatie verstrekken aan
gerechtelijke instanties in verband met het lopende strafrechtelijke onderzoek naar de dollar-clearingactiviteiten,
de compliance-procedures van het OFAC en andere compliance-kwesties uit hoofde van de Bank Secrecy Act.
De last onder dwangsom van de Nederlandsche Bank werd op 26 juli 2007 opgeheven. Hoewel er nog geen
schriftelijke overeenkomst is gesloten en de onderhandelingen nog voortduren, heeft de bank met het
Amerikaanse ministerie van Justitie een principeakkoord bereikt dat alle aspecten van het lopende onderzoek,
voor zover thans bekend, zou oplossen. Volgens de voorwaarden van dit principeakkoord sluiten de bank en de
Verenigde Staten een zogeheten ‘Deferred Prosecution Agreement’ (DPA) waarin de bank instemt met het
indienen van een aanklacht bij het US District Court waarin zij wordt beschuldigd van bepaalde overtredingen
van federale wetten op basis van de informatie zoals opgenomen in een door partijen overeengekomen feitelijke
verklaring. De bank stemt er tevens mee in om haar medewerking te blijven verlenen aan het lopende
onderzoek van de Verenigde Staten en om alle bekende civiel- en strafrechtelijke vorderingen die de Verenigde
Staten thans hebben ingesteld, af te kopen voor een bedrag van USD 500 miljoen. Over de precieze
voorwaarden van de DPA wordt nog onderhandeld.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
66
Deze compliance-kwesties en de daarmee verband houdende sancties en onderzoeken hebben gevolgen
gehad en zullen gevolgen blijven hebben voor de activiteiten van de bank in de Verenigde Staten en beperken
onder meer de expansiemogelijkheden. De bank onderzoekt actief alle eventuele opties om deze kwesties op
te lossen. De definitieve uitkomst van deze compliance-kwesties en de daarmee samenhangende onderzoeken
en de aard en omvang van mogelijke aanvullende sanctiemaatregelen zijn niet voorspelbaar. Toezichthoudende
en gerechtelijke instanties hebben aan een aantal bankinstellingen zware geld- en andere boetes opgelegd
vanwege overtredingen van de Bank Secrecy Act en daarop gebaseerde regelgeving.
De bedrijfstak staat bloot aan een operationeel risico dat in voorkomende gevallen een negatief effect op de
resultaten van ABN AMRO kan hebben
Evenals alle andere financiële instellingen heeft ABN AMRO te maken met een groot aantal verschillende
soorten operationeel risico, waaronder het risico van fraude of ander wangedrag door medewerkers of
buitenstaanders, ongeoorloofde transacties door medewerkers en operationele fouten, met inbegrip van
administratieve fouten of fouten die het gevolg zijn van niet goed functionerende computer- of
telecommunicatiesystemen. Tevens kunnen zich in de operationele systemen storingen voordoen die het
gevolg zijn van gebeurtenissen waarop ABN AMRO geen of slechts gedeeltelijke invloed heeft (onder meer
computervirussen, stroomstoringen of de uitval van telecommunicatiesystemen) en die ten koste kunnen gaan
van de dienstverlening aan klanten en aldus voor ABN AMRO kunnen leiden tot verliezen of verplichtingen. Een
ander risico is dat externe leveranciers mogelijk niet in staat zijn hun contractuele verplichtingen jegens
ABN AMRO na te komen en dat hun systemen voor het waarborgen van de bedrijfscontinuïteit en beveiliging
van gegevens niet afdoende blijken. Ook bestaat het risico dat de opzet van ABN AMRO’s controlemaatregelen
en procedures niet afdoende blijkt of dat deze maatregelen en procedures worden omzeild. Hoewel het
systeem van controlemaatregelen erop is gericht om het operationele risico op een aanvaardbaar niveau te
houden, heeft ABN AMRO in het verleden verliezen geleden als gevolg van operationele risico’s en kan
ABN AMRO niet garanderen dat zij in de toekomst geen significante verliezen zal leiden als gevolg van
operationele risico’s.
ABN AMRO is onderhevig aan krediet-, markt- en liquiditeitsrisico’s, die negatieve gevolgen kunnen hebben
voor haar creditratings en haar financieringskosten
In haar bankbedrijf maakt ABN AMRO gebruik van instrumenten en strategieën om het krediet-, markt- en
liquiditeitsrisico af te dekken of anderszins te beheren. Als de beoordeling van veranderingen in kredietkwaliteit
en van risicoconcentraties, of als de aannames of schattingen die worden gebruikt voor modellen om de reële
waarde van activa en verplichtingen of de debiteurenvoorzieningen te bepalen, onjuist blijken of geen goede
indicatie geven van de feitelijke resultaten, kunnen hoger dan verwachte verliezen ontstaan. In 2007 nam de
volatiliteit op de financiële markten toe door de problemen in het subprime-segment van de hypotheekmarkt en
de uitstraling daarvan naar bepaalde andere beleggingscategorieën. Toekomstige ontwikkelingen op deze
markten kunnen de financiële resultaten van ABN AMRO beïnvloeden.
Een verlaging van de ratings van ABN AMRO kan leiden tot hogere financieringslasten, de toegang tot de
kapitaalmarkten beperken en nadelige gevolgen hebben voor het vermogen van bedrijfsonderdelen om hun
producten te verkopen, transacties aan te gaan - met name transacties met een langere looptijd en transacties
in derivaten - en hun huidige klanten te behouden. Dit kan vervolgens weer een negatief effect hebben op de
liquiditeit en op de bedrijfsresultaten en financiële positie.
Het systeemrisico kan negatieve gevolgen hebben voor de bedrijfsactiviteiten van ABN AMRO
In het verleden heeft het algehele kredietklimaat te lijden gehad van grote fraudegevallen. Ongerustheid over,
of het in gebreke blijven van, een instelling kan leiden tot aanzienlijke liquiditeitsproblemen, verliezen of
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
67
betalingsachterstanden bij andere instellingen. Veel financiële instellingen zijn commercieel nauw met elkaar
verweven als gevolg van krediet-, handels-, clearing- of andere relaties. Dit risico wordt ook wel het
‘systeemrisico’ genoemd en kan nadelige gevolgen hebben voor financiële intermediairs, zoals
clearinginstituten, clearinghuizen, banken, effectenfirma’s en beurzen waarmee ABN AMRO dagelijks zaken
doet. Dit impliceert dat het systeemrisico ook een nadelig effect op ABN AMRO kan hebben.
Een verhoging van de debiteurenvoorzieningen kan de resultaten van ABN AMRO drukken
Binnen haar bankbedrijf vormt ABN AMRO debiteurenvoorzieningen ten laste van het resultaat onder de post
‘Bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico’. ABN AMRO streeft
ernaar deze voorzieningen te handhaven op het niveau dat het bestuur wenselijk acht op basis van een analyse
van historische verliesgegevens, het kredietvolume en het soort kredieten dat door elke bank wordt verleend,
de binnen de sector geldende normen, achterstallige leningen, economische omstandigheden en andere
factoren die verband houden met de inbaarheid van de kredietportefeuille van de verschillende entiteiten.
Hoewel het bestuur zich maximaal inspant om de debiteurenvoorzieningen zo goed mogelijk vast te stellen,
geschiedt dit in aanzienlijke mate op basis van inschattingen en ramingen en is het mogelijk dat in de toekomst
de debiteurenvoorzieningen in het bankbedrijf moeten worden verhoogd of verlaagd als gevolg van een toe- of
afname van de non-performing kredieten of om andere redenen. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in het
onderdeel ‘Grondslagen’ van de geconsolideerde jaarrekening. Een verhoging van de debiteurenvoorzieningen,
eventuele verliezen op leningen die groter zijn dan de eerder daarvoor vastgestelde voorzieningen of
veranderingen in de taxatie van het verliesrisico dat is verbonden aan de portefeuille met kredieten die geen
bijzondere waardevermindering hebben ondergaan, kunnen een negatief effect hebben op de bedrijfsresultaten
en financiële positie van ABN AMRO.
ABN AMRO vertrouwt op de juistheid en volledigheid van informatie over klanten en tegenpartijen
Bij haar besluitvorming om krediet te verlenen aan of andere transacties aan te gaan met klanten en
tegenpartijen, zal ABN AMRO mogelijk afgaan op informatie die aan haar is verstrekt door of namens die
klanten en tegenpartijen, met inbegrip van jaarrekeningen en overige financiële informatie. Voorts zal
ABN AMRO zich mogelijk ook baseren op de accountantsverklaring inzake die jaarrekening. De financiële
positie en bedrijfsresultaten van ABN AMRO kunnen negatief worden beïnvloed als zij zich baseert op
jaarrekeningen die niet in overeenstemming zijn met de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële
verslaggeving of in materieel opzicht een misleidend beeld schetsen.
ABN AMRO staat bloot aan juridische risico’s, die haar resultaten negatief kunnen beïnvloeden
Het is moeilijk om de uitkomst te voorspellen van de vele juridische, door toezichthouders ingestelde en andere
procedures waarbij de verschillende bedrijfsonderdelen van ABN AMRO zijn betrokken. Dit is met name het
geval wanneer zaken worden aangespannen namens meerdere groepen eisers, wanneer een
schadevergoeding wordt geëist van een niet nader gespecificeerde of onbepaalde omvang of wanneer er
sprake is van ongebruikelijke rechtsvorderingen. Voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening maakt
het bestuur een inschatting van de uitkomst van juridische processen, door toezichthouders ingestelde
procedures en arbitragezaken en wordt er een bedrag ten laste van het resultaat gebracht wanneer dergelijke
zaken waarschijnlijk zullen resulteren in een verlies en er een redelijke schatting van dit verlies kan worden
gemaakt. Wijzigingen in de gemaakte schattingen kunnen een negatief effect hebben op de resultaten.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
68
De eigendomsstructuur van ABN AMRO en de Nederlandse wetgeving kunnen beperkingen stellen aan de
rechten van aandeelhouders; Houders van American Depositary Receipts (ADR’s) kunnen bepaalde
aandeelhoudersrechten niet uitoefenen.
De statuten van ABN AMRO en de Nederlandse wet kunnen bepalingen bevatten waarbij beperkingen worden
gesteld aan de rechten van aandeelhouders die afwijken van hetgeen in de Verenigde Staten gebruikelijk is. Zo
worden bijvoorbeeld houders van ADR’s niet behandeld als aandeelhouders en kunnen zij bepaalde
aandeelhoudersrechten niet uitoefenen. JPMorgan Chase is in de hoedanigheid van depotbank de houder van
de gewone aandelen waartegen de ADR’s zijn uitgegeven. Een houder van ADR’s beschikt over de rechten zoals
vastgelegd in de depotovereenkomst tussen ABN AMRO, de depotbank en de houders van de ADR’s. Deze
rechten wijken af van die van de houders van gewone aandelen ABN AMRO. Dit betreft onder meer de
informatieverstrekking, de uitbetaling van dividenden of andere uitkeringen en de uitoefening van stemrechten.
Een belangrijk verschil is dat een houder van ADR’s aan JPMorgan Chase opdracht moet geven het stemrecht
dat is verbonden aan de onderliggende gewone aandelen, voor de ADR’s uit te oefenen. Hierdoor kan het voor
houders van ADR’s moeilijker zijn om die rechten uit te oefenen. Daarnaast zijn er aan de uitgifte en intrekking
van de ADR’s vergoedingen en kosten verbonden.
U kunt problemen ondervinden bij de tenuitvoerlegging van civielrechtelijke vonnissen tegen ABN AMRO
De holding is opgericht volgens Nederlands recht en de leden van de Raad van Commissarissen, op één
uitzondering na, en de leden van de Raad van Bestuur zijn ingezetenen van landen buiten de Verenigde Staten.
De activa van de holding en van de leden van de Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur bevinden
zich voor het merendeel buiten de Verenigde Staten. Het is mogelijk dat beleggers hierdoor niet in staat zijn om
een exploot te betekenen aan de holding of aan deze personen of om uitspraken van Amerikaanse rechtbanken
die zijn toegekend op basis van civielrechtelijke aansprakelijkheidsbepalingen van de Amerikaanse
effectenwetgeving, tegen de holding of deze personen ten uitvoer te leggen. De Verenigde Staten en
Nederland hebben tot dusver geen verdrag ondertekend dat voorziet in de wederzijdse erkenning en
tenuitvoerlegging van uitspraken met betrekking tot civielrechtelijke en zakelijke aangelegenheden. Een
definitieve uitspraak van een federale of lokale rechtbank in de Verenigde Staten, waarbij ABN AMRO op basis
van civielrechtelijke aansprakelijkheid wordt veroordeeld tot de betaling van een geldbedrag, kan derhalve niet
ten uitvoer worden gelegd in Nederland, ongeacht of deze uitspraak al dan niet uitsluitend berust op de
Amerikaanse federale effectenwetgeving. De Nederlandse rechter kan echter volgens de huidige praktijk de
definitieve uitspraak die in de Verenigde Staten is gedaan, erkennen en onder bepaalde voorwaarden dezelfde
vordering toekennen zonder opnieuw de argumenten te horen, tenzij de gevolgen van de erkenning van die
uitspraak in strijd zouden zijn met het Nederlandse overheidsbeleid.
Kapitaalraamwerk en risicodekkingOm te waarborgen dat risico’s onderkend, beheerd en beheerst worden, beschikt ABN AMRO over een
uitgebreid en robuust kapitaalraamwerk. In de volgende paragrafen wordt het proces van het kapitaalraamwerk
beschreven in de bredere context van de relatie tussen risico, kapitaal en inkomsten.
Het kapitaalraamwerkHet kapitaalraamwerk neemt zowel kwantitatieve als kwalitatieve criteria in aanmerking en is risicogebaseerd.
Doelstelling is om op basis van de vastgestelde groepsstrategie de meting, de allocatie en het beheer van
kapitaal concernbreed te integreren. Daarbij wordt een top-down benadering aangevuld met complementaire
bottom-up processen. Deze opzet waarborgt dat mogelijkheden voor het creëren van waarde worden
gesignaleerd en dat daarop adequaat wordt ingespeeld. Dit kader is dus niet ontworpen met de
organisatiestructuur van ABN AMRO als uitgangspunt, maar op basis van processen. De opzet van het
kapitaalraamwerk is in figuur 1 weergegeven.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
69
Strategie – Strategische doelstellingenDe Raad van Bestuur heeft ten aanzien van het kapitaalraamwerk de volgende doelstellingen geformuleerd.
ABN AMRO moet:
• een kapitaalstructuur handhaven die in overeenstemming is met de gewenste ratings;
• aan alle eisen van toezichthouders en de doelstellingen van de bank voor haar vermogensratio’s voldoen;
• de gewenste rendementsdoelstellingen verwezenlijken; en
• het vertrouwen van de markt behouden in de competenties van ABN AMRO op het gebied van risicobeheer.
Deze strategie is vertaald in beleid zoals hieronder uiteengezet.
Beleid – Risicobereidheid, performancemanagement en kapitaalplanningDe door de Raad van Bestuur vastgestelde strategische doelstellingen met betrekking tot het kapitaalraamwerk
vormen de basis voor het beleid op het gebied van risicobereidheid, performancemanagement en
kapitaalplanning. Deze beleidsgebieden zijn onderling van elkaar afhankelijk, aangezien zij op dezelfde
doelstellingen gebaseerd zijn.
RisicobereidheidDe risicobereidheid wordt gedefinieerd als het maximale risico dat ABN AMRO bij het uitvoeren van de gekozen
bedrijfsstrategie aanvaardbaar acht, teneinde zich te beschermen tegen gebeurtenissen die een nadelig effect
kunnen hebben op de winstgevendheid, het vermogen of de aandelenkoers.
De risicobereidheid houdt rekening met alle risico’s die de bank neemt en wordt gekwantificeerd door limieten
vast te stellen (harde limieten die bij overschrijding directe actie tot gevolg hebben) en controlepunten te
bepalen (zachte limieten die bij overschrijding tot verscherpt toezicht en mogelijk tot het vaststellen van harde
limieten leiden).
De limieten en controlepunten worden gesteld in de dimensies van kapitaal, volatiliteit van de winst en
risicoconcentratie, zoals nader toegelicht in de paragraaf kapitaalbeheer.
Figuur 1: Het kapitaalraamwerk
Kapitaalmeting
Strategischedoelstellingen
RisicobereidheidK
apitaalplanningPerform
ance M
anag
emen
t
Kap
itaalallocatie Kapitaal
beh
eer
Go
vernance &
controle
Governance & controle
Governan
ce &
co
ntr
ole
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
70
De limieten en controlepunten worden ten minste één keer per jaar getoetst, aan de hand van gegevens uit de
Risk Outlook en op basis van aanwijzingen vanuit de Raad van Bestuur of de managementteams van de BU’s.
De Risk Outlook is een proces om de voornaamste trends en risico’s te bepalen waaraan ABN AMRO mogelijk
blootstaat. Als onderdeel van dit proces worden de bedrijfsvoering en het risicobeheer aan een prospectieve
risico-inventarisatie onderworpen.
De totale risicobereidheid op groepsniveau wordt vervolgens toegerekend aan de afzonderlijke business units
(BU’s). De BU’s zijn vrij om naar eigen inzicht aanvullende limieten vast te stellen, mits de consistentie met het
algehele raamwerk wordt gehandhaafd.
PerformancemanagementHet beleid ten aanzien van performancemanagement is erop gericht om de aandeelhouderswaarde te vergroten
door de wijze waarop de Raad van Bestuur de business aanstuurt, te optimaliseren. Dit betreft onder meer het
structureren van de allocatie van de beschikbare middelen en het vaststellen van prestatiedoelstellingen. Dit
maakt het mogelijk om voor alle BU’s consistent de performance te meten en de risiconiveau’s te beheren.
Het allocatieproces vindt plaats binnen het Strategisch Management Proces. Doel van dit proces is de
beschikbare middelen op dynamische wijze toe te wijzen aan die activiteiten die een bovengemiddeld
rendement genereren.
KapitaalplanningDe kapitaalplanning zorgt ervoor dat de vraag naar kapitaal wordt onderbouwd door voldoende rendement om
de groepsdoelstelling voor het rendement op eigen vermogen te kunnen verwezenlijken, en dat voldoende
kapitaal beschikbaar is om in de vraag te voorzien. De kapitaalplanning definieert de instrumenten die gebruikt
worden om het aanbod van kapitaal te beheren, rekening houdend met de factoren die de vraag naar kapitaal
bepalen.
Bepalende factoren voor vraag naar kapitaal Instrumenten voor beheer van kapitaalaanbod
Eisen van toezichthouders Aandelenemissie
Risicobereidheid Ingehouden winst
Ratingdoelstellingen Uitgifte hybride / tier 2 instrumenten
Dividendbeleid Securitisaties / kredietderivaten
Groei Hedging van kapitaalcomponenten in vreemde valuta
Het proces van kapitaalplanning heeft voor wat betreft de kapitaalbehoeften en de ontwikkeling van het
kapitaalaanbod een prospectieve opzet. Daarbij wordt rekening gehouden met de bedrijfsplannen van de BU’s
zoals overeengekomen in het jaarlijkse Strategisch Management Proces en met de financiële doelstellingen die
door de Raad van Bestuur zijn vastgesteld. De verwachte behoefte aan kapitaal wordt vervolgens definitief
bepaald, waarna de vraag naar en het aanbod van kapitaal gedurende het jaar actief worden beheerd.
Processen – meting, beheer en allocatieHet in de vorige paragraaf beschreven beleid wordt vertaald in drie afzonderlijke, maar wel onderling
samenhangende processen: meting, beheer en allocatie. Deze drie processen worden binnen het
kapitaalraamwerk uitgevoerd.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
71
Kapitaalmeting
Dit proces omvat de meting van risico’s en resulteert in een schatting van de vraag naar kapitaal in termen van
naar risico gewogen activa en economisch kapitaal. Om alle risico’s te meten waaraan de bank is blootgesteld,
zijn specifieke parameters ontwikkeld.
Parameters voor het kapitaal
ABN AMRO heeft de volgende parameters voor het kapitaal gedefinieerd:
• Beschikbaar kapitaal: de hoeveelheid kapitaal die nodig is om de kapitaaltoereikendheid vanuit economisch
oogpunt te bepalen.
• Toetsingsvermogen: minimaal 8% van de naar risico gewogen activa.
• Economisch kapitaal (EC): het economisch kapitaal is een risicomaatstaf die aangeeft over hoeveel kapitaal
de bank moet beschikken om, gegeven de uitzettingen van de bank, onverwachte verliezen te kunnen
opvangen met een betrouwbaarheidsniveau van 99,95%.
• Toegewezen kapitaal (Assigned Risk Capital / ARC): het ARC is de hoeveelheid kapitaal die is toegewezen aan
de verschillende BU’s, op basis van hun afzonderlijke risicoposities. Het ARC bestaat uit het ‘economisch
kernkapitaal’ (dat in 2007 circa 80% van het totaal economisch kapitaal vertegenwoordigde) en het
‘economisch kapitaal voor bijkomende risico’s’. De doelstelling voor het rendement op eigen vermogen wordt
omgezet in een doelstelling voor het rendement op toegewezen kapitaal (Return on Assigned Risk Capital /
RoARC).
• Het economisch kernkapitaal neemt vijf risicotypen in ogenschouw: het kredietrisico en het risico uit
landspecifieke gebeurtenissen, het operationeel risico, het marktrisico op posities in het handelsboek, het
renterisico op posities in het bankboek en het bedrijfsrisico. Daarnaast houdt de bank economisch kapitaal
aan voor bijkomende risico’s, zoals het risico uit hoofde van pensioenverplichtingen en het model- en
parameterrisico.
• Aangezien ABN AMRO actief is op een groot aantal plaatsen wereldwijd en betrokken is bij veel verschillende
activiteiten, worden bij de berekening van het economisch kapitaal de spreiding over regio’s en sectoren en
de diversificatie tussen risicotypen in aanmerking genomen.
• ABN AMRO berekent het economisch kapitaal aan de hand van een intern ontwikkelde methodiek. De
modellen van de bank voor de berekening van het economisch kapitaal zijn zodanig opgesteld dat het
economisch kapitaal het kapitaal weergeeft dat voor de ten doelgestelde creditrating vereist is.
• De behaalde resultaten en de kapitaalontwikkeling worden continu afgezet tegen de feitelijke en verwachte
kapitaalpositie.
Parameters voor de winst
• Average Loss under Stress (ALS) als een functie van het bedrijfsresultaat: de ALS wordt gedefinieerd als het
gemiddelde verlies in het komende jaar in het slechtste decentiel van de scenario’s. Aangezien de modellen
van de bank voor de berekening van het economisch kapitaal erop gericht zijn om voor de hele cyclus een
inschatting te geven van het potentieel verlies in het volgende jaar, kan de ALS worden gezien als een
schatting van het verlies dat de bank naar verwachting zal lijden indien het komende jaar het slechtste jaar zou
zijn in een typische conjunctuurcyclus van 10 jaar. De ALS wordt in relatie tot het bedrijfsresultaat gevolgd.
Het economisch kapitaal en de ALS vullen elkaar aan, aangezien zij een verschillende tijdshorizon hebben.
Door de kortere tijdshorizon kan de ALS makkelijker geïnterpreteerd worden en is de ALS beter geschikt als
sturingsinstrument. De ALS vormt een soort stresstest (voor de bodem van de conjunctuurcyclus): een
recessiescenario dat eens in de 10 jaar kan voorkomen.
• Rendement op toegewezen kapitaal (RoARC): de RoARC-berekeningen worden gebaseerd op de nettowinst
en het gebruik van het toegewezen kapitaal.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
72
Parameters voor het concentratierisico
• Loss at Default (LAD): LAD is een maatstaf voor het risico op één tegenpartij. Dit is het geschatte verlies dat
wordt geleden als een tegenpartij in gebreke blijft.
• Value-at-Risk (VaR): VaR is een statistische maatstaf die het geschatte verlies aangeeft dat kan voortvloeien
uit veranderingen in de reële waarde van een portefeuille als gevolg van ongunstige marktbewegingen. Het
drukt het maximale verlies uit dat een entiteit gedurende een bepaalde periode en met een bepaald
betrouwbaarheidsniveau verwacht te lijden. De VaR geeft geen absoluut maximaal verlies aan.
Stresstests
Stresstests laten zien wat de gevolgen zijn van gebeurtenissen die gelijktijdig plaatsvinden en die niet (of niet
voldoende) verklaard kunnen worden op basis van ‘normale’ afzonderlijke risicomaatstaven.
Kapitaalbeheer
De voornaamste doelstellingen van de functie kapitaalbeheer luiden als volgt:
• een kapitaalstructuur in overeenstemming met de beoogde ratings handhaven;
• ervoor zorgen dat de vraag naar kapitaal wordt onderbouwd door een voldoende rendement om de
groepsdoelstelling voor het rendement op eigen vermogen te kunnen verwezenlijken, en dat voldoende
kapitaal beschikbaar is om in de vraag te voorzien;
• aan de eisen van de toezichthouders voldoen (een BIS-ratio van 10,5% voor het totaal vermogen) en de
doelstellingen van de groep voor haar vermogensratio’s verwezenlijken (momenteel een core tier 1 ratio van
6% en een tier 1 ratio van 8%);
• de liquiditeit van de naar risico gewogen activa verbeteren om de flexibiliteit van de balans te waarborgen;
• de strategische en tactische flexibiliteit bij de aanwending van het kapitaal vergroten;
• in de strategische financieringsbehoeften van ABN AMRO voorzien;
• de RoARC van de groep en de BU’s verbeteren (via risico-overdrachttransacties).
De afdeling Capital Management stelt maandelijks een kapitaalprognose op. Indien mogelijke
onevenwichtigheden worden gesignaleerd, zal de kapitaalprognose een voorstel bevatten voor passende
maatregelen en de uitvoering daarvan om deze onevenwichtigheden op te heffen (met andere woorden,
kapitaal vrijmaken of kapitaal aantrekken). Het beleid van ABN AMRO is erop gericht te waarborgen dat alle
groepsmaatschappijen over voldoende kapitaal beschikken, conform de geldende voorschriften in het
desbetreffen rechtsgebied. Op deze wijze kunnen de risico’s die deze groepsmaatschappijen in hun
bedrijfsvoering lopen, afgedekt worden.
Kapitaalallocatie De allocatie van kapitaal is binnen de bank verankerd in het jaarlijkse Strategisch Management Proces. Het
achterliggende doel van dit proces is ervoor te zorgen dat kapitaal op zodanige wijze wordt toegewezen dat
vanuit het perspectief van de groep maximale waardecreatie wordt bereikt. In een dialoog tussen de groep en
de BU’s wordt bepaald of de nadruk ligt op het realiseren van de afgesproken performance of op het beheersen
van de toekomstige performance.
Om het kapitaalgebruik en de prijsstelling te optimaliseren, heeft de bank de beschikking over instrumenten
waarmee het rendement op het economisch kapitaal per transactie en per relatie kan worden berekend.
Governance & controleDe drie beschreven processen (meting, beheer en allocatie) creëren een kader waarmee de interne
kapitaaltoereikendheid van de bank optimaal kan worden gevolgd en bewaakt. De eindverantwoordelijkheid
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
73
voor het kapitaalraamwerk berust bij de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen. Group Finance en
Group Risk Management werken samen aan het beleid en de processen. De onderlinge relatie tussen risico,
kapitaal en inkomsten zorgt ervoor dat iedere beslissing over een van deze elementen qua gevolgen niet los van
de andere elementen kan worden gezien en daarom op holistische wijze tot stand dient te komen.
Het beleid en de processen die in de vorige paragrafen zijn beschreven, worden derhalve geïntegreerd om aldus
een kader te creëren voor optimale ondersteuning van het gebruik en de allocatie van kapitaal binnen
ABN AMRO: economisch kapitaal, toegewezen kapitaal, naar risico gewogen activa en beschikbaar kapitaal.
Kapitaalmeting: Het beleid, de procedures en de methoden voor het meten en bewaken van risico’s worden
bepaald door het Policy Group Risk Committee en het Group Asset and Liability Committee, twee
subcommissies van de Raad van Bestuur. De algehele verantwoordelijkheid voor het bewaken van de naleving
van het risicobeleid berust bij de afdelingen van Group Risk Management en Group Asset and Liability
Management. De bedrijfsonderdelen moeten ervoor zorgen dat hun werkzaamheden worden uitgevoerd in
overeenstemming met de risicofilosofie zoals beschreven in de volgende paragraaf.
Kapitaalallocatie: Het Strategisch Management Proces wordt aangestuurd door de Raad van Bestuur. Deze is
verantwoordelijk voor een optimale creatie van economische waarde, de goedkeuring van
prestatiedoelstellingen, de allocatie van middelen en het vaststellen van prestatiecontracten met de BU’s.
Kapitaalbeheer: Het kapitaalbeheerproces wordt aangestuurd door het Group Asset and Liability Committee.
Deze commissie is verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling binnen de bank ten aanzien van het
liquiditeitsrisico, het afdekken van het valutarisico op het geïnvesteerde vermogen in andere landen, het beheer
van de vermogensratio’s en de totale kapitaalbehoefte, en eventueel noodzakelijke aandelenemissies.
RisicodekkingRisicofilosofie
De risicofilosofie van ABN AMRO geeft de criteria aan die bankbreed gelden voor het aanvaarden, bewaken,
beheersen en beheren van risico’s, door te waarborgen dat de volgende uitgangspunten worden nageleefd:
• Risicobewustzijn: risico’s worden op alle niveaus in de organisatie geïdentificeerd, begrepen en gemeten.
• Vastgestelde risicobereidheid: het aanvaarde risico moet onder het tolerantieniveau blijven dat door de Raad
van Bestuur in overeenstemming met de concernstrategie is bepaald, alsmede binnen bestaande
kapitaalbeperkingen, met behoud van een duurzame winstontwikkeling en van de gewenste creditratings
van de bank.
• Duidelijkheid en transparantie: risicobeslissingen moeten duidelijk, expliciet en in overeenstemming met de
strategische bedrijfsdoelstellingen zijn.
• Risico-rendementverhouding: het nemen en beheren van risico’s behoort tot de kerncompetenties van de
bank. Risicobeslissingen moeten dan ook zijn gebaseerd op de juiste verhouding tussen risico en rendement.
• Compliance: besluiten waarmee de bank juridische en morele verplichtingen aangaat, moeten in
overeenstemming zijn met de interne fiatteringsprocedures, relevante regelgeving en de ethische waarden
zoals vastgelegd in het beleid van ABN AMRO voor duurzaam ondernemen.
In de onderstaande paragrafen wordt beschreven hoe binnen ABN AMRO de verschillende risicotypen worden
gemeten en beheerd.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
74
Kredietrisico en risico uit landspecifieke gebeurtenissen
ABN AMRO definieert het kredietrisico als het risico dat verliezen ontstaan omdat een tegenpartij of uitgevende
instelling zijn verplichtingen tegenover de bank niet nakomt. Het gaat hierbij om zowel feitelijke
betalingsachterstanden als negatieve waardeveranderingen door de verminderde kredietwaardigheid van de
tegenpartij of de uitgevende instelling.
Het risico uit landspecifieke gebeurtenissen is gedefinieerd als het risico dat verliezen ontstaan als gevolg van
landspecifieke gebeurtenissen of omstandigheden. Het landenrisico kan krediet- , markt- en operationele
verliezen tot gevolg hebben. Een specifiek landenrisico voor wat betreft het kredietrisico is dat de overheid
maatregelen treft waardoor de overmaking en/of convertibiliteit van valuta beperkt wordt en waardoor een
tegenpartij zijn betalingsverplichtingen in vreemde valuta jegens de bank niet meer kan voldoen. Derhalve kan
het risico dat een tegenpartij niet of te laat aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, het gevolg zijn van het feit
dat de tegenpartij in gebreke blijft (kredietrisico), of het gevolg zijn van overheidsmaatregelen (transfer- en
convertibiliteitsrisico). Gezien het verband tussen het kredietrisico en het risico uit landspecifieke
gebeurtenissen, worden deze twee risicotypen via een geïntegreerde aanpak beheerd.
Risicobeheer
Het kredietrisico wordt op twee niveaus beheerd. Allereerst op portefeuilleniveau, teneinde de concentratie
van risico’s op het niveau van land/regio, sector en product of segment te beheren. Ten tweede op individueel
niveau, teneinde het risico per gebeurtenis of tegenpartij te beheren.
Om de concentratierisico’s te beheersen, worden er limieten en/of controlepunten vastgesteld voor de
maximale omvang van het economisch kapitaal waarop de desbetreffen landen, sectorclusters of
productsegmenten beslag mogen leggen voor het kredietrisico en het risico uit landspecifieke gebeurtenissen.
Daarnaast worden er nominale limieten vastgesteld voor het grensoverschrijdend risico en het risico op
overheden, alsmede voor een aantal specifieke portefeuilles (onder meer scheepvaart, leveraged finance). Dit is
een eenvoudige en praktische methode om het maximale risico binnen deze portefeuilles te beheren.
Op individueel niveau worden limieten per gebeurtenis of tegenpartij vastgesteld. Het risico op individuele
relaties wordt beheerd door limieten vast te stellen voor de Loss at Default. Dit is het verlies dat de bank
verwacht te lijden als een tegenpartij in gebreke blijft. De bevoegdheid voor het nemen van kredietbeslissingen
met betrekking tot zakelijke klanten is hoofdzakelijk gebaseerd op het Global One Obligor Exposure. Dit omvat
alle directe en voorwaardelijke kredietfaciliteiten die wereldwijd aan één relatie zijn verstrekt.
Risicometing
De gegevens die worden gebruikt voor de berekening van het benodigd economisch kapitaal voor het
kredietrisico, zijn afkomstig uit de ABN AMRO systemen voor risicoclassificatie. ABN AMRO beschikt over
instrumenten voor alle grote kredietportefeuilles en onderscheiden daarbij twee soorten classificaties: de
Uniform Counterparty Rating en de Loss Given Default. De Uniform Counterparty Rating geeft aan hoe groot de
kans wordt geacht dat de tegenpartij in gebreke zal blijven. De Loss Given Default geeft een indicatie van de
omvang van het verlies dat ABN AMRO naar verwachting op een faciliteit zal lijden als de tegenpartij in gebreke
blijft. De Loss Given Default-classificatie wordt voor elke faciliteit bepaald op basis van bevoorrechting,
verstrekte zekerheden en een inschatting van de juridische situatie.
Voor het verstrekken van standaardfaciliteiten aan particulieren en kleine bedrijven wordt gebruikgemaakt van
kredietprogramma’s. Bij kredietverlening op basis van kredietprogramma’s worden standaardnormen voor
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
75
risicoacceptatie en standaardmethoden voor de verwerking van kredieten toegepast teneinde de efficiency en
de risico-rendementverhouding voor deze portefeuilles te optimaliseren.
Punt 38 van de toelichting op de jaarrekening bevat kwantitatieve gegevens over het maximale kredietrisico en
de concentratie van het kredietrisico in de zakelijke en particuliere markt.
Renterisico (bankboek)ABN AMRO definieert het renterisico als het risico dat de waarde van haar financiële activa, uitgezonderd activa
die worden aangemerkt als activa aangehouden voor handelsdoeleinden (bankboek), daalt en/of de waarde van
de verplichtingen van de bank toeneemt als gevolg van veranderingen in de rentestand. Het renterisico komt
voornamelijk voort uit het feit dat de looptijd van de activa van de bank doorgaans langer is dan die van de
verplichtingen van de bank (looptijdmismatch). De rentegevoeligheid van de handelsboeken valt onder het
marktrisico.
Risicobeheer
De algemene doelstelling is de rentegevoeligheid van de huidige en toekomstige inkomsten van de bank te
beheren. Om het economisch kapitaal te bepalen, wordt de Value-at-Risk berekend over de totale
renterisicopositie. Bij het voortgaande beheer van het renterisico wordt echter niet alleen gekeken naar de
totale Value-at-Risk. Deze maatstaf op zich resulteert immers niet in een optimaal beheer van het renterisico in
het bankboek.
Risicometing
Voor het bewaken en het beperken van het renterisico in het bankboek worden verschillende instrumenten
gehanteerd, waaronder simulatie van inkomsten, duration en contante-waardelimieten per basispunt.
ABN AMRO gebruikt schattingstechnieken voor het berekenen van vooraf bepaalde rentescenario’s, zoals
veranderingen in de hoogte en de vorm van de yieldcurve. In combinatie met balanssimulatiemodellen worden
het inkomstenrisico en de waardeverandering van het eigen vermogen berekend.
De positie van ABN AMRO wordt zodanig beheerd dat deze twee indicatoren binnen de vastgestelde limieten
blijven in de vooraf bepaalde scenario’s. Eventueel noodzakelijke correcties worden door wijzigingen in de
onderliggende portefeuille gerealiseerd.
Aan deze modelgestuurde scenarioanalyses liggen aannames ten aanzien van het gedrag van klanten ten
grondslag. Om dit gedrag in de simulatie tot uitdrukking te brengen, maakt ABN AMRO gebruik van statistische
en mathematische modellen.
Het risico op minder complexe renteposities wordt beheerst door middel van (geclusterde) contante-
waardelimieten per basispunt.
Marktrisico (handelsboek)Marktrisico is binnen ABN AMRO gedefinieerd als het risico dat haar handelsportefeuilles als gevolg van koers-
of prijsschommelingen op de financiële markten in waarde dalen. Door haar handelsactiviteiten staat
ABN AMRO bloot aan marktrisico’s. Deze handelsactiviteiten worden zowel voor klanten als voor eigen
rekening uitgevoerd. De handel voor klanten brengt een marktrisico voor ABN AMRO met zich mee, terwijl
ABN AMRO door de handel voor eigen rekening een actieve positie op de financiële markten inneemt.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
76
Marktrisico kan zijn oorsprong vinden in verschillende risicotypen, waaronder renterisico, valutarisico,
aandelenkoersrisico, commodityrisico (grondstoffenprijzen), creditspreads, volatiliteit en correlatie.
Risicobeheer
Het marktrisico ontstaat bij handelsactiviteiten zowel uit open (ongedekte) posities als uit imperfecte correlaties
tussen marktposities die zijn ingenomen om elkaar te neutraliseren. De algemene doelstelling van het
marktrisicobeheer is onverwachte verliezen als gevolg van veranderingen in marktprijzen te vermijden en
optimaal gebruik te maken van het voor marktrisico beschikbare kapitaal.
ABN AMRO maakt voor het beheer van het marktrisico voornamelijk gebruik van een reeks historische en
hypothetische scenario’s, waarbij de nadruk ligt op relevante risicofactoren en een schatting wordt gemaakt van
de potentiële winsten en verliezen onder moeilijke omstandigheden, alsmede van berekeningen van het
potentiële verlies (of de VaR) op open posities met een betrouwbaarheidsniveau van 99%.
De bank streeft er vervolgens naar deze potentiële risico’s dagelijks binnen de limieten te houden die vooraf
voor alle belangrijke typen marktrisico zijn vastgesteld.
Deze kwantitatieve benadering, in combinatie met kwalitatieve analytische methoden, is bedoeld om de
gevoeligheid van ABN AMRO voor veranderingen op de financiële markten te beheersen.
Andere controlemaatregelen die in het kader van het marktrisicobeheer worden toegepast, zijn onder meer
limieten voor netto openstaande posities in termen van gevoeligheid voor renteveranderingen, creditspreads,
volatiliteit, etc. Naast deze gevoeligheden bewaakt ABN AMRO ook de positieconcentraties en de
positielooptijden. Deze niet-statistische variabelen zijn een hulpmiddel bij het bewaken en beheersen van het
liquiditeitsrisico in de handelsportefeuilles.
Risicometing
De VaR wordt dagelijks voor iedere handelsportefeuille en productlijn, alsmede voor de groep als geheel,
gerapporteerd aan de leiding van de desbetreffen BU’s, aan Group Risk Management en aan de
verantwoordelijke leden van de Raad van Bestuur.
Voor een kwantificering van de Value-at-Risk per risicotype wordt verwezen naar punt 38 van de toelichting op
de jaarrekening.
De Value-at-Risk (VaR) geeft een goede indicatie van het potentiële verlies onder normale
marktomstandigheden, maar gaat voorbij aan het effect van extreme gebeurtenissen. De groep maakt voor de
berekening van de VaR gebruik van historische simulatiemodellen. Hierbij wordt, net zoals bij veel VaR-
modellen, aangenomen dat in het verleden waargenomen veranderingen in risicofactoren een goede indicatie
vormen van de veranderingen die zich waarschijnlijk in de toekomst zullen voordoen. Deze benadering wordt
dan ook beperkt door de relevantie van de gebruikte historische gegevens. Vanwege deze beperking moeten
VaR-modellen worden aangevuld met andere risicomaatstaven, waaronder diverse stressscenario’s die inzicht
geven in de hypothetische ontwikkeling van een portefeuille en het financieel resultaat bij extreme
marktbewegingen. Stressscenario’s zijn intern ontwikkeld om specifieke kenmerken van de portefeuilles van
ABN AMRO tot uitdrukking te brengen en worden dagelijks voor elke handelsportefeuille en op meerdere
geaggregeerde niveaus berekend. Deze scenario’s omvatten stapsgewijze mutaties in een of meer specifieke
risicofactoren (bijvoorbeeld parallelle verschuivingen van rentecurves) en multi-factor tests op basis van
historische gebeurtenissen of plausibele hypothetische scenario’s.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
77
Operationeel risicoABN AMRO definieert operationeel risico als het risico dat schade of verlies ontstaat als gevolg van
ontoereikende of falende interne processen en/of systemen, menselijk gedrag of externe gebeurtenissen.
Hieronder vallen operationele risico’s zoals IT-problemen, tekortkomingen in de organisatiestructuur,
ontbrekende of inadequate interne controle, menselijke fouten, fraude en externe bedreigingen.
Risicobeheer
Uitgangspunt bij het operationeel risicobeheer is dat op alle niveaus in de organisatie het management
verantwoordelijk is voor het sturen en beheren van de operationele risico’s. Binnen de hele bank zijn
functionarissen operationeel risicobeheer aangesteld om het lijnmanagement bij de uitvoering van deze taak te
ondersteunen.
Risicometing
Het lijnmanagement heeft informatie nodig om operationele risico’s te onderkennen en te analyseren,
risicobeperkende maatregelen in te voeren en de effectiviteit van dergelijke maatregelen te bepalen. Diverse
programma’s en instrumenten zijn hiervoor beschikbaar, waaronder:
Risk Self-Assessment: Een hulpmiddel voor het lijnmanagement om risico’s systematisch in kaart te brengen
en te beoordelen, zodat in het geval van onacceptabele risico’s risicobeperkende maatregelen kunnen worden
genomen. De risico’s worden met ondersteuning van deskundigen (veelal ORM-medewerkers) beoordeeld.
Interne en externe verliescijfers: in de Firm-wide Operational Risk Technology Environment legt ABN AMRO
verliezen uit operationele risico’s systematisch vast. Het is een hulpmiddel voor het senior management bij de
analyse van operationele risico’s. Voor het uitvoeren van benchmarkanalyses worden ook externe verliescijfers
gebruikt. In dit kader is ABN AMRO medeoprichter van de Operational Riskdata exchange, een internationaal
samenwerkingsverband voor gegevensbestanden.
Operational Risk Assessment Process: een totaalbenadering van het fiatteringsproces, waarbij het operationele
risico van veranderingen expliciet wordt beoordeeld, ongeacht of de verandering een nieuwe zakelijke
propositie betreft, een organisatorische wijziging, de implementatie van een systeem of een andere
verandering. Dit proces omvat ook de bekrachtiging door alle betrokkenen (waaronder Group Compliance,
Group Legal en Group Finance) en de goedkeuring door een bevoegde commissie.
Key Risk Indicators: een methode om mogelijke veranderingen in het operationeel-risicoprofiel te signaleren.
Deze kernindicatoren van risico’s maken het mogelijk trends over een langere periode te analyseren en waar
nodig actie te ondernemen.
Key Operational Risk Control: een naslagwerk waarin voor bepaalde standaardprocessen de belangrijkste
risico’s en de vereiste controlemaatregelen duidelijk zijn omschreven. De beschrijvingen dragen bij aan een
verbeterd risicobewustzijn en vormen input voor de Risk Self-Assessment.
BedrijfsrisicoBinnen ABN AMRO is het bedrijfsrisico gedefinieerd als het risico dat de operationele baten lager uitkomen dan
verwacht als gevolg van tegenvallende inkomsten (bijvoorbeeld door kleinere marges, verlies van marktaandeel,
neergang van de markt) of hoger dan voorziene lasten die niet veroorzaakt worden door een van de overige
risicotypen.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
78
Risicobeheer
Het bedrijfsrisico wordt bepaald door de volatiliteit van de batenstroom en de mate waarin lasten vast zijn of
fluctueren met de baten. Het bedrijfsrisico wordt daarom via de reguliere bedrijfsprocessen beheerd. De
operationele leverage (vaste lasten als percentage van totale lasten) maakt deel uit van de reguliere functie voor
kostenbeheersing.
Het bedrijfsrisico kan worden verminderd door het aandeel van de variabele lasten te vergroten of de volatiliteit
van de baten te verminderen. De operationele leverage kan op alle niveaus in de organisatie worden vergroot.
De activiteiten van elke onderneming zijn aan volatiliteit onderhevig en deze kan alleen worden beïnvloed door
de activiteitenmix aan te passen. Dit houdt in dat de volatiliteit hoofdzakelijk op BU- of groepsniveau zal worden
beheerd.
Risicometing
De kernelementen van het VaR-model dat ABN AMRO heeft ontwikkeld om het bedrijfsrisico te meten, zijn de
volatiliteit van de baten en de kostenstructuur van de BU of de activiteit.
LiquiditeitsrisicoIn aanvulling op het kapitaalraamwerk wordt de risicobereidheid ook tot uitdrukking gebracht via het
liquiditeitsraamwerk van de bank. Dit raamwerk wordt gebruikt voor het beheer van het liquiditeitsrisico.
Liquiditeit kan worden gedefinieerd als het vermogen van de bank om te waarborgen dat voldoende middelen
tegen een redelijke prijs beschikbaar zijn om alle verplichtingen op en buiten de balans na te komen.
Het liquiditeitsrisico kan vervolgens worden gedefinieerd als het risico waaraan de inkomsten en het kapitaal
blootstaan indien de bank niet in staat is om op de vervaldagen aan haar verplichtingen te voldoen zonder dat
hierdoor onaanvaardbare verliezen ontstaan. Anderzijds doet het liquiditeitsrisico zich ook voor in de vorm van
opportunity losses. Dit is het geval wanneer de bank te ruime liquiditeiten aanhoudt in verhouding tot haar
verplichtingen.
Risicobeheer
ABN AMRO beheerst het liquiditeitsrisico op twee niveaus:
• liquiditeitsbeheer op going concern-basis: de dagelijkse liquiditeitspositie wordt binnen vastgestelde limieten
gehouden om te waarborgen dat tijdig aan alle verplichtingen kan worden voldaan;
• liquiditeitsbeheer op basis van het event-risico: dit waarborgt dat de bank bij een bedrijfsspecifieke
gebeurtenis of een gebeurtenis die de markt als geheel treft, in staat is voldoende liquiditeit te genereren om
aan een kortstondige liquiditeitscrisis het hoofd te kunnen bieden.
Het totale liquiditeitsrisico wordt op een zodanig niveau gehouden dat de bank in staat is haar
bedrijfsactiviteiten te hervatten nadat zich een bepaalde crisissituatie heeft voorgedaan.
Bij het beheer van het liquiditeitsrisico uit specifieke gebeurtenissen worden de volgende instrumenten
toegepast:
• stresstest: een kwantitatieve analyse van het effect van bepaalde (markt- en bedrijfsspecifieke)
liquiditeitscrises op de liquiditeitspositie;
• liquiditeitsbuffer: vermindering van het risico uit een specifieke gebeurtenis door te zorgen voor standby-
liquiditeit in de vorm van onbezwaarde, voor de centrale bank acceptabele zekerheden;
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
79
• Contingency Funding Plans (CFP’s): deze plannen beschrijven de te nemen maatregelen en te volgen
procedures in geval van een crisis. ABN AMRO heeft CFP-plannen op groeps-, BU- en landniveau. De
effectiviteit van deze CFP’s wordt periodiek getoetst.
Risicometing
Het liquiditeitsrisico wordt permanent bewaakt en beheerst door middel van:
• analyse van balansratio’s: de samenhang tussen de subcomponenten van de balans op een specifiek
moment. Hiermee wordt de onderliggende liquiditeit van de balans weergegeven;
• berekening van de cashflow-gap (kasstroomhiaat): het verschil tussen de verwachte instroom en uitstroom
van kasmiddelen gedurende een reeks verschillende tijdsperiodes;
• diversificatie van het financieringsprogramma: een analyse van de financieringsbronnen naar klant,
instrument en product.
Juridisch risicoABN AMRO definieert het juridisch risico als het risico dat ontstaat wanneer verplichtingen uit hoofde van wet-
of regelgeving niet worden nagekomen, de uitkomst van juridische procedures onzeker is of de toepasbaarheid
of interpretatie van contracten, wetten of voorschriften niet duidelijk is.
Risicobeheer
Om haar goede reputatie op het gebied van integriteit en duurzaamheid te handhaven, moet ABN AMRO het
juridische risico strikt en consistent beheren in alle bedrijfsonderdelen waar de betrokkenheid en het toezicht
van de juridische en compliance-functie zijn vereist.
Vanuit dit besef heeft de bank begin 2006 de concernfunctie Group Legal gevormd. Deze functie oefent toezicht
uit op de juridische risico’s waaraan ABN AMRO wereldwijd blootstaat, en fungeert als een centraal contactpunt
voor haar teams van interne juristen. Daarnaast werd een nieuw wereldwijd juridisch mandaat ingevoerd, zodat
de verschillende bedrijfsonderdelen optimaal gebruik kunnen maken van de binnen de bank beschikbare
juridische kennis en middelen.
De compliance-functie binnen ABN AMRO oefent ten behoeve van de Raad van Bestuur onafhankelijk toezicht
uit op de kernprocessen en daaraan gerelateerd beleid en gerelateerde procedures die waarborgen dat van
toepassing zijnde wet- en regelgeving naar de letter en de geest wordt nageleefd en dat de goede reputatie van
ABN AMRO behouden blijft.
Risicometing
Op grond van de Richtlijn inzake Kapitaaleisen (Bazel II) valt het juridische risico onder het operationeel risico.
ReputatierisicoABN AMRO definieert het reputatierisico als het risico dat mogelijk verliezen ontstaan als gevolg van een
negatieve publieke opinie, ongeacht of deze opinie op feiten is gebaseerd of slechts een kwestie van publieke
perceptie is. De verliezen kunnen voortkomen uit zowel hogere financieringskosten als het uitblijven van
verwachte baten.
Risicobeheer
Het streven van ABN AMRO naar duurzaam ondernemen en waardecreatie vereist dat de bedrijfsactiviteiten
worden uitgevoerd in overeenstemming met de ABN AMRO Waarden, de Business Principles en wet- en
regelgeving.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
80
Een belangrijk aspect van het risicobeheer is dat de goede reputatie van ABN AMRO behouden blijft en
versterkt wordt door verantwoorde keuzes ten aanzien van activiteiten en klanten.
ABN AMRO‘s filosofie is dat de verantwoordelijkheid voor de toepassing van duurzaamheidscriteria bij het
selecteren en goedkeuren van transacties in eerste instantie ligt bij de medewerkers die het contact met de
klant onderhouden. Om haar medewerkers daarbij te ondersteunen, heeft ABN AMRO diverse instrumenten
ontwikkeld.
Naast het juridische en compliance-beleid heeft ABN AMRO ook beleid voor het beheer van het reputatierisico
ontwikkeld. Dit beleid is erop gericht om niet-financiële aspecten van de bedrijfsactiviteiten te signaleren, te
beoordelen en te beheersen. Onder de gezamenlijke noemer van sociaal, ethisch en milieubeleid heeft
ABN AMRO op de volgende gebieden beleid en normen geformuleerd: bosbouw & houtplantages, olie & gas,
mijnbouw & metalen, defensie-industrie, gokwezen, mensenrechten, stuwdammen, tabak en dierproeven. Het
beleid op elk van deze terreinen omvat criteria voor de acceptatie van klanten en transacties, inclusief filters om
te kunnen beoordelen of het aangaan van een bepaalde klantrelatie of transactie tot problemen kan leiden
vanuit sociaal, ethisch of milieuperspectief en zich daardoor kan vertalen in een reputatierisico.
Deze filosofie vindt toepassing in een specifieke methode voor beleidsontwikkeling. De methode die
ABN AMRO heeft ontworpen, is gebaseerd op de toepasselijke internationale normen en conventies en overleg
met niet-gouvernementele organisaties, klanten, sectorgenoten en de medewerkers die het contact met
klanten onderhouden.
Financieel verslaggevingsrisicoHet bestuur moet financiële overzichten verstrekken die een getrouw beeld van de financiële positie van de
vennootschap, haar bedrijfsresultaten en haar kasstromen geven in overeenstemming met IFRS. ABN AMRO
definieert het financieel verslaggevingsrisico als het risico van een niet-getrouwe weergave van, of afwijkingen
van materiële invloed in, één of meer bedragen of gegevens in de jaarrekening. Afwijkingen van materiële
invloed worden gedefinieerd als weglatingen of onjuistheden die van invloed kunnen zijn op de economische
beslissingen die gebruikers van de jaarrekening op basis daarvan nemen.
Risicobeheer
De interne beheersing van de financiële verslaggeving van ABN AMRO is zodanig opgezet dat deze een
redelijke mate van zekerheid verschaft omtrent de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving en de
opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met IFRS. De interne beheersing van de financiële
verslaggeving van ABN AMRO heeft betrekking op haar beleid en procedures die:
(i) relevant zijn voor het voeren van een administratie die, met een redelijke mate van detaillering, een juist
en getrouw beeld geeft van de transacties en de beschikking over de activa van ABN AMRO en haar
geconsolideerde entiteiten;
(ii) een redelijke mate van zekerheid bieden dat transacties zodanig worden vastgelegd dat de jaarrekening
kan worden opgesteld in overeenstemming met algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële
verslaggeving en dat de ontvangsten en uitgaven van ABN AMRO uitsluitend worden verricht met
goedkeuring van het bestuur van ABN AMRO; en
(iii) een redelijke mate van zekerheid bieden dat ongeoorloofde verwerving en aanwending van, dan wel
beschikking over activa van ABN AMRO die van materiële invloed zou kunnen zijn op de jaarrekening,
wordt voorkomen dan wel tijdig wordt gesignaleerd.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
81
Vanwege haar inherente beperkingen zal de interne beheersing van de financiële verslaggeving niet alle
onjuistheden kunnen voorkomen of signaleren. Daarnaast zijn schattingen omtrent de effeciviteit van de
beheersingsmaatregelen in de toekomst onderhevig aan het risico dat die maatregelen ontoereikend worden
als gevolg van veranderde omstandigheden, of de mate waarin voldaan wordt aan het beleid of de procedures
verslechtert.
Risicometing
Het bestuur van ABN AMRO beoordeelt de effectiviteit van de interne beheersing van de financiële
verslaggeving van ABN AMRO. Hierbij maakt ABN AMRO gebruik van de criteria zoals die zijn vastgesteld in
‘Enterprise Risk Management – Integrated Framework’ door het Committee of Sponsoring Organizations of the
Treadway Commission (COSO). In de beoordeling van ABN AMRO zijn ook de documentatie, evaluatie en
toetsing van de opzet en de operationele effectiviteit van de interne beheersing van de financiële verslaggeving
betrokken. Het bestuur van ABN AMRO bespreekt de resultaten van deze beoordeling met de Raad van
Commissarissen en het Audit Committee van de Raad van Commissarissen.
Hoofdstuk 2 – Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten
82
Governance
Raden en commissies 83
Raad van Commissarissen 83
Raad van Bestuur 83
Plenaire activiteiten 84
Senior Executive Vice Presidents 86
Audit Committee 86
Nomination & Compensation Committee 88
Beloning Raad van Bestuur 88
Compliance Oversight Committee 90
Contacten met Centrale Ondernemingsraad 90
Corporate governance 91
Raad van Commissarissen 91
Audit Committee 92
Nomination & Compensation Committee 93
Compliance Oversight Committee 93
Raad van Bestuur 94
Corporate governance in Nederland 94
Nederlandse Corporate Governance Code 94
Interne risicobeheersings- en controlesystemen 97
Corporate governance in de Verenigde Staten 98
Verklaring van het bestuur over de interne beheersing van de financiële verslaggeving 99
Rapport van de externe accountant 100
ABN AMRO medewerkers 102
Hoofdstuk 3 – Governance
83
Raden en commissies
Raad van CommissarissenIn 2007 werd ABN AMRO Groep geconfronteerd met de realiteit van het naderende einde van haar bestaan als
zelfstandige onderneming. Op 17 oktober 2007 kwam een consortium bestaande uit RBS, Fortis en Santander
na een geslaagd bod in het bezit van 85,6% van de aandelen ABN AMRO Holding N.V. Door middel van verdere
aankopen breidde het consortium zijn belang in ABN AMRO vervolgens uit naar 99,3%.
Het consortium betaalde een bedrag van EUR 37,78 per gewoon aandeel ABN AMRO en per American
Depositary Receipt (ADR), waarvan EUR 35,60 in contanten plus 0,296 nieuwe aandelen RBS, en EUR 0,59 in
contanten per certificaat van een preferent financieringsaandeel. In totaal betaalde het consortium EUR 69,8
miljard aan aandeelhouders ABN AMRO.
Het bod op ABN AMRO werd uitgebracht en betaald via de speciaal daartoe opgerichte RFS Holdings B.V.. In
maart 2008 bezat RFS Holdings B.V. meer dan 99% van de aandelen ABN AMRO. Het consortium wil zo snel
mogelijk, via de daartoe geëigende juridische procedures, alle uitstaande aandelen in het geplaatste kapitaal
van ABN AMRO verwerven.
Wij zijn het bestuur en alle medewerkers wereldwijd erkentelijk voor de onverminderde professionaliteit
waarmee zij zich gedurende een periode van langdurige onzekerheid steeds zijn blijven inzetten. In een jaar dat
meer dan ooit werd gekenmerkt door onzekerheid en verandering, is ABN AMRO erin geslaagd haar
bedrijfsresultaat op peil te houden. De door het bestuur genomen maatregelen hebben duidelijk effect
gesorteerd. Voor een terugblik op 2007 wordt verwezen naar de ‘Terugblik van de voorzitter’.
JaarrekeningDit jaarverslag bevat onder meer de jaarrekening van ABN AMRO, die door de Raad van Bestuur en de Raad van
Commissarissen is ondertekend en door Ernst & Young is gecontroleerd. ABN AMRO stelt de aandeelhouders
voor de jaarrekening 2007 vast te stellen en de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen decharge te
verlenen voor respectievelijk het gevoerde beleid en het uitgeoefende toezicht. Als gevolg van de acquisitie
door het consortium wordt geen dividend meer vastgesteld.
Samenstelling Raad van Commissarissen Arthur Martinez bleef ook na de wijziging van de zeggenschap over ABN AMRO voorzitter van de Raad van
Commissarissen. Op de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 1 november 2007
werden Jean-Paul Votron (Chief Executive van Fortis), Sir Fred Goodwin (Chief Executive van RBS) en Juan
Rodriguez–Inciarte (General Manager van Santander) voor een periode van vier jaar benoemd als lid van de Raad
van Commissarissen. Per dezelfde datum traden David Baron de Rothschild, Marcus Pratini de Moraes, Paulo
Scaroni, Lord Sharman of Redlynch en Gerhard Randa terug als lid van de Raad.
Op de jaarlijkse Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 26 april 2007 trad Louise Groenman af als lid
van de Raad van Commissarissen en werd Ana Maria Llopis Rivas benoemd als nieuw lid.
Raad van BestuurOp de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 1 november 2007 trad Rijkman Groenink
af als voorzitter en lid van de Raad van Bestuur. Hij is als bestuursvoorzitter opgevolgd door Mark Fisher. Op
dezelfde vergadering zijn voorts Karel De Boeck, Marta Elorza Trueba, Brian Crowe, Paul Dor, John Hourican,
Javier Maldonado en Jan Peter Schmittmann benoemd als lid van de Raad van Bestuur.
Hoofdstuk 3 – Governance
84
Hugh Scott-Barrett trad per 1 augustus 2007 af als lid van de Raad van Bestuur, waarna Huibert Boumeester zijn
taken als CFO overnam. Piero Overmars trad af als lid van de Raad van Bestuur per 1 januari 2008 en Huibert
Boumeester per 1 maart 2008. Joost Kuiper heeft ABN AMRO per 29 februari 2008 verlaten.
De taakverdeling binnen de Raad van Bestuur was per 25 februari 2008 als volgt:
• Mark Fisher: voorzitter Raad van Bestuur, Group Audit, Group Compliance & Legal
• Wilco Jiskoot: vice-voorzitter, Private Equity, Customer Relations
• Karel De Boeck: vice-voorzitter, Group Human Resources, Group Communications, Group Public Affairs,
Transition
• Ron Teerlink: Services, Market Infrastructures
• Marta Elorza Trueba: Antonveneta, BU Latijns-Amerika
• Brian Crowe: BU Global Clients, BU Global Markets, BU Transaction Banking
• Paul Dor: BU Asset Management, BU Private Clients
• John Hourican: CFO, Group Finance, Group Risk Management
• Javier Maldonado: niet-kernactiviteiten
• Jan Peter Schmittmann: BU Nederland
• Michiel de Jong (voorgedragen voor benoeming): BU Azië, BU Europa
• Brad Kopp (voorgedragen voor benoeming): BU Noord-Amerika
Plenaire activiteitenDe Raad van Commissarissen vergaderde in de verslagperiode veertien keer en hield daarnaast een aanzienlijk
aantal conferencecalls. De hoge vergader- en overlegfrequentie hield verband met de op handen zijnde
concerntransacties.
In overeenstemming met best practice bepaling III.1.5 van de Nederlandse Corporate Governance Code meldt
ABN AMRO hierbij dat Lord Sharman of Redlynch vijf van de dertien vergaderingen en besprekingen van de
Raad van Commissarissen niet heeft bijgewoond. Tijdens de meeste vergaderingen en besprekingen die hij niet
bijwoonde, kwam namelijk de mogelijke aanbeveling van een van de twee biedingsvoorstellen die op
ABN AMRO waren uitgebracht, aan de orde. Lord Sharman of Redlynch was van mening dat, gezien zijn overige
functies, daarbij sprake zou zijn van een tegenstrijdig belang en besloot daarom deze vergaderingen en
besprekingen niet bij te wonen.
Voorafgaand aan de meeste vergaderingen kwam de Raad van Commissarissen in besloten kring bijeen. Tijdens
deze bijeenkomsten in besloten kringen evalueerde de Raad van Commissarissen het functioneren en de
bezoldiging van de Raad van Bestuur en zijn individuele leden. Aangezien de Raad eind 2006 nog zijn eigen
samenstelling en functioneren alsmede het functioneren van de afzonderlijke leden had geëvalueerd en de
bevindingen had besproken, werd besloten om dit in 2007 niet opnieuw te doen, mede gezien de
veranderingen in de samenstelling van de Raad van Commissarissen na de wijziging van zeggenschap.
De agenda voor de vergaderingen van de Raad van Commissarissen werd opgesteld door de voorzitter van de
Raad en de secretaris van de vennootschap, samen met de voorzitter van de Raad van Bestuur. Tot de
onderwerpen die met regelmaat op de agenda stonden, behoorden specifieke aspecten van de
concernstrategie (onder meer overnames en desinvesteringen), compliance en wet- en regelgeving, de
financiële resultaten, controle- en risicokwesties, de strategieën van de BU’s, de prestatiecontracten, corporate
governance en de organisatiestructuur, waaronder tevens begrepen benoemingen in het hoger kader.
Hoofdstuk 3 – Governance
85
De financiële resultaten van ABN AMRO werden uitvoerig besproken op de vergaderingen van onze Raad vóór
publicatie van de kwartaal-, halfjaar- en jaarcijfers. Met de verantwoordelijke senior managers werden de
bevindingen van de interne en externe accountants besproken. Voorafgaand aan deze vergaderingen kwam het
Audit Committee bijeen. Deze commissie bracht vervolgens advies uit aan de voltallige Raad van
Commissarissen omtrent de goedkeuring van de financiële resultaten. De uitgebreide informatie die door de
Raad van Bestuur werd verschaft en door het Audit Committee met de ondersteuning van interne accountants
werd geëvalueerd, gaf onze Raad een duidelijk inzicht in de risico’s en resultaten van de bank, alsmede in haar
vermogens- en liquiditeitspositie: niet alleen in absolute termen, maar ook ten opzichte van de
overeengekomen doelstellingen en in vergelijking met de peer group van de bank. Alle commissies van de Raad
van Commissarissen legden, net als in voorgaande jaren, hun overwegingen en bevindingen voor aan de
voltallige Raad voor verdere bespreking en, voor zover nodig, besluitvorming.
In de vergadering van januari 2007 werden de Group Performance Contracten voor 2007 en de strategische
agenda van de Raad van Bestuur voor 2007 besproken en goedgekeurd. De uitkomsten van het
medewerkertevredenheidsonderzoek 2006 werden gepresenteerd. Deze vormden de basis voor een discussie
over het functioneren van de Top Executive Group, inclusief de Raad van Bestuur, en over het presteren van de
individuele leden. De prestatiemeting en de beloning van de leden van de Raad van Bestuur werden besproken,
waarna besluitvorming plaatsvond conform de aanbevelingen van het Nomination & Compensation Committee.
In de vergadering van februari kwamen, naast de vaststelling van de resultaten over 2006 en het
dividendvoorstel, zaken op het gebied van regelgeving en controle aan de orde, zoals de naleving van artikel 404
van de Sarbanes-Oxley Act (SOxA) en de evaluatie van de Raad van Bestuur ten aanzien van deze punten.
De handelwijze van een aantal hedgefondsen en de mogelijke gevolgen en te ondernemen actie werden
eveneens besproken. In maart werd een conferencecall gehouden over de inhoud van de brief van The
Children’s Investment Fund (TCI) en andere kwesties op het gebied van regelgeving.
Belangrijke punten in de vergadering in maart waren de bespreking en goedkeuring van de jaarrekening 2006 en
de bespreking van de accountantsverklaring en de SOxA-verklaringen en verslagen. De Raad stond ook
uitgebreid stil bij de strategische situatie van de bank in het licht van de opstelling van aandeelhouders en zette
het licht op groen voor voortzetting van de fusiebesprekingen met ING en, mochten die niet slagen, met
Barclays. Voorts werd afgesproken dat de voorstellen van TCI op de agenda van de jaarlijkse Algemene
Vergadering van Aandeelhouders zouden worden geplaatst. De Raad van Commissarissen vormde een nieuwe
subcommissie Transaction om in de volgende maanden namens de Raad van Commissarissen bijna dagelijks
contact met de Raad van Bestuur te onderhouden.
In april kwam de Raad van Commissarissen meerdere keren bijeen om te spreken over onder meer de strategie
van een zelfstandig voortbestaan van de bank, een fusie met Barclays, de verkoop van LaSalle Bank Corporation
en de toenadering van het consortium bestaande uit RBS, Fortis en Santander. Besloten werd om een fusie
met Barclays aan aandeelhouders aan te bevelen en de verkoop van LaSalle Bank Corporation aan Bank of
America goed te keuren.
De vele vergaderingen en conferencecalls gedurende de meimaand gingen vooral over de voortgaande
fusiebesprekingen met Barclays, de situatie met betrekking tot het consortium en de voorstellen van het
consortium voor een overname van LaSalle en de bank als geheel, de uitspraak van de Ondernemingskamer
van het Gerechtshof te Amsterdam en de gevolgen van al deze ontwikkelingen voor de klanten, medewerkers
Hoofdstuk 3 – Governance
86
en andere belanghebbenden van de bank. Ook regelgevingskwesties stonden deze maand op de agenda van de
Raad.
De Raad van Commissarissen besprak in juni regelmatig de gang van zaken rond de concurrerende
biedingsvoorstellen van Barclays en het consortium. Ter ondersteuning van de discussie ontving de Raad
analyses van de gevolgen van een opsplitsing van de bank zoals beoogd in het bod van het consortium.
In juli werden de halfjaarcijfers 2007 en het interimdividend besproken en goedgekeurd. Daarnaast kwamen
diverse zaken met betrekking tot controle, risico en regelgeving aan de orde. De Raad bestudeerde ook de
alternatieve strategische opties voor de bank in het geval dat een of beide biedingen zouden worden
ingetrokken. Nadat het consortium een formeel bod had uitgebracht en Barclays haar bod had herzien, besprak
de Raad veelvuldig de voordelen van beide biedingen om, samen met de Raad van Bestuur, tot een
‘beredeneerde opinie’ over beide biedingen te komen waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van
aandeelhouders en alle overige belanghebbenden. Deze opinie werd vóór de informatieve Buitengewone
Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 20 september kenbaar gemaakt. Hierin werd een neutraler
standpunt ten aanzien van de twee biedingen ingenomen onder invloed van de voortgaande besprekingen met
het consortium en het aanzienlijke prijsverschil tussen de twee biedingen.
In oktober, nadat het consortium de zeggenschap over ABN AMRO had verworven, droeg de Raad nieuwe
kandidaten voor benoeming als lid van de Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur voor en stemde de
Raad in met het aftreden van een aantal leden van de Raad van Commissarissen en de voorzitter van de Raad
van Bestuur.
Op de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders die op 1 november 2007 werd gehouden,
keurden de aandeelhouders deze personele mutaties goed.
In december besprak de Raad van Commissarissen het transitieplan voordat dit naar De Nederlandsche Bank
werd verzonden.
Senior Executive Vice PresidentsDe Raad van Bestuur benoemde, na overleg met de Raad van Commissarissen, Robert Moore (BU Noord-
Amerika) per 1 mei 2007 tot Senior Executive Vice President. Als gevolg van deze benoeming, alsmede door
organisatorische veranderingen en uittreding, is het aantal Senior Executive Vice Presidents met drie
afgenomen tot 19.
Commissies van de Raad van CommissarissenDe Raad van Commissarissen heeft drie permanente commissies: het Audit Committee, het Nomination &
Compensation Committee en het Compliance Oversight Committee.
Audit CommitteeGedurende het grootste deel van het jaar was Lord Sharman of Redlynch voorzitter van het Audit Committee.
De overige commissieleden waren Marcus Pratini de Moraes, André Olijslager en Arthur Martinez. Sinds de
Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 1 november 2007 is de commissie als volgt
samengesteld: André Olijslager (voorzitter), Gert-Jan Kramer, Ana Maria Llopis Rivas en Arthur Martinez.
De leden van het Audit Committee beschikken gezamenlijk over voldoende deskundigheid op het gebied van
accountancy en financieel management om een goed inzicht te krijgen in de activiteiten, de jaarrekening en het
Hoofdstuk 3 – Governance
87
risicoprofiel van de vennootschap. De Raad van Commissarissen heeft voorts bepaald dat Arthur Martinez de
noodzakelijke relevante kennis en ervaring heeft ten aanzien van de financiële administratie en verslaggeving bij
beursgenoteerde en andere grote ondernemingen, en dat hij derhalve kan worden aangemerkt als financieel
expert in de zin van de Nederlandse Corporate Governance Code. De Raad heeft tevens bepaald dat Arthur
Martinez kan worden aangemerkt als financieel expert binnen het Audit Committee conform artikel 407 van de
Sarbanes-Oxley Act en dat hij onafhankelijk is volgens de in de Verenigde Staten van toepassing zijnde
standaards.
In 2007 kwam het Audit Committee zes keer bijeen, waarvan vijf reguliere vergaderingen en één buitengewone
vergadering voor de goedkeuring van de jaarrekening in verband met de vervroegde publicatie daarvan. Na
afloop van elke vergadering van het Audit Committee was er overleg met het hoofd Group Audit.
Tijdens de vergaderingen van het Audit Committee kwamen de kwartaalcijfers en de jaarcijfers, het jaarverslag,
het externe accountantsrapport en de managementletter van de interne accountants (met inbegrip van het
bijbehorende commentaar van de Raad van Bestuur) aan de orde, alsook de opzet van, wijzigingen in en
werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen, het kapitaalraamwerk en de gevolgen van de
Amerikaanse Sarbanes-Oxley Act (met name de naleving van de vereisten van artikel 404 van deze wet). De
commissie formuleerde aanbevelingen ten behoeve van de voltallige Raad van Commissarissen. Deze
onderwerpen werden besproken in de aanwezigheid van interne en externe accountants en
vertegenwoordigers van de leiding van Group Finance.
Ernst & Young bracht aan het Audit Committee verslag uit over haar onafhankelijkheid. Na evaluatie van de van
ABN AMRO ontvangen opdrachten bevestigde Ernst & Young aan de commissie dat deze opdrachten niet van
invloed zijn geweest op haar vermogen om als onafhankelijk accountant van ABN AMRO op te treden.
Gedurende 2007 werden de concernontwikkelingen actief gevolgd door het Audit Committee en werden de
mogelijke uitkomsten besproken, teneinde het potentieel effect op de onafhankelijkheid van accountantsfirma’s
te bepalen.
In het bijzijn van vertegenwoordigers van de leiding van Group Risk Management besprak de commissie het
totale risicoprofiel van ABN AMRO (waaronder kredietrisico en risico uit landspecifieke gebeurtenissen,
renterisico, marktrisico, liquiditeitsrisico, operationeel risico en bedrijfsrisico), de kwaliteit van de
kredietportefeuille en afzonderlijke grote posten en de voorzieningen. Ook hield de commissie zich bezig met
het onlangs ingevoerde Enterprise Risk Management Framework en de daarmee samenhangende rapportages
en besprak zij diverse zowel intern als extern vervaardigde risicorapportages, waarin het unieke risicoprofiel
werd beschreven dat zou ontstaan als gevolg van de concernontwikkelingen. Deze rapportages waren bedoeld
om te waarborgen dat het risicoprofiel van de bank in overeenstemming met de risicobereidheid zou blijven. In
aanwezigheid van het hoofd Group Legal werd voorts aandacht besteed aan juridische procedures waarbij
ABN AMRO betrokken is of kan raken. De financiële resultaten en het effect van de kredietcrisis op de
resultaten kwamen ook aan de orde.
De Group Audit Strategy 2007–2010 is door het Audit Committee na een uitvoerige evaluatie en discussie
goedgekeurd. De commissie boog zich ook over het door Group Audit opgestelde controleplan 2007, dat werd
goedgekeurd, alsmede over personele aangelegenheden als opleiding en werving. Voorts wisselde de
commissie van gedachten over het door Group Audit uitgevoerde onderzoek naar operationele aspecten en
interne controlemaatregelen. Halverwege het jaar ontving de commissie van Group Audit een herziene
evaluatie van het controlerisico, waarin het effect van de concernontwikkelingen tot uitdrukking kwam. Deze
evaluatie werd door het Audit Committee besproken en goedgekeurd.
Hoofdstuk 3 – Governance
88
Het Audit Committee evalueerde in 2007 het beleid inzake de preautorisatie van controle- en overige
werkzaamheden door de externe accountant. Na deze evaluatie verleende de commissie, in overeenstemming
met dit beleid, aan de externe accountant preautorisatie van de aard en het budget van controleopdrachten,
daaraan gerelateerde werkzaamheden en niet aan de controletaak gerelateerde diensten.
Nomination & Compensation CommitteeDe samenstelling van het Nomination & Compensation Committee van de Raad van Commissarissen is in 2007
niet gewijzigd. De commissie bestaat uit de volgende drie leden: Arthur Martinez (voorzitter), Trude Maas-
de Brouwer en Anthony Ruys. De voorzitter van de Raad van Bestuur en het hoofd Group Human Resources
werden uitgenodigd om met de commissie relevante zaken als de samenstelling, de opvolgingsplanning en de
bezoldiging van de Raad van Bestuur te bespreken.
Gedurende 2007 werden diverse voorstellen door de commissie voorbereid voor bespreking in de Raad van
Commissarissen. De voorstellen hadden voor het merendeel betrekking op de behandeling van de
beloningsregelingen op lange termijn (Long-Term Incentive Plans / LTIP’s) in het geval van wijziging van
zeggenschap over ABN AMRO en op de samenstelling van de Raad van Bestuur.
Het Nomination & Compensation Committee vergaderde in 2007 vijf keer en voerde één keer telefonisch
overleg. Evenals in voorgaande jaren heeft de externe beloningsadviseur Towers Perrin de commissie voorzien
van informatie uit de markt en professioneel advies gegeven over marktconforme beloningsinstrumenten, best
practices en te verwachten ontwikkelingen. Deze diensten worden aan de commissie verleend onder een
afzonderlijke regeling en staan los van andere adviesdiensten die Towers Perrin aan ABN AMRO verstrekt.
Beloning Raad van Bestuur Filosofie achter beloningsbeleidAan het beloningsbeleid voor de leden van de Raad van Bestuur liggen twee basisprincipes ten grondslag. In de
eerste plaats moet het beloningspakket concurrerend zijn, zodat zowel intern als extern deskundige en ervaren
bestuurders geworven kunnen worden en ook voor ABN AMRO behouden blijven. Ten tweede moet de nadruk
sterk liggen op het behaalde resultaat ten opzichte van ambitieuze doelstellingen op zowel de korte als de
langere termijn.
Het beloningspakket van de Raad van Bestuur dat in 2005 van kracht werd, bestond uit drie vrijwel
gelijkwaardige basiscomponenten: salaris, bonus en verwachte waarde van beloningsinstrumenten op lange
termijn. In 2006 toetste het Nomination & Compensation Committee de structuur van het beloningspakket van
de Raad van Bestuur aan de hierboven omschreven beleidsuitgangspunten en de gebruiken bij de belangrijkste
concurrenten van ABN AMRO, namelijk andere grote Nederlandse ondernemingen en andere Europese
banken. Op grond van deze toetsing was het Nomination & Compensation Committee van mening dat het
aantal toegekende aandelen onder de LTIP’s moest worden verhoogd. Voorts onderzocht beloningsadviseur
Towers Perrin de verwachte waarde van de twee bestaande LTIP-regelingen, namelijk het Performance Share
Plan (PSP) en het Share Investment & Matching Plan (SIMP). Het Nomination & Compensation Committee
kreeg het advies dat de gezamenlijke verwachte waarde van deze regelingen onder het beoogde niveau lag en
ook onder het niveau dat gemiddeld bij andere Europese banken gebruikelijk was. Voor de commissie was dit
reden om een verhoging van het aantal in 2007 toe te kennen aandelen onder het PSP en een aanpassing van
de gehanteerde prestatiecriteria voor te stellen. De voorgestelde wijzigingen werden goedgekeurd door de
Raad van Commissarissen en vervolgens door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 26 april 2007,
waarna deze wijzigingen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007 werden ingevoerd.
Hoofdstuk 3 – Governance
89
Het aantal in 2007 toegekende aandelen onder het PSP werd met 25% verhoogd. Aan de twee bestaande
prestatiecriteria, namelijk het totaalrendement voor aandeelhouders en het rendement op eigen vermogen,
werd de winst per aandeel als derde maatstaf toegevoegd. De winst per aandeel is expliciet gekoppeld aan
duurzame groei en wordt daarom als een waardevol nieuw element gezien. Als gevolg van het gebruik van drie
prestatiecriteria wordt de toekenning van aandelen onder het PSP gesplitst in drie gelijke delen: een derde op
basis van het totaalrendement voor aandeelhouders, een derde op basis van het rendement op eigen vermogen
en een derde op basis van de groei van de winst per aandeel.
Beloningspakket in 2007Basissalaris
Het basissalaris van de leden van de Raad van Bestuur van ABN AMRO is vergelijkbaar met dat van de
bestuursleden van een Europese benchmark peer group en is ook in overeenstemming met de salarisstructuur
voor alle topfunctionarissen van de bank. Met ingang van 1 januari 2007 werd het basissalaris verhoogd met
een inflatiecorrectie van 1%.
Bonus
De bonus van de leden van de Raad van Bestuur wordt uitgedrukt als een percentage van hun basissalaris en is
afhankelijk van ambitieuze prestatiedoelstellingen voor het desbetreffen jaar, die worden vastgesteld binnen
het kader van de financiële doelstellingen van de groep op de lange termijn. De bonusuitkomst op basis van de
geformuleerde prestatiedoelstellingen wordt volgens onderstaand schema berekend:
Rating 1 - aanzienlijk onder doelstelling - 0%
Rating 2 - net onder doelstelling - 0-150%
Rating 3 - gelijk aan doelstelling - 150%
Rating 4 - ruim boven doelstelling - 150-200%
Nadat het bonuspercentage is vastgesteld op basis van de kwantitatieve doelstellingen, heeft het Nomination &
Compensation Committee de bevoegdheid om naar eigen inzicht de bonusuitkomst aan te passen binnen een
bandbreedte van plus tot minus 20% van het brutojaarsalaris op basis van de beoordeling van de gestelde
kwalitatieve criteria.
Bonus over 2007
Het Nomination & Compensation Committee besloot om, gezien de bijzondere omstandigheden in 2007, het
bonuspercentage voor de leden van de Raad van Bestuur op 150% vast te stellen. De Raad van
Commissarissen keurde dit besluit goed op 19 februari 2008. De CFO, die per 1 augustus 2007 uit dienst van de
bank trad, komt niet in aanmerking voor de bonus. Nadere bijzonderheden van het beloningspakket in 2007 zijn
opgenomen in punt 43 van de toelichting op de jaarrekening.
Toekomstig beloningspakket
Vanwege de gewijzigde samenstelling van de Raad van Bestuur van ABN AMRO besloot het Nomination &
Compensation Committee de reguliere jaarlijkse evaluatie van de structuur van het beloningspakket van de
Raad van Bestuur achterwege te laten. Het huidige pakket voor de leden van de Raad van Bestuur die afkomstig
zijn van ABN AMRO blijft, op één uitzondering na, ongewijzigd.
Als gevolg van de afwikkeling in contanten van alle LTIP’s op 17 oktober 2007 staan er geen aandelen meer uit
onder de voormalige LTIP’s van ABN AMRO. De LTIP’s vormen evenwel een consistent deel van het
beloningspakket van de Raad van Bestuur. De consortiumpartners zullen dan ook de invoering van een tijdelijke
Hoofdstuk 3 – Governance
90
LTIP-regeling voorstellen voor de periode tot de definitieve opdeling van de vennootschap tussen de drie
consortiumpartners.
Het salaris van de leden van de Raad van Bestuur met een ABN AMRO arbeidsovereenkomst wordt in 2008
verhoogd met een inflatiecorrectie van 2,5% naar een afgerond bedrag van EUR 683.000.
Opvolgingsplanning
Het Nomination & Compensation Committee en de voltallige Raad van Commissarissen hebben in de loop van
het jaar de opvolgingsplanning van leden van de Raad van Bestuur besproken. In de tweede helft van het jaar
ging de discussie echter vooral over de samenstelling van de nieuwe Raad van Bestuur.
Compliance Oversight CommitteeHet Compliance Oversight Committee bestond in 2007 uit de volgende drie leden: Arthur Martinez, Trude Maas-
de Brouwer en Rob van den Bergh.
De commissie vergaderde in 2007 vijf keer. Na afloop van elke vergadering was er overleg met het Global Head
van Group Compliance & Legal. Tot de onderwerpen die de commissie in 2007 besprak, behoorden de
genomen initiatieven naar aanleiding van de maatregelen die door Amerikaanse en Nederlandse
toezichthouders aan ABN AMRO waren opgelegd. De commissie besprak elk kwartaal de rapportages over
compliance op groepsniveau. Hierbij werd uitgebreid stilgestaan bij internationale ontwikkelingen op het gebied
van regelgeving en bij belangrijke concernbrede compliance-initiatieven.
In overeenstemming met zijn Charter – zoals opgenomen in het reglement van de Raad van Commissarissen –
voerde het Compliance Oversight Committee in 2007 voor de tweede maal een zelfbeoordeling van de eigen
doeltreffendheid uit. Hieruit kwam naar voren dat het functioneren van de commissie door alle leden als
‘effectief’ en ‘in lijn met de verwachtingen’ werd ervaren.
Contacten met Centrale OndernemingsraadIn overeenstemming met het convenant dat in 2003 met de Centrale Ondernemingsraad (COR) werd gesloten,
woonden de commissarissen Louise Groenman, Gert-Jan Kramer, André Olijslager en Anthony Ruys bij
toerbeurt vier vergaderingen van de COR bij. Arthur Martinez voerde ook constructief overleg met
vertegenwoordigers van de COR over de gevolgen van de acquisitie door het consortium. Ook de benoeming
van Ana-Maria Llopis Rivas was onderwerp van gesprek tussen de COR en Arthur Martinez. De COR werd
voorts geraadpleegd over de voordracht van de drie nieuwe leden van de Raad van Commissarissen – Jean-Paul
Votron, Juan Rodriguez-Inciarte en Sir Fred Goodwin – na de overname door het consortium.
Een gezamenlijke bijeenkomst van de Raad van Commissarissen, de Raad van Bestuur en de COR vond plaats
op 27 februari 2008.
Hoofdstuk 3 – Governance
91
Corporate governance
ABN AMRO definieert corporate governance als de wijze waarop de relatie tussen de Raad van Bestuur, de
Raad van Commissarissen en haar aandeelhouders is geregeld.
ABN AMRO heeft op het gebied van corporate governance de lat altijd hoog gelegd. Het consortium zal dit
gedurende de transitieperiode ook blijven doen. Voor ABN AMRO is een goede corporate governance van
cruciaal belang om haar strategische doelstelling te verwezenlijken, namelijk duurzame waardecreatie op lange
termijn voor alle belanghebbenden: aandeelhouders, klanten, medewerkers en de samenleving. Het vormt het
fundament onder de ‘licence to operate’ van ABN AMRO.
Met het oog op een goede corporate governance heeft ABN AMRO gekozen voor een bestuursmodel dat een
uitstekend ondernemerschap door de Raad van Bestuur en een effectief toezicht door de Raad van
Commissarissen bevordert. Integriteit, transparantie en aanspreekbaarheid zijn de hoofdkenmerken van de
corporate governance en de totale bedrijfsvoering van ABN AMRO. Deze kenmerken waarborgen dat de
controlemaatregelen en het toezicht die noodzakelijk zijn voor een effectief risicobeheer, een juiste naleving van
wet- en regelgeving en een nauwkeurige en volledige informatieverstrekking aan de markt, aanwezig zijn en
goed functioneren.
De ABN AMRO Waarden en Business Principles, die samen de ‘ethische gedragscode’ van de bank vormen, zijn
het kompas waarop de bank in deze zaken vaart.
Als een in Nederland gevestigde en beursgenoteerde onderneming past ABN AMRO de Nederlandse Corporate
Governance Code toe. Omdat ABN AMRO ook is geregistreerd bij de Amerikaanse Securities and Exchange
Commission (SEC) en genoteerd staat aan de New York Stock Exchange, is ABN AMRO onderworpen aan de
Amerikaanse effectenwetgeving en de toepasselijke corporate governance-regelingen van de New York Stock
Exchange.
Raad van CommissarissenDe Raad van Commissarissen van ABN AMRO Holding N.V. houdt toezicht op het door de Raad van Bestuur
gevoerde beleid, alsmede op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden
onderneming, en staat voorts de Raad van Bestuur met advies terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de
commissarissen zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en zullen zij
de relevante belangen van de belanghebbenden van de vennootschap in aanmerking nemen. De Raad van
Commissarissen heeft bepaalde bevoegdheden, waaronder de goedkeuring van bepaalde besluiten van de
Raad van Bestuur.
De Raad van Commissarissen is in principe een onafhankelijk orgaan. De leden worden benoemd door de
Algemene Vergadering van Aandeelhouders, waarbij de Raad van Commissarissen zelf voor elke vacature een
of meerdere kandidaten voordraagt. Nadere bijzonderheden omtrent het benoemingsproces van leden van de
Raad van Commissarissen zijn opgenomen op pagina 96.
De leden van de Raad van Commissarissen worden benoemd voor een termijn van vier jaar en herbenoeming is
mogelijk tot een maximale zittingsduur van twaalf jaar vanaf de datum van hun eerste benoeming. In principe
treedt elke commissaris af op de dag van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders in het jaar waarin hij of
zij de leeftijd van 70 jaar bereikt.
Kandidaten voor (her)benoeming als lid van de Raad van Commissarissen moeten voldoen aan de profielschets
die in het Reglement van de Raad van Commissarissen van ABN AMRO Holding N.V. is opgenomen.
Hoofdstuk 3 – Governance
92
Krachtens de Nederlandse Corporate Governance Code moeten alle leden van de Raad van Commissarissen
onafhankelijk zijn. Op dit moment wijkt ABN AMRO af van deze standaard: drie van de huidige leden van de
Raad van Commissarissen kunnen immers niet als onafhankelijk in de zin van de Nederlandse Corporate
Governance Code worden beschouwd. Voor nadere informatie wordt verwezen naar pagina 94.
Als een belang van een lid van de Raad van Commissarissen strijdig is of mogelijk kan worden met het belang
van de onderneming, moet de voorzitter van de Raad van Commissarissen hiervan in kennis worden gesteld.
Bijzonderheden omtrent de bezoldigingselementen van de leden van de Raad van Commissarissen zijn
opgenomen in punt 43 van de toelichting op de jaarrekening.
De Raad van Commissarissen benoemt uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter, alsmede een Audit
Committee van minimaal vier leden, een Nomination & Compensation Committee van minimaal drie leden en
een Compliance Oversight Committee van minimaal drie leden. De commissieleden worden benoemd voor
onbepaalde duur. Alle commissieleden worden beschouwd in de zin van de Code onafhankelijk te zijn.
Het Reglement van de Raad van Commissarissen van ABN AMRO Holding N.V. staat op de internetsite www.
abnamro.com (Engelstalig). In dit reglement zijn tevens opgenomen de reglementen van het Audit Committee,
het Nomination & Compensation Committee en het Compliance Oversight Committee.
Op de internetsite van ABN AMRO staat ook een uitgebreid curriculum vitae van elk lid van de Raad van
Commissarissen. Het curriculum vitae van een nieuw lid van de Raad van Commissarissen wordt tevens
opgenomen in het jaarverslag van ABN AMRO dat verschijnt in het jaar waarin hij of zij wordt benoemd.
Audit CommitteeHet Audit Committee van de Raad van Commissarissen bespreekt de kwartaalcijfers, het jaarverslag en de
jaarcijfers, het accountantsrapport en de managementletters van de interne en externe accountants en brengt
daaromtrent advies uit aan de Raad van Commissarissen en vervolgens de Raad van Bestuur. De commissie
toetst ook regelmatig het totale risicoprofiel, de kwaliteit van de kredietportefeuille en afzonderlijke grote
posten. Daarnaast evalueert de commissie de bestendige toepassing van de grondslagen voor verslaggeving,
de interne accountantsfunctie, het Group Audit Charter en de interne risicobeheersings- en controlesystemen.
Andere onderwerpen die in het Audit Committee aan de orde komen, betreffen het risicobeleid, juridische
procedures en acquisities. In overeenstemming met het Group Audit Charter is er een directe rapportagelijn
van het hoofd Group Audit naar de voorzitter van het Audit Committee.
De onafhankelijkheid van de accountant heeft de bijzondere aandacht van het Audit Committee. De commissie
evalueert formeel de onafhankelijkheid van de externe accountant, de maatstaven voor de kwaliteitscontrole
van diens werkzaamheden en het jaarlijkse accountantsbudget. Het beleid van het Audit Committee inzake de
onafhankelijkheid van de externe accountant omvat regels voor de benoeming en honorering van en het
toezicht op de externe accountant. Deze wordt (her)benoemd door de Algemene Vergadering van
Aandeelhouders voor een periode van vijf jaar, op advies van de Raad van Commissarissen. In het beleid inzake
de onafhankelijkheid van de externe accountant is bepaald dat de externe accountant, met het oog op zijn
onafhankelijkheid, bepaalde werkzaamheden die niet aan de controletaak zijn gerelateerd, niet voor ABN AMRO
mag uitvoeren.
Het Audit Committee is verantwoordelijk voor de preautorisatie van de auditopdrachten, auditgerelateerde
diensten en geoorloofde niet-auditgerelateerde diensten die door de externe accountant worden verricht.
Hierbij weegt de commissie af of de voorgenomen werkzaamheden of diensten de onafhankelijkheid van de
Hoofdstuk 3 – Governance
93
externe accountant aantasten. Zowel het beleid inzake de onafhankelijkheid van de externe accountant als het
beleid inzake preautorisatie van werkzaamheden door externe accountants kan worden geraadpleegd op de
internetsite www.abnamro.com (Engelstalig).
Nomination & Compensation CommitteeHet Nomination & Compensation Committee vormt een combinatie van de remuneratiecommissie en de
selectie- en benoemingscommissie zoals gedefinieerd in de Nederlandse Corporate Governance Code.
De taken en verantwoordelijkheden van het Nomination & Compensation Committee van de Raad van
Commissarissen kunnen worden onderverdeeld in twee aandachtsgebieden, namelijk voordracht en beloning.
De taken van de commissie op het gebied van voordracht betreffen het voorbereiden van de selectie en
voordracht van kandidaten voor benoeming tot de Raad van Commissarissen en Raad van Bestuur door middel
van het voorbereiden en het periodiek evalueren van de opvolgingsplanning van beide Raden op basis van de
overeengekomen profielen. Ook de benoemingen tot Senior Executive Vice President en de Management
Development-programma’s voor topfunctionarissen van de bank worden in de commissie besproken. De
voltallige Raad van Commissarissen wordt, indien relevant, door de commissie geïnformeerd.
Het tweede aandachtsgebied van het Nomination & Compensation Committee betreft beloning en prestatie.
Prestatienormen en -criteria worden vastgesteld en op basis daarvan worden de prestaties van de leden van
zowel de Raad van Bestuur als de Raad van Commissarissen periodiek getoetst. De commissie bespreekt en
besluit over het kader, het concept en de inhoud van de arbeidsvoorwaarden en pensioen- en overige relevante
regelingen. Besluiten inzake het beloningsbeleid voor de Raad van Bestuur worden eerst voorgelegd aan de
voltallige Raad van Commissarissen en vervolgens ter vaststelling aan de Algemene Vergadering van
Aandeelhouders. De commissie stelt ieder jaar een rapport op over het beloningsbeleid en de implementatie
daarvan in het desbetreffen boekjaar.
Compliance Oversight Committee Het Compliance Oversight Committee heeft als taak toezicht uit te oefenen op de compliance-organisatie van
ABN AMRO, alsmede op haar activiteiten en risicoprofiel op dit gebied. Meer specifiek is de commissie
verantwoordelijk voor het houden van toezicht op en het bewaken van de effecten van de interne
risicobeheersings- en controlesystemen met betrekking tot compliance en het adviseren van de Raad van
Bestuur in dit verband. Dit betreft onder meer het bewaken van de naleving van relevante wet- en regelgeving
en van gedragscodes. De commissie heeft ook als taak, tezamen met de voltallige Raad van Commissarissen,
om top-down de juiste toon neer te zetten door het belang van compliance te benadrukken bij de Raad van
Bestuur en binnen ABN AMRO als geheel en door tevens toezicht uit te oefenen op de communicatie vanuit de
Raad van Bestuur naar de medewerkers van de bank over het belang van compliance.
Het Compliance Oversight Committee bespreekt regelmatig het compliance-risicoprofiel. Daarnaast buigt de
commissie zich ook over het compliance-plan dat door Group Compliance wordt opgesteld en door de Raad van
Bestuur wordt goedgekeurd, en volgt zij de uitvoering van dit plan. Nog een andere verantwoordelijkheid van de
commissie betreft het toezicht op het functioneren van Group Compliance. Meer in het bijzonder ziet de
commissie erop toe dat Group Compliance over voldoende personele capaciteit en middelen beschikt, een
adequate bezoldiging ontvangt en de noodzakelijke ondersteuning krijgt vanuit andere onderdelen binnen
ABN AMRO. Het hoofd Group Compliance & Legal rapporteert rechtstreeks aan de voorzitter van het
Compliance Oversight Committee.
Hoofdstuk 3 – Governance
94
Raad van BestuurDe leden van de Raad van Bestuur van ABN AMRO Holding N.V. besturen gezamenlijk de vennootschap en zijn
verantwoordelijk voor de strategie, de organisatiestructuur en de resultaten. Zij worden benoemd door de
Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Voor elke vacature draagt de Raad van Commissarissen een of
meerdere kandidaten voor. Indien de Raad van Commissarissen twee of meer kandidaten voor een vacature
voordraagt, is de voordracht bindend. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders kan evenwel het bindende
karakter aan een dergelijke voordracht ontnemen door middel van een besluit dat wordt goedgekeurd met een
meerderheid van ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen die bovendien meer dan de helft van
de economische waarde van het kapitaal vertegenwoordigen. Voor de benoeming van een lid van de Raad van
Bestuur anders dan in overeenstemming met de bindende of niet-bindende voordracht van de Raad van
Commissarissen is dezelfde meerderheid vereist. De leden van de Raad van Bestuur zijn zowel gezamenlijk als
ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd voor alle besluiten van de Raad van Bestuur.
De voorzitter van de Raad van Bestuur leidt de Raad bij het algemene management van de vennootschap om de
prestatiedoelstellingen en ambities van de bank te verwezenlijken. Hij is het belangrijkste aanspreekpunt voor
de Raad van Commissarissen. De Chief Financial Officer is verantwoordelijk voor de financiële gang van zaken
van de vennootschap en de Chief Risk Officer voor het risicobeheer en de operationele risicocontrole van de
vennootschap. Naast hun algemene taken op groepsniveau zijn de leden van de Raad van Bestuur ook
verantwoordelijk voor de aansturing van de BU’s, Group Functions en Services. De Raad van Bestuur heeft
bepaalde verantwoordelijkheden aan commissies gedelegeerd.
Corporate governance in NederlandABN AMRO Holding N.V. en ABN AMRO Bank N.V. zijn naamloze vennootschappen volgens Nederlands recht
met zowel een Raad van Commissarissen als een Raad van Bestuur. De verantwoordelijkheid voor het dagelijks
bestuur van beide vennootschappen berust bij de Raad van Bestuur.
De Raad van Commissarissen van ABN AMRO Holding N.V. en die van ABN AMRO Bank N.V. hebben een
identieke samenstelling. Dit geldt ook voor de Raad van Bestuur van ABN AMRO Holding N.V. en ABN AMRO
Bank N.V.
Nederlandse Corporate Governance CodeDe Nederlandse Corporate Governance Code (de ‘Code’) werd op 1 januari 2004 van kracht. Door ABN AMRO
(en voor zover relevant door het Administratiekantoor) worden de principes en de van toepassing zijnde best
practice bepalingen van de Code toegepast, met uitzondering van de best practice bepalingen II.1.1, II.2.7,
II.3.3, III.2.1, III.5.11, III.6.2 en IV.1.1. ABN AMRO is nog altijd van mening dat het in het belang van ABN AMRO
en haar diverse belanghebbenden is om in deze specifieke gevallen best practices toe te passen die afwijken
van de bepalingen in de Code.
Best practice bepaling II.1.1: Een bestuurder wordt benoemd voor een periode van maximaal vier jaar.
Herbenoeming kan telkens voor een periode van maximaal vier jaar plaatsvinden.
Voor de huidige leden van de Raad van Bestuur, met uitzondering van Wilco Jiskoot en Joost Kuiper, past
ABN AMRO best practice bepaling II.1.1 toe. Zij zijn, in overeenstemming met best practice bepaling II.1.1,
benoemd voor een periode van maximaal vier jaar, terwijl herbenoeming telkens voor een periode van maximaal
vier jaar kan geschieden. Wilco Jiskoot en Joost Kuiper zijn in overeenstemming met de op het moment van
hun benoeming geldende wettelijke verplichtingen voor onbepaalde duur benoemd.
Hoofdstuk 3 – Governance
95
Best practice bepaling II.2.7: De maximale vergoeding bij onvrijwillig ontslag bedraagt eenmaal het jaarsalaris
(het ‘vaste’ deel van de bezoldiging). Indien voor een bestuurder die in zijn eerste benoemingstermijn wordt
ontslagen, het maximum van eenmaal het jaarsalaris kennelijk onredelijk is, komt deze bestuurder in
aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.
De arbeidsovereenkomsten van de leden van de Raad van Bestuur van ABN AMRO die al op 1 januari 2004 (de
datum waarop de Nederlandse Corporate Governance Code van kracht werd) bestonden, zijn ongewijzigd
gebleven. De Raad van Commissarissen is wel voornemens de afvloeiingsregeling zoals opgenomen in deze
arbeidsovereenkomsten te interpreteren in overeenstemming met best practice bepaling II.2.7.
Voor een aantal andere leden van de Raad van Bestuur van ABN AMRO wordt deze best practice bepaling niet
volledig toegepast. De onderliggende arbeidsovereenkomsten van de drie per 1 januari 2006 benoemde leden
van de Raad van Bestuur zijn gehandhaafd. Dit betreffen Senior Executive Vice President-contracten volgens
Nederlands recht. Alle rechten uit hoofde van deze contracten, met inbegrip van de afvloeiingsregeling, zijn
evenwel opgeschort gedurende de periode dat zij lid van de Raad van Bestuur zijn. Daarvoor in de plaats treedt
de arbeidsovereenkomst die geldt voor leden van de Raad van Bestuur. Hierin is geen afvloeiingsregeling
opgenomen. Aan best practice bepaling II.2.7 wordt niettemin invulling gegeven doordat bij beëindiging van het
lidmaatschap van de Raad van Bestuur de opgeschorte arbeidsovereenkomst weer van kracht wordt. Eventuele
beëindiging van die arbeidsovereenkomst op enig moment daarna zal geschieden volgens Nederlands
arbeidsrecht.
Principe II.3: Elke vorm en schijn van belangenverstrengeling tussen vennootschap en bestuurders wordt
vermeden.
Dit principe is uitgewerkt in best practice bepalingen II.3.1 tot en met II.3.4. Nadat RBS, Fortis en Santander, via
de speciaal daartoe opgerichte Nederlandse vennootschap RFS Holdings B.V., bijna alle aandelen in de
vennootschap hadden verworven, werden de nieuwe structuur en samenstelling van de Raad van Bestuur en
de Raad van Commissarissen van de vennootschap voorgesteld. Deze wijzigingen werden door de
Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 1 november 2007 goedgekeurd.
Enkele nieuw benoemde leden van de Raad van Bestuur zijn ook actief bij de verschillende consortiumbanken in
een leidinggevende of toezichthoudende hoedanigheid. Zij hebben deelgenomen, en zullen ook de komende
tijd deelnemen, aan discussies of besluitvorming omtrent een onderwerp of transactie met betrekking tot de
separatie en overgang van bedrijfsonderdelen van ABN AMRO naar de respectieve consortiumbanken. Hierdoor
zou een tegenstrijdig belang kunnen ontstaan in de zin van best practice bepaling II.3.2. Met betrekking tot
dergelijke onderwerpen of transacties past ABN AMRO best practice bepaling II.3.3 niet toe, maar ABN AMRO
kan melden dat overigens wel aan de best practice bepalingen II.3.2 tot en met II.3.4, voor zover van
toepassing, is voldaan.
Best practice bepaling III.2.1: Alle commissarissen, met uitzondering van maximaal één persoon, zijn
onafhankelijk in de zin van best practice bepaling III.2.2.
In best practice bepaling III.2.2 wordt beschreven wanneer een commissaris als onafhankelijk geldt. Zoals
hierboven vermeld onder principe II.3 zijn na de acquisitie door de consortiumbanken de structuur en de
samenstelling van de Raad van Commissarissen gewijzigd. De nieuw benoemde leden van de Raad van
Commissarissen zijn Jean-Paul Votron, Chief Executive van Fortis, Sir Fred Goodwin, Chief Executive van RBS,
Hoofdstuk 3 – Governance
96
en Juan Rodriguez-Inciarte, Group Executive Vice President van Santander en hoofd Santander Consumer
Finance.
Wat betreft de onafhankelijkheidscriteria, zoals genoemd in best practice bepaling III.2.2, kunnen deze drie
commissarissen niet als onafhankelijk worden beschouwd. ABN AMRO past derhalve best practice bepaling
III.2.1 niet toe. In overeenstemming met best practice bepaling III.2.3 worden de leden van de Raad van
Commissarissen die niet geacht kunnen worden onafhankelijk te zijn, als zodanig vermeld in het verslag van de
Raad van Commissarissen.
Best practice bepaling III.5.11: Het voorzitterschap van de remuneratiecommissie wordt niet vervuld door de
voorzitter van de raad van commissarissen, noch door een voormalig bestuurder van de vennootschap, noch door
een commissaris die bij een andere beursgenoteerde vennootschap bestuurder is.
Zoals vermeld op pagina 93, heeft de Raad van Commissarissen van ABN AMRO een gecombineerde
remuneratiecommissie en selectie- en benoemingscommissie, namelijk het Nomination & Compensation
Committee. Aangezien ABN AMRO grote waarde hecht aan de coördinerende rol van de voorzitter van de Raad
van Commissarissen, met name voor wat betreft de selectie en voordracht van kandidaten voor benoeming als
lid van de Raad van Commissarissen of Raad van Bestuur, zal de voorzitter van de Raad van Commissarissen het
voorzitterschap van het Nomination & Compensation Committee blijven vervullen.
Principe III.6: Elke vorm en schijn van belangenverstrengeling tussen vennootschap en commissarissen wordt
vermeden.
Dit principe is uitgewerkt in de best practice bepalingen III.6.1 tot en met III.6.7. De bij principe II.3 gegeven
toelichting geldt mutatis mutandis voor de drie nieuwe leden van de Raad van Commissarissen, Jean-Paul
Votron, Sir Fred Goodwin en Juan Rodriguez-Inciarte. Ook zij hebben deelgenomen, en zullen ook de komende
tijd deelnemen, aan discussies of besluitvorming omtrent een onderwerp of transactie met betrekking tot de
separatie en overgang van bedrijfsonderdelen van ABN AMRO naar de respectieve consortiumbanken. Omdat
hierdoor een tegenstrijdig belang kan ontstaan in de zin van best practice bepaling III.6.1, past ABN AMRO met
betrekking tot dergelijke onderwerpen en transacties best practice bepaling III.6.2 niet toe, maar ABN AMRO
kan melden dat overigens wel aan best practice bepalingen III.6.1 tot en met III.6.3, waar van toepassing, is
voldaan.
Gezien het feit dat de consortiumbanken bijna alle aandelen ABN AMRO bezitten, kunnen de transacties met
betrekking tot de separatie en overgang van bedrijfsonderdelen van ABN AMRO naar de respectieve
consortiumbanken ook vallen binnen de werkingskracht van best practice bepaling III.6.4. Om deze reden
bevestigt ABN AMRO hierbij dat best practice bepaling III.6.4, voor zover van toepassing, nagekomen is.
Best practice bepaling IV.1.1: De algemene vergadering van aandeelhouders van een niet-structuurvennootschap
kan een besluit tot het ontnemen van het bindende karakter aan een voordracht tot benoeming van een
bestuurder of commissaris en/of een besluit tot ontslag van een bestuurder of commissaris nemen bij volstrekte
meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Aan deze meerderheid kan de eis worden gesteld dat zij een
bepaald gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigt, welk deel op niet hoger dan een derde wordt
gesteld. Indien dit gedeelte ter vergadering niet is vertegenwoordigd, maar een volstrekte meerderheid van de
uitgebrachte stemmen het besluit tot het ontnemen van het bindende karakter aan de voordracht of tot het
ontslag steunt, dan kan in een nieuwe vergadering die wordt bijeengeroepen het besluit bij volstrekte
Hoofdstuk 3 – Governance
97
meerderheid van stemmen worden genomen, onafhankelijk van het op deze vergadering vertegenwoordigde
gedeelte van het kapitaal.
ABN AMRO is een niet-structuurvennootschap. De Raad van Commissarissen van ABN AMRO heeft voorlopig
besloten niet-bindende voordrachten te doen voor de benoeming van leden in de Raad van Commissarissen en
de Raad van Bestuur. Dit houdt in dat voor de benoeming van een kandidaat tot lid van de Raad van
Commissarissen of de Raad van Bestuur indien dit geschiedt op basis van een niet-bindende voordracht, een
volstrekte meerderheid in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders vereist is. In dit geval past
ABN AMRO dus best practice bepaling IV.1.1 toe. In geval van een bindende voordracht van een kandidaat voor
benoeming tot lid van de Raad van Commissarissen of de Raad van Bestuur, kan conform de statuten het
bindende karakter daarvan door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders worden opgeheven door middel
van een besluit dat met een meerderheid van ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen die meer
dan de helft van de economische waarde van het kapitaal vertegenwoordigen, wordt goedgekeurd. Voor de
benoeming van door de aandeelhouders voorgedragen kandidaten is een soortgelijke meerderheid vereist. Als
de Raad van Commissarissen in de toekomst besluit een bindende voordracht te doen of als aandeelhouders
kandidaten voordragen, dan houdt dit in dat ABN AMRO best practice bepaling IV.1.1 niet toepast.
Ontslag van leden van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen geschiedt volgens de in de statuten
beschreven procedure. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen situaties waarin de Raad van
Commissarissen de Algemene Vergadering van Aandeelhouders voorstelt een lid van de Raad van Bestuur of de
Raad van Commissarissen te ontslaan, en situaties waarin het voorstel tot ontslag van een lid van de Raad van
Bestuur of de Raad van Commissarissen wordt voorgelegd op initiatief van aandeelhouders. In de eerste
situatie is een volstrekte meerderheid in de Algemene Vergadering van Aandeelhouders vereist en past
ABN AMRO best practice bepaling IV.1.1 toe. In de tweede situatie is een tweederde meerderheid van de
uitgebrachte stemmen, die meer dan de helft van de economische waarde van het kapitaal vertegenwoordigen,
vereist. De procedures voor de voordracht tot benoeming als lid van de Raad van Commissarissen en Raad van
Bestuur en voor het ontslag van leden van beide Raden zullen worden gehandhaafd.
Interne risicobeheersings- en controlesystemenBest practice bepaling II.1.4: In het jaarverslag verklaart het bestuur dat de interne risicobeheersings- en
controlesystemen adequaat en effectief zijn en geeft hij een duidelijke onderbouwing hiervan. Het bestuur
rapporteert in het jaarverslag over de werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem in het
verslagjaar. Het bestuur geeft daarbij tevens aan welke eventuele significante wijzigingen zijn aangebracht,
welke eventuele belangrijke verbeteringen zijn gepland en dat één en ander met de auditcommissie en de raad
van commissarissen is besproken.
In haar eerste rapport van december 2005 over de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code
deed de Monitoring Commissie Corporate Governance Code aanbevelingen over de toepassing van best
practice bepaling II.1.4. Deze Monitoring Commissie maakt onderscheid tussen risico’s met betrekking tot de
financiële verslaggeving en andere risico’s, zoals operationele, strategische en wet- en regelgevingrisico’s.
Ten aanzien van de risico’s met betrekking tot de financiële verslaggeving verklaart de Raad van Bestuur dat:
• de risicobeheersings- en controlesystemen van ABN AMRO een redelijke mate van zekerheid geven dat de
financiële verslaggeving van ABN AMRO geen onjuistheden van materieel belang bevat;
• de risicobeheersings- en controlesystemen van ABN AMRO in 2007 naar behoren hebben gewerkt;
• er geen indicaties zijn dat de risicobeheersings- en controlesystemen van ABN AMRO in 2008 niet naar
behoren zullen werken.
Hoofdstuk 3 – Governance
98
De andere risico’s, zoals operationele, strategische en wet- en regelgevingrisico’s, alsmede overige risico’s die
ABN AMRO heeft vastgesteld en beheerst, worden in verschillende hoofdstukken van dit jaarverslag
beschreven, waaronder Risico- en kapitaalbeheer (vanaf pagina 54).
De bovenstaande verklaringen en verwijzingen naar andere risico’s houden niet in dat risicobeheersings- en
controlesystemen van ABN AMRO zekerheid verschaffen omtrent het verwezenlijken van de operationele en
financiële bedrijfsdoelstellingen. Deze systemen kunnen evenmin te allen tijde een verkeerde voorstelling van
zaken, onnauwkeurigheden, fouten, fraude en niet-naleving van wet- en regelgeving voorkomen.
Met inachtneming van de bovenstaande disclaimer is de Raad van Bestuur van mening dat voldaan wordt aan
best practice bepaling II.1.4 van de Nederlandse Corporate Governance Code, waarbij ook de aanbevelingen van
de Monitoring Commissie Corporate Governance Code in aanmerking zijn genomen.
Het interne controlesysteem van ABN AMRO is in overeenstemming met de aanbevelingen van het Committee
of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO).
Corporate governance in de Verenigde StatenABN AMRO is geregistreerd bij de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) en staat
genoteerd aan de New York Stock Exchange (NYSE). ABN AMRO is dan ook onderworpen aan de Amerikaanse
effectenwetgeving, waaronder de Sarbanes-Oxley Act en bepaalde corporate governance-regelingen van de
NYSE. Na de inwerkingtreding van de Sarbanes-Oxley Act heeft ABN AMRO een zogenoemd Disclosure
Committee ingesteld. Hiermee zijn de reeds bestaande functies en disciplines die verantwoordelijk zijn voor de
juistheid en volledigheid van gepubliceerde gegevens, geformaliseerd.
Het verslag van ABN AMRO over de interne beheersing van de financiële verslaggeving krachtens artikel 404
van de Amerikaanse Sarbanes-Oxley Act is opgenomen in dit jaarverslag 2007, dat ook als Form-20F bij de SEC
wordt gedeponeerd.
Noteringsvoorschriften New York Stock Exchange Als een in het buitenland gevestigde uitgevende instelling van American Depositary Receipts met een
beursnotering aan de NYSE, mag ABN AMRO in de meeste corporate governance-aangelegenheden de
regeling toepassen zoals die geldt in het land waar haar statutaire zetel is gevestigd. Wel is ABN AMRO in het
algemeen verplicht significante verschillen met de NYSE-standaards die op in de Verenigde Staten gevestigde
bedrijven van toepassing zijn, te melden. De belangrijkste uitzondering hierop betreft de bepaling dat
ABN AMRO volledig aan de voorschriften van de SEC moet voldoen met betrekking tot de samenstelling, de
verantwoordelijkheden en het functioneren van auditcommissies. Voor nadere informatie wordt verwezen naar
de paragraaf over het Audit Committee van de Raad van Commissarissen op pagina 92.
De significante verschillen tussen de corporate governance-regeling van ABN AMRO en de NYSE-standaards
die voor in de Verenigde Staten gevestigde bedrijven gelden, zijn hieronder weergegeven.
• Evenals een groot aantal andere Nederlandse naamloze vennootschappen heeft ABN AMRO zowel een Raad
van Bestuur als een Raad van Commissarissen. Zoals elders in dit jaarverslag nader is toegelicht, bestaat de
Raad van Bestuur uit de topfunctionarissen van ABN AMRO. Zij zijn verantwoordelijk voor het dagelijkse
bestuur van de onderneming. De Raad van Bestuur staat onder toezicht van de Raad van Commissarissen,
die bepaalde besluiten van de Raad van Bestuur moet goedkeuren. Leden van de Raad van Bestuur en
overige medewerkers van ABN AMRO mogen geen lid van de Raad van Commissarissen zijn. De leden van
Hoofdstuk 3 – Governance
99
de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen worden benoemd door de Algemene Vergadering van
Aandeelhouders op voordracht van de Raad van Commissarissen.
• Volgens beide regelingen moet een meerderheid van de bestuurders onafhankelijk zijn, maar de definitie van
‘onafhankelijk’ vertoont verschillen. In bepaalde opzichten is de door ABN AMRO gehanteerde definitie
strikter; zo kent de regeling van ABN AMRO een langere ‘look-back’ periode voor voormalige bestuurders. In
andere opzichten zijn de criteria van de NYSE strikter.
• Anders dan in de NYSE-voorschriften mogen commissies van de Raad van Commissarissen van ABN AMRO
één lid hebben dat niet onafhankelijk is. Op dit moment zijn alle leden van de commissies van de Raad van
Commissarissen van ABN AMRO onafhankelijk.
De verantwoordelijkheid voor corporate governance binnen ABN AMRO berust bij de Raad van Bestuur en de
Raad van Commissarissen gezamenlijk en is niet gedelegeerd aan een commissie van de Raad van
Commissarissen. In zijn algemeenheid is ABN AMRO van mening dat haar huidige corporate governance-
structuur in principe in overeenstemming is met de NYSE-standaards die op in de Verenigde Staten gevestigde
bedrijven van toepassing zijn.
Verklaring van het bestuur over de interne beheersing van de financiële verslaggeving
Op grond van artikel 404 van de Sarbanes-Oxley Act van 2002 moet ABN AMRO de effectiviteit van de interne
beheersing van de financiële verslaggeving per 31 december 2007 beoordelen en op basis daarvan verslag
uitbrengen of ABN AMRO’s interne controlemaatregelen met betrekking tot de financiële verslaggeving
effectief zijn.
Het bestuur van ABN AMRO is verantwoordelijk voor het opzetten en handhaven van een adequate interne
beheersing van de financiële verslaggeving van ABN AMRO zoals gedefinieerd in Rule 13(a) tot en met 15(f) van
de Securities Exchange Act van 1934, als gewijzigd.
De interne beheersing van de financiële verslaggeving van ABN AMRO is zodanig opgezet dat deze een
redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving en de
opstelling van de externe jaarrekening in overeenstemming met algemeen aanvaarde grondslagen voor
financiële verslaggeving. ABN AMRO verwijst, als zij het heeft over algemeen aanvaarde grondslagen voor
financiële verslaggeving, naar International Financial Reporting Standards zoals aanvaard binnen de Europese
Unie en International Financial Reporting Standards zoals gepubliceerd door de International Accounting
Standards Board.
De interne beheersing van de financiële verslaggeving van ABN AMRO heeft betrekking op haar beleid en
procedures die (i) relevant zijn voor het voeren van een administratie die, met een redelijke mate van
detaillering, een juist en getrouw beeld geeft van de transacties en de beschikking over de activa van
ABN AMRO en haar geconsolideerde entiteiten; (ii) een redelijke mate van zekerheid bieden dat transacties
zodanig worden vastgelegd dat de jaarrekening kan worden opgesteld in overeenstemming met algemeen
aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en dat de baten en lasten van ABN AMRO uitsluitend
worden verricht met goedkeuring van het bestuur van ABN AMRO; en (iii) een redelijke mate van zekerheid
bieden dat ongeoorloofde verwerving en aanwending van, dan wel beschikking over activa van ABN AMRO die
van materiële invloed zou kunnen zijn op de jaarrekening, wordt voorkomen dan wel tijdig wordt gesignaleerd.
Vanwege haar inherente beperkingen zal de interne beheersing van de financiële verslaggeving niet alle
onjuistheden kunnen voorkomen of signaleren. Daarnaast zijn schattingen omtrent de effectiviteit van de
Hoofdstuk 3 – Governance
100
beheersingsmaatregelen in de toekomst onderhevig aan het risico dat die maatregelen ontoereikend worden
als gevolg van veranderde omstandigheden, of de mate waarin voldaan wordt aan het beleid of de procedures
verslechtert.
Het bestuur van ABN AMRO heeft de effectiviteit van de interne beheersing van de financiële verslaggeving van
ABN AMRO per 31 december 2007 beoordeeld. Hierbij maakte ABN AMRO gebruik van de criteria zoals die zijn
vastgesteld in ‘Internal Control – Integrated Framework’, uitgegeven door het Committee of Sponsoring
Organizations of the Treadway Commission (COSO). In de beoordeling van ABN AMRO zijn ook de
documentatie, evaluatie en toetsing van de opzet en de operationele effectiviteit van de interne beheersing van
de financiële verslaggeving betrokken. Het bestuur van ABN AMRO heeft de resultaten van deze beoordeling
besproken met de Raad van Commissarissen en het Audit Committee van de Raad van Commissarissen.
De transitie van ABN AMRO naar de consortiumbanken als haar nieuwe eigenaars kan in 2008 gevolgen hebben
voor de controleomgeving. Dit wordt geïntegreerd in en bewaakt door het integratieproces.
Op basis van deze beoordeling concludeerde het bestuur dat de interne beheersing van de financiële
verslaggeving van ABN AMRO per 31 december 2007 effectief was.
De beoordeling door het bestuur van de effectiviteit van de interne beheersing van de financiële verslaggeving
van ABN AMRO per 31 december 2007 is gecontroleerd door Ernst & Young, de externe accountant, zoals blijkt
uit de onderstaande verklaring.
Amsterdam, 25 maart 2008
Mark Fisher
Voorzitter Raad van Bestuur
John Hourican
Chief Financial Officer
Rapport van de externe accountant Aan de Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur van ABN AMRO Holding N.V.
Wij hebben de interne beheersing van de financiële verslaggeving van ABN AMRO Holding N.V. per
31 december 2007 gecontroleerd op basis van criteria zoals die zijn vastgesteld in ‘Internal Control – Integrated
Framework’, uitgegeven door het Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (de
COSO-criteria). Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur van ABN AMRO Holding N.V. te zorgen voor een
effectieve interne beheersing van de financiële verslaggeving en voor de beoordeling van de effectiviteit van de
interne beheersing van de financiële verslaggeving zoals deze is opgenomen in de verklaring van het bestuur
over de interne beheersing van de financiële verslaggeving op pagina 99. Onze verantwoordelijkheid is het
geven van een oordeel over de interne beheersing van de financiële verslaggeving van de onderneming op
basis van onze controle.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met de standaarden van de Public Company Accounting
Oversight Board (United States). Dienovereenkomstig zijn wij verplicht de controle zodanig te plannen en uit te
voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat er in alle materiële opzichten sprake is
geweest van effectieve interne beheersing van de financiële verslaggeving. Onze controle omvatte onder meer
Hoofdstuk 3 – Governance
101
het verwerven van inzicht in de interne beheersing van de financiële verslaggeving, het beoordelen van het
risico dat er sprake is van een materiële tekortkoming, het testen en het evalueren van de opzet en werking van
het interne beheerssysteem op basis van het vastgestelde risico en het verrichten van alle overige
werkzaamheden die wij gezien de omstandigheden noodzakelijk achtten. Wij zijn van mening dat de door ons
verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
De interne beheersing van de financiële verslaggeving van een onderneming is een proces dat is gericht op het
verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid omtrent de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving en
de opstelling van de externe jaarrekening overeenkomstig algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële
verslaggeving. De interne beheersing van de financiële verslaggeving van een onderneming heeft betrekking op
haar beleid en procedures die (1) relevant zijn voor het voeren van een administratie die, met een redelijke mate
van detaillering, een juist en getrouw beeld geeft van de transacties en de beschikking over de activa van de
onderneming; (2) een redelijke mate van zekerheid bieden dat transacties zodanig worden vastgelegd dat de
jaarrekening kan worden opgesteld in overeenstemming met algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële
verslaggeving en dat de ontvangsten en uitgaven van de onderneming uitsluitend worden verricht met
goedkeuring van het bestuur van die onderneming; en (3) een redelijke mate van zekerheid bieden dat
ongeoorloofde verwerving en aanwending van, dan wel beschikking over activa van de onderneming die van
materiële invloed zou kunnen zijn op de jaarrekening, wordt voorkomen dan wel tijdig wordt gesignaleerd.
Vanwege haar inherente beperkingen zal de interne beheersing van de financiële verslaggeving niet alle
onjuistheden kunnen voorkomen of signaleren. Daarnaast zijn schattingen omtrent de effectiviteit van de
beheersingsmaatregelen in de toekomst onderhevig aan het risico dat die maatregelen ontoereikend worden
als gevolg van veranderde omstandigheden, of de mate waarin voldaan wordt aan het beleid of de procedures
verslechtert.
Naar ons oordeel is de interne beheersing van de financiële verslaggeving van ABN AMRO Holding N.V. per 31
december 2007 op basis van de COSO-criteria in alle materiële opzichten effectief.
Tevens hebben wij in overeenstemming met de standaarden van de Public Company Accounting Oversight
Board (United States) de geconsolideerde balans van ABN AMRO Holding N.V en haar dochtermaatschappijen
per 31 december 2007 en 2006 en de geconsolideerde winst- en verliesrekening, het geconsolideerde
kasstroomoverzicht en het geconsolideerde mutatieoverzicht eigen vermogen voor alle drie jaren in de periode
eindigend 31 december 2007 gecontroleerd. Op 25 maart 2008 hebben wij daarbij een goedkeurende
accountantsverklaring verstrekt.
Amsterdam, 25 maart 2008
Ernst & Young Accountants
Hoofdstuk 3 – Governance
102
ABN AMRO medewerkersMenselijk kapitaal creëert financieel kapitaalPer 31 december 2007 telde ABN AMRO 102.556 medewerkers in meer dan 50 landen. De grote
verscheidenheid van de organisatie vereist een krachtdadig beleid dat medewerkers ondersteunt in hun
ontwikkeling en ABN AMRO herkenbaar maakt als een aantrekkelijke werkgever. Kernelementen in het
personeelsbeleid zijn de ABN AMRO Waarden en Business Principles, alsmede het beleid op het gebied van
compliance, duurzaamheid en diversiteit. Op basis van dit beleid kon ABN AMRO ook in 2007 toptalent
aantrekken en behouden, en kon zij de persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling van deze medewerkers
ondersteunen en hen op hun carrièrepad stimuleren.
VeranderingsmanagementToen de overname van ABN AMRO in de loop van 2007 zich duidelijk aftekende, ontstond de noodzaak om de
organisatie te gaan voorbereiden op het veranderingsproces. Human Resources was verantwoordelijk voor het
ontwikkelen en uitrollen van preacquisitie-toolkits en workshops om interne belanghebbenden zoals managers
en bestuurders op de juiste wijze te leren omgaan met onzekerheden en veranderingen. Naast deze ‘zachte’
aanpak werden ook diverse hardere stabilisatiemaatregelen getroffen om de waarde van ABN AMRO te
waarborgen. ABN AMRO is er trots op dat zij gedurende deze periode van onzekerheid haar sterke
klantgerichtheid en focus op het leveren van producten en diensten wist te handhaven.
Hoofdstuk 3 – Governance
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
103
Grondslagen 104Geconsolideerde winst- en verliesrekening over het jaar eindigend per 31 december 125Geconsolideerde balans per 31 december 126Geconsolideerd mutatieoverzicht eigen vermogen over het jaar eindigend per 31 december 127Geconsolideerd kasstroomoverzicht over het jaar eindigend per 31 december 128Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening 129
Vennootschappelijke jaarrekening 237
Grondslagen 237Vennootschappelijke winst- en verliesrekening over het jaar eindigend per 31 december 238Vennootschappelijke balans per 31 december 238Vennootschappelijk mutatieoverzicht eigen vermogen over het jaar eindigend per 31 december 239Toelichting op de vennootschappelijke jaarrekening 240
Geconsolideerde Jaarrekening
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
104
Informatie over de vennootschapABN AMRO Holding N.V. is de moedermaatschappij van de ondernemingen die tot de geconsolideerde ABN AMRO groep behoren (hierna te noemen de ‘groep’, ‘ABN AMRO’ of ‘ABN AMRO groep’). De groep verleent wereldwijd een breed assortiment financiële diensten, onder meer op het gebied van consumer, commercial en investment banking.
Op 17 oktober 2007 verwierf RFS Holdings B.V. (‘RFS’), een vennootschap waarvan de aandelen worden gehouden door The Royal Bank of Scotland Group plc (‘RBS’), Banco Santander S.A. (‘Santander’), Fortis N.V. en Fortis SA/NV (‘Fortis’), 85,6% van de aandelen in ABN AMRO Holding N.V.. Door vervolgaankopen breidde RFS haar belang in ABN AMRO uit tot 99,3% per 31 december 2007. De zeggenschap over RFS berust bij RBS, een vennootschap naar Brits recht, statutair gevestigd op het adres 36 St. Andrew Square, Edinburgh, Schotland. Sinds 17 oktober 2007 is RBS de uiteindelijke moedermaatschappij van ABN AMRO Holding N.V.
ABN AMRO Holding N.V. is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht, opgericht op 30 mei 1990 en statutair gevestigd op het adres Gustav Mahlerlaan 10, 1082 PP Amsterdam, Nederland. De groep staat genoteerd aan de effectenbeurzen van Amsterdam en New York. Vanwege de notering van het gewone aandeel ABN AMRO Holding N.V. in de vorm van American Depositary Receipts op de New York Stock Exchange (NYSE) moet ABN AMRO ook een Form 20-F publiceren, een jaarverslag dat voldoet aan de regels van de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) voor in het buitenland gevestigde ondernemingen. Dit jaarverslag voldoet aan deze regels. Een tabel met verwijzingen naar de paragrafen van het Form 20-F is opgenomen op pagina 243 van dit verslag.
De geconsolideerde jaarrekening van de groep voor het boekjaar eindigend per 31 december 2007 omvat de gegevens voor ABN AMRO, de entiteiten waarover ABN AMRO zeggenschap uitoefent en de belangen van ABN AMRO in deelnemingen met invloed. De geconsolideerde jaarrekening is op 20 februari 2008 door de Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur ondertekend en goedgekeurd voor publicatie. De statuten van ABN AMRO geven aandeelhouders of anderen niet de bevoegdheid de jaarrekening na publicatie te wijzigen. Het recht om een verzoek tot wijziging van de jaarrekening in te dienen is echter verankerd in het Burgerlijk Wetboek. Belanghebbenden kunnen bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam een verzoek tot herziening van de jaarrekening indienen.
OvereenstemmingsverklaringDe geconsolideerde jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards (IFRS) zoals aanvaard binnen de Europese Unie (EU). De groep maakt geen gebruik van de EU-uitzonderingsbepaling (‘carve out’) ten aanzien van portefeuille-hedging. De door de groep toegepaste grondslagen zijn dan ook volledig in overeenstemming met IFRS zoals gepubliceerd door de International Accounting Standards Board (IASB).
Overzicht van de belangrijkste grondslagenGrondslagen voor de opstelling van de jaarrekening Bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening is als volgt van verschillende waarderingsgrondslagen gebruikgemaakt:• De reële waarde wordt toegepast bij afgeleide financiële instrumenten, bij financiële activa en
verplichtingen die worden aangehouden voor handelsdoeleinden of die zijn aangewezen als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening, en bij financiële activa die beschikbaar zijn voor verkoop.
• Overige financiële activa (met inbegrip van kredieten en vorderingen) en verplichtingen worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.
• De boekwaarde van tegen geamortiseerde kostprijs opgenomen activa en verplichtingen die deel van een reële-waardehedgerelatie uitmaken, wordt aangepast met betrekking tot reële-waardeveranderingen die voortvloeien uit het afgedekte risico.
Grondslagen
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
105
• Niet-financiële activa en verplichtingen worden in het algemeen gewaardeerd tegen historische kostprijs.
De geconsolideerde jaarrekening luidt in euro’s, de rapporteringsvaluta van de groep, afgerond op het dichtstbijzijnde miljoen (tenzij anders aangegeven).
Bepaalde bedragen uit voorgaande perioden zijn geherrubriceerd conform de huidige presentatie van de jaarrekening.
Wijzigingen in grondslagen IFRS-standaarden IFRS 7 ‘Financial Instruments: Disclosures’, gepubliceerd in augustus 2005, wordt toegepast door ABN AMRO met ingang van het boekjaar 2007. Krachtens IFRS 7 moet aanvullende informatie over financiële instrumenten worden verstrekt in de jaarrekening teneinde het belang van financiële instrumenten en de aard en omvang van de uit financiële instrumenten voortvloeiende risico’s te kunnen beoordelen.
IFRS 8 ‘Operating Segments’, gepubliceerd in november 2006 en aangenomen door de EU in november 2007, is van toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2009 maar mag vervroegd worden toegepast. De groep past IFRS 8 toe met ingang van 1 januari 2007. Deze standaard treedt in de plaats van IAS 14 ‘Gesegmenteerde informatie’ voor wat betreft de vereisten voor openbaarmaking van gegevens met betrekking tot de bedrijfsonderdelen van een entiteit, de baten uit haar producten en diensten, de geografische gebieden waarin zij actief is en haar belangrijkste klanten.
IFRIC-interpretatie 8 ‘Scope of IFRS 2’, gepubliceerd in januari 2006, werd op 1 januari 2007 van kracht voor de groep. In deze interpretatie is vastgelegd dat IFRS 2 ‘Op aandelen gebaseerde betalingen’ moet worden toegepast op alle regelingen waarbij eigen-vermogeninstrumenten worden uitgegeven tegen een vergoeding die onder de reële waarde lijkt te liggen. Aangezien eigen-vermogeninstrumenten aan medewerkers uitsluitend worden uitgegeven in overeenstemming met de aandelenregeling voor medewerkers, heeft deze interpretatie geen gevolgen voor de financiële positie of resultaten van de groep.
IFRIC-interpretatie 9 ‘Reassessment of Embedded Derivatives’, gepubliceerd in maart 2006, werd op 1 januari 2007 van kracht voor de groep. In deze interpretatie is vastgelegd dat op het moment van aangaan van het contract wordt beoordeeld of er sprake is van een in een basisinstrument besloten derivaat (‘embedded derivative’). Herbeoordeling nadien is niet toegestaan, tenzij zich een wijziging voordoet in het contract die significante gevolgen voor de kasstromen heeft. Deze interpretatie is in overeenstemming met onze waarderingsgrondslagen en heeft geen gevolgen voor de financiële positie of de resultaten van de groep.
IFRIC-interpretatie 10 ‘Interim Financial Reporting & Impairment’, gepubliceerd in juli 2006, werd op 1 januari 2007 van kracht voor de groep. In deze interpretatie is vastgelegd dat een bijzondere waardevermindering die in een tussentijds verslag is verwerkt met betrekking tot goodwill of een investering in een eigen-vermogeninstrument of in een tegen kostprijs gewaardeerd financieel actief, in een volgende periode niet mag worden teruggenomen. Toepassing van deze interpretatie heeft geen gevolgen voor de financiële positie of resultaten van de groep.
Overige veranderingenDe groep heeft de presentatie van rentebaten en -lasten met betrekking tot handelsactiviteiten herzien. De rente op het handelsboek wordt thans verantwoord onder handelsresultaat in plaats van rente. Het handelsresultaat bestaat uit zowel gerealiseerde als niet-gerealiseerde winsten en verliezen op voor handelsdoeleinden aangehouden financiële instrumenten, rentebaten en dividenden, alsmede daarmee samenhangende financieringskosten. De financiële gegevens voor 2006 en 2005 zijn, waar nodig, geherrubriceerd conform de presentatie van de jaarrekening 2007.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
106
Belangrijkste grondslagen bij de opstelling van de jaarrekening De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met IFRS vereist dat het management moeilijke, ingewikkelde dan wel subjectieve beoordelingen en schattingen maakt ten aanzien van zaken die op zich onzeker zijn. Deze beoordelingen en schattingen zijn van invloed op de gerapporteerde bedragen en gepresenteerde informatie. De feitelijke resultaten kunnen afwijken van die beoordelingen en schattingen. De belangrijkste onderdelen waarvoor het management beoordelingen en schattingen moet maken die van invloed zijn op de gerapporteerde bedragen en gepresenteerde informatie, zijn de volgende:
DebiteurenvoorzieningIndien er twijfel bestaat over het vermogen van een kredietnemer om betalingen van hoofdsom en/of rente te voldoen, wordt een voorziening getroffen voor het geschatte verlies. De debiteurenvoorziening vormt een correctie van de waarde van de kredietportefeuille van de groep voor verwachte kredietverliezen per balansdatum. De voorzieningen worden bepaald aan de hand van gericht onderzoek, gecombineerd met statistische modellen en schattingen. Bepaalde aspecten moeten hierbij worden beoordeeld, zoals de vaststelling van kredieten waarvan de kwaliteit verslechtert, de waarschijnlijkheid dat een kredietnemer in gebreke blijft, het verwachte verlies, de waarde van verstrekte zekerheden en de huidige economische omstandigheden. Hoewel wij van mening zijn dat onze debiteurenvoorzieningen toereikend zijn, zou het hanteren van andere schattingen en aannames tot een ander voorzieningenniveau kunnen leiden. Ook kunnen in de toekomst wijzigingen in voorzieningen nodig zijn als gevolg van veranderingen in de waarde van zekerheden, wijzigingen in de te ontvangen bedragen of andere economische gebeurtenissen. Voor een nadere bespreking van ons voorzieningenbeleid wordt verwezen naar punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Reële waarde van financiële instrumenten Voor financiële instrumenten die actief worden verhandeld en waarvoor genoteerde marktprijzen of in de markt waarneembare parameters beschikbaar zijn, kan de reële waarde zonder al teveel subjectiviteit worden bepaald. Als in de markt waarneembare prijzen en parameters evenwel niet beschikbaar zijn, zal het management een schatting van de reële waarde moeten maken.
Voor instrumenten waarvoor geen actieve liquide markt bestaat of genoteerde marktprijzen niet beschikbaar zijn, wordt gebruikgemaakt van recente markttransacties of wordt de reële waarde geschat aan de hand van een verscheidenheid van waarderingstechnieken – waaronder verwijzing naar soortgelijke instrumenten waarvoor wel marktprijzen beschikbaar zijn of waarderingsmodellen bestaan, zoals de contante-waardemethode of Black & Scholes.
De groep verfijnt en wijzigt haar waarderingstechnieken al naargelang markten en producten zich ontwikkelen en de prijsbepaling voor producten meer of minder transparant wordt. Financiële markten staan bij tijd en wijle bloot aan aanzienlijke spanningen waarbij forse dalingen van de veronderstelde of feitelijke waarde van activa gepaard gaan met een drastische vermindering van de marktliquiditeit, zoals onlangs in de subprime-woninghypothekenmarkt in de Verenigde Staten. In dergelijke gevallen kunnen waarneembare marktgegevens minder betrouwbaar worden of helemaal niet meer beschikbaar zijn. Ingeval er twijfel bestaat over de betrouwbaarheid van marktgegevens of er geen marktgegevens meer beschikbaar zijn, worden andere waarderingstechnieken gebruikt. Deze alternatieve technieken maken gebruik van eigen gegevens van de bank als aanvullende informatie en kunnen scenarioanalyses en contante-waardeberekeningen omvatten.
Niet-waarneembare gegevens worden geschat door middel van een combinatie van schattingen van het management, historische gegevens, marktusances en benchmarking met andere relevante waarneembare marktgegevens. Indien geen betrouwbare gegevens voor de waardering van een nieuwe transactie uit externe bronnen verkrijgbaar zijn, wordt de transactie bij eerste opname gewaardeerd tegen de transactieprijs. Het verschil tussen de transactieprijs en de berekende interne waarde op basis van een model bij het aangaan van de transactie wordt gereserveerd en op bepaalde momenten gedurende de
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
107
looptijd van het instrument (rekening houdend met de mogelijkheid om betrouwbare externe gegevens te verkrijgen, met tijdsverloop en met het gebruik van contratransacties) aan het resultaat toegevoegd. Latere reële-waardeveranderingen zoals berekend met het waarderingsmodel worden verantwoord in de winst- en verliesrekening.
Reële waarden worden aangepast voor bekende tekortkomingen van de waarderingsmodellen of voor de kredietkwaliteit van het instrument of de tegenpartij. Factoren die de schattingen kunnen beïnvloeden, zijn verkeerde modelaannames, marktverstoringen en onverwachte correlatie. Wij zijn van mening dat onze schattingen van de reële waarde adequaat zijn. Het hanteren van andere modellen of aannames kan echter leiden tot wijzigingen in de door ons gerapporteerde resultaten. Voor een nadere bespreking van het gebruik van reële waarden en van gehanteerde redelijke aannames als alternatief voor niet-beschikbare marktgegevens wordt verwezen naar punt 37 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Beoordeling van risico’s en economische voordelenOm te bepalen of activa of verplichtingen al dan niet in de balans worden opgenomen en dochtermaatschappijen al dan niet worden geconsolideerd, dient de groep de betrokken risico’s en economische voordelen naar eigen inzicht te beoordelen. Hoewel bij het beoordelen van de risico’s en economische voordelen het management de actuele gebeurtenissen en activiteiten naar beste weten inschat, kunnen de feitelijke risico’s en economische voordelen uiteindelijk afwijken van deze schattingen.
Pensioen en andere regelingen na pensioneringBaten en lasten van significante omvang uit hoofde van pensioen en andere regelingen na pensionering zijn gebaseerd op actuariële berekeningen. Inherent aan deze berekeningen zijn aannames ten aanzien van onder meer disconteringsvoet, salarisstijgingen en het verwachte rendement op pensioenbeleggingen. Als gevolg van veranderingen in de rentevoet, het rendement op de pensioenbeleggingen of andere factoren, kunnen in de toekomst wijzigingen optreden in de pensioenlasten en kosten van andere regelingen na pensionering. Voor een nadere bespreking van de onderliggende aannames wordt verwezen naar punt 28 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Goodwill en immateriële activa Goodwill wordt niet afgeschreven, maar jaarlijks getoetst op bijzondere waardevermindering. Indien bepaalde gebeurtenissen of omstandigheden, zoals een verslechtering van het economisch klimaat, erop wijzen dat tussentijdse toetsing mogelijk gerechtvaardigd is, zal deze toets vaker worden uitgevoerd. Voor de eerste opname en waardering van goodwill en overige immateriële activa en een latere toetsing op bijzondere waardevermindering, moet het management subjectieve schattingen maken van de toekomstige performance van het verworven actief op basis van de contante-waardemethode. Geschatte kasstromen kunnen zich bovendien over een periode van meer dan tien jaar uitstrekken en zijn per definitie moeilijk te bepalen. Gebeurtenissen en factoren die een significant effect op de schattingen kunnen hebben, zijn onder meer wijzigingen in de concurrentieverhoudingen, het gedrag van klanten, het verloop in het klantenbestand, wijzigingen in de trendmatige batengroei, kostenstructuur en technologie, en veranderingen in disconteringsvoeten en in bedrijfstak- en sectorspecifieke omstandigheden. De overige immateriële activa worden systematisch afgeschreven gedurende de geschatte gebruiksduur. Indien gebeurtenissen of omstandigheden erop wijzen dat de boekwaarde wellicht niet kan worden gerealiseerd, worden zij onderworpen aan een toets op bijzondere waardevermindering.
Grondslagen voor consolidatieDe geconsolideerde jaarrekening wordt jaarlijks voor de groep opgesteld voor het jaar eindigend per 31 december en omvat de moedermaatschappij en haar dochtermaatschappijen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, alsmede joint ventures op basis van evenredigheid. De jaarrekeningen van dochtermaatschappijen worden op grond van vergelijkbare grondslagen voor dezelfde verslagperiode opgesteld.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
108
DochtermaatschappijenDochtermaatschappijen zijn die ondernemingen waarover de groep de zeggenschap heeft. Er wordt geacht sprake te zijn van zeggenschap indien de groep de mogelijkheid heeft om, direct of indirect, het financiële en operationele beleid van een onderneming te bepalen teneinde voordelen te verkrijgen uit de activiteiten van de onderneming. Bij het beoordelen of er sprake is van zeggenschap wordt het bestaan van eventuele stemrechten die alsdan uitgeoefend of geconverteerd kunnen worden, alsmede het effect daarvan, in aanmerking genomen. De groep treedt op als sponsor bij het opzetten van entiteiten, met inbegrip van special purpose entities, die al dan niet direct het eigendom van de groep kunnen zijn, voor securitisatietransacties van activa en voor beperkte, goed gedefinieerde doelstellingen. Deze entiteiten kunnen met name bij securitisatietransacties activa van andere groepsmaatschappijen verwerven. In sommige gevallen betreft het entiteiten waarvan de activa niet beschikbaar zijn om vorderingen van schuldeisers van de groep of haar dochtermaatschappijen te voldoen. Dergelijke entiteiten worden door de groep geconsolideerd wanneer de groep op basis van de economische realiteit van de relatie tussen de groep en de entiteit de zeggenschap heeft over die entiteit.
De jaarrekeningen van dochtermaatschappijen en special purpose entities zijn in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen vanaf de aanvangsdatum van de zeggenschap tot aan het moment waarop deze eindigt.
Het belang van derden in het eigen vermogen wordt afzonderlijk in de geconsolideerde balans gepresenteerd als component van het totale eigen vermogen. Het resultaat over de verslagperiode dat aan het belang van derden kan worden toegerekend, wordt apart zichtbaar gemaakt.
Fusies en overnamesIFRS 3 ‘Business Combinations’ is toegepast op alle fusies en overnames die na 1 januari 2004 plaatsvonden. Goodwill op acquisities vóór deze datum werd ten laste van het eigen vermogen gebracht. De verkrijgingsprijs van een overgenomen entiteit wordt bepaald op de reële waarde van de opgegeven activa, de uitgegeven aandelen of de aangegane verplichtingen per de overnamedatum, vermeerderd met de direct aan de overname toe te rekenen kosten. Het positieve verschil tussen de verkrijgingsprijs en het aandeel van de groep in de reële waarde van het saldo van identificeerbare activa en verplichtingen (waaronder begrepen bepaalde voorwaardelijke schulden) van de overgenomen entiteit wordt opgenomen als goodwill.
In het geval van een stapsgewijze acquisitie waarbij de zeggenschap in fasen tot stand komt, worden alle activa en verplichtingen van de overgenomen entiteit, met uitzondering van goodwill, gecorrigeerd naar de reële waarde per de datum van de laatste aandelenovernametransactie. Aanpassingen met betrekking tot de reële waarde van bestaande belangen worden direct ten gunste of ten laste van het eigen vermogen gebracht.
Deelnemingen met invloed Deelnemingen met invloed zijn die ondernemingen waarin de groep invloed van betekenis (over het algemeen wanneer de groep tussen 20% en 50% van de stemrechten bezit) heeft op het operationeel en financieel beleid, maar daarover geen zeggenschap heeft.
Deelnemingen met invloed met een ‘private equity’-karakter worden verantwoord tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening, in overeenstemming met de basis waarop dergelijke belangen worden beheerd.
Overige deelnemingen met invloed, waaronder ook de strategische investeringen van de groep, worden volgens de nettovermogenswaardemethode verantwoord en gepresenteerd als deelnemingen met invloed. Volgens deze methode wordt de investering bij eerste opname verantwoord tegen kostprijs en vervolgens verhoogd (of verlaagd) met de nettowinst (of het nettoverlies) na de overname, overige mutaties die het eigen vermogen van de deelneming beïnvloeden en eventueel noodzakelijke aanpassingen voor bijzondere
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
109
waardeverminderingen. Het aandeel van de groep in de winst of het verlies van de deelneming wordt verantwoord en afzonderlijk vermeld in de winst- en verliesrekening van de groep. Indien het aandeel van de groep in verliezen hoger is dan de boekwaarde van de investering, wordt de boekwaarde verlaagd tot nihil, inclusief eventuele andere ongedekte vorderingen, en wordt de verantwoording van verdere verliezen stopgezet, behalve voor zover de groep verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft verricht namens de deelneming.
Entiteiten waarover gezamenlijke zeggenschap wordt uitgeoefendEntiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn die ondernemingen waarover de groep gezamenlijke zeggenschap heeft, zoals vastgelegd in een overeenkomst. De geconsolideerde jaarrekening bevat het evenredige aandeel van de groep in de activa, de passiva, het eigen vermogen, de baten en de lasten van deze ondernemingen. Hierbij worden de posten regel voor regel verantwoord, vanaf de aanvangsdatum van de gezamenlijke zeggenschap tot aan de datum waarop deze eindigt.
Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteitenVaste activa en/of bedrijfsactiviteiten worden aangewezen als aangehouden voor verkoop indien de boekwaarde daarvan hoofdzakelijk gerealiseerd zal worden door middel van een verkooptransactie die volgens planning binnen twaalf maanden zal plaatsvinden, en niet door het voortgezette gebruik. Voor verkoop aangehouden activa worden gewaardeerd tegen de boekwaarde of, indien lager, de reële waarde minus de verkoopkosten. Activa en verplichtingen van voor verkoop aangehouden bedrijfsactiviteiten worden afzonderlijk gepresenteerd. Bedrijfsonderdelen die aan aandeelhouders (de consortiumbanken) kunnen worden overgedragen door middel van uitkering, worden niet gepresenteerd als bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop. Na toedeling kunnen de resultaten van deze bedrijfsonderdelen in sommige gevallen gerubriceerd worden onder beëindigde bedrijfsactiviteiten.
De opbrengsten van beëindigde bedrijfsactiviteiten (voor verkoop aangehouden activiteiten die een afzonderlijk bedrijfssegment of geografisch gebied van betekenis vertegenwoordigen) worden in de winst- en verliesrekening gepresenteerd als één bedrag dat bestaat uit de nettowinst en/of het nettoverlies van de beëindigde bedrijfsactiviteit en het bij verkoop gerealiseerde resultaat na belastingen. Vergelijkende cijfers in de winst- en verliesrekening worden aangepast indien in de verslagperiode een bedrijfsactiviteit als te beëindigen wordt aangemerkt en voor afzonderlijke presentatie in aanmerking komt.
Eliminatie van transacties bij consolidatieVerhoudingen en transacties tussen groepsmaatschappijen en daarmee verband houdende niet-gerealiseerde winsten worden geëlimineerd bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening. Niet-gerealiseerde winsten op transacties met deelnemingen met invloed en entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend, worden geëlimineerd naar rato van het belang dat de groep in de onderneming heeft. Niet-gerealiseerde verliezen worden eveneens geëlimineerd, tenzij uit de transactie blijkt dat er sprake is van bijzondere waardevermindering van het overgedragen actief.
ValutaomrekenverschillenDe financiële resultaten van de buitenlandse activiteiten van de groep die worden uitgeoefend via kantoren, dochtermaatschappijen, deelnemingen met invloed en joint ventures, worden uitgedrukt in de valuta die het best de economische betekenis van de onderliggende gebeurtenissen en omstandigheden weergeeft die relevant zijn voor die entiteit (‘de functionele valuta’).
Transacties in een andere valuta dan de functionele valuta van de entiteit die de transactie aangaat, worden omgerekend in de functionele valuta tegen de wisselkoers op de transactiedatum. Monetaire activa en verplichtingen die per de verslagdatum in vreemde valuta luiden, worden opnieuw omgerekend naar de functionele valuta tegen de wisselkoers per die datum. Niet-monetaire, tegen historische kostprijs gewaardeerde activa en verplichtingen die per de verslagdatum in vreemde valuta luiden, worden opnieuw omgerekend naar de functionele valuta tegen de wisselkoers op de datum van eerste opname.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
110
Valutaomrekenverschillen op alle monetaire financiële activa en verplichtingen worden opgenomen in de winst- en verliesrekening onder valutakoersresultaten. Valutaomrekenverschillen op niet-monetaire posten (zoals aandelen) die worden aangehouden tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening, worden eveneens opgenomen in de winst- en verliesrekening. Valutaomrekenverschillen op voor verkoop beschikbare niet-monetaire posten worden direct opgenomen in het eigen vermogen, in de component ‘Saldo van niet-gerealiseerde winsten / verliezen op activa beschikbaar voor verkoop’.
De activa en passiva van buitenlandse entiteiten, met inbegrip van goodwill en correcties voor ‘purchase accounting’, worden omgerekend in de rapporteringsvaluta van de groep (de euro) tegen de wisselkoers per de verslagdatum. De baten en lasten van buitenlandse activiteiten worden omgerekend in de euro tegen de wisselkoers per maandultimo. De aldus ontstane valutaomrekenverschillen worden direct opgenomen in het eigen vermogen (reserve valutaomrekenverschillen). Wanneer buitenlandse activiteiten geheel of gedeeltelijk worden verkocht, worden onder het eigen vermogen verantwoorde valutaomrekenverschillen, voor zover ontstaan na de overgang naar IFRS per 1 januari 2004, in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Fiduciaire activiteitenDe groep treedt ook op als trustee en in andere fiduciaire hoedanigheden waarbij activa ten behoeve van particuliere personen, trusts of andere instellingen hetzij worden aangehouden hetzij worden geplaatst. Deze activa vormen geen activa van de groep en worden dan ook niet in deze geconsolideerde jaarrekening opgenomen.
Winst- en verliesrekeningRenteRentebaten en -lasten worden in de winst- en verliesrekening opgenomen volgens de effectieve-rentemethode. De toepassing van deze methode omvat de amortisatie van een eventueel disagio of agio of andere verschillen (met inbegrip van transactiekosten en daarop betrekking hebbende provisies) tussen de eerste boekwaarde van een rentedragend instrument en het bedrag per vervaldatum, berekend op basis van de effectieve-rentevoet. Onder deze post worden rentebaten en -lasten met betrekking tot handelsposities niet verantwoord; deze worden opgenomen onder het handelsresultaat.
Baten uit schuldbewijzen en overige vastrentende instrumenten worden verwerkt onder rentebaten op basis van de effectieve-rentemethode. Ontvangen dividenden uit andere eigen-vermogeninstrumenten worden verantwoord onder resultaat uit financiële transacties op het moment dat de rechten daarop ontstaan.
ProvisieProvisies worden als volgt verantwoord:• provisies die ontstaan als een integraal onderdeel van het onderhandelen en arrangeren van
financieringstransacties voor klanten, zoals de uitgifte van leningen, worden meegenomen in de berekening van de effectieve-rentevoet en verwerkt onder rentebaten en -lasten;
• provisies voor transacties of eenmalige handelingen worden opgenomen op het moment van afwikkeling van de transactie of handeling;
• provisies die afhankelijk zijn van de resultaten van een bepaalde gebeurtenis of van bepaalde prestaties worden opgenomen op het moment dat aan de desdesbetreffen criteria is voldaan;
• provisies voor verleende diensten worden in de regel lineair opgenomen gedurende de looptijd van het dienstverleningscontract. Vergoedingen voor adviesdiensten en werkzaamheden met betrekking tot portefeuille- en overig beheer worden verwerkt op basis van de van toepassing zijnde dienstverleningscontracten;
• vergoedingen voor vermogensbeheer ten behoeve van beleggingsfondsen worden eveneens opgenomen gedurende de periode waarin de dienstverlening plaatsvindt. Dit principe wordt ook gehanteerd voor de
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
111
opname van baten uit diensten op het gebied van wealth management, financial planning en bewaarneming die gedurende een langere periode worden verleend.
HandelsresultaatHet handelsresultaat omvat winsten en verliezen die ontstaan uit veranderingen in de reële waarde en de verkoop van financiële activa en verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden, rentebaten, ontvangen dividenden uit handelsinstrumenten en daarmee verbonden financieringskosten. Dividenden uit handelsinstrumenten worden opgenomen in het handelsresultaat op het moment dat de rechten daarop ontstaan. Het handelsresultaat omvat ook waardeveranderingen die voortvloeien uit wijzigingen in kredieten, inclusief afboekingen, voor handelsinstrumenten.
Resultaat uit financiële transactiesHet resultaat uit financiële transacties omvat winsten en verliezen uit de verkoop van niet voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa en verplichtingen, de ineffectiviteit van bepaalde hedges, veranderingen in de reële waarde van derivaten die worden gebruikt om kredietrisico’s af te dekken en die geen deel uitmaken van hedgerelaties, reële-waardeveranderingen met betrekking tot activa en verplichtingen die zijn aangewezen als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van veranderingen in de reële waarde in de winst- en verliesrekening, en veranderingen in de waarde van daaraan gekoppelde derivaten. Dividend uit niet voor handelsactiviteiten aangehouden aandelenbeleggingen wordt opgenomen in het resultaat uit financiële transacties op het moment dat de rechten daarop ontstaan.
Winst per aandeelDe winst per aandeel wordt berekend door de winst uit voortgezette en beëindigde bedrijfsactiviteiten die wordt toegerekend aan aandeelhouders van de moedermaatschappij, te delen door het gemiddelde aantal gedurende het verslagjaar uitstaande aandelen. Bij de berekening van de winst per aandeel na volledige verwatering worden alle instrumenten met een verwateringseffect, waaronder per balansdatum uitstaande opties en aandelenregelingen voor medewerkers, in aanmerking genomen.
Gesegmenteerde informatieBedrijfssegmenten zijn de onderdelen die de bedrijfsactiviteiten verrichten waaruit de bank baten genereert en waarvoor de bank kosten maakt. Dit zijn de rapporterende segmenten waarvan de bedrijfsresultaten maandelijks door de Raad van Bestuur worden beoordeeld. Voor de presentatie van geografische gegevens is de locatie van de entiteit van de groep die de transactie verricht, bepalend.
Financiële activa en verplichtingenRubriceringDe groep rubriceert de financiële activa en verplichtingen in de volgende waarderingscategorieën:
Financiële instrumenten aangehouden voor handelsdoeleinden zijn instrumenten die de groep voornamelijk aanhoudt met het oog op winstneming op korte termijn. Hiertoe behoren aandelen, rentedragende effecten en verplichtingen uit hoofde van shortposities in financiële instrumenten.
Derivaten zijn afgeleide financiële instrumenten die geen of een geringe netto-investering vereisen en waarbij de toekomstige verrekening afhankelijk is van een index, tarief of koers die als benchmark fungeert (bijvoorbeeld rentetarieven of aandelenkoersen). De reële waarde van derivaten wordt beïnvloed door mutaties in de verwachte toekomstige kasstromen als gevolg van veranderingen in de onderliggende benchmark. Alle derivaten worden in de balans tegen reële waarde opgenomen.
Kredieten en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of bepaalbare betalingen, die niet in een actieve markt zijn genoteerd. Deze activa ontstaan in het algemeen wanneer de groep geldmiddelen of diensten direct aan een klant verstrekt zonder het voornemen de lening te verhandelen of te verkopen.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
112
Activa aangehouden tot einde looptijd zijn actief verhandelde financiële activa (niet zijnde derivaten) met vaste of bepaalbare betalingen (bijvoorbeeld ‘schuldbewijzen’) en een vaste looptijd die de groep voornemens is en in staat is aan te houden tot het einde van de looptijd.
Posten opgenomen tegen reële waarde met waardeveranderingen via het resultaat zijn financiële activa en verplichtingen die bij eerste opname (of bij overgang naar IFRS per 1 januari 2004) door de groep worden (zijn) aangewezen als posten die tegen reële waarde worden opgenomen en waarbij veranderingen in de reële waarde in de winst- en verliesrekening worden verwerkt. Een dergelijke wijze van verantwoording vindt plaats indien:• in het instrument een derivaat besloten is (‘embedded derivative’) dat anders daarvan gescheiden zou
moeten worden. Dit betreft bepaalde structured notes met hybride kenmerken. Opname tegen reële waarde is ook een hulpmiddel om veranderingen op te vangen in de waarde van derivaten en andere reële-waardeposities die gebruikt worden om deze notes in economisch opzicht af te dekken;
• dit een inconsistentie die zich anders zou voordoen bij de waardering, opheft of aanzienlijk vermindert. In dit opzicht worden unit-linked beleggingen die uit hoofde van verzekeringscontracten voor rekening en risico van polishouders worden aangehouden en daaraan gerelateerde verplichtingen jegens polishouders aangewezen als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van waardeveranderingen via het resultaat;
• het een portefeuille van financiële activa en/of financiële verplichtingen betreft die op basis van reële waarde worden beheerd en geëvalueerd in overeenstemming met een formeel vastgelegde risicobeheer- of beleggingsstrategie. Dit geldt voor aandelenbeleggingen die het karakter van private equity-belangen hebben.
Activa beschikbaar voor verkoop omvatten rentedragende activa die hetzij zijn aangewezen als beschikbaar voor verkoop hetzij niet onder een van de bovenstaande categorieën vallen. Aandelenbeleggingen zonder invloed van betekenis, die niet worden aangehouden voor handelsdoeleinden of zijn aangewezen als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening, worden gerubriceerd als beschikbaar voor verkoop.
Niet voor handelsdoeleinden aangehouden financiële verplichtingen die niet zijn aangewezen als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening, worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.
Opname in en verwijdering van balansInstrumenten die volgens standaardmarktconventies worden verhandeld, worden opgenomen op de transactiedatum. Dit is de datum waarop de groep zich verplicht tot het kopen of verkopen van het onderliggende instrument. Indien de transactie niet volgens standaardmarktconventies wordt afgewikkeld, wordt de daaruit voortvloeiende verplichting in de periode tussen de transactiedatum en de afwikkelingsdatum administratief als een derivaat verwerkt. Kredieten en vorderingen worden opgenomen op het moment dat zij door de groep worden verworven of gefinancierd en worden niet langer opgenomen op het moment dat zij worden afgewikkeld. Uitgegeven schuldbewijzen worden opgenomen per de uitgiftedatum; toevertrouwde middelen worden opgenomen wanneer de geldmiddelen bij de bank worden gestort. Overige financiële activa en verplichtingen, met inbegrip van derivaten, worden opgenomen op de balans wanneer de groep partij wordt in de contractuele bepalingen van het actief of de verplichting.
Financiële activa worden in het algemeen niet langer in de balans opgenomen wanneer de groep niet meer kan beschikken over, en voordelen kan ontlenen aan, de contractuele rechten waaruit het actief bestaat. Hiervan is sprake als de rechten worden gerealiseerd of aflopen, in belangrijke mate alle risico’s en economische voordelen worden overgedragen of niet vrijwel alle risico’s en economische voordelen worden overgedragen noch worden behouden bij wijziging van zeggenschap. In geval van aanhoudende betrokkenheid in de vorm van het verlenen van beheersdiensten tegen vergoeding, wordt daarvoor een
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
113
actiefpost opgenomen. Een financiële verplichting wordt niet langer in de balans opgenomen wanneer de contractueel vastgelegde verplichtingen zijn nagekomen, worden ontbonden of aflopen.
Financiële instrumenten blijven opgenomen in de balans, met een passiefpost voor de opbrengsten van de daaraan gerelateerde financieringstransactie, tenzij een volledig proportioneel gedeelte van alle of van specifiek identificeerbare kasstromen zonder significante vertraging aan de kredietgever wordt overgedragen en de vordering van de kredietgever beperkt blijft tot die kasstromen en in belangrijke mate alle aan de financiële instrumenten verbonden risico’s, opbrengsten en beschikkingsrechten zijn overgedragen. In dat geval wordt dat gedeelte van het actief niet langer in de balans opgenomen.
Financiële verplichtingen worden niet langer in de balans opgenomen wanneer zij zijn afgewikkeld of indien de groep eigen schuldbewijzen inkoopt. Het verschil tussen de oude boekwaarde en de betaalde vergoeding wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening onder resultaat uit financiële transacties. Een eventuele latere wederverkoop wordt beschouwd als een nieuwe uitgifte.
De groep securitiseert diverse particuliere en zakelijke financiële activa. Dit proces vereist in het algemeen de verkoop van deze activa aan een special purpose entity (SPE), die in ruil daarvoor effecten uitgeeft aan beleggers. De groep zal mogelijk een belang in gesecuritiseerde activa behouden in de vorm van ‘senior’ of achtergestelde tranches, afgegeven garanties, rentegedeeltes van gestripte obligaties of overige resterende belangen, hierna gezamenlijk te noemen de ‘aanhoudende betrokkenheid’. In veel gevallen houdt deze aanhoudende betrokkenheid zeggenschap in, en wel in die mate dat de special purpose entity wordt geconsolideerd en de gesecuritiseerde activa in de geconsolideerde balans blijven opgenomen.
WaarderingAlle voor handelsdoeleinden aangehouden instrumenten en financiële activa en verplichtingen die zijn aangewezen als tegen reële waarde op te nemen posten, worden verwerkt tegen reële waarde, waarbij de transactiekosten met betrekking tot de aankoop, alsmede veranderingen in de reële waarde direct ten laste van de winst- en verliesrekening worden gebracht. In de waardering van tegen reële waarde aangehouden verplichtingen wordt het effect van wijzigingen de eigen kredietwaardigheid meegenomen.
Alle derivaten worden in de balans opgenomen tegen reële waarde, terwijl veranderingen in de reële waarde in de winst- en verliesrekening worden verwerkt, behalve wanneer derivaten zijn aangewezen als kasstroomhedge of netto-investeringshedge (zie paragraaf over hedging).
Activa beschikbaar voor verkoop worden tegen reële waarde opgenomen, terwijl niet-gerealiseerde winsten en verliezen, na aftrek van belastingen, direct ten gunste of ten laste van het eigen vermogen worden gebracht. Agio’s, disagio’s en hiervoor in aanmerking komende transactiekosten van rentedragende, voor verkoop beschikbare activa worden geamortiseerd ten laste of ten gunste van de winst- en verliesrekening op basis van de effectieve-rentevoet. Indien voor verkoop beschikbare activa worden verkocht, worden geïncasseerd of een bijzondere waardevermindering ondergaan, wordt de cumulatieve winst of het cumulatieve verlies overgeboekt van het eigen vermogen naar het resultaat uit financiële transacties in de winst- en verliesrekening.
De eerste waardering van alle overige financiële activa en verplichtingen geschiedt tegen kostprijs, met inbegrip van direct toerekenbare marginale transactiekosten. Daarna worden zij gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs met gebruikmaking van de effectieve-rentemethode. Door toepassing van deze methode worden agio’s en disagio’s, inclusief daarvoor in aanmerking komende transactiekosten, opgenomen in de boekwaarde van het desdesbetreffen instrument en geamortiseerd op basis van de oorspronkelijke effectieve-rentevoet van het instrument gedurende de periode tot de einddatum of de verwachte vervroegde aflossing.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
114
Reële waarden worden ontleend aan genoteerde marktprijzen in actieve liquide markten, mits deze beschikbaar zijn. Voor instrumenten waarvoor geen actieve liquide markt bestaat of genoteerde marktprijzen niet beschikbaar zijn, wordt gebruikgemaakt van recente markttransacties of wordt de reële waarde geschat aan de hand van een verscheidenheid van waarderingstechnieken – waaronder verwijzing naar soortgelijke instrumenten waarvoor wel marktprijzen beschikbaar zijn of waarderingsmodellen bestaan, zoals de contante-waardemethode of Black & Scholes. De groep verfijnt en wijzigt haar waarderingstechnieken al naargelang markten en producten zich ontwikkelen en de prijsbepaling voor individuele producten transparanter wordt.
Waarderingsmodellen worden vooraf gevalideerd door functionarissen die niet in eerste instantie bij de keuze of opstelling van de modellen betrokken zijn geweest. De in waarderingsmodellen gehanteerde gegevens zijn, indien mogelijk, waarneembare marktgerelateerde gegevens die afkomstig zijn uit betrouwbare externe bronnen. Niet-waarneembare gegevens worden geschat door middel van een combinatie van schattingen van het management, historische gegevens, marktusances en benchmarking met andere relevante waarneembare marktgegevens.
Indien geen betrouwbare gegevens die van significant belang zijn voor de waardering van een nieuwe transactie uit externe bronnen verkrijgbaar zijn, wordt de transactie bij eerste opname gewaardeerd tegen de transactieprijs. Het verschil tussen de transactieprijs en de berekende interne waarde op basis van een model bij het aangaan van de transactie, wordt gereserveerd en op bepaalde momenten gedurende de looptijd van het instrument (rekening houdend met de mogelijkheid om betrouwbare externe gegevens te verkrijgen, met tijdsverloop en met het gebruik van contratransacties) toegerekend ten gunste van het resultaat. Latere reële-waardeveranderingen die uit het waarderingsmodel volgen, worden verantwoord in de winst- en verliesrekening.
Reële waarden worden aangepast voor bekende tekortkomingen en onzekerheden van de waarderingsmodellen of voor de kredietkwaliteit van het instrument of de tegenpartij.
Professionele effectentransactiesInleen- en uitleentransacties van effecten worden in het algemeen aangegaan op basis van onderpand, waarbij doorgaans effecten worden verstrekt of ontvangen als onderpand. De overdracht van de effecten zelf komt niet tot uitdrukking in de balans, tenzij de risico’s en voordelen als rechthebbende ook worden overgedragen. Indien onderpand wordt verstrekt of ontvangen, worden de inleen- en uitleenactiviteiten van effecten verwerkt tegen het betaalde bedrag (onder kredieten en vorderingen) of het ontvangen bedrag (onder verplichtingen bankiers of verplichtingen private en publieke sector). De marktwaarde van geleende en uitgeleende effecten wordt dagelijks bewaakt. Het onderpandniveau wordt aangepast in overeenstemming met de onderliggende transacties. Ontvangen of betaalde vergoedingen en rente worden opgenomen als rentebaten of -lasten op basis van effectieve rente.
Repotransacties betreffen de aankoop (verkoop) van beleggingen waarbij wordt overeengekomen dat nagenoeg identieke beleggingen op een bepaalde datum in de toekomst weer worden verkocht (teruggekocht) tegen een vastgestelde prijs. Gekochte beleggingen onder de verplichting deze in de toekomst weer te verkopen, worden niet opgenomen. De betaalde bedragen worden opgenomen onder hetzij kredieten en vorderingen bankiers hetzij kredieten en vorderingen private en publieke sector. De vorderingen worden gepresenteerd met de onderliggende effecten als onderpand. Verkochte beleggingen in het kader van repotransacties blijven opgenomen in de balans. De opbrengst uit de verkoop van de beleggingen wordt opgenomen onder hetzij verplichtingen bankiers hetzij verplichtingen private en publieke sector. Het verschil tussen het verkoop- en terugkoopbedrag wordt opgenomen onder rentebaten of rentelasten gedurende de transactieperiode.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
115
Saldering en zakelijke zekerhedenDe groep sluit waar mogelijk met tegenpartijen raamwerkovereenkomsten voor netting en bedingt in voorkomende gevallen zakelijke zekerheden. Indien de groep hetzij de wettelijke hetzij de contractuele bevoegdheid en tevens het voornemen heeft financiële activa en verplichtingen gesaldeerd of gelijktijdig af te wikkelen, worden deze gesaldeerd en wordt het saldo in de balans opgenomen. Vanwege tijdsverschillen in feitelijke kasstromen worden derivaten met een positieve reële waarde over het algemeen niet gesaldeerd met derivaten met een negatieve reële waarde, zelfs als zij bij dezelfde tegenpartij worden aangehouden.
Hedge accountingDe groep maakt gebruik van afgeleide instrumenten voor het beheer van posities die blootstaan aan rente-, valuta- en kredietrisico’s, met inbegrip van posities die voortvloeien uit toekomstige transacties. De groep past reële-waardehedges, kasstroomhedges of netto-investeringshedges toe voor transacties die daarvoor in aanmerking komen en bij het aangaan van de hedgerelatie als zodanig worden gedocumenteerd.
Een afgedekte positie kan zijn een actief, een verplichting, een zeer waarschijnlijke toekomstige transactie of een netto-investering in een buitenlandse entiteit (a) waarmee de entiteit wordt blootgesteld aan het risico van veranderingen in de reële waarde of toekomstige kasstromen en (b) die wordt aangemerkt als afgedekte positie. Het afgedekte risico betreft met name rente- of valutabewegingen. Met het oog op het beheer van het kredietrisico maakt de groep ook gebruik van kredietrisicoderivaten (ook wel aangeduid als ‘credit default swaps’). Voor deze derivaten wordt in het algemeen geen hedge accounting toegepast.
De groep beoordeelt formeel, zowel bij het aangaan van de hedgerelatie als gedurende de looptijd daarvan, of de derivaten waarvan gebruik is gemaakt ten behoeve van hedgetransacties zeer effectief zijn geweest voor het opvangen van veranderingen in de reële waarde of kasstromen van de afgedekte positie. Hiertoe beoordeelt en bepaalt de groep of veranderingen in de reële waarde of de kasstromen van de afgedekte positie worden gecompenseerd door veranderingen in de reële waarde of kasstromen van het hedge-instrument.
Het ineffectieve deel van een hedgerelatie is de mate waarin in een reële-waardehedge de veranderingen in de reële waarde van het derivaat verschillen van de veranderingen in de reële waarde van de afgedekte positie in een reële-waardehedge of de mate waarin in een kasstroomhedge veranderingen in de reële waarde van het derivaat uitstijgen boven de reële-waardeverandering van de verwachte kasstroom. Ineffectieve delen van hedgerelaties en winsten en verliezen op componenten van een derivaat die bij de beoordeling van de effectiviteit van de hedgetransactie buiten beschouwing worden gelaten, worden direct in het resultaat verwerkt.
De groep beëindigt hedge accounting indien de hedgerelatie niet langer effectief is of niet langer verwacht wordt dat deze effectief zal blijven of indien het derivaat of de afgedekte positie wordt verkocht of anderszins wordt beëindigd.
Reële-waardehedgesWanneer een afgeleid financieel instrument dient ter afdekking van veranderingen in de reële waarde van opgenomen of toegezegde activa of verplichtingen, wordt de boekwaarde van de afgedekte post aangepast voor het afgedekte risico. Winsten of verliezen bij herwaardering van zowel het hedge-instrument als de afgedekte post worden opgenomen in de winst- en verliesrekening, doorgaans onder resultaat uit financiële transacties.
Wanneer een reële-waardehedge van het renterisico wordt beëindigd, wordt een eventuele aanpassing van de reële waarde naar de boekwaarde van het afgedekte actief of de afgedekte verplichting geamortiseerd in de winst- en verliesrekening gedurende de oorspronkelijke hedgeperiode of, in geval van verkoop, afwikkeling of bijzondere waardevermindering van de afgedekte post, direct ten gunste of ten laste van de winst- en verliesrekening gebracht.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
116
KasstroomhedgesWanneer een afgeleid financieel instrument dient ter afdekking van de variabiliteit van de kasstromen uit opgenomen activa of verplichtingen of verwachte transacties, wordt het effectieve deel van de winst of het verlies als gevolg van de herwaardering van het hedge-instrument direct opgenomen in het eigen vermogen. Indien een hedge-instrument of hedgerelatie ter afdekking van kasstromen wordt beëindigd, maar de afgedekte transactie naar verwachting nog steeds zal plaatsvinden, blijft de cumulatieve winst of het cumulatieve verlies opgenomen in het eigen vermogen.
In het eigen vermogen verwerkte cumulatieve winst of cumulatief verlies wordt overgeboekt naar de winst- en verliesrekening op het moment dat de afgedekte transactie het nettoresultaat beïnvloedt en wordt gepresenteerd op dezelfde regel als de afgedekte transactie. In het uitzonderlijke geval dat de afgedekte transactie naar verwachting niet langer zal plaatsvinden, wordt de cumulatieve winst of het cumulatief verlies dat is opgenomen in het eigen vermogen, direct overgeboekt naar de winst- en verliesrekening.
Afdekking van netto-investering in buitenlandse entiteitenDe groep maakt gebruik van in vreemde valuta luidende derivaten en kredieten om diverse netto-investeringen in buitenlandse entiteiten af te dekken. Voor deze netto-investeringshedges worden valutaomrekenverschillen bij conversie van deze instrumenten in euro’s, voor zover er sprake is van een effectieve hedgerelatie, direct in het eigen vermogen opgenomen onder reserve valutaomrekenverschillen. De in het eigen vermogen opgenomen cumulatieve winsten of verliezen worden bij verkoop van de buitenlandse entiteit ten gunste of laste van het resultaat gebracht.
Bijzondere waardeverminderingen van financiële activaDe groep beoordeelt op elke balansdatum of er objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardevermindering van een financieel actief of een groep financiële activa. Een financieel actief of een groep financiële activa heeft een bijzondere waardevermindering ondergaan indien er objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardevermindering als gevolg van een of meer gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de eerste opname van het actief en vóór de balansdatum (een ‘tot verlies leidende gebeurtenis’) en een dergelijke gebeurtenis een nadelig effect heeft op de geschatte toekomstige kasstromen uit het financieel actief of de groep financiële activa.
Kredieten en vorderingenAanwijzingen voor een bijzondere waardevermindering van een krediet worden verkregen via het kredietrevisieproces van de groep. Dit omvat het volgen van de betalingen door klanten en het uitvoeren van kredietbeoordelingen ten minste elke zes of twaalf maanden, afhankelijk van de kredietwaardigheid van de debiteur.
De groep beoordeelt eerst of er objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardevermindering van kredieten (met inbegrip van eventuele daaraan gerelateerde faciliteiten en garanties) die ieder afzonderlijk significant zijn, en doet dit individueel of collectief voor kredieten die afzonderlijk niet significant zijn. Indien de groep vaststelt dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardevermindering van een individueel beoordeeld krediet, wordt dit actief toegevoegd aan een kredietportefeuille met vergelijkbare kenmerken qua kredietrisico, waarna deze groep collectief wordt beoordeeld op bijzondere waardevermindering. Kredieten waarvoor individueel wordt bepaald dat er sprake is van bijzondere waardevermindering, worden niet betrokken bij een collectieve beoordeling van bijzondere waardevermindering.
Aanwijzingen dat er sprake is van een meetbare afname van geschatte toekomstige kasstromen uit een kredietportefeuille, hoewel de afname nog niet kan worden vastgesteld bij individuele kredieten in de portefeuille, zijn onder meer nadelige veranderingen in de betalingsstatus van kredietnemers in de portefeuille en nationale of lokale economische omstandigheden die samenhangen met wanbetalingen in de portefeuille.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
117
Het verlies uit hoofde van bijzondere waardevermindering wordt bepaald op het verschil tussen de boekwaarde van het krediet en de contante waarde van toekomstige kasstromen, gedisconteerd tegen de oorspronkelijke effectieve-rentevoet van het krediet. Het verlies wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening onder bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico.
Bij de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief waarvoor zakelijke zekerheden zijn verstrekt, wordt rekening gehouden met de kasstromen die waarschijnlijk ontstaan bij uitwinning van de zekerheden, minus de kosten die gemaakt moeten worden om de zekerheden te verkrijgen en te verkopen.
Toekomstige kasstromen uit een kredietportefeuille die in zijn totaliteit op bijzondere waardevermindering wordt beoordeeld, worden geschat op basis van de contractuele kasstromen van de kredieten in de portefeuille en historische verliesgegevens voor kredieten met risicokenmerken die vergelijkbaar zijn met die van kredieten in de portefeuille. Historische verliesgegevens worden aangepast op basis van actuele waarneembare gegevens, zodat rekening wordt gehouden met actuele omstandigheden die geen rol speelden in de periode waarop de historische verliesgegevens betrekking hebben en de effecten worden geëlimineerd van omstandigheden in de historische periode die thans niet actueel zijn.
De methodologie en veronderstellingen waarvan bij het schatten van toekomstige kasstromen gebruik is gemaakt, worden regelmatig geëvalueerd om verschillen tussen geschatte verliezen en daadwerkelijk opgetreden verliezen te verminderen. Het effect van veranderingen in schattingen en van ontvangsten op reeds afgeboekte vorderingen wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening onder bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico.
Rentebaten na bijzondere waardevermindering worden opgenomen op basis van de oorspronkelijke effectieve-rentevoet. Wanneer een krediet geacht wordt niet langer inbaar te zijn, wordt het afgeboekt van de desdesbetreffen voorziening voor bijzondere waardevermindering kredieten. Afboeking van dergelijke kredieten vindt plaats nadat alle vereiste procedures zijn afgerond en het bedrag van het verlies is vastgesteld. Bedragen die na afboeking alsnog worden geïnd, worden ten gunste van de winst- en verliesrekening gebracht onder bijzondere waardevermindering kredieten en overige voorzieningen voor kredietrisico. Activa die in het kader van een afwikkelingsprocedure worden verkregen in ruil voor kredieten, worden opgenomen in de balans als verkoop van het krediet en verkrijging van een nieuw actief dat bij eerste opname tegen reële waarde wordt verwerkt.
Herstructurering van kredieten ABN AMRO probeert, indien mogelijk, kredieten te herstructureren in plaats van zekerheden uit te winnen. Dit kan onder meer door de aflossingsregeling te verlengen en nieuwe kredietvoorwaarden overeen te komen. Zodra nieuwe voorwaarden zijn afgesproken, wordt het krediet niet langer als achterstallig aangemerkt. Het management toetst geherstructureerde kredieten voortdurend om te waarborgen dat aan alle vereisten wordt voldaan en dat toekomstige betalingen naar alle waarschijnlijkheid zullen worden verricht. De kredieten worden zowel individueel als collectief beoordeeld op bijzondere waardevermindering. De berekening wordt uitgevoerd op basis van de oorspronkelijke effectieve rentevoet.
Overige financiële activaOm te beoordelen of zich een bijzondere waardevermindering van voor verkoop beschikbare eigen-vermogeninstrumenten heeft voorgedaan, wordt een significante of langdurige daling van de reële waarde tot onder de verkrijgingsprijs eveneens in aanmerking genomen. Indien hiervoor aanwijzingen zijn, wordt het cumulatieve nettoverlies dat eerder direct ten laste van het eigen vermogen is gebracht, overgeboekt van het eigen vermogen naar resultaat uit financiële transacties in de winst- en verliesrekening.
Tot einde looptijd aangehouden en voor verkoop beschikbare schuldbewijzen worden op individuele basis beoordeeld en eventuele bijzondere waardeverminderingen worden individueel bepaald.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
118
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelenEigen gebruikOnroerende zaken en bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd tegen historische kostprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen en eventuele bijzondere waardeverminderingen.
Als onroerende zaken en bedrijfsmiddelen zijn samengesteld uit meerdere grotere componenten met een verschillende gebruiksduur, worden deze componenten elk afzonderlijk verwerkt. Toevoegingen en uitgaven (inclusief lopende rente) na eerste verwerking worden uitsluitend geactiveerd voor zover zij naar verwachting de toekomstige economische voordelen van het actief doen toenemen. Uitgaven ter vervanging van componenten worden afzonderlijk geactiveerd en de vervangen component wordt afgewaardeerd. Overige uitgaven na eerste opname worden uitsluitend geactiveerd indien zij de toekomstige economische voordelen van de desdesbetreffen onroerende zaken en bedrijfsmiddelen doen toenemen. Alle overige uitgaven, met inbegrip van onderhoud, worden als last in de winst- en verliesrekening opgenomen op het moment dat zij worden gedaan.
Wanneer onroerende zaken en bedrijfsmiddelen buiten gebruik worden gesteld of worden afgestoten, wordt het verschil tussen de boekwaarde en de verkoopopbrengst minus kosten opgenomen onder overige operationele baten.
Afschrijvingen worden lineair ten laste van de winst- en verliesrekening gebracht gedurende de geschatte gebruiksduur van onroerende zaken en bedrijfsmiddelen en van belangrijke componenten die afzonderlijk worden verwerkt. De groep hanteert in het algemeen de volgende geschatte gebruiksduur:• Terreinen geen afschrijving• Gebouwen 25 – 50 jaar• Bedrijfsmiddelen 5 – 12 jaar• Computerapparatuur 2 – 5 jaar
Om rekening te houden met eventuele wijzigingen in omstandigheden, worden afschrijvingspercentages en restwaarden minstens één keer per jaar getoetst. Bij de afschrijving van geactiveerde verbeteringen aan huurobjecten wordt rekening gehouden met de looptijd en de verlengingsvoorwaarden van de desdesbetreffen huurovereenkomst.
LeasingAls lessee: het merendeel van de door de groep aangegane leaseovereenkomsten betreft operationele leases (waaronder tevens begrepen de huur van vastgoed). De totale leasebetalingen uit hoofde van operationele leases worden lineair ten laste van het resultaat gebracht gedurende de leaseperiode. Ontvangen vergoedingen worden opgenomen in de winst- en verliesrekening als integraal onderdeel van de totale leaselasten. Wanneer vaststaat dat een operationele lease vóór het einde van de leaseperiode zal worden beëindigd of geannuleerd, worden de eventueel verschuldigde boetebetalingen of, indien lager, de verschuldigde resterende termijnen (onder aftrek van opbrengsten uit onderverhuur) als last opgenomen zodra het leaseobject vrijkomt.
Als lessor: activa die uit hoofde van een operationele-leaseovereenkomst in lease zijn gegeven, worden opgenomen onder onroerende zaken en bedrijfsmiddelen. Het actief wordt lineair afgeschreven over de gebruiksduur tot de geschatte restwaarde. Leaseovereenkomsten waarbij de groep vrijwel alle aan het eigendom verbonden risico’s en voordelen overdraagt aan de lessee, worden aangemerkt als financiële leases. De balanswaarde van een leasevordering is gelijk aan de contante waarde van de leasebetalingen, berekend op basis van de impliciete rentevoet van de leaseovereenkomst en met inbegrip van een eventuele gegarandeerde restwaarde. Financiële-leasevorderingen worden opgenomen onder kredieten en vorderingen private en publieke sector.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
119
Immateriële activaGoodwillGoodwill wordt geactiveerd. Dit betreft het positieve verschil tussen de verkrijgingsprijs en de reële waarde van het aandeel van de groep in het saldo van identificeerbare activa en verplichtingen van de overgenomen entiteit op de overnamedatum. Voor de berekening van goodwill worden de reële waarden van de verworven activa, verplichtingen en voorwaardelijke schulden bepaald aan de hand van de marktwaarden daarvan of door discontering van de verwachte toekomstige kasstromen. Als de beoordeelde reële waarde van verworven activa en verplichtingen per de verkrijgingsdatum wordt opgenomen op basis van voorlopige bedragen, wordt een eventuele verandering in de beoordeelde reële waarde van verworven activa en verplichtingen die binnen één jaar na de verkrijgingsdatum wordt vastgesteld, gecorrigeerd op de goodwill. Eventuele afwijkingen die na het verstrijken van een periode van één jaar worden vastgesteld, worden verwerkt in de winst- en verliesrekening.
Goodwill die ontstaat bij de acquisitie van deelnemingen met invloed, wordt opgenomen in de boekwaarde van die deelneming.
Winsten en verliezen bij de verkoop van een entiteit, met inbegrip van deelnemingen met invloed, worden bepaald op het verschil tussen de verkoopopbrengst en de boekwaarde van de desdesbetreffen entiteit, inclusief de daarmee verbonden goodwill en eventuele valutaomrekenverschillen die zijn opgenomen in het eigen vermogen.
SoftwareKosten die direct verband houden met identificeerbare softwareproducten waarover de groep de beschikkingsmacht heeft en waarmee waarschijnlijk in de toekomst economische voordelen zullen worden gegenereerd die hoger zijn dan deze kosten, worden geactiveerd als immateriële activa en gewaardeerd tegen historische kostprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen en eventuele bijzondere waardeverminderingen. Uitgaven die de gebruiksmogelijkheden of -duur van computersoftware vergroten of verlengen ten opzichte van de oorspronkelijke specificatie, worden beschouwd als investering en toegevoegd aan de oorspronkelijke historische kostprijs van de software. Software wordt afgeschreven over een periode van drie tot zeven jaar.
Kosten in verband met het onderhoud van computersoftware worden als last opgenomen in de periode waarin ze worden gemaakt.
Overige immateriële activaOverige door de groep verworven immateriële activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs verminderd met cumulatieve amortisatie en bijzondere waardeverminderingsverliezen. De overige immateriële activa bestaan uit afzonderlijk identificeerbare posten die voortvloeien uit de overname van dochtermaatschappijen, zoals klantrelaties, en uit bepaalde verworven handelsmerken en soortgelijke activa. De amortisatie geschiedt lineair ten laste van de winst- en verliesrekening gedurende de geschatte gebruiksduur van het immaterieel actief.
Bijzondere waardevermindering van onroerende zaken en bedrijfsmiddelen en immateriële activaOnroerende zaken en bedrijfsmiddelen en immateriële activa worden per iedere balansdatum of vaker beoordeeld om te bepalen of er aanwijzingen bestaan voor bijzondere waardevermindering. Indien er sprake is van een dergelijke aanwijzing, worden de activa getoetst op bijzondere waardevermindering. Ongeacht of er eventueel aanwijzingen zijn voor een mogelijke bijzondere waardevermindering, zal de boekwaarde van goodwill minstens één keer per jaar aan een gedetailleerde waardeverminderingstoets worden onderworpen.
Er wordt een bijzonder waardeverminderingsverlies opgenomen wanneer de boekwaarde van een actief dat kasstromen genereert die in hoge mate onafhankelijk zijn, of de boekwaarde van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort, hoger is dan de realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde van een
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
120
actief is gelijk aan de opbrengstwaarde, of de bedrijfswaarde indien deze hoger is. Bij het berekenen van de bedrijfswaarde wordt de contante waarde van de geschatte toekomstige kasstromen berekend met behulp van een disconteringsvoet vóór belasting die een afspiegeling is van zowel actuele markttarieven als van de specifieke risico’s met betrekking tot het actief. Voor het toetsen van bijzondere waardevermindering, met name van goodwill, vormen kasstroomgenererende eenheden het laagste niveau waarop het management het rendement op investeringen in activa bewaakt.
Bijzondere waardeverminderingsverliezen worden opgenomen in de winst- en verliesrekening als onderdeel van afschrijvingen. Bijzondere waardeverminderingsverliezen met betrekking tot goodwill kunnen niet worden teruggenomen. Overige bijzondere waardeverminderingsverliezen worden uitsluitend teruggenomen voor zover de boekwaarde van het actief niet hoger is dan de boekwaarde die zou zijn bepaald indien er voorheen geen bijzonder waardeverminderingsverlies was opgenomen.
Pensioen en andere regelingen na pensioneringVoor de medewerkers in Nederland en voor de meeste medewerkers in het buitenland zijn pensioen- of andere oudedagsregelingen getroffen in overeenstemming met de in die landen bestaande voorschriften en usances. Deze regelingen zijn grotendeels bij afzonderlijke pensioenfondsen of bij derden ondergebracht en betreffen zowel ‘defined contribution plans’ als ‘defined benefit plans’.
Toegezegde-bijdrageregelingen (defined contribution plans)De verschuldigde premies voor pensioenregelingen op grond van het beschikbare-premiestelsel (toegezegde-bijdrageregelingen ofwel ‘defined contribution plans’) komen rechtstreeks ten laste van het resultaat over het jaar waarop zij betrekking hebben.
Toegezegd-pensioenregelingen (defined benefit plans)De nettoverplichtingen voor pensioenregelingen op grond van het salaris- / dienstjarensysteem (toegezegd-pensioenregelingen ofwel ‘defined benefit plans’) worden beschouwd als eigen verplichtingen van de groep, ongeacht of de uitvoering is ondergebracht bij een pensioenfonds of op een andere wijze plaatsvindt. De nettoverplichting van elke pensioenregeling wordt bepaald op het verschil tussen de uitkeringsverplichtingen en de pensioenbeleggingen. De pensioenverplichtingen voor defined benefit plans worden berekend in overeenstemming met de ‘projected unit credit method of actuarial cost allocation’. Volgens deze methode wordt de contante waarde van de pensioenverplichtingen bepaald op basis van het aantal actieve dienstjaren tot aan de balansdatum en het geraamde salaris van de medewerkers per de verwachte pensioneringsdatum, waarbij als disconteringsvoet de marktrente op kwalitatief hoogwaardige bedrijfsobligaties wordt gehanteerd. De pensioenbeleggingen worden opgenomen tegen de reële waarde.
De pensioenlasten voor het boekjaar worden aan het begin van het jaar vastgesteld op basis van de verwachte service- en rentekosten, het verwachte rendement op de pensioenbeleggingen en het effect van pensioenoverdrachten of wijzigingen in de pensioenregeling die zich eventueel gedurende de verslagperiode voordoen. Verschillen tussen het verwachte rendement en het gerealiseerde rendement op de pensioenbeleggingen, alsmede actuariële winsten en verliezen, worden uitsluitend als baten of lasten opgenomen indien de netto cumulatieve, niet-opgenomen actuariële winsten en verliezen aan het einde van het voorgaande boekjaar groter zijn dan 10% van de verplichtingen uit hoofde van de pensioenregeling of, indien hoger, de reële waarde van de daaraan gerelateerde pensioenbeleggingen. Het gedeelte boven 10% wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening over de verwachte resterende dienstjaren van de medewerkers die deelnemen aan de pensioenregelingen. Verschillen tussen de aldus bepaalde pensioenlasten en de af te dragen premies worden als voorzieningen dan wel vooruitbetaalde bedragen verantwoord. Verplichtingen uit hoofde van vervroegde uittreding van medewerkers (VUT) worden als pensioenverplichtingen aangemerkt.
Wanneer de aanspraken uit hoofde van een pensioenregeling worden verbeterd, wordt het gedeelte van de verbeterde pensioenaanspraken dat betrekking heeft op de verstreken dienstjaren van medewerkers lineair
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
121
als last in de winst- en verliesrekening opgenomen gedurende de gemiddelde periode totdat de pensioenaanspraken onvoorwaardelijk worden. Voor zover de aanspraken direct onvoorwaardelijk worden, worden de kosten van verstreken diensttijd onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Andere regelingen na pensioneringDe nettoverplichting van de groep uit hoofde van regelingen op lange termijn en de bijdrage in de ziektekostenverzekering na pensionering betreft het bedrag van de toekomstige bijdrage die medewerkers hebben verdiend in ruil voor hun diensten in de verslagperiode en voorgaande perioden. De verplichting wordt berekend met behulp van de ‘projected unit credit’-methode en wordt vervolgens contant gemaakt, waarna de reële waarde van eventuele gerelateerde beleggingen in mindering wordt gebracht.
Op aandelen gebaseerde betalingenDe vergoeding voor diensten van bepaalde medewerkers vindt plaats in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen die zowel in aandelen als contant kunnen worden afgewikkeld. De kosten van de ontvangen diensten worden bepaald op basis van de reële waarde van de toegekende aandelen of aandelenopties per de toekenningsdatum. De kosten met betrekking tot de toegekende aandelen of aandelenopties worden opgenomen in de winst- en verliesrekening gedurende de periode dat de diensten van de medewerkers worden ontvangen. Deze periode is gelijk aan de wachtperiode voor onvoorwaardelijke toezegging van de aandelen of aandelenopties. Bij op aandelen gebaseerde vergoedingen wordt het daarmee corresponderende bedrag ten gunste van het eigen vermogen gebracht; bij op contanten gebaseerde vergoedingen wordt het corresponderende bedrag onder verplichtingen opgenomen. Bij in contanten af te wikkelen regelingen wordt de reële waarde voor elke verslagperiode bepaald en worden veranderingen in de reële waarde opgenomen in de winst- en verliesrekening. Daarnaast verwerkt de groep in de winst- en verliesrekening de gevolgen van wijzigingen die de totale reële waarde van op aandelen gebaseerde beloningsregelingen doet toenemen of die anderszins voordelig zijn voor medewerkers.
Voor de bepaling van de reële waarde van de toegekende opties wordt gebruikgemaakt van optiewaarderingsmodellen, waarbij de uitoefenprijs van de optie, de huidige aandelenkoers, de risicovrije rente, de volatiliteit van de koers van het aandeel ABN AMRO gedurende de looptijd van de optie en de toekenningsvoorwaarden in aanmerking worden genomen. Met niet-marktgerelateerde voorwaarden voor onvoorwaardelijke toezegging wordt rekening gehouden door het aantal aandelen of aandelenopties op basis waarvan de kosten van door medewerkers verleende diensten zijn bepaald, aan te passen, zodat het cumulatief in de winst- en verliesrekening opgenomen bedrag het aantal aandelen of aandelenopties weergeeft dat uiteindelijk onvoorwaardelijk wordt. Als voorwaarden voor onvoorwaardelijke toezegging marktgerelateerd zijn, worden deze volledig meegenomen in de reële waarde die bij eerste opname wordt bepaald op de toekenningsdatum. Dit houdt in dat de kosten van de ontvangen diensten worden opgenomen, ongeacht of aan de marktgerelateerde voorwaarde voor onvoorwaardelijke toezegging is voldaan, mits aan de niet-marktgerelateerde voorwaarden voor onvoorwaardelijke toezegging is voldaan.
In geval van intrekking of afwikkeling van toegekende aandelen of aandelenopties gedurende de wachtperiode voor onvoorwaardelijke toezegging wordt het bedrag dat anders gedurende de resterende wachtperiode zou worden opgenomen, onmiddellijk verwerkt in de winst- en verliesrekening. Alle betalingen die bij intrekking of afwikkeling van toegekende aandelen of aandelenopties aan medewerkers worden verricht, worden bij vergoedingen die in de vorm van aandelen kunnen worden afgewikkeld ten laste van het eigen vermogen gebracht en bij vergoeding die in contanten kunnen worden afgewikkeld ten laste van de verplichtingen.
VoorzieningenDe groep treft een voorziening wanneer ze een in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft als gevolg van een gebeurtenis in het verleden, het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen nodig is en een betrouwbare schatting van de verplichting kan worden gemaakt. Indien het tijdswaarde-effect van materiële betekenis is, worden voorzieningen bepaald door de toekomstige
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
122
kasstromen contant te maken tegen een disconteringsvoet vóór belasting waarin de actuele markttarieven tot uitdrukking komen, alsmede, voor zover van toepassing, de risico’s die specifiek zijn voor de verplichting.
Een voorziening voor herstructurering wordt opgenomen indien er een verplichting bestaat. Dit is het geval wanneer de groep een gedetailleerd plan heeft goedgekeurd en bij de bij het plan betrokken partijen een gefundeerde verwachting heeft gewekt door met de uitvoering van het plan een aanvang te maken of de belangrijkste kenmerken van het plan bekend te maken. Er wordt geen voorziening getroffen voor toekomstige bedrijfslasten.
Voorzieningen voor verzekeringsrisico’s worden bepaald aan de hand van actuariële methoden, waarbij gebruik wordt gemaakt van statistische gegevens, rentetarieven en verwachtingen ten aanzien van afwikkelingskosten.
Overige verplichtingenVerplichtingen jegens polishouders, waarvan het rendement afhankelijk is van het rendement op in de balans opgenomen unit-linked beleggingen, worden opgenomen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening.
BelastingenDe verschuldigde belastingen worden als last opgenomen in de periode waarin de winsten ontstaan, op basis van de geldende belastingwetgeving in het desdesbetreffen rechtsgebied. Het toekomstig fiscaal voordeel van voorwaarts verrekenbare verliezen wordt opgenomen als een actief wanneer het waarschijnlijk is dat er in de toekomst belastbare winsten beschikbaar zullen zijn waarmee deze verliezen kunnen worden verrekend.
Latente belastingverplichtingen worden opgenomen voor belastbare tijdelijke verschillen. Dit betreft verschillen tussen de boekwaarde van activa en passiva ten behoeve van de financiële verslaggeving en de fiscale boekwaarde daarvan. De belangrijkste tijdelijke verschillen vloeien voort uit de herwaardering van bepaalde financiële activa en verplichtingen waaronder derivatencontracten, bijzondere waardeverminderingen van kredieten, voorzieningen voor pensioenen en fusies en overnames. Voor de volgende verschillen wordt geen voorziening getroffen: de eerste opname van activa of verplichtingen die noch de commerciële noch de fiscale winst beïnvloeden, en verschillen die verband houden met investeringen in dochtermaatschappijen en deelnemingen met invloed voor zover zij in de voorzienbare toekomst waarschijnlijk niet zullen worden teruggenomen en de groep invloed heeft op het tijdstip van dergelijke terugnemingen. Het bedrag van de latente belastingen is gebaseerd op de wijze waarop de boekwaarde van de activa en passiva naar verwachting zal worden gerealiseerd of afgewikkeld, waarbij gebruik wordt gemaakt van de belastingtarieven die zijn vastgesteld op balansdatum, dan wel waartoe materieel reeds op balansdatum is besloten. Er wordt uitsluitend een latente belastingvordering opgenomen voor zover het waarschijnlijk is dat er in de toekomst belastbare winsten beschikbaar zullen zijn die voor de realisatie van de vordering kunnen worden aangewend.
Latente en niet-latente belastingvorderingen en -verplichtingen worden uitsluitend gesaldeerd als zij binnen dezelfde fiscale eenheid ontstaan en zowel de wettelijke bevoegdheid als het voornemen bestaat om de vorderingen en verplichtingen gesaldeerd af te wikkelen of gelijktijdig te realiseren.
Uitgegeven schuldbewijzen en eigen-vermogeninstrumentenUitgegeven schuldbewijzen worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs met gebruik van de effectieve-rentemethode, tenzij de schuldbewijzen een hybride/gestructureerd karakter hebben en worden aangemerkt als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
123
Uitgegeven financiële instrumenten of hun componenten worden gerubriceerd als verplichtingen indien de groep volgens contractuele bepalingen in overwegende mate een verplichting heeft om geldmiddelen of een ander financieel actief te leveren of om aan de verplichting te voldoen op een andere wijze dan door de ruil van een vast aantal aandelen. Preferente aandelen waarop dividend niet kan worden gepasseerd of die op een bepaalde datum of naar keuze van de aandeelhouder aflosbaar zijn, worden aangemerkt als verplichting. Het dividend en de vergoedingen op preferente aandelen die als verplichting zijn gerubriceerd, worden als rentelast opgenomen in de winst- en verliesrekening.
Uitgegeven financiële instrumenten of hun componenten worden gerubriceerd als eigen-vermogeninstrumenten indien zij niet als verplichting kunnen worden aangemerkt en een restbelang in de activa van de groep vertegenwoordigen. Preferent aandelenkapitaal wordt als eigen vermogen gerubriceerd indien het niet aflosbaar is en eventuele dividenduitkeringen kunnen worden gepasseerd. Als uitgegeven financiële instrumenten zowel een vreemd-vermogencomponent als een eigen-vermogencomponent bevatten, worden deze componenten afzonderlijk verwerkt. De eigen-vermogencomponent wordt alsdan opgenomen tegen het bedrag dat overblijft nadat op de initiële waarde van het instrument de reële waarde van de vreemd-vermogencomponent in mindering is gebracht.
Dividend op gewone aandelen en preferente aandelen die worden aangemerkt als eigen vermogen, wordt als een uitkering van het eigen vermogen opgenomen in de periode waarin het door de aandeelhouders wordt goedgekeurd.
AandelenkapitaalMarginale externe kosten die direct zijn toe te rekenen aan de uitgifte van nieuwe aandelen worden, onder aftrek van daarop betrekking hebbende belastingen, in mindering gebracht op het eigen vermogen.
Bij inkoop van aandelenkapitaal dat als eigen vermogen in de balans is verwerkt, wordt het betaalde bedrag, met inbegrip van marginale direct toerekenbare kosten onder aftrek van belastingen, als mutatie in het eigen vermogen opgenomen. Ingekochte aandelen worden als zodanig gerubriceerd en in mindering gebracht op het totale eigen vermogen. Wanneer dergelijke aandelen later worden verkocht of opnieuw worden uitgegeven, wordt de ontvangen vergoeding toegevoegd aan het eigen vermogen.
Overige eigen-vermogencomponentenReserve valutaomrekenverschillenDe reserve valutaomrekenverschillen bevat alle valutaverschillen die voortvloeien uit de omrekening van de jaarrekeningen van buitenlandse entiteiten, na aftrek van het valutakoerseffect van de omrekening van schulden of valutaderivaten die worden aangehouden ter afdekking van de netto-investering van de groep. Deze valutakoersverschillen worden opgenomen in de winst- en verliesrekening wanneer het bedrijfsonderdeel geheel of gedeeltelijk wordt afgestoten.
Reserve kasstroomhedgesDe reserve kasstroomhedges bestaat uit het effectieve deel van de cumulatieve gesaldeerde veranderingen in de reële waarde van gebruikte instrumenten in het kader van kasstroomhedges, na aftrek van belastingen, voor afgedekte transacties die nog niet hebben plaatsgevonden.
Netto niet-gerealiseerde winsten en verliezen op financiële activa beschikbaar voor verkoopIn deze component worden winsten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa verwerkt, onder aftrek van belastingen. Indien de desdesbetreffen activa worden verkocht, afgewaardeerd of anderszins vervreemd, wordt het daarop betrekking hebbende cumulatieve resultaat dat in het eigen vermogen is verwerkt alsnog overgeboekt naar de winst- en verliesrekening.
De reserve kasstroomhedges en de reserve activa beschikbaar voor verkoop worden soms samen aangeduid als bijzondere componenten van het eigen vermogen.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
124
KasstroomoverzichtVoor wat betreft het kasstroomoverzicht worden onder liquide middelen verstaan de aanwezige kasmiddelen, direct opvraagbare tegoeden bij centrale banken en de per saldo aanwezige nostrotegoeden bij andere banken.
Het op de indirecte berekeningsmethode gebaseerde kasstroomoverzicht geeft inzicht in de herkomst van de liquide middelen die gedurende het jaar beschikbaar zijn gekomen en de wijze waarop de liquide middelen gedurende het jaar zijn aangewend. De kasstromen worden gesplitst naar operationele, investerings- en financieringsactiviteiten. Mutaties in kredieten en vorderingen en interbancaire deposito’s zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten. Investeringsactiviteiten omvatten aan- en verkopen en aflossingen inzake financiële beleggingen, alsmede de aan- en verkopen van dochtermaatschappijen en deelnemingen met invloed en van onroerende zaken en bedrijfsmiddelen. De uitgifte van aandelen en de opname en aflossing van lang vreemd vermogen worden als financieringsactiviteit aangemerkt. Mutaties uit hoofde van valutaomrekenverschillen worden, evenals de consolidatie-effecten bij de verwerving van deelnemingen, voor zover van materiële betekenis, uit de kasstromen geëlimineerd. Kasstromen uit beëindigde bedrijfsactiviteiten worden afzonderlijk vermeld in de periode waarin de bedrijfsactiviteit is aangemerkt als aangehouden voor verkoop.
Toekomstige veranderingen in grondslagenIFRIC-interpretatie 11 ‘Group & Treasury Share Transactions’, gepubliceerd in november 2006, is van toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 maart 2007. Deze interpretatie bevat nadere richtlijnen met betrekking tot de implementatie van IFRS 2 ‘Share-based Payment’. Toepassing van deze interpretatie heeft geen gevolgen voor de financiële positie of resultaten van de groep.
IFRIC-interpretatie 12 ‘Service Concession Arrangements’, gepubliceerd in november 2006, is van toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2008. Deze interpretatie bevat nadere richtlijnen voor de waardering en verwerking door concessiehouders van concessiecontracten bij publiek-private samenwerking. Toepassing van deze interpretatie heeft geen gevolgen voor de financiële positie of resultaten van de groep.
IFRIC-interpretatie 13 ‘Customer Loyalty Programmes’ is van toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 juli 2008. Deze interpretatie behandelt hoe bedrijven die hun klanten bij aankoop van producten of diensten waardepunten toekennen, hun verplichting administratief moeten verwerken om gratis of tegen korting goederen of diensten te verstrekken indien en wanneer de klanten hun punten inleveren. Toepassing van deze interpretatie zal geen gevolgen van betekenis hebben voor de financiële positie of resultaten van de groep.
IFRIC-interpretatie 14 van IAS 19 ‘The Limit of a Defined Benefit Asset, Minimum Funding Requirements and their Interaction’ behandelt de volgende drie onderwerpen:• hoe entiteiten de limiet moeten bepalen die door IAS 19 ‘Employee Benefits’ wordt gesteld aan de hoogte
van een surplus van een pensioenfonds dat zij als een actief kunnen opnemen;• hoe een minimaal vereiste dekkingsgraad die limiet kan beïnvloeden; en • wanneer een minimaal vereiste dekkingsgraad een aanvullende verplichting creëert die als een verplichting
moet worden opgenomen naast de verplichting die anderszins op grond van IAS 19 wordt opgenomen.
Deze interpretatie is van toepassing voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2008. Toepassing van deze interpretatie zal geen gevolgen van betekenis hebben voor de financiële positie of resultaten van de groep.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
125
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Rentebaten 29.829 25.417 21.793
Rentelasten 21.477 18.149 15.030
Rente 3 8.352 7.268 6.763 Provisiebaten 5.222 4.871 4.181
Provisielasten 947 822 749
Provisie 4 4.275 4.049 3.432 Handelsresultaat 5 1.276 2.849 2.514
Resultaat uit financiële transacties 6 1.548 794 1.183
Resultaat uit deelnemingen met invloed 19 271 241 245
Overige operationele baten 7 1.376 914 808
Baten van geconsolideerde private equity-belangen 41 3.836 5.313 3.637
Totaal operationele baten 20.934 21.428 18.582 Personeelskosten 8 7.581 6.608 5.884
Algemene en beheerskosten 9 6.168 5.713 4.679
Afschrijvingen 10 987 940 831
Kostprijs van geconsolideerde private equity-belangen 41 2.744 3.684 2.519
Operationele bedrijfslasten 17.480 16.945 13.913 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 18 1.704 1.411 614
Totaal lasten 19.184 18.356 14.527
Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.750 3.072 4.055
Belastingen 11 – 48 366 735
Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 1.798 2.706 3.320
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 45 8.177 2.074 1.123 Jaarwinst 9.975 4.780 4.443
Toe te rekenen aan:
Aandeelhouders moedermaatschappij 9.848 4.715 4.382
Derden 127 65 61
Winst per aandeel over het boekjaar, toe te rekenen aan
aandeelhouders moedermaatschappij (in euro’s) 12
Uit voortgezette bedrijfsactiviteiten
Nominaal 0,92 1,43 1,83
Na verwatering 0,92 1,42 1,83
Uit voortgezette en beëindigde bedrijfsactiviteiten
Nominaal 5,32 2,50 2,43
Na verwatering 5,32 2,49 2,42
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting. De toelichting op de geconsolideerde jaarrekening maakt deel uit van het bovenstaande overzicht.
Geconsolideerde winst- en verliesrekening over het jaar eindigend per 31 december
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
126
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 Activa
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 13 16.750 12.317
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 14 242.277 205.736
Financiële beleggingen 15 96.435 125.381
Kredieten en vorderingen bankiers 16 175.696 134.819
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 17 396.762 443.255
Deelnemingen met invloed 19 871 1.527
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 20 2.747 6.270
Goodwill en overige immateriële activa 21 1.424 9.407
Activa van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop 45 60.458 11.850
Overlopende activa 12.580 9.290
Overige activa 22 19.213 27.212 Totaal activa 1.025.213 987.064
Verplichtingen
Financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden 14 155.476 145.364
Verplichtingen bankiers 23 239.334 187.989
Verplichtingen private en publieke sector 24 330.352 362.383
Uitgegeven schuldbewijzen 25 174.995 202.046
Voorzieningen 26 6.544 7.850
Verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop 45 39.780 3.707
Overlopende passiva 12.244 10.640
Overige verplichtingen 28 20.163 21.977 Totaal verplichtingen (exclusief achtergestelde schulden) 978.888 941.956
Achtergestelde schulden 30 15.616 19.213 Totaal verplichtingen 994.504 961.169
Eigen vermogen
Aandelenkapitaal 31 1.085 1.085
Agioreserve 5.332 5.245
Ingekochte eigen aandelen 31 – 2.640 – 1.829
Ingehouden winst 25.650 18.599
Saldo van winst- en verliesposten niet opgenomen in resultaat 148 497 Eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders moedermaatschappij 29.575 23.597
Belang van derden 1.134 2.298 Totaal eigen vermogen 30.709 25.895 Totaal passiva 1.025.213 987.064
Garanties en overige verplichtingen 34 55.140 51.279
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 34 104.137 145.418 De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting. De toelichting op de geconsolideerde jaarrekening maakt deel uit van het bovenstaande overzicht.
Geconsolideerde balans per 31 december
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
127
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005 AandelenkapitaalStand per 1 januari 1.085 1.069 954
Uitgifte van aandelen – – 82
Uitoefening rechten uit opties en warrants – 16 –Dividenden uitgekeerd in aandelen – – 33 Stand per 31 december 1.085 1.085 1.069 AgioreserveStand per 1 januari 5.245 5.269 2.604Uitgifte van aandelen – – 2.611Op aandelen gebaseerde betalingen 145 111 87Dividenden uitgekeerd in aandelen – 58 – 135 – 33 Stand per 31 december 5.332 5.245 5.269 Ingekochte eigen aandelenStand per 1 januari – 1.829 – 600 – 632Inkoop van eigen aandelen – 1.847 – 2.204 32Dividenden uitgekeerd in aandelen 412 832 –Uitoefening rechten uit opties en Performance Share Plan 624 143 – Stand per 31 december – 2.640 – 1.829 – 600 Overige reserves, inclusief ingehouden winstStand per 1 januari 18.599 15.237 11.580Winst toe te rekenen aan aandeelhouders moedermaatschappij 9.848 4.715 4.382Contante dividenden betaald aan aandeelhouders moedermaatschappij – 1.540 – 807 – 659Dividenden uitgekeerd in aandelen aan aandeelhouders moedermaatschappij – 586 – 656 –Afwikkeling aandelenoptie- en andere regelingen in contanten 44 – 743 – –Overige 72 110 – 66 Stand per 31 december 25.650 18.599 15.237 Saldo van winst- en verliesposten niet opgenomen in resultaatReserve valutaomrekenverschillenStand per 1 januari 408 842 – 238Naar resultaat inzake verkopen 293 – 7 – 20Valutaomrekenverschillen – 104 – 427 1.100 Subtotaal – stand per 31 december 597 408 842 Saldo van niet-gerealiseerde winsten / verliezen op activa beschikbaar voor verkoopStand per 1 januari 364 1.199 830Saldo van niet-gerealiseerde winsten / verliezen op activa beschikbaar voor verkoop – 392 – 233 717Herrubricering van gerealiseerde winsten naar resultaat – 515 – 602 – 348 Subtotaal – stand per 31 december – 543 364 1.199 Reserve kasstroomhedgesStand per 1 januari – 275 – 795 – 283Saldo van niet-gerealiseerde winsten / verliezen van kasstroomhedges 315 735 – 386Herrubricering van gesaldeerde winsten / verliezen naar resultaat 54 – 215 – 126 Subtotaal – stand per 31 december 94 – 275 – 795 Saldo van winst- en verliesposten niet opgenomen in het resultaat – stand per 31 december 148 497 1.246 Eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders moedermaatschappij per 31 december 29.575 23.597 22.221 Belang van derdenStand per 1 januari 2.298 1.931 1.737Uitbreidingen / verminderingen – 853 145 136Acquisities / verkopen – 300 203 – 136Winst toe te rekenen aan derden 127 65 61Valutaomrekenverschillen – 138 – 46 133 Eigen vermogen toe te rekenen aan derden – stand per 31 december 1.134 2.298 1.931 Totaal eigen vermogen – stand per 31 december 30.709 25.895 24.152
De toelichting op de geconsolideerde jaarrekening maakt deel uit van het bovenstaande overzicht.
Geconsolideerd mutatieoverzicht eigen vermogen over het jaar eindigend per 31 december
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
128
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005 Operationele activiteitenJaarwinst 9.975 4.780 4.443Af: Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten 8.177 2.074 1.123 Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 1.798 2.706 3.320
Aanpassingen voor significante posten opgenomen in de winst- en verliesrekening die niet tot kasstroom hebben geleidAfschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen 987 940 831Bijzondere waardevermindering kredieten 2.253 1.638 850Resultaat uit deelnemingen met invloed – 271 – 241 – 245Mutaties in operationele activa en verplichtingenMutaties in activa uit operationele activiteiten 35 – 176.827 – 85.072 – 85.755Mutaties in verplichtingen uit operationele activiteiten 35 176.433 66.328 62.785Overige aanpassingenOntvangen dividenden uit deelnemingen met invloed 81 72 61 Kasstroom uit voortgezette operationele activiteiten en bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop 4.454 – 13.629 – 18.153 Kasstroom uit beëindigde operationele activiteiten – 9.275 9.298 – 317
InvesteringsactiviteitenAankopen van effecten – 182.950 – 152.608 – 114.289Verkopen en aflossingen van effecten 180.506 147.728 100.285Investeringen in onroerende zaken en bedrijfsmiddelen – 753 – 970 – 1.847Desinvesteringen onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 606 247 1.037Verkrijging van immateriële activa – (exclusief goodwill) – 490 – 737 – 374Verkoop van immateriële activa – (exclusief goodwill) 14 11 7Acquisitie dochtermaatschappijen en deelnemingen met invloed – 501 – 240 – 1.693Verkoop dochtermaatschappijen en deelnemingen met invloed 1.152 258 480 Kasstroom uit voortgezette investeringsactiviteiten en bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop – 2.416 – 6.311 – 16.394 Kasstroom uit beëindigde investeringsactiviteiten 12.954 – 8.751 1.209
FinancieringsactiviteitenOpname achtergestelde schulden 1.523 1.979 2.975Aflossing achtergestelde schulden – 1.381 – 3.319 – 1.615Opname overige langlopende schulden 39.412 34.570 35.316Aflossing overige langlopende schulden – 30.804 – 11.338 – 6.331Uitgifte van aandelen – – 2.491Ingekochte eigen aandelen (gesaldeerd) – 1.223 – 2.061 32Overige – 1.723 174 75Betaalde dividenden – 1.540 – 807 – 659 Kasstroom uit voortgezette financieringsactiviteiten en bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop 4.264 19.198 32.284 Kasstroom uit beëindigde financieringsactiviteiten – 2.101 – 976 – 1.189
Mutatie in liquide middelen uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 6.462 – 742 – 2.363 Liquide middelen – stand per 1 januari 5.123 5.865 8.228 Liquide middelen – stand per 31 december 35 11.585 5.123 5.865
Mutatie in liquide middelen uit bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop – 160 – 100 Liquide middelen – stand per 1 januari 203 203 103 Liquide middelen – stand per 31 december 35 43 203 203
Mutatie in liquide middelen uit beëindigde bedrijfsactiviteiten 1.578 – 429 – 297 Liquide middelen – stand per 1 januari – 454 – 25 272 Liquide middelen – stand per 31 december 35 1.124 – 454 – 25
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting. De toelichting op de geconsolideerde jaarrekening maakt deel uit van het bovenstaande overzicht.
Geconsolideerd kasstroomoverzicht over het jaar eindigend per 31 december
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
129
1 Gesegmenteerde informatieDe gesegmenteerde informatie betreft de opsplitsing van de activiteiten van de groep naar bedrijfssegment in overeenstemming met de in de verslagperiode van toepassing zijnde management- en interne rapportagestructuur van de groep.
Met ingang van 1 januari 2007 wordt het resultaat van BU Global Clients verantwoord onder de regionale BU’s. Voorts zijn Asset Management Frankrijk en de International Diamonds & Jewelry Group overgeheveld van BU Private Clients naar respectievelijk BU Asset Management en Group Functions.
Met ingang van 1 juli 2007 worden de resultaten van de private equity-portefeuille van de groep verantwoord onder Group Functions. Dit valt samen met het verlies van de zeggenschap over een groot deel van de onderliggende investeringen, die thans in een onafhankelijke beheermaatschappij worden gehouden (zie punt 2 van de toelichting – Acquisities en verkopen van dochtermaatschappijen).
De wijzigingen in de gesegmenteerde informatie zijn aangebracht om deze af te stemmen op de bedrijfsvoering. De vergelijkende cijfers voor de desbetreffen bedrijfssegmenten over 2005 en 2006 zijn hiervoor gecorrigeerd.
De activa, verplichtingen, baten en resultaten van de verschillende bedrijfssegmenten worden bepaald in overeenstemming met de grondslagen van de groep. De activa, verplichtingen, baten en resultaten van de onderscheiden bedrijfssegmenten bevatten posten die hetzij direct hetzij redelijkerwijs aan het desdesbetreffen bedrijfssegment kunnen worden toegerekend. De transacties tussen bedrijfssegmenten vinden plaats tegen marktvoorwaarden.
BedrijfssegmentenOnderstaand volgt een beschrijving van de bedrijfssegmenten.
Nederland BU Nederland verleent aan particuliere en zakelijke klanten een breed assortiment investment, commercial en retail banking-producten en diensten via meerdere distributiekanalen, bestaande uit een netwerk van kantoren, internetfaciliteiten, een Customer Contact Center en geldautomaten verspreid over heel Nederland. In toenemende mate richt BU Nederland zich op meer bemiddelde particulieren en het middensegment van de zakelijke markt. Tot BU Nederland behoort ook de ABN AMRO Hypotheken Groep, waarin de hypotheekactiviteiten van het voormalige concernonderdeel Bouwfonds zijn ondergebracht.
Europa BU Europa biedt particuliere en zakelijke klanten een pakket financiële producten en diensten. In BU Europa zijn de activiteiten in 27 landen ondergebracht: 23 landen in Europa (uitgezonderd Nederland), alsmede Kazachstan, Oezbekistan, Egypte en Zuid-Afrika.
Antonveneta heeft haar wortels in het noordoosten van Italië en richt zich vooral op het middensegment van de particuliere en zakelijke markt. Antonveneta is opgenomen onder beëindigde bedrijfsactiviteiten op grond van de verkoopovereenkomst met Banca Monte dei Paschi di Siena.
Noord-Amerika De kern van BU Noord-Amerika werd gevormd door LaSalle Bank Corporation (‘LaSalle’) met haar hoofdkantoor in Chicago in de staat Illinois. LaSalle werd op 1 oktober 2007 verkocht aan Bank of America. De resterende activiteiten van BU Noord-Amerika omvatten een breed pakket producten en diensten ter ondersteuning van ons omvangrijke multinationale klantenbestand, alsmede een beperkt aantal specialistische bankdiensten.
Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening(alle bedragen zijn opgenomen in miljoenen euro’s, tenzij anders aangegeven)
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
130
Latijns-Amerika BU Latijns-Amerika is actief in negen Latijns-Amerikaanse landen: Brazilië, Argentinië, Chili, Colombia, Ecuador, Mexico, Paraguay, Uruguay en Venezuela. Banco ABN AMRO Real in Brazilië vertegenwoordigt het merendeel van de activiteiten van BU Latijns-Amerika. Deze universele bank biedt een volledig pakket retail, corporate en investment banking-producten aan via een uitgebreid netwerk van kantoren en betaal- en geldautomaten. BU Latijns-Amerika is via Aymoré ook actief op de Braziliaanse markt voor consumptief krediet (met name voor de financiering van auto’s en consumentengoederen).
Azië BU Azië is actief in zestien landen en gebiedsdelen via vestigingen in onder meer Indonesië, Singapore, China en Japan. Het klantenbestand bestaat uit zowel zakelijke als particuliere klanten.
Private Clients BU Private Clients verleent private banking-diensten aan vermogende particulieren en instellingen die over een belegbaar vermogen van minimaal EUR 1 miljoen beschikken. In de afgelopen jaren heeft BU Private Clients een private banking-netwerk in Europa opgebouwd door middel van autonome groei in Nederland en Frankrijk en via de acquisitie van Delbrück Bethmann Maffei in Duitsland en Bank Corluy in België.
Asset Management BU Asset Management, het bedrijfsonderdeel voor internationaal vermogensbeheer, biedt beleggingsproducten aan in alle belangrijke regio’s en vermogenscategorieën. De producten worden rechtstreeks verkocht aan institutionele klanten als centrale banken, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en grote liefdadigheidsinstellingen. De beleggingsfondsen voor particuliere beleggers worden via de retail- en private banking-kanalen van ABN AMRO gedistribueerd, alsmede via derden zoals verzekeraars en andere banken. Het beheerd vermogen is voor een deel afkomstig van particuliere beleggers en derden, en verder van separate portefeuilles die voor BU Private Clients worden beheerd. BU Asset Management is opgenomen onder beëindigde bedrijfsactiviteiten (zie punt 45 van de toelichting).
Group FunctionsGroup Functions geeft richting aan de concernstrategie van ABN AMRO en ondersteunt de implementatie daarvan in overeenstemming met de Managing for Value-methodiek, de ABN AMRO Waarden en de Business Principles. Door functies over BU’s en geografische grenzen heen te stroomlijnen en samen te voegen, faciliteert Group Functions het concernbreed uitwisselen van best practices, innovatie alsmede de relaties met overheden en zorgt ze voor een bindend element in zowel operationeel als cultureel opzicht.
Een van de onderdelen van Group Functions is Group Asset and Liability Management, dat een beleggings- en derivatenportefeuille beheert om het liquiditeits- en renterisico van de groep te beheren. Group Functions houdt ook de strategische investeringen van de groep, de handelsportefeuille voor eigen rekening, waaronder tevens begrepen de private equity-belangen en de International Diamonds & Jewelry Group. De daarmee samenhangende winsten en verliezen worden in Group Functions geboekt. Private equity-belangen worden gepresenteerd als aangehouden voor verkoop.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
131
Gegevens per bedrijfssegment over het jaar eindigend per 31 december 2007
Neder- Europa Noord- Latijns- Azië Private Asset Group Totaal land Amerika Amerika Clients Manage- Func- ment tions
Rente – extern 1.732 4.209 67 4.102 542 – 1.106 – – 1.194 8.352
Rente – intern 1.667 – 3.601 50 – 346 289 1.567 – 374 –
Provisie – extern 968 1.141 289 511 802 553 – 11 4.275
Provisie – intern – 83 – 564 – 26 49 281 124 – 219 –
Handelsresultaat 704 – 160 206 157 389 75 – – 95 1.276
Resultaat uit financiële transacties 33 159 5 415 48 6 – 882 1.548
Resultaat uit deelnemingen met invloed 60 4 – 48 66 – – 93 271
Overige operationele baten 399 – 23 43 90 11 168 – 688 1.376
Baten van geconsolideerde private equity-belangen – – – – – – 3.836 3.836 Totaal operationele baten 5.480 1.165 634 5.026 2.428 1.387 – 4.814 20.934 Totaal operationele bedrijfslasten 3.525 2.512 776 2.829 1.803 915 – 5.120 17.480 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 406 75 33 964 228 – – – 2 1.704 Totaal lasten 3.931 2.587 809 3.793 2.031 915 – 5.118 19.184
Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.549 – 1.422 – 175 1.233 397 472 – – 304 1.750 Belastingen 249 – 364 – 85 425 121 116 – – 510 – 48 Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 1.300 – 1.058 – 90 808 276 356 – 206 1.798 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na
belastingen 52 – 111 8.077 – – – 186 – 27 8.177 Jaarwinst 1.352 – 1.169 7.987 808 276 356 186 179 9.975
Overige gegevens per 31 december 2007
Totaal activa 223.067 500.391 79.241 52.659 76.278 19.623 1.419 72.535 1.025.213
waarvan deelnemingen met invloed 327 21 – 52 465 6 – – 871
Totaal verplichtingen 216.559 495.479 78.610 47.035 73.404 17.966 825 64.626 994.504
Kapitaaluitgaven 353 129 58 238 87 20 – 216 1.101
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
132
Gegevens per bedrijfssegment over het jaar eindigend per 31 december 2006
Neder- Europa Noord- Latijns- Azië Private Asset Group Totaal land Amerika Amerika Clients Manage- Func- ment tions
Rente – extern 3.038 2.647 180 3.108 348 – 1.008 – – 1.045 7.268
Rente – intern 83 – 2.272 – 37 – 102 264 1.503 – 561 –
Provisie – extern 972 989 228 499 664 581 – 116 4.049
Provisie – intern 34 – 291 63 39 133 29 – – 7 –
Handelsresultaat 539 1.405 150 231 358 57 – 109 2.849
Resultaat uit financiële transacties 167 13 – 36 33 – 7 4 – 620 794
Resultaat uit deelnemingen met invloed 51 – – 55 62 2 – 71 241
Overige operationele baten 246 14 21 49 47 75 – 462 914
Baten van geconsolideerde private equity-belangen – – – – – – – 5.313 5.313 Totaal operationele baten 5.130 2.505 569 3.912 1.869 1.243 – 6.200 21.428 Totaal operationele bedrijfslasten 3.540 2.479 801 2.333 1.419 883 – 5.490 16.945 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 352 11 – 33 720 213 6 – 142 1.411 Totaal lasten 3.892 2.490 768 3.053 1.632 889 – 5.632 18.356
Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.238 15 – 199 859 237 354 – 568 3.072 Belastingen 281 65 – 199 158 107 103 – – 149 366 Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 957 – 50 – 701 130 251 – 717 2.706 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 505 192 1.208 – – – 254 – 85 2.074 Jaarwinst 1.462 142 1.208 701 130 251 254 632 4.780
Overige gegevens per 31 december 2006
Totaal activa 206.295 407.174 166.590 39.404 69.800 18.550 1.402 77.849 987.064
waarvan deelnemingen met invloed 189 14 – 39 369 6 10 900 1.527
Totaal verplichtingen 197.978 401.153 159.353 34.618 67.805 19.012 1.044 80.206 961.169
Kapitaaluitgaven 373 130 181 142 86 39 17 655 1.623
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
133
Gegevens per bedrijfssegment over het jaar eindigend per 31 december 2005
Neder- Europa Noord- Latijns- Azië Private Asset Group Totaal land Amerika Amerika Clients Manage- Func- ment tions
Rente – extern 1.459 2.534 420 2.324 427 – 739 – 338 6.763
Rente – intern 2.105 – 2.639 – 241 – 43 220 1.219 – – 621 –
Provisie – extern 803 850 216 417 487 498 – 161 3.432
Provisie – intern 106 – 149 4 2 43 29 – – 35 –
Handelsresultaat 451 1.451 240 68 214 38 – 52 2.514
Resultaat uit financiële transacties – 62 35 24 78 11 – 973 1.183
Resultaat uit deelnemingen met invloed 13 3 – 37 73 1 – 118 245
Overige operationele baten 187 73 18 369 44 100 – 17 808
Baten van geconsolideerde private equity-belangen – 128 – – – – – 3.509 3.637 Totaal operationele baten 5.124 2.313 692 3.198 1.586 1.157 – 4.512 18.582 Totaal operationele bedrijfslasten 3.632 2.216 663 1.937 1.129 850 – 3.486 13.913 Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 268 – 35 – 148 348 35 6 – 140 614 Totaal lasten 3.900 2.181 515 2.285 1.164 856 – 3.626 14.527
Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.224 132 177 913 422 301 – 886 4.055 Belastingen 349 31 – 113 278 102 66 – 22 735 Resultaat uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 875 101 290 635 320 235 – 864 3.320 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 136 – 862 – – – 189 – 64 1.123 Jaarwinst 1.011 101 1.152 635 320 235 189 800 4.443
Overige gegevens per 31 december 2005
Totaal activa 201.641 320.244 151.532 31.951 64.482 16.593 1.199 93.162 880.804
waarvan deelnemingen met invloed 163 27 – 40 371 5 13 2.374 2.993
Totaal verplichtingen 201.239 314.405 145.252 26.595 63.997 17.642 1.051 86.471 856.652
Kapitaaluitgaven 287 99 313 145 74 26 41 281 1.266
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
134
Geografische segmentenUitgangspunt voor de onderstaande geografische analyse vormt de locatie van de entiteit binnen de groep waar de transactie wordt geadministreerd.
Nederland Europa Noord- Latijns- Azië/ Totaal Amerika Amerika Pacific
2007
Rente 2.777 858 134 3.698 885 8.352
Provisie 950 976 448 610 1.291 4.275
Overige baten 5.663 919 336 837 552 8.307 Operationele baten 9.390 2.753 918 5.145 2.728 20.934
Totaal activa 309.659 510.540 80.526 46.581 77.907 1.025.213
Kapitaaluitgaven 464 180 130 239 88 1.101
2006
Rente 2.781 695 193 2.949 650 7.268
Provisie 1.122 1.157 342 541 887 4.049
Overige baten 7.347 1.663 156 436 509 10.111 Operationele baten 11.250 3.515 691 3.926 2.046 21.428
Totaal activa 289.984 419.691 168.533 39.976 71.880 987.064
Kapitaaluitgaven 899 179 315 141 89 1.623
2005
Rente 3.361 201 237 2.272 692 6.763
Provisie 1.027 1.109 279 420 597 3.432
Overige baten 5.400 1.840 269 509 369 8.387 Operationele baten 9.788 3.150 785 3.201 1.658 18.582
Totaal activa 285.073 332.922 167.128 28.420 67.261 880.804
Kapitaaluitgaven 577 153 314 145 77 1.266
2. Acquisities en verkopen van dochtermaatschappijen
Belangrijke acquisities in 2007, 2006 en 2005De volgende belangrijke acquisities vonden plaats in 2007, 2006 en 2005 en zijn volgens de overnamemethode verantwoord:
Verworven belang Aankoop-prijs Totaal activa Overname-datum
Acquisities
2007
Prime Bank Ltd 96,2 176 511 5 maart
Taitung Business Bank 100 – 147 404 22 september
Private equity-investeringen 51-100 34 92 diverse
2006
Antonveneta 100 7.499 49.367 diverse
Private equity-investeringen 51-100 105 1.295 diverse
2005
Bank Corluy 100 50 121 april 2005
Private equity-investeringen 51-100 43 2.174 diverse
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
135
Acquisities in 2007Taitung Business Bank TaiwanOp 22 september 2007 verwierf ABN AMRO 100% van de aandelen in Taitung Business Bank Taiwan en ontving hiervoor een bedrag van EUR 147,2 miljoen (NTD 6,83 miljard). Dit resulteerde in goodwill van EUR 160 miljoen (zie punt 21 van de toelichting).
Prime Bank Ltd (Pakistan)Op 5 maart 2007 bereikte ABN AMRO overeenstemming over de verwerving van een belang van 93,4% in Prime Bank, Pakistan. Via het bod dat de bank vervolgens uitbracht op alle overige aandelen in Prime Bank en dat afliep op 29 maart 2007, verwierf ABN AMRO nog eens 2,8% waarmee het totale belang in Prime Bank uitkwam op 96,2%. De transactie werd afgerond op 5 april 2007. De totale koopsom bedroeg EUR 176 miljoen en de voorlopige goodwill uit de acquisitie werd berekend op EUR 163 miljoen (zie punt 21 van de toelichting).
Private EquityBelangrijke buy-outinvesteringen in 2007 waren:• OyezStraker (Verenigd Koninkrijk, kantoorbenodigdheden) 1
• Dunlop Aircraft Tyres (Verenigd Koninkrijk, fabrikant van vliegtuigbanden) 1
• Sdu (Nederland, uitgeverij) 1
• Baarsma Wine Group (Nederland, distributie van wijnen) 1
• Vetus den Ouden (Nederland, nautische apparatuur) 1
• T.G.I. Friday’s Ltd. (Verenigd Koninkrijk, restaurants) 1.
Nieuwe Corporate Investment-transacties waren:• Attema (Nederland, verwerkende industrie) 1
• Eekels (Nederland, industriële apparatuur) 1
• BMA (Nederland, kantoormeubilair) 1
• Incotec Group (Nederland, landbouw) 1.
Verkopen in 2007ABN AMRO North America Holding CompanyOp 22 april 2007 bereikte ABN AMRO overeenstemming inzake de verkoop van ABN AMRO North America Holding Company (hierna te noemen ‘LaSalle’), dat hoofdzakelijk bestaat uit het particuliere en zakelijke bankbedrijf van LaSalle Bank Corporation, aan Bank of America. ABN AMRO Asset Management en bepaalde onderdelen van het Noord-Amerikaanse bedrijf van ABN AMRO Global Markets en Global Clients maakten geen deel uit van de transactie. De verkoop werd afgerond op 1 oktober 2007.
De verkoopprijs bedroeg USD 21 miljard in contanten. De verkoop van LaSalle leverde een boekwinst van EUR 7,2 miljard na belastingen op.
Het nettoresultaat van deze beëindigde bedrijfsactiviteiten over de periode tot en met 30 september 2007 wordt gepresenteerd als resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen. Zie punt 45 van de toelichting voor nadere bijzonderheden.
ABN AMRO CapitalIn het tweede kwartaal van 2007 verkocht ABN AMRO de meerderheid van de aandelen in AAC Capital Holdings B.V., de beheermaatschappij voor bepaalde private equity-belangen van de groep, aan het management van de beheermaatschappij. Als onderdeel van de verkooptransactie droeg de bank tevens de volledige zeggenschap over inzake het financiële en operationele beleid van de beheermaatschappij en alle beleggingsbeslissingen met betrekking tot een significant deel van de private equity-belangen van de groep
1 Niet geconsolideerd.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
136
(de activiteiten van ABN AMRO Capital in Nederland, Scandinavië en het Verenigd Koninkrijk). Hierdoor kwam de zeggenschap over deze belangen in handen van een beheermaatschappij buiten ABN AMRO. Het economisch eigendom van de onderliggende investeringen is niet gewijzigd. Omdat de groep geen zeggenschap meer uitoefent over de beheermaatschappij, hoeven de desbetreffen private equity-belangen niet meer in de jaarrekening te worden geconsolideerd. Per de transactiedatum worden deze belangen opgenomen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening. Deze transactie resulteerde in een winst van EUR 108 miljoen, die is opgenomen onder resultaat uit financiële transacties.
ABN AMRO Mellon Global Securities ServicesOp 5 juli 2007 sloot ABN AMRO een overeenkomst met Mellon Bank N.A., Pittsburgh, VS, inzake de verkoop van haar belang van 50% in de joint venture ABN AMRO Mellon Global Securities Services B.V. (ABN AMRO Mellon). De verkooptransactie werd op 20 december 2007 afgerond. De verkoopprijs bedroeg EUR 387 miljoen en resulteerde in een nettoverkoopwinst van EUR 139,3 miljoen. Gedurende 2007 droeg ABN AMRO Mellon EUR 75,6 miljoen bij aan het bedrijfsresultaat en EUR 37,0 miljoen aan de nettowinst van ABN AMRO.
Private banking-activiteiten in Miami en MontevideoIn april 2007 verkocht BU Private Banking haar activiteiten in Miami en Montevideo. Banco Itau, een particuliere bank met hoofdkantoor in São Paulo, Brazilië, nam deze activiteiten over via een veiling. De verkoopwinst, die is opgenomen onder overige operationele baten, bedroeg EUR 72 miljoen na belastingen.
ABN AMRO Mortgage Group, Inc.Op 28 februari 2007 werd ABN AMRO Mortgage Group, Inc., het Amerikaanse bedrijfsonderdeel van de bank dat zich bezighield met de verkoop en administratie van woninghypotheken en dat bestond uit ABN AMRO Mortgage Group, InterFirst en Mortgage.com, verkocht aan Citigroup. De door Citigroup overgenomen portefeuille bedroeg ongeveer EUR 7,8 miljard netto, waarvan circa EUR 2,1 miljard de servicing-rechten betrof die ABN AMRO Mortgage Group bezat met betrekking tot een hypotheekportefeuille van EUR 170 miljard. De verkoopwinst bedroeg EUR 93 miljoen na belastingen en is opgenomen onder resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen (zie punt 45 van de toelichting voor nadere gegevens).
Interbank (NL en DMC Groep)In november werden Interbank N.V. en DMC Groep N.V. verkocht aan SOFINCO voor een bedrag van EUR 98 miljoen. De nettoverkoopwinst bedroeg EUR 56,4 miljoen.
Capitalia Op 18 oktober 2006 nam de groep 24,6 miljoen aandelen in Capitalia, die een belang van 0,95% vertegenwoordigden, over van Pirelli S.p.A. Na deze aankoop had de groep een belang van 8,60% in Capitalia. ABN AMRO betaalde EUR 165 miljoen voor de aandelen. In de tweede helft van 2007 werd Capitalia overgenomen door Unicredit. ABN AMRO bood haar aandelen in Capitalia aan Unicredit aan in ruil voor aandelen Unicredit, die later in 2007 voor een deel werden verkocht.
VermogensGroep Om haar Private Clients-activiteiten in Nederland te versterken, nam de groep in oktober 2006 een meerderheidsbelang in VermogensGroep. In 2007 werd dit belang weer afgestoten. Dit hield verband met de overname van ABN AMRO door het consortium. In de overeenkomst die ABN AMRO en VermogensGroep in 2006 sloten, waren clausules opgenomen die VermogensGroep het recht gaven om de aandelen terug te kopen als ABN AMRO zou worden overgenomen. De verkoop van het belang resulteerde in een verlies van EUR 1 miljoen.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
137
Private EquityDe belangrijkste participaties die in 2007 werden verkocht, waren:• Fabory (Nederland, industriële producten)• Alvero (Nederland, kantoorbenodigdheden)• Global Garden Products (Italië, tuinproducten)• Livit Holding (Nederland, orthopedische hulpmiddelen) 1
• Italla Invest Oy (Finland, huishoudelijke artikelen & textiel) 1
• Holiday Park Ltd. / Beach Equity Ltd. (Verenigd Koninkrijk, vrije tijd) 1.
Acquisities in 2006AntonvenetaOp 2 januari 2006 verwierf de groep een meerderheidsbelang in Banca Antoniana Popolare Veneta (Antonveneta), met als doel de positie in het middensegment van de markt te versterken en het partnership met Antonveneta in versneld tempo verder uit te bouwen. De acquisitie geeft de groep toegang tot de omvangrijke Italiaanse bankmarkt en het klantenbestand van Antonveneta.
In de loop van 2005 had de groep het belang in Antonveneta al uitgebreid van 12,7% naar 29,9%. Door de overname van 79,9 miljoen aandelen Antonveneta van Banca Popolare Italiana op 2 januari 2006 verwierf de groep een meerderheidsbelang van 55,8%. Na aankopen in de openbare markt, een openbaar bod en de uitoefening van het recht krachtens de Italiaanse wet om minderheidsbelangen over te nemen, bezit ABN AMRO thans 100% van het uitstaande aandelenkapitaal van Antonveneta.
Asset Management BU Asset Management nam in februari 2006 International Asset Management over. De integratie van deze beheerder van hedgefondsen werd in mei 2006 afgerond. In juni 2006 verhoogde BU Asset Management het belang in haar joint venture in Beijing tot 49%. Daarnaast kreeg zij een nieuwe lokale partner, namelijk Northern Trust, een lid van Tianjin TEDA Holdings, in plaats van XiangCai Securities.
Banco ABN AMRO Real Op 20 september 2006 maakte ABN AMRO gebruik van haar recht om het nog resterende belang van 3,86% in Banco ABN AMRO Real over te nemen van Banca Intesa. De totale vergoeding voor de verwerving van de aandelen bedroeg EUR 233 miljoen. Na de uitoefening van haar rechten bezit ABN AMRO 97,5% van de aandelen in Banco ABN AMRO Real.
Private Equity Belangrijke buy-outinvesteringen in 2006 waren:• U-pol (Verenigd Koninkrijk, auto-industrie)• OFIC (Frankrijk, isolatiemateriaal)• Lucas Bols (Nederland, likeuren en gedestilleerde dranken)• Nextira One (Frankrijk, geïntegreerde bedrijfsnetwerken)• Volution (Verenigd Koninkrijk, bouw)• Douglas Hanson (Verenigde Staten, verwerkende industrie, uitbreiding van belang in Loparex, Zweden)• Amitco (Verenigd Koninkrijk, verwerkende industrie)• Saunatec (Finland, verwerkende industrie).
Verkopen in 2006Asset ManagementIn april 2006 verkocht BU Asset Management haar activiteiten op het gebied van beleggingsfondsen in de Verenigde Staten aan Highbury Financial Inc. De verkoop betrof 19 beleggingsfondsen waarin op dat moment voor USD 6 miljard aan activa was belegd. De nettoverkoopwinst bedroeg EUR 17 miljoen. In juli
1 Niet geconsolideerd.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
138
2006 verkocht BU Asset Management haar activiteiten op het gebied van binnenlandse beleggingsfondsen in Taiwan aan ING Groep. De verkoopwinst bedroeg EUR 38 miljoen en is opgenomen onder overige operationele baten.
Kereskedelmi és Hitelbank Rt. In mei 2006 werd de in december 2005 aangekondigde verkoop van het belang van 40% in Kereskedelmi és Hitelbank Rt. (Hongarije) aan KBC Bank afgerond. De overnameprijs bedroeg EUR 510 miljoen. De verkoopwinst van EUR 208 miljoen is opgenomen onder overige operationele baten in de winst- en verliesrekening.
Global Futures-bedrijf Op 30 september 2006 verkocht ABN AMRO haar Global Futures-bedrijf voor een bedrag van EUR 305 miljoen (USD 386 miljoen). De nettowinst op de verkoop bedroeg EUR 190 miljoen (EUR 229 miljoen bruto). In 2006 droeg het Global Futures-bedrijf EUR 163 miljoen bij aan de operationele baten. De bijdrage aan het perioderesultaat was EUR 24 miljoen negatief.
Private Clients In mei 2006 verkocht BU Private Clients haar activiteiten in Denemarken en in december 2006 haar activiteiten in Monaco om zich beter te kunnen richten op groei in andere private banking-markten en de efficiency van haar wereldwijde structuur verder te kunnen verhogen.
Bouwfonds (ex-hypotheken) Op 1 december 2006 verkocht de groep de activiteiten van haar dochtermaatschappij Bouwfonds op het gebied van vastgoedontwikkeling en -beheer. Bouwfonds Property Development, Bouwfonds Asset Management, Bouwfonds Fondsenbeheer, Rijnlandse Bank en Bouwfonds Holding werden voor een bedrag van EUR 852 miljoen in contanten verkocht aan Rabobank. De activiteiten van Bouwfonds Property Finance werden aan SNS Bank verkocht voor een bedrag van EUR 825 miljoen in contanten. De totale nettowinst op de verkoop van Bouwfonds bedroeg EUR 338 miljoen. Het bedrijfsresultaat en de winst op de verkoop van Bouwfonds zijn opgenomen in de winst- en verliesrekening onder resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten.
Private EquityDe belangrijkste participaties die in 2006 werden verkocht, waren:Holland Railconsult (Nederland, engineering voor spoorwegen)Kreatel Communications (Zweden, telecommunicatie)Sogetrel (Frankrijk, telecommunicatie)Radio Holland Group (Nederland, maritieme navigatie- en communicatiesystemen)RTD (Nederland, niet-destructieve onderzoeksmethoden en inspectiediensten voor de industrie)Jessops (Verenigd Koninkrijk, detailhandel)Dennis Eagle (Verenigd Koninkrijk, industrie).
Acquisities in 2005Bank CorluyIn april 2005 werd de overname van Bank Corluy voor EUR 50 miljoen afgerond. Het beheerd vermogen van deze Belgische private bank bedroeg meer dan EUR 1,5 miljard. Gegeven de intrinsieke waarde van EUR 20 miljoen bij overname, werd EUR 30 miljoen aan goodwill betaald.
BouwfondsIn april 2005 maakten wij gebruik van ons recht om de cumulatief preferente aandelen Bouwfonds te verwerven. Hiermee kregen wij ook de volledige juridische zeggenschap over Bouwfonds.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
139
ArtemisIn december 2005 werd het belang in de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vermogensbeheerder Artemis uitgebreid van 58% naar 71%. Hiermee was een bedrag van EUR 107 miljoen gemoeid.
Private EquityBelangrijke buy-outinvesteringen in 2005 waren:• FlexLink (Zweden, engineering)• Strix (Verenigd Koninkrijk, engineering)• Fortex (Nederland, dienstverlening)• Loparex (Finland, industriële producten)• Everod (Australië, medische diensten)• Bel’m (Frankrijk, consumentenproducten)• IMCD (Nederland, chemie)• Nueva Terrain (Spanje, bouw)• Roompot (Nederland, vrije tijd)• Scotts and McColls (Australië, transport)• Bonna Sabla (Frankrijk, industriële producten & diensten)• Bianchi Vending (Italië, zakelijke diensten).
Verkopen in 2005ABN AMRO Trust HoldingIn juni 2005 werd de verkoop van ABN AMRO Trust Holding aan Equity Trust afgerond. Hierbij werden de trust- en beheerdiensten in Azië, Europa en het Caribisch gebied overgedragen aan Equity Trust. De winst op deze verkoop bedroeg EUR 17 miljoen.
Nachenius, Tjeenk & Co.In juli 2005 werd de verkoop van Nachenius, Tjeenk & Co. aan BNP Paribas afgerond. Deze transactie leverde een nettowinst van EUR 38 miljoen op.
Real Seguros S.A.ABN AMRO en Tokio Marine & Nichido Fire Insurance Co., Ltd. (‘TMNF)’, een volledige dochter van Millea Holdings, Inc., kondigden in juli 2005 aan dat TMNF alle aandelen in Real Seguros S.A. van ABN AMRO zou overnemen om vervolgens een 50/50 joint venture in Real Vida e Previdência S.A. op te zetten. Als onderdeel van de overeenkomst ging ABN AMRO in Brazilië op basis van exclusiviteit verzekerings- en pensioenproducten verkopen via haar kantorennet. De nettowinst uit deze verkooptransactie bedroeg EUR 196 miljoen.
Private EquityDe belangrijkste participaties die in 2005 werden verkocht, waren:• Handicare (Noorwegen, medische apparatuur)• MobilTel (Bulgarije, communicatie)• AUSDOC (Australië, ondersteunende diensten)• Puzzler Media (Verenigd Koninkrijk, media).
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
140
3 Rente
2007 2006 2005
Rentebaten uit:
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 514 459 348
Financiële activa beschikbaar voor verkoop 4.513 4.043 3.751
Financiële activa aangehouden tot einde looptijd 127 201 273
Kredieten en vorderingen bankiers 1.793 1.517 1.408
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 22.882 19.197 16.013
Subtotaal 29.829 25.417 21.793
Rentelasten uit:
Verplichtingen bankiers 5.033 3.986 3.475
Verplichtingen private en publieke sector 12.007 9.723 8.599
Uitgegeven schuldbewijzen 6.677 6.065 3.852
Achtergestelde schulden 813 868 894
Financiering van handelsactiviteiten – 3.053 – 2.493 –1.790
Subtotaal 21.477 18.149 15.030 Totaal 8.352 7.268 6.763
De transitorische rentebaten op financiële activa die een waardevermindering hebben ondergaan, bedroegen EUR 230 miljoen (2006: EUR 84 miljoen).
4. Provisie
2007 2006 2005
Provisiebaten
Effectenbedrijf 1.445 1.692 1.529
Betalingsverkeer 1.602 1.376 1.237
Vermogensbeheer en trustactiviteiten 485 414 243
Kredietbedrijf 279 162 170
Adviesdiensten 594 484 333
Assurantiebedrijf 133 130 136
Garanties 192 159 164
Overige 492 454 369
Subtotaal 5.222 4.871 4.181
Provisielasten
Effectenbedrijf 86 322 321
Betalingsverkeer 267 200 165
Overige 594 300 263
Subtotaal 947 822 749 Totaal 4.275 4.049 3.432
De afname van provisiebaten uit het effectenbedrijf vloeit hoofdzakelijk voort uit de verkoop van de futures-activiteiten in de tweede helft van 2006. De bank heeft geen provisiebaten uit financiële instrumenten opgenomen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
141
5 Handelsresultaat
2007 2006 2005
Rente-instrumenten – 1.222 1.103 1.360
Valuta’s 976 706 393
Aandelen en grondstoffen 1.462 1.054 612
Overige 60 – 14 149 Totaal 1.276 2.849 2.514
In het handelsresultaat is een verlies van EUR 1.561 miljoen verwerkt op de positie van ABN AMRO in door Amerikaanse woninghypotheken en in door financiële garanten gedekte activa. Daarentegen werd een positief resultaat van EUR 267 miljoen geboekt uit reële-waardeveranderingen van financiële verplichtingen die zijn aangewezen als tegen reële waarde op te nemen posten, als gevolg van wijzigingen in de eigen kredietwaardigheid van ABN AMRO. De verandering in reële waarde betreft die financiële verplichtingen die zijn aangewezen als tegen reële waarde op te nemen posten waar de eigen kredietwaardigheid van ABN AMRO door marktpartijen in aanmerking zou worden genomen. Het betreft geen instrumenten waarvoor het in de markt gebruikelijk is om niet een bedrijfspecifieke correctie voor eigen krediet op te nemen. De reële-waardeverandering is berekend op basis van een yieldcurve die is afgeleid van waargenomen externe financieringstarieven en genoteerde CDS-spreads.
Voor de financiering van het handelsboek is een bedrag van EUR 3.053 miljoen (2006: EUR 2.493 miljoen; 2005: EUR 1.790 miljoen) opgenomen in het handelsresultaat.
6 Resultaat uit financiële transacties
2007 2006 2005
Resultaat uit verkoop van schuldbewijzen beschikbaar voor verkoop 278 485 431
Resultaat uit verkoop van aandelenbeleggingen beschikbaar voor verkoop 321 70 49
Resultaat uit reële-waardeveranderingen in eigen kredietwaardigheid 168 – –
Dividend uit aandelenbeleggingen beschikbaar voor verkoop 16 32 19
Resultaat uit overige aandelenbeleggingen 669 435 468
Ineffectiviteit van hedges (zie punt 37) – 4 65 30
Verandering in reële waarde van credit default swaps 116 – 280 – 51
Overige – 16 – 13 237 Totaal 1.548 794 1.183
De nettowinst uit overige aandelenbeleggingen omvat winsten en verliezen op tegen reële waarde aangehouden beleggingen en het resultaat uit de verkoop van geconsolideerde private equity-belangen. In 2007 is een winst van EUR 108 miljoen opgenomen die voortvloeide uit de wijziging van zeggenschap over bepaalde private equity-belangen (nadere bijzonderheden over deze transactie zijn opgenomen in punt 2 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening).
De groep sluit credit default swaps af in het kader van het beheer van het kredietrisico. Hiervoor wordt in het algemeen geen hedge accounting toegepast, omdat het moeilijk aantoonbaar is dat deze relatie zeer effectief zal zijn. Dienovereenkomstig worden reële-waardeveranderingen in swaps direct opgenomen in het resultaat, terwijl de winsten en verliezen op de afgedekte kredietposities worden opgenomen in rentebaten en -lasten en als bijzondere waardevermindering indien van toepassing.
Het per saldo positieve resultaat van EUR 168 miljoen uit reële-waardeveranderingen in de eigen kredietwaardigheid is verantwoord onder BU Europa (EUR 115 miljoen) en Group Functions (EUR 53 miljoen).
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
142
7 Overige operationele baten
2007 2006 2005
Verzekeringsactiviteiten 95 90 153
Leasing 82 61 60
Verkoop bedrijfsactiviteiten en deelnemingen met invloed 951 453 348
Overige 248 310 247 Totaal 1.376 914 808
In verkoop bedrijfsactiviteiten en deelnemingen met invloed is de winst opgenomen uit de verkoop van ABN AMRO Mellon (EUR 139 miljoen), Interbank/DMC (EUR 56 miljoen) en de private banking-activiteiten in Miami en Montevideo (EUR 72 miljoen). Ook de winst op de verkoop van de aandelen Capitalia die werd afgewikkeld in aandelen Unicredit (EUR 624 miljoen), is in deze post begrepen. Nadere bijzonderheden over deze transacties zijn opgenomen in respectievelijk punt 2 en punt 20 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Analyse van baten uit verzekeringsactiviteiten:
2007 2006 2005
Premie-inkomen 1.093 1.259 1.183
Opbrengst uit beleggingen 269 308 406
Voorziening voor verzekerde risico’s – 1.267 – 1.477 – 1.436 Totaal 95 90 153
8 Personeelskosten
2007 2006 2005
Salarissen (inclusief bonussen en vergoedingen) 5.385 4.878 4.583
Sociale lasten 735 627 586
Pensioenlasten en bijdragen ziektekostenverzekering na pensionering 393 313 11
Op aandelen gebaseerde betalingen 309 74 61
Inhuur personeel 264 297 220
Beëindigingsuitkeringen 220 123 146
Kosten in verband met herstructurering – 77 117 42
Overige personeelskosten 352 179 235 Totaal 7.581 6.608 5.884
Gemiddeld aantal medewerkers (fte’s):
Voortgezette bedrijfsactiviteiten
Bankactiviteiten in Nederland 26.041 25.838 25.266
Bankactiviteiten in overige landen 60.987 54.686 51.705
Geconsolideerde private equity-belangen 19.621 29.945 22.201
Subtotaal 106.649 110.469 99.172 Beëindigde bedrijfsactiviteiten
Bankactiviteiten in Nederland 430 422 843
Bankactiviteiten in overige landen 10.814 10.912 1.346
Subtotaal 11.244 11.334 2.189 Totaal 117.893 121.803 101.361
De stijging van de personeelskosten in 2007 ten opzichte van 2006 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan hogere bonussen. De op aandelen gebaseerde betalingen namen toe als gevolg van de acquisitie door het
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
143
consortium, waardoor alle regelingen voor op aandelen gebaseerde betalingen zijn afgewikkeld per 17 oktober 2007.
9 Algemene en beheerskosten
2007 2006 2005
Professionele dienstverlening 1.215 1.067 884
Automatiseringskosten 990 1.051 775
Huisvestingskosten 697 654 588
Personeelgerelateerde kosten (inclusief opleidingen) 174 177 154
Zakenreizen en transport 301 302 266
Kantoorbenodigdheden en drukkosten 88 85 90
Communicatie en informatie 495 504 380
Commerciële kosten 520 505 387
Kosten van geconsolideerde private equity-belangen 332 466 352
Kosten in verband met herstructurering – 29 – 25 – 15
Diverse kosten 1.385 927 818 Totaal 6.168 5.713 4.679
In de kosten van professionele dienstverlening is een bedrag van EUR 411 miljoen begrepen aan vergoedingen met betrekking tot de mogelijke fusie met Barclays. Dit bedrag bestaat voor EUR 211 miljoen uit advieskosten en voor EUR 200 miljoen uit een vergoeding vanwege het niet doorgaan van de fusie. In diverse kosten in 2007 is een bedrag van USD 500 miljoen opgenomen in verband met het onderzoek van het Amerikaanse ministerie van Justitie (zie punt 30 van de toelichting).
Hieronder volgt een overzicht van de vergoedingen die aan de externe accountant zijn betaald voor de jaren eindigend per 31 december 2007, 2006 en 2005.
2007 2006 2005
Vergoedingen voor accountantscontrole 45,2 44,8 30,9
Vergoedingen voor diensten gerelateerd aan accountantscontrole 13,2 6,0 3,1
Vergoedingen fiscale adviezen 2,5 3,7 1,9
Alle overige vergoedingen 0,6 0,3 0,4 Totaal vergoedingen 61,5 54,8 36,3
Vergoedingen voor aan de accountantscontrole gerelateerde diensten betreffen hoofdzakelijk adviesdiensten inzake accountancywerkzaamheden en controles in verband met acquisities en de verkoop van bedrijfsonderdelen, de toetsing van interne controlemaatregelen en adviezen over beleid en procedures op het gebied van controle, het afgeven van verklaringen die niet vereist zijn op grond van wet- of regelgeving en adviesdiensten met betrekking tot de grondslagen voor financiële verslaggeving.
Vergoedingen voor fiscale adviezen betreffen verleende diensten met betrekking tot de naleving van belastingwetgeving, belastingadviezen en fiscale planning, alsmede begeleiding bij en advisering over belastingcontroles en bezwaarschriften.
Overige vergoedingen betreffen adviesdiensten met betrekking tot risicobeheer en corporate finance, alsmede overige niet-verboden diensten.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
144
10 Afschrijvingen
2007 2006 2005
Onroerende zaken 157 165 122
Bedrijfsmiddelen 387 436 423
Software 358 317 241
Overige immateriële activa 23 4 15
Bijzondere waardevermindering goodwill private equity-belangen 11 1 19
Bijzondere waardevermindering onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 38 1 6
Bijzondere waardevermindering onroerende zaken en
bedrijfsmiddelen in verband met herstructurering – 1 16 4
Bijzondere waardevermindering software 14 – 1 Totaal 987 940 831
De toename van de bijzondere waardeverminderingsverliezen in 2007 ten opzichte van 2006 en 2005 was hoofdzakelijk het gevolg van de transactie met het consortium. Als gevolg hiervan zijn onder meer bepaalde IT-implementatieprojecten geschrapt.
In het totaalbedrag is een bedrag van EUR 168 miljoen (2006: EUR 212 miljoen en 2005: EUR 133 miljoen)begrepen aan afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen met betrekking tot geconsolideerde private equity-belangen (zie punt 41 van de toelichting).
11 BelastingenOpgenomen in winst- en verliesrekening:
2007 2006 2005
Niet-latente belastingverplichtingen
Verslagperiode 1.306 1.453 1.106
Te laag (+) / te hoog (–) verwerkt bedrag in voorgaande jaren 97 – 96 – 87
Subtotaal 1.403 1.357 1.019
Latente belastingverplichtingen (+) / -vorderingen (-)
Opname en terugneming van tijdelijke verschillen – 930 – 331 257
Verlaging belastingtarief 55 3 – 35
Subtotaal – 875 – 328 222 Totaal 528 1.029 1.241
Voortgezette bedrijfsactiviteiten – 48 366 735
Beëindigde bedrijfsactiviteiten 574 674 506
Belastingen 2 – 11 – Totaal 528 1.029 1.241
De groep betaalde per saldo EUR 0,8 miljard aan belastingen in 2007 (2006: EUR 1,2 miljard).
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
145
Reconciliatie van de totale belastingdrukTotale belastingdruk voortgezette bedrijfsactiviteitenDe effectieve belastingdruk op de groepswinst voor belastingen verschilt van het bedrag dat in theorie verschuldigd zou zijn op grond van het basistarief in Nederland. In onderstaande tabel wordt dit verschil toegelicht:
2007 2006 2005
Nominale belastingdruk Nederland (in %) 25,5 29,6 31,5
Belastingen op gewone bedrijfsactiviteiten tegen huidig tarief 446 909 1.277
Belastingvrije baten uit private equity-belangen – 87 10 –
Belastingvrije verkoopwinsten – 58 – 46 –
Overige belastingvrije baten – 182 – 72 – 68
Totaal effect belastingvrije baten – 327 – 108 – 68
Effect van correcties in berekende belastingen over voorgaande jaren 97 – 96 – 23
Effect van correcties in waarderingen 46 10 39
Effect van wijzigingen in belastingwetgeving 26 – 97 5
Effect van wijzigingen in belastingtarieven 55 3 – 2
Benutting van voorheen niet-verwerkt fiscaal verrekenbaar
verlies, belastingvoordeel of tijdelijk verschil uit vorige periode
om niet-latente belastingen te verminderen – 66 – –
Benutting van voorheen niet-verwerkt fiscaal verrekenbaar verlies,
belastingvoordeel of tijdelijk verschil uit vorige periode om latente
belastingen te verminderen – 95 – 1 –
Overige mutaties – 230 – 254 – 493 Totaal – 48 366 735
Overige mutaties in 2007 betreft voor een bedrag van EUR 106 miljoen wijzigingen in lokale belastingtarieven.
Totale belastingdruk beëindigde bedrijfsactiviteiten
2007 2006 2005
Nominale belastingdruk Nederland (in %) 25,5 29,6 31,5
Belastingen op gewone bedrijfsactiviteiten tegen huidig tarief 2.232 810 504
Totaal effect belastingvrije baten – 1.865 – 97 –
Overige mutaties 207 – 39 2 Totaal 574 674 506
Direct opgenomen in eigen vermogen
Baten (-) / Lasten (+) 2007 2006 2005
Valutaomrekenverschillen – 81 114 – 198
Kasstroomhedges – 158 – 223 – 235
Activa beschikbaar voor verkoop 389 190 169 Totaal 150 81 – 264
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
146
12 Winst per aandeel
De berekening van de nominale en verwaterde winst per aandeel is weergegeven in de volgende tabel.
2007 2006 2005
Jaarwinst toe te rekenen aan aandeelhouders moedermaatschappij 9.848 4.715 4.382
Winst uit voortgezette bedrijfsactiviteiten toe te rekenen aan
aandeelhouders moedermaatschappij 1.706 2.699 3.303
Winst uit beëindigde bedrijfsactiviteiten toe te rekenen aan
aandeelhouders moedermaatschappij 8.142 2.016 1.079 Gewogen gemiddeld aantal uitstaande gewone aandelen (in miljoenen) 1.851,3 1.882,5 1.804,1
Voorwaardelijke toekenning van aandelen (in miljoenen) – 7.5 4.3
Verwateringseffect personeelsopties (in miljoenen) – 5.5 1.3
Voor verwatering gecorrigeerd aantal gewone aandelen (in miljoenen) 1.851,3 1.895,5 1.809,7
Winst per aandeel uit voortgezette bedrijfsactiviteiten
Winst per gewoon aandeel (in euro’s) 0,92 1,43 1,83
Winst per gewoon aandeel na volledige verwatering (in euro’s) 0,92 1,42 1,83
Winst per aandeel uit voortgezette en beëindigde bedrijfsactiviteiten
Winst per gewoon aandeel (in euro’s) 5,32 2,50 2,43
Winst per gewoon aandeel na volledige verwatering (in euro’s) 5,32 2,49 2,42 Aantal geplaatste gewone aandelen per 31 december (in miljoenen) 1.844,1 1.853,8 1.877,9
Nettovermogenswaarde per gewoon aandeel (in euro’s) 16.04 12.73 11.83 Aantal geplaatste preferente aandelen per 31 december (in miljoenen) 1.356,5 1.369,8 1.369,8
Rendement op gemiddeld eigen vermogen (in %) 38.4 20.7 23.5
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
147
13 Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken
Hieronder worden opgenomen kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken in landen waar de bank gevestigd is.
2007 2006 Liquide middelen 1.470 1.887
Tegoeden bij centrale banken 15.280 10.430 Totaal 16.750 12.317
De tegoeden bij centrale banken uit hoofde van reserveverplichtingen die daarom niet beschikbaar zijn voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten van de bank, bedroegen EUR 10.560 miljoen.
14 Financiële activa en verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden
2007 2006 Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden
Nederlandse staat 1.434 976
Amerikaans schatkistpapier en overheid 2.383 1.115
Overige OESO-staten 24.411 29.529
Niet-OESO-staten 4.196 3.783
Hypothecair gedekte waardepapieren 11.994 1.443
Financiële instellingen 13.428 12.259
Niet-financiële instellingen 11.823 10.946
Overige 3.196 239 Rentedragende financiële activa 72.865 60.290
Aandelen 45.947 40.112
Financiële derivaten 123.465 105.334 Totaal activa aangehouden voor handelsdoeleinden 242.277 205.736
Financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden
Short-posities in financiële activa 35.988 45.861
Financiële derivaten 119.488 99.503 Totaal verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden 155.476 145.364
De directe risicopositie in financiële garanten van EUR 1.026 miljoen is verwerkt onder financiële derivaten. Hierin zijn ook begrepen CDS-vorderingen van EUR 969 miljoen op ondernemingen in kredietderivaten met een hoge rating.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
148
Handelsportefeuille financiële derivaten
2007 2006 Reële waarden Reële waarden
Gecontrac- Activa Ver- Gecontrac- Activa Ver-
teerde plichtingen teerde Activa plichtingen bedragen bedragen
Rentederivaten
OTC Swaps 6.143.903 61.053 59.725 5.788.088 57.947 55.768
Termijncontracten 315.236 94 108 342.962 73 69
Gekochte opties 288.756 4.922 – 280.482 4.679 –
Verkochte opties 313.688 – 5.906 334.774 – 4.685
Beurs Futures 208.083 54 51 277.120 64 41
Gekochte opties 398 – – 19 – –
Verkochte opties 337 – – – – – Subtotaal 7.270.401 66.123 65.790 7.023.445 62.763 60.563
Valutaderivaten
OTC Swaps 680.512 18.325 16.271 648.243 14.694 11.582
Termijncontracten 731.609 9.341 8.652 637.773 7.460 6.723
Gekochte opties 61.117 2.773 – 62.697 2.183 –
Verkochte opties 73.134 – 3.648 62.168 – 2.291
Beurs Futures 6.512 233 29 8.462 18 12
Opties 2.131 15 8 2.752 15 9 Subtotaal 1.555.015 30.687 28.608 1.422.095 24.370 20.617
Kredietderivaten
OTC Swaps 1.604.766 17.216 15.542 1.463.317 10.707 9.823
Overige
OTC Aandelen, commodity en overige 115.340 1.862 1.530 77.017 564 517
Gekochte aandelenopties 30.958 5.568 – 29.467 4.579 –
Verkochte aandelenopties 27.699 – 989 27.630 – 5.495
Beurs Aandelen, commodity en overige 14.617 151 48 12.439 338 27
Gekochte aandelenopties 19.670 1.858 2.982 20.571 2.013 –
Verkochte aandelenopties 26.407 – 3.999 22.916 – 2.461 Subtotaal 234.691 9.439 9.548 190.040 7.494 8.500 Totaal 10.664.873 123.465 119.488 10.098.897 105.334 99.503
Mortgage-backed securitiesDe groep koopt hypothecair gedekte waardepapieren (mortgage-backed securities / MBS), waaronder ook schuldpapier gedekt door Amerikaanse hypotheekleningen. Deze leningen worden vervolgens gebundeld in collateralised debt obligations (CDO’s) en aan beleggers doorverkocht. Als gevolg van het verslechterende kredietklimaat heeft de groep de positie in super senior tranches van Amerikaanse ABS CDO’s aangehouden. Per 31 december 2007 bedroeg de nettopositie van de groep in onverkochte tranches Amerikaanse ABS CDO’s EUR 1.988 miljoen. Dit betrof met name CDO’s met een hoge kredietwaardigheid, te weten CDO’s met zakelijke kredieten, prime- en subprime-hypotheken als onderpand.
Daarnaast heeft ABN AMRO een nettopositie van EUR 280 miljoen in Amerikaanse woninghypotheken via een handelsportefeuille van residential mortgage-backed securities (RMBS) en ABS CDO’s. Deze positie betreft voor het merendeel RMBS met een prime rating. De posities in het handelsboek worden tegen marktwaarde gewaardeerd op basis van afzonderlijke marktprijzen (voor zover beschikbaar) of tegen marktbenchmarks.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
149
Het resterende bedrag van hypothecair gedekte waardepapieren heeft betrekking op Europese hypotheken.
15 Financiële beleggingen
2007 2006 Rentedragende waardepapieren: beschikbaar voor verkoop
Nederlandse staat 1.844 2.537
Amerikaans schatkistpapier en overheid 2.202 4.800
Overige OESO-staten 31.502 38.437
Niet-OESO-staten 8.316 9.247
Hypothecair gedekte waardepapieren 1 27.063 32.868
Financiële instellingen 1 16.007 13.432
Niet-financiële instellingen 1.073 13.485
Overige rentedragende waardepapieren 2.442 2.752 Subtotaal 90.449 117.558
Rentedragende waardepapieren: aangehouden tot einde looptijd
Nederlandse staat 1.275 1.285
Amerikaans schatkistpapier en overheid – 14
Overige OESO-staten 1.128 2.001
Hypothecair gedekte waardepapieren – 26
Overige rentedragende waardepapieren 231 403 Subtotaal 2.634 3.729 Totaal 93.083 121.287
Aandeleninstrumenten
Beschikbaar voor verkoop 1.013 1.866
Opgenomen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in resultaat 2.339 2.228 Subtotaal 3.352 4.094 Totaal 96.435 125.381 1 De cijfers voor 2006 zijn voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. De herrubricering van financiële instellingen naar hypothecair gedekte waardepapieren
in 2006 (EUR 18.213 miljoen) houdt verband met de gewijzigde definitie van de onderliggende productcriteria.
Van de portefeuille hypothecair gedekte waardepapieren heeft circa 97% een AAA rating; de rest heeft een AA rating. De nettopositie in hypothecair gedekte waardepapieren betreft voor slechts EUR 1.982 miljoen door Amerikaanse woninghypotheken gedekte beleggingen en voor de rest hoofdzakelijk Europese hypotheken. De indirecte positie in financiële garanten is besloten in rentedragende waardepapieren beschikbaar voor verkoop.
De groep toetst voor verkoop beschikbare schuldbewijzen regelmatig ieder afzonderlijk op aanwijzingen van bijzondere waardevermindering. Daarbij worden factoren in ogenschouw genomen zoals een eventuele daling van de reële waarde onder de kostprijs en de richting, de kredietwaardigheid en vooruitzichten van de uitgevende instelling, en het voornemen en vermogen van de groep om de schuldbewijzen (beschikbaar voor verkoop of aangehouden tot einde looptijd) lang genoeg aan te houden om te profiteren van een verwacht herstel van de reële waarde.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
150
16 Kredieten en vorderingen bankiers
Deze post omvat vorderingen op en tegoeden bij bankinstellingen.
2007 2006 Rekening-courant 9.295 9.473
Geplaatste termijndeposito’s 9.286 15.396
Professionele effectentransacties 150.338 105.969
Kredieten 6.779 3.986 Subtotaal 175.698 134.824 Voorziening voor bijzondere waardeverminderingen – 2 – 5 Totaal 175.696 134.819
De toename van professionele effectentransacties deed zich hoofdzakelijk voor in BU Europa.
17 Kredieten en vorderingen private en publieke sector
Hieronder worden opgenomen de vorderingen op niet-bancaire klanten uit hoofde van met name kredieten en hypothecaire leningen.
2007 2006 Overheid 5.739 11.567
Zakelijk 144.534 180.262
Particulier 121.763 135.484
Professionele effectentransacties 98.270 93.716
Multi-seller conduits 29.457 25.872 Subtotaal 399.763 446.901 Voorziening voor bijzondere waardeverminderingen – 3.001 – 3.646 Totaal 396.762 443.255
De daling op jaarbasis weerspiegelt de rubricering van Antonveneta onder beëindigde bedrijfsactiviteiten en de verkoop van LaSalle per 1 oktober 2007. De stijging in professionele effectentransacties is hoofdzakelijk het gevolg van de uitbreiding van posities in BU Europa.
De informatie met betrekking tot het kredietrisico (zie punt 38) bevat gegevens over de concentratie van het kredietrisico naar bedrijfstak en geografische regio. Deze paragraaf bevat voorts een onderverdeling naar soort zekerheid. Vorderingen op multi-seller conduits zijn doorgaans gedekt door een vorderingenportefeuille die groter is dan het bevoorschotte bedrag (zie punt 38). Deze conduits geven commercial paper uit zoals gespecificeerd in punt 25 van de toelichting.
Multi-seller conduitsAls onderdeel van de gewone bedrijfsactiviteiten structureert de groep financieringstransacties voor klanten door financiële activa van de klant te verkopen aan een SPE. Deze SPE plaatst vervolgens commercial paper met die activa als onderpand in de markt om de aankoop te financieren. De groep faciliteert deze transacties in operationeel opzicht ten behoeve van klanten.
De groep ondersteunt de commercial paper-programma’s door kortlopende liquiditeiten aan de SPE’s te verschaffen om tijdelijke financieringstekorten van deze SPE’s die een beroep op de commercial paper-markt doen, op te vangen. De groep loopt ten aanzien van deze programma’s enig kredietrisico en kan als gevolg daarvan kredietverliezen lijden. De gebruikte vehikels in het kader van deze programma’s worden volgens
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
151
IFRS geconsolideerd. Het effect daarvan op de activa bedroeg EUR 29,5 miljard (2006: EUR 25,9 miljard) en op de verplichtingen EUR 27,4 miljard (2006: EUR 26,2 miljard).
Een nadere analyse van de markt- en liquiditeitsrisico’s is opgenomen in punt 38 van de toelichting.
18 Bijzondere waardevermindering kredieten en voorzieningen
Voorzieningen zakelijk krediet Zakelijke kredieten worden, afhankelijk van de risicoclassificatie van de faciliteit, elke zes tot twaalf maanden door de groep gereviseerd. Daarnaast houden kredietmedewerkers continu toezicht op de kwaliteit van het verstrekte krediet, de klanten en de nakoming van de overeengekomen kredietvoorwaarden. Als de kwaliteit van een krediet of de financiële situatie van een debiteur zodanig verslechtert dat er twijfel bestaat over diens vermogen om aan de contractuele verplichtingen te voldoen, wordt het beheer van de relatie overgedragen aan Financial Restructuring and Recovery.
Na evaluatie bepaalt Financial Restructuring and Recovery de hoogte van de eventuele specifieke voorziening die moet worden gevormd, waarbij rekening wordt gehouden met de waarde van de zekerheden. Specifieke voorzieningen vallen volledig of gedeeltelijk vrij als de schuld wordt terugbetaald of de verwachte toekomstige kasstromen een verbetering laten zien als gevolg van positieve veranderingen in de economische of financiële omstandigheden.
Voorzieningen particulier krediet De bank biedt een breed pakket particuliere kredietproducten en -programma’s, zoals persoonlijke leningen, woninghypotheken, creditcards en woningverbeteringkrediet. Voorzieningen voor deze producten worden per portefeuille getroffen, waarbij een voorziening voor elk product wordt vastgesteld op basis van de omvang van de portefeuille en het historisch-verliespercentage.
In het beleid voor particuliere kredietverlening is bepaald dat bij een achterstand van 90 dagen of meer in de betaling van rente of aflossing de desbetreffen kredieten worden aangemerkt als non-performing en worden verondersteld in waarde te zijn verminderd.
Voorzieningen voor een specifieke portefeuille kunnen vrijvallen als de kwaliteit van de desdesbetreffen kredietportefeuille verbetert. De afboeking van particulier krediet geschiedt op basis van de duur van betalingsachterstanden en verschilt per soort product.
IBNI-voorziening Naast de voorzieningen voor bijzondere waardevermindering die op specifieke of portefeuillebasis worden berekend, houdt de groep ook een voorziening aan voor niet-geïdentificeerde waardeverminderingen die in kredieten besloten liggen als gevolg van vertragingen bij het verkrijgen van informatie die zou duiden op verliezen per de balansdatum.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
152
Krediet voorzieningen
Banks Commercial Consumer Total
2007
Stand per 1 januari 5 2.344 1.302 3.651
Herrubricering m.b.t. bedrijfsonderdelen
aangehouden voor verkoop / beëindigde
bedrijfsactiviteiten – – 547 – 172 – 719 5 1.797 1.130 2.932 Nieuw getroffen voorzieningen – 1.029 1.738 2.767
Terugneming van niet langer vereiste voorzieningen – – 284 – 229 – 513
Na afboeking ontvangen bedragen – – 381 – 169 – 550 Totaal bijzondere waardevermindering kredieten
en overige voorzieningen voor kredietrisico – 364 1.340 1.704
Onder rentebaten verantwoord bedrag uit
afwikkeling van discontering – – 11 – – 11
Valutaomrekenverschillen – – 16 30 14
Afgeboekte bedragen (gesaldeerd) – 3 – 144 – 1.251 – 1.398
Verkochte bedrijfsonderdelen – – 281 – 4 – 285
Reserve niet-verdiende rente op in waarde
verminderde kredieten – 65 – 18 47 Stand per 31 december 2 1.774 1.227 3.003
Banks Commercial Consumer Total
2006
Stand per 1 januari 17 2.146 841 3.004
Nieuw getroffen voorzieningen – 1.171 1.308 2.479
Terugneming van niet langer vereiste voorzieningen – 4 – 98 – 327 – 429
Na afboeking ontvangen bedragen – – 512 – 127 – 639 Totaal bijzondere waardevermindering kredieten
en overige voorzieningen voor kredietrisico – 4 561 854 1.411
Onder rentebaten verantwoord bedrag uit
afwikkeling van discontering – – 14 – 48 – 62
Valutaomrekenverschillen – – 44 – 12 – 56
Afgeboekte bedragen (gesaldeerd) – 8 – 633 – 495 – 1.136
Verkochte en beëindigde bedrijfsactiviteiten – 227 147 374
Reserve niet-verdiende rente op in waarde
verminderde kredieten – 101 15 116 Stand per 31 december 5 2.344 1.302 3.651
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
153
Reconciliatie van voorziening voor bijzondere waardevermindering kredieten en vorderingen.
Bijzondere waardevermindering
Banken Zakelijk Particulier Totaal
Hypotheken Persoonlijke Credit-cards Overig leningen particulier
2007
Individuele bijzondere
waardevermindering 2 1.188 32 6 4 40 1.272
Collectieve bijzondere
waardevermindering – 586 68 772 54 251 1.731 Totaal bijzondere waarde-
vermindering kredieten en
voorzieningen voor kredietrisico 2 1.774 100 778 58 291 3.003
Boekwaarde van kredieten
aangewezen voor individuele
bijzondere waardevermindering
voor aftrek van een eventuele
individueel bepaalde voorziening
voor bijzondere waardevermindering 2 2.448 136 7 5 100 2.698
Banken Zakelijk Particulier Totaal
Hypotheken Persoonlijke Credit-cards Overig leningen particulier
2006
Individuele bijzondere
waardevermindering 5 1.714 34 8 23 2 1.786
Collectieve bijzondere
waardevermindering – 630 28 359 104 744 1.865 Totaal bijzondere waarde-
vermindering kredieten en
voorzieningen voor kredietrisico 5 2.344 62 367 127 746 3.651
Boekwaarde van kredieten
aangewezen voor individuele
bijzondere waardevermindering
voor aftrek van een eventuele
individueel bepaalde voorziening
voor bijzondere waardevermindering 5 3.531 97 9 34 2 3.678
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
154
19 Deelnemingen met invloed
2007 2006 Bankinstellingen 604 1.436
Overige deelnemingen 267 91 Totaal 871 1.527
Stand per 1 januari 1.527 2.993
Herrubricering m.b.t. bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop /
beëindigde bedrijfsactiviteiten – 40 – 1.487 2.993 Mutaties:
Aankopen 196 194
Verkopen / herrubriceringen – 929 – 1.833
Resultaat uit deelnemingen met invloed 271 241
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten – 2
Ontvangen dividenden uit deelnemingen met invloed – 81 – 72
Valutaomrekenverschillen – 37 – 43
Overige – 36 45 Stand per 31 december 871 1.527
De aandelen Capitalia zijn in 2007 omgewisseld in aandelen Unicredit en worden sindsdien niet langer opgenomen onder deelnemingen met invloed.
In de reserve kasstroomhedges en de reserve voor verkoop beschikbare activa van de groep zijn geen bedragen begrepen aan niet-gerealiseerde winsten / verliezen met betrekking tot deelnemingen met invloed (2006: EUR 53 miljoen).
Vorderingen op en verplichtingen aan deelnemingen met invloed, zoals opgenomen onder de diverse balansposten, bedroegen in totaal:
2007 2006 Kredieten en vorderingen bankiers 149 11
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 12 212
Verplichtingen bankiers 492 61
Verplichtingen private en publieke sector 284 258
De belangrijkste deelnemingen met invloed op geaggregeerde basis (niet gecorrigeerd voor het procentuele belang van de groep) zijn voor de volgende totaalbedragen in de balans en de winst- en verliesrekening verwerkt:
2007 2006 Totaal activa 17.410 155.000
Totaal passiva 13.758 134.741
Totaal operationele baten 2.564 7.432
Bedrijfsresultaat voor belastingen 563 2.355
De daling ten opzichte van vorig jaar werd hoofdzakelijk veroorzaakt door de omwisseling van de aandelen Capitalia in aandelen Unicredit.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
155
20 Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen
De boekwaarde van onroerende zaken en bedrijfsmiddelen vertoonde in 2007 en 2006 het volgende verloop:
Onroerende zaken Eigen gebruik Niet eigen gebruik Bedrijfsmiddelen Totaal
Stand per 1 januari 2007 4.263 247 1.760 6.270
Herrubricering m.b.t. bedrijfsonderdelen
aangehouden voor verkoop / beëindigde
bedrijfsactiviteiten – 2.421 – 195 – 862 – 3.478 1.842 52 898 2.792 Mutaties:
Fusies en overnames 25 4 7 36
Uitbreidingen 162 71 458 691
Verkopen – 87 – 52 – 43 – 182
Bijzondere waardeverminderingen – 2 – – 36 – 38
Afschrijvingen – 154 – 3 – 388 – 545
Valutaomrekenverschillen 14 3 – 17
Overige 2 – 7 – 19 – 24 Stand per 31 december 2007 1.802 68 877 2.747
waarvan:
Kostprijs 3.007 83 2.520 5.610
Cumulatieve bijzondere waardeverminderingen – 20 – 12 – 3 – 35
Cumulatieve afschrijvingen – 1.185 – 3 – 1.640 – 2.828
Onroerende zaken Eigen gebruik Niet eigen gebruik Bedrijfsmiddelen Totaal
Stand per 1 januari 2006 3.340 2.979 1.791 8.110
Mutaties:
Fusies en overnames 1.010 98 215 1.323
Desinvesteringen – 269 – 2.846 – 171 – 3.286
Uitbreidingen 450 783 688 1.921
Verkopen – 108 – 767 – 148 – 1.023
Bijzondere waardeverminderingen – 17 – – – 17
Afschrijvingen – 161 – 4 – 436 – 601
Afschrijvingen beëindigde bedrijfsactiviteiten – 42 – – 115 – 157
Valutaomrekenverschillen – 93 – 7 – 43 – 143
Overige 153 11 – 21 143 Stand per 31 december 2006 4.263 247 1.760 6.270
waarvan:
Kostprijs 5.881 276 4.448 10.605
Cumulatieve bijzondere waardeverminderingen – 44 – 17 – 4 – 65
Cumulatieve afschrijvingen – 1.574 – 12 – 2.684 – 4.270
De desinvesteringen in 2006 betreffen voornamelijk vastgoedontwikkeling van Bouwfonds. Voor beëindigde bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar punt 45 van de toelichting.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
156
Als lesseeDe groep heeft een aantal financiële-leaseovereenkomsten gesloten voor het leasen van bedrijfsmiddelen. De nettoboekwaarde van de geleasede bedrijfsmiddelen die in onroerende zaken en bedrijfsmiddelen is opgenomen, bedroeg EUR 7 miljoen per 31 december 2007 (2006: EUR 8 miljoen).
Als lessorDe groep is daarnaast voor de verhuur van diverse bedrijfsmiddelen operationele-leaseovereenkomsten aangegaan, verwerkt onder de post ‘Overige’. De leasebetalingen uit hoofde van niet-opzegbare operationele leases hebben de volgende looptijdstructuur:
2007 2006 Korter dan één jaar 48 56
Van één jaar tot vijf jaar 175 140
Langer dan vijf jaar 95 49 Totaal 318 245
In 2007 is een bedrag van EUR 80 miljoen (2006: EUR 59) miljoen als leasebaten opgenomen in de winst- en verliesrekening, terwijl een bedrag van EUR 63 miljoen (2006: EUR 48 miljoen) ten laste van het resultaat is gebracht met betrekking tot direct gerelateerde lasten.
21 Goodwill en overige immateriële activa
2007 2006 Goodwill 474 4.714
Goodwill private equity-belangen – 2.436
Software 904 959
Overige immateriële activa 46 1.298 Totaal 1.424 9.407
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
157
De boekwaarde van goodwill en overige immateriële activa ontwikkelde zich als volgt:
Goodwill Goodwill Software Overige Totaal private immateriële equity- activa belangen
Stand per 1 januari 2007 4.714 2.436 959 1.298 9.407
Herrubricering m.b.t. bedrijfsonderdelen aangehouden
voor verkoop / beëindigde bedrijfsactiviteiten – 4.594 – 2.436 – 156 – 1.262 – 8.448 120 – 803 36 959 Mutaties:
Fusies en overnames 361 – 3 33 397
Uitbreidingen – – 481 – 481
Bijzondere waardeverminderingen – – 11 – 14 – – 25
Afschrijvingen – – – 358 – 23 – 381
Valutaomrekenverschillen – 7 – – 5 – 1 – 13
Overige – 11 – 6 1 6 Stand per 31 december 2007 474 – 904 46 1.424
waarvan:
Kostprijs 476 – 2.055 50 2.581
Cumulatieve bijzondere waardeverminderingen – 2 – – 3 – – 5
Cumulatieve afschrijvingen – – – 1.148 – 4 – 1.152
Goodwill Goodwill Software Overige Totaal private immateriële equity- activa goodwill
Stand per 1 januari 2006 198 2.128 758 99 3.183
Mutaties:
Fusies en overnames 4.399 270 133 1.095 5.897
Desinvesteringen – – 171 – 1 – 35 – 207
Uitbreidingen 115 297 485 315 1.212
Verkopen – – 87 – 6 – 6 – 99
Bijzondere waardeverminderingen – – 1 – – – 1
Afschrijvingen – – – 317 – 4 – 321
Afschrijvingen op beëindigde bedrijfsactiviteiten – – – 68 – 166 – 234
Valutaomrekenverschillen 2 – – 36 – 1 – 35
Overige – – 11 1 12 Stand per 31 december 2006 4.714 2.436 959 1.298 9.407
waarvan:
Kostprijs 4.716 2.580 2.133 1.486 10.915
Cumulatieve bijzondere waardeverminderingen – 2 – 144 – 3 – – 149
Cumulatieve afschrijvingen – – – 1.171 – 188 – 1.359
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
158
Fusies en overnamesOp 5 maart 2007 en 22 september 2007 verwierf de groep respectievelijk Prime Bank Ltd en Taitung Business Bank Taiwan (zie punt 2 van de toelichting voor nadere bijzonderheden). De reële waarde van de identificeerbare activa en verplichtingen van deze acquisities en de goodwill bij verkrijging was als volgt:
Prime Bank
Opgenomen bij Boekwaarde acquisitie door de groep Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 15 13
Financiële activa 474 472
Latente belastingvorderingen 6 6
Overige activa 16 52 Totaal identificeerbare activa 511 543 Overige verplichtingen 497 496 Totaal identificeerbare verplichtingen 497 496 Totaal nettovermogen 14 47
Koopsom (100%) 184
Nettovermogen 14 Goodwill bij verkrijging van alle uitstaande aandelen 170 Aandeel ABN AMRO (96,2%) 163
Taitung Business Bank Taiwan
Opgenomen bij Boekwaarde acquisitie door de groep Immateriële activa 12 –
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 21 20
Financiële activa 369 535
Overige activa 2 2 Totaal identificeerbare activa 404 557 Overige verplichtingen 711 706 Totaal identificeerbare verplichtingen 711 706 Totaal nettovermogen – 307 – 149
Koopsom (100%) – 147
Nettovermogen – 307 Goodwill bij verkrijging van alle uitstaande aandelen 160
De totale direct aan fusies en overnames toe te rekenen kosten bedroegen EUR 6 miljoen en bestonden hoofdzakelijk uit kosten van professionele dienstverlening voor het tot stand brengen van de transactie.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
159
Toetsen van goodwill op bijzondere waardeverminderingVoor het toetsen op bijzondere waardevermindering is goodwill toegerekend aan de afzonderlijke kasstroomgenererende eenheden. Per 31 december 2007 is de goodwill toegerekend aan meerdere kasstroomgenererende eenheden, waarvan de realiseerbare bedragen onafhankelijk van elkaar zijn getoetst. Het realiseerbare bedrag is berekend op basis van bedrijfswaarde, waarbij een contante-kasstroommodel is gebruikt. Factoren zoals bestaande bedrijfsplannen en beoogde synergievoordelen worden hierbij in aanmerking genomen. Het berekende realiseerbare bedrag voor elke kasstroomgenererende eenheid met goodwill is momenteel hoger dan de boekwaarde.
22 Overige activa
2007 2006 Latente belastingvorderingen 3.396 3.479
Belastingvorderingen 1.479 1.189
Derivaten gebruikt voor hedging-doeleinden 2.464 3.214
Hypothecaire leningen aangewezen voor opname tegen reële waarde 1.569 331
Unit-linked beleggingen voor polishouders 4.609 5.462
Pensioenbeleggingen 15 145
Overige activa van geconsolideerde private equity-belangen, inclusief voorraden – 1.733
Diverse activa en overige vorderingen 5.681 11.659 Totaal 19.213 27.212
Hypothecaire leningen aangewezen voor opname tegen reële waarde en unit-linked beleggingen voor polishouders zijn aangemerkt als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening.
23 Verplichtingen bankiers
Hieronder worden opgenomen de verschuldigde bedragen aan bankinstellingen, waaronder ook centrale banken en multilaterale ontwikkelingsbanken.
2007 2006 Professionele effectentransacties 123.537 87.762
Rekening-courant 19.058 20.273
Termijndeposito’s 94.075 70.127
Voorschotten van Federal Home Loan banken – 7.293
Overige 2.664 2.534 Totaal 239.334 187.989
De toename van professionele effectentransacties deed zich hoofdzakelijk voor in BU Europa.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
160
24 Verplichtingen private en publieke sector
Hieronder worden opgenomen de verschuldigde bedragen aan niet-bancaire klanten.
2007 2006 Rekening-courant particulier 20.343 35.358
Rekening-courant zakelijk 62.284 75.689
Spaargelden particulier 75.311 89.893
Deposito’s zakelijk 93.384 96.577
Professionele effectentransacties 74.556 57.828
Overige 4.474 7.038 Totaal 330.352 362.383
25 Uitgegeven schuldbewijzen
2007 2006 Effectieve Effectieve
rente (in %) rente (in %)
Uitgegeven obligatieleningen en notes 4,3 102.708 4,1 117.122
Certificates of deposit en commercial paper 5,6 43.396 4,8 56.375
Kas- en spaarbiljetten, spaar- en bankbrieven 5,0 1.533 5,6 2.269 Subtotaal 147.637 175.766 Commercial paper uitgegeven door multi-seller
conduits 5,5 27.358 5,0 26.280 Totaal 174.995 202.046
De obligatieleningen zijn vooral uitgegeven op kapitaalmarkten die sterk gericht zijn op de euromarkt en luiden voornamelijk in de euro en de Amerikaanse dollar. De commercial paper-programma’s worden wereldwijd gevoerd, maar het zwaartepunt ligt in de Verenigde Staten en Europa. De overige schuldbewijzen zijn instrumenten voor de markten waarop ABN AMRO werkzaam is en luiden veelal in de lokale valuta. Van de ultimo 2007 totaal uitgegeven schuldbewijzen had EUR 66,0 miljard (2006: EUR 75,3 miljard) een variabele rente. Van de uitgegeven schuldbewijzen met een vastrentend karakter maakt EUR 14,4 miljard (2006: EUR 20,1 miljard) deel uit van reële-waardehedgerelaties.
Uitgegeven schuldbewijzen in (valuta):
2007 2006 EUR 81.147 95.452
USD 70.715 84.308
Overige valuta’s 23.133 22.286 Totaal 174.995 202.046
In de bovenstaande saldi zijn vanwege impliciete derivaten diverse gestructureerde verplichtingen opgenomen die zijn aangemerkt als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening. De reële waarde van deze verplichtingen per 31 december 2007 bedroeg EUR 44.668 miljoen (2006: EUR 29.268 miljoen); de geamortiseerde kostprijs was EUR 45.229 miljoen (2006: EUR 29.738 miljoen).
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
161
Financiële verplichtingen aangemerkt als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van
waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening
Structured notes
2007 2006 Cumulatieve mutatie in reële waarde van structured notes, toe te rekenen aan
wijzigingen in kredietrisico 87 –
Mutatie gedurende boekjaar in reële waarde van structured notes, toe te rekenen
aan wijzigingen in kredietrisico 70 27
Verschil tussen contractuele waarde op vervaldatum en boekwaarde 561 470
De verandering in reële waarde van de aangewezen structured notes die kan worden toegerekend aan wijzigingen in het kredietrisico, is berekend aan de hand van de verandering van de creditspread die besloten is in de marktwaarde van door ABN AMRO uitgegeven senior notes.
Looptijdenoverzicht uitgegeven schuldbewijzen
2007 2006 Korter dan één jaar 91.685 103.531
Van één tot twee jaar 13.822 18.231
Van twee tot drie jaar 14.904 19.380
Van drie tot vier jaar 8.852 13.402
Van vier tot vijf jaar 22.399 7.903
Langer dan vijf jaar 23.333 39.599 Totaal 174.995 202.046
26 Voorzieningen
2007 2006 Verzekeringstechnische voorzieningen 3.652 4.080
Voorziening bijdragen ziektekostenverzekering na pensionering 27 74 111
Voorziening voor pensioenverplichtingen 27 321 649
Overige personeelsvoorzieningen 109 672
Herstructureringsvoorziening 124 415
Overige voorzieningen 2.264 1.923 Totaal 6.544 7.850
De overige personeelsvoorzieningen hebben met name betrekking op ingegane uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid en andere non-activiteitregelingen niet zijnde VUT-uitkeringen. Deze zijn opgenomen in de voorziening voor pensioenverplichtingen. Voorzieningen voor personeelsregelingen als gevolg van herstructureringen worden verantwoord als herstructureringsvoorziening. Onder de verzekeringstechnische voorzieningen zijn opgenomen de wiskundige reserves en de premie- en schadereserves van de tot de groep behorende verzekeringsmaatschappijen. Overige voorzieningen hebben betrekking op onder meer vorderingen en juridische procedures.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
162
Overige personeels- Herstructurering Overige voorzieningen voorzieningen
Stand per 1 januari 2007 672 415 1.923
Herrubricering m.b.t. bedrijfsonderdelen aangehouden voor
verkoop / beëindigde bedrijfsactiviteiten – 425 – 60 – 243
247 355 1.680 Mutaties:
Toevoegingen 34 33 1.321
Uitgaven ten laste van voorzieningen – 73 – 139 – 886
Acquisities / verkopen – 25 5 – 87
Valutaomrekenverschillen – 1 – 5 22
Teruggenomen bedragen – 5 – 115 – 199
Overige – 68 – 10 413 Stand per 31 december 2007 109 124 2.264
Stand per 1 januari 2006 459 501 1.239
Mutaties:
Toevoegingen 74 126 430
Uitgaven ten laste van voorzieningen – 203 – 178 – 512
Acquisities / verkopen 89 – 40 416
Valutaomrekenverschillen – 15 – 8 – 26
Overige 268 14 376 Stand per 31 december 2006 672 415 1.923
De verzekeringstechnische voorzieningen vertoonden het volgende verloop:
2007 2006 Stand per 1 januari 4.080 3.169
Premie overgeboekt van winst- en verliesrekening 408 370
Uitbetaalde claims – 203 – 210
Rente 86 21
Acquisities / verkopen – 761 825
Veranderingen in schattingen en overige mutaties – 19 – 78
Valutaomrekenverschillen 61 – 17 Stand per 31 december 3.652 4.080
De verplichtingen uit hoofde van beleggingsverzekeringen zijn opgenomen onder overige verplichtingen.
Aannames voor de waardebepaling van verzekeringsverplichtingenDe aannames met het grootste effect op de berekening van de wiskundige reserves zijn sterfterisico, invaliditeit, uitkeringsduur en kostenniveaus. Sterfteschattingen zijn gebaseerd op standaard sterftetabellen (bedrijfstak en landelijk), waar nodig gecorrigeerd voor de schade-ervaring van de groep. Andere belangrijke parameters voor de berekening zijn rente (2007: 4,06%), waardegroei van participaties (2007: 5,38%) en kosteninflatie (2007: 3,00%).
Wijzigingen in aannames in het boekjaar hadden geen significante invloed op de gerapporteerde winst.
Claimsverloop Claims worden in de regel binnen een jaar afgewikkeld.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
163
Opties en garantiesEr zijn geen opties en garanties met betrekking tot levensverzekeringscontracten die in hun totaliteit een materieel effect zouden kunnen hebben op de omvang, spreiding in de tijd en onzekerheid van toekomstige kasstromen van de groep.
27 Pensioen- en andere regelingen na pensionering
De voor rekening van de groep komende pensioenlasten en bijdragen ziektekostenverzekering na pensionering worden verantwoord onder personeelskosten. De desbetreffen bedragen zijn in onderstaande tabel gespecificeerd:
Pensioen Ziektekostenverzekering 2007 2006 2007 2006
Lasten met betrekking tot huidige dienstjaren 280 374 3 5
Rentelasten 535 529 11 10
Verwacht rendement op beleggingen – 621 – 632 – 3 – 5
Afschrijving actuariële winst (-) / verlies (+) (gesaldeerd) – 6 27 – – 1
Afschrijving backservicekosten (gesaldeerd) – – 72 – –
Winst (-) / verlies (+) op pensioenoverdrachten – 28 1 – 4
Pensioenlasten en bijdragen ziektekostenverzekering
na pensionering met betrekking tot beëindigde
bedrijfsactiviteiten – – 62 – – 3 Defined benefit plans 160 165 7 6 Defined contribution plans 222 168 4 – Totaal lasten 382 333 11 6
Verplichtingen ‘defined benefit plans’De groep draagt premie af voor 43 (2006: 44) ‘defined benefit plans’ die voorzien in pensioenuitkeringen aan medewerkers na hun pensionering. De volgende bedragen zijn in de balans opgenomen:
Pensioen Ziektekostenverzekering 2007 2006 2007 2006
Contante waarde gedekte verplichtingen 9.651 12.167 7 81
Contante waarde niet gedekte verplichtingen 91 134 69 58
Af: reële waarde pensioenbeleggingen 9.969 11.149 – 60 Contante waarde nettoverplichtingen – 227 1.152 76 79 Niet opgenomen backservice-kosten – 6 – 7 – –
Niet opgenomen actuariële winsten / verliezen 542 – 683 – 2 32
Niet opgenomen activa – 42 – – Opgenomen verplichtingen‘ defined benefit
plans’ (gesaldeerd) 309 504 74 111
Het feitelijke rendement op pensioenbeleggingen of eventuele uitkeringsrechten worden opgenomen in de reëlle waarde van de pensioenbeleggingen.
Onder de nettopensioenverplichting is een vordering uit hoofde van ‘defined benefit plan’ van EUR 12 miljoen (2006: EUR 145 miljoen) begrepen. De daling houdt hoofdzakelijk verband met beëindigde bedrijfsactiviteiten.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
164
De mutaties in de activa en verplichtingen die gesaldeerd zijn opgenomen in balans, waren als volgt:
Pensioen Ziektekostenverzekering 2007 2006 2007 2006
Stand per 1 januari 504 823 111 101
Herrubricering m.b.t. bedrijfsonderdelen
aangehouden voor verkoop / beëindigde
bedrijfsactiviteiten – 5 – – 35 – 499 823 76 101 Acquisities / verkopen – 30 – –
Betaalde premies – 410 – 582 – 7 – 6
Lasten opgenomen in winst- en verliesrekening 160 227 7 9
Valutaomrekenverschillen – 8 6 – 2 7
Opgenomen pensioenoverdrachten 1 – – –
Overige 67 – – – Stand per 31 december (gesaldeerd) 309 504 74 111
Toelichting op activa en verplichtingenIn de volgende tabellen wordt een samenvatting gegeven van de wijzigingen in uitkeringsverplichtingen en activa van de belangrijkste pensioen- en andere personeelsregelingen.
De mutaties in verplichtingen ‘defined benefit plans’ zijn als volgt:
Pensioen Ziektekostenverzekering 2007 2006 2007 2006
Stand per 1 januari 12.301 12.403 139 139
Herrubricering m.b.t. bedrijfsonderdelen
aangehouden voor verkoop / beëindigde
bedrijfsactiviteiten – 1.232 – – 74 – 11.069 12.403 65 139 Lasten met betrekking tot huidige dienstjaren 280 374 3 5
Rentelasten 535 529 11 10
Bijdragen medewerkers 3 5 – –
Actuariële winsten (–) / verliezen (+) – 1.501 – 518 12 – 3
Uitkeringen – 343 – 333 – 7 – 9
Acquisities / verkopen – 30 – –
Aanpassingen pensioenregeling – – 87 – –
Pensioenoverdrachten – 34 – 2 – –
Valutaomrekenverschillen – 181 – 100 – 4 – 10
Overige – 86 – – 4 7 Stand per 31 december 9.742 12.301 76 139
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
165
De mutaties in de reële waarde van pensioenbeleggingen zijn als volgt:
Pensioen Ziektekostenverzekering 2007 2006 2007 2006
Stand per 1 januari 11.149 10.212 60 63
Herrubricering m.b.t. bedrijfsonderdelen
aangehouden voor verkoop / beëindigde
bedrijfsactiviteiten – 1.266 – – 58 – 9.883 10.212 2 63 Verwacht rendement op beleggingen 620 632 3 5
Actuariële winsten / verliezen – 288 150 1 2
Bijdragen / restituties werknemers 3 5 – –
Werkgeversbijdrage 394 571 – –
Uitkeringen – 327 – 322 - – 3
Valutaomrekenverschillen – 180 – 100 – 6 – 7
Opgenomen pensioenoverdrachten 1 – – –
Overige – 137 1 – – Stand per 31 december 9.969 11.149 – 60
De gewogen gemiddelden van de belangrijkste actuariële aannames voor de waardebepaling van de voorzieningen voor pensioenverplichtingen en bijdragen ziektekostenverzekering per 31 december waren:
2007 2006 Pensioen
Disconteringsvoet 5,5% 4,6%
Verwachte salarisstijging 2,7% 2,8%
Verwacht rendement op beleggingen 6,1% 6,0%
Ziektekostenverzekering
Disconteringsvoet 10,8% 8,2%
Gemiddelde kostenstijging gezondheidszorg 8,6% 9,0%
Het verwacht rendement op pensioenbeleggingen is gewogen op basis van de reële waarde van die beleggingen. De gemiddelde kostenstijging van de gezondheidszorg is gebaseerd op de ziektekosten in 2006. Alle overige aannames zijn gewogen op basis van de verplichtingen uit hoofde van ‘defined benefit plans’.
De beoogde en feitelijke samenstelling van de pensioenbeleggingen was als volgt:
2007 2006
Waarde % van totale Verwacht Waarde % van totale Verwacht (miljoenen reële waarde rendement (miljoenen reële waarde rendement euro’s) van pensioen- (%) euro’s) van pensioen- (%) beleggingen beleggingen
Beleggingscategorie
Aandelen 4.774 47,9% 7,9% 5.936 53,2% 7,3%
Uitgegeven schuldbewijzen 4.918 49,3% 4,7% 5.139 45,6% 4,2%
Vastgoed 38 0,4% 6,0% 33 0,2% 5,2%
Overige 239 2,4% 4,8% 41 1,0% 4,0% Totaal 9.969 11.149
De pensioenbeleggingen voor 2007 en 2006 bevatten geen beleggingen in gewone aandelen en schuldbewijzen uitgegeven door de groep en gebouwen in gebruik bij de groep.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
166
Prognose van pensioenuitkeringen
2008 307
2009 316
2010 326
2011 336
2012 348
2013 en later 1.868
De premieafdracht door de groep voor ’defined benefit plans’ zal in 2008 naar verwachting EUR 336 miljoen (2007: EUR 407 miljoen) bedragen.
Een wijziging van één procentpunt in het veronderstelde stijgingspercentage van ziektekosten zou het volgende effect hebben:
1% toename 1% afname 2007
Effect op huidige servicekosten en rentelasten 4 – 1
Effect op verplichtingen inzake ‘defined benefit plans’ 10 – 7
2006
Effect op huidige servicekosten en rentelasten 2 – 1
Effect op verplichtingen inzake ‘defined benefit plans’ 9 – 7
De bedragen voor de huidige periode en voorgaande perioden waarvoor de groep volgens IFRS rapporteerde, zijn als volgt:
2007 2006 2005 2004
Pensioen
Verplichtingen inzake ‘defined benefit plans’ – 9.742 – 12.301 – 12.403 – 10.715
Pensioenbeleggingen 9.969 11.149 10.212 8.754 Overschot (+) / tekort (-) 227 – 1.152 – 2.191 – 1.961 Correctie pensioenverplichtingen op basis
van ervaringscijfers 1.501 518 – 925 – 962
Correctie pensioenbeleggingen op basis
van ervaringscijfers – 288 150 399 63
Ziektekostenverzekering
Verplichtingen inzake ‘defined benefit plans’ – 76 – 139 – 139 – 760
Pensioenbeleggingen – 60 63 46 Overschot (+) / tekort (-) – 76 – 79 – 76 – 714 Correctie pensioenverplichtingen op basis
van ervaringscijfers – 12 3 – 45 – 192
Correctie pensioenbeleggingen op basis
van ervaringscijfers 1 2 – 3 2
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
167
Actuariële winsten en verliezenDe actuariële winsten en verliezen voortvloeiend uit pensioenverplichtingen en -beleggingen (uitsluitend pensioenregelingen) zijn als volgt:
2007 2006 2005 2004
Contante waarde van verplichtingen – 9.742 – 12.301 – 12.403 – 10.715
Reële waarde van pensioenbeleggingen 9.969 11.149 10.212 8.754 Overschot / tekort 227 – 1.152 – 2.191 – 1.961
Actuariële winsten (+)/ verliezen (–)
• wegens pensioenverplichtingen 1.501 518 – 925 – 962
• wegens pensioenverplichtingen (% van pensioenverplichtingen) 15,4% 4,2% – 7,5% – 9,0%
Actuariële winsten (+)/ verliezen (–)
• uit pensioenbeleggingen – 288 150 399 63
• uit pensioenbeleggingen (% van pensioenbeleggingen) – 2,9% 1,3% 3,9% 7,2%
Voorwaardelijke verplichtingenEr bestaan geen voorwaardelijke verplichtingen met betrekking tot uitkeringen na pensionering.
28 Overige verplichtingen
2007 2006 Latente belastingverplichtingen 1.122 2.463
Belastingverplichtingen 969 2.026
Verplichtingen uit derivaten aangehouden voor hedging-doeleinden 1.971 3.965
Verplichtingen jegens unit-linked polishouders 4.609 5.462
Overige verplichtingen van geconsolideerde private equity-belangen – 1.053
Overige verplichtingen 11.492 7.008 Totaal 20.163 21.977
Onder overige verplichtingen is een bedrag van EUR 1.153 miljoen opgenomen voor een uitgestelde-bonusregeling.
Verder is een bedrag van EUR 354 miljoen opgenomen met betrekking tot het onderzoek van het Amerikaanse ministerie van Justitie. Het Amerikaanse ministerie van Justitie heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de USD-clearingactiviteiten van de bank, de OFAC-compliance-procedures en andere zaken met betrekking tot de naleving van de Bank Secrecy Act. De bank heeft haar medewerking aan dit onderzoek verleend en zal hieraan volledig blijven meewerken. Hoewel nog geen schriftelijke overeenkomst is bereikt en de onderhandelingen nog gaande zijn, heeft de bank een principeakkoord met het Amerikaanse ministerie van Justitie gesloten. Hiermee worden alle thans bekende aspecten van het lopende onderzoek afgewikkeld.
Volgens de voorwaarden van dit principeakkoord sluiten de bank en de Verenigde Staten een zogeheten ‘Deferred Prosecution Agreement’ (DPA) met betrekking tot de aangelegenheden die onderwerp vormen van het huidige strafrechtelijke onderzoek. In deze DPA kan de bank instemmen met het indienen van een aanklacht bij het US District Court waarin zij wordt beschuldigd van bepaalde overtredingen van federale wetten op basis van de informatie zoals opgenomen in een door partijen overeengekomen feitelijke verklaring. De bank stemt er tevens mee in om haar medewerking te blijven verlenen aan het lopende onderzoek van de Verenigde Staten en om alle bekende civiele en strafrechtelijke vorderingen die de
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
168
Verenigde Staten thans hebben ingesteld, af te kopen voor een bedrag van USD 500 miljoen. Over de precieze voorwaarden van de DPA wordt nog onderhandeld.
Gezien het bovenstaande, alsmede de tot nu toe door de bank genomen omvangrijke maatregelen en de bereidheid van de bank tot beterschap en volledige naleving van alle toepasselijke federale wetten, bevelen de Verenigde Staten het US District Court aan om de bank voor een bepaalde periode uitstel van rechtsvervolging met betrekking tot de ingediende aanklacht te verlenen. Aan het einde van die periode, mits de bank al haar verplichtingen onder de DPA volledig is nagekomen, zal definitief ontslag van rechtsvervolging met betrekking tot de tegen de bank ingediende aanklacht worden verleend. Over de precieze voorwaarden van de DPA en de overeengekomen feitelijke verklaring wordt nog onderhandeld, maar wij verwachten niet dat de voorwaarden van de regeling een wezenlijk nadelig effect op de geconsolideerde financiële positie en de bedrijfsresultaten van ABN AMRO zullen hebben.
29 Latente belastingvorderingen en -verplichtingen
In de balans opgenomen latente belastingvorderingen en -verplichtingenDe componenten van de post belastingen zijn als volgt:
2007 2006 Activa Verplichtingen Activa Verplichtingen
Niet-latente belastingverplichtingen 1.479 969 1.189 2.026
Latente belastingverplichtingen 3.396 1.122 3.479 2.463
Latente belastingvorderingen en -verplichtingen kunnen als volgt worden toegerekend:
Activa Verplichtingen Opgenomen in Opgenomen in eigen
resultaat vermogen 2007 2006 2007 2006 2007 2006 2007 2006
Onroerende zaken en
bedrijfsmiddelen 43 9 122 160 187 – 15 – 2
Immateriële activa
inclusief goodwill 236 613 – 457 – 23 61 – 5
Derivaten 29 68 73 128 – 8 232 33 – 243
Effectenbeleggingen 190 170 58 170 87 9 66 300
Personeelsregelingen 316 288 104 – 5 38 – – 2
Servicing-rechten 1 1 – 521 – 29 – –
Debiteurenvoorzieningen 831 978 39 – 103 372 6 105
Leasing 2 – 212 399 – 42 – 10 – 1 4
Fiscale verrekenings-
mogelijkheden 18 13 – – 3 29 –
Overige 721 389 62 61 258 – 408 45 – 509
Fiscale waarde van
verrekenings-
mogelijkheden 1.009 950 452 567 304 – 9 1 233 Totaal 3.396 3.479 1.122 2.463 874 328 150 – 105
Niet in de balans opgenomen latente belastingvorderingenNiet-opgenomen latente belastingvorderingen ten aanzien van voorwaarts verrekenbare verliezen bedroegen EUR 695 miljoen (2006: EUR 898 miljoen). Voor de desbetreffen posten zijn geen latente belastingvorderingen verwerkt omdat het niet waarschijnlijk is dat de daaruit voortvloeiende voordelen met toekomstige fiscale winst op groepsniveau kunnen worden verrekend. Het verschil tussen de niet in de
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
169
balans opgenomen latente belastingvorderingen ten aanzien van voorwaarts verrekenbare verliezen in 2007 en die in 2006 houdt hoofdzakelijk verband met beëindigde bedrijfsactiviteiten.
Overzicht van verrekeningsmogelijkhedenSpecificatie van voorwaarts verrekenbare verliezen per 31 december 2007:
2008 63
2009 26
2010 36
2011 57
2012 198
2013 en later 2.230
Onbeperkt in tijd verrekenbaar 3.095 Totaal 5.705
Belastingverplichting uitkeerbare reservesABN AMRO gaat ervan uit dat ongeveer EUR 0,6 miljard (2006: EUR 1,4 miljard) van het uitkeerbare eigen vermogen van buitenlandse entiteiten als een duurzame investering in die entiteiten moet worden beschouwd. Bij eventuele uitkering van de ingehouden winst is hierover geen buitenlandse belasting verschuldigd. Het geschatte effect van buitenlandse bronbelasting is EUR 6 miljoen (2006: EUR 6 miljoen).
30 Achtergestelde schulden
Uitgegeven schuldbewijzen worden aangemerkt als achtergestelde schulden indien de vorderingen van de houders achtergesteld zijn bij alle andere huidige en toekomstige verplichtingen van ABN AMRO Holding N.V., ABN AMRO Bank N.V. en andere groepsmaatschappijen. Deze verplichtingen worden voor de geconsolideerde solvabiliteitstoetsing door de Nederlandsche Bank tot het vermogen gerekend, rekening houdend met de resterende looptijden.
Financiële verplichtingen aangemerkt als tegen reële waarde op te nemen posten met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening:
Achtergestelde schulden
2007 2006 Cumulatieve mutatie in reële waarde van achtergestelde schulden,
toe te rekenen aan wijzigingen in eigen kredietwaardigheid 98 –
Mutatie gedurende boekjaar in reële waarde van achtergestelde schulden,
toe te rekenen aan wijzigingen in kredietwaardigheid 98 –
Verschil tussen contractuele waarde op vervaldatum en boekwaarde 7 –
De verandering in reële waarde van de aangewezen achtergestelde schulden die kan worden toegerekend aan wijzigingen in de eigen kredietwaardigheid, is berekend aan de hand van de mutatie in de creditspread die besloten is in de marktwaarde van door ABN AMRO uitgegeven senior notes.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
170
Overzicht resterende looptijden van achtergestelde schulden:
2007 2006 Korter dan één jaar 700 1.384
Van één tot twee jaar 2.161 726
Van twee tot drie jaar 810 2.165
Van drie tot vier jaar 19 811
Van vier tot vijf jaar 118 21
Langer dan vijf jaar 11.808 14.106 Totaal 15.616 19.213
Het gemiddelde rentepercentage van de achtergestelde schulden bedroeg 4,6% (2006: 5,2%). Van de achtergestelde schulden ultimo 2007 luidde EUR 8.081 miljoen (2006: EUR 10.259 miljoen) in euro’s en EUR 5.277 miljoen (2006: EUR 7.332 miljoen) in Amerikaanse dollars; hiervan bestond een bedrag van EUR 8.999 miljoen (2006: EUR 8.522 miljoen) uit verplichtingen met variabele rente.
De onderstaande tabel geeft een specificatie van de achtergestelde schulden naar emittent:
2007 2006 ABN AMRO Holding N.V. preferente financieringsaandelen 768 768
ABN AMRO Bank N.V. 12.616 13.101
Overige groepsmaatschappijen 2.232 5.344 Totaal 15.616 19.213
In de achtergestelde schulden is een bedrag van EUR 4.260 miljoen (2006: EUR 6.122 miljoen) begrepen dat voor solvabiliteitsberekeningen als tier 1 vermogen kan worden aangemerkt.
Preferente financieringsaandelenPer 31 december 2007, 2006 en 2005 stonden 1.369.815.864 (EUR 767.096.884) in gewone aandelen converteerbare preferente financieringsaandelen (‘preferente aandelen’) uit. Elk aandeel heeft een nominale waarde van EUR 0,56. Aan de houders van deze aandelen wordt een dividend van EUR 0,02604 per aandeel uitgekeerd, zijnde 4,65% van de nominale waarde. Het dividendpercentage voor de preferente aandelen zal per 1 januari 2011, en vervolgens iedere tien jaar nadien, worden herzien op basis van het rekenkundig gemiddelde van de tienjarige, in euro luidende renteswap zoals door Reuters gepubliceerd op de dividendberekeningsdata daarvan, verhoogd met een door de Raad van Bestuur met instemming van de Raad van Commissarissen te bepalen opslag van ten minste 25 basispunten en ten hoogste 100 basispunten, afhankelijk van de marktsituatie op dat moment.
(Voorheen converteerbare) preferente aandelenEr staan nog maar 44.988 (EUR 100,8 miljoen nominale waarde) preferente aandelen uit die voorheen converteerbaar waren in gewone aandelen (‘converteerbare aandelen’). Aan de houders van deze aandelen wordt een dividend van EUR 0,95 per aandeel uitgekeerd, zijnde 3,32% over het op ieder aandeel gestorte bedrag per 1 januari 2004. Het dividend op de converteerbare preferente aandelen zal per 1 januari 2014, en vervolgens iedere tien jaar nadien, worden herzien op de wijze zoals beschreven in de statuten.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
171
31 Aandelenkapitaal
Onderstaande tabel geeft een specificatie van het geplaatste aandelenkapitaal, de geplaatste en volgestorte gewone aandelen, de ingekochte eigen aandelen, de preferente financieringsaandelen en de (voorheen converteerbare) preferente aandelen. In 2007, 2006 en 2005 hebben zich geen mutaties voorgedaan in het aantal uitstaande preferente financieringsaandelen en (voorheen converteerbare) preferente aandelen.
Gewone aandelen
Aantal Miljoenen euro’s Geplaatst en volgestort
Stand per 1 januari 2007 1.936.847.516 1.085
Uitoefening rechten uit opties en warrants – – Stand per 31 december 2007 1.936.847.516 1.085
Geplaatst en volgestort
Stand per 1 januari 2006 1.909.738.427 1.069
Uitoefening rechten uit opties en warrants 27.109.089 16 Stand per 31 december 2006 1.936.847.516 1.085
Geplaatst en volgestort
Stand per 1 januari 2005 1.702.888.861 954
Uitgifte van aandelen 145.278.482 82
Dividenden uitgekeerd in aandelen 61.571.084 33 Stand per 31 december 2005 1.909.738.427 1.069
Alle geplaatste gewone aandelen zijn volgestort.
Ingekochte eigen aandelen
Aantal Miljoenen euro’s Geplaatst en volgestort
Stand per 1 januari 2007 83.060.725 1.829
Uitoefening rechten uit opties en Performance Share Plans – 27.649.180 – 624
Inkoop van eigen aandelen 55.512.333 1.847
Dividenden uitgekeerd in aandelen – 18.204.058 – 412 Stand per 31 december 2007 92.719.820 2.640
Geplaatst en volgestort
Stand per 1 januari 2006 31.818.402 600
Uitoefening rechten uit opties en Performance Share Plans – 8.454.965 – 143
Inkoop van eigen aandelen 95.899.360 2.204
Dividenden uitgekeerd in aandelen – 36.202.072 – 832 Stand per 31 december 2006 83.060.725 1.829
Stand per 1 januari 2005 33.686.644 632
Uitoefening rechten uit opties – 1.868.242 – 32 Stand per 31 december 2005 31.818.402 600
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
172
32 Professionele effectentransacties
Professionele effectentransacties betreffen tegoeden met betrekking tot omgekeerde repotransacties, onderpand in de vorm van geldmiddelen tegen geleende effecten en settlement-rekeningen voor de afwikkeling van transacties. De groep beheerst de aan deze activiteiten verbonden kredietrisico’s door het tegenpartijrisico en de onderpandwaarde op dagelijkse basis te bewaken en door te verlangen dat aanvullende zekerheden aan de groep worden verstrekt of teruggegeven wanneer dit noodzakelijk wordt geacht.
2007 2006 Bankiers Private en Bankiers Private en
publieke sector publieke sector
Activa
Betaald onder effecteninleenovereenkomsten 5.058 46.540 1.268 47.422
Omgekeerde repotransacties 142.368 39.313 101.593 35.365
Niet-afgewikkelde effectentransacties 2.912 12.417 3.108 10.929 Totaal 150.338 98.270 105.969 93.716
Verplichtingen
Ontvangen onder effectenuitleenovereenkomsten 356 3.132 1.289 7.203
Repotransacties 119.253 60.749 83.687 42.848
Niet-afgewikkelde effectentransacties 3.928 10.675 2.786 7.777 Totaal 123.537 74.556 87.762 57.828
Onder omgekeerde repotransacties, inleentransacties van effecten en andere overeenkomsten tegen onderpand verkrijgt de groep effecten onder zodanige voorwaarden dat zij deze weer aan derden kan verpanden of verkopen.
2007 2006 Ontvangen effecten onder omgekeerde repotransacties en/of effectenleen-
overeenkomsten die weer kunnen worden verpand of verkocht 291.126 174.329
Waarvan weer verpand of anderszins overgedragen aan derden in verband met
de financieringsactiviteiten van de groep of ter nakoming van verplichtingen
onder ongedekte verkooptransacties 284.908 169.880
ABN AMRO heeft een verplichting om EUR 44.901 miljoen (2006: EUR 43.363 miljoen) aan ingeleende effecten terug te geven.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
173
33 Verpande activa
De groep handelt in schuldbewijzen, aandelen en derivaten. Deze transacties worden verricht tegen de gebruikelijke voorwaarden voor standaard krediettransacties en effecteninleen- en uitleentransacties. De groep heeft daarom financiële activa aan derden verpand als zekerheid voor verplichtingen.
Financiële activa zijn als volgt verpand als zekerheid voor verplichtingen:
2007 2006 Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 34 10.430
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 106 –
Financiële beleggingen – 2.780
Rentedragende waardepapieren beschikbaar voor verkoop 28.306 –
Aandelenbeleggingen beschikbaar voor verkoop 2.296 –
Kredieten en vorderingen bankiers 785 –
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 5.576 7.302 Totaal 37.103 20.512
De bovenstaande activa zijn verpand voor de volgende verplichtingen en voorwaardelijke schulden:
2007 2006 Verplichtingen bankiers 20.804 9.355
Verplichtingen private en publieke sector – 741
Uitgegeven schuldbewijzen tegen geamortiseerde kostprijs 14.699 3 Totaal 35.503 10.099
34 Onherroepelijke faciliteiten en voorwaardelijke schulden
KredietfaciliteitenDe groep heeft onherroepelijke verplichtingen uitstaan om krediet te verlenen. Dit betreft verplichtingen in de vorm van goedgekeurde maar niet opgenomen kredieten, doorlopende en nieuw verstrekte rekening-courantfaciliteiten en creditcardlimieten. De looptijd van nieuwe kredietoffertes is niet langer dan de normale verstrekkings- en afwikkelingsperiode.
Garanties en overige onherroepelijke faciliteitenDe groep verstrekt financiële garanties en accreditieven om de nakoming van betalingsverplichtingen door klanten jegens derden te garanderen. Deze transacties hebben vaste limieten en hebben over het algemeen een looptijd van ten hoogste vijf jaar. De vervaldata zijn niet geconcentreerd in bepaalde perioden. De groep verstrekt tevens garanties door op te treden als ‘settlement agent’ bij inleen- en uitleentransacties van effecten. De groep is bovendien transacties aangegaan om diverse verplichtingen te garanderen met betrekking tot financieringstransacties gerelateerd aan het verzekeringstoezicht.
De contractsom van verplichtingen en voorwaardelijke schulden wordt in de volgende tabel per categorie gespecificeerd. De vermelde bedragen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat deze volledig zullen worden uitgekeerd. De bedragen in de tabel voor garanties en accreditieven vormen het maximale boekhoudkundige verlies dat per balansdatum zou worden opgenomen indien de desdesbetreffen contractpartijen volledig in gebreke zouden blijven bij de nakoming van hun contractuele verplichtingen.
Veel voorwaardelijke schulden en onherroepelijke faciliteiten zullen naar verwachting vervallen zonder dat deze (geheel of gedeeltelijk) voor de groep tot een uitstroom van geldmiddelen hebben geleid. De vermelde
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
174
bedragen geven derhalve niet de verwachte toekomstige kasstromen weer. Voorts zijn zekerheden bedongen voor garanties en accreditieven; de waarde van het ontvangen onderpand varieert.
Naast de bovengenoemde posten zijn niet-gekwantificeerde garanties afgegeven ten aanzien van het effectenbewaarbedrijf van ABN AMRO, interbancaire organen en instellingen en deelnemingen. Collectieve garantieregelingen zijn van toepassing bij groepsmaatschappijen in verschillende landen. Ten behoeve van een aantal groepsmaatschappijen is bovendien een verklaring van aansprakelijkheidstelling afgegeven.
De verplichtingen uit hoofde van onbenutte kredietruimte, garanties en overige onherroepelijke faciliteiten per 31 december 2007 en 2006 zijn hieronder samengevat:
Looptijdenoverzicht
Totaal < 1 jaar 1 - 3 jaar 3 - 5 jaar > 5 jaar
2007
Onherroepelijke faciliteiten 104.137 42.916 16.672 28.527 16.022
Garanties en overige verplichtingen:
Verstrekte borgtochten en garanties 49.337 31.381 5.030 1.841 11.085
Onherroepelijke accreditieven 5.797 5.412 172 48 165
Regresrisico wegens gedisconteerde wissels 6 6 – – –
2006
Onherroepelijke faciliteiten 145.418 93.365 19.129 21.458 11.466
Garanties en overige verplichtingen:
Verstrekte borgtochten en garanties 46.026 27.506 8.432 3.448 6.640
Onherroepelijke accreditieven 5.241 4.823 301 78 39
Regresrisico wegens gedisconteerde wissels 12 12 – – –
Leasing De groep treedt op als lessee bij financiële en operationele leases waarbij aan klanten objectfinanciering wordt verstrekt en bedrijfsmiddelen voor eigen gebruikt worden geleased. Door de groep geleasede bedrijfsmiddelen kunnen bovendien onderverhuurd worden aan derden. Onderstaand volgt een overzicht van het effect van deze transacties op de balans en de winst- en verliesrekening van de groep.
Financiële leaseverplichtingenContractuele verplichtingen uit hoofde van financiële leases bedroegen EUR 1 miljoen per 31 december 2007 (2006: EUR 5 miljoen), waarvan EUR 1 miljoen niet binnen één jaar betaalbaar is (2006: EUR 1 miljoen).
Operationele leaseverplichtingen De groep is overeenkomsten aangegaan voor het leasen van kantoren en andere gebouwen. Deze niet-opzegbare operationele leases hebben verschillende looptijden, escalatie- en verlengingsrechten. Er is geen voorwaardelijke huur verschuldigd. De groep is ook voor bedrijfsmiddelen niet-opzegbare operationele leases aangegaan.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
175
De leasebetalingen die de groep als lessee minimaal verschuldigd zal zijn uit hoofde van niet-opzegbare operationele leases, zijn:
Onroerende zaken
2007 2006 Korter dan één jaar 363 367
Van één tot vijf jaar 606 693
Langer dan vijf jaar 442 632 Totaal 1.411 1.692
De betalingen die minimaal zullen worden ontvangen uit hoofde van niet-opzegbare operationele subleases, bedroegen in totaal per de balansdatum EUR 51 miljoen (2006: EUR 99 miljoen).
In 2007 is een bedrag van EUR 352 miljoen (2006: EUR 403 miljoen) als last opgenomen met betrekking tot operationele leases, terwijl een bedrag van EUR 18 miljoen (2006: EUR 30 miljoen) als bate is opgenomen met betrekking tot subleases.
Transacties met juridisch karakter van lease De groep is een regeling voor IT-outsourcing aangegaan die juridisch wel maar inhoudelijk niet als lease kan worden aangemerkt. De regeling heeft een looptijd van vijf jaar tot en met 2010. De onderliggende activa vertegenwoordigen een totale waarde van EUR 130 miljoen.
Contractuele en voorwaardelijke verplichtingen
Looptijdenoverzicht
Totaal < 1 jaar 1 - 3 jaar 3 - 5 jaar > 5 jaar
2007
Uitgegeven schuldbewijzen 174.995 91.685 28.726 31.251 23.333
Achtergestelde schulden 15.616 628 2.375 21 12.592
Koopverplichtingen 127 116 11 – –
Overige verplichtingen 725.162 695.006 11.639 4.865 13.652
2006
Uitgegeven schuldbewijzen 202.046 103.531 37.611 21.305 39.599
Achtergestelde schulden 19.213 1.384 2.891 832 14.106
Koopverplichtingen 254 254 – – –
Overige verplichtingen 695.736 647.484 15.239 8.051 24.962
Per 31 december 2007 bestonden de overige verplichtingen uit deposito’s en overige toevertrouwde middelen (EUR 255.041 miljoen, 2006: EUR 272.490 miljoen), bankiers (EUR 239.334 miljoen, 2006: EUR 187.989 miljoen), spaargelden (EUR 75.311 miljoen, 2006: EUR 89.893 miljoen) en financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden (EUR 155.476 miljoen, 2006: EUR 145.364 miljoen). Voor nadere informatie wordt verwezen naar punt 38 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Overige voorwaardelijke schulden ABN AMRO is in een aantal jurisdicties berokken bij juridische procedures die uit de normale bedrijfsuitoefening voortvloeien. Bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening van ABN AMRO maakt het bestuur een inschatting van de mogelijke uitkomst van juridische geschillen en arbitragezaken. Het bestuur neemt in de winst- en verliesrekening een voorziening op indien verliezen uit hoofde van dergelijke geschillen of arbitragezaken waarschijnlijk zijn. Indien verliezen niet redelijkerwijs kunnen worden geschat, worden geen voorzieningen getroffen anders dan voor de periodieke kosten van juridisch verweer.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
176
Op grond van thans beschikbare informatie, en na overleg met juridisch adviseurs, is ABN AMRO van mening dat de uitkomsten van die procedures naar verwachting geen wezenlijk nadelig effect zullen hebben op de geconsolideerde financiële positie en de geconsolideerde winst van de groep.
35 Kasstroomoverzicht
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de bepaling van de liquide middelen.
2007 2006 2005
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 16.750 10.515 15.195
Kredieten en vorderingen bankiers 9.213 7.336 4.241
Verplichtingen bankiers – 14.378 – 12.728 – 13.571
Liquide middelen uit voortgezette bedrijfsactiviteiten 11.585 5.123 5.865 Kredieten en vorderingen bankiers 43 203 203
Liquide middelen uit bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop 43 203 203 Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 426 1.802 1.462
Kredieten en vorderingen bankiers 740 1.925 1.011
Verplichtingen bankiers – 42 – 4.181 – 2.498
Liquide middelen uit beëindigde bedrijfsactiviteiten 1.124 – 454 – 25 Totaal 12.752 4.872 6.043
De volgende tabel geeft een overzicht van mutaties als gevolg van acquisities en verkopen:
2007 2006 2005
Liquide middelen van verworven / verkochte dochtermaatschappijen – 464 – 209 309
Nettobedrag betaald / ontvangen aan liquide middelen bij
acquisitie / verkoop van dochtermaatschappijen 14.975 – 6.827 57
14.511 – 7.036 366 Mutatie in activa en verplichtingen - gesaldeerd
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden – 253 378 – 131
Financiële beleggingen – 21.703 1 – 112
Kredieten en vorderingen bankiers – 1.585 491 – 866
Kredieten en vorderingen private en publieke sector – 46.581 16.672 186
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen – 1.794 – 2.174 396
Overige activa – 5.274 6.523 1.109 Totaal activa – 77.190 21.891 582
Verplichtingen bankiers – 17.199 – 6.632 1.514
Verplichtingen private en publieke sector – 41.875 9.659 – 812
Uitgegeven schuldbewijzen – 15.205 8.655 –
Overlopende passiva – 970 – 621 57
Achtergestelde schulden – 1.478 1.842 45
Overige verplichtingen – 1.366 9.555 – 192 Totaal verplichtingen – 78.093 22.458 612
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
177
In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van rente, belastingen en betaald dividend in de kasstroom uit operationele activiteiten:
2007 2006 2005
Kasstroom uit operationele activiteiten:
Ontvangen rente 25.487 23.895 20.723
Betaalde rente 18.919 17.465 15.200
Ontvangen dividenden 146 133 132
Betaalde belastingen 771 797 747
In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de mutaties in de operationele activa en verplichtingen:
2007 2006 2005
Mutaties in activa uit operationele activiteiten:
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden – 38.653 – 1.638 – 27.969
Kredieten en vorderingen – 87.127 – 74.737 – 46.849
Overlopende activa – 4.215 – 2.132 – 1.347
Overige activa – 46.832 – 6.565 – 9.590 Totaal mutaties in operationele activa – 176.827 – 85.072 – 85.755
Mutaties in verplichtingen uit operationele activiteiten:
Financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden 10.663 – 5.029 15.001
Verplichtingen bankiers 87.887 16.321 14.824
Verplichtingen private en publieke sector 32.693 43.206 12.867
Uitgegeven schuldbewijzen met resterende looptijd korter dan één jaar – 4.299 10.609 16.021
Voorzieningen 75 63 – 291
Overlopende passiva 3.050 3.084 – 584
Overige verplichtingen 46.364 – 1.926 4.947 Totaal mutaties in operationele verplichtingen 176.433 66.328 62.785
36 Hedge accounting
De groep gaat transacties in diverse afgeleide financiële instrumenten aan om risico’s met betrekking tot activa, verplichtingen, netto-investeringen en verwachte kasstromen af te dekken. De verantwoording van de afgedekte positie en het hedgederivaat is afhankelijk van het al dan niet toepassen van hedge accounting. Hedges die hiervoor in aanmerking komen, kunnen hetzij als reële-waardehedge hetzij als kasstroomhedge worden verantwoord.
Hedges die niet in aanmerking komen voor hedge accounting Veranderingen in de reële waarde van derivaten die zijn gebruikt om economische risico’s af te dekken en die niet in aanmerking komen voor hedge accounting of waarvoor het vanuit kostenoogpunt niet effectief is om hedge accounting toe te passen, worden direct in de winst- en verliesrekening opgenomen.
Derivaten aangemerkt en verantwoord als hedge-instrumenten
Reële-waardehedgesDe reële-waardehedges van de groep bestaan voornamelijk uit renteswaps, renteopties en cross-currency renteswaps die worden gebruikt als bescherming tegen veranderingen in de reële waarde van vastrentende activa, met name voor verkoop beschikbare waardepapieren, en van verplichtingen als gevolg van wijzigingen in de marktrente.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
178
Bij reële-waardehedges die als zodanig worden aangemerkt, worden veranderingen in de reële waarde van zowel het derivaat als de afgedekte positie opgenomen in de winst- en verliesrekening.
Winsten / verliezen uit reële-waardehedges:
2007 2006 Verliezen op afgedekte activa, toe te rekenen aan het risico waarvoor de reële-
waardehedge is gesloten – 392 – 1.430
Winsten op gebruikte hedge-instrumenten voor afgedekte activa 381 1.432
Winsten op afgedekte verplichtingen, toe te rekenen aan het risico waarvoor de
reële-waardehedge is gesloten 491 836
Verliezen op gebruikte hedge-instrumenten voor afgedekte verplichtingen – 480 – 809 Effect reële-waardehedges (gesaldeerd) – 29
KasstroomhedgesKasstroomhedge-accounting door Group Asset and Liability ManagementABN AMRO maakt gebruik van derivaten, hoofdzakelijk renteswaps, om in de geprognosticeerde balans vastgestelde renterisico’s te neutraliseren. In het kader van het balansbeheer worden activa en verplichtingen in een soortgelijke rente-indexcluster in een bepaalde maand in eerste instantie beschouwd als een natuurlijke compensatie voor economische hedging. Om de resterende rentegevoeligheid van de rentebaten te beheren, kan een swaptransactie worden aangegaan. Het gecontracteerde bedrag van een pay-floating respectievelijk receive-floating swap is bestemd ter afdekking van het renteherzieningrisico op de kasstroom van een bepaald deel van de in de hierboven beschreven clusters begrepen huidige en geprognosticeerde activa respectievelijk verplichtingen. De swaptransactie wordt voor hedge accounting aangewezen als afdekking van een brutopositie, zijnde een cluster van geprognosticeerde activa of een cluster van geprognosticeerde verplichtingen. Bijgevolg zal de swap slechts een vastgesteld deel van een cluster geprognosticeerde activa of verplichtingen afdekken. Ook zal de swap slechts het toepasselijke variabele-swaprentedeel van het renteherzieningrisico en het herbeleggingsrisico van de cluster afdekken.
De door Group Asset and Liability Management toegepaste kasstroomhedge-accounting betreft hedgetransacties die worden aangegaan met betrekking tot niet voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa en verplichtingen van de groep.
Het Group Asset and Liability Committee is het orgaan van de bank dat verantwoordelijk is voor het risicobeheer met betrekking tot het bankboek van de groep. Deze commissie bepaalt de omvang van het renterisico, de risicometing en het risicomodel, met inbegrip van de toepasselijke aannames, stelt limieten vast en is belast met het beleid ten aanzien van het balansbeheer.
ABN AMRO beheert het renterisico op de niet voor handelsdoeleinden aangehouden portefeuilles op groepsbasis per valuta. Om de volatiliteit van de rentebaten per valuta te beheersen, maakt de groep schattingen van de toekomstige rentebaten in verschillende groei- en rentescenario’s. Zij heeft daarbij de beschikking over systemen om groepsbreed de relevante kritieke informatie te verzamelen over de bestaande financiële activa, financiële verplichtingen en termijnverplichtingen, met inbegrip van onherroepelijke faciliteiten. Voor de belangrijkste valuta’s worden deze posities ten behoeve van het balansbeheer opgenomen in een geprognosticeerde balans. De voornaamste rentegevoelige posities in de balans die voortvloeien uit niet-handelsgerelateerde activiteiten, zijn kredieten en vorderingen, verplichtingen bankiers, verplichtingen private en publieke sector, en uitgegeven schuldbewijzen.
De in de systemen van Group Asset and Liability Management verzamelde informatie heeft betrekking op de contractvoorwaarden, zoals gecontracteerde bedragen, valuta, looptijd, rentebasis, effectieve rente en renteherzieningsdatum. Daarnaast wordt in de rentegevoeligheidmodellen van Group Asset and Liability
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
179
Management gebruikgemaakt van andere informatie zoals schattingen van vervroegde aflossingen, groeipercentage en rentescenario’s. Bij het opstellen van deze aannames worden de overeengekomen uitgangspunten gevolgd. Deze zijn gebaseerd op onder meer statistische markt- en klantgegevens en economische vooruitzichten. Geprognosticeerde activa en verplichtingen worden afgezet tegen de afwikkeling van de alsdan bestaande posities. Deze informatie wordt gebruikt om geprognosticeerde balansen op te stellen die de basis vormen voor het meten van de rentegevoeligheid. De nieuwe activa en verplichtingen en de toekomstige renteherziening van bestaande activa en verplichtingen worden tegen bepaalde rente-indices op de rentecurve uitgezet (één maand, twee maanden, drie maanden, zes maanden, één jaar, enz.). Op deze wijze worden bijvoorbeeld nieuwe, op driemaandsrente gebaseerde activa of verplichtingen uitgezet tegen een bepaalde driemaandsrente-index. Voor elke geprognosticeerde maand worden de activa en verplichtingen per rente-index en valuta gegroepeerd. De balansprognose, die in het renterisicobeheer is ingebed, stelt de groep niet alleen in staat toekomstige rentebaten te schatten en scenarioanalyses uit te voeren, maar biedt tevens de mogelijkheid te bepalen welke geprognosticeerde transacties in aanmerking komen als afgedekte posten in een kasstroomhedge. De afgedekte posities zijn de maandelijks per valuta en per rente-index geclusterde activa en verplichtingen. De clusters zijn homogeen ten aanzien van het afgedekte renterisico omdat zij zijn ontworpen om:(a) het renterisico dat wordt afgedekt te delen; en (b) gevoelig te zijn voor rentemutaties pro rato naar de algehele rentegevoeligheid in de cluster.
Hoe langer de looptijd van de hedgetransactie is, des te groter moet het overschot aan beschikbare kasstromen uit geprognosticeerde activa of verplichtingen in de clusters zijn. Dit houdt verband met het feit dat kasstroomprojecties per definitie onzekerder worden naarmate zij verder in de toekomst liggen. De beschikbaarheid van een overschot aan kasstromen in de clusters en de toename van het overschot in de loop van de tijd worden maandelijks getoetst.
In het kader van het renterisicobeheer wordt het gevoeligheidsmodel voorts getoetst aan historische gegevens, mede ter ondersteuning van kasstroomhedge-accounting. Deze back-testing betreft de toegepaste rentegevoeligheidmodellen en de aannames die zijn gehanteerd bij het verzamelen van de benodigde informatie voor het opstellen van de geprognosticeerde balans. De gehanteerde aannames worden getoetst op basis van historische gegevens.
Kasstroomhedge-accounting in Noord-AmerikaIn het Noord-Amerikaanse bedrijf werd kasstroomhedge-accounting toegepast om fluctuaties in de kasstromen uit bepaalde rentedragende activa of bepaalde rentedragende verplichtingen als gevolg van rentemutaties te beperken. Door middel van renteswaps verlengt de groep de duration, en vermindert zij dus de rentevolatiliteit, van toekomstige kasstromen uit zowel bepaalde variabelrentende zakelijke kredieten als uit de renteherziening van vastrentende, kortlopende en zakelijke verplichtingen. In alle gevallen worden de individuele afgedekte toekomstige kasstromen gegroepeerd met andere posten met hetzelfde renterisicoprofiel in termen van rente-index en frequentie van renteherziening. Daarnaast is de afgedekte toekomstige kasstroom mogelijk niet gebaseerd op zakelijke kredieten met een contractueel vastgelegde maximum- of minimumrente en ook niet op variabelrentende kredieten die als ‘risicovol’ worden aangemerkt voor wat betreft mogelijke achterstallige betaling gedurende de hedgeperiode (in de regel worden aangegane hedges maandelijks getoetst en zo nodig aangepast), zoals vastgesteld door het interne kredietclassificatiesysteem van de groep.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
180
Kasstroomhedge-accounting met verwacht effect op resultaatDe hoofdsommen waarover de verwachte afgedekte kasstromen waarschijnlijk effect zullen hebben op het resultaat, zijn als volgt:
< 3 maanden ≥ 3 maanden ≥ 1 jaar ≥ 5 jaar ≥ 10 jaar Totaal en en en < 1 jaar < 5 jaar < 10 jaar
Stand per 31 december 2007
Toename liquide middelen uit afgedekte activa 163 502 367.050 1.800 919 8 533.279
Afname liquide middelen uit afgedekte
verplichtingen – 138.706 – 24.227 – 8.823 – 3.013 – 4.654 – 179.423 Mutatie in liquide middelen 24.796 342.823 – 7.023 – 2.094 – 4.646 353.856
Stand per 31 december 2006
Toename liquide middelen uit afgedekte activa 345.919 269.748 72.713 3.114 14.443 705.937
Afname liquide middelen uit afgedekte
verplichtingen – 294.996 – 46.715 – 3.283 – 798 – 3.220 – 349.012 Mutatie in liquide middelen 50.923 223.033 69.430 2.316 11.223 356.925
Hedge-accounting wordt beëindigd als er geen kasstromen meer worden verwacht. Dit resulteerde in de herrubricering van een winst van EUR 9 miljoen van het eigen vermogen naar het resultaat. ABN AMRO verminderde in 2007 de aan kasstroomhedges gerelateerde swaps (als uitvloeisel van een vermindering van voorziene transacties). In verband met de ineffectiviteit van kasstroomhedge-accounting is een verlies van EUR 4 miljoen (2006: winst van EUR 1 miljoen) opgenomen.
Saldo van winsten en verliezen op kasstroomhedges geherrubriceerd van eigen vermogen naar resultaat:
2007 2006 Rentebaten 2 2
Rentelasten – 89 – 33
Overige operationele baten 33 – 1
Belastingen 16 10 Totaal – 38 – 22
Afdekking van netto-investering in buitenlandse entiteitenZoals vermeld in punt 38, beperkt de groep het valutarisico uit hoofde van investeringen in buitenlandse entiteiten door de netto-investering in buitenlandse entiteiten af te dekken met valutatermijncontracten in de valuta van de desdesbetreffen buitenlandse entiteiten of in een daaraan nauw gekoppelde valuta.
Bij netto-investeringshedges die als zodanig worden aangemerkt, worden veranderingen in de reële waarde van het afgeleide hedge-instrument verantwoord in het eigen vermogen onder de reserve valutaomrekenverschillen. Met betrekking tot netto-investeringshedges is geen ineffectiviteit van hedges opgenomen.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
181
Overzicht van reële waarde van hedgederivaten
2007 2006 Positief Negatief Positief Negatief
Derivaten geschikt voor hedge accounting
Reële-waardehedges
Rentederivaten
Swaps 1.401 671 2.315 2.280
Opties en futures 31 259 30 235
Valutaderivaten
Swaps 85 265 339 399
Termijncontracten – 203 132 380
Kasstroomhedges
Renteswaps 502 323 369 584
Valutaderivaten
Swaps 206 74 3 7
Termijncontracten – – 26 80 Totaal 2.225 1.795 3.214 3.965
Economische hedges – – 174 140
Gecontracteerde bedragen
2007 2006 Renterisico 125.468 234.643
Valutarisico 12.300 21.797
37 Reële waarde van financiële instrumenten
Activa en verplichtingen opgenomen tegen reële waardeFinanciële instrumenten die gerubriceerd zijn als aangehouden voor handelsdoeleinden, aangewezen zijn voor opname tegen reële waarde en beschikbaar zijn voor verkoop, worden tegen reële waarde opgenomen in de balans. Reële-waardeveranderingen worden opgenomen in de winst- en verliesrekening, behalve in geval van activa beschikbaar voor verkoop. Deze veranderingen worden in het eigen vermogen verwerkt, tenzij een bijzondere waardevermindering wordt opgenomen.
Bepaling van reële waarde De reële waarde wordt gedefinieerd als het bedrag waarvoor een actief kan worden geruild of een verplichting kan worden afgewikkeld door middel van een onafhankelijke transactie tussen goed geïnformeerde, daartoe bereid zijnde partijen.
Ter bepaling van de reële waarde kan, in volgorde van voorkeur, worden gekozen uit de volgende methoden:a voor instrumenten verhandeld in actieve, liquide markten: een genoteerde marktprijs;b voor instrumenten waarvoor geen actieve, liquide markt bestaat: een recente markttransactie;c voor instrumenten waarvoor noch een actieve markt bestaat, noch een recente markttransactie
voorhanden is: een waarderingstechniek.
Een financieel instrument wordt beschouwd als genoteerd in een actieve markt indien genoteerde prijzen gemakkelijk en regelmatig verkrijgbaar zijn van een beurs, dealer, effectenmakelaar, sectororganisatie, koers- of prijsdienst of toezichthoudende instantie en deze prijzen actuele en regelmatig voorkomende, onafhankelijke markttransacties weerspiegelen.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
182
Waarderingstechnieken zijn in het algemeen vereist voor de waardering van OTC-derivaten, niet-beursgenoteerde activa en verplichtingen in de handelsportefeuille en niet-beursgenoteerde financiële beleggingen (met inbegrip van private equity-belangen). Tot de toegepaste waarderingstechnieken behoren vergelijking met soortgelijke instrumenten waarvoor waarneembare marktprijzen bestaan, forward pricing- en swapmodellen waarbij contante-waardeberekeningen worden gemaakt, optiemodellen zoals Black & Scholes, Monte Carlo en binomiale modellen, en credit-modellen zoals ‘default rate’ en ‘credit spread’. De groep verfijnt en wijzigt haar waarderingstechnieken al naargelang markten en producten zich ontwikkelen en de prijsbepaling voor individuele producten transparanter wordt.
Bij modelgestuurde waarderingstechnieken wordt voor de invoer van gegevens zoveel mogelijk gebruikgemaakt van waarneembare marktgegevens boven niet-waarneembare gegevens. Gebruikte marktgegevens zijn onder meer valutakoersen, rentepercentages, volatiliteiten, correlaties, creditspreads en ervaringscijfers van vervroegde aflossing. Waar nodig wordt ook een aantal aanvullende factoren, zoals de ‘bid-offer spread’, het tegenpartijrisico en de modelonzekerheid in aanmerking genomen.
Indien invoergegevens voor een model geacht worden niet waarneembaar te zijn en een meer dan insignificant effect op de waardering hebben, worden eventuele winsten bij eerste opname transitorisch opgenomen in de balans als een reserve resultaat dag 1 en afgeschreven over de looptijd van de instrumenten. De mutaties in deze reserve waren als volgt:
2007 2006 Niet-geamortiseerde stand per 1 januari 310 300
Uitgestelde winst op nieuwe transacties 170 314
Opgenomen in resultaat gedurende boekjaar
Waarneembaar – 73 – 80
Afschrijvingen – 94 – 97
Afloop of beëindiging – 114 – 127
Valutaomrekenverschillen – 8 – Niet-geamortiseerde stand per 31 december 191 310
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
183
De onderstaande tabel geeft de waarderingstechnieken weer die zijn gebruikt om de reële waarden van tegen reële waarde opgenomen financiële instrumenten te bepalen.
2007
Genoteerde Waarderings- Waarderings- Totaal marktprijzen 1 technieken – technieken – in de markt niet in de markt waarneembare waarneembare gegevens 2 gegevens 3
Financiële activa
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 74.063 165.756 2.458 242.277
Rentedragende waardepapieren beschikbaar
voor verkoop 40.188 49.932 229 90.349
Aandelen beschikbaar voor verkoop 286 387 340 1.013
Rentedragende waardepapieren opgenomen
tegen reële waarde met verwerking van
waardeveranderingen in resultaat – – 100 100
Aandelen opgenomen tegen reële waarde met
verwerking van waardeveranderingen in resultaat 1.347 5 987 2.339
Overige activa – derivaten aangehouden voor
hedging-doeleinden – 1.068 1.396 2.464
Overige activa – unit-linked beleggingen – 4.609 – 4.609
Overige activa – hypotheken aangewezen voor
opname tegen reële waarde – 1.569 – 1.569 Totaal activa tegen reële waarde 115.884 223.326 5.510 344.720
Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen aangehouden
voor handelsdoeleinden 28.995 124.943 1.538 155.476
Verplichtingen private en publieke sector – 42 – 42
Uitgegeven schuldbewijzen – 39.223 5.445 44.668
Overige verplichtingen – derivaten aangehouden
voor hedging-doeleinden – 673 1.298 1.971
Overige verplichtingen – unit-linked – 4.609 – 4.609
Achtergestelde schulden 726 726 Totaal verplichtingen tegen reële waarde 28.995 170.216 8.281 207.492
* Financiële instrumenten die zijn verwerkt in activa / verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop, zijn niet in de tabel opgenomen.
1 Genoteerde marktprijzen: • Financiële activa/verplichtingen gewaardeerd met gebruik van ongecorrigeerde genoteerde prijzen in actieve markten voor identieke activa/
verplichtingen.2 Waarderingstechniek – in de markt waarneembare gegevens: • Genoteerde prijzen voor soortgelijke activa/verplichtingen in een actieve markt. • Genoteerde prijzen voor identieke of soortgelijke activa/verplichtingen in inactieve markten. • Waarderingsmodel dat waarneembare gegevens gebruikt. • Waarderingsmodel dat gegevens gebruikt ontleend aan of onderbouwd door in de markt waarneembare gegevens.3 Waarderingstechniek – niet in de markt waarneembare gegevens: • Financiële activa / verplichtingen gewaardeerd met een waarderingsmodel dat gebruikmaakt van niet-waarneembare gegevens.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
184
2006
Genoteerde Waarderings- Waarderings- Totaal marktprijzen 1 technieken – technieken – in de markt niet in de markt waarneembare waarneembare gegevens 2 gegevens 3
Financiële activa
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 93.813 110.440 1.483 205.736
Rentedragende waardepapieren beschikbaar
voor verkoop 72.829 41.063 3.666 117.558
Aandelen beschikbaar voor verkoop 1.313 340 213 1.866
Aandelen opgenomen tegen reële waarde met
verwerking van waardeveranderingen in resultaat 534 951 743 2.228
Overige activa – derivaten aangehouden voor
handelsdoeleinden 167 3.047 – 3.214
Overige activa – unit-linked beleggingen – 5.462 – 5.462
Overige activa – hypotheken aangewezen voor
opname tegen reële waarde – 331 – 331 Totaal activa tegen reële waarde 168.656 161.634 6.105 336.395
Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen aangehouden voor
handelsdoeleinden 40.280 102.969 2.115 145.364
Uitgegeven schuldbewijzen – 25.038 4.230 29.268
Overige verplichtingen – derivaten aangehouden
voor hedging-doeleinden 218 3.745 2 3.965
Overige verplichtingen – unit-linked – 5.462 – 5.462 Totaal verplichtingen tegen reële waarde 40.498 137.214 6.347 184.059
1 Genoteerde marktprijzen: • Financiële activa/verplichtingen gewaardeerd met gebruik van ongecorrigeerde genoteerde prijzen in actieve markten voor identieke activa/
verplichtingen.2 Waarderingstechniek – in de markt waarneembare gegevens: • Genoteerde prijzen voor soortgelijke activa/verplichtingen in een actieve markt. • Genoteerde prijzen voor identieke of soortgelijke activa/verplichtingen in inactieve markten. • Waarderingsmodel dat waarneembare gegevens gebruikt. • Waarderingsmodel dat gegevens gebruikt ontleend aan of onderbouwd door in de markt waarneembare gegevens.3 Waarderingstechniek – niet in de markt waarneembare gegevens: • Financiële activa / verplichtingen gewaardeerd met een waarderingsmodel dat gebruikmaakt van niet-waarneembare gegevens.
Gevoeligheid van reële waardeIn de reële waarde van financiële instrumenten die tegen reële waarde in de balans zijn opgenomen, zijn tevens schattingen begrepen die volledig of gedeeltelijk zijn verricht met waarderingstechnieken op basis van aannames die niet ten volle worden ondersteund door in de markt waarneembare gegevens. Alle waarderingsmodellen worden intern gevalideerd voordat zij worden vrijgegeven voor gebruik en eventuele onzekerheden met betrekking tot de modelgestuurde waardering worden gekwantificeerd en in mindering gebracht op de reële waarde die met de modellen is berekend. Ook als het management van mening is dat de gehanteerde waarderingstechnieken juist zijn en dat de daaruit voortvloeiende geschatte reële waarden zoals opgenomen in de balans redelijk zijn, kan het gebruik van verschillende methodologieën of aannames resulteren in verschillende schattingen van de reële waarden per de balansdatum. Het potentiële effect van redelijke alternatieve aannames als input voor waarderingsmodellen waarbij volledig of gedeeltelijk niet-waarneembare gegevens worden gebruikt, is geschat op een vermindering van ongeveer EUR 261 miljoen (2006: EUR 157 miljoen) in het geval van minder gunstige aannames en op een toename van circa EUR 275 miljoen (2006: EUR 157 miljoen) in het geval van gunstigere aannames.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
185
De totale reële-waardeverandering zoals geschat op basis van waarderingstechnieken met niet-waarneembare invoergegevens en opgenomen in de winst- en verliesrekening over 2007 bedraagt EUR 419 miljoen (2006: EUR 1.516 miljoen).
Activa en verplichtingen aangewezen voor opname tegen reële waarde De groep heeft niet-geconsolideerde private equity-belangen, hypotheekportefeuilles en bepaalde ‘structured notes’ aangewezen voor opname tegen reële waarde. De reële-waardeveranderingen, die via het resultaat worden verwerkt, leverden een last op van EUR 36 miljoen (2006: een bate van EUR 141 miljoen).
Financiële activa en verplichtingen niet opgenomen tegen reële waarde De volgende methoden en significante aannames zijn gehanteerd om de reële waarde te schatten van de financiële instrumenten die in onderstaande tabel tegen kostprijs zijn opgenomen:(i) de reële waarde van variabelrentende financiële instrumenten en van vastrentende instrumenten met
een (resterende looptijd) korter dan zes maanden na de balansdatum wordt geacht ongeveer gelijk te zijn aan de boekwaarde. In het geval van dergelijke kredieten komen veranderingen in de kredietkwaliteit derhalve niet tot uitdrukking in de geschatte reële waarde, aangezien het belangrijkste effect van het kredietrisico reeds afzonderlijk wordt verantwoord door de debiteurenvoorzieningen in mindering te brengen op de boekwaarde;
(ii ) de reële waarde van vastrentende kredieten en hypothecaire leningen die tegen geamortiseerde kostprijs worden opgenomen, wordt geschat door de marktrente op het moment van de kredietverlening af te zetten tegen de actuele marktrente voor soortgelijke kredieten en leningen. Wijzigingen in de specifieke kredietkwaliteit van leningen in de portefeuille worden niet in aanmerking genomen bij het bepalen van de reële waarde, aangezien het belangrijkste effect van het specifieke kredietrisico reeds afzonderlijk wordt verantwoord door de debiteurenvoorzieningen in mindering te brengen op de boekwaarde;
(iii) de reële waarde van direct opvraagbare tegoeden en spaargelden (opgenomen onder verplichtingen private en publieke sector) zonder vaste looptijd wordt geacht gelijk te zijn aan het per de balansdatum direct betaalbare bedrag.
In de onderstaande tabel worden de boekwaarden van tegen geamortiseerde kostprijs opgenomen financiële activa en verplichtingen afgezet tegen de geschatte reële waarden.
2007 2006
Boekwaarde Reële Verschil Boekwaarde Reële Verschil waarde waarde
Financiële activa
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 16.750 16.750 – 12.317 12.317 –
Rentedragende waardepapieren aangehouden
tot einde looptijd 2.634 2.599 – 35 3.729 3.763 34
Kredieten en vorderingen bankiers 175.696 175.680 – 16 134.819 134.819 –
Kredieten en vorderingen private en
publieke sector 396.762 393.574 – 3.188 443.255 446.589 3.334 Totaal 591.842 588.603 – 3.239 594.120 597.488 3.368
Financiële verplichtingen
Verplichtingen bankiers 239.334 239.334 – 187.989 187.982 – 7
Verplichtingen private en publieke sector 330.310 330.228 – 82 362.383 362.303 – 80
Uitgegeven schuldbewijzen 130.327 129.636 – 691 172.778 171.803 – 975
Achtergestelde schulden 14.890 13.695 – 1.195 19.213 19.364 151 Totaal 714.861 712.893 – 1.968 742.363 741.452 – 911
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
186
38 Beheer van financiële risico’s en gebruik van derivaten
Dit punt van de toelichting verschaft informatie over de doelstellingen en het beleid van het beheer van de financiële risico’s van de groep en beschrijft de methoden die het management gebruikt om risico’s te beheersen. Daarnaast wordt in dit punt ingegaan op de mate waarin van financiële instrumenten gebruik wordt gemaakt, de daaraan verbonden risico’s en de zakelijke doeleinden.
Beheer van financiële risico’sRisico’s verbonden aan financiële instrumentenDe belangrijkste, aan financiële instrumenten verbonden risicotypen waaraan de groep blootstaat, zijn:• kredietrisico en risico uit landspecifieke gebeurtenissen; renterisico (bankboek);marktrisico (omvat valutarisico, renterisico, aandelenkoersrisico en commodity-risico in het handelsboek); valutarisico (bankboek); liquiditeitsrisico.
Hieronder worden de verschillende risico’s besproken waaraan de groep blootstaat als gevolg van haar bedrijfsactiviteiten, alsmede de gevolgde benadering om die risico’s te beheren.
KredietrisicoRisicometing en -beheersing Het kredietrisico van de groep vloeit voort uit haar krediet-, handels-, hedging- en beleggingsactiviteiten, alsmede in sommige gevallen uit transacties waarbij de groep als intermediair optreedt namens klanten of andere derden of garanties afgeeft.
Het senior management van de groep is verantwoordelijk voor het vaststellen van het kredietbeleid en de mechanismen, organisatie en procedures die noodzakelijk zijn om het kredietrisico te analyseren, te beheren en te beheersen. In dit verband worden tegenpartijlimieten vastgesteld en wordt een intern systeem van creditratings toegepast.
Het kredietrisico van de groep vloeit voornamelijk voort uit kredieten, verstrekte faciliteiten en uitgegeven garanties, alsmede diverse andere financiële activa, waaronder beleggingen (rentedragende waardepapieren) en kredieten en vorderingen bankiers, financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden (rentedragende waardepapieren) en derivaten en derivaten voor hedging-doeleinden.
Het risico dat tegenpartijen in gebreke blijven bij het nakomen van hun verplichtingen, wordt voortdurend bewaakt. Voor elke transactie beoordeelt de groep of onderpand of een raamwerkovereenkomst voor netting is vereist om het kredietrisico te verminderen.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
187
Maximaal kredietrisicoDe in de tabellen vermelde bedragen vormen het maximale boekhoudkundige verlies dat per balansdatum zou worden opgenomen indien de tegenpartijen volledig in gebreke zouden blijven bij de nakoming van hun contractuele verplichtingen en eventuele ontvangen zakelijke zekerheden waardeloos zouden blijken te zijn. De bedragen zijn dan ook significant hoger dan de verwachte verliezen in het geval een tegenpartij in gebreke blijft.
2007 2006 Derivaten aangehouden voor handelsdoeleinden 123.466 105.335
Rentedragende waardepapieren beschikbaar voor verkoop 93.083 121.287
Kredieten en vorderingen bankiers 25.358 28.850
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 269.035 323.667
Professionele effectentransacties 248.608 199.685
Multi-seller conduits 29.457 25.872
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 104.137 145.418
Voorwaardelijke kredietgerelateerde schulden 55.140 51.279 Totaal 948.284 1.001.393
Het kredietrisico op voor handelsdoeleinden aangehouden derivaten wordt bepaald als de huidige positieve reële waarde. Voor rentedragende waardepapieren wordt de geamortiseerde kostprijs opgenomen om het kredietrisico tot uitdrukking te brengen. Het kredietrisico dat uit professionele effectentransacties voortvloeit, is vanwege de aard van deze transacties beperkt.
Concentratie van kredietrisico Er is sprake van concentratie van kredietrisico (al dan niet in de balans opgenomen) uit hoofde van financiële instrumenten wanneer groepen van tegenpartijen soortgelijke economische kenmerken bezitten, waardoor de mate waarin zij in staat zijn om aan hun contractuele verplichtingen te voldoen, op een soortgelijke wijze wordt beïnvloed door veranderingen in economische of andere omstandigheden. Met het oog op de bewaking van de risicoconcentratie worden het landenrisico in opkomende markten en het sectorrisico op portefeuillebasis beheerd. De volgende tabellen geven nadere bijzonderheden over de concentratie van het kredietrisico in de private en publieke sector.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
188
Concentratie van kredietrisico naar regio en sector
2007 2006 Vordering % 1 Vordering % 1
Nederland
Kredieten en vorderingen bankiers 11.309 6 15.290 11
Kredieten en vorderingen overheid 1.547 27 3.286 28
Kredieten en vorderingen zakelijk 60.189 42 55.951 31
Kredieten en vorderingen particulier 102.378 84 97.600 72 Totaal 175.423 172.127
Europa (exclusief Nederland)
Kredieten en vorderingen bankiers 147.223 84 106.332 79
Kredieten en vorderingen overheid 1.003 17 1.527 13
Kredieten en vorderingen zakelijk 42.416 29 57.425 32
Kredieten en vorderingen particulier 2.373 2 12.529 9 Totaal 193.015 177.813
Noord-Amerika
Kredieten en vorderingen bankiers 1.326 1 2.435 2
Kredieten en vorderingen overheid 77 1 677 6
Kredieten en vorderingen zakelijk 9.525 7 42.179 23
Kredieten en vorderingen particulier – 13.017 10 Totaal 10.928 58.308
Latijns-Amerika
Kredieten en vorderingen bankiers 4.430 3 3.683 3
Kredieten en vorderingen overheid 350 6 507 4
Kredieten en vorderingen zakelijk 14.085 10 10.095 6
Kredieten en vorderingen particulier 12.601 10 8.320 6 Totaal 31.466 22.605
Azië / Pacific
Kredieten en vorderingen bankiers 11.410 6 7.084 5
Kredieten en vorderingen overheid 2.762 48 5.570 48
Kredieten en vorderingen zakelijk 18.319 13 14.612 8
Kredieten en vorderingen particulier 4.411 4 4.018 3 Totaal 36.902 31.284
Groep
Kredieten en vorderingen bankiers 175.698 134.824
Kredieten en vorderingen overheid 5.739 11.567
Kredieten en vorderingen zakelijk 144.534 180.262
Kredieten en vorderingen particulier 121.763 135.484 Totaal 447.734 462.137 Professionele effectentransacties 98.270 93.716
Multi-seller conduits 29.457 25.872 Totaal financiële activa 575.461 581.725
1 Berekend als percentage van het groepstotaal voor respectievelijk overheid, zakelijk en particulier.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
189
Concentratie van kredietrisico uit hoofde van kredietfaciliteiten en afgegeven garanties:
2007 2006 Vordering % 1 Vordering % 1
Nederland
Garanties en overige verplichtingen 5.331 10 3.445 7
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 21.729 21 14.487 10 Totaal 27.060 17.932
Europa (exclusief Nederland)
Garanties en overige verplichtingen 32.748 59 24.839 48
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 36.846 36 38.512 26 Totaal 69.594 63.351
Noord-Amerika
Garanties en overige verplichtingen 8.539 15 15.662 31
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 31.291 30 72.580 50 Totaal 39.830 88.242
Latijns-Amerika
Garanties en overige verplichtingen 2.630 5 1.877 4
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 8.673 8 6.682 5 Totaal 11.303 8.559
Azië / Pacific
Garanties en overige verplichtingen 5.892 11 5.456 10
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 5.598 5 13.157 9 Totaal 11.490 18.613
Groep
Garanties en overige verplichtingen 55.140 51.279
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 104.137 145.418 Totaal 159.277 196.697
1 Berekend als percentage van het groepstotaal voor respectievelijk overheid, zakelijk en particulier.
Onderverdeling van zakelijke kredieten en vorderingen naar bedrijfstak:
2007 2006 Vordering % Vordering %
Grondstofindustrie 10.724 8 15.126 8
Vastgoed 11.197 8 23.712 13
Industrie 36.607 25 39.666 22
Energie 10.699 7 5.424 3
Financiële dienstverlening 22.562 16 21.407 12
Telecommunicatie, media & technologie 10.198 7 10.092 6
Consumenten (cyclisch) 22.242 15 43.775 24
Consumenten (niet-cyclisch) 16.975 12 16.204 9
Gezondheidszorg 3.330 2 4.856 3 Totaal 144.534 180.262
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
190
Onderverdeling van particuliere kredieten en vorderingen:
2007 2006 Vordering % Vordering %
Hypotheken 95.490 78 103.510 76
Persoonlijke leningen 11.670 10 12.177 9
Creditcardfaciliteiten 2.282 2 1.637 1
Overig particulier krediet 12.321 10 18.160 14 Totaal 121.763 135.484
Het maximale kredietrisico op enige klant of tegenpartij per 31 december 2007 bedroeg EUR 8.136 miljoen (2006: EUR 8.276 miljoen). Hierbij zijn zekerheden en andere vormen van kredietbescherming buiten beschouwing gelaten.
Voor een onderverdeling van concentratie van het tegenpartijrisico met betrekking tot rentedragende waardepapieren beschikbaar voor verkoop en rentedragende waardepapieren aangehouden tot einde looptijd wordt verwezen naar punt 15 van de toelichting. Voor wat betreft kredieten en vorderingen private en publieke sector staat de groep niet bloot aan een significant risico op individuele klanten of tegenpartijen, conform de vereisten van de Nederlandsche Bank.
Zakelijke zekerheden Het beleid van de groep is erop gericht om, indien vereist, zakelijke zekerheden te bedingen voordat goedgekeurde kredieten ter beschikking worden gesteld. Ook voor garanties en accreditieven geldt een proces van strikte kredietbeoordeling voordat deze worden verstrekt. De transacties bevatten monetaire limieten ten aanzien van de verplichtingen van de groep. De mate waarin voor garanties en accreditieven zekerheden worden aangehouden, bedraagt gemiddeld 18% (2006: 25%).
In 2007 heeft ABN AMRO het bezit van onroerende zaken en bedrijfsmiddelen en overige activa met een geschatte waarde van EUR 42 miljoen (2006: EUR 15 miljoen) overgenomen. ABN AMRO volgt het beleid om zaken die zij in bezit neemt, te verkopen. De verkoopopbrengst wordt vervolgens gebruikt om de uitstaande vordering te verminderen of volledig te voldoen. In het algemeen worden in bezit genomen zaken niet voor eigen gebruik aangewend.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
191
In de onderstaande tabel wordt de onderverdeling van zakelijke en particuliere kredieten en vorderingen naar soort zekerheid weergegeven.
2007 2006 Zakelijk
Garantie van overheden 5.335 5.417
Hypothecaire dekking 11.059 18.490
Effectendekking 2.606 2.039
Bankgaranties 9.163 2.954
Overige zekerheden 38.772 31.206
Ongedekt 77.599 120.156 Totaal 144.534 180.262
Consumer customers
Garantie van overheden 141 159
Hypothecaire dekking 90.665 103.272
Effectendekking 1.120 872
Bankgaranties 14 31
Overige zekerheden 10.274 12.062
Ongedekt 19.549 19.088 Totaal 121.763 135.484
Kwaliteit van niet-achterstallige kredieten per 31 december 2007 waarop geen bijzondere waardevermindering is toegepastDe ABN AMRO Uniform Counterparty Rating (UCR) geeft aan hoe groot de kans wordt geacht dat de tegenpartij in gebreke zal blijven bij de betaling van rente en/of aflossing en/of andere financiële verplichtingen jegens de bank.
De UCR-classificatie is van groot belang voor het beheren en bewaken van het kredietrisico, zowel op het niveau van individuele tegenpartijen als op portefeuilleniveau. De UCR is gebaseerd op een groot aantal factoren, waaronder de financiële en niet-financiële analyse van de tegenpartij, alsmede op andere aspecten zoals ervaringscijfers, bedrijfstak, mate van ondersteuning op groeps- of klantniveau, voorschriften van toezichthouders en politieke stabiliteit. Dit houdt in dat voor een gedegen beoordeling van het kredietrisico een diepgaande en transparante analyse van een groot aantal relevante feiten is vereist. De UCR’s worden goedgekeurd door de desbetreffen kredietcommissie. Als op een tegenpartij een ratingmodel van toepassing is, moet dit model worden gebruikt om de juiste UCR te helpen bepalen.
De volgende tabel bevat een overzicht van de relatie tussen de interne ratings van ABN AMRO (UCR), de kans dat de debiteur in gebreke blijft en een indicatie hoe de interne ratings van ABN AMRO zich verhouden tot de ratings van de externe ratingbureaus Standard & Poor’s, Fitch en Moody’s.
1 2+ tot 2- 3+ tot 3– 4+ tot 4– 5+ tot 5– 6+ 6-8
UCR
Verwachte insolventie-
percentages (%) 2007 0,03 0,04-0,10 0,20-0,40 0,63-1,82 3,37-13,71 30,11 100
Verwachte insolventie-
percentages (%) 2006 0,03 0,04-0,10 0,18-0,34 0,55-1,76 3,40-13,23 23,65 100
Standards & Poor’s / Fitch AAA/AA- A+/A- BBB+/BBB- BB+/BB- B+/B- CCC+/C –
Moody’s AAA/Aa3 A1/A3 Baa1/Baa3 Ba1-Ba3 B1-B3 Caa1/C –
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
192
De onderstaande tabellen geven de kwaliteit weer van niet-achterstallige kredieten per 31 december 2007 en 2006 waarop geen bijzondere waardevermindering is toegepast:
Niet-achterstallig en geen bijzondere waardevermindering per 31 december 2007*:
1 2+ tot 2– 3+ tot 3– 4+ tot 4– 5+ tot 5– 6+
UCR
Rentedragende waardepapieren in bankboek 61.210 9.702 6.652 661 380 11.586
Kredieten en vorderingen bankiers 114.053 43.107 10.330 5.633 218 1.799
Kredieten en vorderingen publieke sector 3.839 402 419 446 232 78
Kredieten en vorderingen zakelijk 4.621 16.942 41.494 49.380 16.910 11.031
Derivaten 75.852 32.088 6.757 3.412 348 7.473
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 16.745 29.286 24.619 12.302 2.356 18.693
* Exclusief beëindigde bedrijfsactiviteiten.
Niet-achterstallig en geen bijzondere waardevermindering per 31 december 2006*:
1 2+ tot 2– 3+ tot 3– 4+ tot 4– 5+ tot 5– 6+
UCR
Rentedragende waardepapieren in bankboek 68.943 6.654 6.136 1.713 287 12.029
Kredieten en vorderingen bankiers 58.754 39.157 10.976 8.943 291 10.178
Kredieten en vorderingen publieke sector 5.724 745 580 526 234 2.851
Kredieten en vorderingen zakelijk 7.889 16.461 38.697 40.264 7.846 2.862
Derivaten 60.885 23.968 6.336 10.546 67 6.247
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 16.687 39.491 32.686 11.716 2.120 28.847
* Exclusief beëindigde bedrijfsactiviteiten.
In de bovenstaande tabellen zijn in de categorie UCR 6+ ook de volgende bedragen opgenomen voor kredieten ‘zonder rating / met externe rating’:
2007 2006 UCR
Rentedragende waardepapieren in bankboek 11.019 11.167
Kredieten en vorderingen bankiers 1.731 9.717
Kredieten en vorderingen publieke sector 59 2.735
Kredieten en vorderingen zakelijk 8.918 1.407
Derivaten 7.265 6.200
Onherroepelijke kredietfaciliteiten 18.103 27.558
Kwaliteit van particulier kredietVoor kredieten en vorderingen particulier (EUR 117.995 miljoen; 2006: EUR 106.051 miljoen) wordt geen rating vastgesteld; zij worden gewaardeerd op basis van een scorecard. De kwaliteit van particuliere kredieten en vorderingen kan worden afgeleid uit de tabel waarin de daarvoor verkregen zekerheden worden gepresenteerd. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van de geografische opsplitsing naar de onderliggende producten van de portefeuille in de tabel op pagina 188.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
193
De onderstaande tabellen geven een analyse van achterstallige kredieten waarop nog geen bijzondere waardevermindering is toegepast.
< 30 dagen >30 - ≤90 >90 - ≤180 >180 dagen > 1 jaar Totaal achterstallig dagen dagen - ≤ 1 jaar achterstallig achterstallig achterstallig achterstallig
31 december 2007
Kredieten en vorderingen – zakelijk 1.654 186 15 18 41 1.914
Kredieten en vorderingen – particulier 1.795 1.863 77 2 – 3.737
< 30 dagen >30 - ≤90 >90 - ≤180 >180 dagen > 1 jaar Totaal achterstallig dagen dagen - ≤ 1 jaar achterstallig achterstallig achterstallig achterstallig
31 december 2006
Kredieten en vorderingen – zakelijk 901 410 219 257 138 1.925
Kredieten en vorderingen – particulier 3.131 1.232 31 1 – 4.395
Boekwaarde van geherstructureerde kredieten naar soort:
2007 2006 Kredieten private sector:
Zakelijk 603 492
Particulier 414 330 Totaal geherstructureerde kredieten 1.017 822
KredietstructureringDe groep structureert beleggingen in lijn met een door beleggers gewenst specifiek risicoprofiel. Dit kan geschieden door de verkoop van uitstaande kredieten, vaak in de vorm van kredietderivaten, aan een entiteit die de kredietuitzettingen vervolgens financiert door de uitgifte van effecten. Tot het moment van verkoop aan derden buiten de groep kunnen deze effecten aanvankelijk door de groep worden gehouden.
KredietafwikkelingDe groep zet in bepaalde omstandigheden SPE’s op die tot doel hebben de afwikkeling van kredieten te faciliteren indien de kredietnemer financiële verliezen heeft geleden.
Renterisico (bankboek)Risicometing en -beheersing Voor de bewaking en beperking van het renterisico (bankboek) worden verschillende methoden gehanteerd, waaronder simulatie van inkomsten, duration en limieten voor de contante waarde per basispunt. Hierbij worden limieten gesteld aan de gevoeligheid van inkomsten en marktwaarde. Scenarioanalyse wordt aan de hand van simulatiemodellen toegepast om in euro en Braziliaanse real luidende renterisicoposities te bewaken, voor zover deze posities in Europa en Brazilië worden aangehouden. De beheersing van renterisicoposities in overige muntsoorten en andere landen vindt plaats op basis van limieten voor de contante waarde per basispunt en/of marktwaardelimieten, omdat deze posities doorgaans minder complex zijn.
Het rentesaldo betreft ontvangen minus betaalde rente. Het gaat hierbij om grote aantallen contracten en transacties en allerlei verschillende producten. Om de nettorentebaten in te schatten en de gevoeligheid daarvan voor mutaties in de vorm en de hoogte van de rentecurve te bepalen, worden simulatiemodellen en schattingstechnieken gehanteerd. Aannames ten aanzien van het gedrag van klanten spelen bij deze berekeningen een belangrijke rol. Dit is met name relevant voor uitzettingen zoals hypotheken, waarbij de klant de mogelijkheid van vervroegde aflossing heeft. Aan de passiefzijde wordt de rentegevoeligheid van de tarieven van spaargelden en deposito’s vastgesteld op basis van schattingen, waarbij ook historische gegevens worden gebruikt. De tarieven voor deze producten zijn immers niet aan een specifieke marktrente
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
194
of vervaldatum gekoppeld. Voor prognoses en gevoeligheidsanalyses wordt bij deze producten een statistische benadering gevolgd omdat deze methode het beste aansluit bij het karakter daarvan.
Rentegevoeligheid bankboek Voor de beoordeling van het renterisico in het bankboek hanteert Group Asset and Liability Management een aantal indicatoren. Group Asset and Liability Management berekent voor de euro (EUR) en de Braziliaanse real (BRL) het inkomstenrisico en het marktwaarderisico en brengt hierover verslag uit aan het Group Asset and Liability Committee. De rentegevoeligheid van het handelsboek wordt besproken onder het marktrisico.
De tabel inkomstenrisico toont de cumulatieve gevoeligheid van de nettorentebaten en het eigen vermogen in een aantal vooraf bepaalde scenario’s en gedurende een tijdshorizon van 6, 12 en 24 maanden. Gevoeligheid is gedefinieerd als de procentuele verandering in de nettorentebaten ten opzichte van een basisscenario. Dit basisscenario is dat de huidige yieldcurve ongewijzigd blijft. De scenario’s van stijgende rente en dalende rente gaan uit van een geleidelijke parallelle verschuiving van de yieldcurve over een periode van 12 maanden, waarna de curve onveranderd blijft. Om de verschillen in yieldcurves tussen markten tot uitdrukking te brengen, zijn de scenario’s gekoppeld aan de ontwikkeling van de desdesbetreffen valuta.
Het dalende-rentescenario voor de euro gaat uit van een daling met 200 bp (2006: 150 bp) en het stijgende-rentescenario van een stijging met 200 bp in beide jaren. De scenariowijziging die wij vanaf het begin van 2007 hebben toegepast, geeft de hogere EUR-yieldcurve weer en het daardoor vergrote neerwaarts potentieel. Voor de BRL komt het stijgende-rentescenario uit op 950 bp (2006: 1.100 bp) en het dalende-rentescenario op 600 bp (2006: 800 bp). De scenariowijziging die wij vanaf het begin van 2007 hebben toegepast, geeft de lagere BRL-yieldcurve weer.
De onderstaande tabel geeft de cumulatieve procentuele wijziging in de nettorentebaten over de desdesbetreffen periode weer.
InkomstenrisicoDe onderstaande tabel geeft de cumulatieve procentuele wijziging in baten over de desdesbetreffen periode weer.
Inkomstenrisico
Scenario 2007 Scenario 2006 Scenario 2006 December 2007 December 2007 December 2006
Horizon EUR BRL EUR BRL EUR BRL
Stijgende rente Zes maanden – 1,3% – 2,0% – 1,3% – 2,2% – 1,7% – 1,2%
Een jaar – 3,3% – 3,8% – 3,3% – 4,3% – 2,6% – 2,2%
Twee jaar – 3,3% – 2,3% – 3,3% – 2,6% – 1,6% – 1,8% Dalende rente Zes maanden 1,1% 1,2% 0,8% 1,7% 1,2% 1,3%
Een jaar 2,5% 1,6% 1,9% 3,4% 1,6% 2,3%
Twee jaar 0,8% 1,6% 0,8% 2,1% – 1,5% – 0,7%
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
195
De onderstaande tabel geeft de cumulatieve wijziging in nettorentebaten over de desdesbetreffen periode in absolute bedragen weer, tegen de valutakoersen per 31 december 2007.
Inkomstenrisico
(in miljoenen) Scenario 2007 Scenario 2006 Scenario 2006
December 2007 December 2007 December 2006
Horizon EUR BRL EUR BRL EUR BRL
Stijgende rente Zes maanden – 24 – 39 – 24 – 43 – 31 – 19
Een jaar – 126 – 157 – 126 – 180 – 97 – 71
Twee jaar – 263 – 206 – 263 – 237 – 123 123 Dalende rente Zes maanden 20 24 15 32 23 20
Een jaar 94 107 73 142 59 74
Twee jaar 64 143 64 186 – 115 46
De onderstaande tabel marktwaarderisico toont de gevoeligheid van de marktwaarde van eigen-vermogeninstrumenten voor rentebewegingen in EUR en BRL. Marktwaarde van eigen-vermogeninstrumenten is gedefinieerd als de berekende contante waarde van activa, verminderd met de berekende contante waarde van verplichtingen, plus de marktwaarde van derivaten en andere rentegevoelige posten in het bankboek. Gevoeligheid wordt gemeten als de procentuele waardeverandering als gevolg van een plotselinge externe schok.
Marktwaarderisico
Scenario 2007 Scenario 2006 Scenario 2006 December 2007 December 2007 December 2006 EUR BRL EUR BRL EUR BRL
Stijgende rente – 2,3% – 4,5% – 2,3% – 5,2% – 1,8% – 4,9%
Dalende rente 1,6% 3,0% 1,6% 4,0% 1,4% 3,8%
De omvang van de schok is gebaseerd op vastgestelde veranderingen in de curve per maand met een betrouwbaarheidsgraad van 99%. De schok voor de EUR bedraagt in beide jaren 50 bp. Voor de BRL bedraagt de daling 175 bp in 2007 (2006: 230 bp) en de stijging 275 bp (2006: 320 bp). De schokken voor de BRL zijn naar beneden bijgesteld om de lagere BRL-yieldcurve weer te geven.
Gevoeligheidsanalyse, die is gebaseerd op de gehanteerde rentemodellen voor activa en verplichtingen, wordt uitsluitend gebruikt ten behoeve van het risicobeheer. In het bovenstaande model wordt ervan uitgegaan dat gedurende het jaar geen andere wijzigingen in de desbetreffen portefeuille worden aangebracht. Het inkomstenrisico toont één mogelijke modelgestuurde prognose; de feitelijke veranderingen in nettorentebaten zullen afwijken van het model.
MarktrisicoRisicoposities Alle handelsportefeuilles zijn onderhevig aan marktrisico. Belangrijke bronnen voor het marktrisico zijn onder meer rentepercentage, valutakoers, aandelenkoers, grondstoffenprijzen, creditspreads, volatiliteit en correlatie. Wij definiëren marktrisico als het risico dat onze handelsportefeuilles door koers- of prijsschommelingen op de financiële markten in waarde dalen. De instrumenten in onze handelsportefeuilles worden opgenomen tegen reële waarde en veranderingen in marktomstandigheden hebben direct effect op het handelsresultaat.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
196
Risicometing en -beheersing Om het marktrisico van haar handelsportefeuilles te schatten, past de groep een Value-at-Risk (VaR) methodologie toe. Binnen de groep is VaR het belangrijkste instrument voor de dagelijkse toetsing van het marktrisico. Group Asset and Liability Committee stelt limieten vast voor het maximale niveau van VaR op een hoog geaggregeerd niveau. De risicocommissies kunnen VaR-limieten vaststellen op lagere geaggregeerde niveaus.
Andere controlemaatregelen die in het kader van het marktrisicobeheer worden toegepast, betreffen historische- en stress-testscenario’s, limieten voor netto openstaande posities, rentegevoeligheid per basispunt, spreadgevoeligheden, optieparameters, positieconcentraties en positielooptijden.
Value-at-Risk De bank hanteert voor de VaR-berekening de methode van historische simulatie. Hierbij wordt uitgegaan van gewogen historische gegevens over een periode van ongeveer anderhalf jaar (exponentiële verouderingsmethode), een betrouwbaarheidsgraad van 99%, een tijdshorizon van één dag, absolute veranderingen van historische koersen voor rentegerelateerde en alle impliciete volatiliteitgerelateerde risicofactoren en relatieve veranderingen van historische koersen en prijzen voor overige risicofactoren. In onze VaR-berekeningen worden ook posities in derivaten en liquide middelen, die worden verantwoord als activa en verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden, meegenomen. De VaR wordt dagelijks voor iedere handelsportefeuille en productlijn, alsmede voor de groep als geheel, gerapporteerd aan de leiding van de desbetreffen BU’s, Group Risk Management en de verantwoordelijke leden van de Raad van Bestuur.
De VaR-modellen zijn ontworpen om het marktrisico onder normale omstandigheden te schatten. Daarbij is aangenomen dat veranderingen in de risicofactoren die van invloed zijn op de normale marktomgeving, een normaal patroon laten zien. Dit patroon wordt berekend aan de hand van exponentieel gewogen historische gegevens. Het gebruik van VaR kent beperkingen omdat deze is gebaseerd op historische correlaties en volatiliteiten in marktprijzen en ervan uitgaat dat toekomstige prijsbewegingen een statistisch patroon zullen volgen. Omdat VaR voor informatieverstrekking sterk leunt op historische gegevens en toekomstige veranderingen in de risicofactoren wellicht niet duidelijk voorspelt, zal de waarschijnlijkheid van grote marktbewegingen mogelijk worden onderschat als veranderingen in risicofactoren niet passen in het veronderstelde normale patroon. Voor specifieke instrumenten kan de VaR ook worden onder- of overschat wegens aannames desbetreffen risicofactoren en hun onderlinge relatie. Hoewel posities gedurende de dag kunnen veranderen, geeft de VaR slechts het portefeuillerisico aan het einde van elke werkdag weer; eventuele verliezen die zich bij een betrouwbaarheidsgraad van 99% toch kunnen voordoen, worden niet in aanmerking genomen.
De onderstaande tabel toont de VaR-cijfers voor 2007 en 2006.
Value-at-Risk (VaR) per risicotype (99%) betrouwbaarheid, eendaagsrisico.
(in miljoenen euro’s) December 2007 December 2006 Minimum Maximum Gemiddeld Ultimo Minimum Maximum Gemiddeld Ultimo
Renterisico 9,5 59,7 27,4 44,8 10,5 34,6 18,7 12,9
Aandelenkoersrisico 14,8 65,2 35,3 37,0 11,4 35,3 23,3 15,2
Valutarisico 2,1 13,6 4,6 4,4 1,8 10,8 4,7 3,2
Commodity-risico 0,2 6,0 1,4 1,2 1,6 13,6 3,4 1,7
Diversificatie-effect – – – – 35,2 – – – – 13,6
Totaal VaR 1 18,4 68,3 40,2 52,2 19,4 49,8 31,8 19,4
1 Het maximum en het minimum per risicotype werden op verschillende dagen bereikt en hebben derhalve geen directe relatie met het maximum en minimum van de totale VaR. De totale VaR omvat het diversificatie-effect dat door imperfecte of negatieve correlaties tussen bepaalde risicotypen wordt veroorzaakt. Hierdoor kan de totale VaR lager zijn dan de som van de afzonderlijke risicotypen op dezelfde dag (bijvoorbeeld de jaarultimo).
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
197
In de praktijk zullen de feitelijke handelsresultaten verschillen van de VaR-berekening. Vooral onder moeilijke marktomstandigheden geeft de berekening geen bruikbare winst- of verliesindicatie. Om de betrouwbaarheid van de VaR-modellen te bepalen, worden feitelijke resultaten regelmatig getoetst op de geldigheid van de aannames en de parameters die bij de VaR-berekening worden gebruikt.
Back-testing wordt uitgevoerd op zowel het feitelijke handelsresultaat als een hypothetisch handelsresultaat en de uitkomsten worden op kwartaalbasis aan de Nederlandsche Bank gerapporteerd. Bij een betrouwbaarheidsgraad van 99% zal, statistisch gezien, het negatieve handelsresultaat eens in de honderd handelsdagen groter zijn dan de VaR voor die dag. Back-testing is een belangrijk instrument voor de ex-post validering van ons interne VaR-model.
StresstestsHoewel de VaR een goede indicatie geeft van het potentiële verlies onder normale omstandigheden, gaat zij voorbij aan het effect van eenmalige gebeurtenissen. Vanwege zijn beperkingen moet het VaR-model worden aangevuld met andere statistische tests. Deze bevatten een reeks stresstests, scenario’s en gevoeligheidstresstests, die inzicht geven in de hypothetische ontwikkeling van een portefeuille en het effect van extreme marktbewegingen op het financieel resultaat. Gevoeligheidstresstests en stress-scenario’s zijn intern ontwikkeld om specifieke kenmerken van de portefeuilles van de bank tot uitdrukking te brengen en worden dagelijks voor elke handelsportefeuille berekend en op meerdere niveaus geaggregeerd. Hierbij worden parallelle toenames en afnames in een aantal risicofactoren of in één risicofactor, historische scenario’s (niet-parallelle verschuivingen in een aantal risicofactoren) of vermoedelijke toekomstige externe schokken in aanmerking genomen.
Risicoconcentratie als gevolg van het huidige kredietklimaatABN AMRO heeft markt- en kredietrisicoposities in bepaalde door Amerikaanse woninghypotheken gedekte activa en in financiële garanten. De omvang van deze posities is weergegeven in punt 14 en 15 van de toelichting. Het senior management van ABN AMRO bewaakt en beheert deze posities actief.
Valutarisico (bankboek)De operationele entiteiten van de groep zijn verplicht om valutaposities die ontstaan als gevolg van lokale transacties, in dezelfde valuta te financieren of aan de groep over te dragen. De groep is dan in staat om het valutarisico af te dekken via de netto-investeringen in entiteiten die niet in de euro rapporteren.
Om het geïnvesteerd vermogen in entiteiten die niet in euro rapporteren, te beschermen tegen eventuele nadelige effecten van de conversie van de desbetreffen vreemde valuta naar de euro, worden diverse hedgestrategieën toegepast.
VermogensratiohedgeOm onze vermogensratio’s (core tier 1, tier 1 en totaal vermogen als percentage van de naar risico gewogen activa) te beschermen tegen ongunstige koersbewegingen van de Amerikaanse dollar, moet het dollargevoelige gedeelte van het vermogen gelijk zijn aan het dollargevoelige gedeelte van de naar risico gewogen balansposten. Op deze manier is er geen materieel effect op de vermogensratio’s, omdat deze tegen schommelingen in de EUR/USD-koers zijn afgedekt.
KapitaalhedgeDe strategie voor de vermogensratiohedge impliceert dat het kapitaal gedeeltelijk USD-gevoelig moet zijn om de gevoeligheid van de naar risico gewogen activa voor veranderingen in de waarde van de USD te neutraliseren. Een deel van het vermogen staat dan ook bloot aan het EUR/USD-valutarisico.
Het in buitenlandse entiteiten geïnvesteerd vermogen in andere muntsoorten dan de Amerikaanse dollar wordt selectief afgedekt. Hedging wordt overwogen wanneer het verwachte valutaverlies groter is dan het renteverschil tussen de twee muntsoorten; het renteverschil is namelijk de kostprijs van de hedgetransactie.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
198
Per 31 december 2007 was het in buitenlandse entiteiten geïnvesteerde kapitaal voor 25% (2006: 29%) afgedekt. Ongeveer EUR 8,1 miljard (2006: EUR 9,4 miljard) is niet afgedekt, waaronder USD 0,7 miljard en BRL 5,1 miljard (2006: USD 2,6 miljard en BRL 4,6 miljard), waarbij de bedragen in USD en BRL beide zijn opgenomen in EUR. De onderstaande tabel toont de gevoeligheid van het kapitaal voor een waardevermeerdering en waardevermindering van de euro met 10% ten opzichte van alle buitenlandse valuta’s.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 Euro stijgt 10% – 813 – 944
Euro daalt 10% 813 944
LiquiditeitsrisicoRisicometing en -beheersingEr doet zich een liquiditeitsrisico voor bij de algehele financiering van de activiteiten van een bank als deze bijvoorbeeld niet in staat is de benodigde gelden voor de juiste looptijden en tegen de juiste tarieven aan te trekken of een positie niet tijdig kan afwikkelen tegen een redelijke prijs. Om onverwachte verliezen op te vangen, wordt kapitaal aangehouden. Het liquiditeitsbeheer van de groep heeft tot doel ervoor te zorgen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om niet alleen voorziene maar ook onvoorziene financieringsbehoeften te kunnen opvangen. Op groepsniveau wordt een hoeveelheid liquide middelen aangehouden die naar de inschatting van de groep te allen tijde voldoende is om geldopnames te honoreren, opgenomen leningen terug te betalen en nieuwe uitzettingen te financieren, zelfs onder moeilijke omstandigheden.
Het liquiditeitsbeheer vindt plaats op dagelijkse basis in alle landen waar wij actief zijn. Financiële markten, concurrentie, productenpakket en klantprofiel verschillen per land, zowel in de breedte als in de diepte. Het lokale lijnmanagement is dan ook verantwoordelijk voor het beheer van de lokale liquiditeitsbehoeften, onder toezicht van Group Asset and Liability Management namens het Group Asset and Liability Committee.
Het dagelijks liquiditeitsbeheer is onder meer afhankelijk van het effectief functioneren van de nationale en internationale financiële markten. Aangezien dit niet altijd het geval is, hebben wij groepsbrede draaiboeken opgesteld. Deze groepsbrede plannen treden in werking zodra zich een drastische wijziging voordoet in onze normale bedrijfsactiviteiten of in de stabiliteit van de lokale of internationale financiële markten. Het Group Strategic Funding Committee heeft volledige bevoegdheid van handelen om een dergelijke crisis het hoofd te bieden. In het kader van de planning van liquiditeitsbeheer in noodsituaties beoordelen wij voortdurend mogelijke trends, behoeften, aangegane verplichtingen, gebeurtenissen en onzekerheden die redelijkerwijs zouden kunnen leiden tot een toename of afname van onze liquiditeit. Meer specifiek kijken wij naar het effect dat deze mogelijke veranderingen hebben op onze bronnen voor korte financiering en liquiditeitsplanning op lange termijn.
Voor wat betreft onherroepelijke kredietfaciliteiten die zijn aangegaan, beoordelen wij als onderdeel van ons liquiditeitsbeheer ook het effect dat onzekerheden die inherent zijn aan dit soort transacties,mogelijkerwijs op onze normale bronnen van liquiditeit en financiering kunnen hebben.
In de tweede helft van het verslagjaar werd de liquiditeitspositie van ABN AMRO beïnvloed door de financiële onrust. ABN AMRO beheert diverse asset-backed commercial paper (ABCP) conduits, die gediversifieerd zijn naar regio en onderliggende activa. Ook de looptijden van de ABCP zijn goed gespreid in de tijd. Voor de financiële verslaggeving worden alle door ABN AMRO gesponsorde conduits geconsolideerd. De feitelijk uitstaande ABCP per 31 december 2007 bedroegen EUR 50,9 miljard, waarvan EUR 29,3 miljard in de vorm van multi-seller conduits.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
199
Alle grotere conduits konden in het afgelopen halfjaar zonder problemen worden overgesloten dankzij de kwaliteit van de onderliggende activa. Voor enkele kleinere conduits moesten wij ABCP in onze boeken opnemen. Per 31 december 2007 had ABN AMRO voor EUR 4,9 miljard ABCP uit de conduits in de boeken. Van de belangrijkste multi-seller conduits kan tot 50% binnen drie maanden automatisch expireren. Wij blijven de marktontwikkelingen nauwgezet volgen teneinde vertrouwen in onze liquiditeitspositie te behouden.
Liquiditeitsgap De onderstaande tabel geeft een looptijdenoverzicht van de balans van de groep op basis van de resterende contractuele looptijden.
Looptijdenoverzicht voor het jaar eindigend per 31 december 2007:
Direct < 1 jaar ≥ 1 jaar- ≥ 5 jaar Totaal opvraagbaar < 5 jaar
Activa
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 16.750 – – – 16.750
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 9.560 33.628 95.404 103.685 242.277
Financiële beleggingen – 23.822 28.630 43.983 96.435
Kredieten en vorderingen bankiers 9.300 125.334 26.693 14.369 175.696
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 18.038 173.809 83.912 121.003 396.762
Overige activa – 79.776 338 17.179 97.293 Totaal 53.648 436.369 234.977 300.219 1.025.213
Verplichtingen
Financiële verplichtingen aangehouden voor
handelsdoeleinden 2.443 18.455 68.160 66.418 155.476
Verplichtingen bankiers 19.058 214.886 3.590 1.800 239.334
Verplichtingen private en publieke sector – 305.586 12.914 11.852 330.352
Uitgegeven schuldbewijzen – 91.685 59.977 23.333 174.995
Achtergestelde schulden – 628 2.396 12.592 15.616
Overige verplichtingen – 55.443 184 23.104 78.731 Totaal 21.501 686.683 147.221 139.099 994.504 Nettoliquiditeitsgap 32.147 – 250.314 87.756 161.120 30.709
Derivaten aangehouden voor hedging-doeleinden
Activa – 1.635 349 494 2.478
Verplichtingen – 585 751 610 1.946
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Garanties 49.337 – – – –
Onherroepelijke faciliteiten 5.803 – – – –
Overige kredietgerelateerde onvoorwaardelijke schulden 104.137 – – – –
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
200
Looptijdenoverzicht voor het jaar eindigend per 31 december 2006.
Direct < 1 jaar ≥ 1 jaar- ≥ 5 jaar Totaal opvraagbaar 1 < 5 jaar
Activa
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 12.317 – – – 12.317
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 8.118 28.556 81.015 88.047 205.736
Financiële beleggingen – 29.999 33.097 62.285 125.381
Kredieten en vorderingen – bankiers 9.473 90.637 18.595 16.114 134.819
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 17.202 202.880 61.100 162.073 443.255
Overige activa 3.212 26.560 – 35.784 65.556 Totaal 50.322 378.632 193.807 364.303 987.064
Verplichtingen
Financiële verplichtingen aangehouden voor
handelsdoeleinden 2.284 17.255 63.727 62.098 145.364
Verplichtingen bankiers 20.273 148.157 6.911 12.648 187.989
Verplichtingen private en publieke sector 111.250 222.440 16.379 12.314 362.383
Uitgegeven schuldbewijzen – 103.531 58.916 39.599 202.046
Achtergestelde schulden – 1.384 3.723 14.106 19.213
Overige verplichtingen 3.965 18.836 – 21.373 44.174 Totaal 137.772 511.603 149.656 162.138 961.169 Nettoliquiditeitsgap – 87.450 – 132.971 44.151 202.165 25.895
Derivaten aangehouden voor hedging-doeleinden (niet contant gemaakt)
Activa – 2.133 455 644 3.232
Verplichtingen – 1.196 1.555 1.237 3.988
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Garanties 46.026 – – – –
Onherroepelijke faciliteiten 5.253 – – – –
Overige kredietgerelateerde onvoorwaardelijke schulden 145.418 – – – –
LiquiditeitsratioDeze ratio geeft de mate aan waarin kernactiva (illiquide activa) gedekt worden door kernverplichtingen (stabiele financiering). Niet-liquide activa zijn activa die een voortdurende financiering vereisen (commercieel gezien kan de bank de financiering niet beëindigen). Financiering wordt als stabiel beschouwd wanneer deze in een crisissituatie geacht kan worden beschikbaar te zijn.
2007 2006 Stabiele financiering / illiquide activa:
Eindejaarsratio 102% 97%
Gemiddelde ratio 99% 93%
Gebruik van derivatenDerivatenDe groep maakt gebruik van derivaten (a) om haar klanten risicobeheerdiensten aan te bieden, (b) om de verschillende risico’s waaraan de groep zelf blootstaat, te beheren (waaronder het rente-, valuta- en kredietrisico) en (c) voor handelsdoeleinden voor eigen rekening. Derivaten zijn afgeleide financiële instrumenten die geen of een geringe netto-investering vereisen en waarbij verrekening op een datum in de toekomst plaatsvindt. De waarde van derivaten is afhankelijk van veranderingen in de prijs of koers van een ander financieel instrument, een index of een andere variabele.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
201
In de meeste gevallen worden bedrag, looptijd en prijs van derivatencontracten direct met de tegenpartij overeengekomen in de over-the-counter (OTC) markt. Daarnaast zijn er gestandaardiseerde derivatencontracten met vaste bedragen en afwikkelingsdatums; deze worden ter beurze verhandeld.
Het nominale ofwel gecontracteerde bedrag van derivaten vertegenwoordigt de referentiehoeveelheid van het onderliggende financiële instrument waarop het derivaat is gebaseerd. De waarde van het derivatencontract wordt doorgaans bepaald door op het gecontracteerde bedrag een rekenprijs toe te passen. Op basis hiervan worden veranderingen in de waarde van het contract gemeten. Het nominale bedrag geeft een indicatie van de omvang van de door de groep uitgevoerde transactie, maar vormt geen maatstaf voor het daaraan verbonden risico en wordt niet in de balans opgenomen.
Positieve en negatieve reële waarden op verschillende transacties worden uitsluitend gesaldeerd indien het transacties met dezelfde tegenpartij betreft, de desdesbetreffen kasstromen eveneens op gesaldeerde basis worden verrekend en de groep het wettelijk recht heeft om afzonderlijke transacties met die tegenpartij te salderen.
Soorten derivaten De volgende typen derivaten worden het meest gebruikt:
Termijncontracten: bindende contracten voor de aan- of verkoop van financiële instrumenten, doorgaans valuta’s, op een bepaalde datum in de toekomst tegen een vastgestelde prijs. Termijncontracten zijn overeenkomsten op maat die partijen in de OTC-markt met elkaar aangaan.
Futures: ter beurze verhandelde contracten voor de aan- of verkoop van een standaardhoeveelheid van een bepaalde klasse of type financieel instrument, valuta of commodity op een bepaalde datum in de toekomst.
Commodity-derivaten: contracten voor de aan- of verkoop van een niet-financieel product. Zij kunnen ter beurze of in de OTC-markt worden verhandeld.
Swaps: contracten tussen twee partijen om de kasstromen die gedurende een bepaalde periode uit de gecontracteerde bedragen ontstaan, te ruilen. De meeste swaps worden in de OTC-markt verhandeld. De belangrijkste typen swaptransacties die de groep aangaat, zijn: • Renteswap – een contract waarbij partijen doorgaans overeenkomen om vaste en variabele rentebetalingen
over de gecontracteerde hoofdsom in dezelfde valuta te ruilen op basis van een referentierente (meestal LIBOR);
• Cross-currency swap – het ruilen van rentebetalingen op basis van hoofdsommen in twee verschillende valuta’s en twee verschillende referentierentes. De hoofdsommen worden doorgaans bij aanvang en bij afwikkeling van het contract geruild;
• Credit Default Swap – een bilaterale overeenkomst waarbij de ene partij (koper van bescherming) een of meer betalingen doet aan de andere partij (verkoper van bescherming). In ruil daarvoor verbindt de verkoper zich om een betaling aan de koper te doen zodra zich een bepaalde gebeurtenis met betrekking tot het onderliggende krediet (‘credit event’) voordoet. Een Credit Default Swap kan luiden op een enkele naam (tegenpartij) of op meerdere (of een reeks van) namen (tegenpartijen). Afwikkeling nadat zich een credit event heeft voorgedaan, kan netto contant plaatsvinden of tegen contanten in ruil voor fysieke levering van een of meer verplichtingen van de kredietentiteit, en vindt altijd plaats, ongeacht of de koper van de bescherming de facto een verlies heeft geleden;
• Totaalrendement-swap – bij deze swap krijgt de ontvanger van het totaalrendement een uitzetting op alle kasstromen en economische voordelen en risico’s verbonden aan het onderliggende actief zonder daarvan eigenaar te zijn. In ruil daarvoor verricht hij een reeks betalingen, veelal op basis van een referentierente als LIBOR. De verkoper heeft een gelijke, maar tegenovergestelde positie. Een aandelenswap is een bepaald type totaalrendement-swap.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
202
Opties zijn contracten waarbij doorgaans de verkoper (‘schrijver’) aan de koper het recht, maar niet de verplichting, geeft om tegen een vastgestelde prijs op of vóór een bepaalde datum een bepaalde hoeveelheid van een financieel instrument of commodity van de verkoper (schrijver) te kopen (calloptie) dan wel aan de schrijver daarvan te verkopen (putoptie). De koper betaalt voor dit recht aan de verkoper een premie. Opties kunnen zowel in de OTC-markt als op een gereglementeerde beurs worden verhandeld, en eveneens in de vorm van effecten (warrants).
Derivaten voor handelsdoeleinden De meeste derivatentransacties van de groep hebben betrekking op verkoop- en handelsactiviteiten. Onder verkoopactiviteiten wordt mede begrepen het structureren en aan klanten aanbieden van afgeleide producten als instrument om actuele of verwachte risico’s te dragen, over te dragen, te wijzigen of te verminderen. Handelsactiviteiten worden hoofdzakelijk ontplooid om winst te genereren uit kortetermijnfluctuaties in prijs of marge en omvatten activiteiten op het gebied van market-making, positionering en arbitrage: • market-making houdt in het afgeven van bied- en laatprijzen aan andere marktpartijen teneinde
opbrengsten op basis van spread en volume te genereren; • positionering betekent marktrisicoposities beheren in de verwachting voordeel te behalen uit gunstige
ontwikkelingen van prijzen, koersen of indices; • arbitrage houdt in het traceren van en voordeel behalen uit prijsverschillen tussen markten en producten.
Derivaten voor hedging-doeleinden De groep maakt gebruik van derivaten om activa, verplichtingen, verwachte transacties, kasstromen en kredietrisico’s af te dekken. De wijze waarop hedgetransacties administratief worden verwerkt, hangt af van de aard van het afgedekte instrument en van de vraag of de transactie in aanmerking komt voor hedge accounting (zie grondslagen).
De groep maakt ook gebruik van derivaten die een economische hedge verschaffen voor kredietrisico, maar niet in aanmerking komen voor hedge accounting. De groep gebruikt bijvoorbeeld CDS’s als economische hedge voor kredietrisico in haar krediet- en handelsportefeuilles, maar kan op deze posities in het algemeen geen hedge accounting toepassen.
Risico’s van derivaten Derivaten worden in veel handelsportefeuilles gebruikt waarin doorgaans meerdere typen instrumenten – niet alleen derivaten – zijn opgenomen. Het marktrisico van derivaten wordt als een integraal onderdeel van het marktrisico van deze portefeuilles beheerd en beheerst. Het beleid van de groep ten aanzien van marktrisicobeheer is in de paragraaf ‘Marktrisico’ hiervoor beschreven.
Derivatencontracten worden met veel verschillende tegenpartijen afgesloten. Het aan derivaten verbonden kredietrisico wordt beheerd en beheerst in het kader van het totale kredietrisico dat de groep op elke tegenpartij loopt. Het beleid van de groep ten aanzien van kredietrisicobeheer is in de paragraaf ‘Kredietrisico’ van dit punt van de toelichting opgenomen. Opgemerkt dient te worden dat, hoewel de in de balans getoonde bedragen een belangrijke component van het kredietrisico van de groep kunnen uitmaken, de positieve reële waarden per tegenpartij slechts in uitzonderingsgevallen een juiste indicatie geven van het kredietrisico dat de groep in haar derivatentransacties met die tegenpartij loopt. Redenen hiervoor zijn dat enerzijds reële waarden in de loop van de tijd kunnen stijgen (‘potentiële toekomstige risico’s’) en anderzijds het risico kan worden verminderd door raamwerkovereenkomsten voor netting en bilaterale overeenkomsten tot het stellen van zekerheden aan te gaan.
39 Solvabiliteit
Om de toereikendheid van het vermogen te bewaken hanteert de groep ratio’s die zijn vastgesteld door de Bank for International Settlements (BIS). Deze ratio’s drukken de solvabiliteit uit (het minimaal door de BIS
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
203
vereiste percentage is 8%) door het daarvoor in aanmerking komende vermogen van de groep te vergelijken met de in de balans opgenomen activa, niet in de balans opgenomen verplichtingen en markt- en overige risicoposities op basis van naar risico gewogen bedragen. De marktrisicobenadering omvat het algemene marktrisico en het risico van ongedekte posities in valuta’s en schuldbewijzen en aandelen. Activa worden gewogen op basis van ruime risicocategorieën, waarbij de risicoweging plaatsvindt op basis van het vermogensbedrag dat verondersteld wordt tegenover de activa te moeten worden aangehouden. Er worden vier categorieën van risicoweging gehanteerd (0%, 20%, 50% en 100%). Kasmiddelen en geldmarktinstrumenten bijvoorbeeld hebben een risicoweging van nihil, wat betekent dat tegenover deze activa geen vermogen hoeft te worden aangehouden. Voor onroerende zaken en bedrijfsmiddelen geldt een risicoweging van 100%. Dit houdt in dat tegenover deze activa vermogen moet worden aangehouden dat gelijk is aan 8% van de boekwaarde daarvan. Met niet in de balans opgenomen kredietgerelateerde verplichtingen en derivaten wordt rekening gehouden door verschillende soorten conversiefactoren toe te passen. Hiermee worden deze posten omgezet in balanspostequivalenten. De hieruit voortvloeiende equivalente bedragen worden vervolgens gewogen naar risico op basis van dezelfde percentages als gehanteerd worden voor andere activa dan derivaten.
Het tier 1 vermogen bestaat uit het eigen vermogen aandeelhouders en daarvoor in aanmerking komende achtergestelde schulden, verminderd met goodwill en bepaalde immateriële activa. Het tier 2 vermogen bestaat uit aanvullende en daarvoor in aanmerking komende achtergestelde schulden, met inachtneming van de resterende looptijden. Core tier 1 is het tier 1 vermogen exclusief de preferente aandelen.
De solvabiliteit van de groep ontwikkelde zich als volgt:
Balans, Gewogen, na effect van ongewogen contractuele netting 2007 2006 2007 2006
Activa (na aftrek van voorzieningen)
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 16.750 12.317 271 296
Financiële activa aangehouden voor
handelsdoeleinden 242.277 205.736 – –
Financiële beleggingen 96.435 125.381 7.591 14.142
Kredieten en vorderingen bankiers 175.696 134.819 6.182 7.215
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 396.762 443.255 107.724 161.584
Deelnemingen met invloed 871 1.527 268 943
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 2.747 6.270 2.518 4.419
Goodwill en overige immateriële activa 1.424 9.407 871 2.801
Activa aangehouden voor verkoop 60.458 11.850 39.631 6.978
Overlopende activa 12.580 9.290 4.126 3.794
Verzekeringsmaatschappijen en overige 19.213 27.212 2.877 6.776 Subtotaal 1.025.213 987.064 172.059 208.948
Niet in balans opgenomen posities en derivaten:
Kredietgerelateerde (voorwaardelijke) verplichtingen 159.277 196.697 38.607 53.336
Kredietequivalent van derivaten 14.472 13.960
Verzekeringsmaatschappijen en overige 532 379 Subtotaal 53.611 67.675 Totaal kredietrisico 225.670 276.623
Marktrisicovereisten 6.642 4.081 Totaal naar risico gewogen balansposten 232.312 280.704
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
204
De volgende tabel geeft een overzicht van het aanwezige vermogen en het volgens de normen van de toezichthouder minimaal vereiste vermogen.
2007 2006 Vereist Aanwezig Vereist Aanwezig
Totaal vermogen 18.584 33.938 22.457 31.275
Ratio totaal vermogen 8,00% 14,61% 8,00% 11,14%
Tier 1 vermogen 9.292 28.850 11.228 23.720
Tier 1 vermogen 4,00% 12,42% 4,00% 8,45%
Core tier 1 24.597 17.336
Core tier 1 ratio 10,59% 6,18%
ABN AMRO streeft naar een core tier 1 ratio van 6% en een tier 1 ratio van 8%.
Bij de bepaling van het voor de solvabiliteitstoets vereiste vermogen wordt naast het huidige kredietrisico ook rekening gehouden met het toekomstige kredietrisico. Dit gebeurt door het huidige potentiële verlies uit derivaten, namelijk de reële waarde op basis van de marktomstandigheden op de balansdatum, te verhogen met een van de aard en de resterende looptijd van het contract afhankelijk percentage van de relevante gecontracteerde bedragen. Op deze wijze wordt rekening gehouden met het mogelijk nadelige verloop van de reële vervangingswaarde gedurende de resterende looptijd van het contract. In de volgende tabel wordt het totaal zowel ongewogen als gewogen voor het tegenpartijrisico (voornamelijk banken) weergegeven. Hierbij is wel rekening gehouden met de invloed van netting-transacties en andere zekerheden.
Kredietequivalent van derivatencontracten
(in miljarden euro’s) 2007 2006 Rentecontracten 97.2 76.1
Valutacontracten 41.6 35.0
Overige contracten 115.5 70.9 254.3 182.0 Effect van contractuele netting 188.0 126.7 Ongewogen kredietequivalent 66.3 55.3 Gewogen kredietequivalent 14.5 13.9
40 Securitisaties
In het kader van de financieringsactiviteiten van de groep en de vermindering van het kredietrisico worden de kasstromen uit bepaalde financiële activa aan derden overgedragen. De financiële activa die onderwerp van deze transacties zijn, betreffen in essentie hypotheek- of andere kredietportefeuilles. De mate waarin de groep een duurzaam belang in deze financiële activa heeft, verschilt per transactie.
De groep gaat verkooptransacties aan waarbij kasstromen met betrekking tot diverse financiële activa worden overgedragen aan een geconsolideerde special purpose entity (SPE). Indien bij deze transacties noch het merendeel van de aan de financiële activa verbonden risico’s en economische voordelen, noch de zeggenschap daarover, is overgedragen, wordt het actief voor het volledige bedrag verwerkt in de geconsolideerde balans. In het geval van verkooptransacties waarbij een geconsolideerde SPE is betrokken, betreffen de voor eigen rekening gehouden risico’s en economische voordelen gebruikelijk de interestmarge en/of het risico van eerste kredietverliezen. De boekwaarde van de activa en de daaraan gerelateerde verplichtingen bedroeg bij benadering EUR 5.437 miljoen, EUR 5.554 miljoen en EUR 6.290 miljoen per respectievelijk 31 december 2007, 2006 en 2005.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
205
Volledige opname en doorlopende betrokkenheid Daarnaast gaat de groep in Nederland verschillende hypotheekgerelateerde transacties aan zonder dat hiervoor een SPE wordt opgezet. Deze transacties voldoen niet volledig aan de criteria voor het niet langer opnemen van activa in de balans; deze activa blijven daarom voor het volledige bedrag opgenomen in de geconsolideerde balans van de groep. Ook bepaalde renterisico’s blijft de groep zelf lopen. De boekwaarde van deze hypotheekgerelateerde activa en de daarmee samenhangende verplichtingen bedroeg bij benadering EUR 203 miljoen, EUR 272 miljoen en EUR 772 miljoen per respectievelijk 31 december 2007, 2006 en 2005.
De groep is geen transacties aangegaan waarbij selectief bepaalde bestanddelen van een financieel actief uit de consolidatie zijn verwijderd.
Synthetische transacties De groep is daarnaast synthetische securitisatietransacties aangegaan tot een bedrag van EUR 119.115 miljoen (2006: EUR 83.588 miljoen). Door middel van een synthetische securitisatietransactie wordt kredietbescherming gekocht zonder de feitelijke overdracht van de activa aan een SPE, omdat de SPE’s hun posities hebben afgedekt door middel van de uitgifte van credit-linked notes of commercial paper. Hierdoor koopt de groep als eigenaar van de kredieten bescherming en draagt zij het kredietrisico op een bepaalde portefeuille over aan de entiteit die de bescherming verkoopt. Het kredietrisico met betrekking tot deze kredietportefeuilles wordt voor een substantieel deel overgedragen, maar het feitelijke eigendom van de activa berust nog altijd bij de groep. In het algemeen hebben beleggers in schuldbewijzen die door een SPE zijn uitgegeven, slechts regresrecht ten aanzien van de activa van de SPE en niet ten aanzien van de groep.
Credit default swaps In aanvulling op de bovengenoemde transacties maakt de groep voor synthetische securitisatietransacties ook gebruik van credit default swaps, met als doel het kredietrisico voor bepaalde delen van de kredietportefeuille te verminderen. Hiertoe worden deze kredietrisico’s direct in de kapitaalmarkt verkocht. Per 31 december 2007 had de groep bescherming gekocht voor kredieten tot een bedrag van EUR 54.816 miljoen (2006: EUR 56.801 miljoen).
41 Private equity-belangen
Private equity-belangen worden hetzij geconsolideerd hetzij aangehouden tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening.
Geconsolideerde private equity-belangenBeleggingen met het karakter van private equity-belangen waarover de groep zeggenschap uitoefent, worden geconsolideerd. Deze belangen strekken zich uit over een breed scala van niet-bancaire activiteiten. Personeels- en overige kosten met betrekking tot productie en fabricage zijn opgenomen in de kosten. Het effect van de consolidatie van deze beleggingen op de winst- en verliesrekening is in onderstaande tabel weergegeven.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
206
2007 2006 2005
Baten geconsolideerde private equity-belangen 3.836 5.313 3.637
Overige baten opgenomen in operationele baten – 226 – 340 – 242
Totaal operationele baten geconsolideerde private equity-belangen 3.610 4.973 3.395
Kostprijs geconsolideerde private equity-belangen 2.744 3.684 2.519
Opgenomen in personeelskosten 390 577 362
Opgenomen in beheerskosten 332 466 352
Opgenomen in afschrijvingen 168 212 133
Totaal operationele bedrijfslasten 3.634 4.939 3.366 Bedrijfsresultaat voor belastingen van geconsolideerde
private equity-belangen – 24 34 29
In de kostprijs van private equity-belangen zijn de personeelskosten van de fabricage- en productieactiviteiten begrepen.
De activa en verplichtingen van deze geconsolideerde belangen zijn opgenomen in de balans van de groep als activa en verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop, aangezien ABN AMRO van plan is om de private equity-belangen te verkopen. De totale activa van deze geconsolideerde private equity-belangen bedroegen EUR 1.698 miljoen per 31 december 2007 (2006: EUR 4.537 miljoen), exclusief goodwill.
Niet-geconsolideerde private equity-belangen De private equity-belangen waarover de groep geen zeggenschap uitoefent, worden verantwoord tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening. Hoewel de zeggenschap niet bij de groep berust, heeft de groep in veel gevallen wel invloed van betekenis. Dit blijkt doorgaans uit het percentage van het aandelenbelang, dat tussen 20% en 50% ligt. De groep heeft invloed van betekenis in ongeveer 74 (2006: 88) bedrijven die in verschillende sectoren actief zijn, waaronder informatietechnologie, life sciences, media en telecommunicatie. De reële waarde van deze beleggingen bedroeg EUR 439 miljoen per 31 december 2007 (2006: EUR 387 miljoen).
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
207
42 Joint ventures
De activiteiten die de groep via joint ventures uitoefent, omvatten onder meer betalingsverkeer, verzekeringen, financieringen, leasing, global custody en aandelentransacties. In de geconsolideerde jaarrekening van de joint ventures zijn de onderstaande activa, verplichtingen, baten en lasten opgenomen. Deze vertegenwoordigen het procentuele aandeel van de groep daarin.
2007 2006 Activa
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken – 12
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 1.049 789
Financiële beleggingen 2.193 2.161
Kredieten en vorderingen bankiers en private en publieke sector 246 1.125
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 18 13
Overlopende activa 55 54
Overige activa 2.827 2.456 Totaal 6.388 6.610
Verplichtingen
Financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden 3 4
Verplichtingen bankiers en private en publieke sector 129 6
Uitgegeven schuldbewijzen 27 22
Overlopende passiva 9 40
Overige verplichtingen 6.012 5.432 Totaal 6.180 5.504
Totaal operationele baten 185 105
Operationele bedrijfslasten 74 49 Bedrijfsresultaat 111 56 Belastingen 31 18
Nettowinst 80 38
Belangrijkste joint ventures:
Belang (in %) Hoofdactiviteit Altajo B.V. 50,0 Betalingsverkeer
Companhia de Arrendamento Mercantil Renault do Brasil 39,8 Leasing
Companhia de Crédito, Financiamento e Investimento Renault do Brasil 39,9 Financieringen
Real Tokio Marine Vida e Previdência S.A. 50,0 Verzekeringen
Neuflize Vie 60,0 Verzekeringen
In december 2007 werd de verkoop van het belang van 50% in ABN AMRO Mellon Global Securities Services B.V. aan de Bank of New York Mellon Corporation afgerond. ABN AMRO Mellon werd in 2003 door de aandeelhouders opgericht als een joint venture om instellingen buiten Noord-Amerika internationale bewaar- en aanverwante diensten te verlenen.
ABN AMRO Bank N.V. en Rothschild Group ontbonden per 31 december 2007 hun joint venture ABN AMRO Rothschild, die zij in juli 1996 hadden opgericht om ten behoeve van de klanten van beide banken hun krachten op het gebied van aandelentransacties te bundelen.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
208
43 Bezoldiging Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen
De bezoldiging van de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen zoals hierna beschreven en gekwantificeerd, is slechts van toepassing op de leden van de Raad van Bestuur die reeds vóór de overname van de groep door het consortium, bestaande uit RBS, Fortis en Santander, waren benoemd of na de overname werden benoemd maar al vóór de overname een arbeidsovereenkomst met ABN AMRO hadden. Voor de overige leden van de Raad van Bestuur die na de overname namens de consortiumleden zijn benoemd, geldt dit beloningspakket niet. Hun bezoldiging wordt door de desbetreffen consortiumleden betaald en is dan ook niet in de onderstaande tabellen opgenomen.
Beloningsbeleid Raad van BestuurDe huidige structuur van het beloningspakket voor de Raad van Bestuur werd ingevoerd in 2001 en is in 2005 en 2006 gewijzigd. Het belangrijkste doel van het beleid is te waarborgen dat ABN AMRO in staat is deskundige en ervaren leden van de Raad van Bestuur zowel intern als extern te werven en hen te behouden. Hiertoe ontvangt de Raad van Bestuur een pakket arbeidsvoorwaarden dat in zijn totaliteit concurrerend is met het pakket dat gelijkwaardige instellingen, namelijk andere grote Nederlandse ondernemingen en andere Europese banken, in de markt bieden.
Het beloningspakket van de leden van de Raad van Bestuur bestaat uit de volgende elementen: basissalaris; • prestatiegebonden bonus; • regelingen op lange termijn (Long-Term Incentive Plans / LTIP’s): het Performance Share Plan (PSP) en het • Share Investment & Matching Plan (SIMP); en• een aantal andere beloningselementen.
Het Nomination & Compensation Committee heeft in 2006 het beloningspakket van de Raad van Bestuur geëvalueerd. De conclusie was dat de waarde van de instrumenten op lange termijn van de bestaande regelingen onder het door het Committee beoogde niveau lag, alsook onder het gemiddelde van de beloningen van andere Europese banken waartegen het beloningsniveau wordt afgemeten.
Deze evaluatie was voor de Raad van Commissarissen aanleiding om het aantal aandelen onder een van de LTIP’s, het PSP, met 25% uit te breiden; de regelingen onder het SIMP bleven ongewijzigd. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders heeft deze uitbreiding op de Algemene Vergadering van 26 april 2007 goedgekeurd, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007.
Basissalaris Het basissalaris geldt voor alle leden van de Raad van Bestuur, met uitzondering van de voorzitter, die een 40% hoger basissalaris ontvangt. Het lid van de Raad van Bestuur dat niet de Nederlandse nationaliteit bezit, ontvangt daarnaast een marktgerelateerde toelage. Het basissalaris wordt jaarlijks getoetst en eventueel per 1 januari aangepast. In 2007 is het basissalaris van de Raad van Bestuur verhoogd met een inflatiecorrectie van 1%. Het jaarlijkse bruto basissalaris voor de bestuursleden is aangepast, namelijk van EUR 659.750 naar een afgerond bedrag van EUR 666.500 voor de leden van de Raad van Bestuur en van EUR 923.650 naar EUR 933.000 voor de voorzitter.
Prestatiegebonden bonus De jaarlijkse prestatiegebonden bonus voor leden van de Raad van Bestuur is gebaseerd op kwantitatieve doelstellingen op groepsniveau en kwalitatieve doelstellingen op zowel groeps- als BU-niveau. De doelstellingen worden jaarlijks door het Nomination & Compensation Committee vastgesteld en door de Raad van Commissarissen bekrachtigd. De bonus wordt uitgedrukt als een percentage van het basissalaris. Dit percentage is gekoppeld aan de ratingklasse waarin de realisatie van de vastgestelde kwantitatieve doelstellingen op groepsniveau wordt ingedeeld. Hiertoe worden vier ratingklassen onderscheiden: rating 1 – aanzienlijk onder doelstelling; rating 2 – net onder doelstelling; rating 3 – gelijk aan doelstelling en rating 4 –
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
209
ruim boven doelstelling. Het bonuspercentage kan variëren van 0% tot 200%, waarbij een percentage van 150% geldt voor ratingklasse 3. Bij de vaststelling van de bonus op grond van de kwantitatieve doelstellingen heeft het Nomination & Compensation Committee de bevoegdheid om naar eigen inzicht de bonusuitkomst aan te passen binnen een bandbreedte van plus tot minus 20% van het brutojaarsalaris op basis van de beoordeling van de gestelde kwalitatieve criteria.
In 2007 is de kwantitatieve prestatie op groepsniveau afgemeten aan twee doelstellingen, namelijk efficiencyratio en winst per aandeel. Beide doelstellingen hadden een gelijke weging van 50%. Daarnaast zijn ook kwalitatieve doelstellingen geformuleerd, onder meer op het gebied van compliance, leiderschap, prestatiecultuur en One Bank / No Boundaries. Specifieke jaarlijkse prestatiedoelstellingen worden niet gepubliceerd vanwege de gevoeligheid vanuit concurrentieoogpunt.
Het Nomination & Compensation Committee besloot om, gezien de bijzondere omstandigheden in het verslagjaar, het bonuspercentage op 150% vast te stellen. De Raad van Commissarissen keurde dit besluit goed.
Hugh Scott-Barrett, die per 1 augustus 2007 uit dienst van de bank trad, komt niet in aanmerking voor de bonus. De toegekende individuele bonussen zijn opgenomen in de tabel op pagina 212.
ABN AMRO Share Investment & Matching Plan (SIMP)Onder deze regeling, die is bedoeld om het bezit van aandelen door bestuurders te stimuleren, kunnen leden van de Raad van Bestuur ervoor kiezen om een deel van hun jaarlijkse bonus, tot een maximum gelijk aan 25% van hun jaarlijkse basissalaris, om te zetten in aandelen ABN AMRO Holding N.V. (‘Investment Shares’). De aankoopprijs moet worden gefinancierd uit de netto uit te keren bonus over het desbetreffen jaar. Indien de netto uit te keren bonus niet voldoende is om de volledige aankoopprijs te voldoen, wordt de deelname ingetrokken.
Na afloop van een periode van drie jaar kent de bank voor elk Investment Share één extra aandeel ABN AMRO Holding N.V. (‘Matching Share)’ toe, mits het lid van de Raad van Bestuur gedurende deze periode steeds in dienst van de ABN AMRO groep is gebleven. De Investment Shares, inclusief opgebouwde dividenden, komen na deze periode van drie jaar beschikbaar. De Matching Shares moeten gedurende een periode van minstens vijf jaar na onvoorwaardelijke toekenning worden aangehouden. Wel mag een deel van deze aandelen worden verkocht om de hieruit voortvloeiende belastingverplichting te voldoen.
Aandelenopties De toekenning van aandelenopties vormde enige jaren een integraal onderdeel van het beloningspakket van ABN AMRO Top Executives. Met ingang van 2005 maken aandelenopties niet langer deel uit van het beloningspakket op lange termijn voor de Raad van Bestuur en de Top Executives als groep.
Performance Share Plan (PSP)Het in 2001 geïntroduceerde Performance Share Plan (PSP) is een belangrijk onderdeel van het beloningspakket van de leden van de Raad van Bestuur. Ook Senior Executive Vice Presidents komen in aanmerking voor een jaarlijkse toekenning van aandelen onder dit plan.
In 2007 werden aan de leden van de Raad van Bestuur 75.000 aandelen voorwaardelijk toegekend en aan de voorzitter 105.000 aandelen. De toekenning in 2007 was voor een derde gebaseerd op de performance qua totaalrendement voor aandeelhouders (Total Return to Shareholders / TRS), voor een derde op het gemiddeld rendement op eigen vermogen (Return on Equity / RoE) en voor een derde op de groei van de winst per aandeel gedurende een meetperiode van vier jaar (het jaar van toekenning en de drie daaropvolgende jaren). In 2007 vond de uitkering voor het eerst plaats in de vorm van phantom shares.
Het uitgangspunt voor het onvoorwaardelijk worden van het TRS-gedeelte van de toegekende aandelen was niet gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren. Het aantal aandelen dat uiteindelijk zou worden uitgekeerd, hing af van het totaalrendement voor aandeelhouders na vier jaar ten opzichte van de peer group. Hiertoe is een glijdende schaal opgesteld, waarbij een vijfde plaats binnen de peer group van 21 banken als norm gold en recht gaf op 100% van de aandelen. Bij een elfde of lagere positie kregen de leden geen aandelen, terwijl de eerste plaats recht gaf op 150% van de norm.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
210
Voor de uitkering van het gedeelte van het PSP dat was gekoppeld aan het rendement op eigen vermogen en de winst per aandeel, werd een glijdende schaal gehanteerd met een drempel van 25% en een maximum van 100%. Een andere voorwaarde is dat de houder van de aandelen aan het eind van de meetperiode nog steeds in dienst van de groep moet zijn.
Afwikkeling in contanten van LTIP’s zoals hierboven beschrevenDe Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur namen, in overeenstemming met hun bevoegdheden krachtens de reglementen, het besluit dat in verband met de overname van ABN AMRO door het consortium bestaande uit Fortis, RBS en Santander alle uitstaande aandelen en opties in het kader van de LTIP’s in contanten moesten worden afgewikkeld.
De betaaldatum voor de aandelen die onder het bod van het consortium waren aangeboden, was 17 oktober 2007. Deze datum werd ook gehanteerd voor de uitbetaling in contanten van aandelen en opties die onder de LTIP’s waren toegekend. Het bedrag van de contante uitkering is berekend op basis van de waarde van het aandeel ABN AMRO op de afwikkelingsdatum van 17 oktober 2007, namelijk EUR 35,60 plus EUR 2,28 zijnde de waarde van 0,296 aandelen RBS tegen de slotkoers van het aandeel RBS op 17 oktober 2007. De waarde (hierna te noemen de ‘afwikkelingsprijs’) per aandeel ABN AMRO Holding N.V. (hierna te noemen het ‘aandeel’) bedroeg derhalve EUR 37,88.
a) Aandelenopties Alle uitstaande opties onder het Group Stock Option Plan 2001, 2002, 2003 en 2004 zijn conform de
voorwaarden van het aandelenoptiereglement ingetrokken en in contanten betaald op basis van de afwikkelingsprijs van EUR 37,88 per aandeel. Het brutobedrag (voor belastingen en andere inhoudingen) per uitstaande optie is berekend door de afwikkelingsprijs minus de desbetreffen uitoefenprijs per aandeel te vermenigvuldigen met het aantal aandelen waarop de optie recht gaf.
b) Opties onder Nederlandse aandelenoptieregeling Het uit te betalen bedrag op alle onvoorwaardelijk geworden opties die nog niet uitgeoefend waren, is
berekend in overeenstemming met het hierboven bepaalde. Omdat over deze opties reeds bij toekenning belasting was geheven, vond de uitkering in Nederland belastingvrij plaats.
c) Share Investment & Matching Plan (SIMP) De SIMP Investment Shares zijn in het kader van het overnamebod aangeboden en behandeld als alle
aandelen ABN AMRO. Houders van Investment Shares hebben derhalve per aandeel EUR 35,60 in contanten plus EUR 2,28 zijnde de waarde van 0,296 aandelen RBS gekregen.
De in 2005, 2006 en 2007 toegekende Matching Shares werden geacht onvoorwaardelijk te zijn toegekend als gevolg van de wijziging van zeggenschap. De Raad van Commissarissen nam, in overeenstemming met het reglement, het besluit dat de aandelen zouden worden ingetrokken en volledig in contanten zouden worden betaald tegen de afwikkelingsprijs per aandeel vermenigvuldigd met het aantal toegekende Matching Shares in de respectieve jaren (onder inhouding van belasting en sociale lasten).
d) Performance Share Plan (PSP) Alle uitstaande aandelen en phantom shares onder het PSP werden geacht onvoorwaardelijk te zijn
toegekend als gevolg van de wijziging van zeggenschap, terwijl aan alle prestatiecriteria werd geacht volledig te zijn voldaan, zonder een tijdevenredige correctie vanwege de kortere cyclus. De Raad van Commissarissen nam, in overeenstemming met het reglement, het besluit dat de aandelen zouden worden ingetrokken en dat de uitkering op de phantom shares vervroegd zou plaatsvinden, in beide gevallen in contanten tegen de afwikkelingsprijs per aandeel vermenigvuldigd met het aantal aandelen c.q. phantom shares in de respectieve jaren (onder inhouding van belasting en sociale lasten).
Na de afwikkeling staan er geen rechten meer uit onder de LTIP’s van ABN AMRO Groep.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
211
PensioenHet pensioengevend salaris van de leden van de Raad van Bestuur is gelijk aan 100% van het jaarlijkse basissalaris. Met ingang van 1 januari 2006 is de normale pensioenleeftijd 65 jaar en geschiedt de pensioenopbouw op basis van middelloon (2,15% per jaar). Vervroegde pensionering is mogelijk. De pensioenregeling is ondergebracht bij het ABN AMRO Pensioenfonds.
Overige beloningselementen Het beloningspakket van de leden van de Raad van Bestuur omvat voorts de volgende elementen: • gebruik van leaseauto van de bank met chauffeur; • vergoeding van de kosten voor adequate beveiliging van de hoofdwoning; • doorlopende persoonlijke ongevallenverzekering met een vast verzekerd bedrag van EUR 1,8 miljoen voor
leden van de Raad van Bestuur en EUR 2,5 miljoen voor de voorzitter; • bijdrage in de particuliere ziektekostenverzekering, conform de regeling voor alle ABN AMRO medewerkers
in Nederland; • korting op bankproducten zoals hypotheek en leningen, conform de regeling voor alle ABN AMRO
medewerkers in Nederland.
De volgende tabel geeft een totaaloverzicht van bezoldiging, ABN AMRO opties en aandelen en uitstaande kredieten van leden van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen..
(in duizenden euro’s)
Raad van Bestuur Raad van Commissarissen 2007 2006 2007 2006
Salarissen en overige beloningsinstrumenten
op korte termijn 4.901 6.247 1.471 1.041
Pensioenlasten 1.423 1.683 – –
Beëindigingsvergoedingen 4.881 3.000 – –
Winstdeling en bonusbetalingen 6.400 6.999 – –
Op aandelen gebaseerde betalingen 40.057 6.882 – –
Kredieten (uitstaand) 6.226 11.667 257 (aantal aandelen, personeelsopties)
ABN AMRO aandelen (voorwaardelijk, toegekend) – 610.299 – –
ABN AMRO personeelsopties (uitoefenbaar) – 1.955.857 – –
ABN AMRO aandelen (uitstaand) – 1.161.322 – –
ABN AMRO aandelen / ADR’s (in bezit) – 341.354 – 47.559
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
212
De volgende tabel geeft een overzicht van de salarissen, de overige beloningen en de bonussen van de individuele leden van de Raad van Bestuur, voor zover deze zijn opgenomen in de winst- en verliesrekening.
(in duizenden euro’s) 2007 2006
Basis- Overige Bonus Op Pensioen- Basis- Overige Bonus Op Pensioen- salaris beta- aandelen lasten 3 salaris beta- aandelen lasten 3
lingen 1 gebaseerde lingen 1 gebaseerde betalingen 2 betalingen 2
R.W.J Groenink 4 778 4.881 1.400 7.701 275 924 – 1.155 1.290 286
W.G. Jiskoot 667 – 1.000 5.501 239 660 – 825 922 205
J.Ch.L. Kuiper 667 – 1.000 5.501 336 660 – 825 922 284
H.Y. Scott-Barrett 5 389 288 – 5.259 118 660 483 825 880 189
H.G. Boumeester 667 – 1.000 4.821 203 660 – 825 331 203
P.S. Overmars 667 – 1.000 4.821 115 660 – 825 361 128
R. Teerlink 667 – 1.000 4.821 119 660 – 825 361 129
J.P. Schmittmann 6 111 – – – 18 – – – – –
T. de Swaan 7 – – – 800 – 220 – 275 87 75
C.H.A. Collee 8 – – – 833 – 660 3.000 619 938 184
1 Overige beloningen betreffen de vergoeding beëindiging dienstverband en de buitenlandertoelage. De heer H.Y. Scott-Barrett ontving een buitenlandertoelage van EUR 277 duizend en een belastingtoelage van EUR 11 duizend. In 2006 bedroeg de toelage EUR 471 duizend. De heer R.W.J. Groenink ontving een vergoeding beëindiging dienstverband (incl. pensioenlasten) van EUR 4.881 duizend.
2 Op aandelen gebaseerde betalingen worden berekend conform IFRS 2; gedurende de periode van voorwaardelijke toekenning wordt de reële waarde van de oorspronkelijk in aandelen af te wikkelen aandelen- of optierechten per de toekenningsdatum als kosten opgenomen, waarbij rekening wordt gehouden met de versnelde definitieve toekenning in 2007. Voor de oorspronkelijk in contanten af te wikkelen transacties worden deze kosten opgenomen tegen de reële waarde per de afwikkelingsdatum.
3 Als pensioenlasten zijn uitsluitend aangemerkt de zogeheten ‘servicekosten’ voor pensioen over het verslagjaar, berekend op basis van IAS 19. 4 De heer R.W.J. Groenink trad af per 1 november 2007. 5 De heer H.Y. Scott-Barrett trad af per 1 augustus 2007. 6 De heer J.P. Schmittmann is per 1 november 2007 benoemd als lid van de Raad van Bestuur. 7 De heer T. de Swaan trad af per 1 mei 2006. 8 De heer C.H.A. Collee trad terug per 31 december 2006 en ontving een vergoeding beëindiging dienstverband van EUR 3 miljoen.
De volgende tabellen geven een overzicht van het verloop van de openstaande opties voor de gehele Raad van Bestuur en per individueel lid. De voorwaarden waaronder de opties zijn toegekend, zijn beschreven in punt 44 van de toelichting.
2007 2006
Opties Raad Gemiddelde uit- Opties Raad Gemiddelde uit- van Bestuur oefenprijs van Bestuur oefenprijs (in euro’s) (in euro’s)
Stand per 1 januari 1.955.857 19.18 2.380.835 18.83
Uitgeoefende en / of vervallen opties – 296.000 21.30 – 252.500 14.45
Overige – 320.000 18.45 – 172.478 21.34
In contanten afgewikkelde opties – 1.339.857 18.88 – – Stand per 31 december – – 1.955.857 19.18
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
213
Stand per Uitoefen- Uitgeoefend / Vervallen Stand per Gewogen 1 januari prijs afgewikkeld (ex-lid) 31 gemiddelde 2007 (in euro’s) december koers bij 2007 afwikkeling
R.W.J. Groenink
Executive 2000 60.000 21,30 60.000 – – 26,95
Executive 2001 55.000 23,14 55.000 – – 37,88
Executive 2002 1, 2 112.000 19,53 112.000 – – 37,88
Executive 2003 1, 3 133.000 14,45 133.000 – – 37,88
Executive 2004 1, 4 126.000 18,86 126.000 – – 37,88
AOR 2001 271 22,34 271 – – 37,88
AOR 2002 296 20,42 296 – – 37,88 486.567 486.567 W.G. Jiskoot
Executive 2000 60.000 21,30 60.000 – – 26,95
Executive 2001 55.000 23,14 55.000 – – 37,88
Executive 2002 1, 2 80.000 19,53 80.000 – – 37,88
Executive 2004 1, 4 90.000 18,86 90.000 – – 37,88
AOR 2001 271 22,34 271 – – 37,88
AOR 2002 296 20,42 296 – – 37,88 285.567 285.567 J.Ch.L. Kuiper
Executive 2000 60.000 21,30 60.000 – – 26,95
Executive 2001 55.000 23,14 55.000 – – 37,88
Executive 2002 1, 2 80.000 19,53 80.000 – – 37,88
Executive 2004 1, 4 90.000 18,86 90.000 – – 37,88
AOR 2001 271 22,34 271 – – 37,88
AOR 2002 296 20,42 296 – – 37,88 285.567 285.567 H.Y. Scott-Barret
Executive 2000 56.000 21,30 56.000 – –
Executive 2001 55.000 23,14 – 55.000 – –
Executive 2002 1, 2 80.000 19,53 – 80.000 – –
Executive 2003 1, 3 95.000 14,45 – 95.000 – –
Executive 2004 1, 4 90.000 18,86 – 90.000 – – 376.000 56.000 320.000
1 Voorwaardelijk toegekend.2 Onvoorwaardelijk per 25 februari 2005.3 Onvoorwaardelijk per 24 februari 2006.4 Onvoorwaardelijk per 13 februari 2007.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
214
Stand per Uitoefen- Uitgeoefend / Vervallen Stand per Gewogen 1 januari prijs afgewikkeld (ex-lid) 31 gemiddelde 2007 (in euro’s) december koers bij 2007 afwikkeling
H.G. Boumeester
Executive 2000 20.000 21,30 20.000 – – 26,95
Executive 2001 16.875 23,14 16.875 – – 37,88
Executive 2002 1. 2 25.000 19,53 25.000 – – 37,88
Executive 2004 1. 4 52.500 18,86 52.500 – – 37,88 114.375 114.375 P.S. Overmars
Executive 2000 25.000 21,30 25.000 – – 26,95
Executive 2001 16.875 23,14 16.875 – – 37,88
Executive 2002 1. 2 50.000 19,53 50.000 – – 37,88
Executive 2003 1. 3 55.000 14,45 55.000 – – 37,88
Executive 2004 1. 4 52.500 18,86 52.500 – – 37,88 199.375 199.375 R. Teerlink
Executive 2000 15.000 21,30 15.000 – – 26,95
Executive 2001 16.406 23,14 16.406 – – 37,88
Executive 2002 1. 2 50.000 19,53 50.000 – – 37,88
Executive 2003 1. 3 74.500 14,45 74.500 – – 37,88
Executive 2004 1. 4 52.500 18,86 52.500 – – 37,88 208.406 208.406
1 Voorwaardelijk toegekend.2 Onvoorwaardelijk per 25 februari 2005.3 Onvoorwaardelijk per 24 februari 2006.4 Onvoorwaardelijk per 13 februari 2007.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
215
De volgende tabel toont het verloop van de voorwaardelijk toegekende aandelen in het kader van het Performance Share Plan. Voor de jaren tot en met 2005 was de voorwaardelijke toekenning volledig gebaseerd op de positie van de bank in haar peer group (TRS ranking). Toekenning voor 2005 en 2006 was nog voor de helft gebaseerd op deze positie en voor de helft op het gemiddeld rendement op eigen vermogen (RoE) over de meetperiode. De toekenning in 2007 was voor een derde gebaseerd op de TRS-positie, voor een derde op het gemiddeld rendement op eigen vermogen en voor een derde op de groei van de winst per aandeel (WpA) over de meetperiode. Het aantal voorwaardelijk toegekende aandelen in het TRS-gedeelte, zoals vermeld in onderstaande tabel, was erop gebaseerd dat de TRS-norm van een vijfde positie in de peer group, die in overeenstemming is met de ambitie van de bank, zou worden gerealiseerd. De afwikkeling in contanten vond plaats tegen 150% van deze aantallen, uitgaande van een eerste positie. Voor wat betreft het RoE-gedeelte werd aangenomen dat de norm van een gemiddeld rendement op eigen vermogen van meer dan 21% per jaar, de doelstelling van de groep voor de toekomstige cycli, zou worden gehaald.
Criterium Cyclus Stand per Toegekend Vervallen Afgewikkeld Stand per 1 januari (ex-lid) 31 december
R.W.J. Groenink TRS 2004-2007 70.000 – – 70.000 –
TRS 2005-2008 42.000 – – 42.000 –
ROE 2005-2008 42.000 – – 42.000 –
TRS 2006-2008 42.000 – – 42.000 –
ROE 2006-2009 42.000 – – 42.000 –
TRS 2007-2010 – 35.000 – 35.000 –
ROE 2007-2010 – 35.000 – 35.000 –
WPA 2007-2010 – 35.000 – 35.000 –
W.G. Jiskoot TRS 2004-2007 50.000 – – 50.000 –
TRS 2005-2008 30.000 – – 30.000 –
ROE 2005-2008 30.000 – – 30.000 –
TRS 2006-2008 30.000 – – 30.000 –
ROE 2006-2009 30.000 – – 30.000 –
TRS 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
ROE 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
WPA 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
J.Ch.L. Kuiper TRS 2004-2007 50.000 – – 50.000 –
TRS 2005-2008 30.000 – – 30.000 –
ROE 2005-2008 30.000 – – 30.000 –
TRS 2006-2008 30.000 – – 30.000 –
ROE 2006-2009 30.000 – – 30.000 –
TRS 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
ROE 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
WPA 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
H.Y. Scott-Barrett TRS 2004-2007 50.000 – 50.000 – –
TRS 2005-2008 30.000 – 30.000 – –
ROE 2005-2008 30.000 – 30.000 – –
TRS 2006-2008 30.000 – 30.000 – –
ROE 2006-2009 30.000 – 30.000 – –
TRS 2007-2010 – 25.000 25.000 – –
ROE 2007-2010 – 25.000 25.000 – –
WPA 2007-2010 – 25.000 25.000 – –
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
216
Criterium Cyclus Stand per Toegekend Vervallen Afgewikkeld Stand per 1 januari (ex-lid) 31 december
H.G. Boumeester TRS 2004-2007 20.000 – – 20.000 –
TRS 2005-2008 15.000 – – 15.000 –
ROE 2005-2008 15.000 – – 15.000 –
TRS 2006-2008 30.000 – – 30.000 –
ROE 2006-2009 30.000 – – 30.000 –
TRS 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
ROE 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
WPA 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
P.S. Overmars TRS 2004-2007 20.000 – – 20.000 –
TRS 2005-2008 15.000 – – 15.000 –
ROE 2005-2008 15.000 – – 15.000 –
TRS 2006-2008 30.000 – – 30.000 –
ROE 2006-2009 30.000 – – 30.000 –
TRS 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
ROE 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
WPA 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
R. Teerlink TRS 2004-2007 20.000 – – 20.000 –
TRS 2005-2008 15.000 – – 15.000 –
ROE 2005-2008 15.000 – – 15.000 –
TRS 2006-2008 30.000 – – 30.000 –
ROE 2006-2009 30.000 – – 30.000 –
TRS 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
ROE 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
WPA 2007-2010 – 25.000 – 25.000 –
De onderstaande tabel toont het aantal aandelen dat de leden van de Raad van Bestuur aan het eind van de periode van voorwaardelijke toekenning zullen ontvangen in het kader van het Share Investment & Matching Plan, mits zij gedurende deze periode steeds in dienst van de ABN AMRO groep zijn gebleven. Alle aandelen werden onvoorwaardelijk en zijn op 17 oktober 2007 afgewikkeld tegen een koers van EUR 37,88 per aandeel.
Stand per Toegekend Vervallen Afgewikkeld Stand per 1 januari (ex-lid) 31 december
R.W.J. Groenink 20.222 8.600 – 28.822 –
W.G. Jiskoot 14.444 6.143 – 20.587 –
J.Ch.L. Kuiper 14.444 6.143 – 20.587 –
H.Y. Scott-Barrett 7.221 1.391 8.612 – –
H.G. Boumeester 8.997 6.143 – 15.140 –
P.S. Overmars 8.997 6.143 – 15.140 –
R. Teerlink 8.997 6.143 – 15.140 –
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
217
Gewone aandelen ABN AMRO in bezit van leden van de Raad van Bestuur per 31 december
2007 2006 R.W.J. Groenink 3 – 77.012
W.G. Jiskoot – 62.377
J.Ch.L. Kuiper – 65.315
H.Y. Scott-Barrett 2 – 51.577
H.G. Boumeester – 47.465
P.S. Overmars – 16.842
R. Teerlink – 20.766 Totaal – 341.354 1 Geen enkel lid van de Raad van Bestuur was in het bezit van preferente financieringsaandelen.2 De heer H.Y. Scott-Barrett trad terug per 1 augustus 2007.3 De heer R.W.J. Groenink is op 1 november 2007 afgetreden.
Kredieten van ABN AMRO aan leden van de Raad van Bestuur
(in duizenden euro’s) 2007 2006
Uitstaand per Rentepercentage Uitstaand per Rentepercentage 31 december 31 december
R.W.J. Groenink 1 – – 4,800 3,46
W.G. Jiskoot 1.674 3,38 1.674 3,60
J.Ch.L. Kuiper 655 3,87 655 3,83
H.G. Boumeester 1.633 3,26 2.649 4,64
P.S. Overmars 1.163 4,00 1.163 4,00
R. Teerlink – – 726 4,50
J.P. Schmittmann 1.101 3,77
1 De heer R.W.J. Groenink is op 1 november 2007 afgetreden.
De afname in de uitstaande kredieten tussen 31 december 2006 en 31 december 2007 is veroorzaakt door aflossingen.
Bezoldiging Raad van CommissarissenDe volgende tabel bevat informatie over de bezoldiging van de individuele leden van de Raad van Commissarissen. Per 1 mei 2006 is de bezoldiging aangepast. De leden van de Raad van Commissarissen ontvangen een gelijke bezoldiging van EUR 60.000 per jaar, met uitzondering van de vice-voorzitter en de voorzitter die een bezoldiging van respectievelijk EUR 70.000 en EUR 85.000 per jaar ontvangen. De leden van het Audit Committee krijgen daarnaast een vergoeding van EUR 15.000 op jaarbasis en de leden van het Nomination & Compensation Committee en het Compliance Oversight Committee een vergoeding van EUR 10.000 op jaarbasis. De vergoeding voor de voorzitter van het Audit Committee bedraagt EUR 20.000 per jaar en voor de voorzitter van de twee andere commissies EUR 15.000 per jaar. De algemene onkostenvergoeding is afgeschaft. Reële, gemaakte zakelijke onkosten kunnen worden gedeclareerd en komen voor vergoeding in aanmerking. Leden van de Raad van Commissarissen die geen ingezetene van Nederland zijn, hebben per bijgewoonde bijeenkomst van de Raad van Commissarissen recht op een algemene vergoeding van EUR 7.500 indien zij buiten Europa woonachtig zijn en van EUR 5.000 indien zij binnen Europa woonachtig zijn. Deze vergoeding geldt voor vergaderingen van zowel de Raad van Commissarissen als de verschillende commissies en wordt slechts eenmaal uitgekeerd indien vergaderingen op dezelfde dag of op aansluitende dagen plaatsvinden. Fysieke aanwezigheid is vereist om voor deze vergoeding in aanmerking te komen.
Alle bedragen zijn op jaarbasis. De feitelijke uitkering is afhankelijk van de periode van lidmaatschap gedurende het jaar. Leden van de Raad van Commissarissen krijgen geen vergoeding in de vorm van aandelen ABN AMRO of opties op aandelen ABN AMRO.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
218
Bezoldiging Raad van Commissarissen, voor zover ten laste van ABN AMRO 1
(in duizenden euro’s) 2007 2006 A.C. Martinez 130 113
A.A. Olijslager 85 73
D.R.J. Baron de Rothschild 2 60 53
Mw. T.A. Maas-de Brouwer 80 75
M.V. Pratini de Moraes 2 75 66
P. Scaroni 2 60 53
Lord Sharman of Redlynch 2 80 69
R.F. van den Bergh 70 60
A. Ruys 70 60
G.J. Kramer 60 40
H.G. Randa 2 60 40
Mw. A.M. Llopis Rivas 55 –
Mw. L.S. Groenman 3 33 53
A.A. Loudon 4 – 21
A. Burgmans 4 – 22 1 De bezoldiging is exclusief presentievergoeding.2 Teruggetreden op 1 november 2007.3 Afgetreden op 26 april 2007.4 De heren A.A. Loudon en A. Burgmans traden af per 27 april 2006.
Gewone aandelen ABN AMRO in bezit van leden van de Raad van Commissarissen 1
2007 2006 A.C. Martinez – 3.000
A.A. Olijslager – 3.221
M.V. Pratini de Moraes – 5.384
R.F. van den Bergh – 13.112
P. Scaroni – 19.992
A. Ruys – 2.850 Totaal – 47.559 1 Geen enkel lid van de Raad van Commissarissen was in het bezit van preferente financieringsaandelen.
Alle per 17 oktober 2007 uitstaande aandelen zijn in het kader van het overnamebod van het consortium afgewikkeld.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
219
Kredieten van ABN AMRO aan leden van de Raad van CommissarissenPer 31 december 2007 stonden geen kredieten uit (2006: EUR 0,3 miljoen – 3,83%, verstrekt aan mevrouw L.S. Groenman).
Beloning Senior Executive Vice Presidents in 2007In 2001 werd ook het beloningspakket voor Senior Executive Vice Presidents (SEVP’s) – het tweede echelon van Top Executives binnen ABN AMRO – ingevoerd, eveneens met als belangrijkste doel het rendement voor aandeelhouders te maximeren.
De beloning van SEVP’s bestaat uit de volgende hoofdelementen: • basissalaris, dat is afgestemd op de desdesbetreffen lokale markten. Het huidige mediane basissalaris
bedraagt EUR 408.000 (2006: EUR 402.000);• prestatiegebonden bonus. De jaarlijkse resultaatafhankelijke bonus is gekoppeld aan de relevante markten
in de landen waar wij actief zijn. De mediaan van de over 2007 uitgekeerde bonussen bedroeg EUR 2 miljoen (2006: EUR 1,3 miljoen). Er zijn hierbij grote individuele verschillen, als afspiegeling van markt en locatie. Er is geen absoluut maximum gesteld aan de bonus voor SEVP’s;
• instrumenten op lange termijn zoals het Performance Share Plan en het Share Investment & Matching Plan. Deze instrumenten zijn op een lager niveau vastgesteld dan de jaarlijkse toekenning aan leden van de Raad van Bestuur. De SEVP’s ontvingen een toekenning in het kader van het Performance Share Plan voor Top Executives en kunnen op vrijwillige basis deelnemen aan het Share Investment & Matching Plan. De toekenning is voor alle SEVP’s op hetzelfde niveau.
Daarnaast ontvangen SEVP’s een aantal specifieke beloningselementen, afhankelijk van de markt en locatie waar zij werkzaam zijn.
Het totaalbedrag dat in 2007 met betrekking tot SEVP’s in de winst- en verliesrekening is opgenomen, is EUR 119 miljoen (2006: EUR 47 miljoen).
(in miljoenen euro’s) Senior Executive Vice Presidents 2007 2006 Salarissen en overige beloningsinstrumenten op korte termijn 10 10
Pensioenlasten 2 2
Beëindigingsvergoedingen 2 –
Winstdeling en bonusbetalingen 51 27
Op aandelen gebaseerde betalingen 54 8 Totaal 119 47
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
220
44 Op aandelen gebaseerde betalingen
Vóór de overname door het consortium bestaande uit RBS, Fortis en Santander had ABN AMRO een aantal op aandelen gebaseerde beloningsregelingen op lange termijn voor de leden van de Raad van Bestuur, overige Top Executives en Key Employees.
De regelingen voor de Raad van Bestuur (het Performance Share Plan en het Share Investment & Matching Plan) zijn beschreven onder punt 43. Het Performance Share Plan gold op een lager niveau ook voor SEVP’s (het tweede echelon van Top Executives). Zowel SEVP’s als Corporate EVP’s (het derde echelon) konden hun bonus gedeeltelijk inbrengen in het Share Investment & Matching Plan. Voor de Corporate EVP’s / MD’s en Key Employees was er ook een Restricted Share Plan. De prestatienormen van dit plan waren gekoppeld aan het gemiddeld rendement op eigen vermogen en de winst per aandeel, in lijn met het Performance Share Plan voor de Raad van Bestuur. Tot 2007 vond bij al deze regelingen de afwikkeling plaats in de vorm van aandelen. In 2007 geschiedde de toekenning in de vorm van phantom shares.
Naast de hierboven beschreven regelingen was er voor Corporate EVP’s ook een Performance Share Plan voor de cyclus 2005-2008 waarbij de afwikkeling contant geschiedt.
Met ingang van 2005 werden geen aandelenopties meer verleend onder het Top Executives Plan en vanaf 2006 werden geen aandelenopties meer verleend aan Key Employees. De opties werden vervangen door niet vrij beschikbare aandelen (‘restricted shares’) in lijn met de veranderingen die zijn doorgevoerd voor de Top Executives in 2005.
Afwikkeling in contanten van uitstaande LTIP’s zoals hierboven beschrevenZoals beschreven in punt 43, werden alle uitstaande toegekende aandelen en opties onder de LTIP’s van de bank op 17 oktober 2007 afgewikkeld als gevolg van de overname van ABN AMRO. In totaal was daarmee een bedrag van EUR 1.013 miljoen gemoeid, waarvan EUR 442 miljoen voor aandelenopties, EUR 301 miljoen voor oorspronkelijk in aandelen af te wikkelen aandelenregelingen en EUR 270 miljoen voor phantom shares. Het bedrag van de contante uitkering is berekend op basis van de waarde van het aandeel ABN AMRO op de afwikkelingsdatum van 17 oktober 2007, namelijk EUR 35,60 plus EUR 2,28 zijnde de waarde van 0,296 aandelen RBS tegen de slotkoers van het aandeel RBS op 17 oktober 2007. De waarde (hierna te noemen de ‘afwikkelingsprijs’) per aandeel ABN AMRO Holding N.V. (hierna te noemen het ‘aandeel’) bedroeg derhalve EUR 37,88.
De totale lasten van op aandelen gebaseerde vergoedingen, met inbegrip van die van beëindigde bedrijfsactiviteiten, bedroegen EUR 347 miljoen in 2007 (EUR 78 miljoen in 2006 en EUR 61 miljoen in 2005). De totale boekwaarde van verplichtingen in verband met op aandelen gebaseerde, contant af te wikkelen vergoedingen bedroeg EUR 10 miljoen per 31 december 2006 (2005: EUR 22 miljoen).
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
221
OptieregelingenDe reële waarde van toegekende opties wordt bepaald aan de hand van het Lattice-model voor de prijsbepaling van opties. De verwachte volatiliteit zoals gehanteerd bij de berekening is gebaseerd op de historische volatiliteit.
Voor de berekening van de reële waarde van de opties die in 2004 aan Top Executives zijn toegekend, zijn dezelfde aannames gehanteerd. De in 2007 verantwoorde lasten voor alle optieregelingen bedroegen EUR 9 miljoen (2006: EUR 28 miljoen).
2007 2006 2005
Aantal Gewogen Aantal Gewogen Aantal Gewogen opties (in gemiddelde opties (in gemiddelde opties (in gemiddelde duizenden) uitoefenprijs duizenden) uitoefenprijs duizenden) uitoefenprijs (in euro’s) (in euro’s) (in euro’s)
Stand per 1 januari 53.253 19,35 62.269 19,06 63.050 18,94
Mutaties:
Overige toegekende opties – – – – 7.939 21,24
Vervallen opties – 1.767 20,08 – 1.225 19,04 – 2.780 18,29
Uitgeoefende opties – 27.649 19,37 – 7.791 17,11 – 1.868 18,05
Afgelopen opties – – – – – 4.072 22,43
In contanten afgewikkelde opties – 23.837 19,34 – – – – Stand per 31 december – – 53.253 19,35 62.269 19,06 waarvan uitoefenbaar – – 32.757 19,15 26.873 20,96
waarvan uitoefenbaar en in-the-money – – 32.601 19,14 17.413 20,01
waarvan ingedekt – – 19.177 18,59 26.968 18,14
In de periode van 1 januari 2006 tot 17 oktober 2007 lag de prijs van uitgeoefende opties binnen een bandbreedte van EUR 23,14 tot EUR 14,45. De gemiddelde aandelenkoers bedroeg EUR 32,63 in 2007 (tot 17 oktober 2007) en EUR 22,81 in 2006. De benodigde aandelen om aan de leveringsverplichting te voldoen die ontstaat bij de uitoefening van opties, waren volledig ingekocht (2007: 27.649.180 aandelen; 2006: 7.791.365 aandelen). Op de uitoefendatum zijn geen nieuwe aandelen uitgegeven.
AandelenregelingenDe kosten van aandelenregelingen worden op basis van verschillende modellen berekend. Voor de oorspronkelijk in aandelen af te wikkelen regelingen werden de kosten gebaseerd op de reële waarde van de ABN AMRO aandelen per de toekenningsdatum, waarbij rekening werd gehouden met het verwachte dividendrendement. Voor de oorspronkelijk in contanten af te wikkelen regelingen werden de kosten uiteindelijk gebaseerd op de afwikkelingsprijs per 17 oktober. De totale lasten bedroegen in 2007 EUR 338 miljoen (2006: EUR 50 miljoen). In de onderstaande tabel zijn alle voorwaardelijk toegekende aandelen aan Top Executives en Key Employees opgenomen. Het aantal toegekende aandelen onder het Performance Share Plan is gebaseerd op de aanname dat een vijfde positie in de peer group qua totaalrendement voor aandeelhouders is behaald. De afwikkeling in contanten vond plaats tegen 150% van deze aantallen op basis van een eerste positie in de peer group.
(in duizenden) 2007 2006 2005
Stand per 1 januari 9.179 5.637 3.688
Verleend 4.711 6.212 2.892
Vervallen – 416 – 1.633 – 283
Onvoorwaardelijk geworden – – 1.037 – 660
Afgewikkeld in contanten – 13.474 – – Stand per 31 december – 9.179 5.637
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
222
45 Beëindigde bedrijfsactiviteiten en activa en verplichtingen aangehouden voor verkoop
In de volgende tabellen wordt het gerapporteerde resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen nader geanalyseerd. Antonveneta, BU Asset Management, ABN AMRO North America Holding Company (‘LaSalle’), ABN AMRO Mortgage Group en Bouwfonds worden als beëindigde bedrijfsactiviteiten gepresenteerd: BU Asset Management vanaf december 2007 vanwege de voorgenomen verkoop van de activiteiten van ABN AMRO Asset Management aan Fortis (deze transactie zal naar verwachting in april 2008 worden afgerond) en Antonveneta eveneens vanaf december 2007 vanwege de verkoop die naar verwachting in het tweede kwartaal van 2008 zal worden afgerond. Het resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten omvat het bedrijfsresultaat van de desbetreffen entiteit en, indien van toepassing, de verkoopwinst. De vergelijkende cijfers in de winst- en verliesrekening over 2006 en 2005 zijn in overeenstemming met IFRS aangepast. De desbetreffen activa en verplichtingen van beëindigde bedrijfsactiviteiten worden gepresenteerd als activa / verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop per 31 december 2007. De vergelijkende cijfers zijn in overeenstemming met IFRS niet aangepast.
Winst- en verliesrekening van beëindigde bedrijfsactiviteiten:
(in duizenden euro’s) 2007 2006 2005
Totaal operationele baten 5.349 7.147 4.633
Operationele bedrijfslasten 3.382 4.274 2.970
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen 526 463 34
Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.441 2.410 1.629
Winst op verkoop 7.312 327 –
Bedrijfsresultaat voor belastingen 8.753 2.737 1.629 Belasting over bedrijfsresultaat 574 674 506
Belasting over verkoopwinst 2 – 11 – Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 8.177 2.074 1.123
In de volgende tabel zijn voor de belangrijkste in 2007 beëindigde bedrijfsactiviteiten het bedrijfsresultaat en de verkoopwinst weergegeven. In de gesegmenteerde informatie zoals gepresenteerd in punt 1 van deze toelichting zijn de resultaten van Antonveneta opgenomen in BU Europa, die van Asset Management en Bouwfonds in BU Nederland, en die van North America Holdings en ABN AMRO Mortgage Group, Inc. in BU Noord-Amerika.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
223
2007 2006 2005
Asset Management
Totaal operationele baten 987 901 778
Operationele bedrijfslasten 697 574 542
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten voor belastingen 290 327 236
Belasting over bedrijfsresultaat 104 73 47 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 186 254 189
2007 2006 2005
Antonveneta – inclusief Interbanca
Totaal operationele baten 1.885 2.071 –
Operationele bedrijfslasten 1.393 1.310 –
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 457 382 –
Bedrijfsresultaat voor belastingen 35 379 –
Belasting over bedrijfsresultaat 146 187 – Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen – 111 192 –
ABN AMRO North America Holdings
Totaal operationele baten 2.406 3.241 2.974
Operationele bedrijfslasten 1.300 1.884 1.846
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico 69 62 21
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten voor belastingen 1.037 1.295 1.107
Winst opgenomen bij verkoop 7.165 – –
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten voor belastingen 8.202 1.295 1.107
Belasting over bedrijfsresultaat 260 276 360
Belasting over verkoopwinst 2 – – Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 7.940 1.019 747
Bouwfonds – ex hypotheken
Totaal operationele baten – 534 505
Operationele bedrijfslasten – 52 273 287
Bijzondere waardevermindering kredieten en overige
voorzieningen voor kredietrisico – 19 13
Bedrijfsresultaat voor belastingen 52 242 205
Winst opgenomen bij verkoop – 327 –
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten voor belastingen 52 569 205
Belasting over bedrijfsresultaat – 75 69
Belasting over verkoopwinst – – 11 – Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 52 505 136
ABN AMRO Mortgage Group Inc
Totaal operationele baten 71 400 376
Operationele bedrijfslasten 44 233 295
Bedrijfsresultaat voor belastingen 27 167 81
Verkoopwinst 147 – –
Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten voor belastingen 174 167 81
Belasting over bedrijfsresultaat 64 63 30 Resultaat uit beëindigde bedrijfsactiviteiten na belastingen 110 104 51
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
224
Winst per aandeel uit beëindigde bedrijfsactiviteiten, toe te rekenen aan aandeelhouders moedermaatschappij
(in euro’s) 2007 2006 2005
Nominaal, uit beëindigde bedrijfsactiviteiten 4,40 1,07 0,60
Na verwatering, uit beëindigde bedrijfsactiviteiten 4,40 1,07 0,59
De belangrijkste activa en verplichtingen die per 31 december zijn aangemerkt als aangehouden voor verkoop, zijn als volgt:
2007 2006 Activa
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken 427 14
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 1.071 104
Financiële beleggingen 3.230 132
Kredieten en vorderingen bankiers 6.249 53
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 37.336 4.532
Deelnemingen met invloed 24 –
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 1.054 1.012
Goodwill en overige immateriële activa 6.124 2.449
Overlopende activa 386 62
Overige activa 4.557 3.492 Totaal activa van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop 60.458 11.850
Verplichtingen
Financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden 379 –
Verplichtingen bankiers 4.280 973
Verplichtingen private en publieke sector 19.937 2.397
Uitgegeven schuldbewijzen 8.177 –
Voorzieningen 1.429 22
Overlopende passiva 495 71
Overige verplichtingen 3.993 244
Achtergestelde schulden 1.090 – Totaal verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop 39.780 3.707 Nettoactiva van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop 20.678 8.143
Nettoactiva van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop geeft het saldo weer van nettovermogen en netto intercompany financiering. Per 31 december 2007 bestonden de activa en verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop uit de saldi van Antonveneta, BU Asset Management en Private Equity. Private Equity is aangemerkt als aangehouden voor verkoop en niet als beëindigde bedrijfsactiviteit omdat het geen belangrijke line-of-business vormt. Per 31 december 2007 is een bedrag van EUR 4.399 miljoen opgenomen als goodwill met betrekking tot Antonveneta. In 2007 werd overeenstemming bereikt over de verkoop van Antonveneta. Aangezien de overeengekomen koopsom (EUR 9 miljard) boven de boekwaarde ligt, is op de opgenomen goodwill geen bijzondere waardevermindering toegepast.
Per 31 december 2006 hadden deze saldi voornamelijk betrekking op ABN AMRO Mortgage Group, Inc.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
225
46 Verbonden partijen
De groep verbonden partijen omvat deelnemingen met invloed (zie punten 20 en 41), joint ventures (zie punt 42), Key Management (zie punt 43) en de consortiumleden.
In het kader van de gewone bedrijfsuitoefening gaat de groep een aantal bancaire transacties met verbonden partijen aan. Partijen worden geacht verbonden te zijn als een partij zeggenschap heeft over of aanmerkelijke invloed kan uitoefenen op een andere partij bij het nemen van financiële of operationele besluiten. De transacties, die onder meer kredieten, deposito’s en valutatransacties betreffen, werden onder commerciële voorwaarden en tegen commerciële tarieven uitgevoerd. Aan medewerkers worden bepaalde bankproducten tegen personeelscondities aangeboden. Voor kredieten aan verbonden partijen zijn in 2007 en 2006 geen voorzieningen wegens oninbaarheid getroffen.
Verhoudingen met joint ventures en deelnemingen met invloed in 2007
Joint Deelnemingen Ventures met invloed
Vorderingen 222 161
Verplichtingen 83 776
Verstrekte garanties – 448
De van joint ventures ontvangen baten en de daaraan betaalde lasten bedroegen respectievelijk EUR 43 miljoen en EUR 64 miljoen. De ontvangen baten van en betaalde lasten aan deelnemingen met invloed bedroegen respectievelijk EUR 74 miljoen en EUR 5 miljoen. Van de totale garanties vloeit EUR 233 miljoen voort uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de groep voor alle verplichtingen van de deelnemingen.
Verhoudingen met Royal Bank of Scotland, Fortis en Santander in 2007
Royal Bank of Fortis Santander Scotland
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden 2.821 807 578
Kredieten en vorderingen 10.103 2.633 112
Overige activa 488 61 469
Financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden 3.066 444 362
Verplichtingen bankiers 5.359 1.213 211
Overige verplichtingen 97 61 –
Verstrekte garanties 100 49 9
Onherroepelijke faciliteiten 1.343 559 1
Herroepelijke faciliteiten – 884 –
Kredieten en vorderingen met RBS vloeien hoofdzakelijk voort uit professionele effectentransacties en omgekeerde repotransacties, die tegen de gecontracteerde bedragen zijn opgenomen.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
226
47 Gebeurtenissen na balansdatum
Op 25 maart 2008 diende ABN AMRO Holding N.V. een aanvraag in voor beëindiging van de notering van haar gewone aandelen en (voorheen converteerbare) preferente aandelen aan Euronext Amsterdam by NYSE Euronext (Euronext Amsterdam), de gereglementeerde markt van Euronext Amsterdam N.V., en voor beëindiging van de notering van haar American Depositary Shares (ADS), die elk één gewoon aandeel vertegenwoordigen, aan de New York Stock Exchange. De gewone aandelen en ADS zullen naar verwachting per 25 april 2008 uit de notering worden gehaald van respectievelijk Euronext Amsterdam en de New York Stock Exchange. De notering van de (voorheen converteerbare) preferente aandelen aan Euronext Amsterdam zal naar verwachting kort na afronding van de uitkoopprocedure worden beëindigd.
Op 25 maart 2008 bereikte Santander voorlopige overeenstemming over de verkoop van Interbanca aan General Electric voor een bedrag van EUR 1 miljard.
In december 2007 diende het consortium het algehele transitieplan met betrekking tot de opsplitsing van ABN AMRO in bij de Nederlandsche Bank, die op 10 maart 2008 de verklaring van geen bezwaar voor dit plan verstrekte. Dit houdt in dat het consortium kan overgaan tot implementatie van het transitieplan.
Op 29 januari 2008 ontving ABN AMRO de vereiste goedkeuring van de Nederlandsche Bank voor de afsplitsing van ABN AMRO Asset Management naar Fortis. De overgang zal naar verwachting eind maart 2008 gerealiseerd worden.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
227
48 Belangrijkste deelnemingen
Tenzij anders vermeld is het deelnemingspercentage per 7 februari 2008 100% of bijna 100%. Bij de belangrijke deelnemingen, die niet 100% geconsolideerd worden, is afzonderlijk aangegeven of de vermogensmethode (a) of proportionele consolidatie (b) is toegepast.
ABN AMRO Bank N.V., Amsterdam
NederlandAAGUS Financial Services Group N.V., Amersfoort AA Interfinance B.V., AmsterdamAAC Capital Partners Holding B.V., Amsterdam (16%) ABN AMRO Arbo Services B.V., AmsterdamABN AMRO Asset Management (Netherlands) B.V., AmsterdamABN AMRO Effecten Compagnie B.V., AmsterdamABN AMRO Hypotheken Groep B.V., AmersfoortABN AMRO Jonge Bedrijven Fonds B.V., AmsterdamABN AMRO Participaties B.V., AmsterdamABN AMRO Ventures B.V., AmsterdamAltajo B.V., Amsterdam (50%) (b)Amstel Lease Maatschappij N.V., UtrechtDelta Lloyd ABN AMRO Verzekeringen Holding B.V., Zwolle (49%) (a)Hollandsche Bank-Unie N.V., RotterdamIFN Group B.V., RotterdamSolveon Incasso B.V., UtrechtStater N.V., Hoevelaken
Buiten NederlandEuropaABN AMRO Asset Management Ltd., LondenABN AMRO Asset Management (Deutschland) GmbH, Frankfurt am MainABN AMRO Asset Management Fondsmaeglerselskab AS, KopenhagenABN AMRO Asset Management (Schweiz) A.G., ZürichABN AMRO Bank (Deutschland) AG, Frankfurt am MainABN AMRO Bank (Luxembourg) S.A., LuxemburgABN AMRO Bank (Polska) S.A., WarschauABN AMRO Bank (Romania) S.A., BoekarestABN AMRO Bank (Schweiz) A.G., ZürichABN AMRO Bank ZAO, MoskouABN AMRO Corporate Finance Ltd., LondenABN AMRO Forvaltning AS, OsloABN AMRO Fund Managers (Ireland) Ltd., DublinABN AMRO Infrastructure Capital Management Limited, LondenABN AMRO International Financial Services Company, DublinABN AMRO Investment Funds S.A., LuxemburgABN AMRO Kapitalförvaltning Finland AB, Helsinki (72,19%)ABN AMRO Asset Management Italy Società di Gestione del Risparmio SpA, Milaan (45%) ABN AMRO Bank N.V.; (55%) Banca Antonveneta SpA Alfred Berg Holding AB, StockholmArtemis Investment Management Ltd., Edinburgh (68,23%)Aspis International Mutual Funds Management Company S.A., Athene (45%) (a)Banca Antonveneta SpA, Padua
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
228
Banque Neuflize OBC SA, Parijs (99,84%) CM Capital Markets Holding S.A., Madrid (45,52%) (a)Delbrück Bethmann Maffei AG, Frankfurt am MainHoare Govett Ltd., LondenInterbanca SpA, MilaanInternational Asset Management Ltd., Londen
Noord-AmerikaABN AMRO Asset Management Canada Ltd, TorontoABN AMRO Asset Management Holdings, Inc., Chicago ABN AMRO Asset Management Inc., Chicago Montag & Caldwell, Inc., AtlantaABN AMRO Capital Markets Canada Ltd., TorontoABN AMRO Bank (Mexico) S.A., Mexico CityABN AMRO WCS Holding Company, New York ABN AMRO Advisory, Inc., Chicago ABN AMRO Capital (USA) Inc., Chicago ABN AMRO Incorporated, Chicago
Midden-OostenSaudi Hollandi Bank, Riyadh (40%) (a)
Overig AziëABN AMRO Asia Ltd., HongkongABN AMRO Asia Corporate Finance Ltd., HongkongABN AMRO Asset Management (Asia) Ltd., Hongkong ABN AMRO Asset Management (India) Ltd., Mumbai (75%) ABN AMRO Asset Management (Singapore) Ltd., SingaporeABN AMRO Asset Management (Japan) Ltd., TokioABN AMRO Bank Berhad, Kuala LumpurABN AMRO Bank (China) Co. Ltd., ShanghaiABN AMRO Leasing (China) Co. Ltd., Beijing ABN AMRO Bank (Kazakhstan) Ltd., Almaty (80%)ABN AMRO Bank N.B., Uzbekistan A.O., Tashkent (58,82%)ABN AMRO Bank (Pakistan) Ltd., Karachi (99,22%)ABN AMRO Bank (Philippines) Inc., ManillaABN AMRO Central Enterprise Services Private Ltd., MumbaiABN AMRO Securities (India) Private Ltd., Mumbai ABN AMRO Securities Investment Consultant Co. Ltd., TaipeiABN AMRO Securities (Japan) Ltd., TokioABN AMRO Securities (Kazakhstan) JSC, AlmatyPT ABN AMRO Finance Indonesia, Jakarta PT ABN AMRO Manajemen Investasi Indonesia, Jakarta
AustraliëABN AMRO Asset Management (Australia) Ltd., SydneyABN AMRO Australia Pty Ltd., Sydney (76,06%) ABN AMRO Asset Securitisation Australia Pty Ltd., Sydney (76,06%) ABN AMRO Corporate Finance Australia Ltd., Sydney (76,06%) ABNED Nominees Pty Ltd., Sydney (76,06%) ABN AMRO Equities Australia Ltd., Sydney (76,06%) ABN AMRO Equity Capital Markets Australia Ltd., Sydney (76,06%)
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
229
ABN AMRO Capital Management (Australia) Pty Limited, SydneyABN AMRO Investments Australia Ltd., Sydney (76,06%)
Nieuw-ZeelandABN AMRO Equity Derivatives New Zealand Limited, Auckland (76,06%)ABN AMRO New Zealand Ltd., Auckland (76,06%)ABN AMRO Securities NZ Ltd., Auckland (76,06%)
Latijns-AmerikaABN AMRO Asset Management DVTM S.A., São PauloABN AMRO Bank (Chile) S.A., Santiago de ChileABN AMRO Bank (Colombia) S.A., BogotaABN AMRO Brasil Dois Participaçôes S.A., São Paulo Real Tokio Marine Vida e Previdência S.A., São Paulo (50%) (b) ABN AMRO (Chile) Seguros de Vida S.A., Santiago de ChileBanco ABN AMRO Real S.A., São Paulo (97,55%) Banco de Pernambuco S.A., BANDEPE, Recife (97,55%)ABN AMRO (Chile Seguros) Generales S.A., Santiago de Chile
De lijst van deelnemingen waarvoor een verklaring van aansprakelijkheidstelling is afgegeven, is gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
230
49 Aanvullende gecomprimeerde geconsolideerde jaarrekening
De volgende consolidatiegegevens betreffen de gecomprimeerde balansen per 31 december 2007 en 2006 en de gecomprimeerde winst- en verliesrekeningen en kasstroomoverzichten voor de boekjaren eindigend per 31 december 2007, 2006 en 2005 van de holding, de bank en de dochtermaatschappijen.
De onderstaande tabellen laten de gecomprimeerde balans per 31 december 2007 en 2006 zien.
Aanvullende gecomprimeerde geconsolideerde balans per 31 december 2007:
Holding Bank Dochters Eliminatie en ABN AMRO herrubricering geconsolideerd
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken – 11.094 5.656 – 16.750
Financiële activa aangehouden voor handelsdoeleinden – 228.929 16.450 – 3.102 242.277
Financiële beleggingen – 95.344 25.572 – 24.481 96.435
Kredieten en vorderingen bankiers – 233.217 98.185 – 155.706 175.696
Kredieten en vorderingen private en publieke sector – 275.809 156.214 – 35.261 396.762
Deelnemingen met invloed 31.301 24.116 615 – 55.161 871
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen – 1.462 1.547 – 262 2.747
Goodwill en overige immateriële activa – 883 1.136 – 595 1.424
Activa van bedrijfsonderdelen aangehouden voor verkoop – 4.399 52.680 3.379 60.458
Overlopende activa – 8.818 3.776 – 14 12.580
Overige activa – 8.108 11.866 – 761 19.213 Totaal activa 31.301 892.179 373.697 – 271.964 1.025.213
Financiële verplichtingen aangehouden voor
handelsdoeleinden – 148.215 7.262 – 1 155.476
Verplichtingen bankiers 906 260.632 122.699 – 144.903 239.334
Verplichtingen private en publieke sector – 318.204 57.944 – 45.796 330.352
Uitgegeven schuldbewijzen – 104.882 97.272 – 27.159 174.995
Voorzieningen – 685 5.984 – 125 6.544
Verplichtingen van bedrijfsonderdelen aangehouden
voor verkoop – – 38.062 1.718 39.780
Overlopende passiva – 7.793 4.506 – 55 12.244
Overige verplichtingen 52 8.640 11.955 – 484 20.163
Achtergestelde schulden 768 11.849 2.998 1 15.616
Eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders
moedermaatschappij 29.575 31.301 23.859 – 55.160 29.575
Derden – – 22 1.156 – 1.134 Totaal passiva 31.301 892.179 373.697 – 271.964 1.025.213
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
231
Aanvullende gecomprimeerde geconsolideerde balans per 31 december 2006:
Holding Bank LaSalle Dochters Eliminatie en ABN AMRO Funding LLC herrubricering geconsolideerd
Kasmiddelen en tegoeden bij centrale banken – 6.379 – 5.938 – 12.317
Financiële activa aangehouden voor
handelsdoeleinden – 187.802 – 19.159 – 1.225 205.736
Financiële beleggingen 20 88.857 – 50.863 – 14.359 125.381
Kredieten en vorderingen bankiers 2.487 185.121 489 117.500 – 170.778 134.819
Kredieten en vorderingen private en
publieke sector – 258.139 – 227.000 – 41.884 443.255
Deelnemingen met invloed 21.940 26.423 – 1.338 – 48.174 1.527
Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen – 1.532 – 4.738 – 6.270
Goodwill en overige immateriële activa – 4.928 – 4.479 – 9.407
Activa van bedrijfsonderdelen aangehouden
voor verkoop – – – 12.048 – 198 11.850
Overlopende activa – 4.984 – 4.306 – 9.290
Overige activa 3 8.647 – 18.563 – 1 27.212 Totaal activa 24.450 772.812 489 465.932 – 276.619 987.064
Financiële verplichtingen aangehouden voor
handelsdoeleinden – 136.571 – 8.793 – 145.364
Verplichtingen bankiers – 195.382 – 139.190 – 146.583 187.989
Verplichtingen private en publieke sector 20 303.615 – 124.830 – 66.082 362.383
Uitgegeven schuldbewijzen – 88.358 489 128.783 – 15.584 202.046
Voorzieningen – 1.348 – 6.500 2 7.850
Verplichtingen van bedrijfsonderdelen
aangehouden voor verkoop – – – 3.905 – 198 3.707
Overlopende passiva – 6.462 – 4.178 – 10.640
Overige verplichtingen 65 6.139 – 15.773 – 21.977
Achtergestelde schulden 768 12.997 – 5.448 – 19.213 Eigen vermogen toe te rekenen aan
aandeelhouders moedermaatschappij 23.597 21.940 – 26.234 – 48.174 23.597
Derden – – – 2.298 – 2.298 Totaal passiva 24.450 772.812 489 465.932 – 276.619 987.064
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
232
De onderstaande tabellen laten de gecomprimeerde winst- en verliesrekening over 2007, 2006 en 2005 zien.
Aanvullende gecomprimeerde geconsolideerde winst- en verliesrekening over 2007:
Holding Bank Dochters Eliminatie en ABN AMRO herrubricering geconsolideerd
Rente 26 3.638 4.688 – 8.352
Resultaat van geconsolideerde dochterbedrijven 9.839 11.219 – – 21.058 –
Provisie – 2.485 1.790 – 4.275
Handelsresultaat – 725 551 – 1.276
Resultaat uit financiële transacties – 321 1.227 – 1.548
Overige operationele baten – 294 5.189 – 5.483 Totaal operationele baten 9.865 18.682 13.445 – 21.058 20.934 Operationele bedrijfslasten 2 8.881 8.597 – 17.480
Debiteurenvoorzieningen – 630 1.074 – 1.704 Bedrijfsresultaat voor belastingen 9.863 9.171 3.774 – 21.058 1.750
Belastingen 15 – 668 605 – – 48
Beëindigde bedrijfsactiviteiten – – 8.177 – 8.177 Jaarwinst 9.848 9.839 11.346 – 21.058 9.975 Derden – – 127 – 127 Nettowinst toe te rekenen aan aandeelhouders
moedermaatschappij 9.848 9.839 11.219 – 21.058 9.848
Aanvullende gecomprimeerde geconsolideerde winst- en verliesrekening over 2006:
Holding Bank Dochters Eliminatie en ABN AMRO herrubricering geconsolideerd
Rente 66 3.566 3.636 – 7.268
Resultaat van geconsolideerde dochterbedrijven 4.681 3.803 – – 8.484 –
Provisie – 2.302 1.747 – 4.049
Handelsresultaat – 2.344 505 – 2.849
Resultaat uit financiële transacties – 193 601 – 794
Overige operationele baten – 479 5.989 – 6.468 Totaal operationele baten 4.747 12.687 12.478 – 8.484 21.428 Operationele bedrijfslasten 2 7.360 9.583 – 16.945
Debiteurenvoorzieningen – 499 912 – 1.411 Bedrijfsresultaat voor belastingen 4.745 4.828 1.983 – 8.484 3.072
Belastingen 30 147 189 – 366
Beëindigde bedrijfsactiviteiten – – 2.074 – 2.074 Jaarwinst 4.715 4.681 3.868 – 8.484 4.780 Derden – – 65 – 65 Nettowinst toe te rekenen aan aandeelhouders
moedermaatschappij 4.715 4.681 3.803 – 8.484 4.715
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
233
Aanvullende gecomprimeerde geconsolideerde winst- en verliesrekening over 2005:
Holding Bank Dochters Eliminatie en ABN AMRO herrubricering geconsolideerd
Rente 17 3.732 3.014 – 6.763
Resultaat van geconsolideerde dochterbedrijven 4.398 2.646 – – 7.044 –
Provisie – 31 2.057 1.406 – 3.432
Handelsresultaat – 2.230 284 – 2.514
Resultaat uit financiële transacties – 518 665 – 1.183
Overige operationele baten – 224 4.466 – 4.690 Totaal operationele baten 4.384 11.407 9.835 – 7.044 18.582 Operationele bedrijfslasten – 6 6.570 7.349 – 13.913
Debiteurenvoorzieningen – 149 465 – 614 Bedrijfsresultaat voor belastingen 4.390 4.688 2.021 – 7.044 4.055
Belastingen 8 315 412 – 735
Beëindigde bedrijfsactiviteiten – 25 1.098 – 1.123 Jaarwinst 4.382 4.398 2.707 – 7.044 4.443 Derden – – 61 – 61 Nettowinst toe te rekenen aan aandeelhouders
moedermaatschappij 4.382 4.398 2.646 – 7.044 4.382
De onderstaande tabellen laten het gecomprimeerd geconsolideerd kasstroomoverzicht over 2007, 2006 en 2006 zien.
Aanvullend gecomprimeerd geconsolideerd kasstroomoverzicht voor 2007:
Holding Bank Dochters Eliminatie en ABN AMRO herrubricering geconsolideerd
Kasstroom uit voortgezette operationele activiteiten 113 9.466 – 4.516 – 609 4.454
Kasstroom uit beëindigde operationele activiteiten – – – 9.275 – – 9.275 Totaal kasstroom 113 9.466 – 13.791 – 609 – 4.821 Aankopen en verkopen beleggingsportefeuilles – 148 – 2.592 – – 2.444
Investeringen in / verkopen van deelnemingen – – 27 678 – 651
Investeringen in / verkopen van onroerende zaken en
bedrijfsmiddelen – – 114 – 33 – – 147
Investeringen in immateriële activa – – 280 – 196 – – 476 Kasstroom uit voortgezette investeringsactiviteiten – – 273 – 2.143 – – 2.416
Kasstroom uit beëindigde investeringsactiviteiten – – 12.954 – 12.954 Mutatie in achtergestelde schulden – – 668 810 – 142
Mutatie in langetermijnfinanciering – – 2.988 11.596 – 8.608
Mutatie in ingekochte eigen aandelen – 1.223 – – – – 1.223
Overige mutaties in eigen vermogen – 743 – – 980 – – 1.723
Betaald contant dividend – 1.540 – – 609 609 – 1.540 Kasstroom uit voortgezette financieringsactiviteiten – 3.506 – 3.656 10.817 609 4.264
Kasstroom uit beëindigde financieringsactiviteiten – – – 2.101 – – 2.101 Mutatie in liquide middelen – 3.393 5.537 5.736 – 7.880
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
234
Aanvullend gecomprimeerd geconsolideerd kasstroomoverzicht voor 2006:
Holding Bank Dochters Eliminatie en ABN AMRO herrubricering geconsolideerd
Kasstroom uit voortgezette operationele activiteiten 1.537 – 194 – 11.656 – 3.316 – 13.629
Kasstroom uit beëindigde operationele activiteiten – – 9.298 – 9.298 Totaal kasstroom 1.537 – 194 – 2.358 – 3.316 – 4.331 Aankopen en verkopen beleggingsportefeuilles – – 7.006 2.126 – – 4.880
Investeringen in / verkopen van deelnemingen – 19 – 1 – 18
Investeringen in / verkopen van onroerende zaken en
bedrijfsmiddelen – – 125 – 598 – – 723
Investeringen in immateriële activa – – 261 – 465 – – 726 Kasstroom uit voortgezette investeringsactiviteiten – – 7.373 1.062 – – 6.311
Kasstroom uit beëindigde investeringsactiviteiten – – – 8.751 – – 8.751 Mutatie in achtergestelde schulden – – 1.017 – 323 – – 1.340
Mutatie in langetermijnfinanciering – 8.943 14.289 – 23.232
Mutatie in ingekochte eigen aandelen – 2.061 – – – 2.061
Overige mutaties in eigen vermogen 133 – 41 – 174
Betaald contant dividend – 807 – 1.521 – 1.795 3.316 – 807 Kasstroom uit voortgezette financieringsactiviteiten – 2.735 6.405 12.212 3.316 19.198
Kasstroom uit beëindigde financieringsactiviteiten – – – 976 – – 976 Mutatie in liquide middelen – 1.198 – 1.162 1.189 – – 1.171
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
235
Aanvullend gecomprimeerd geconsolideerd kasstroomoverzicht voor 2005:
Holding Bank Dochters Eliminatie en ABN AMRO herrubricering geconsolideerd
Kasstroom uit voortgezette operationele activiteiten 2.071 – 14.735 – 3.134 – 2.355 – 18.153
Kasstroom uit beëindigde operationele activiteiten – – – 317 – – 317 Totaal kasstroom 2.071 – 14.735 – 3.451 – 2.355 – 18.470 Aankopen en verkopen beleggingsportefeuilles – 10 – 10.777 – 3.217 – – 14.004
Investeringen in / verkopen van deelnemingen – – 1.516 – 925 1.228 – 1.213
Investeringen in / verkopen van onroerende zaken en
bedrijfsmiddelen – – 156 – 654 – – 810
Investeringen in immateriële activa – – 252 – 115 – – 367 Kasstroom uit voortgezette investeringsactiviteiten – 10 – 12.701 – 4.911 1.228 – 16.394
Kasstroom uit beëindigde investeringsactiviteiten – – 1.209 – 1.209 Mutatie in achtergestelde schulden – 1.347 13 – 1.360
Mutatie in langetermijnfinanciering – 20.996 7.989 – 28.985
Mutatie in ingekochte eigen aandelen 2.523 – – – 2.523
Overige mutaties in eigen vermogen – 1.222 75 – 1.222 75
Betaald contant dividend – 659 – 1.751 – 598 2.349 – 659 Kasstroom uit voortgezette financieringsactiviteiten 1.864 21.814 7.479 1.127 32.284
Kasstroom uit beëindigde financieringsactiviteiten – – – 1.189 – – 1.189 Mutatie in liquide middelen 3.925 – 5.622 – 863 – – 2.560
Overige gegevensDe vennootschappelijke jaarrekening (moedermaatschappij) is in de gecomprimeerde geconsolideerde overzichten verwerkt. Het aantal uitstaande gewone aandelen per 31 december 2007 bedroeg 1.936.847.516 (2006: 1.936.847.516; 2005: 1.909.738.427). Het totaal aantal gewone aandelen als onderdeel van het maatschappelijk kapitaal bedraagt 4.000.000.000.
De voorgestelde verdeling van de winst van ABN AMRO Holding N.V. krachtens artikel 37 lid 2 en 3 van de statuten is als volgt:
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Toevoeging aan reserves 8.777 2.562 2.332
Dividenden op gewone aandelen 1.071 2.153 2.050
9.848 4.715 4.382 Dividenden op preferente aandelen 36 36 36
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
236
Gegarandeerde preferente emittentenIn 2007, 2006 en 2005 bestond het gegarandeerde preferente aanmerkelijk belang in dochtermaatschappijen uit 5,90% Non-cumulative Guaranteed Trust Preferred Securities, 6,08% Non-cumulative Guaranteed Trust Preferred Securities en 6,25% Non-cumulative Guaranteed Trust Preferred Securities (de ‘Trust Preferred Securities’), uitgegeven door respectievelijk ABN AMRO Capital Funding Trust V, ABN AMRO Capital Funding Trust VI en ABN AMRO Capital Funding Trust VII (de ‘Trusts’), dochtermaatschappijen van ABN AMRO Holding die indirect volledig in haar eigendom zijn. De enige activa van de Trusts zijn Non-cumulative Guaranteed Class B Preferred Securities (de ‘Class B Preferred Securities’) van ABN AMRO Capital Funding LLC V, ABN AMRO Capital Funding LLC VI en ABN AMRO Capital Funding LLC VII, dochtermaatschappijen van ABN AMRO Holding die indirect volledig in haar eigendom zijn; de looptijden en de rente van de Class B Preferred Securities komen overeen met die van de Trust Preferred Securities. De Trust Preferred Securities en de Class B Preferred Securities keren per kwartaal achteraf rente uit en zijn uitsluitend aflosbaar indien zich bepaalde gebeurtenissen voordoen zoals vastgelegd in de documentatie waarin de aan deze effecten verbonden voorwaarden zijn vastgelegd. Onder voorbehoud van een beperkt aantal uitzonderingen, zijn de Class B Preferred Securities op zijn vroegst aflosbaar op 3 juli 2008 voor wat betreft ABN AMRO Capital Funding Trust V, 30 september 2008 voor wat betreft ABN AMRO Capital Funding Trust VI en 18 februari 2009 voor wat betreft ABN AMRO Capital Funding Trust VII. Voor zowel Trust Preferred Securities als Class B Preferred Securities is door ABN AMRO Holding een volledige en onvoorwaardelijke garantie verstrekt. Voor wat dividend- en liquidatierechten betreft, zijn Trust Preferred Securities vergelijkbaar met preferente aandelen ABN AMRO Holding.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
237
Vennootschappelijke jaarrekening 2007 ABN AMRO Holding N.V. (moedermaatschappij)
GrondslagenDe vennootschappelijke jaarrekening van ABN AMRO Holding N.V. is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van titel 9 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De groep stelt de geconsolideerde jaarrekening op in overeenstemming met International Financial Reporting Standards (IFRS) zoals aanvaard binnen de EU en met IFRS zoals gepubliceerd door de IASB. In de vennootschappelijke jaarrekening zijn dezelfde grondslagen toegepast als in de geconsolideerde jaarrekening. ABN AMRO Holding N.V. past de vrijstelling toe zoals voorzien in artikel 2:362, lid 8, van het Burgerlijk Wetboek. Deelnemingen in groepsmaatschappijen zijn gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde, die is bepaald op basis van IFRS zoals gepubliceerd door de IASB. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar pagina 104.
Deelnemingen in groepsmaatschappijenABN AMRO Holding N.V. heeft één deelneming en is de enige aandeelhouder van ABN AMRO Bank N.V, Amsterdam.
Gehanteerde grondslagen bij de opstelling van de jaarrekening De jaarrekening luidt in miljoenen euro’s. De euro is de rapporteringsvaluta van de vennootschap. Tenzij anders vermeld, zijn bedragen afgerond tot het dichtstbijzijnde miljoen. De winst- en verliesrekening is opgesteld in overeenstemming met artikel 409 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
238
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Resultaat deelnemingen na belastingen 9.839 4.681 4.398
Overig resultaat na belastingen 9 34 – 16 Jaarwinst 9.848 4.715 4.382
Vennootschappelijke balans per 31 december
(in miljoenen euro’s) 2007 2005 Activa
Financiële beleggingen a – 20
Kredieten en vorderingen bankiers b – 2.487
Deelnemingen in groepsmaatschappijen c 31.301 21.939
Overlopende activa d – 4 Totaal activa 31.301 24.450
Verplichtingen
Verplichtingen bankiers b 906 –
Verplichtingen private en publieke sector – 20
Overige verplichtingen e 52 65 Totaal verplichtingen (exclusief achtergestelde schulden) 958 85 Achtergestelde schulden f 768 768 Totaal verplichtingen 1.726 853
Eigen vermogen g
Aandelenkapitaal 1.085 1.085
Agioreserve 5.332 5.245
Ingekochte eigen aandelen – 2.640 – 1.829
Ingehouden winst 25.650 18.599
Saldo van winst- en verliesposten niet opgenomen in resultaat 148 497 Eigen vermogen aandeelhouders 29.575 23.597 Totaal passiva 31.301 24.450 De bij de posten vermelde letters verwijzen naar de toelichting. De toelichting op de vennootschappelijke balans maakt deel uit van het bovenstaande overzicht.
Vennootschappelijke winst- en verliesrekening over het jaar eindigend per 31 december
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
239
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005 Geplaatst en gestort aandelenkapitaalStand per 1 januari 1.085 1.069 954Uitgifte van aandelen – – 82Uitoefening rechten uit opties en warrants – 16 –Dividenden uitgekeerd in aandelen – – 33 Stand per 31 december 1.085 1.085 1.069 AgioreserveStand per 1 januari 5.245 5.269 2.604Uitgifte van aandelen – – 2.611Op aandelen gebaseerde betalingen 145 111 87Dividenden uitgekeerd in aandelen – 58 – 135 – 33 Stand per 31 december 5.332 5.245 5.269 Ingekochte eigen aandelenStand per 1 januari – 1.829 – 600 – 632Inkoop van eigen aandelen – 1.847 – 2.204 32Dividenden uitgekeerd in aandelen 412 832 –Uitoefening rechten uit opties en Performance Share Plan 624 143 – Stand per 31 december – 2.640 – 1.829 – 600 Ingehouden winstStand per 1 januari 18.599 15.237 11.580Winst toe te rekenen aan aandeelhouders moedermaatschappij 9.848 4.715 4.382Contante dividenden betaald aan aandeelhouders moedermaatschappij – 1.540 – 807 – 659Dividenden uitgekeerd in aandelen aan aandeelhouders moedermaatschappij – 586 – 656 –Afwikkeling aandelenoptie- en andere regelingen in contanten – 743 – –Overige 72 110 – 66 Stand per 31 december 25.650 18.599 15.237 Saldo van winst- en verliesposten niet opgenomen in resultaatReserve valutaomrekenverschillenStand per 1 januari 408 842 – 238Naar resultaat inzake verkopen 293 – 7 – 20Valutaomrekenverschillen – 104 – 427 1.100 Subtotaal – stand per 31 december 597 408 842 Saldo van niet-gerealiseerde winsten / verliezen op activa beschikbaar voor verkoopStand per 1 januari 364 1.199 830Saldo van niet-gerealiseerde winsten / verliezen op activa beschikbaar voor verkoop – 392 – 233 717Herrubricering van gerealiseerde winsten naar resultaat – 515 – 602 – 348 Subtotaal – stand per 31 december – 543 364 1.199 Reserve kasstroomhedgesStand per 1 januari – 275 – 795 – 283Saldo van niet-gerealiseerde winsten / verliezen van kasstroomhedges 315 735 – 386Herrubricering van gerealiseerde winsten naar resultaat 54 – 215 – 126 Subtotaal – stand per 31 december 94 – 275 – 795 Saldo van winst- en verliesposten niet opgenomen in resultaat per 31 december 148 497 1.246 Eigen vermogen toe te rekenen aan aandeelhouders moedermaatschappij per 31 december 29.575 23.597 22.221
Het vennootschappelijk mutatieoverzicht eigen vermogen is integraal onderdeel van de jaarrekening.
Vennootschappelijk mutatieoverzicht eigen vermogen over het jaar eindigend per 31 december
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
240
a Financiële beleggingen
Het bedrag onder dit hoofd betreft commercial paper.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 Stand per 1 januari 20 20
Aankopen 89 108
Verkopen – 109 – 108 Stand per 31 december – 20
b Kredieten en vorderingen bankiers / Verplichtingen bankiers
De onder dit hoofd opgenomen bedragen betreffen kredieten aan, tegoeden bij en andere interbancaire verhoudingen met groepsmaatschappijen met een looptijd korter dan één jaar.
c Deelnemingen in groepsmaatschappijen
Het door ABN AMRO Bank N.V. aan ABN AMRO Holding N.V. te betalen dividend bedraagt EUR 58 miljoen (2006: EUR 58 miljoen).
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 Stand per 1 januari 21.939 19.332
Jaarwinst 9.839 4.681
Ontvangen dividenden – 58 – 1.520
Valutaomrekenverschillen 189 – 433
Overige mutaties – 608 – 121 Stand per 31 december 31.301 21.939
d Overlopende activa
Onder deze post worden baten en lasten gerubriceerd, die zijn toegerekend aan de verslagperiode, maar waarvan de feitelijke ontvangst of betaling valt in een andere periode.
e Overige verplichtingen
Onder deze post zijn onder meer een te betalen belastingbedrag van ÈUR 15 miljoen in 2007 (2006: EUR 29 miljoen) en een overlopende post voor betalingen ten aanzien van preferente aandelen opgenomen.
Toelichting op de vennootschappelijke jaarrekening(alle bedragen zijn opgenomen in miljoenen euro’s)
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
241
f Achtergestelde schulden
In 2004 zijn in het kader van de herziene corporate governance-structuur de ultimo 2003 uitstaande preferente aandelen op naam met beschermingsconstructie ingetrokken en zijn nieuwe converteerbare preferente financieringsaandelen op naam zonder beschermingsconstructie uitgegeven. In 2005, 2006 en 2007 is het aantal uitstaande converteerbare preferente financieringsaandelen met een nominale waarde van EUR 0,56 ongewijzigd gebleven (1.369.815.864). Ook het aantal uitstaande (voorheen converteerbare) preferente aandelen met een nominale waarde van EUR 2,24 bleef onveranderd op 44.988. Het dividend op deze preferente financieringsaandelen is met ingang van 1 oktober 2004 vastgesteld op 4,65% van de nominale waarde. Dit percentage zal conform de statutaire bepalingen per 1 januari 2011 worden herzien.
Dividend op (voorheen converteerbare) preferente financieringsaandelen wordt met voorrang uitbetaald boven dividenduitkeringen op gewone aandelen en uitkeringen in geval van liquidatie. Het dividend op deze preferente aandelen, die tot en met 31 oktober 2003 converteerbaar waren, is op 1 januari 2004 vastgesteld op EUR 0,95 per aandeel per jaar tot en met het boekjaar 2013.
g Eigen vermogen aandeelhouders
Eigen vermogen aandeelhouders
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 Aandelenkapitaal 1.085 1.085
Reserves 28.490 22.512 Totaal 29.575 23.597
Aandelenkapitaal
2007 2006 Mutatie in aantal gewone aandelen
Stand per 1 januari 1.936.847.516 1.909.738.427
Uitgifte van aandelen – –
Dividenden uitgekeerd in aandelen – 27.109.089 Stand per 31 december 1.936.847.516 1.936.847.516
2007 2008 Mutatie in aantal ingekochte eigen aandelen
Stand per 1 januari 83.060.725 31.818.402
Uitgeoefende opties en Performance Share Plan – 27.649.180 – 8.454.965
Inkoop van eigen aandelen 55.512.333 95.899.360
Dividenden uitgekeerd in aandelen – 18.204.058 – 36.202.072 Stand per 31 december 92.719.820 83.060.725
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
242
Reserves
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 Agioreserve 5.332 5.245
Niet-uitkeerbare reserve aandelen 10 10
Niet-uitkeerbare winstdelingen 468 491
Valutaomrekenverschillen 597 408
Reserve kasstroomhedges 94 – 275
Reserve activa beschikbaar voor verkoop – 543 364
Niet-gerealiseerde winsten op financiële instrumenten aangewezen
voor opname tegen reële waarde – 222
Overige reserves 22.532 16.047 Totaal reserves 28.490 22.512
De agioreserve is grotendeels fiscaal erkend. Van de totale reserves is EUR 2.425 miljoen (2006: EUR 2.244 miljoen) niet uitkeerbaar.
Garanties
ABN AMRO Holding N.V. heeft een verklaring van aansprakelijkheidstelling ten behoeve van ABN AMRO Bank N.V. afgegeven.
Amsterdam, 25 maart 2008
Raad van Commissarissen
Arthur Martinez (voorzitter)André Olijslager (vice-voorzitter)Trude Maas-de BrouwerRob van den BerghAnthony RuysGert-Jan KramerAna Maria Llopis RivasSir Fred GoodwinJean-Paul VotronJuan Rodriguez-Inciarte
Raad van Bestuur
Mark FisherWilco JiskootKarel De BoeckRon TeerlinkBrian CrowePaul DorMarta Elorza TruebaJohn HouricanJavier MaldonadoJan Peter Schmittmann
Hoofdstuk 4 – Jaarrekening
243
Form 20-F – nummer Pagina verwijzing in dit onderdeel document
1 Personalia bestuurders, senior n.v.t. management en adviseurs
2 Statistische gegevens bieding en n.v.t. verwacht tijdschema
3 Belangrijke informatie
Geselecteerde financiële gegevens 266 Kapitalisatie en schuldpositie n.v.t. Rationale bieding en aanwending opbrengst n.v.t. Risicofactoren 634 Informatie over de vennootschap
Geschiedenis en ontwikkeling 11 Bedrijfsonderdelen 32 Organisatiestructuur 11 Onroerende zaken en bedrijfsmiddelen 314A Niet verwerkt commentaar SEC n.v.t. medewerkers
5 Analyse van bedrijfs- en financiële
resultaten en vooruitzichten Bedrijfsresultaten 13 Liquide middelen en kapitaal 15 Geselecteerde statistische gegevens 266 Onderzoek en ontwikkeling, n.v.t. patenten en licenties etc. n.v.t. Trendinformatie 302 Regelingen buiten balans 303 Contractuele verplichtingen (in tabellen) 1736 Bestuur, senior management en
medewerkers
Bestuur en senior management 83 Beloning 208 Taken Raad van Bestuur 83 Medewerkers 102 Aandelenbezit 2087 Grootaandeelhouders en transacties
met verbonden partijen Grootaandeelhouders 311 Transacties met verbonden partijen 225 Belangen van experts en adviseurs n.v.t.8 Financiële gegevens
Geconsolideerde jaarrekening en overige financiële gegevens 103 Belangrijke wijzigingen n.v.t.
Form 20-F – nummer Pagina verwijzing in dit onderdeel document
9 Bieding en beursnotering 31010 Aanvullende gegevens
Aandelenkapitaal n.v.t. Statuten 312 Contracten van materieel belang n.v.t. Deviezencontrole 316 Fiscale aspecten 320 Dividend en betaalkantoren n.v.t. Verklaringen van experts n.v.t. Inzage en aanvraag van documentatie Informatie over dochterbedrijven n.v.t.11 Kwantitatieve en kwalitatieve
informatie over marktrisico 5412 Beschrijving van andere effecten dan
aandelen n.v.t.13 Wanbetaling, dividenden, achterstanden
en contractschendingen n.v.t.14 Materiële wijzigingen in de rechten van
effectenbezitters en gebruik opbrengst n.v.t.15 Beheersingsmaatregelen en procedures 9916A Financieel expert Audit Committee 8716B Gedragscode 31816C Belangrijkste vergoedingen en diensten
externe accountant 14316D Vrijstellingen van noteringseisen
voor audit committees n.v.t.16E Inkoop van eigen aandelen en gerelateerde
aankopen 18117 Jaarrekening n.v.t.18 Jaarrekening 10319 Gedeponeerde documenten n.v.t.
Verwijzingen SEC Form 20-F en overige gegevensVerwijzingen SEC Form 20-F en overige gegevens Nieuwe informatieverschaffing voor het gecombineerde verslag AR-20-F
Hoofdstuk 5 – Overige gegevens
244
Accountantsverklaring 245
Statutaire bepalingen inzake winstverdeling 246
Voorstel voor winstverdeling 247
Statutaire bepalingen van Holding en Administratiekantoor inzake aandelen en stemrechten 247
Overige gegevens
Hoofdstuk 5 – Overige gegevens
245
Aan de Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur van ABN AMRO Holding N.V.
AccountantsverklaringVerklaring betreffende de jaarrekeningWij hebben de jaarrekening 2007 van ABN AMRO Holding N.V. te Amsterdam gecontroleerd (zoals opgenomen op pagina 103 tot en met 243). De jaarrekening omvat de geconsolideerde en de vennootschappelijke jaarrekening. De geconsolideerde jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde balans per 31 december 2007 de winst- en verliesrekening, het mutatieoverzicht eigen vermogen en het kasstroomoverzicht over 2007 alsmede een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaggeving en overige toelichtingen. De vennootschappelijke jaarrekening bestaat uit de vennootschappelijke balans per 31 december 2007, de vennootschappelijke winst- en verliesrekening en het vennootschappelijk mutatieoverzicht eigen vermogen over 2007 met de toelichting.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de vennootschap is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven in overeenstemming met International Financial Reporting Standards zoals aanvaard binnen de Europese Unie, met International Financial Reporting Standards zoals gepubliceerd door de International Accounting Standards Board en met Titel 9 Boek 2 BW, alsmede voor het opstellen van de overige paragrafen van het jaarverslag in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en instandhouden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de vennootschap heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Oordeel betreffende de geconsolideerde jaarrekening Naar ons oordeel geeft de geconsolideerde jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ABN AMRO Holding N.V. per 31 december 2007 en van het resultaat en de kasstromen over 2007 in overeenstemming met International Financial Reporting Standards zoals aanvaard binnen de Europese Unie, met International Financial Reporting Standards zoals uitgegeven door de International Accounting Standards Board, en met Titel 9 Boek 2 BW.
Hoofdstuk 5 – Overige gegevens
246
Oordeel betreffende de vennootschappelijke jaarrekening Naar ons oordeel geeft de vennootschappelijke jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ABN AMRO Holding N.V. per 31 december 2007 en van het resultaat over 2007 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Verklaring betreffende de interne beheersing van de financiële verslaggevingTevens hebben wij in overeenstemming met de standaarden van de Public Company Accounting Oversight Board (United States) de interne beheersing van de financiële verslaggeving van ABN AMRO Holding N.V. per 31 december 2007 gecontroleerd op basis van criteria zoals die zijn vastgesteld in ‘Internal Control - Integrated Framework’, uitgegeven door het Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission. Op 25 maart 2008 hebben wij daarbij een goedkeurende accountantsverklaring verstrekt.
Amsterdam, 25 maart 2008
Ernst & Young Accountants
namens dezew.g. J.J. Nooitgedagt RA
Statutaire bepalingen inzake winstverdelingDe winstverdeling vindt plaats overeenkomstig artikel 37 van de statuten. In hoofdlijnen is deze voor de thans uitstaande soorten dan wel series aandelen als volgt:
1. Aan de houders van preferente in gewone aandelen converteerbare financieringsaandelen (‘preferente aandelen’) die krachtens besluit van de buitengewone vergadering van aandeelhouders gehouden op 25 augustus 2004 zijn uitgegeven, wordt een dividend uitgekeerd van EUR 0,02604 per aandeel, zijnde 4,65% over het nominale bedrag. Het dividendpercentage voor de preferente aandelen zal per 1 januari 2011 en vervolgens iedere tien jaar nadien worden herzien op basis van het rekenkundig gemiddelde van de tienjarige in euro gedenomineerde interest rate swap zoals door Reuters gepubliceerd op de betreffende dividendberekeningsdata, verhoogd met een opslag zoals vastgesteld door de Raad van Bestuur onder goedkeuring van de Raad van Commissarissen. Deze opslag zal, afhankelijk van de alsdan heersende markt omstandigheden, minimaal 25 basispunten en ten hoogste 100 basispunten bedragen (artikel 37, lid 2, sub a.1. en a.2.).
Aan de houders van voorheen in gewone aandelen converteerbare preferente aandelen (‘converteerbare aandelen’) wordt een dividend uitgekeerd van EUR 0,95 per aandeel, zijnde 3,3231% over het op ieder aandeel gestorte bedrag per 1 januari 2004. Het dividend op de converteerbare aandelen zal per 1 januari 2014 en vervolgens iedere tien jaar nadien worden herzien op de wijze zoals beschreven in de statuten (artikel 37, lid 2, sub a.4.).
Aan de houders van preferente aandelen en van converteerbare aandelen wordt geen winstuitkering boven de bovengenoemde maximumniveaus gedaan (artikel 37, lid 2, sub a.6.).
2. De Raad van Bestuur kan besluiten om, onder goedkeuring van de Raad van Commissarissen, uit de na deze uitkeringen resterende winst toevoegingen aan de reserves te doen (artikel 37, lid 2, sub b.).
257731_Sec5NL_244-248.indd 246 29-04-2008 15:17:16
Hoofdstuk 5 – Overige gegevens
247
3. Het bedrag dat daarna overblijft, staat ter beschikking van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. De Raad van Bestuur, onder goedkeuring van de Raad van Commissarissen, doet daartoe een voorstel. Het voorstel tot uitkering van dividend wordt als apart agendapunt op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders behandeld (artikel 37, lid 2, sub b.).
Het reserverings- en dividendbeleid van ABN AMRO Holding N.V. wordt vastgesteld en kan worden gewijzigd door de Raad van Commissarissen, op voorstel van de Raad van Bestuur. De vaststelling en nadien elke wijziging van het reserverings- en dividendbeleid wordt als apart agendapunt op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders behandeld en verantwoord (artikel 37, lid 2, sub c.).
In afwijking van het in artikel 37, lid 2, a.1. en a.2. bepaalde zoals hierboven onder 1 bedoeld, kan de Raad van Bestuur, onder goedkeuring van de Raad van Commissarissen, na 1 januari 2011 besluiten om het dividend op de desbetreffende preferente aandelen niet uit te keren in contanten uit de winst hetzij besluiten het dividend op de desbetreffende preferente aandelen uit te keren ten laste van een vrij uitkeerbare reserve, in welke gevallen het niet-uitgekeerde deel van de winst wordt toegevoegd aan de algemene reserve. Een dergelijk besluit kan de Raad van Bestuur alleen dan nemen indien in het betreffende jaar geen dividend, overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 onder 2.c., zal worden uitgekeerd op de gewone aandelen.
De Raad van Bestuur kan, onder goedkeuring van de Raad van Commissarissen, het dividend of interimdividend op de gewone aandelen, ter keuze van de houders daarvan, in contanten of, mits bevoegd tot uitgifte van aandelen, gedeeltelijk dan wel geheel in de vorm van gewone dan wel preferente aandelen van de vennootschap dan wel in een door de Raad van Bestuur te bepalen combinatie daarvan, ter beschikking stellen (artikel 37, lid 3).
Voorstel voor winstverdelingVerdeling van de nettowinst volgens artikel 37 lid 2 en 3 van de statuten
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 Toevoeging aan reserves 8.777 2.562
Dividend op gewone aandelen 1.071 2.153 9.848 4.715 Dividend op preferente aandelen 36 36
Statutaire bepalingen van Holding en Administratiekantoor inzake aandelen en stemrechten
Ieder gewoon aandeel van nominaal EUR 0,56 in het kapitaal van ABN AMRO Holding N.V. geeft recht op het uitbrengen van één stem. De preferente aandelen hebben, net als de gewone aandelen, een nominale waarde van EUR 0,56. Elk preferent aandeel geeft recht op één stem. De converteerbare aandelen in het kapitaal hebben een nominale waarde van EUR 2,24 en geven recht op het uitbrengen van vier stemmen. Behoudens bepaalde wettelijke en statutaire uitzonderingen worden besluiten met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen.
Alle preferente aandelen worden gehouden door de Stichting Administratiekantoor Preferente Financieringsaandelen ABN AMRO Holding (de ‘Stichting’), die daartegenover certificaten uitgeeft aan de uiteindelijk begunstigden als bewijs van hun gerechtigdheid ten aanzien van de preferente aandelen.
In tegenstelling tot in de oude structuur worden de aan de preferente aandelen verbonden stemrechten, ondanks het feit dat deze formeel berusten bij de Stichting, in de praktijk door de certificaathouders uitgeoefend, aangezien de Stichting onder alle omstandigheden stemvolmachten zal verstrekken aan de certificaathouders. De Stichting zal in principe niet het stemrecht uitoefenen. Het stemrecht dat aan
Hoofdstuk 5 – Overige gegevens
248
certificaathouders toekomt, wordt berekend op basis van het kapitaalbelang van de (certificaten van) preferente aandelen in verhouding tot de waarde van de gewone aandelen. Stemrechten op preferente aandelen die bij volmacht aan een certificaathouder zijn verstrekt, komen overeen met het bedrag van de in het bezit van de certificaathouder zijnde certificaten ten opzichte van de slotkoers van het gewoon aandeel op de laatste beursdag op Euronext Amsterdam in de maand voorafgaand aan de bijeenroeping van de aandeelhoudersvergadering.
Behoudens bepaalde uitzonderingen, genieten houders van gewone aandelen bij de uitgifte van gewone aandelen en converteerbare aandelen een voorkeursrecht in verhouding tot hun belang.
In het geval van ontbinding en liquidatie van ABN AMRO Holding N.V. worden de na voldoening van alle schulden resterende activa uitgekeerd (1) aan de houders van preferente aandelen en converteerbare aandelen naar verhouding van hun bezit van die aandelen, tot een bedrag gelijk aan het totaal opgelopen dividend vanaf het begin van het laatst verstreken volledige boekjaar tot en met de datum van uitkering en vervolgens tot een bedrag gelijk aan de nominale waarde van de preferente aandelen respectievelijk het op de converteerbare aandelen gestorte bedrag, en (2) aan de houders van gewone aandelen naar verhouding van hun bezit van die aandelen.
249
Wisselkoersen 250
Dividend 251
ABN AMRO kerncijfers 252
Raad van Commissarissen 254
Raad van Bestuur 258
Geselecteerde statistische gegevens 266
Trendinformatie 302
Niet in de balans opgenomen entiteiten en posten 303
Het aandeel ABN AMRO 304
Administratiekantoor 309
Statuten 312
Gedragscode 318
Aandelenoptieregelingen 319
Fiscale aspecten 320
Centrale Ondernemingsraad 325
Afkortingen 327
Inzage en aanvraag van documentatie 329
Aanvullende gegevens
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
250
Wisselkoersen
De onderstaande tabel toont voor de vermelde jaren en maanden de girale aankoopkoers in New York om
12.00 uur voor de euro in Amerikaanse dollar zoals bevestigd door de Federal Reserve Bank of New York.
Waarde USD 1 in euro Ultimokoers 1 Gemiddelde koers 2 Hoog Laag
2001 1,12 1,12 1,19 1,05
2002 0,95 1,06 1,16 0,95
2003 0,79 0,89 0,97 0,79
2004 0,74 0,81 0,85 0,73
2005 0,84 0,80 0,74 0,86
2006 0,76 0,76 0,76 0,75
september 2007 0,70 0,72 0,70 0,73
oktober 2007 0,69 0,70 0,69 0,71
november 2007 0,68 0,68 0,67 0,69
december 2007 0,68 0,69 0,68 0,70
januari 2008 0,67 0,69 0,67 0,69
februari 2008 0,66 0,69 0,66 0,69
maart 2008 0,63 0,66 0,63 0,66
1 De ultimokoers is de aankoopkoers om 12.00 uur op de laatste dag van de betreffende periode. 2 De gemiddelde koers voor een jaar is het gemiddelde van de aankoopkoers om 12.00 uur op de laatste dag van elke maand van het betreffende jaar.
De gemiddelde koers voor een maand is het gemiddelde van de aankoopkoers om 12.00 uur op elke dag van de maand.De aankoopkoers om 12.00 uur op 18 maart 2008, de laatste beschikbare koers, bedroeg USD 1 = EUR 0,655.
Deze koersen dienen uitsluitend ter informatie en zijn niet noodzakelijk de gehanteerde koersen bij het
opstellen van de geconsolideerde jaarrekening of voor elders in dit jaarverslag opgenomen financiële
gegevens, zoals de niet door de externe accountant gecontroleerde omrekening van cijfers per 31 december
2006 of over het jaar 2006 in Amerikaanse dollar. De bank geeft geen verklaring af dat bedragen in
Amerikaanse dollar tegen een van de bovenstaande koersen in euro zijn, hadden kunnen worden of zouden
kunnen worden omgerekend.
Een aanzienlijk deel van de activa en verplichtingen luidt in andere valuta’s dan de euro. Fluctuaties in de
waarde van de euro ten opzichte van andere valuta’s, zoals de Amerikaanse dollar, kunnen de financiële
resultaten beïnvloeden. Zie hoofdstuk 2 ‘Analyse van bedrijfs- en financiële resultaten’. Veranderingen in de
wisselkoers tussen de euro en de Amerikaanse dollar komen ook tot uitdrukking in de tegenwaarde in
Amerikaanse dollar van de koers van het gewone aandeel op Euronext Amsterdam en hebben aldus ook
invloed op de beurskoers van de American Depositary Shares van ABN AMRO Holding op de New York Stock
Exchange. ABN AMRO Holding keert contant dividend op de gewone aandelen uit in euro’s;
wisselkoersbewegingen zullen derhalve het bedrag van het contant dividend beïnvloeden dat houders van
American Depositary Shares ontvangen in Amerikaanse dollar bij conversie door JPMorgan Chase Bank of
New York, de depotbank voor de American Depositary Shares.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
251
Dividenden op gewone aandelen kunnen worden uitgekeerd ten laste van de winst zoals deze blijkt uit de
geconsolideerde jaarrekening die is vastgesteld door de Raad van Commissarissen en goedgekeurd door de
Algemene Vergadering van Aandeelhouders, nadat eerst dividend is uitgekeerd aan houders van preferente
aandelen en converteerbare preferente aandelen en eventueel toevoegingen aan reserves zijn gedaan of
reserves zijn gevormd. Reserveringen worden vastgesteld door de Raad van Bestuur, onder voorbehoud van
goedkeuring door de Raad van Commissarissen.
De holding heeft in de afgelopen vijf jaar steeds een interim- en slotdividend uitgekeerd. De onderstaande
tabellen tonen de dividenden die op gewone aandelen zijn betaald in de jaren 2003 tot en met 2007.
2007 1
2007 2006 2005 2004
(in USD) (in EUR)
Interimdividend 0,79 0,58 0,55 0,50 0,50
Slotdividend – – 0,60 0,60 0,50
Totaal dividend per gewoon aandeel – 0,58 1,15 1,10 1,00
Totaal dividend per aandeel als percentage van de
nettowinst per gewoon aandeel 46,0% 45,3% 42,9%
1 De in deze kolom vermelde bedragen zijn omgerekend in Amerikaanse dollar tegen de geldende koers per de datum van betaalbaarstelling.
De gegevens voor 2003 zijn niet beschikbaar op basis van IFRS en zijn in onderstaande tabel gepresenteerd in
overeenstemming met de in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (‘Dutch
GAAP’). De gegevens volgens Dutch GAAP zijn niet vergelijkbaar met de gegevens die conform IFRS zijn
opgesteld.
Dividend
2003
Interimdividend 0,45
Slotdividend 0,50
Totaal dividend per gewoon aandeel 0,95
Totaal dividend per aandeel als percentage van de nettowinst per gewoon aandeel 49,0%
Dividend
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
252
2007 2006 2005
Resultaten (in miljoenen euro’s)
Rente 8.572 7.610 7.043
Overige baten 8.696 8.835 8.151
Totaal operationele baten 17.268 16.445 15.194
Totaal operationele bedrijfslasten 13.846 12.006 10.547
Voorzieningen 1.704 1.411 614
Bedrijfsresultaat voor belastingen 1.718 3.028 4.033
Jaarwinst (IFRS) 9.975 4.780 4.443
Nettowinst 9.848 4.715 4.382
Nettowinst toe te rekenen aan houders van gewone aandelen 9.848 4.715 4.382
Dividendbedrag 1.071 2.153 2.050 Balans (in miljarden euro’s)
Eigen vermogen aandeelhouders 5 29,6 23,6 22,2
Aansprakelijk groepsvermogen 5 46,3 45,1 43,2
Verplichtingen private en publieke sector en uitgegeven schuldbewijzen 505,4 564,4 487,7
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 396,8 443,3 380,2
Totaal activa 1.025,2 987,1 880,8
Kredietgerelateerde voorwaardelijke schulden en onherroepelijke
kredietfaciliteiten 159,3 196,7 187,0
Naar risico gewogen activa 232,3 280,7 257,9 Gegevens van gewone aandelen 2 (in euro’s)
Aantal uitstaande aandelen (in miljoenen) 1.844,1 1.853,8 1.877,9
Gemiddeld aantal uitstaande aandelen (in miljoenen) 1.851,3 1.882,5 1.877,9
Winst per aandeel (in euro’s) 3 5,32 2,50 2,43
Winst per aandeel na volledige verwatering (in euro’s) 3 5,32 2,49 2,42
Dividend per aandeel (in euro’s, afgerond) 4 0,58 1,15 1,10
Uitkeringspercentage (dividend/nettowinst) - 46,0 45,3
Vermogenswaarde per aandeel (ultimo, in euro’s) 4, 5 16,04 12,73 11,83 Ratio’s (in %)
Rendement op eigen vermogen 5 38,4 20,7 23,5
BIS-ratio kernvermogen 12,42 8,45 10,62
BIS-ratio totaal vermogen 14,61 11,14 13,14
Efficiencyratio 80,2 73,0 69,4 Medewerkers (nominale aantallen)
Nederland 26.136 25.817 25.597
Overige landen 87.946 81.718 67.937 Vestigingen
Nederland 664 664 665
Overige landen 3.530 3.868 2.902 Aantal landen en gebieden van vestiging 56 56 58
ABN AMRO kerncijfers1
De cijfers van voorgaande jaren zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden. 1 Beëindigde bedrijfsactiviteiten zijn in dit overzicht niet apart vermeld. 2 Gecorrigeerd voor ingekochte aandelen ter dekking van verleende personeelsopties. 3 Berekend op basis van het gemiddelde aantal uitstaande gewone aandelen. 4 Waar nodig gecorrigeerd in verband met kapitaaluitbreidingen. 5 Berekend op basis van de richtlijn van de Raad voor de Jaarverslaggeving per 1 januari 2003 en op basis van IFRS exclusief de reserves voor
kasstroomhedges en niet-gerealiseerde winsten en verliezen op activa beschikbaar voor verkoop.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
253
2004 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998
8.608 9.666 9.723 9.845 10.090 9.404 8.687 7.198
7.678 10.127 9.070 8.435 8.744 9.065 6.840 5.340
16.286 19.793 18.793 18.280 18.834 18.469 15.527 12.538
12.681 13.687 12.585 13.148 13.771 13.202 10.609 8.704
607 653 1.274 1.695 1.426 585 633 840
2.998 5.451 4.918 3.388 3.613 4.725 4.250 2.897
3.940
3.865 4.109 3.161 2.207 3.230 2.498 2.570 1.828
3.865 4.066 3.116 2.161 3.184 2.419 2.490 1.747
1.663 1.706 1.589 1.462 1.421 1.424 1.250 906
14,8 15,0 13,0 11,1 12,1 12,9 12,4 10,9
33,2 33,0 31,8 30,4 34,3 32,9 29,3 24,5
402,6 376,5 361,6 360,7 384,9 339,8 284,2 243,5
320,0 299,0 296,8 310,9 345,3 319,3 259,7 220,5
727,5 608,6 560,4 556,0 597,4 543,2 457,9 432,1
191,5 191,5 162,5 180,3 193,4 187,5 159,0 124,0
231,6 231,4 223,8 229,6 273,4 263,9 246,4 215,8
1.669,2 1.669,2 1.637,9 1.585,6 1.535,5 1.500,4 1.465,5 1.438,1
1.657,6 1.657,6 1.610,2 1.559,3 1.515,2 1.482,6 1.451,6 1.422,1
2,33 2,45 1,94 1,39 1,53 2,04 1,72 1,23
2,33 2,45 1,93 1,38 1,52 2,02 1,71 1,22
1,00 1,00 0,95 0,90 0,90 0,90 0,80 0,58
42,9 40,8 49,0 64,7 58,8 44,1 46,5 46,9
8,88 8,51 7,47 6,47 7,34 8,43 7,87 6,94
29,7 30,8 27,7 20,1 27,3 20,5 23,1 16,6
8,46 8,57 8,15 7,48 7,03 7,20 7,20 6,94
11,06 11,26 11,73 11,54 10,91 10,39 10,86 10,48
77,9 69,2 67,0 71,9 73,1 71,5 68,3 69,4
27.850 28.751 31.332 32.693 36.984 38.958 37.138 36.716
66.721 70.520 81.331 73.745 74.726 76.140 72.800 71.014
680 680 711 739 736 905 921 943
2.818 2.818 2.964 2.685 2.836 2.774 2.668 2.640 58 58 63 66 67 74 76 74
Deze cijfers zijn opgesteld op basis van Nederlandse GAAP-grondslagen.
Deze cijfers zijn opgesteld op basis van niet-GAAP-grondslagen. Voor nadere informatie wordt verwezen naar het hoofdstuk Analyse financiële resultaten.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
254
Termijn Hoofdfunctie Nevenfuncties
Raad van Commissarissen
Arthur Martinez; 1, 2, 3
(68, Amerikaanse, M)
Voorzitter
2002 4
2010 5
• Oud-Voorzitter, President en
Chief Executive Officer Sears,
Roebuck & Co. Inc.
• Lid Raad van Commissarissen International Flavors
and Fragrances, Inc.
• Lid Raad van Commissarissen Liz Claiborne, Inc.
• Lid Raad van Commissarissen PepsiCo., Inc.
• Lid Raad van Commissarissen IAC/Interactive Corp.
André Olijslager; 1
(64, Nederlandse, M)
Vice-voorzitter
2004 4
2008 5
• Oud-Voorzitter Concerndirectie
Koninklijke Friesland Foods N.V.
• Vice-voorzitter Raad van Commissarissen Avebe U.A.
• Lid Raad van Commissarissen Center Parcs N.V.
• Lid Raad van Commissarissen Samas-Groep N.V.
• Lid Investeringscommissie NPM Capital N.V.
• Lid Bestuur Stichting Administratiekantoor Unilever
N.V.
• Lid Raad van Commissarissen Tourism Real Estate
Property (TREP) Holding SE
• Voorzitter Nederlandse Vereniging van
Participatiemaatschappijen (NVP)
• Voorzitter Stichting Maatschappij en Onderneming
(SMO) en lid Raad van Commissarissen SMO B.V.
• Bestuurslid Nintes (Netherlands Institute for New
Technology, Economic and Social Studies)
• Voorzitter Raad van Toezicht Friesland College
• Lid Raad van Advies Eurac B.V. (programma Erasmus
Universiteit)
• Voorzitter Raad van Advies ‘Lifelines’ (UMC
Groningen)
• Lid Raad van Toezicht Stichting Nyenrode
• Lid Raad van Advies Galan Groep
• Lid Raad van Toezicht Fries Museum/Princessehof
Leeftijd, nationaliteit en geslacht staan tussen haakjes.
1 Lid van het Audit Committee.2 Lid van het Nomination & Compensation Committee.3 Lid van het Compliance Oversight Committee.4 Jaar van benoeming.5 Jaar van periodiek aftreden.
Raad van CommissarissenDe Raad van Commissarissen van ABN AMRO Holding N.V. en ABN AMRO Bank N.V. was per 25 maart 2008
als volgt samengesteld inclusief relevante informatie:
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
255
Termijn Hoofdfunctie Nevenfuncties
Raad van Commissarissen vervolg
Trude Maas-de Brouwer; 2, 3
(61, Nederlandse, V)
2000 4
2008 5
• Oud-president Hay Vision Society • Lid Raad van Commissarissen Schiphol Groep
• Lid Raad van Commissarissen Koninklijke Philips
Electronics Netherlands (PEN)
• Lid Raad van Commissarissen Arbo Unie
• Lid Raad van Commissarissen Twijnstra Gudde
Management Consultants B.V.
• Voorzitter Raad van Toezicht Nuffic
• Voorzitter Opportunity in Bedrijf (netwerkorganisatie
en kenniscentrum)
• Voorzitter Bernard van Leer Foundation
• Lid Governing Council Van Leer Group Foundation
• Bestuursvoorzitter Internationaal Informatiecentrum
en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV)
• Lid curatorium VNO NCW
Rob van den Bergh; 3
(57, Nederlandse, M)
2005 4
2009 5
• Oud-voorzitter Raad van Bestuur
VNU N.V.
• Voorzitter Raad van Commissarissen N.V. Deli
Universal
• Lid Raad van Commissarissen Pon Holdings B.V.
• Lid Raad van Commissarissen NPM Capital N.V.
• Lid Raad van Toezicht Nationale Postcode Loterij
• Lid Raad van Commissarissen Tom Tom
• Lid Raad van Commissarissen Corporate Express
• Lid Raad van Toezicht Luzac College
Leeftijd, nationaliteit en geslacht staan tussen haakjes.
1 Lid van het Audit Committee.2 Lid van het Nomination & Compensation Committee.3 Lid van het Compliance Oversight Committee.4 Jaar van benoeming.5 Jaar van periodiek aftreden.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
256
Termijn Hoofdfunctie Nevenfuncties
Raad van Commissarissen vervolg
Anthony Ruys; 2
(60, Nederlandse, M)
2005 4
2009 5
• Voormalig President-directeur
Fugro N.V.
• Lid Raad van Commissarissen Lottomatica S.p.A.
• Lid Raad van Commissarissen British American
Tobacco Ltd.
• Vice-voorzitter Raad van Commissarissen Schiphol
Groep
• Voorzitter Raad van Toezicht Rijksmuseum
Amsterdam
• Voorzitter Raad van Toezicht Stop Aids Now!
• Bestuurslid Nederlands Genootschap voor
Internationale Zaken (NGIZ)
• Lid Raad van Commissarissen JANIVO BV
Gert-Jan Kramer
(65, Nederlandse, M)
2006 4
2010 5
• Voormalig President-directeur
Fugro N.V.
• Voorzitter Raad van Commissarissen Damen
Shipyards Group
• Lid Raad van Commissarissen Fugro N.V.
• Lid Raad van Commissarissen Trajectum B.V.
(Mammoet B.V.)
• Lid Raad van Commissarissen N.V. Bronwaterleiding
Doorn
• Lid Raad van Commissarissen Energie Beheer
Nederland B.V.
• Voorzitter Raad van Toezicht Technische Universiteit
Delft
• Lid Raad van Toezicht TNO
• Voorzitter IRO (Branchevereniging voor Nederlandse
Toeleveranciers in de Olie- en Gasindustrie)
• Lid Monitoring Commissie Corporate Governance
Code
• Bestuurslid Stichting Nederland Maritiem Land
• Bestuurslid Stichting Het Concertgebouw Fonds
• Bestuurslid Stichting Pieterskerk, Leiden
Leeftijd, nationaliteit en geslacht staan tussen haakjes.
1 Lid van het Audit Committee.2 Lid van het Nomination & Compensation Committee.3 Lid van het Compliance Oversight Committee.4 Jaar van benoeming.5 Jaar van periodiek aftreden.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
257
Termijn Hoofdfunctie Nevenfuncties
Raad van Commissarissen vervolg
Ana Maria Llopis Rivas
(57, Spaanse, V)
2007 4
2011 5
• Oprichtster en oud-CEO Open
Bank (de internetbank van de
Spaanse Santander Groep)
• Lid Adviesraad e-administratie voor de Spaanse
minister van Openbaar Bestuur
• Lid Spaanse werkgroep corporate governance
• Lid Raad van Commissarissen British American
Tobacco
• Persoonlijk strategisch en zakelijk adviseur
van Peter Wood, voorzitter en CEO van esure
(internetverzekeraar)
Sir Fred Goodwin
(49, Britse, M)
2007 4
2011 5
• Group Chief Executive Royal
Bank of Scotland
• Voorzitter The Prince’s Trust
• Lid Raad van Commissarissen Bank of China Ltd.
Jean-Paul Votron
(57, Belgische, M)
2007 4
2011 5
• CEO Fortis
Juan Rodriguez-Inciarte
(55, Spaanse, M)
2007 4
2011 5
• Hoofd Santander Consumer
Finance en Group Executive Vice
President
• Lid van de US-Spain Council en Fellow van het
Chartered Institute of Bankers in Scotland
• Vice-voorzitter Raad van Bestuur Abbey National plc,
een volledige dochter van Santander
• Directeur en lid Executive Committee Sovereign
Bancorp (VS)
• Bestuurslid CEPSA (Spaanse oliemaatschappij)
Leeftijd, nationaliteit en geslacht staan tussen haakjes.
1 Lid van het Audit Committee.2 Lid van het Nomination & Compensation Committee.3 Lid van het Compliance Oversight Committee.4 Jaar van benoeming.5 Jaar van periodiek aftreden.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
258
Termijn Hoofdtaken 2008 Hoofdtaken 2007
Raad van Bestuur 1
Mark Fisher
(47, Britse, M)
2007 2
2011 3, 4
Voorzitter
Group Audit, Group Compliance & Legal
Wilco Jiskoot
(57, Nederlandse, M)
1997 2
2013 3
Vice-voorzitter
Private Equity, Customer Relations
BU Nederland, BU Global Clients, BU Private
Clients, BU Asset Management,
Private Equity
Karel De Boeck
(58, Belgische, M)
2007 2
2011 3. 4
Vice-voorzitter
Transition, Group Human Resources,
Group Communications, Group Public Affairs
Ron Teerlink
(47, Nederlandse, M)
2006 2
2010 3, 4
Services, Market Infrastructures BU Latijns-Amerika, BU Transaction Banking,
Services, European Union Affairs & Market
Infrastructures, voorzitter Consumer Client
Segment
Brian Crowe
(50, Britse, M)
2007 2
2011 3, 4
BU Global Clients, BU Global Markets,
BU Transaction Banking
Paul Dor
(60, Belgische, M)
2007 2
2011 3, 4
BU Asset Management, BU Private Clients
Marta Elorza Trueba
(49, Spaanse, V)
2007 2
2011 3, 4
Antonveneta, BU Latijns-Amerika
John Hourican
(37, Ierse, M)
2007 2
2011 3, 4
Chief Financial Officer, Group Finance,
Group Risk Management
Leeftijd, nationaliteit en geslacht staan tussen haakjes.
1 De leden van de Raad van Bestuur zijn benoemd tot de datum waarop zij de contractueel overeengekomen pensioenleeftijd van 65 jaar bereiken, tenzij anders is aangegeven. 2 Jaar van benoeming. 3 Jaar van (periodiek) aftreden. 4 In overeenstemming met de Nederlandse Corporate Governance Code zijn deze leden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar. Herbenoeming kan telkens voor een
periode van maximaal vier jaar plaatsvinden.
Raad van BestuurDe Raad van Bestuur van ABN AMRO Holding N.V. en ABN AMRO Bank N.V. was per 25 maart 2008 als volgt samengesteld:
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
259
Termijn Hoofdtaken 2008 Hoofdtaken 2007
Raad van Bestuur vervolg
Javier Maldonado
(45, Spaanse, M)
2007 2
2011 3, 4
Niet-kernactiviteiten
Jan Peter Schmittmann
(51, Nederlandse, M)
2007 2
2011 3, 4
BU Nederland
Michiel de Jong
(46, Nederlandse, M)
2008 BU Europa
BU Azië
Voor te dragen voor benoeming.
Brad Kopp
(56, Amerikaanse, M)
2008 BU Noord-Amerika Voor te dragen voor benoeming.
Leeftijd, nationaliteit en geslacht staan tussen haakjes.
1 De leden van de Raad van Bestuur zijn benoemd tot de datum waarop zij de contractueel overeengekomen pensioenleeftijd van 65 jaar bereiken, tenzij anders is aangegeven. 2 Jaar van benoeming. 3 Jaar van (periodiek) aftreden. 4 In overeenstemming met de Nederlandse Corporate Governance Code zijn deze leden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar. Herbenoeming kan telkens voor een
periode van maximaal vier jaar plaatsvinden.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
260
Curricula vitaeleden Raad van Bestuur (per 25 maart 2008)
Mark Fisher is Chief Executive Officer (CEO) van ABN AMRO. Hij is in november 2007 benoemd tot voorzitter
van de Raad van Bestuur.
Mark Fisher is lid van de Raad van Bestuur van The Royal Bank of Scotland Group sinds maart 2006 en Chief
Executive van de divisie Manufacturing van RBS sinds 2000. In de divisie Manufacturing, die ongeveer 25.000
medewerkers telt, is een grote verscheidenheid aan ondersteunende functies ondergebracht, waaronder
automatisering, vastgoed, inkoop en administratie. In deze functie gaf Mark Fisher leiding aan de integratie van
NatWest in The Royal Bank of Scotland Group, die als een van de grootste en meest geslaagde integraties in zijn
soort wordt beschouwd.
Mark Fisher heeft carrière gemaakt als bankier. In 1981 trad hij in dienst van NatWest en in 2000, na de
overname van NatWest door RBS, maakte hij de overstap naar RBS. Hij is summa cum laude afgestudeerd in
wiskunde en heeft een MBA van de Warwick Business School. Mark Fisher is Fellow van het Chartered Institute
of Bankers in Scotland.
Wilco Jiskoot is vice-voorzitter van de Raad van de Bestuur, verantwoordelijk voor Private Equity en Customer
Relations. In 2007 omvatte zijn taakgebied BU Nederland, BU Global Clients, BU Private Clients, BU Asset
Management en Private Equity. Hij is verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling en implementatie van de
strategie van ABN AMRO voor grootzakelijke relaties en financiële instellingen, gericht op het verlenen van
geïntegreeerde corporate en investment banking-oplossingen aan het topsegment van de markt.
Wilco Jiskoot trad in 1976 in dienst van Amro Bank als management trainee en bekleedde in de volgende tien
jaar diverse posities binnen de afdelingen Concernrelaties, Projectfinanciering en Relationship Management.
Hij werd in 1986 benoemd tot hoofd van de Capital Markets Group, in 1987 tot hoofd van de Divisie Institutional
Banking en in 1988 tot Directeur-Generaal van de Financial Markets Group. Na de fusie van ABN en Amro Bank
in 1990 werd hij benoemd tot Directeur-Generaal New Issues & Corporate Finance, en in 1994 tot Directeur-
Generaal Equity & Merchant Banking.
Wilco Jiskoot heeft geen bestuursfuncties buiten ABN AMRO. Hij behaalde de graad van Master of Business
Administration aan de Universiteit van Rotterdam.
Karel De Boeck is vice-voorzitter van de Raad van de Bestuur, verantwoordelijk voor Group Human Resources,
Group Communications en Group Public Affairs. Hij is in november 2007 benoemd als lid van de Raad van
Bestuur.
Vóór zijn benoeming in de Raad van Bestuur werkte Karel De Boeck van 1976 tot 1993 bij de Generale Bank,
waar hij in 1990 benoemd werd tot Directeur-Generaal Retail Marketing. In 1993 trad hij in dienst van ASLK Bank
als Bestuurder-Directeur Marketing & Retail en lid van de Raad van Bestuur. In november 1996 werd hij
benoemd tot voorzitter van het Directiecomité van de ASLK Groep. In juli 1998 werd hij tevens lid van het
Directiecomité van de Generale Bank en in juni 1999 volgde zijn benoeming tot Gedelegeerd Bestuurder van
Fortis Bank, met verantwoordelijkheid voor de Business Line Middelgrote Ondernemingen & Corporates. Van
december 1999 tot december 2002 was hij voorzitter van de Belgische Vereniging van Banken. In september
2000 werd hij Lid van het Executive Committee van Fortis. Van 2000 tot 2004 was hij verantwoordelijk voor
Network Banking Customers en van maart 2003 tot maart 2006 was hij voorzitter van de European Financial
Management and Marketing Association. Van 2005 tot eind 2006 bekleedde hij de functie van CEO Commercial
& Private Banking en vanaf januari 2007 was hij Chief Risk Officer van Fortis.
Karel De Boeck is afgestudeerd als ingenieur Mechanica/Elektronica (1972) en behaalde een licentiaat in
Economie (1974) aan de Katholieke Universiteit van Leuven.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
261
Paul Dor is binnen de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor BU Asset Management en BU Private Clients.
Hij is in november 2007 benoemd als lid van de Raad van Bestuur.
Vóór zijn benoeming in de Raad van Bestuur was Paul Dor van 1999 tot 2007 werkzaam in verschillende functies
bij Fortis Bank, allereerst als algemeen directeur Middelgrote Ondernemingen & Corporates, Network Outside
Benelux. In 2005 werd hij benoemd tot CEO Merchant & Private Banking, Gespecialiseerde Financiële
Diensten. Tevens was hij lid van het Management Committee van Fortis, van de Directie van Merchant & Private
Banking en van de Landendirectie België. Hij begon zijn loopbaan bij Générale de Banque, waar hij van 1969 tot
1999 werkte als Directeur Zaken Waals-Brabant, Adjunct-Directeur Luik-Verviers, Directeur La Louvière en
Charleroi-La Louvière en Algemeen Directeur District Zuid-West en District Brussel. Van 1998 tot 1999 was hij
tevens verantwoordelijk voor de Business Line Corporate.
Buiten ABN AMRO vervult Paul Dor twee bestuursfuncties. Hij is afgestudeerd als burgerlijk natuurkundig
ingenieur aan de Universiteit van Luik (1969), met als bijvak Economische Wetenschappen.
Jan Peter Schmittmann is binnen de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor BU Nederland. Hij is in
november 2007 benoemd als lid van de Raad van Bestuur.
Vóór zijn benoeming in de Raad van Bestuur was Jan Peter Schmittmann vanaf oktober 2003 Senior Executive
Vice President (CEO) van ABN AMRO Nederland. Gedurende zijn jarenlange carrière binnen ABN AMRO is hij in
verschillende bedrijfsonderdelen werkzaam geweest. Hij begon zijn loopbaan bij de bank als relatiebeheerder
binnen de Investment Bank, waar hij een expertisecentrum opzette voor Natural Resources Financing (olie &
gas). Vervolgens werd hij Senior Corporate Finance Advisor op het gebied van fusies en overnames. In 1993
werd hij benoemd tot directeur van kantoor Bombay (India) en in 1996 tot landenmanager Singapore. In 1998
volgde zijn benoeming tot Executive Vice President van de afdeling Bijzondere Kredieten binnen de divisie
Binnenland. Hij werd lid van het strategisch team van ABN AMRO in januari 2000. In juni 2000 werd hij
benoemd tot Senior Executive Vice President, verantwoordelijk voor Consumer & Commercial Clients binnen
Europa en later Azië / Pacific. Hij werd in oktober 2001 benoemd tot Senior Executive Vice President Private
Clients binnen de SBU Private Clients & Asset Management en New Growth Markets binnen de SBU
Consumer & Commercial Clients.
Buiten ABN AMRO bekleedt Jan Peter Schmittmann verschillende bestuursfuncties waaronder bij de
Nederlandse Vereniging van Banken, de Dutch Trade Board en de Richard Krajicek Foundation. Hij is
afgestudeerd in economie (1983) aan de Universiteit van Amsterdam.
Ron Teerlink is binnen de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor Services en Market Infrastructures. In 2007
omvatte zijn taakgebied BU Latijns-Amerika, BU Transaction Banking, Services en Market Infrastructures en
was hij voorzitter van het Consumer Client Segment. Hij is in januari 2006 benoemd als lid van de Raad van
Bestuur.
Ron Teerlink werd in 2004 benoemd tot CEO van Group Shared Services (GSS). Onder zijn leiding werd het
GSS-programma versneld uitgevoerd en werden contracten getekend met externe leveranciers voor de
gedeeltelijke outsourcing en offshoring van IT-diensten. In 2002 werd hij benoemd tot Chief Operating Officer
Wholesale Clients en tot Senior Executive Vice President en in 2001 tot Directeur Wholesale Clients/Operations
Europe. Hij trad in 1986 in dienst van ABN als IT/ Systeemanalist. In 1992 werd hij hoofd Project and
Development ASI. In 1994 volgde zijn benoeming tot International/Director Administration & Organisation in
Keulen en in 1995 tot Director Administration and Organisation in Frankfurt. Vanaf 1999 was hij verantwoordelijk
voor International Organisation and Information in Amsterdam en vanaf 2000 voor Europe/Operations.
Buiten ABN AMRO bekleedt Ron Teerlink één bestuursfunctie. Hij is afgestudeerd in economie aan de Vrije
Universiteit Amsterdam.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
262
Javier Maldonado is binnen de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor de niet-kernactiviteiten. Hij is in
november 2007 benoemd als lid van de Raad van Bestuur.
Vóór zijn benoeming in de Raad van Bestuur was Javier Maldonado van 2004 tot 2007 werkzaam bij Abbey
National PLC als Chief Executive van de divisie Wealth Management, waartoe Hay, Cater Allen, Abbey
International en Abbey Sharedealing behoorden. Hij was verantwoordelijk voor de formulering en
verwezenlijking van de doelstellingen van de divisie Wealth Management (ruim 800 medewerkers): de
ontwikkeling van de structuur en organisatie van de divisie, de ontwikkeling van de bedrijfsstrategie (rekening
houdend met toezichtregelgeving), de coördinatie van de noodzakelijke ondersteunende diensten voor de
ontwikkeling en distributie van producten, marktanalyses, compliance en lokale regelgeving en het vaststellen
van doelstellingen en budgetten voor de divisie. Hij was tevens hoofd van de divisie Complaints and Service
Quality. Van februari tot oktober 2006 was hij Chief Executive van de divisie Insurance & Asset Management bij
Abbey en van november 2004 tot februari 2006 assistent van de Chief Executive Officer en hoofd van
Complaints. Voordat hij de overstap naar Abbey maakte, was hij van 1995 tot 2004 werkzaam bij Banco
Santander SA in de functie van MD Global M&A & Corporate Finance, MD Legal Department en hoofd van het
International Legal Department bij Santander Investment New York. Hij begon zijn loopbaan bij Baker and
McKenzie in 1986. In 1991 trad hij in dienst van advocatenkantoor Hernandez-Canut in Madrid.
Javier Maldonado is gepromoveerd tot doctor in de rechten aan de Northwestern University Law School,
Chicago, en is afgestudeerd in rechten aan de universiteit van Madrid.
Brian Crowe is binnen de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor BU Global Clients, BU Global Markets en BU
Transaction Banking. Hij is in november 2007 benoemd als lid van de Raad van Bestuur.
Vóór zijn benoeming in de Raad van Bestuur was Brian Crowe Chief Executive van Global Banking & Markets bij
The Royal Bank of Scotland Group (RBS). Hij trad in dienst van RBS in 1997, als Director Treasury & Capital
Markets en Group Treasurer. Later werd hij benoemd tot Managing Director. In 2001 werd hij Deputy CEO van
Corporate Banking & Financial Markets en hoofd van Financial Markets. Hij is Chairman van RBS Greenwich
Capital, Director van Coutts & Co en voorzitter van het Wholesale Committee van de Britse Bankiersvereniging.
Daarnaast is hij lid van het Global Banking Issues Committee van de Europese Bankfederatie. Voordat hij in
dienst van RBS kwam, was hij werkzaam bij Chase Manhattan Bank in diverse functies, onder meer als Market
Risk Executive voor Europa en Azië, European Treasurer & Europe IRRM Executive.
Brian Crowe is afgestudeerd in economie aan de universiteit van Cambridge. Hij werd Associate van het
Institute of Chartered Accountants in England and Wales, toen hij werkte bij Pannell Kerr Forster, Chartered
Accountants in Londen.
Marta Elorza Trueba is binnen de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor BU Latijns-Amerika en Antonveneta.
Zij is in november 2007 benoemd als lid van de Raad van Bestuur.
Vóór haar benoeming in de Raad van Bestuur was Marta Elorza Trueba werkzaam bij de Santander Group als
Deputy General Manager van de divisie Internal Audit. In die hoedanigheid rapporteerde zij aan de General
Manager. Van april 1997 tot 1999 was zij als Managing Director verantwoordelijk voor controle-, accounting- en
managementinformatiesystemen en voor hun implementatie bij de vestigingen van Santander in Latijns-
Amerika. Zij begon haar loopbaan in 1981 bij Arthur Andersen S.A. In 1987 werd zij in de functie van Manager
Financial Services belast met de vorming, ontwikkeling en leiding van de afdeling Treasury van Arthur Andersen
en in 1994 werd zij partner. Zij is een expert op het gebied van treasury en strategische planning.
Marta Elorza Trueba is afgestudeerd in economie aan de universiteit van Duesto, Bilbao.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
263
John Hourican is Chief Financial Officer en is binnen de Raad van Bestuur tevens verantwoordelijk voor Group
Finance. Hij is in november 2007 benoemd als lid van de Raad van Bestuur.
Vóór zijn benoeming in de Raad van Bestuur was John Hourican hoofd Leveraged Finance, Global Banking &
Markets bij The Royal Bank of Scotland Group (RBS). In deze functie was hij verantwoordelijk voor het aansturen
van de leveraged finance en high-yield activiteiten van RBS in Europa en Azië / Pacific. In deze segmenten is
RBS marktleider. Hij trad in 1997 in dienst van RBS en bekleedde diverse functies in de divisie Wholesale
Banking. Binnen het divisiebestuur was hij Finance Director en vervolgens Chief Operating Officer, in welke
hoedanigheid hij leiding gaf aan 3.000 medewerkers wereldwijd. Hij begon zijn loopbaan bij Price Waterhouse,
waar hij in diverse functies binnen Corporate Finance en Audit werkzaam was in Dublin, Londen en Hongkong.
John Hourican is afgestudeerd aan de National University of Ireland en de Dublin City University. Hij is Fellow
van het Institute of Chartered Accountants in Ireland.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
264
Situatie per 25 maart 2008
Secretaris
Gwendolyn van Tunen
Business Units (BU’s), Segmenten, Group Functions en Services
Client BU’s
BU Nederland
Jan Peter Schmittmann
BU Europa
Michiel de Jong
BU Noord-Amerika
Brad Kopp
BU Latin America
Fabio Barbosa
BU Azië
Michiel de Jong
BU Private Clients
Rudiger von Wedel
BU Global Clients
Alexandra Cook-Schaapveld
Product BU’s
BU Global Markets
Gary Page
BU Transaction Banking
Ann Cairns
(afgetreden per 1 april 2008)
BU Asset Management
Sarah Russell
Client Segmenten
Commercial Client Segment
Muhammad Aurangzeb
Consumer Client Segment
Ravi Sankaranarayanan
Group Functions
Group Audit
Rob Sweitser
Group Communications
Robin Boon
(afgetreden per 1 april 2008)
Stephan Salberter
(per 1 april 2008)
Group Compliance & Legal
Carin Gorter
Group Finance
Johan Hourican
Group Human Resources
Pauline van der Meer-Mohr
(afgetreden per 1 april 2008)
Hans Vanbets
(per 1 april 2008)
Group Public Affairs
Jeroen Kremers
Group Risk Management
David Cole
Market Infrastructures
Gerard Hartsink
Services
Lars Gustavsson
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
265
Senior Executive Vice Presidents per 25 maart 2008
F.C. Barbosa
Mw. A. Cairns Afgetreden per 1 april 2008
D.A. Cole
Mw. A.E.J.M.Cook-Schaapveld
P. Fleuriot
Mw. C.W. Gorter
L.R. Gustavsson
G.B.J. Hartsink
M.G.J. de Jong
Mw. P. F.M. van der Meer-Mohr Afgetreden per 1 april 2008
J.W. Meeuwis
P.L. Montani
G.E. Page
Mw. S.A.C. Russell
C.F.H.H. Vogelzang Gedetacheerd bij Fortis
S.M. Zavatti
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
266
Geselecteerde statistische
gegevens Dit onderdeel van het jaarverslag bevat aanvullende gegevens die meer gedetailleerd zijn dan de
gepresenteerde gegevens bij de analyse van de bedrijfsresultaten per BU. ABN AMRO past de International
Financial Reporting Standards (IFRS) toe met ingang van 1 januari 2004. De geconsolideerde jaarrekening voor
alle periodes vóór 2004 is opgesteld in overeenstemming met de in Nederland algemeen aanvaarde
grondslagen voor financiële verslaggeving (‘Dutch GAAP’). De gegevens over 2003 zijn niet beschikbaar volgens
IFRS. De gegevens volgens Dutch GAAP zijn niet vergelijkbaar met de gegevens volgens IFRS.
Gemiddelde balanssaldiDe onderstaande tabellen tonen de gemiddelde balanssaldi, gebaseerd op maandultimo’s, de rentebedragen
en de gemiddelde rentepercentages voor 2007, 2006, en 2005.
Gemiddelde activa 1
(in miljoenen euro’s, behalve percentages) 2007 2006 2005
Gemiddeld Rente- Gemiddeld Gemiddeld Rente- Gemiddeld Gemiddeld Rente- Gemiddeld
saldo baten rente (in %) saldo baten rente (in %) saldo baten rente (in %)
Tegoeden bij centrale banken
• Nederland 5.562 221 4,0 5.487 160 2,9 4.686 94 2,0
• Noord-Amerika 53 1 1,9 144 3 2,1 52 – –
• Rest van de wereld 5.740 292 5,1 5.635 296 5,3 9.643 254 2,6
Financiële beleggingen
• Nederland 69.871 3.179 4,5 72.458 2.791 3,9 64.876 2.500 3,9
• Noord-Amerika 2.109 105 5,0 1.343 60 4,5 2.375 95 4,0
• Rest van de wereld 23.913 1.356 5,7 21.893 1.393 6,4 20.871 1.429 6,8
Kredieten en vorderingen bankiers
• Nederland 13.778 615 4,5 11.656 480 4,1 11.312 441 3,9
• Noord-Amerika 1.690 93 5,5 4.108 226 5,5 5.334 272 5,1
• Rest van de wereld 19.842 1.085 5,5 16.720 811 4,9 15.134 695 4,6
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 2
• Nederland 170.229 9.473 5,6 160.588 8.449 5,3 145.445 7.827 5,4
• Noord-Amerika 71.225 3.602 5,1 60.749 3.046 5,0 57.896 2.720 4,7
• Rest van de wereld 98.525 9.807 10,0 86.208 7.702 8,9 70.233 5.466 7,8 Totaal rentedragende activa 482.537 29.829 6,2 446.989 25.417 5,7 407.857 21.793 5,3 Totaal rentedragende activa - handelsdoeleinden 256.064 188.253 152.178 Subtotaal 738.601 635.242 560.035 Niet-rentedragende activa 217.840 195.902 173.538 Totaal gemiddelde activa 956.441 29.829 3,1 831.144 25.417 3,1 733.573 21.793 3,0
1 Tijdelijk verkochte activa (met terugkoopverplichting) zijn in de betreffende balanspost opgenomen.2 In deze tabel zijn onder kredieten en vorderingen ook professionele effectentransacties en kredieten aan de publieke sector opgenomen; de publieke sector omvat de centrale, regionale en
lokale overheden en overheidsinstellingen.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
267
Gemiddelde passiva
(in miljoenen euro’s, behalve percentages) 2007 2006 2005
Gemiddeld Rente- Gemiddeld Gemiddeld Rente- Gemiddeld Gemiddeld Rente- Gemiddeld
saldo baten rente (in %) saldo baten rente (in %) saldo baten rente (in %)
Verplichtingen bankiers
• Nederland 70.563 2.946 4,2 58.577 1.850 3,2 41.444 1.477 3,6
• Noord-Amerika 10.319 470 4,6 10.437 464 4,4 13.814 578 4,2
• Rest van de wereld 41.389 1.617 3,9 39.413 1.672 4,2 36.501 1.420 3,9
Verplichtingen private en publieke sector 1
• Nederland 141.021 4.791 3,4 135.077 3.862 2,9 123.168 3.459 2,8
• Noord-Amerika 35.131 1.619 4,6 28.133 1.311 4,7 29.167 1.128 3,9
• Rest van de wereld 104.996 5.597 5,3 93.617 4.550 4,9 84.565 4.012 4,7
Uitgegeven schuldbewijzen
• Nederland 95.801 4.651 4,9 125.348 4.628 3,7 95.519 2.820 3,0
• Noord-Amerika 22.678 1.247 5,5 20.398 1.004 4,9 19.892 806 4,1
• Rest van de wereld 15.384 779 5,1 8.134 433 5,3 8.902 226 2,5
Achtergestelde schulden
• Nederland 12.862 564 4,4 12.074 567 4,7 10.822 518 4,8
• Noord-Amerika 3.127 197 6,3 4.307 280 6,5 4.974 333 6,7
• Rest van de wereld 489 52 10,6 411 21 5,1 674 43 6,4
Financiering handelsportefeuille – 76.063 – 3.053 4,0 – 63.967 – 2.493 3,9 – 46.446 – 1.790 3,9 Totaal rentedragende verplichtingen 477.697 21.477 4,5 471.959 18.149 3,8 422.996 15.030 3,6 Totaal rentedragende waardepapieren -
handelsdoeleinden 247.245 183.776 145.626 Subtotaal 724.942 655.735 568.622 Niet-rentedragende verplichtingen 205.862 152.582 146.862
Totaal eigen vermogen 2 25.637 22.827 18.089 Totaal gemiddelde passiva 956.441 21.477 2,2 831.144 18.149 2,2 733.573 15.030 2,0
1 In deze tabel zijn onder verplichtingen private en publieke sector ook professionele effectentransacties en spaargelden opgenomen.2 Eigen vermogen is met inbegrip van belang van derden.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
268
Mutaties in rentesaldi – analyse naar volume en renteDe onderstaande tabellen tonen, onderverdeeld naar rentedragende activa en rentedragende verplichtingen, de
mutaties in rentebaten en rentelasten als gevolg van volume- en rentewijzigingen voor 2007 versus 2006 en
voor 2006 versus 2005. De volume- en rentewijzigingen zijn berekend op basis van mutaties in gemiddelde
saldi en rentepercentages. Wijzigingen die het gecombineerde effect van volume en rente zijn, worden
proportioneel toegerekend.
Activa
(in miljoenen euro’s) 2007 versus Volume- en 2006 versus Volume- en
2006 rentewijzigingen 2005 rentewijzigingen
Mutatie Volume Rente Mutatie Volume Rente in in rentebaten rentebaten
Tegoeden bij centrale banken
• Nederland 61 2 59 66 18 48
• Noord-Amerika – 2 – 2 – 3 – 3
• Rest van de wereld – 4 5 – 9 42 – 137 179
Financiële beleggingen
• Nederland 388 – 103 491 291 292 – 1
• Noord-Amerika 45 37 8 – 35 – 45 10
• Rest van de wereld – 37 122 – 159 – 36 68 – 104
Kredieten en vorderingen bankiers
• Nederland 135 92 43 39 14 25
• Noord-Amerika – 133 – 133 – – 46 – 66 20
• Rest van de wereld 274 163 111 116 75 41
Kredieten en vorderingen private en publieke sector 1
• Nederland 1.024 522 502 622 800 – 178
• Noord-Amerika 556 530 26 326 138 188
• Rest van de wereld 2.105 1.170 935 2.236 1.355 881 4.412 2.405 2.007 3.624 2.512 1.112
1 (1)In deze tabel zijn onder kredieten en vorderingen ook professionele effectentransacties opgenomen.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
269
Verplichtingen
(in miljoenen euro’s) 2007 versus Volume- en 2006 versus Volume- en
2006 rentewijzigingen 2005 rentewijzigingen
Mutatie Volume Rente Mutatie Volume Rente in in rentelasten rentelasten
Financiële verplichtingen aangehouden voor handelsdoeleinden
• Nederland – – – – – –
• Noord-Amerika – – – – – –
• Rest van de wereld – 560 – 484 – 76 – 703 – 683 – 20
Verplichtingen bankiers
• Nederland 1.096 426 670 373 556 – 183
• Noord-Amerika 6 – 5 11 – 114 – 148 34
• Rest van de wereld – 55 81 – 136 252 118 134
Verplichtingen private en publieke sector 1
• Nederland 929 176 753 403 340 63
• Noord-Amerika 308 323 – 15 183 – 41 224
• Rest van de wereld 1.047 583 464 538 483 100
Uitgegeven schuldbewijzen 612 – 751 1.363 2.213 1.003 1.210
Achtergestelde schulden
• Nederland – 3 36 – 39 49 59 – 10
• Noord-Amerika – 83 – 75 – 8 – 53 – 44 – 9
• Rest van de wereld 31 5 26 – 22 – 15 – 7 3.328 315 3.013 3.119 1.628 1.536
1 Verplichtingen private en publieke sector zijn inclusief spaargelden.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
270
Brutorente, spreads en margesIn de onderstaande tabel zijn gegevens over brutorente, spreads en marges van ABN AMRO in 2007, 2006 en
2005 weergegeven.
Brutorente, spreads en marges
(in procenten) 2007 2006 2005
Brutorente 1
• Nederland 5,2 4,7 4,8
• Noord-Amerika 5,1 5,0 4,7
• Rest van de wereld 8,5 7,8 6,8
• Totaal groep 6,2 5,7 5,3
Rentespread 2
• Nederland 1,2 1,5 1,7
• Noord-Amerika 0,1 0,2 0,5
• Rest van de wereld 2,7 2,4 2,1
• Totaal groep 1,7 1,8 1,5
Nettorentemarge 3
• Nederland 0,9 0,7 1,5
• Noord-Amerika 0,5 0,5 0,3
• Rest van de wereld 1,2 1,1 0,9
• Totaal groep 0,9 0,9 0,9
1 De brutorente geeft de verdiende rente weer op de gemiddelde rentedragende activa.2 De rentespread is het verschil tussen de verdiende rente op de gemiddelde rentedragende activa en de verschuldigde rente op de gemiddelde
rentedragende verplichtingen.3 Nettorentebaten (rentesaldo) als percentage van gemiddelde totale activa.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
271
ActivaWaardepapierenBeleggingsportefeuilles
Voor een overzicht van de financiële beleggingen van ABN AMRO per 31 december 2007 en 2006 volgens IFRS
wordt verwezen naar punt 15 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Handelsportefeuilles
Voor een overzicht van de handelsportefeuille van ABN AMRO per 31 december 2007 en 2006 volgens IFRS
wordt verwezen naar punt 14 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Concentratie
De volgende posities van ABN AMRO waren per 31 december 2007 groter dan 10% van het eigen vermogen
van ABN AMRO:
(in miljoenen euro’s) Per 31 decenber 2007 2006 Duitse staat 16.817 2.760
Nederlandse staat 7.599 *
Franse staat 5.688 3.085
Italiaanse staat 4.696 1.844
Braziliaanse staat 4.539 5.647
Zuid-Koreaanse staat 3.549 *
Japanse staat * 3.085 * Niet van toepassing
Kredieten en vorderingen bankiersDe onderstaande tabel toont de kredieten en vorderingen bankiers.
Kredieten en vorderingen bankiers
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
• Nederland 11.309 15.290 11.256 10.058 7.926
• Noord-Amerika 1.325 2.488 4.304 5.729 6.313
• Rest van de wereld 163.062 117.041 93.075 68.071 44.561 Totaal kredieten en vorderingen bankiers 175.696 134.819 108.635 83.858 58.800
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
272
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de resterende looptijden van kredieten en vorderingen bankiers
per 31 december 2007.
(in millions of euros) Resterende looptijd
Per 31 december 2007
Korter dan 1 jaar Van 1 tot 5 jaar Langer dan 5 jaar Totaal
• Nederland 7.672 3.408 229 11.309
• Noord-Amerika 1.323 2 – 1.325
• Rest van de wereld 125.636 23.286 14.140 163.062 Totaal kredieten en vorderingen bankiers 134.631 26.696 14.369 175.696
Kredieten en vorderingen private en publieke sectorDe kredietportefeuille van ABN AMRO bestaat uit leningen, debetstanden in rekening-courant, financiële leases
aan overheden, bedrijven en particulieren en omgekeerde repotransacties. De geografische analyse van
kredieten is, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven, gebaseerd op de plaats van vestiging van de
kredietverlenende entiteit.
Kredieten en vorderingen private en publieke sector
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Overheid 5.739 11.567 7.461 6.059 5.494
Zakelijk 144.534 180.262 152.411 127.044 130.983
Particulier 121.763 135.484 122.708 107.124 107.706
Professionele effectentransacties 98.270 93.716 74.724 59.269 56.578
Multi-seller conduits 29.457 25.872 25.931 23.700 – Totaal kredieten – (bruto) 399.763 446.901 383.235 323.196 300.761 Voorziening voor bijzondere waardeverminderingen – 3.001 – 3.646 – 2.987 – 3.174 – 3.918 Totaal kredieten en vorderingen private en
publieke sector 396.762 443.255 380.248 320.022 296.843
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
273
De daling van het totaal kredieten van EUR 447 miljard naar EUR 400 miljard wordt met name veroorzaakt door
de rubricering van Antonveneta als aangehouden voor verkoop en door de verkoop van LaSalle.
(in miljoenen euro’s) Totaal kredieten en vorderingen private en publieke sector
naar BU per 31 december 2007
Zakelijk Particulier Professionele Overheid Multi- Totaal effecten- conduits transacties
Nederland 52.856 96.661 4.589 1.397 9.485 164.988
Europa 40.752 1.107 49.753 1.002 – 92.614
Noord-Amerika 8.887 – 43.402 77 13.970 66.336
Latijns-Amerika 18.226 11.889 1 350 – 30.466
Azië 17.413 3.539 515 2.851 6.002 30.320
Private Clients 4.626 4.808 10 – – 9.444
Group Functions – 2.532 – 62 – 2.594 Totaal 142.760 120.536 98.270 5.739 29.457 396.762
(in miljoenen euro’s) Totaal kredieten en vorderingen private en publieke sector
naar BU per 31 december 2006
Zakelijk Particulier Professionele Overheid Multi- Totaal effecten- conduits transactions
Nederland 56.014 93.873 1.663 3.240 3.930 158.720
Europa 49.836 11.205 40.755 1.236 2.170 105.202
Noord-Amerika 39.822 13.008 43.857 707 14.396 111.790
Latijns-Amerika 11.937 7.842 20 498 431 20.728
Azië 13.673 3.648 7.325 5.802 4.945 35.393
Private Clients 5.920 4.604 17 – – 10.541
Asset Management 14 1 – – – 15
Group Functions 713 1 80 72 – 866 Totaal 177.929 134.182 93.717 11.555 25.872 443.255
BU Nederland was per 31 december 2007 met 42% (2006: 36%) van het uitstaande kredietvolume de grootste
kredietverstrekker binnen de groep, gevolgd door BU Europa met 24% (2006: 24%). In 2006 was BU Noord-
Amerika nog goed voor 25% van het uitstaande kredietvolume, maar door de verkoop van LaSalle daalde dit in
2007 met 8% naar 17%. Voor een analyse van kredieten en vorderingen private en publieke sector naar regio
wordt verwezen naar punt 38 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Voor een analyse van de concentratie van kredietrisico uit hoofde van kredietfaciliteiten en afgegeven garanties
wordt verwezen naar punt 38 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
274
Uitstaande kredietenDe onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitstaande kredieten naar regio en klantgroep.
Uitstaande kredieten
(in millions of euros) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Nederland
• Overheid 1.547 3.286 2.300 1.055 1.128
• Zakelijk 60.189 55.951 56.182 53.788 52.990
• Particulier 102.378 97.600 94.603 88.585 84.382 Totaal Nederland 164.114 156.837 153.085 143.428 138.500 Rest van Europa
• Overheid 1.003 1.527 1.454 1.826 –
• Zakelijk 42.416 57.425 30.882 23.102 –
• Particulier 2.373 12.529 1.539 1.365 – Totaal Rest van Europa 45.792 71.481 33.875 26.293 – Noord-Amerika
• Overheid 77 677 735 792 898
• Zakelijk 9.525 42.179 44.693 35.460 38.185
• Particulier – 13.017 15.218 9.716 14.668 Totaal Noord-Amerika 9.602 55.873 60.646 45.968 53.751 Latijns-Amerika
• Overheid 350 507 596 82 –
• Zakelijk 14.085 10.095 8.024 4.714 –
• Particulier 12.601 8.320 7.270 4.246 – Totaal Latijns-Amerika 27.036 18.922 15.890 9.042 – Rest van de wereld
• Overheid 2.762 5.570 2.376 2.304 3.468
• Zakelijk 18.319 14.612 12.630 9.980 39.808
• Particulier 4.411 4.018 4.078 3.212 8.656 Totaal Rest van de wereld 25.492 24.200 19.084 15.496 51.932 Totaal kredieten (bruto) 272.036 327.313 282.580 240.227 244.183
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
275
LooptijdenDe onderstaande tabel bevat een looptijdenoverzicht van de uitstaande kredieten per 31 december 2007.
De resterende looptijden zijn bepaald op basis van de contractuele voorwaarden.
Kredieten - looptijden
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 Korter dan 1 jaar Van 1 tot 5 jaar Langer dan 5 jaar Totaal
Nederland
• Overheid 70 668 809 1.547
• Zakelijk 26.768 19.761 13.660 60.189
• Particulier 7.418 30.655 64.305 102.378 Totaal Nederland 34.256 51.084 78.774 164.114 Rest van Europa
• Overheid 705 234 64 1.003
• Zakelijk 21.290 13.263 7.863 42.416
• Particulier 1.412 590 371 2.373 Totaal Rest van Europa 23.407 14.087 8.298 45.792 Noord-Amerika
• Overheid 21 34 22 77
• Zakelijk 5.220 1.606 2.699 9.525
• Particulier – – – – Totaal Noord-Amerika 5.241 1.640 2.721 9.602 Latijns-Amerika
• Overheid 313 28 9 350
• Zakelijk 9.690 3.771 624 14.085
• Particulier 6.536 5.339 726 12.601 Totaal Latijns-Amerika 16.539 9.138 1.359 27.036 Rest van de wereld
• Overheid 2.715 – 47 2.762
• Zakelijk 14.085 3.620 614 18.319
• Particulier 1.657 2.065 689 4.411 Totaal Rest van de wereld 18.457 5.685 1.350 25.492 Totaal kredieten (bruto) 97.900 81.634 92.502 272.036
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
276
RentegevoeligheidDe volgende tabel geeft de rentegevoeligheid weer per 31 december 2007 van kredieten met een resterende
looptijd van één tot vijf jaar, evenals van kredieten met een resterende looptijd van meer dan vijf jaar,
onderverdeeld naar regio.
Kredieten - rentegevoeligheid
(in miljoenen euro’s) Variabele Rentevaste Vaste Totaal
rente 1 periode 2 rente 3
Resterende looptijd van 1 tot 5 jaar
Nederland
• Overheid – 24 644 668
• Zakelijk 3 5.652 14.106 19.761
• Particulier 96 9.840 20.719 30.655 Totaal Nederland 99 15.516 35.469 51.084 Rest van Europa
• Overheid 233 – 1 234
• Zakelijk 2.229 7.942 3.092 13.263
• Particulier 349 121 120 590 Totaal Rest van Europa 2.811 8.063 3.213 14.087 Noord-Amerika
• Overheid – 32 2 34
• Zakelijk 288 1.119 199 1.606
• Particulier – – – – Totaal Noord-Amerika 288 1.151 201 1.640 Latijns-Amerika
• Overheid 28 – – 28
• Zakelijk 1.694 439 1.638 3.771
• Particulier 14 138 5.187 5.339 Totaal Latijns-Amerika 1.736 577 6.825 9.138 Rest van de wereld
• Overheid – – – –
• Zakelijk 2.060 35 1.525 3.620
• Particulier 454 298 1.313 2.065 Totaal Rest of the World 2.514 333 2.838 5.685 Totaal (bruto) 7.448 25.640 48.546 81.634
1 Variabelrentende leningen zijn leningen met rente op basis van EURIBOR, LIBOR (London interbank offered rate) of de prime rate, evenals leningen met een rentevaste periode van maximaal 1 jaar.
2 Leningen met rentevaste periode zijn leningen waarbij de rente wordt gefixeerd voor een kortere periode dan de looptijd van de lening.3 Vastrentende leningen zijn leningen waarbij de rente wordt gefixeerd voor de gehele looptijd.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
277
Kredieten - rentegevoeligheid (vervolg)
(in miljoenen euro’s) Variabele Rentevaste Vaste Totaal
rente 1 periode 2 rente 3
Resterende looptijd meer dan vijf jaar
Nederland
• Overheid – 16 793 809
• Commercial 88 6.819 6.753 13.660
• Consumer 3.284 25.194 35.827 64.305 Totaal Nederland 3.372 32.029 43.373 78.774 Rest van Europa
• Overheid 58 – 6 64
• Commercial 2.351 4.891 621 7.863
• Consumer 34 280 57 371 Totaal Rest van Europa 2.443 5.171 684 8.298 Noord-Amerika
• Overheid – 22 – 22
• Commercial 54 1.927 718 2.699
• Consumer – – – – Totaal Noord-Amerika 54 1.949 718 2.721 Latijns-Amerika
• Overheid 9 – – 9
• Commercial 148 21 455 624
• Consumer 25 2 699 726 Totaal Latijns-Amerika 182 23 1.154 1.359 Rest van de wereld
• Overheid – – 47 47
• Commercial 144 34 436 614
• Consumer 333 332 24 689 Totaal Rest van de wereld 477 366 507 1.350 Totaal (bruto) 6.528 39.538 46.436 92.502
1 Variabelrentende leningen zijn leningen met rente op basis van EURIBOR, LIBOR (London interbank offered rate) of de prime rate, evenals leningen met een rentevaste periode van maximaal 1 jaar.
2 Leningen met rentevaste periode zijn leningen waarbij de rente wordt gefixeerd voor een kortere periode dan de gehele looptijd van de lening.3 Vastrentende leningen zijn leningen waarbij de rente wordt gefixeerd voor de gehele looptijd.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
278
Kredieten private sector naar soort zekerheidDe onderstaande tabel geeft voor de vermelde jaren een uitsplitsing van kredieten private sector naar soort
zekerheid. Ongedekte kredieten bevatten leningen waarvoor ABN AMRO het recht heeft zekerheden te
bedingen.
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Zakelijk
Garantie van overheden 5.335 5.417 4.404 8.135 11.382
Hypothecaire dekking 7.742 18.490 28.441 23.956 28.074
Effectendekking 2.606 2.039 3.487 764 1.006
Bankgaranties 9.163 2.954 3.121 3.029 3.113
Overige zekerheden 38.772 52.163 50.439 31.781 –
Ongedekt 80.916 99.199 62.519 59.379 87.408 Totaal zakelijk krediet 144.534 180.262 152.411 127.044 130.983
Particulier
Garantie van overheden 141 159 3 151 50
Hypothecaire dekking 93.982 103.272 93.826 79.639 80.794
Effectendekking 1.120 872 2.074 2.647 –
Bankgaranties 14 31 856 2.414 –
Overige zekerheden 10.274 12.062 7.077 7.354 –
Ongedekt 16.232 19.088 18.872 14.919 26.862 Totaal particulier krediet 121.763 135.484 122.708 107.124 107.706 Totaal kredieten private sector (bruto) 266.297 315.746 275.119 234.168 238.689 Totaal kredieten private sector (netto) 1 263.296 312.112 272.132 230.994 234.778
1 Het verschil tussen totaal kredieten private sector (bruto) en totaal kredieten private sector (netto) betreft de debiteurenvoorzieningen. Het voorzieningenbeleid van de bank wordt nader toegelicht in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Zakelijk krediet naar bedrijfstakIn 2006 veranderde ABN AMRO haar indeling naar bedrijfstak om deze beter te laten aansluiten op de interne
risicorapportages en te anticiperen op veranderingen wegens Bazel II. De cijfers over 2003 volgens Dutch
GAAP zijn niet vergelijkbaar met de IFRS-cijfers en zijn dan ook niet aangepast aan de gewijzigde
bedrijfstakindeling.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
279
De onderstaande tabel toont voor de vermelde jaren een analyse van zakelijk krediet naar bedrijfstak.
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 10.724 15.126 8.263 7.430
Vastgoed 11.197 23.712 26.301 21.477
Industrie 36.607 39.666 22.757 18.323
Energie 10.699 5.424 7.391 5.584
Financiële dienstverlening 22.562 21.407 22.555 20.967
Telecommunicatie, media & technologie 10.198 10.092 10.575 9.124
Consumenten (cyclisch) 22.242 43.775 36.673 29.771
Consumenten (niet-cyclisch) 16.975 16.204 12.291 10.618
Gezondheidszorg 3.330 4.856 5.605 3.750 Totaal zakelijk krediet (bruto) 144.534 180.262 152.411 127.044
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 11.202
Industrie 27.980
Bouw en vastgoed 19.025
Groot- en kleinhandel 18.329
Transport en communicatie 12.966
Financiële dienstverlening 22.086
Overige zakelijke dienstverlening 10.565
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 8.830 Totaal zakelijk krediet (bruto) 130.983
Kredietportefeuille naar regioOnderstaand volgt een analyse van de kredietportefeuille van ABN AMRO naar regio. De Nederlandse,
Europese (exclusief Nederland) en Noord-Amerikaanse kredietportefeuilles van ABN AMRO
vertegenwoordigden per 31 december 2007 gezamenlijk 81% (2006: 86%) van de totale kredietportefeuille.
Het resterende deel van de kredietportefeuille (gerubriceerd als ‘Rest van de wereld’) was per 31 december
2007 als volgt samengesteld: Azië 9% (2006: 8%), Latijns-Amerika 10% (2006: 6%) en Midden-Oosten en
Afrika minder dan 1% (2006: minder dan 1%).
Nederlandse kredietportefeuilleDe Nederlandse kredietportefeuille bestaat uit kredietfaciliteiten die door vestigingen van de bank in Nederland
zijn verstrekt. De onderstaande tabellen bevatten voor de vermelde jaren een analyse van de Nederlandse
kredietportefeuille naar vestigingsplaats van de kredietnemer, van de particuliere en zakelijke kredietportefeuille
naar soort zekerheid en van de zakelijke kredietportefeuille naar bedrijfstak van de kredietnemer.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
280
Nederland - kredietverlening naar klantgroep
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Overheid
• Nederland 297 421 480 601 577
• Rest van Europa 874 1.985 1.468 35 129
• Noord-Amerika – 300 – – –
• Rest van de wereld 376 580 352 419 422 Totaal kredieten publieke sector (bruto) 1.547 3.286 2.300 1.055 1.128
Private sector
• Nederland 141.087 136.362 135.842 129.379 125.922
• Rest van Europa 10.557 7.241 5.941 7.228 6.342
• Noord-Amerika 973 1.929 2.244 1.341 794
• Rest van de wereld 9.950 8.019 6.758 4.425 4.314 Totaal kredieten private sector (bruto) 162.567 153.551 150.785 142.373 137.372
Nederland - kredieten private sector naar soort zekerheid
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Zakelijk
Garantie van overheden 922 2.234 971 5.270 8.083
Hypothecaire dekking 344 3.660 11.209 10.602 12.353
Effectendekking 379 707 240 138 146
Bankgaranties 204 428 293 495 710
Overige zekerheden 16.730 15.394 16.012 1.585 –
Ongedekt 41.610 33.528 27.457 35.698 31.698 Totaal zakelijk krediet (bruto) 60.189 55.951 56.182 53.788 52.990
Particulier
Garantie van overheden 141 159 – – –
Hypothecaire dekking 92.158 83.006 77.412 69.060 65.096
Effectendekking 566 548 1.526 2.041 19.287
Bankgaranties 7 9 807 2.403 –
Overige zekerheden 3.853 6.221 2.545 4.290 –
Ongedekt 5.653 7.667 12.313 10.791 – Totaal particulier krediet (bruto) 102.378 97.610 94.603 88.585 84.382 Totaal kredieten private sector (bruto) 162.567 153.561 150.785 142.373 137.372
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
281
Nederland - zakelijk krediet naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) IFRS Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 3.494 6.480 3.552 2.978
Vastgoed 3.161 4.656 10.801 7.723
Industrie 15.535 9.524 3.215 4.604
Energie 2.466 666 892 948
Financiële dienstverlening 11.175 7.798 4.364 13.964
Telecommunicatie, media & technologie 3.120 1.945 1.465 1.366
Consumenten (cyclisch) 11.976 17.981 22.860 15.587
Consumenten (niet-cyclisch) 8.337 5.193 6.029 5.184
Gezondheidszorg 925 1.708 3.004 1.434 Totaal zakelijk krediet (bruto) 60.189 55.951 56.182 53.788
Nederland - zakelijk krediet naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 5.239
Industrie 8.932
Bouw en vastgoed 6.239
Groot- en kleinhandel 6.626
Transport en communicatie 3.527
Financiële dienstverlening 15.069
Overige zakelijke dienstverlening 3.996
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 3.362 Totaal zakelijk krediet (bruto) 52.990
Europese kredietportefeuilleDe Europese kredietportefeuille bestaat uit kredietfaciliteiten die door de Europese vestigingen van
ABN AMRO buiten Nederland zijn verstrekt. De onderstaande tabellen bevatten voor de vermelde jaren een
analyse van de Europese particuliere en zakelijke kredietportefeuille naar soort zekerheid en van de zakelijke
kredietportefeuille naar bedrijfstak van de kredietnemer.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
282
Europa - kredieten private sector naar soort zekerheid
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Zakelijk
Garantie van overheden 2.503 1.863 1.799 1.463 1.778
Hypothecaire dekking 6.646 1.710 1.153 453 1.684
Effectendekking 1.860 670 2.833 363 360
Bankgaranties 5.298 1.144 1.101 913 936
Overige zekerheden 10.108 6.580 8.656 9.368 –
Ongedekt 16.001 45.458 15.340 10.542 22.491 Totaal zakelijk krediet (bruto) 42.416 57.425 30.882 23.102 27.249
Particulier
Garantie van overheden – – 3 151 49
Hypothecaire dekking 337 6.243 251 183 185
Effectendekking 290 132 336 396 –
Bankgaranties 3 5 11 3 –
Overige zekerheden 313 1.736 455 109 –
Ongedekt 1.430 4.413 483 523 1.022 Totaal particulier krediet (bruto) 2.373 12.529 1.539 1.365 1.256 Totaal kredieten private sector (bruto) 44.789 69.954 32.421 24.467 28.505
Europa - zakelijk krediet naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 2.181 3.646 2.750 2.942
Vastgoed 6.325 5.902 1.423 411
Industrie 11.281 13.109 2.975 2.601
Energie 4.931 2.995 2.847 2.813
Financiële dienstverlening 6.075 7.577 6.587 2.921
Telecommunicatie, media & technologie 4.012 3.649 8.038 5.698
Consumenten (cyclisch) 3.095 14.156 4.269 3.637
Consumenten (niet-cyclisch) 3.251 5.438 1.292 1.590
Gezondheidszorg 1.265 953 701 489 Totaal zakelijk krediet (bruto) 42.416 57.425 30.882 23.102
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
283
Europa - zakelijk krediet naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 1.513
Industrie 6.115
Bouw en vastgoed 2.225
Groot- en kleinhandel 3.956
Transport en communicatie 4.680
Financiële dienstverlening 4.104
Overige zakelijke dienstverlening 3.214
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 1.442 Totaal zakelijk krediet (bruto) 27.249
Noord-Amerikaanse kredietportefeuilleDe onderstaande tabellen bevatten voor de vermelde jaren een analyse van de Noord-Amerikaanse particuliere
en zakelijke kredietportefeuille naar soort zekerheid en van de zakelijke kredietportefeuille naar bedrijfstak van
de kredietnemer. De daling in 2007 kan hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de verkoop van LaSalle.
Noord-Amerika - kredieten private sector naar soort zekerheid
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Zakelijk
Garantie van overheden 1.616 765 1.227 961 1.100
Hypothecaire dekking 22 12.688 15.724 12.565 13.658
Effectendekking – 77 73 63 264
Bankgaranties 36 13 871 288 466
Overige zekerheden 1.295 22.268 20.083 17.837 –
Ongedekt 6.556 6.368 6.715 3.746 22.697 Totaal zakelijk krediet (bruto) 9.525 42.179 44.693 35.460 38.185
Consumer
Garantie van overheden
Hypothecaire dekking – 12.694 14.750 9.311 14.128
Effectendekking – 32 33 33 –
Bankgaranties – – – 1 –
Overige zekerheden – 22 378 314 –
Ongedekt – 269 57 57 540 Totaal particulier krediet (bruto) – 13.017 15.218 9.716 14.668 Totaal kredieten private sector (bruto) 9.525 55.196 59.911 45.176 52.853
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
284
Noord-Amerika - zakelijk krediet naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 555 2.503 1.135 1.067
Vastgoed 191 11.849 10.516 10.704
Industrie 2.235 9.331 11.071 7.653
Energie 1.906 1.064 3.091 1.563
Financiële dienstverlening 2.173 3.694 7.937 2.660
Telecommunicatie, media & technologie 689 1.585 1.479 1.567
Consumenten (cyclisch) 845 7.216 5.523 6.703
Consumenten (niet-cyclisch) 632 3.251 2.745 2.243
Gezondheidszorg 299 1.686 1.196 1.300 Totaal zakelijk krediet (bruto) 9.525 42.179 44.693 35.460
Noord-Amerika - zakelijk krediet naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 3.506
Industrie 7.816
Bouw en vastgoed 9.922
Groot- en kleinhandel 5.605
Transport en communicatie 2.949
Financiële dienstverlening 1.974
Overige zakelijke dienstverlening 2.623
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 3.790 Total commercial loans (bruto) 38.185
Kredietportefeuille Rest van de wereldDe kredietportefeuille Rest van de wereld bestaat uit kredietfaciliteiten die door vestigingen wereldwijd buiten
Nederland, Europa en Noord-Amerika zijn verstrekt. De onderstaande tabellen bevatten voor de vermelde jaren
een analyse van de particuliere en zakelijke kredietportefeuille naar soort zekerheid en van de zakelijke
kredietportefeuille naar bedrijfstak van de kredietnemer.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
285
Rest van de wereld - kredieten private sector naar soort zekerheid
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Zakelijk
Garantie van overheden 294 555 407 441 421
Hypothecaire dekking 730 432 355 336 379
Effectendekking 367 585 341 200 236
Bankgaranties 3.625 1.369 856 1.333 1.001
Overige zekerheden 10.639 7.921 5.688 2.991 –
Ongedekt 16.749 13.845 13.007 9.393 10.522 Totaal zakelijk krediet (bruto) 32.404 24.707 20.654 14.694 12.559
Particulier
Garantie van overheden
Hypothecaire dekking 1.487 1.329 1.413 1.084 2
Effectendekking 264 160 179 177 1.386
Bankgaranties 4 17 38 7 –
Overige zekerheden 6.108 4.093 3.699 2.642 –
Ongedekt 9.149 6.739 6.019 3.548 6.012 Totaal particulier krediet (bruto) 17.012 12.338 11.348 7.458 7.400 Totaal kredieten private sector (bruto) 49.416 37.045 32.002 22.152 19.959
Rest van de wereld - zakelijk krediet naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 4.494 2.497 1.653 955
Vastgoed 1.520 1.305 927 679
Industrie 7.556 7.702 3.938 3.605
Energie 1.396 699 605 714
Financiële dienstverlening 3.139 2.338 4.163 965
Telecommunicatie, media & technologie 2.377 2.913 1.975 1.851
Consumenten (cyclisch) 6.326 4.422 4.452 3.651
Consumenten (niet-cyclisch) 4.755 2.322 2.257 1.803
Gezondheidszorg 841 509 684 471 Totaal zakelijk krediet (bruto) 32.404 24.707 20.654 14.694
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
286
Rest van de wereld - zakelijk krediet naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 944
Industrie 5.117
Bouw en vastgoed 639
Groot- en kleinhandel 2.142
Transport en communicatie 1.810
Financiële dienstverlening 939
Overige zakelijke dienstverlening 732
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 236 Totaal zakelijk krediet (bruto) 12.559
Analyse van kredietverliezen: debiteurenvoorzieningenNadere informatie omtrent het voorzieningenbeleid van ABN AMRO is opgenomen in de grondslagen en punt
18 van de geconsolideerde jaarrekening.
Dubieuze en non-performing kredieten
Kredieten worden als dubieus aangemerkt indien er twijfel bestaat over het vermogen van de debiteur om aan
zijn betalingsverplichtingen jegens ABN AMRO te voldoen in overeenstemming met de oorspronkelijke
contractvoorwaarden. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, wordt een voorziening voor bijzondere
waardevermindering bepaald op individuele basis of op portefeuillebasis. Kredieten waarop een bijzondere
waardevermindering op de kasstromen uit hoofdsom en/of rente is toegepast, worden als non-performing
aangemerkt.
Non-performing kredieten
IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Totaal non-performing kredieten (in miljoenen euro’s) 3.840 7.288 4.736 5.337
Non-performing kredieten / kredieten private
sector (bruto) 1,44% 2,31% 1,72% 2,28%
Debiteurenvoorzieningen / kredieten private
sector (bruto) 1,13% 1,15% 1,09% 1,36%
De omvang van de post non-performing kredieten daalde in 2007 met EUR 2.552 miljoen. De non-performing
kredieten als percentage van de totale kredietverlening aan de private sector (bruto) vertoonden een navenante
daling, namelijk van 2,31% in 2006 naar 1,44% in 2007. Ook de debiteurenvoorzieningen als percentage van de
kredietverlening aan de private sector gingen naar beneden.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
287
Voorzieningen kredieten
De onderstaande tabel toont het totaalbedrag dat uit hoofde van debiteurenvoorzieningen ten laste van het
resultaat is gebracht.
Ten laste van resultaat
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Bijzondere waardevermindering (per saldo) 1.704 1.411 614 607
De onderstaande tabel laat de samenstelling van de voorzieningen zien die ten laste van het resultaat zijn
gebracht.
Ten laste van resultaat
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Bijzondere waardevermindering (per saldo) 1 1.240
Bijzondere waardevermindering voor risico’s op overheden (per saldo) 34 Totaal bijzondere waardevermindering 1.274
1 Na ontvangsten op reeds afgeboekte vorderingen en vrijval. Zie ‘Verloop van debiteurenvoorzieningen’ hierna.
De volgende tabel geeft een geografische analyse van de totale bijzondere waardevermindering kredieten die
ten laste van het resultaat is gebracht.
Bijzondere waardevermindering kredieten
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Nederland 565 334 401 336 311
Noord-Amerika 32 – 16 – 177 116 586
Rest van de wereld 1.107 1.093 390 155 343 Totaal waardevermindering kredieten 1.704 1.411 614 607 1.240 Waardevermindering kredieten voor risico’s op overheden – – – – 34 Totaal waardevermindering kredieten 1.704 1.411 614 607 1.274 Waardevermindering kredieten t.o.v. kredieten private
sector 0,64% 0,45% 0,22% 0,26% 0,52%
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
288
Het niveau bijzondere waardeverminderingen werd in 2007 met EUR 293 miljoen ofwel 20,8% verhoogd ten
opzichte van 2006. In Nederland bedroeg de verhoging EUR 231 miljoen naar EUR 565 miljoen; dit
weerspiegelde de gewijzigde economisch omstandigheden en de bijzondere waardevermindering van
faciliteiten die aan een bepaald aantal grote zakelijke relaties waren verstrekt. In de regio Rest van de wereld
namen de bijzondere waardevermindering krediet enigzins toe met EUR 14 miljoen tot EUR 1.107 miljoen.
Verloop van debiteurenvoorzieningenDe volgende tabellen geven de samenstelling en het verloop van de debiteurenvoorzieningen en de
voorzieningen voor risico’s op overheden weer: afgeboekte bedragen (na ontvangsten op reeds afgeboekte
vorderingen), nieuwe voorzieningen ten laste van het resultaat (toevoegingen en vrijval) en de toename van de
voorziening voor niet-verantwoorde rente die is opgenomen bij de specifieke debiteurenvoorzieningen.
Debiteurenvoorzieningen
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Nederland 948 1.100 1.646 1.693 1.524
Noord-Amerika 186 353 180 361 388
Rest van de wereld 1.867 2.193 1.161 1.120 2.100 Totaal debiteurenvoorzieningen 3.001 3.646 2.987 3.174 4.012 Voorzieningen voor risico’s op overheden 1 – – – – 215 Totaal debiteurenvoorzieningen 3.001 3.646 2.987 3.174 4.227
1 Onder IFRS is er geen aparte voorziening voor risico’s op overheden. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de grondslagen in de geconsolideerde jaarrekening.
(in miljoenen euro’s) Bijzondere waarde per BU Totaal 2007 BU NL BU EU BU NA BU LA BU Azië Overig Totaal 2006 Totaal 2005
Bijzondere waardevermindering kredieten 1.704 406 75 33 964 228 – 2 1.411 614
Bijzondere waardevermindering kredienten / totale RGA (bp) 59 45 10 6 328 117 – 1 47 24
Gemiddelde RGA 289 91 78 56 29 19 15 302 260
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
289
Verloop van debiteurenvoorzieningen
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Stand per 1 januari 3.646 2.987 3.174 4.304 4.129
Acquisities, verkopen, valutaomrekenverschillen en
overige correcties – 998 268 196 – 579 – 331
Afboekingen
• Zakelijk krediet – 244 – 344 – 322 – 241 – 241
• Particulier krediet – 242 – 202 – 204 – 60 – 114 Totaal Nederland – 486 – 546 – 526 – 301 – 355 Noord-Amerika – 62 – 95 – 178 – 277 – 528
Rest van de wereld – 1.399 – 748 – 602 – 828 – 460 Totaal – 1.947 – 1.389 – 1.306 – 1.406 – 1.343 Ontvangsten op reeds afgeboekte vorderingen
Nederland
• Zakelijk krediet 116 9 6 16 11
• Particulier krediet – – 10 7 22 Totaal Nederland 116 9 16 23 33 Noord-Amerika 36 26 99 84 79
Rest van de wereld 397 218 121 63 134 Totaal 549 253 236 170 246
Afboekingen (per saldo) – 1.398 – 1.136 – 1.070 – 1.236 – 1.097 Subtotaal 1.250 2.119 2.300 2.489 2.701 Niet-verantwoorde rente 1 47 116 73 78 71
Nieuwe en verhoogde specifieke voorzieningen
• Nederland 764 514 470 525 384
• Noord-Amerika 104 131 241 295 686
• Rest van de wereld 1.899 1.448 683 421 786 Totaal 2.767 2.093 1.394 1.241 1.856 Vrijval van specifieke voorzieningen
• Nederland – 83 – 171 – 53 – 166 – 40
• Noord-Amerika – 36 – 121 – 319 – 95 – 21
• Rest van de wereld – 395 – 137 – 172 – 203 – 309 Totaal – 514 – 429 – 544 – 464 – 370 Ontvangsten op reeds afgeboekte vorderingen
• Nederland – 116 – 9 – 16 – 23 – 33
• Noord-Amerika – 36 – 26 – 99 – 84 – 79
• Rest van de wereld – 397 – 218 – 121 – 63 – 134 Totaal – 549 – 253 – 236 – 170 – 246 Nieuwe voorzieningen en verhogingen (netto) 1.704 1.411 635 607 1.240 Stand per 31 december 3.001 3.646 2.987 3.174 4.012
1 Niet-verantwoorde rente wordt hetzij (i) geboekt op een aparte rekening, hetzij (ii) direct geboekt onder de specifieke debiteurenvoorzieningen indien het om administratieve redenen niet mogelijk is om de rente als een specifieke openstaande rentevordering te boeken. Ontvangen rente op non-performing kredieten wordt pas als rentebaten verantwoord nadat de hoofdsom volledig is geïnd.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
290
De in 2007 afgeboekte bedragen, exclusief ontvangen op reeds afgeboekte vorderingen, namen toe met
EUR 558 miljoen tot EUR 1.947 miljoen. Deze stijging deed zich vooral voor in de regio Rest van de wereld, en
daarbinnen met name in Brazilië (plus EUR 652 miljoen naar EUR 1.400 miljoen).
Verloop van specifieke voorzieningen voor risico’s op overheden 1
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Stand per 1 januari 181
Valutaomrekenverschillen – 7
Voorzieningen ten laste van / vrijval ten gunste van resultaat 34
Overige mutaties 7 Stand per 31 december 215
1 Onder IFRS is er geen aparte voorziening voor risico’s op overheden.
Bijzondere waardevermindering van kredieten naar bedrijfstakIn 2006 veranderde ABN AMRO haar indeling naar bedrijfstak om deze beter te laten aansluiten op de interne
risicorapportages en te anticiperen op veranderingen wegens Bazel II. De cijfers over 2003 volgens Dutch
GAAP zijn niet vergelijkbaar met de IFRS-cijfers en zijn dan ook niet aangepast aan de gewijzigde
bedrijfstakindeling.
Debiteurenvoorzieningen naar bedrijfstakDe volgende tabellen geven een analyse van de debiteurenvoorzieningen naar bedrijfstak per 31 december van
de afgelopen vijf jaar.
Voorziening voor bijzondere waardevermindering van kredieten naar bedrijfstak
(n miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 109 115 165 212
Vastgoed 49 58 109 104
Industrie 558 338 173 284
Energie 72 103 79 231
Financiële dienstverlening 213 215 299 282
Telecommunicatie, media & technologie 69 72 81 87
Consumenten (cyclisch) 463 1.054 1.010 1.153
Consumenten (niet-cyclisch) 223 322 207 221
Gezondheidszorg 18 67 23 24 Totaal zakelijk krediet 1.774 2.344 2.146 2.598 Particulier krediet 1 1.227 1.302 841 576 Totaal voorzieningen 2 3.001 3.646 2.987 3.174
1 Zakelijk kredieten worden op individuele basis beoordeeld. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
2 Particuliere kredieten worden in het algemeen op portefeuillebasis beoordeeld. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
291
Voorziening voor bijzondere waardevermindering van kredieten naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 285
Industrie 1.077
Bouw en vastgoed 116
Groot- en kleinhandel 500
Transport en communicatie 375
Financiële dienstverlening 521
Overige zakelijke dienstverlening 238
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 334 Totaal zakelijk krediet 1 3.446 Particulier krediet 2 566 Totaal private sector 4.012
1 Zakelijke kredieten worden op individuele basis beoordeeld. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
2 Particuliere kredieten worden in het algemeen op portefeuillebasis beoordeeld. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Analyse van kredieten naar bedrijfstakDe volgende tabellen tonen een analyse van de kredieten aan de private sector naar bedrijfstak als percentage
van de totale private kredieten per 31 december van de afgelopen vijf jaar.
Kredieten naar bedrijfstak
(in percentages) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 7,4 8,3 5,4 5,9
Vastgoed 7,8 13,2 17,3 16,9
Industrie 25,3 22,0 14,9 14,4
Energie 7,4 3,0 4,9 4,4
Financiële dienstverlening 15,6 11,9 14,8 16,5
Telecommunicatie, media & technologie 7,1 5,6 6,9 7,2
Consumenten (cyclisch) 15,4 24,3 24,0 23,4
Consumenten (niet-cyclisch) 11,7 9,0 8,1 8,3
Gezondheidszorg 2,3 2,7 3,7 3,0 Totaal zakelijk krediet 100,0 100,0 100,0 100,0
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
292
Kredieten naar bedrijfstak
(in percentages) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 4,7
Industrie 11,7
Bouw en vastgoed 8,0
Groot- en kleinhandel 7,7
Transport en communicatie 5,4
Financiële dienstverlening 9,3
Overige zakelijke dienstverlening 4,4
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 3,7 Totaal zakelijk krediet 1 54,9 Particulier krediet 2 45,1 Totaal private sector 100,0
1 Zakelijke kredieten worden op individuele basis beoordeeld. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
2 Particuliere kredieten worden in het algemeen op portefeuillebasis beoordeeld. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Bijzondere waardevermindering kredieten naar bedrijfstakIn de volgende tabellen is een analyse gemaakt van de bijzondere waardevermindering kredieten naar
bedrijfstak in de afgelopen vijf jaar.
Bijzondere waardevermindering kredieten naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 26 44 – 97 – 2
Vastgoed 18 45 8 – 13
Industrie 202 83 – 10 73
Energie – 24 62 – 50 5
Financiële dienstverlening 114 71 98 40
Telecommunicatie, media & technologie 18 – 42 – 28 – 29
Consumenten (cyclisch) – 22 350 167 216
Consumenten (niet-cyclisch) 210 94 75 87
Gezondheidszorg – 113 – 52 59 68 Totaal zakelijk krediet 429 662 222 445 Particulier krediet 1.322 865 465 240 Totaal bijzondere waardevermindering kredieten 1.751 1.527 687 685 Waarvan niet- verantwoorde rente 47 116 73 78 Totaal specifieke bijzondere
waardevermindering kredieten (per saldo) 1.704 1.411 614 607
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
293
Bijzondere waardevermindering kredieten naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 119
Industrie 147
Bouw en vastgoed 20
Groot- en kleinhandel 137
Transport en communicatie 135
Financiële dienstverlening 57
Overige zakelijke dienstverlening 77
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 192 Totaal zakelijk krediet 1 884 Particulier krediet 2 427 Totaal bijzondere waardevermindering kredieten 1.311 Waarvan niet-verantwoorde rente 71 Totaal specifieke bijzondere waardevermindering kredieten (per saldo) 1.240
1 Zakelijk kredieten worden op individuele basis beoordeeld. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
2 Particuliere kredieten worden in het algemeen op portefeuillebasis beoordeeld. Nadere bijzonderheden zijn opgenomen in punt 18 van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.
Afboekingen naar bedrijfstakDe volgende tabellen tonen een analyse van de afgeboekte bedragen naar bedrijfstak in de afgelopen vijf jaar.
Afboekingen naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Grondstofindustrie 24 56 21 55
Vastgoed 12 26 13 20
Industrie – 44 91 117 209
Energie – 9 21 28 48
Financiële dienstverlening 83 68 39 47
Telecommunicatie, media & technologie 5 39 16 52
Consumenten (cyclisch) 128 194 150 276
Consumenten (niet-cyclisch) 51 103 68 89
Gezondheidszorg – 104 43 36 52
Overige 2 – – – Totaal zakelijk krediet 148 641 488 848 Totaal particulier krediet 1.250 495 582 388 Totaal afboekingen 1.398 1.136 1.070 1.236
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
294
Afboekingen naar bedrijfstak
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Landbouw, mijnbouw en energie 119
Industrie 195
Bouw en vastgoed 41
Groot- en kleinhandel 163
Transport en communicatie 55
Financiële dienstverlening 179
Overige zakelijke dienstverlening 100
Onderwijs, gezondheidszorg en overige diensten 61 Totaal zakelijk krediet 913 Particulier krediet 430 Totaal private sector 1.343
De afboekingen naar bedrijfstak namen per saldo toe met EUR 262 miljoen door enerzijds een daling van
EUR 493 miljoen in de zakelijke kredietportefeuille en anderzijds een stijging van EUR 755 miljoen in de
particuliere kredietportefeuille.
Non-performing overheidskredieten en gerelateerde specifieke voorzieningenDe volgende tabel toont per 31 december 2003 volgens Dutch GAAP de risicopositie van ABN AMRO in non-
performing overheidskredieten en gerelateerde specifieke voorzieningen.
Risico op overheden 1
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Risico op overheden / landenrisico 338
Specifieke voorzieningen voor risico op overheden / landenrisico – 215
Ten laste van het resultaat 34 Nettorisicopositie 157
Nettorisicopositie als percentage van groepsvermogen 0,39%
1 Onder IFRS is er geen aparte voorziening voor risico’s op overheden. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de grondslagen in de geconsolideerde jaarrekening.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
295
Mogelijke risico’s in de kredietportefeuilleDe onderstaande tabel geeft een analyse van de dubieuze kredieten van ABN AMRO in de afgelopen vijf jaar.
Dubieuze kredieten zijn alle kredieten die als dubieus of verloren worden beschouwd en waarvoor gewoonlijk
een specifieke voorziening is getroffen. Er hoeft echter nog geen sprake te zijn van betalingsachterstanden.
De bedragen worden gepresenteerd voor aftrek van de waarde van ontvangen zekerheden, specifieke
voorzieningen en niet-verantwoorde rente. Aangezien ABN AMRO op grond van de Nederlandse regelgeving
niet verplicht is om leningen volgens de definities van de SEC te rubriceren als ‘non-accrual’ (kredieten waarbij
de renteverantwoording is stopgezet), ‘accruing past due’ (achterstallige kredieten waarop nog wel rente wordt
verantwoord), ‘restructured’ (geherstructureerde kredieten) en ‘potential problem’ (potentiële
probleemkredieten), zijn de onderstaande tabellen gebaseerd op beschikbare gegevens.
Dubieuze kredieten
(in miljoenen euro’s) IFRS
Per 31 december 2007 2006 2005 2004
Non-performing kredieten 1
• Nederland 1.300 1.740 2.048 2.400
• Rest van Europa 461 3.940 628 864
• Noord-Amerika 777 719 933 1.402
• Latijns-Amerika 904 657 834 375
• Rest van de wereld 398 232 293 296 Totaal non-performing kredieten 3.840 7.288 4.736 5.337
Overige dubieuze kredieten 2
• Nederland 601 852 626 989
• Rest van Europa 26 13 14 24
• Noord-Amerika 37 6 153 152
• Latijns-Amerika 274 256 68 27
• Rest van de wereld 4 5 2 5 Totaal overige dubieuze kredieten 942 1.132 863 1.197 Totaal dubieuze kredieten 4.782 8.420 5.599 6.534
1 Onder IFRS zijn ‘non-performing’ kredieten dubieuze kredieten waarvoor er objectieve aanwijzingen zijn dat niet alle contractueel overeengekomen bedragen zullen worden geïnd en waarvoor een debiteurenvoorziening is gevormd.
2 ‘Overige dubieuze kredieten’ zijn potentiële probleemkredieten waarop ABN AMRO nog wel rente verantwoordt onder rentebaten.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
296
Dubieuze kredieten
(in miljoenen euro’s) Dutch Gaap
Per 31 december 2003
Non-accrual en non-performing kredieten 1
• Nederland 1.041
• Rest van Europa 1.255
• Noord-Amerika 1.092
• Latijns-Amerika 490
• Rest van de wereld 1.077 Totaal overige dubieuze kredieten 4.955
Dubieuze kredieten waarbij de renteverantwoording nog niet is stopgezet 2
• Nederland 1.718
• Rest van Europa 68
• Noord-Amerika 442
• Latijns-Amerika 143
• Rest van de wereld 82 Totaal dubieuze kredieten waarop nog rente wordt verantwoord 2.453 Totaal dubieuze kredieten 7.408
1 Op basis van Dutch GAAP zijn ‘non-performing’ kredieten dubieuze kredieten waarvan de renteverantwoording is stopgezet, hetgeen betekent dat de contractuele rente niet langer in de winst- en verliesrekening wordt verantwoord. Niet-verantwoorde rente wordt hetzij (i) geboekt op een aparte rekening, hetzij (ii) direct geboekt onder de specifieke debiteurenvoorzieningen indien het om administratieve redenen niet mogelijk is om de rente als een specifieke openstaande rentevordering te boeken. Ontvangen rente op non-performing kredieten wordt pas als rentebaten verantwoord nadat de hoofdsom volledig is geïnd.
2 Dit zijn potentiële probleemkredieten waarvoor ABN AMRO nog wel rente verantwoordt onder rentebaten.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
297
Geherstructureerde kredietenDe onderstaande tabel geeft een geografische onderverdeling van de geherstructureerde kredieten.
Geherstructureerde kredieten
(in miljoenen euro’s) IFRS Dutch
GAAP Per 31 december 2007 2006 2005 2004 2003
Geherstructureerde kredieten
Nederland 407 315 18 – –
Rest van de wereld 610 507 303 149 214 Totaal 1.017 822 321 149 214
Grensoverschrijdende uitstaande saldiDe activiteiten van ABN AMRO leiden tot omvangrijke posities in niet-lokale valuta’s. Grensoverschrijdende
uitstaande saldi worden bepaald op basis van het land van vestiging van de kredietnemer en bestaan uit
kredieten die luiden in andere valuta’s dan de lokale valuta van de kredietnemer. In de navolgende tabellen zijn
alle grensoverschrijdende uitstaande saldi opgenomen die per 31 december 2007, 2006, 2005 en 2004 meer
dan 1% van de totale activa vertegenwoordigden. Deze bedragen zijn niet gesaldeerd met eventuele wettelijk
afdwingbare schriftelijke garanties die door al dan niet lokale derden zijn afgegeven voor betalingen van
hoofdsom of rente. Per de vermelde data had ABN AMRO geen uitstaande saldi groter dan 1% van de totale
activa in landen waar als gevolg van de huidige omstandigheden liquiditeitsproblemen kunnen ontstaan die naar
verwachting wezenlijke gevolgen hebben voor de tijdige betaling van rente of hoofdsom. In de tabel zijn geen
niet uit balans blijkende posten opgenomen.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
298
Grensoverschrijdende uitstaande saldi
(in miljoenen euro’s, behalve percentages) IFRS Als % van Totaal- Bankiers Overheid Private totale bedrag sector activa
Per 31 december 2007
Verenigd Koninkrijk 10,16 104.248 37.807 58 66.383
Frankrijk 6,11 62.638 42.815 7.464 12.359
Duitsland 3,37 34.585 6.249 17.699 10.637
Verenigde Staten 2,56 26.212 10.184 3.731 12.297
Spanje 2,19 22.419 12.748 1.228 8.443
Italië 1,65 16.958 6.317 6.288 4.353
Japan 1,14 11.642 559 6.486 4.597
Ireland 1,07 11.022 2.835 211 7.976
België 0,86 8.806 2.505 2.718 3.583 Per 31 december 2006
Verenigd Koninkrijk 6,14 60.590 33.250 637 26.703
Frankrijk 5,35 52.817 31.904 7.177 13.736
Duitsland 4,19 41.313 12.348 23.463 5.502
Verenigde Staten 2,63 25.997 8.226 1.547 16.224
Italië 2,62 25.886 4.533 9.732 11.621
Spanje 1,73 17.110 13.015 1.229 2.866
Japan 1,14 11.271 651 7.872 2.748
Ireland 0,95 9.372 1.882 268 7.222
België 0,81 8.043 2.075 2.513 3.455 Per 31 december 2005
Verenigd Koninkrijk 5,29 46.570 21.200 210 25.160
Frankrijk 2,37 20.852 13.109 3.250 4.493
Duitsland 4,87 42.938 10.317 26.424 6.197
Verenigde Staten 2,59 22.771 3.915 3.361 15.495
Italië 2,49 21.920 6.240 11.532 4.148
Spanje 1,99 17.546 11.949 2.516 3.081
Japan 2,38 20.982 305 17.935 2.742
Zweden 0,85 7.509 2.355 3.005 2.149
Ireland 0,80 7.017 3.574 557 2.886
België 1,03 9.050 2.331 2.777 3.942 Per 31 december 2004
Verenigd Koninkrijk 5,08 30.920 13.505 1 17.414
Frankrijk 2,21 13.453 5.312 4.945 3.196
Duitsland 5,91 35.955 9.450 22.702 3.803
Verenigde Staten 2,21 13.424 3.746 3.004 6.674
Italië 2,09 12.716 3.678 5.295 3.743
Spanje 1,14 6.960 2.457 2.474 2.029
België 1,54 9.376 1.820 3.653 3.903
Zweden 1,39 8.478 1.699 4.183 2.596
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
299
Grensoverschrijdende uitstaande saldi tussen 0,75% en 1% van totale activaDe grensoverschrijdende uitstaande saldi bij kredietnemers in landen waar dergelijke uitstaande saldi tussen de
0,75% en 1% van de totale activa vertegenwoordigden, bedroegen per 31 december 2007 EUR 8.806 miljoen
(2006: EUR 17.415 miljoen), en hadden betrekking op uitstaande saldi in België (2006: Ierland en België).
KredietconcentratieEen van de voornaamste factoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van de winst van ABN AMRO en haar
kredietportefeuille, is de spreiding van kredieten naar regio, bedrijfstak en kredietnemer. Er is sprake van
concentratie als veranderingen in economische omstandigheden of andere factoren voor bepaalde
kredietnemers ongeveer dezelfde gevolgen kunnen hebben. Afgezien van de hierboven vermelde posities in
bedrijfstakken en regio’s per 31 december 2007 was er geen sprake van concentratie van kredieten groter dan
10% van de totale (bruto)kredietportefeuille van ABN AMRO.
VerplichtingenToevertrouwde middelen en kortlopende opgenomen gelden zijn in de balans opgenomen onder verplichtingen
bankiers, verplichtingen private en publieke sector en uitgegeven schuldbewijzen.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
300
Toevertrouwde middelenDe volgende tabel geeft voor de afgelopen drie boekjaren het gemiddelde bedrag en het gemiddelde
rentepercentage weer voor elke categorie toevertrouwde middelen die meer dan 10% van de totale
gemiddelde toevertrouwde middelen vertegenwoordigden. Alle direct opvraagbare tegoeden van ABN AMRO
in Nederland, zoals opgenomen in de onderstaande tabel, zijn rentedragend. ABN AMRO heeft in Nederland
geen niet-rentedragende direct opvraagbare tegoeden die meer dan 10% van de gemiddelde toevertrouwde
middelen bedragen. De geografische indeling is gebaseerd op de locatie van de vestiging waar de storting is
verricht.
(in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde bedrag percentage bedrag percentage bedrag percentage
Bankiers
Nederland
Termijndeposito’s 1 61.740 4,2% 51.287 3,2% 37.325 3,6%
Direct opvraagbare tegoeden /
rekening-courant 8.823 3,9% 7.290 3,0% 4.119 3,4%
Buiten Nederland
Termijndeposito’s 1 40.473 4,4% 38.005 4,2% 38.716 4,0%
Direct opvraagbare tegoeden /
rekening-courant 11.235 2,7% 11.845 2,8% 11.599 2,9%
Private en publieke sector
Nederland
Spaargelden 50.602 3,1% 48.372 2,6% 46.259 2,8%
Termijndeposito’s 39.410 4,1% 32.475 3,9% 28.501 3,8%
Direct opvraagbare tegoeden /
rekening-courant 44.519 2,9% 43.186 2,2% 40.241 2,1%
Overige 6.490 5,3% 11.044 3,4% 8.167 3,4%
Buiten Nederland
Spaargelden 21.681 6,0% 19.513 5,7% 15.894 4,6%
Termijndeposito’s 1 75.982 5,9% 53.878 5,6% 53.144 5,3%
Direct opvraagbare tegoeden /
rekening-courant 34.533 2,9% 33.652 3,5% 31.486 2,9%
Overige 7.931 5,0% 14.707 3,6% 13.208 5,2%
1 Met inbegrip van de activiteiten van ABN AMRO op het gebied van eurodollardeposito’s en professionele effectentransacties. Bij termijndeposito’s zijn de oorspronkelijke looptijd, de opzegtermijn en de verschuldigde rente vooraf met de tegenpartij overeengekomen.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
301
Deposito’s van USD 100.000 of meerPer 31 december 2007 stonden in de Verenigde Staten de volgende bedragen (gerangschikt naar resterende
looptijd) uit aan termijndeposito’s en certificates of deposit van USD 100.000 of meer (of de tegenwaarde
daarvan in andere valuta’s):
Deposito’s van USD 100.000 of meer
(in miljoenen euro’s) Per 31 december Per 31 december
2007 2006
3 maanden of korter 2.294 10.350
Langer dan 3 maanden, maar korter dan 6 maanden 52 3.607
Langer dan 6 maanden, maar korter dan 12 maanden 56 2.946
Langer dan 12 maanden 1.071 6.321 Totaal 3.473 23.224
Kortlopende opgenomen geldenKortlopende opgenomen gelden zijn leningen met een oorspronkelijke looptijd van één jaar of minder. Deze
worden in de geconsolideerde balans van ABN AMRO opgenomen onder verplichtingen bankiers,
verplichtingen private en publieke sector en uitgegeven schuldbewijzen. Kortlopende opgenomen gelden
waarbij het gemiddelde uitstaande bedrag gedurende de afgelopen drie boekjaren 30% of meer van het
geconsolideerde eigen vermogen per 31 december vertegenwoordigde, zijn opgenomen onder uitgegeven
schuldbewijzen en betreffen certificates of deposit en commercial paper. In de onderstaande tabel wordt een
analyse gegeven van de uitstaande bedragen en de verschuldigde rente op deze kortlopende opgenomen
gelden.
(in miljoenen euro’s, behalve percentages) IFRS 2007 2006 2005
Saldo jaarultimo 52.149 56.375 51.873
Gemiddeld saldo 52.966 55.494 44.878
Maximaal saldo maandultimo 59.185 58.771 55.905
Gemiddeld rentepercentage gedurende het jaar 4,8% 4,2% 2,6%
Gemiddeld rentepercentage jaarultimo 5,6% 4,8% 2,9%
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
302
Trendinformatie
De samenstelling van de baten van ABN AMRO en de structuur van de activa en verplichtingen worden
beïnvloed door de veranderende economische omstandigheden en de ontwikkelingen op de financiële
markten. Een aantal trends uit het tweede halfjaar van 2007 zette zich voort in het eerste kwartaal van 2008.
De Amerikaanse economie vertraagde verder en is, gezien de gepubliceerde macro-economische cijfers,
inmiddels mogelijk in een recessie beland. Ook de kredietcrisis verergerde in het eerste kwartaal van 2008.
De Amerikaanse Federal Reserve reageerde door de rente zeer agressief te verlagen. Bovendien zetten de
Federal Reserve en andere centrale banken hun gezamenlijke aanpak van de liquiditeitsproblemen op de
geldmarkten voort.
De Amerikaanse dollar daalde in waarde tegenover de meeste andere valuta’s. De rendementen op
overheidsobligaties daalden sterk. Als gevolg van de agressieve verruiming van het monetair beleid werd de
yieldcurve steiler. Deze ontwikkeling was al in 2007 begonnen. Anderzijds werden de creditspreads groter,
hetgeen erop duidt dat kredietnemers in de private sector niet verwachten dat hun kredietkosten in lijn met de
dalende rendementen op Amerikaanse Treasuries zullen afnemen. De volatiliteit op de aandelenmarkten hield
aan en de koersen gingen verder naar beneden.
Doordat de economie en het financiële stelsel gelijktijdig met problemen te kampen hebben, zijn de
vooruitzichten voor de korte termijn onzekerder dan normaal. Het economische klimaat zal waarschijnlijk lastig
blijven, hoewel het stimuleringspakket van de Amerikaanse regering enige steun zou moeten bieden wanneer
de maatregelen eenmaal effect beginnen te sorteren. Hoewel de financiële markten een erg somber
economisch scenario al hebben ingeprijsd, zullen de marktomstandigheden waarschijnlijk moeilijk blijven. Voor
een nadere analyse van de problemen worden beleggers verwezen naar het onderdeel ‘Risicofactoren’ in dit
jaarverslag.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
303
Niet in de balans opgenomen
entiteiten en postenABN AMRO heeft geen entiteiten en posten die niet in de balans zijn opgenomen en waarvan redelijkerwijs
verwacht mag worden dat zij een negatief effect van materiële betekenis kunnen hebben op de liquiditeit, de
beschikbaarheid van kapitaal of de vermogenseisen. Bovendien zijn de hedgingactiviteiten van ABN AMRO niet
speculatief van aard. Voor een bespreking van de mogelijke invloed van niet in de balans opgenomen
onherroepelijke faciliteiten en voorwaardelijke schulden wordt verwezen naar punt 34 van de toelichting op de
geconsolideerde jaarrekening.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
304
Het aandeel ABN AMROMaatschappelijk kapitaal
(in euro’s)
4.000.000.400 gewone aandelen van EUR 0,56 2.240.000.224
4.000.000.000 converteerbare preferente financieringsaandelen van EUR 0,56 2.240.000.000
100.000.000 converteerbare preferente aandelen van EUR 2,24 224.000.000 4.704.000.224
Geplaatste aandelen per 31 december 2007
(in euro’s)
1.936.847.516 gewone aandelen van EUR 0,56 1.084.634.609
1.369.815.864 converteerbare preferente financieringsaandelen van EUR 0,56 767.096.884
44.988 (voorheen converteerbare) preferente aandelen van EUR 2,24 100.773
Kerncijfers gewone aandelen
(in euro’s) 2007 2006
Slotkoersen
• hoog 37,98 25,92
• laag 24,20 20,46
• ultimo 37,05 24,35
Nettowinst per aandeel 1 5,32 2,50
Winst per aandeel na volledige verwatering 5,32 2,49
Uitkeringspercentage in % 2 – 46,0
Dividend per aandeel 0,58 1,15
Dividendrendement in % (ultimo) – 4,7
Vermogenswaarde per aandeel (ultimo) 16,04 12,73
Koers/winstverhouding (year-end) 7,0 9,7
Koers/vermogenswaarde in % (ultimo) 231,0 191,3 1 Berekend op basis van het gemiddelde aantal uitstaande gewone aandelen en gecorrigeerd voor kapitaaluitbreidingen.2 Verhouding tussen dividend en nettowinst per aandeel.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
305
Historisch overzicht dividend gewone aandelen
(in EUR) Volledig of aandelen als % van Aantal nieuwe Uitkerings- in nominale waarde aandelen percentage contanten (x 1.000)
Interimdividend 1996 0,20 1,9% gewone aandelen 8.968
Slotdividend 1996 0,27 1,6% gewone aandelen 14.697 45,4
Interimdividend 1997 0,24 1,4% gewone aandelen 11.882
Slotdividend 1997 0,30 1,3% gewone aandelen 13.058 45,5
Interimdividend 1998 0,27 1,4% gewone aandelen 13.451
Slotdividend 1998 0,30 1,4% gewone aandelen 14.046 46,9
Interimdividend 1999 0,30 1,2% gewone aandelen 8.339
Slotdividend 1999 0,50 2,2% gewone aandelen 13.990 46,5
Interimdividend 2000 0,40 1,4% gewone aandelen 14.293
Slotdividend 2000 0,50 2,2% gewone aandelen 19.508 55,2
Interimdividend 2001 0,45 2,3% gewone aandelen 19.554
Slotdividend 2001 0,45 2,2% gewone aandelen 19.298 58,8
Interimdividend 2002 0,45 2,8% gewone aandelen 25.068
Slotdividend 2002 0,45 3,0% gewone aandelen 23.599 59,2
Interimdividend 2003 0,45 2,8% gewone aandelen 26.412
Slotdividend 2003 0,50 3,0% gewone aandelen 28.151 49,0
Interimdividend 2004 0,50 2,9% gewone aandelen 28.855
Slotdividend 2004 0,50 2,7% gewone aandelen 32.334 40,8
Interimdividend 2005 0,50 2,6% gewone aandelen 29.237
Slotdividend 2005 0,60 2,8% gewone aandelen 32.822 45,3
Interimdividend 2006 0,55 2,6% gewone aandelen 30.488
Slotdividend 2006 0,60 1,7% gewone aandelen 18.204 46,0
Interimdividend 2007 0,58 – –
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
306
Inkoop van eigen aandelen De onderstaande tabel geeft een overzicht van in 2007 ingekochte aandelen.
Totaal aantal Gemiddelde prijs Totaal aantal Maximum ingekochte per aandeel ingekochte aantal nog in te aandelen 1 aandelen in het kopen aandelen kader van openbaar in het kader van gemaakte regelingen regelingen of of programma’s programma’s
1 januari 2007 – 31 januari 2007 – – – 50.310.684
1 februari 2007 – 28 februari 2007 4.915.000 26.11 4.915.000 45.395.684
1 maart 2007 – 31 maart 2007 10.977.113 28.62 10.977.113 34.418.571
1 april 2007 – 30 april 2007 2.042.427 32.11 2.042.427 32.761.144
1 mei 2007 – 31 mei 2007 15.040.776 35.54 15.040.776 17.335.368
1 juni 2007 – 30 juni 2007 5.618.199 35.36 5.618.199 11.717.169
1 juli 2007 – 31 juli 2007 11.717.169 35.35 11.717.169
1 augustus 2007 – 31 augustus 2007 – – – –
1 september 2007 – 30 september 2007 – – – –
1 oktober 2007 – 31 oktober 2007 – – – –
1 november 2007 – 30 november 2007 2.278.765 36.88 – –
1 december 2007 – 31 december 2007 2.922.884 36.88 – – Totaal 55.512.333 33.28 50.310.684 –
1 De inkopen vonden grotendeels gespreid over alle werkdagen van de maand plaats.
Het totaalbedrag van ingekochte aandelen in 2007 was niet groter dan 10% van het geplaatste kapitaal van
ABN AMRO. In de loop van 2007 kocht ABN AMRO in totaal 55,5 miljoen eigen aandelen in. Op 12 februari 2007
kondigde ABN AMRO de start aan van een aandeleninkoopprogramma van EUR 1 miljard, dat in de eerste helft
van 2007 werd voltooid door middel van de inkoop van 31,6 miljoen eigen aandelen. De neutralisering van het
slotdividend 2006 in de vorm van aandelen resulteerde in de inkoop van nog eens 18,2 miljoen aandelen. Verder
werden er 0,5 miljoen aandelen ingekocht om het effect van de uitoefening van personeelsopties in de tweede
helft van 2006 te neutraliseren, en nog eens 5,2 miljoen aandelen in verband met een transactie met derden.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van in 2006 ingekochte aandelen.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
307
Totaal aantal Gemiddelde prijs Totaal aantal Maximum ingekochte per aandeel ingekochte aantal nog in te aandelen 1 aandelen in het kopen aandelen kader van openbaar in het kader van gemaakte regelingen regelingen of of programma’s programma’s
1 januari 2006 – 31 januari 2006 – – – 95,899,360
1 februari 2006 – 28 februari 2006 530,000 24.57 530,000 95,369,360
1 maart 2006 – 31 maart 2006 2,795,907 24.06 2,795,907 92,573,453
1 april 2006 – 30 april 2006 14,076,165 24.26 14,076,165 78,497,288
1 mei 2006 – 31 mei 2006 7,965,000 22.41 7,965,000 70,532,288
1 juni 2006 – 30 juni 2006 – – – 70,532,288
1 juli 2006 – 31 juli 2006 – – – 70,532,288
1 augustus 2006 – 31 augustus 2006 10,835,000 21.36 10,835,000 59,697,288
1 september 2006 – 30 september 2006 8,770,000 21.96 8,770,000 50,927,288
1 oktober 2006 – 31 oktober 2006 14,431,794 23.18 14,431,794 36,495,494
1 november – 30 november 2006 22,941,131 22.94 22,941,131 13,554,363
1 december 2006 – 31 december 2006 13,554,363 23.53 13,554,363 – Totaal 95,899,360 22.98 95,899,360 –
1 De inkopen vonden grotendeels gespreid over alle werkdagen van de maand plaats.
ABN AMRO kondigde diverse programma’s voor de inkoop van eigen aandelen aan:
• op 14 december 2005 werd bekendgemaakt dat tot uiterlijk 30 juni 2006 aandelen voor een totaalbedrag van
EUR 600 miljoen zouden worden ingekocht;
• op 14 december 2005 werd bekendgemaakt dat tot uiterlijk 31 december 2006 zoveel aandelen zouden
worden ingekocht als nodig om het verwateringseffect van het interimstockdividend te neutraliseren;
• op 9 februari 2006 werd bekendgemaakt dat tot uiterlijk 31 december 2006 zoveel aandelen zouden worden
ingekocht als nodig in verband met de uitoefening van personeelsopties in 2006;
• op 15 augustus 2006 werd bekendgemaakt dat tot uiterlijk 31 december 2006 aandelen voor een
totaalbedrag van EUR 750 miljoen zouden worden ingekocht.
Marktkapitalisatie
(ultimo, in miljoenen euro’s) 2007 2006 2005
Gewone aandelen (uitstaand) 68.325 45.140 41.483
Converteerbare preferente financieringsaandelen 760 767 767
(Voorheen converteerbare) preferente aandelen 1 1 1 69.086 45.908 42.251 Marktkapitalisatie als % van totale beurswaarde van alle
beursgenoteerde Nederlandse gewone aandelen 10,56% 8,00% 7,90%
Dagomzet gewone aandelen in 2007
(in duizenden) Euronext NYSE
Amsterdam (ADR’s)
Hoog 130.411 9.490
Laag 16 1
Gemiddeld 18.616 833
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
308
Markten Per 31 december 2007 was het gewone aandeel ABN AMRO Holding N.V. genoteerd aan de beurzen van
Amsterdam en New York. De notering van de gewone aandelen ABN AMRO op de Eurolist van Euronext
Brussel werd per 26 april 2007 beëindigd en op de Eurolist van Euronext Parijs per 11 juni 2007.
Op de beurs van New York zijn de aandelen beschikbaar in de vorm van American Depositary Shares, die
worden vertegenwoordigd door American Depositary Receipts (ADR’s), waarbij één ADR één gewoon aandeel
vertegenwoordigt. Ultimo 2007 bedroeg het aantal uitstaande ADR’s 23.540 (ultimo 2006: 65.388.677).
De certificaten van converteerbare preferente financieringsaandelen zijn niet ter beurze genoteerd. De
(voorheen converteerbare) preferente aandelen zijn genoteerd op Euronext Amsterdam.
In 2007 is het aantal uitstaande gewone aandelen met 9,7 miljoen afgenomen van 1.853,8 miljoen naar 1.844,1
miljoen. Deze daling was het netto-effect van enerzijds de inkoop van eigen aandelen (55,5 miljoen) en
anderzijds de uitkering van stockdividenden (18,2 miljoen aandelen) en de uitoefening van personeelsopties
(27,6 miljoen aandelen).
Het gemiddelde aantal uitstaande gewone aandelen bedroeg 1.851,3 miljoen (2006: 1.882,5 miljoen). In de
berekening tellen de in de loop van het jaar uitgegeven aandelen tijdsevenredig mee vanaf de datum van
uitgifte.
Het aantal uitstaande converteerbare preferente financieringsaandelen bleef ongewijzigd 1.369.815.864 met
een nominale waarde van EUR 0,56 elk. Ultimo 2007 werden 13,3 miljoen aandelen teruggekocht, waarna het
aantal uitstaande aandelen 1.356,5 miljoen bedroeg. Deze aandelen kunnen onder bepaalde voorwaarden in
gewone aandelen geconverteerd worden (voor bijzonderheden wordt verwezen naar de internetsite). Het
aantal uitstaande (voorheen converteerbare) preferente aandelen met een nominale waarde van EUR 2,24 elk
bleef ongewijzigd 44.988.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
309
KoersinformatieDe onderstaande tabel toont, voor de aangegeven perioden, de hoogste en laagste koers voor de gewone
aandelen zoals gepubliceerd in de Officiële Prijscourant van Euronext Amsterdam en de hoogste en laagste
koers voor de American Depositary Shares op de New York Stock Exchange. Verschillen tussen de koers van de
gewone aandelen en die van de American Depositary Shares voor de aangegeven perioden zijn hoofdzakelijk
het gevolg van schommelingen in de USD-EUR wisselkoers.
Koersinformatie
Gewone aandelen American Depositary Shares Hoog Laag Hoog Laag (in EUR) (in USD)
Jaar:
2007 37,98 24,20 54,51 30,63
2006 25,92 20,46 32,60 25,57
2005 22,34 18,27 27,86 22,95
2004 19,79 16,47 26,65 19,67
2003 18,88 11,93 23,48 13,39
2002 22,78 10,45 20,32 10,54 Periode:
Februari 2008 38,44 37,10 57,99 54,65
Januari 2008 37,81 36,15 57,17 52,72
December 2007 37,10 35,90 54,51 51,69
November 2007 36,86 36,00 54,46 51,91
Oktober 2007 37,98 37,31 54,24 52,98
September 2007 36,95 33,09 52,50 45,82
2007 Eerste kwartaal 32,75 24,20 42,77 30,63
Tweede kwartaal 36,75 32,10 49,21 41,78
Derde kwartaal 37,15 31,85 52,50 43,00
Vierde kwartaal 37,98 35,90 54,51 51,69
2006 Eerste kwartaal 25,92 21,62 31,34 26,17
Tweede kwartaal 24,98 20,56 30,93 25,57
Derde kwartaal 23,00 20,46 29,22 25,75
Vierde kwartaal 24,72 22,53 32,60 28,93
Aandeelhouders Op 17 oktober 2007 werd ABN AMRO Holding N.V. overgenomen door een consortium bestaande uit The Royal
Bank of Scotland Group, Santander en Fortis. Ultimo 2007 was het consortium in het bezit van 99,04% van alle
gewone aandelen ofwel 99,34% van het totale geplaatste aandelenkapitaal.
AdministratiekantoorDe Stichting Administratiekantoor Preferente Financieringsaandelen ABN AMRO Holding (het
‘Administratiekantoor’) is een entiteit volgens Nederlands recht zonder aandeelhouders of andere leden, die
vergelijkbaar is met een trust of stichting. Het Administratiekantoor benoemt zelf de leden van zijn Bestuur.
Inmiddels is besloten dat tot liquidatie van het Administratiekantoor zal worden overgegaan nadat dit heeft
meegewerkt aan de omwisseling van de certificaten in converteerbare preferente financieringsaandelen en aan
de uitkoopprocedure en de daaropvolgende betalingen aan certificaathouders via het Administratiekantoor. De
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
310
door RFS Holdings verworven certificaten zijn al omgewisseld in converteerbare preferente
financieringsaandelen.
Per 31 december 2007 was het Bestuur van het Administratiekantoor als volgt samengesteld:
Naam Functie
J.H. Ubas (voorzitter) Voormalig Investment Manager ING Groep N.V.
J.M. Overmeer Lid van de Raad van Bestuur van Aegon Nederland N.V.
C.W.H. Bruggeman Voormalig Directeur Corporate Finance ABN AMRO Bank N.V.
Geen van de leden van het Bestuur van het Administratiekantoor heeft een leidinggevende functie bij, of een
andere relatie van materieel belang met, ABN AMRO Holding N.V. of haar dochterondernemingen of andere
groepsmaatschappijen.
BeursnoteringenPer 31 december 2007 was het gewone aandeel ABN AMRO Holding N.V. genoteerd aan de beurzen van
Amsterdam en New York.
Op de beurs van New York zijn de aandelen beschikbaar in de vorm van American Depositary Shares, die
worden vertegenwoordigd door American Depositary Receipts (ADR’s), waarbij één ADR één gewoon aandeel
vertegenwoordigt. Ultimo 2007 bedroeg het aantal uitstaande ADR’s 23.540 (ultimo 2006: 65.388.677).
De certificaten van converteerbare preferente financieringsaandelen zijn niet ter beurze genoteerd.
De (voorheen converteerbare) preferente aandelen zijn genoteerd op Euronext Amsterdam.
Ontwikkeling van aandelenkapitaalIn 2007 is het aantal uitstaande gewone aandelen met 9,7 miljoen afgenomen van 1.853,8 miljoen naar 1.844,1
miljoen.
Het gemiddelde aantal uitstaande gewone aandelen bedroeg 1.851,3 miljoen (2006: 1.882,5 miljoen). In de
berekening tellen de in de loop van het jaar uitgegeven aandelen tijdsevenredig mee vanaf de datum van
uitgifte.
Het aantal uitstaande converteerbare preferente financieringsaandelen bleef ongewijzigd 1.369.815.864 met
een nominale waarde van elk EUR 0,56. Deze aandelen kunnen onder bepaalde voorwaarden in gewone
aandelen geconverteerd worden (voor bijzonderheden wordt verwezen naar de internetsite). Het aantal
uitstaande (voorheen converteerbare) preferente aandelen met een nominale waarde van EUR 2,24 elk bleef
ongewijzigd 44.988.
DividendbeleidHet interimdividend is aan de aandeelhouders uitgekeerd.
Certificaten van preferente aandelen Ultimo 2007 stonden er 1.369,8 miljoen certificaten van converteerbare preferente financieringsaandelen van
elk EUR 0,56 nominaal uit. Jaarlijks wordt een contant dividend uitgekeerd van EUR 0,02604 per converteerbaar
preferent financieringsaandeel ofwel 4,65% van de nominale waarde van elk EUR 0,56. Het dividendpercentage
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
311
voor (certificaten van) converteerbare preferente financieringsaandelen is per 30 september 2004 vastgesteld
op 4,65%. Per 1 januari 2011 en vervolgens iedere tien jaar nadien zal het dividendpercentage worden herzien
op basis van het rekenkundig gemiddelde van 10-jaars eurorenteswaps, verhoogd met een opslag van minimaal
25 basispunten en ten hoogste 100 basispunten, afhankelijk van de heersende marktomstandigheden.
Per 31 december 2007 stonden er 44.988 (voorheen converteerbare) preferente aandelen van EUR 2,24
nominaal uit. Per 1 januari 2004 geven deze aandelen jaarlijks recht op een contant dividend van EUR 0,95 per
aandeel ofwel 3,3231% van het bij uitgifte gestorte bedrag van EUR 28,588,15. Het dividendpercentage zal per
1 januari 2014, en vervolgens iedere tien jaar nadien, worden aangepast aan het alsdan bepaalde effectieve
rendement op Nederlandse staatsleningen met een (resterende) looptijd van negen tot tien jaar, eventueel
verhoogd met een opslag of verlaagd met een afslag van maximaal 100 basispunten.
GrootaandeelhoudersDe Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen (de Wet) trad op 1 oktober
2006 in werking voor wat betreft de meldingsvereisten voor beleggers. De Wet werd vervolgens geïntegreerd
in de nieuwe Wet op het financieel toezicht, die op 1 januari 2007 in werking is getreden.
De Wet behelst de verankering van een aantal bepalingen van de EU-Transparantierichtlijn in de Nederlandse
wet. Het doel van de Wet is de transparantie van belangen in een vennootschap waarvan de aandelen zijn
toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, te vergroten en de procedure voor het melden van
een dergelijk belang te vereenvoudigen. Met dit oogmerk is in de Wet bepaald dat een belegger, wanneer zijn
aandelenbelang of stemrecht als gevolg van de actieve verwerving of vervreemding van aandelen een bepaalde
drempelwaarde bereikt of overschrijdt of onderschrijdt, verplicht is dit te melden aan de Autoriteit Financiële
Markten (AFM).
Certificaten van preferente aandelen worden door het Administratiekantoor uitgegeven. Ultimo 2007 hield het
Administratiekantoor 16.697.030 preferente aandelen ofwel 100% van de uitstaande preferente aandelen. De
preferente aandelen die door het Administratiekantoor in administratie worden gehouden, vertegenwoordigen
op basis van het geplaatste nominale aandelenkapitaal per 31 december 2007 0,5159% van het totale kapitaal
van de nieuw uitgegeven preferente financieringsaandelen, maar het feitelijke stemrecht dat op de (certificaten
van) preferente aandelen kan worden uitgeoefend, bedraagt 0,0148% van het totale geplaatste kapitaal.
RFS Holdings B.V.RFS Holdings B.V. is een Nederlandse holdingmaatschappij waarover de zeggenschap wordt uitgeoefend door
RBS, Fortis en Santander. RFS Holdings verwierf een meerderheidsbelang in ABN AMRO na een bod waarbij
RFS Holdings in het bezit kwam van het merendeel van de uitstaande aandelen in ABN AMRO Holding N.V.. Het
bod werd op 10 oktober 2007 gestand gedaan en op 17 oktober 2007 afgewikkeld.
Wettelijke uitkoopprocedureOp 22 november 2007 startte RFS Holdings een wettelijke uitkoopprocedure op grond van artikel 2:92a van het
Burgerlijk Wetboek door aan aandeelhouders met een minderheidsbelang in de vorm van gewone aandelen,
voorheen converteerbare preferente aandelen en (certificaten van) converteerbare preferente
financieringsaandelen een dagvaarding te betekenen. De Ondernemingskamer van het Gerechtshof te
Amsterdam is verzocht om de prijs te bepalen op EUR 37,78 per gewoon aandeel, op EUR 27,65 per voorheen
converteerbaar preferent aandeel en op EUR 0,59 per converteerbaar preferent financieringsaandeel, te
vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 oktober 2007. Het is nog niet bekend wanneer de
Ondernemingskamer uitspraak zal doen, maar naar verwachting zal dit in de loop van 2008 geschieden.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
312
StatutenHieronder volgt een beknopte weergave van belangrijke informatie met betrekking tot het aandelenkapitaal van
de holding, waaronder ook een samenvatting van een aantal bepalingen uit de statuten en de op de betreffende
datum toepasselijke Nederlandse wetgeving. De statuten zijn voor het laatst gewijzigd bij notariële akte
verleden voor mr. R.J.C. van Helden, notaris te Amsterdam, op 9 juni 2005. De verklaring van geen bezwaar van
het ministerie van Justitie inzake de statutenwijzigingen werd verstrekt door het ministerie van Justitie onder
nummer N.V. 385.573.
AandelenkapitaalVolgens de statuten bedraagt het maatschappelijk kapitaal van de holding EUR 4.704.000.224 nominaal. Het
bestaat uit (1) vier miljard en vierhonderd gewone aandelen van elk nominaal EUR 0,56, (2) honderd miljoen in
gewone aandelen converteerbare preferente aandelen (‘converteerbare preferente aandelen’) van elk nominaal
EUR 2,24, onderverdeeld in een serie van twintig miljoen aandelen en acht series van tien miljoen aandelen, en
(3) vier miljard in gewone aandelen converteerbare preferente financieringsaandelen (‘converteerbare
preferente financieringsaandelen ‘) van elk EUR 0,56 nominaal, onderverdeeld in een serie van een miljard en
zeshonderd miljoen aandelen en zes series van vierhonderd miljoen aandelen.
Uitgifte van aandelenDe Raad van Bestuur kan bij besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders worden aangewezen als
het bevoegde orgaan om van tijd tot tijd gewone aandelen, preferente aandelen en converteerbare preferente
aandelen uit te geven (of rechten te verlenen tot het nemen van deze soorten aandelen). Deze bevoegdheid is
onder voorbehoud van goedkeuring door de Raad van Commissarissen en is op dit moment verder beperkt tot
onder meer een gezamenlijk maximum van 10% van het geplaatste kapitaal van de holding per 26 april 2007,
terwijl in het algemeen de koers niet beneden pari mag zijn. De huidige bevoegdheid van de Raad van Bestuur
tot de uitgifte van aandelen loopt af per 31 oktober 2008, behoudens verlenging door de Algemene Vergadering
van Aandeelhouders van de Holding in overeenstemming met de statuten voor een periode van steeds
maximaal vijf jaar. Indien de bevoegdheid van de Raad van Bestuur tot uitgifte van aandelen verstrijkt, is voor de
uitgifte van aandelen een besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders vereist, op voorstel van de
Raad van Bestuur met voorafgaande goedkeuring van de Raad van Commissarissen. De Raad van Bestuur is
ook gemachtigd door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders om voorkeursrechten met betrekking tot
gewone aandelen en converteerbare preferente aandelen en het verlenen van rechten tot het nemen van deze
aandelen te beperken of uit te sluiten. Uitsluitend houders van gewone aandelen hebben voorkeursrechten.
Gewone aandelen Elk gewoon aandeel geeft recht op één stem. Er gelden geen wettelijke of statutaire beperkingen voor het recht
van niet-ingezetenen van Nederland om gewone aandelen in de vennootschap te houden of daarvoor het
stemrecht uit te oefenen. Houders van gewone aandelen hebben recht op dividend voor zodanige bedragen en
op zodanige tijdstippen als door de holding wordt vastgesteld ten laste van de daarvoor beschikbare gelden. In
euro betaalbare contante dividenden op gewone aandelen in de holding mogen officieel uit Nederland worden
overgeboekt en in een andere convertibele valuta worden omgewisseld. Houders van gewone aandelen
hebben bepaalde voorkeursrechten. Zie hierna onder ‘Voorkeursrechten van aandeelhouders’.
Gewone aandelen luiden op naam of aan toonder. Gewone aandelen aan toonder kunnen worden belichaamd in
een verzamelbewijs. Voor dergelijke gewone aandelen aan toonder worden geen aandeelbewijzen afgegeven.
Voor gewone aandelen op naam worden evenmin aandeelbewijzen afgegeven. Het hoofdbetaalkantoor voor de
gewone aandelen in Nederland is ABN AMRO Bank.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
313
Converteerbare preferente aandelenTot 31 oktober 2003 kon elk converteerbaar preferent aandeel worden geconverteerd in één gewoon aandeel.
Thans staan nog slechts 44.988 voorheen converteerbare preferente aandelen uit. Er gelden geen wettelijke of
statutaire beperkingen voor het recht van niet-ingezetenen van Nederland om converteerbare preferente
aandelen in de vennootschap te houden of daarvoor het stemrecht uit te oefenen.
Elk converteerbaar preferent aandeel geeft recht op vier stemmen. Houders van converteerbare preferente
aandelen hebben recht op preferent dividend zoals vastgelegd in de statuten en hebben bepaalde
voorkeursrechten in geval van liquidatie. Zie hierna onder respectievelijk ‘Dividend’ en ‘Rechten bij liquidatie’.
Preferente aandelen De (certificaten) van preferente aandelen worden beheerd door Stichting Administratiekantoor Preferente
Financieringsaandelen ABN AMRO Holding (het Administratiekantoor). Omdat RFS Holdings bijna alle
preferente aandelen heeft verworven, bezat het Administratiekantoor ultimo 2007 nog slechts 16.697.030
preferente aandelen. Het Administratiekantoor heeft tegenover de in zijn bezit zijnde aandelen in de
vennootschap certificaten uitgegeven waaruit blijkt dat de certificaathouder de uiteindelijke eigenaar is van de
betreffende preferente aandelen. De preferente aandelen hebben dezelfde nominale waarde als de gewone
aandelen, namelijk elk EUR 0,56. De preferente aandelen luiden op naam.
De aan de preferente aandelen verbonden stemrechten worden, ondanks het feit dat deze formeel berusten bij
het Administratiekantoor, in de praktijk door de certificaathouders uitgeoefend. Het Administratiekantoor zal
immers onder alle omstandigheden stemvolmachten verstrekken aan de certificaathouders en het stemrecht in
principe niet uitoefenen. Het stemrecht dat aan certificaathouders toekomt, wordt berekend op basis van het
kapitaalbelang van de (certificaten van) preferente aandelen in verhouding tot de waarde van de gewone
aandelen. Stemrechten op preferente aandelen die bij volmacht aan een certificaathouder zijn verstrekt, komen
overeen met het bedrag van de in het bezit van de certificaathouder zijnde certificaten in verhouding tot de
slotkoers van het gewoon aandeel op Euronext Amsterdam op de laatste beursdag in de maand voorafgaand
aan de bijeenroeping van de aandeelhoudersvergadering. Er gelden geen wettelijke of statutaire beperkingen
voor het recht van niet-ingezetenen van Nederland om preferente aandelen in de vennootschap te houden of
daarvoor het stemrecht uit te oefenen.
Houders van preferente aandelen hebben recht op preferent dividend zoals vastgelegd in de statuten.
Certificaathouders hebben recht op dividend gelijk aan het bedrag dat door het Administratiekantoor als
dividend op preferente aandelen wordt ontvangen. Preferente aandelen hebben bepaalde voorkeursrechten in
geval van liquidatie.
Rechten van aandeelhoudersMet ingang van juni 2005 heeft ABN AMRO Bank N.V. het volledig structuurregime verruild voor het verzwakt
structuurregime. Dit houdt in dat de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen van ABN AMRO Bank
N.V. door haar aandeelhouder (de holding) worden benoemd.
De statuten van de holding bevatten bepalingen die op deze wetswijzigingen zijn gebaseerd en die
aandeelhouders meer bevoegdheden geven. Zo hebben bijvoorbeeld aandeelhouders en/of houders van
certificaten van aandelen onder bepaalde voorwaarden het recht om onderwerpen op de agenda van de
jaarlijkse Algemene Vergadering van Aandeelhouders te doen plaatsen, mits zij ten minste 1% van het
aandelenkapitaal in economische zin of een aandelenpakket met een marktwaarde van ten minste
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
314
EUR 50.000.000 vertegenwoordigen. In het kader van de vergroting van hun invloed is aan de aandeelhouders
van de holding het recht toegekend om besluiten van de Raad van Bestuur die een belangrijke verandering van
de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming met zich meebrengen, goed te keuren. Dit
geldt in ieder geval voor besluiten omtrent a) overdracht van de onderneming of vrijwel de gehele onderneming
aan een derde; b) het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking; of c) het nemen of afstoten van een
deelneming ter waarde van ten minste één derde van de totale activa. De Algemene Vergadering van
Aandeelhouders moet ook het beloningsbeleid voor de Raad van Bestuur vaststellen en aandelen- en
optieplannen voor de Raad van Bestuur goedkeuren.
De rechten van aandeelhouders zoals hierboven uiteengezet zijn ontleend aan de statuten en de Nederlandse
wet. Eventuele statutenwijzigingen moeten door de Raad van Bestuur, met goedkeuring van de Raad van
Commissarissen, worden voorgesteld en door de aandeelhouders met meerderheid van stemmen worden
aangenomen.
Vergaderingen van aandeelhoudersAlgemene Vergaderingen van Aandeelhouders moeten worden gehouden te Amsterdam, Den Haag,
Rotterdam, Utrecht of Haarlemmermeer (Schiphol). De jaarvergadering moet binnen zes maanden na afloop van
het boekjaar worden gehouden. Voorts worden Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders gehouden zo
dikwijls als de Raad van Bestuur of de Raad van Commissarissen dit noodzakelijk acht, alsmede wanneer dit
wordt vereist op grond van het bepaalde in de wet of de statuten.
Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders worden bijeengeroepen door de Raad van Bestuur of de Raad
van Commissarissen of zoals bepaald in de wet. De oproeping voor een Algemene Vergadering van
Aandeelhouders geschiedt niet later dan op de vijftiende dag voor die van de vergadering en moet de te
behandelen onderwerpen vermelden of aangeven dat de aandeelhouders daarvan kennis kunnen nemen ten
kantore van de vennootschap. Van een voorstel tot kapitaalvermindering of statutenwijziging moet echter
steeds in de oproeping zelf mededeling worden gedaan. De oproeping dient te geschieden door een
aankondiging in ten minste één landelijk verspreid dagblad en in de Officiële Prijscourant van Euronext
Amsterdam.
Iedere stemgerechtigde aandeelhouder, iedere stemgerechtigde vruchtgebruiker of pandhouder van aandelen,
alsook iedere certificaathouder, is bevoegd hetzij in persoon, hetzij via een schriftelijke gevolmachtigde, de
Algemene Vergadering van Aandeelhouders bij te wonen, daarin het woord te voeren en eventueel het
stemrecht uit te oefenen. De Raad van Bestuur bepaalt de peildatum (‘record date’) waarop vastgesteld wordt
welke aandeelhouders of certificaathouders gerechtigd zijn de vergadering bij te wonen en daarop het
stemrecht uit te oefenen. Deze datum mag niet eerder zijn dan dertig dagen voor de dag van de vergadering. De
leden van de Raad van Commissarissen en Raad van Bestuur mogen de Algemene Vergadering van
Aandeelhouders bijwonen en daarop het woord voeren. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders wordt
voorgezeten door de voorzitter van de Raad van Commissarissen.
Stemmingen op de jaarlijkse Algemene Vergadering van Aandeelhouders betreffen in hoofdzaak de
vaststellingen van de jaarrekening van de holding, de vaststelling van het voorgestelde dividend per gewoon
aandeel (zie hierna onder ‘Dividend’) en het verlenen van decharge aan de Raad van Bestuur en de Raad van
Commissarissen. Naast de vaststelling van het beloningsbeleid voor de leden van de Raad van Bestuur kunnen
de aandeelhouders ook de benoeming van de wettelijk vereiste externe accountant goedkeuren. Indien dit
laatste niet het geval is, dient de Raad van Commissarissen deze benoeming goed te keuren. Voorts hebben de
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
315
aandeelhouders van de holding het recht om – met inachtneming van het bepaalde in de statuten – de leden van
de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen te benoemen, herbenoemen, schorsen of ontslaan.
Vergaderingen van houders van soorten aandelen
Vergaderingen van houders van converteerbare preferente aandelen en preferente aandelen van een bepaalde
soort moeten zo frequent worden gehouden als in de statuten is bepaald of door de Raad van Bestuur of de
Raad van Commissarissen noodzakelijk wordt geacht.
Dividend
Behoudens bepaalde uitzonderingen mogen dividenden uitsluitend uit de beschikbare winst, zoals vastgelegd
in de jaarrekening van de holding, worden uitgekeerd. Uitkeringen mogen niet geschieden indien hierdoor het
eigen vermogen zou dalen onder de som van het gestorte kapitaal en de reserves die krachtens de Nederlandse
wet of de statuten moeten worden aangehouden. Voor nadere informatie over de winstverdeling wordt
verwezen naar pagina 247.
Voorkeursrechten van aandeelhoudersBehoudens bepaalde uitzonderingen hebben houders van gewone aandelen, naar evenredigheid van hun
aandelenbelang, een voorkeursrecht bij de uitgifte van gewone aandelen of converteerbare preferente
aandelen.
De Raad van Bestuur kan door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders worden gemachtigd om, met
goedkeuring van de Raad van Commissarissen, voorkeursrechten met betrekking tot de gewone aandelen en
converteerbare preferente aandelen (en het verlenen van rechten tot het nemen van deze aandelen) te
beperken of uit te sluiten indien de aandeelhouders de bevoegdheid tot uitgifte van deze aandelen (en deze
rechten) aan de Raad van Bestuur hebben gedelegeerd. De huidige bevoegdheid van de Raad van Bestuur om
voorkeursrechten te beperken of uit te sluiten is, in overeenstemming met de machtiging tot uitgifte van
aandelen (en rechten), beperkt tot een gezamenlijk maximum van 10% van het geplaatste kapitaal van de
holding per 26 april 2007. Deze bevoegdheid loopt af per 31 oktober 2008, behoudens verlenging door de
Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de holding in overeenstemming met de statuten voor een
periode van steeds maximaal vijf jaar.
Verkrijging van eigen aandelen door ABN AMRO HoldingABN AMRO Holding kan volgestorte eigen aandelen, ongeacht van welke soort, anders dan om niet verkrijgen
met inachtneming van bepaalde wettelijke en statutaire bepalingen mits (i) het eigen vermogen verminderd met
de verschuldigde betaling voor de te verkrijgen aandelen niet daalt onder de som van het gestorte kapitaal en de
reserves die krachtens de Nederlandse wet of de statuten moeten worden aangehouden, en (2) de nominale
waarde van het gezamenlijke aandelenbelang van de holding en haar dochterondernemingen daarna niet meer
bedraagt dan een tiende van het geplaatste aandelenkapitaal van de holding. De holding kan geen stemrechten
uitoefenen voor eigen aandelen.
De verkrijging door de holding van volgestorte eigen aandelen, ongeacht van welke soort, anders dan om niet
kan geschieden door de Raad van Bestuur, met goedkeuring van de Raad van Commissarissen. Voor deze
verkrijging van eigen aandelen door de holding moet de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de
holding de Raad van Bestuur aanwijzen als het daartoe bevoegde orgaan. Deze machtiging kan worden
verstrekt voor een periode van maximaal 18 maanden en dient het aantal aandelen te vermelden dat mag
worden verkregen, alsmede de wijze waarop en de koerslimieten waarbinnen de aandelen mogen worden
verkregen. Op 27 april 2007 werd de Raad van Bestuur door de jaarlijkse Algemene Vergadering van
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
316
Aandeelhouders hiertoe gemachtigd voor een periode van 18 maanden. Op grond van deze machtiging mag het
maximaal te verkrijgen aantal aandelen niet meer bedragen dan het wettelijk toegestane maximum (10%) van
het geplaatste kapitaal op de verkrijgingsdatum. Deze machtiging is niet vereist voor de verkrijging van eigen
aandelen door de holding ten behoeve van de overdracht daarvan aan medewerkers van de holding of haar
dochterondernemingen in het kader van personeelsregelingen, mits de aandelen zijn opgenomen in de
koerslijst van een effectenbeurs.
KapitaalverminderingDe Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de holding kan op voorstel van de Raad van Bestuur, met
goedkeuring van de Raad van Commissarissen, besluiten tot vermindering van het geplaatste kapitaal van de
holding door aandelen in te trekken of door het nominaal bedrag van de aandelen bij statutenwijziging te
verlagen. Voor een dergelijk besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders is een meerderheid
vereist van ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen indien minder dan de helft van het geplaatste
kapitaal ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. Een besluit tot intrekking van aandelen mag
uitsluitend door de holding gehouden eigen aandelen betreffen of, met inachtneming van het bepaalde in Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek, alle aandelen van een bepaalde soort. Behalve de goedkeuring van de Algemene
Vergadering van Aandeelhouders is voor een kapitaalvermindering ook de voorafgaande of gelijktijdige
toestemming vereist van elke soort aandelen waarop de kapitaalvermindering betrekking heeft.
Krachtens een besluit van de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 25 augustus 2004
voorzien de statuten ook in de mogelijkheid van intrekking van de preferente aandelen onder voorwaarden.
Rechten bij liquidatie In het geval van ontbinding en liquidatie van de holding worden de na voldoening van alle schulden resterende
activa uitgekeerd (1) aan de houders van preferente aandelen en converteerbare aandelen naar verhouding van
hun bezit van die aandelen, tot een bedrag gelijk aan het totaal opgelopen dividend vanaf het begin van het
laatst verstreken volledige boekjaar tot en met de datum van uitkering en vervolgens tot een bedrag gelijk aan
de nominale waarde van de preferente aandelen respectievelijk het op de converteerbare aandelen gestorte
bedrag en (2) aan de houders van gewone aandelen naar verhouding van hun bezit van die aandelen.
DeviezencontroleVolgens de thans geldende Nederlandse wet en statuten van de holding zijn er geen beperkingen gesteld aan
de rechten van niet-ingezetenen of buitenlandse houders om gewone aandelen te bezitten of daarvoor het
stemrecht uit te oefenen. Een persoon of entiteit, ongeacht waar deze woonachtig of gevestigd is, die 10% of
meer van het geplaatste aandelenkapitaal of de stemrechten van de holding bezit, is evenwel verplicht een
verklaring van geen bezwaar van de Nederlandsche Bank (of de Nederlandse minister van Financiën) te
verkrijgen. Daarnaast geldt er een meldingsplicht wanneer aandeelhouders bepaalde drempelwaarden
overschrijden of onderschrijden. Krachtens de nieuwe Wet op het financieel toezicht is een houder bovendien
verplicht zijn kapitaalbelang te melden indien het percentage daarvan binnen een bepaalde bandbreedte valt.
Zie ‘Grootaandeelhouders’.
In Nederland is op dit moment geen sprake van deviezencontrole, maar de Wet financiële betrekkingen
buitenland van 25 maart 1994 kent de minister van Financiën dan wel De Nederlandsche Bank de bevoegdheid
toe om dergelijke voorschriften uit te vaardigen. In euro’s betaalbare contante dividenden en stockdividenden
op Nederlandse aandelen op naam en aan toonder mogen zonder Nederlandse wettelijke beperkingen vanuit
Nederland worden overgeboekt en in een andere valuta worden geconverteerd. Voor statistische doeleinden
worden de totaalbedragen van dergelijke betalingen en transacties gemeld aan de Nederlandsche Bank.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
317
Momenteel zijn er in Nederland geen andere wettelijke beperkingen van kracht voor de overboeking van
dividenden of andere betalingen aan niet-ingezeten houders van effecten in de holding, behoudens door de
Europese Unie opgelegde restricties en/of door de Nederlandse overheid ingestelde sancties.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
318
De gedragsregels waaraan medewerkers van ABN AMRO zich dienen te houden, zijn vastgelegd in de
ABN AMRO Waarden en de Business Principles. De Business Principles geven de vereiste normen en waarden
aan voor een ethische gedragscode die in overeenstemming is met artikel 406 van de Sarbanes-Oxley Act.
De Business Principles gelden voor alle medewerkers, met inbegrip van de voorzitter van de Raad van Bestuur,
de Chief Financial Officer en andere topfunctionarissen. Alle medewerkers zijn aanspreekbaar op het naleven
van de Business Principles. Vermeende schending van de Business Principles kan worden gemeld in
overeenstemming met het klokkenluiderbeleid van ABN AMRO. Dankzij het klokkenluiderbeleid zijn er heldere
en toegankelijke procedures voor medewerkers om vermoedens van onoorbare praktijken te melden. Zo is er
een directe lijn naar het Audit Committee van de Raad van Commissarissen.
De Business Principles staan op de internetsite www.abnamro.com. Een exemplaar van de Business Principles
kan ook kosteloos schriftelijk of telefonisch worden aangevraagd:
ABN AMRO
Postbus 283
1000 EA Amsterdam
Tel: 020-6287835
Gedragscode
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
319
Onder de aandelenoptieregelingen van ABN AMRO kunnen medewerkers die bij commerciële
bedrijfsonderdelen en ondersteunende diensten van de bank in Nederland werkzaam zijn, aanspraak maken
op aandelenopties in plaats van winstdeling. Daarnaast is er een aandelenoptieregeling voor het senior
management, op grond waarvan jaarlijks een aantal opties op gewone aandelen wordt toegekend aan circa
4.000 medewerkers en de Senior Executive Vice Presidents van ABN AMRO; het aantal toegekende opties is
gebaseerd op senioriteit. De uitoefenprijs van opties onder deze regelingen is gelijk aan het gemiddelde van
de hoogste en de laagste koers van de gewone aandelen op Euronext Amsterdam op de datum van
toekenning. Ten behoeve van haar aandelenoptieregelingen kan ABN AMRO nieuwe aandelen of door
ABN AMRO in de openbare markt ingekochte aandelen uitgeven. Afhankelijk van de aandelenoptieregeling
worden de opties volledig onvoorwaardelijk per de datum van toekenning en kunnen zij in de ‘open perioden’
gedurende de looptijd van vijf of zeven jaar worden uitgeoefend. Na 26 juni 1998 verleende opties kunnen op
grond van de belastingwetgeving worden uitgeoefend gedurende de ‘open perioden’ in het vierde tot en met
het zevende jaar na toekenning.
Aandelenoptieregelingen
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
320
Hieronder volgt voor Amerikaanse aandeelhouders een overzicht van de materiële gevolgen onder Nederlandse
belastingwetgeving en onder de Amerikaanse federale wet op de inkomstenbelasting die de aankoop, het bezit
en de vervreemding van gewone aandelen of American Depositary Shares in de holding voor deze
aandeelhouders, zoals hieronder gedefinieerd, hebben. Dit overzicht beoogt niet een volledige beschrijving te
geven van alle fiscale overwegingen die van belang kunnen zijn bij het besluit van een bepaalde persoon om
dergelijke effecten te kopen. De onderstaande beschrijving van de Nederlandse belastingwetgeving en de
Amerikaanse federale wetten en praktijken ten aanzien van inkomstenbelasting is gebaseerd op wetten,
verdragen, (voorgestelde) regelgeving, fiscale en gerechtelijke besluiten en andere bepalingen per de datum
van dit verslag; deze zijn alle onderhevig aan verandering, zowel met terugwerkende kracht als met
prospectieve werking.
In het kader van dit overzicht is een ‘aandeelhouder’ een uiteindelijk gerechtigde van gewone aandelen of
American Depositary Shares die geen ‘aanmerkelijk belang’ of een ‘fictief aanmerkelijk belang’ in de holding
heeft. Er is sprake van een ‘aanmerkelijk belang’ onder meer wanneer iemand alleen of samen met zijn/haar
echtgeno(o)te of eventuele andere naaste bloedverwanten houder is van ten minste 5% van het uitstaande
aandelenkapitaal of ten minste 5% van enige soort aandelen of opties die het recht geven om ten minste 5%
van het uitstaande aandelenkapitaal of enige soort aandelen in de holding te verwerven. In het kader van dit
overzicht wordt onder een ‘Amerikaanse aandeelhouder’ verstaan een uiteindelijk gerechtigde tot gewone
aandelen of American Depositary Shares die volgens de Amerikaanse federale wet op de inkomstenbelasting (i)
een burger of ingezetene van de Verenigde Staten is, (ii) een vennootschap of een andere voor fiscale
doeleinden als vennootschap aangemerkte entiteit is die opgericht en georganiseerd is in, of overeenkomstig
de wetten van, de Verenigde Staten of een staatkundig onderdeel daarvan of (iii) een nalatenschap of trust is
waarvan de inkomsten ongeacht de herkomst onderworpen zijn aan Amerikaanse federale inkomstenbelasting.
Nederlandse belastingenIn het algemeen zal de Nederlandse fiscus uiteindelijk gerechtigden van American Depositary Receipts
beschouwen als de uiteindelijk gerechtigden van de gewone aandelen die door dergelijke American Depositary
Shares vertegenwoordigd worden.
DividendbelastingNederland heft dividendbelasting tegen een wettelijk tarief dat per 1 januari 2007 15% bedraagt. Dit geldt niet
voor stockdividenden die ten laste van de fiscaal erkende agioreserve van de holding worden uitgekeerd.
Onder bepaalde omstandigheden kan de holding ingehouden belastingen op bepaalde dividenden die zijn
ontvangen van daarvoor in aanmerking komende niet-Nederlandse dochterondernemingen, verrekenen met
Nederlandse dividendbelasting die wordt geheven over door de holding uitgekeerd dividend, tot een maximum
gelijk aan (i) 3% van het gedeelte van het brutobedrag van het door de holding uitgekeerd dividend dat
onderworpen is aan dividendbelasting of, indien dit lager is, (ii) 3% van het brutobedrag van de ontvangen
dividenden van daarvoor in aanmerking komende niet-Nederlandse dochterondernemingen. Het verrekenbare
bedrag aan niet-Nederlandse bronbelasting vermindert wel het bedrag aan dividendbelasting dat de holding
moet betalen aan de Nederlandse belastingdienst, maar niet het belastingbedrag dat de holding moet inhouden
op dividenden die worden uitgekeerd aan Amerikaanse aandeelhouders.
Een natuurlijk persoon of een onderneming die niet gevestigd is in Nederland en die gewone aandelen of
American Depositary Shares bezit of geacht wordt te bezitten, kan in aanmerking komen voor (gedeeltelijke)
vrijstelling of teruggave van bovengenoemde bronbelasting op grond van een belastingverdrag dat is gesloten
tussen het woon- of vestigingsland van die persoon of onderneming en Nederland. Om in aanmerking te komen
Fiscale aspecten
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
321
voor vermindering of vrijstelling van bronbelasting, moet een aandeelhouder bepaalde documentatie
overleggen waaruit zijn status blijkt als ingezetene van een land waarmee Nederland een belastingverdrag heeft
gesloten.
Het huidige verdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten tot het vermijden van dubbele belasting en het
voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, dat bekend staat
als het Verdrag van 1992, trad in werking per 1 januari 1994.
Een Amerikaanse aandeelhouder kan alleen voordelen op grond van het Verdrag van 1992 claimen als die
persoon een ingezetene is van de Verenigde Staten, zoals gedefinieerd in het Verdrag van 1992, en diens
aanspraken op deze voordelen niet beperkt worden door het bepaalde in artikel 26 van het Verdrag van 1992
(‘treaty shopping rules’) inzake de beperking van verdragsvoordelen.
Het binnenlandse tarief van de dividendbelasting is per 1 januari 2007 verlaagd van 25% naar 15%. Het nieuwe
tarief is (over het algemeen) gelijk aan het tarief volgens het Verdrag van 1992. Hierdoor hoeven Amerikaanse
aandeelhouders niet langer verzoeken en documenten in te dienen voor (gedeeltelijke) vrijstelling of teruggave.
Belastingen op inkomsten en vermogenswinstenEen aandeelhouder is geen Nederlandse belastingen verschuldigd over inkomsten uit of vermogenswinsten op
gewone aandelen of American Depositary Shares mits:
• die aandeelhouder geen ingezetene van Nederland is of niet als zodanig beschouwd wordt; of
• die aandeelhouder geen onderneming of een belang in een onderneming heeft die bedrijfsactiviteiten in
Nederland uitoefent via een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger waaraan de gewone aandelen of
American Depositary Shares toerekenbaar zijn.
Schenkings- en successierechtenIn Nederland zijn geen schenkings- of successierechten verschuldigd over de schenking van gewone
aandelen of American Depositary Shares door, of na overlijden van, een aandeelhouder, die geen ingezetene
van Nederland is of geacht wordt te zijn, tenzij de aandeelhouder een onderneming of een belang in een
onderneming heeft die, geheel of gedeeltelijk, wordt gevoerd via een vaste inrichting of een vaste
vertegenwoordiger in Nederland waaraan de gewone aandelen of American Depositary Shares toerekenbaar
zijn.
Amerikaanse federale inkomstenbelastingHet onderstaande overzicht van belangrijke aspecten van de Amerikaanse federale inkomstenbelasting geldt
uitsluitend voor Amerikaanse aandeelhouders die in het kader van de Amerikaanse federale
inkomstenbelasting houder zijn van gewone aandelen of American Depositary Shares als
vermogensbestanddelen, en geldt derhalve niet voor bijzondere categorieën aandeelhouders, zoals:
• bepaalde financiële instellingen;
• verzekeringsmaatschappijen;
• dealers en bepaalde handelaren in effecten of buitenlandse valuta’s;
• personen die gewone aandelen of American Depositary Shares bezitten in het kader van een hedge,
straddle, conversie of andere geïntegreerde transactie;
• personen die in het kader van de Amerikaanse federale inkomstenbelastingen een andere functionele
valuta hebben dan de Amerikaanse dollar;
• partnerships of andere entiteiten die voor de heffing van Amerikaanse federale inkomstenbelasting zijn
aangemerkt als partnership;
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
322
• personen die in aanmerking komen voor ‘alternative minimum tax’;
• van belastingheffing vrijgestelde organisaties;
• personen die gewone aandelen of American Depositary Shares die 10% of meer van de stemgerechtigde
aandelen van de holding vertegenwoordigen, bezitten of geacht worden te bezitten;
• personen die gewone aandelen of American Depositary Shares hebben verworven door de uitoefening van
personeelsopties of deze anderszins als beloning hebben verkregen.
Dit overzicht is ook gedeeltelijk gebaseerd op door de depotbank verstrekte informatie en gaat ervan uit dat
elke verplichting uit hoofde van de depotovereenkomst en eventuele daarmee verband houdende
overeenkomsten conform de voorwaarden zal worden nagekomen. Amerikaanse aandeelhouders dienen hun
eigen belastingadviseur te raadplegen omtrent de fiscale gevolgen die de aankoop, het bezit en de
vervreemding van gewone aandelen en American Depositary Shares in hun specifieke omstandigheden
hebben volgens de toepasselijke regels op Amerikaans federaal niveau, op het niveau van Amerikaanse
staten, op Amerikaanse lokaal niveau en buiten de Verenigde Staten.
In het algemeen zal een Amerikaanse aandeelhouder die American Depositary Receipts bezit, voor de
Amerikaanse federale inkomstenbelasting beschouwd worden als de eigenaar van de onderliggende gewone
aandelen die door die American Depositary Receipts worden vertegenwoordigd. Dienovereenkomstig zal
geen winst of verlies in aanmerking worden genomen als een Amerikaanse aandeelhouder American
Depositary Shares omwisselt in de onderliggende aandelen die door die American Depositary Shares
worden vertegenwoordigd.
Het Amerikaanse ministerie van Financiën heeft zijn bezorgdheid uitgesproken dat partijen waaraan American
Depositary Shares vooraf worden vrijgegeven, mogelijk handelingen verrichten die niet verenigbaar zijn met
het claimen van verrekening van buitenlandse belastingen (hierna ‘buitenlandse tax credits’) door
Amerikaanse houders van American Depositary Shares. Dergelijke handelingen zouden eveneens niet
verenigbaar zijn met het claimen van het verlaagde belastingtarief voor dividenden die zijn ontvangen door
bepaalde Amerikaanse aandeelhouders niet zijnde vennootschappen. Als gevolg hiervan kan de analyse van
de verrekenbaarheid van Nederlandse belastingen en de beschikbaarheid van de verlaagde belastingtarieven
voor dividenden die zijn ontvangen door Amerikaanse aandeelhouders niet zijnde vennootschappen, zoals
hieronder beschreven, beïnvloed worden door toekomstige handelingen van partijen waaraan American
Depositary Shares vooraf worden vrijgegeven.
Dit overzicht is gebaseerd op de veronderstelling dat de holding in het belastingjaar een passieve
buitenlandse investeringsmaatschappij was. Zie ‘Regels voor passieve buitenlandse
investeringsmaatschappijen’ hieronder.
Belasting op uitkeringenUitkeringen op gewone aandelen of American Depositary Shares (anders dan bepaalde pro rata-uitkeringen
op gewone aandelen) zullen worden beschouwd als dividendinkomsten uit buitenlandse activiteiten voor
zover deze uitkeringen worden gedaan ten laste van de jaarwinst of cumulatieve winst van de holding zoals
bepaald volgens de beginselen van de Amerikaanse federale inkomstenbelasting. Omdat holdings geen
winstberekeningen volgens de beginselen van de Amerikaanse federale inkomstenbelasting bijhouden, zullen
naar verwachting uitkeringen in het algemeen aan Amerikaanse houders als dividend worden gerapporteerd.
In dit dividendbedrag zijn tevens begrepen bedragen die eventueel zijn ingehouden in verband met
Nederlandse belastingen. Onder voorbehoud van toepasselijke beperkingen, die afhankelijk kunnen zijn van
de individuele omstandigheden van een Amerikaanse aandeelhouder en de bovenstaande toelichting inzake
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
323
de door het Amerikaanse ministerie van Financiën geuite bezorgdheid, zullen dividenden die aan bepaalde
Amerikaanse aandeelhouders niet zijnde vennootschappen worden uitgekeerd in belastingjaren die beginnen
vóór 1 januari 2011, worden belast tegen een maximumtarief van 15%. Amerikaanse aandeelhouders niet
zijnde vennootschappen dienen hun eigen belastingadviseur te raadplegen om te bepalen of zij vallen onder
eventuele bijzondere regels die de beschikbaarheid van deze tarieven beperken. Deze dividenden komen niet
in aanmerking voor de aftrekmogelijkheid voor ontvangen dividenden waarvoor Amerikaanse aandeelhouders
zijnde vennootschappen in het algemeen wel in aanmerking komen.
Dividenden die worden uitgekeerd in euro’s, worden bij het bepalen van het inkomen van een Amerikaanse
aandeelhouder meegeteld in Amerikaanse dollar tegen de wisselkoers op de datum waarop de Amerikaanse
aandeelhouder (of in het geval van American Depositary Shares, de depotbank) het dividend ontvangt,
ongeacht of de uitkering daadwerkelijk is omgewisseld in Amerikaanse dollar. Als het dividend wordt
omgewisseld in Amerikaanse dollar op de datum van ontvangst, hoeft de Amerikaanse aandeelhouder met
betrekking tot de dividendinkomsten over het algemeen geen valutawinst of -verlies te verantwoorden. Als
het dividendbedrag niet op de datum van ontvangst wordt omgewisseld in Amerikaanse dollar, kan er voor
de Amerikaanse aandeelhouder wel een valutawinst of -verlies ontstaan.
Nederlandse belasting die is ingehouden op dividenden op gewone aandelen of American Depositary Shares
zal over het algemeen verrekenbaar zijn met de Amerikaanse federale inkomstenbelasting die een
Amerikaanse aandeelhouder verschuldigd is, met inachtneming van de geldende restricties en beperkingen
die kunnen variëren naar gelang de omstandigheden van de Amerikaanse aandeelhouder en de hierboven
genoemde bezorgdheid die is geuit door het Amerikaanse ministerie van Financiën. De Nederlandse
bronbelasting kan echter niet worden verrekend met de Amerikaanse federale inkomstenbelasting die een
Amerikaanse aandeelhouder verschuldigd is, voor zover de holding het bedrag aan dividendbelasting dat
wordt afgedragen aan de Nederlandse belastingdienst, mag verlagen met niet-Nederlandse bronbelasting die
is geheven op bepaalde eerder aan de holding uitgekeerde dividenden. Zie de bovenstaande paragraaf
‘Nederlandse belastingen – Dividendbelasting’ voor nadere informatie over de omstandigheden waaronder
de holding niet-Nederlandse bronbelasting mag verrekenen met Nederlandse bronbelasting die is geheven
over door de holding uitgekeerd dividend. Op verzoek zal de holding trachten haar Amerikaanse
aandeelhouders informatie te verschaffen over de mate waarin de Nederlandse dividendbelasting op
uitkeringen aan Amerikaanse aandeelhouders beïnvloed kan worden door de hierboven beschreven punten.
De beperking aangaande buitenlandse belastingen die in aanmerking komen voor verrekening, wordt
afzonderlijk berekend voor verschillende soorten inkomsten. De regels ten aanzien van buitenlandse tax
credits zijn complex; Amerikaanse aandeelhouders dienen derhalve hun eigen belastingadviseur te
raadplegen over de beschikbaarheid van buitenlandse tax credits in hun specifieke situatie. In plaats van een
credit te claimen kunnen Amerikaanse aandeelhouders ook, naar eigen keuze, Nederlandse bronbelasting
aftrekken bij de berekening van hun belastbaar inkomen, met inachtneming van de algemeen van toepassing
zijnde beperkingen volgens de Amerikaanse wet.
Verkoop of vervreemding anderszins van gewone aandelen of American Depositary Shares
Voor de Amerikaanse federale inkomstenbelasting worden winsten of verliezen die worden gerealiseerd bij
de verkoop van gewone aandelen of American Depositary Shares of bij de vervreemding daarvan op andere
wijze, beschouwd als vermogenswinst of -verlies en aangemerkt als vermogenswinst of -verlies op lange
termijn indien de Amerikaanse aandeelhouder langer dan een jaar houder is geweest van de gewone
aandelen of American Depositary Shares. Het bedrag van de winst of het verlies van een Amerikaanse
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
324
aandeelhouder is gelijk aan het in Amerikaanse dollar bepaalde verschil tussen het bedrag dat is gerealiseerd
bij verkoop of vervreemding anderszins en de fiscale grondslag voor de gewone aandelen of American
Depositary Shares die zijn vervreemd. Dit verlies of deze winst zal wat betreft buitenlandse tax credits over
het algemeen beschouwd worden als een winst of verlies uit Amerikaanse bron.
Regels voor passieve buitenlandse investeringsmaatschappijenOp grond van bepaalde schattingen van het management en voorgestelde regelgeving door het Amerikaanse
ministerie van Financiën, die volgens het voorstel over het algemeen zullen gelden voor belastingjaren die na
31 december 1994 aanvangen, is de holding niet van mening dat zij in het belastingjaar 2007 een passieve
buitenlandse investeringsmaatschappij was. Als de holding in enig belastingjaar een passieve buitenlandse
investeringsmaatschappij zou zijn, zou dit bepaalde nadelige fiscale gevolgen kunnen hebben voor
Amerikaanse aandeelhouders.
Rapportage van informatie en ‘backup withholding’De uitkering van dividenden en verkoopopbrengsten die worden gerealiseerd binnen de Verenigde Staten of
via bepaalde aan de Verenigde Staten gerelateerde financiële tussenpersonen, zijn over het algemeen
onderworpen aan vereisten met betrekking tot rapportage van informatie en ‘backup withholding’ tenzij de
Amerikaanse aandeelhouder een onderneming of andere vrijgestelde ontvanger is of, in het geval van
‘backup withholding’, een correct fiscaal identificatienummer opgeeft en verklaart dat er geen sprake is van
verlies van vrijstelling van de ‘backup withholding’.
Het bedrag van enige ‘backup withholding’ ten aanzien van een betaling aan een Amerikaanse
aandeelhouder mag worden verrekend met de Amerikaanse federale inkomstenbelasting die de Amerikaanse
aandeelhouder verschuldigd is en kan de Amerikaanse aandeelhouder recht geven op teruggave, mits de
vereiste informatie aan de Amerikaanse belastingdienst (Internal Revenue Service) wordt verstrekt.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
325
InleidingAls vertegenwoordiger van de medewerkers in de regio Nederland heeft de Centrale Ondernemingsraad (COR)
zich het afgelopen jaar intensief beziggehouden met de gevolgen van de overname door het consortium. Met
name in de aanloop naar de overname, maar ook in de periode daarna heeft de COR in informele sessies met
bestuurders van het consortium de rationale voor de overname en splitsing van ABN AMRO onderzocht
teneinde een ‘ongevraagd’ rapport over de voorgenomen transitie en opsplitsing van de bank op te kunnen
stellen.
Tijdens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 26 april en de Buitengewone Algemene Vergadering
van Aandeelhouders van 20 september vroeg de COR aandacht voor de belangen van de medewerkers. Ook bij
de Nederlandsche Bank en het ministerie van Financiën heeft de COR zich hard gemaakt voor de belangen van
alle overige belanghebbenden, naast die van aandeelhouders. Hiertoe werd op 6 juni 2007 namens de
medewerkers van ABN AMRO een petitie aangeboden aan minister van Financiën Wouter Bos. Dit resulteerde
in publieke verklaringen van de minister in diverse media, waarbij hij de rol en het belang van de COR als
vertegenwoordiger van de medewerkers en hun belangen benadrukte.
De dialoog met de bestuurder (achtereenvolgens Huibert Boumeester en Ron Teerlink) heeft steeds een open
en constructief karakter gehad, ondanks de aanzienlijke en soms tegenstrijdige belangen van bestuurder en
COR.
Workshops High Performance OrganisationBegin maart organiseerde de COR samen met de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen
workshops met als thema ‘High Performance Organisation’. Dit thema sloot aan bij de ambitie van de Raad van
Bestuur om de organisatie, het management en de medewerkers verder te ontwikkelen, zodat zij tot betere en
onderscheidende prestaties kunnen komen.
Overleg met Raad van Bestuur en Raad van CommissarissenIn 2007 hebben elf overlegvergaderingen plaatsgevonden met de bestuurder, namelijk Huibert Boumeester (tot
1 augustus 2007) en Ron Teerlink (vanaf die datum). Daarbij hebben, in overeenstemming met het convenant
dat in 2003 met de COR werd gesloten, vier commissarissen bij toerbeurt een aantal van deze vergaderingen
bijgewoond, te weten Louise Groenman, Gert-Jan Kramer, André Olijslager en Anthony Ruys.
In de eerste helft van 2007 voerde de COR een aantal constructieve gesprekken met de voorzitter van de Raad
van Commissarissen, Arthur Martinez, over de voorgenomen fusie met Barclays en over de plannen en
gevolgen van een overname door het consortium. Voorts is met Arthur Martinez gesproken over de opvolging
van Louise Groenman. In haar plaats werd Ana Maria Llopis Rivas benoemd.
Op 26 en 27 juli 2007 had de COR een gesprek met de commissarissen David Baron de Rothschild, Marcus
Pratini de Moraes, Paolo Scaroni en Lord Sharman of Redlynch over hun herbenoeming. Na de overname door
het consortium traden zij af als commissarissen, evenals Gerhard Randa. Per 1 november 2007 werden in hun
plaats benoemd Jean-Paul Votron, Juan Rodriguez-Inciarte en Sir Fred Goodwin. De COR werd hiervan tijdig in
kennis gesteld en heeft ook met hen gesprekken gevoerd.
Voorgenomen fusie met BarclaysDe bestuurder verzocht de COR op 22 juni 2007 advies uit te brengen over het voornemen van de Raad van
Bestuur om de voorgenomen fusie tussen ABN AMRO en Barclays aan te bevelen aan de aandeelhouders. In de
Centrale Ondernemingsraad
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
326
vergadering van 20 juli 2007 werd hierover positief advies uitgebracht. De COR oordeelde dat de bank met
Barclays als fusiepartner een weloverwogen keuze had gemaakt.
Rapport over bod consortiumIn de zomer van 2007 werd duidelijk dat het consortium, een grote kans van slagen had om ABN AMRO over te
nemen. De COR heeft toen besloten ongevraagd, maar daarmee niet ongewenst, een rapport uit te brengen
over de mogelijke gevolgen van een overname voor ABN AMRO en de medewerkers. In het rapport zijn de
volgende onderwerpen geanalyseerd, besproken en in aanbevelingen verwerkt:
• scenario van zelfstandig voortbestaan;
• visie & strategie;
• werkgelegenheid;
• cultuur;
• uitvoeringsrisico’s;
• conclusies & aanbevelingen.
De aanbevelingen vormden ook een belangrijke basis voor nog te maken afspraken met het consortium.
Overname door het consortiumOp 17 oktober 2007 werd het consortium eigenaar van ABN AMRO. In de eerste 60 dagen na de overname is
het volgende met de COR besproken:
• wijzigingen in de Raad van Bestuur;
• opzet van Transition Steering Groups ten behoeve van de voorbereiding van de transitie en opsplitsing van
ABN AMRO.
De COR heeft gedurende deze periode ook eigen criteria opgesteld. Alle adviesaanvragen met betrekking tot
de transitie worden aan de hand van deze criteria getoetst. De criteria hebben betrekking op:
• toekomstperspectief;
• eerlijke procedures en gelijke kansen;
• keuzevrijheid;
• compliance.
Het afgelopen jaar is zeer enerverend geweest: een periode van ongekende en complexe veranderingen die
gepaard gingen met veel onduidelijkheid, onzekerheid en emoties. Deze zaken hebben de COR en zijn leden
niet onberoerd gelaten. Maar voor de COR heeft steeds vooropgestaan dat de zware verantwoordelijkheid op
een betrokken, verstandige en professionele wijze moest worden ingevuld. Dat was niet altijd makkelijk, maar
de COR is er in geslaagd om het voortouw te nemen en de kaders te scheppen voor een eerlijk proces en een
goede toekomst voor zoveel mogelijk medewerkers in Nederland. ABN AMRO zal in nieuwe gedaantes en
omgevingen nieuwe en uiteenlopende uitdagingen (moeten) aangaan. Daarbij kunnen de medewerkers met
hun kennis en ervaring een grote rol spelen. Dit is echter niet slechts een kwestie van kunnen: willen is
minstens zo belangrijk, hoewel dit onder de huidige omstandigheden niet voor iedereen een
vanzelfsprekendheid is. De COR zal analyses, ervaringen, kennis en gedachtegoed delen en overdragen aan de
verschillende nieuwe medezeggenschapsorganen.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
327
ADR American Depositary Receipt
AFM Autoriteit Financiële Markten
AFS Available-for-sale (beschikbaar voor verkoop)
ATM Automated teller machine (gelduitgifteautomaat)
BIS Bank for International Settlements (Bank voor Internationale Betalingen)
bp Basispunt
BRL Braziliaanse real
BU(‘s) Business Unit(s)
CAAML Client Acceptance & Anti-Money Laundering (beleid inzake klantacceptatie en witwaspraktijken)
CAP Capital Adequacy Directive (EU-Richtlijn inzake de Kapitaaltoereikendheid)
CDS Credit default swap
COR Centrale Ondernemingsraad
COSO Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Committee (VS)
CRD Capital Requirements Directive (EU-Richtlijn inzake Kapitaaleisen)
DNB De Nederlandsche Bank N.V.
EBITDA Earnings before interest, taxes, depreciation and amortisation (winst voor rente, belastingen en afschrijvingen)
ECM Equity Capital Markets
ESC European Staff Council (Europese Ondernemingsraad)
EU Europese Unie
EUR Euro
EVP Executive Vice President
FTE Full-time equivalent (voltijdequivalent)
GAAP Generally Accepted Accounting Principles (algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving)
GBP Britse pond
HR Human Resources
IAS International Accounting Standards
IBNI Incurred-but-not-identified
ID&JG International Diamond & Jewelry Group
IFRIC IASB International Financial Reporting Interpretations Committee
IFRS International Financial Reporting Standards (internationale verslaggevingstandaarden)
IP Internet Protocol
IT Informatietechnologie
LIBOR London Interbank Offered Rate (interbancaire laatkoers in Londen)
M&A Mergers & Acquisitions (fusies & overnames)
MD Managing Director
MiFID Markets in Financial Instruments Directive (EU-Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten)
MKB Midden- en kleinbedrijf
MSR Mortgage Servicing Right (servicing-rechten van hypotheken)
NYSE New York Stock Exchange
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OFAC Office of Foreign Assets Control (VS)
OTC Over-the-counter
P2P Purchase-to-Pay
PIPE Private Investments in Public Equity
RGA Risicogewogen Activa
ROE Return on equity (rendement op eigen vermogen)
SEC Securities and Exchange Commission (VS)
Afkortingen
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
328
SEPA Single Euro Payments Area (één betaalgebied voor de euro)
SEVP Senior Executive Vice President
SOXA Sarbanes-Oxley Act (VS)
SPE Special purpose entity
SRI Socially Responsible Investing (maatschappelijk verantwoord beleggen)
TMT Telecommunicatie, media en technologie
TRS Total return to shareholders (totaalrendement voor aandeelhouders)
USD Amerikaanse dollar
VaR Value-at-Risk
VVGB Verklaring van geen bezwaar
Wft Wet op het financieel toezicht
WpA Winst per aandeel
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
329
Inzage en aanvraag van documentatieNadere informatie over de bank en de gewone aandelen is opgenomen in bij de SEC gedeponeerde
documentatie (‘SEC-filing’). Verklaringen in dit jaarverslag omtrent de inhoud van enig document zijn mogelijk
niet volledig. Als een document bij de SEC is gedeponeerd als bijlage van een SEC-filing, wordt verwezen naar
het bij de SEC gedeponeerde exemplaar van dat document. Elke verklaring in dit jaarverslag met betrekking tot
een document dat als bijlage van een SEC-filing is ingediend, wordt in alle opzichten gekwalificeerd door de
gedeponeerde bijlage. De bank is onderworpen aan de informatievereisten van de Amerikaanse Securities
Exchange Act van 1934, zoals laatstelijk gewijzigd, en deponeert op grond daarvan verslagen en overige
informatie bij de SEC. De registratieverklaringen, inclusief bijlagen en overzichten, kunnen worden ingezien in
en gekopieerd vanuit de openbare registers die door de SEC worden bijgehouden:
100 F Street, N.E. 500 West Madison Street
Washington, D.C. 20549 Suite 1400
USA Chicago, Illinois 60661
USA
Exemplaren van deze stukken kunnen ook tegen de vastgestelde tarieven per post worden toegezonden.
Aanvragen kunt u schriftelijk of telefonisch indienen bij respectievelijk Public Reference Section of the SEC, 100
F Street, N.E., Washington, D.C. 20549, of 1-800-SEC-0330. Op www.sec.gov staan registratieverklaringen,
verslagen en overige gegevens met betrekking tot entiteiten die hun stukken elektronisch deponeren bij de
SEC. Sommige maar niet alle registratieverklaringen en verslagen van de bank zijn op deze website van de SEC
geplaatst.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
330
OndertekeningDe registrant verklaart hierbij dat zij voldoet aan alle vereisten voor het deponeren van het Form 20-F en dat
zij de onderstaande personen rechtsgeldig heeft gemachtigd om dit verslag namens haar te ondertekenen.
ABN AMRO HOLDING N.V.
(Registrant)
Amsterdam, 25 maart 2008 Mark Fisher
Voorzitter Raad van Bestuur
John Hourican
Chief Financial Officer
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
331
BestelprocedureDit verslag is in een gedrukte versie beschikbaar in het engels en in een downloadable versie in het
nederlands. In het geval van enige discrepantie tussen de engelse en de nederlandse versie, is de tekst van
de engelse versie leidend.
Dit verslag in het nederlands is verkrijgbaar via www.abnamro.com.
Gedrukte exemplaren van het Engelstalige jaarverslag kunnen als volgt worden besteld:
• via het internet: www.abnamro.com;
• telefonisch: +31 (0)20 6283635;
+44 20 76721758
per e-mail: public.information@nl.abnamro.com
investor.relations@rbs.com
Onze juridische naam en handelsnaam is ABN AMRO Holding N.V. Deze naamloze vennootschap is op 30
mei 1990 volgens Nederlands recht opgericht.
ABN AMRO Holding N.V. is gevestigd te Amsterdam en ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer
van Koophandel Amsterdam onder nummer 33220369.
De bank bestaat uit de ter beurze genoteerde onderneming ABN AMRO Holding N.V., die haar bedrijf
nagenoeg geheel uitoefent via haar volledige dochteronderneming ABN AMRO Bank N.V., dan wel via de
talrijke dochterondernemingen van de bank.
Hoofdstuk 6 – Aanvullende gegevens
ABN AMRO Holding N.V.
Gustav Mahlerlaan 10
1082 PP Amsterdam
Correspondentieadres:
Postbus 283
1000 EA Amsterdam
Telefoon:
+ 31 (0)20 628 93 93
+ 31 (0)20 629 91 11
Internet: www.abnamro.nl (Nederlands) en www.abnamro.com (Engels). Informatie op
de internetsite maakt geen deel uit van dit jaarverslag, tenzij uitdrukkelijk anders is
aangegeven.
Colofon
Ontwerp: Eden Design & Communication, Amsterdam
Druk: Thieme Amsterdam, Amsterdam
Productie: ABN AMRO Group Finance
5.0.3.07