Post on 11-Jan-2017
mei 200969
Synaps is het wetenschapsmagazine
van VU medisch centrum
MadonnaMedisch.nl
voor zelfbewuste
vrouwen
Melden van incidenten.
openbaar of niet?
antidepressiva en hoge
bloeddruk
Stop aanmaak nieuwe bloedvaten rond tumor!
NUmmer 69 mei 2009SyNapS
iNh
oU
d02
ColofonSynaps is het medisch-wetenschappelijke tijd-schrift van VU medisch centrum. Het verschijnt 5 keer per jaar in een oplage van 10.000 exem-plaren.
RedactieCaroline Arps (eindredac-teur), mariet Bolluijt, edith Krab, marcel licher, Jan Spee
AdviescommissieSietske Grol, erna Alberts, Gerrit Veen
TekstRob Buiter, leendert van der ent, Sanne Hijlkema, laura Jansma, liesbeth Kuipers, Wilma mik, mirjam Schöttelndreier, Ursula Wopereis
Beeldmark van den Brink, DigiDaan, Aad Goudappel, marc de Haan, Harry meijer, ivar Pel, ShutterStock, Universiteits-museum Groningen, Varian, VUmc, Dannes Wegman, Wynants & Van Bronkhorst
Coverfoto: Harry meijer
Verder werkten meeBenno Baksteen, John Beer, lothar Schwarte en marieke Visser
VormgevingStudio Corina van Riel, Amsterdam
DrukRoto SmeetsGrafiServices, Utrecht
Redactieadres dienst communicatie VU medisch centrum Postbus 70571007 mB Amsterdam Tel: (020) 444 3444 fax (020) 444 3450 e-mail: synaps@VUmc.nl
Adreswijzigingen communicatie@VUmc.nl
Een selectie van de artikelen uit Synaps staat ook op: www.VUmc.nl/synaps
VU medisch centrum en GGZ inGeest zijn partners. VU medisch centrum maakt deel uit van de nederlandse federatie van Universitair medische Centra (nfU): www.nfu.nl
© VU medisch centrum. issn: 1381-0812. niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestem-ming van de uitgever.
SynAPS 69, mei 2009, ViJfTienDe JAARGAnG
16
SyNapS
W‘GeeN taboe op Vette ViS’Wat onderzoek je?
‘Sinds 1992 verzamelt de longitudinal Aging
Study Amsterdam (lASA) gegevens van een
groot aantal ouderen. om de drie jaar worden
verschillende sociale, cognitieve, lichamelijke
en emotionele aspecten bekeken bij – aanvan-
kelijk – ruim drieduizend mensen tussen 55 en
85 jaar oud. Uit die meetreeks heb ik een aan-
tal bloedwaarden naast zaken als geheugen
en de prestatie op andere cognitieve functies
gelegd.’
Heeft dat zin, in het bloed zoeken naar een
relatie met geheugen?
‘Jazeker! De literatuur suggereert verschillen-
de risicofactoren. Daarvan heb ik onder ande-
re cholesterol, Apoe ε4 en het aminozuur
homocysteïne bekeken. Uit de analyse van de
lASA-gegevens blijkt bijvoorbeeld dat nota
bene een laag cholesterolgehalte samenhangt
met een hoger risico op cognitieve proble-
men. maar dat is waarschijnlijk geen causaal
verband. Het is dus niet zo dat vette vis
opeens taboe is vanwege de cholesterolverla-
gende onverzadigde vetten, en dat ouderen
massaal aan de vette friet met mayo moeten
om hun risico op dementie te verkleinen.
Waarschijnlijk is het lage cholesterol vooral
een uiting van een algehele verhoogde kwets-
baarheid.’
Wat zijn andere risicofactoren?
‘Voor wat betreft de bloedwaarden is een
hoger gehalte homocysteïne in combinatie
met verhoogde ontstekingsfactoren een dui-
delijke risicofactor voor cognitieve problemen.
Uit mijn analyses blijkt ook een sterk verband
tussen cognitieve problemen en hoge leeftijd.
Dat is natuurlijk niet zo vreemd. mensen met
een grotere kans op dementie op latere leef-
tijd blijken in de jaren daarvoor ook meer
geheugenklachten te uiten. Bovendien blijken
zij een lager opleidingsniveau te hebben.'
Heb je nu voorspellers voor dementie te
pakken?
‘een 1 op 1 relatie is het natuurlijk niet, maar
deze factoren laten wel zien of iemand een
verhoogde kans heeft of niet. We hebben onze
analyses ook herhaald met de gegevens uit de
Zweedse oCTo-Twin studie, waar gericht naar
“dementie” is gekeken. Wat we daar vinden
blijkt erg goed overeen te komen met wat we
bij lASA vonden.’
Wat was je grootste ‘Eureka-moment’?
‘noem het liever een ontnuchteringsmoment.
Aan het begin van mijn onderzoek verkeerde
ik nog in de veronderstelling dat je dit soort
gegevens op een standaard manier kunt ana-
lyseren voor het beste resultaat. ik vond het
ontnuchterend om te merken hoeveel discus-
sie er nog kan zijn over een ogenschijnlijk
recht-toe-recht-aan onderzoeksopzet. maar
dat neemt niet weg dat met name de huisart-
sen wel wat kunnen met de resultaten.
Uiteindelijk kunnen zij werken met de door
ons gevonden risicoprofielen om zodoende de
groep patiënten met het hoogste risico op
dementie beter te kunnen volgen.’
Jaarlijks promoveren ruim honderd wetenschappers aan VUmc.
Wie zijn deze mensen en wat doen ze? Bij de longitudinal Aging
Study Amsterdam onderzoekt psychologe Tessa van den Kommer of
je kunt voorspellen of iemand op latere leeftijd cognitieve problemen
zal krijgen. <tekst Rob Buiter foto Ivar Pel>
eUr
eKa
!
03
‘ met name huisartsen
kunnen wat met de
resultaten’
04
10
20
NAAm:
Tessa van den KommerGEBoREN:
01-02-1979, DelftoPlEIDING:
Klinische - en gezondheidspsychologie, RUl, en klinische neuropsychologie met accent op volwassenen, VU. NAAST DE HUIDIGE PRomoTIE: Post-doctorale opleiding tot GZ-psycholoog.PRomoTIEoNDERzoEk:
Predictors of cognitive decline in elderlyPRomoToREN:
Prof.dr. Dorly Deeg, Prof.dr. Cees JonkerPRomoTIEDATUm:
2010AmBITIE:
‘ik combineer mijn promotieonderzoek met een baan als psycholoog in de verpleeg- en verzorgingshuiszorg. ik hoop dat ik die com-binatie van onderzoek en klinische zorg kan volhouden na mijn promotie.’
Pasp
oort
04 TUmoRen UiTHonGeRen In VUmc Cancer Center Amsterdam zoekt Tom Würdinger met zijn collega’s naar betere diagnose en behandeling van hersentumoren.
08 VooR De ZelfBeWUSTe VRoUW Betrouwbare en actuele informatie over gynaecologische
aandoeningen zijn na de zomer te vinden op www.madonnamedisch.nl, een website van VUmc.
10 PoRTReT Gert Kwakkel over neurorevalidatie: ‘Elke neurologische patiënt is een puzzel.’
13 moeTen miP-melDinGen oPenBAAR ZiJn? Drie reacties in Uitgelicht.
14 PACemAKeRPRoef VUmc beoordeelt vooraf of patiënten baat bij een pace
maker hebben. Dat scheelt onnodige operaties.
18 HUlP BiJ ZoRGVeRnieUWinG ZonMW kende Han Anema een Implementatie Fellowship toe. ‘Betrek patiënten, artsen en verpleegkundigen bij de ontwikkelfase van innovaties.’
20 AnTiDePReSSiVA en HART- en VAATZieKTen Carmilla Licht onderzoekt de relatie tussen antidepressivagebruik en hartslag, hartslagvariabiliteit en bloeddruk.
23 HeiliG HUiSBeZoeK VUmc en GGZ inGeest willen psychogeriatrische zorg beter laten aansluiten bij patiënten met een nietNederlandse cultuur.
en VeRDeR:03 eUReKA!
Promovenda Tessa van den Kommer onderzoekt risicofactoren voor cognitieve problemen bij ouderen.07 KoRT en ColUmn
16 KoRT en AGenDA
19 SAmenWeRKinG
VUmcbestralingskliniek in Hoorn22 KoRT GGZ inGeeST
24 Toen & nU
Narcosemiddelen
oPmeRKeliJKSinds kort heeft VUmc een operatiekamer – met een
aangrenzend stamcellaboratorium – die speciaal geschikt is voor
stamceloperaties. Dit is uniek in nederland.
lees meer op pagina 16
NUmmer 69 mei 2009 SyNapS
NeU
ro
-oN
co
loG
ie
05
SyNapS
NeU
ro
-oN
co
loG
ie04
in VUmc Cancer Center Amsterdam zoeken Tom Würdinger (rechts
op de foto) en collega’s naar betere diagnose en behandeling van
hersentumoren. Tumoren uithongeren door de aanmaak van nieuwe
bloedvaatjes te remmen, is slechts één van de focuspunten. ‘ons
onderzoek is noodgedwongen net zo divers als de tumoren zelf.’
Jaarlijks krijgen 800 tot 1.000 Nederlanders te horen dat ze een multiforme glioblastoom hebben. Deze meest voorkomende versie van een hersentumor is ook meteen de meest agressieve. Wat betreft de prognose windt neurochirurg dr. David Noske er dan ook geen doekjes om: ‘Vanaf het moment dat de diagnose wordt gesteld heeft een patiënt gemiddeld nog iets meer dan een jaar te leven. En dat is dan nog dankzij medisch ingrijpen. In het algemeen proberen we bij deze mensen eerst de bulk van een tumor chirurgisch weg te nemen, vooral om de druk op omliggend hersenweefsel te verlichten. Daarna volgt bestraling en chemotherapie. Doen we dat niet, dan is de levenverwachting niet meer dan een paar maanden.’Het grootste probleem van de gliobastomen blijkt hun grillige karakter. ‘We hebben het hier niet over een “mooie” ingekapselde tumor, maar eentje met veel uitlopers, tot diep in het omliggende hersenweefsel’, aldus Noske. En ook de inhoud van de tumorcellen blijkt grillig van karakter, zegt dr. Tom Würdinger, projectleider van de Neurooncology Research Group (NRG) van VUmc en onderzoeker aan Harvard University. ‘Het zijn verschillende typen cellen, die binnen één type ook nog sterk kunnen verschillen qua genetica.’De NRG maakt onderdeel uit van het
J
< teks t Rob Buiter fo to Harr y mei jer>
TUmoRen UiTHonGeRen
‘ met internisten in de regio werken we aan
een lokale richtlijn voor cardiovasculair risico-
management bij reumapatiënten’
miCRo-RnA 296 AlS moGeliJK TARGeT VooR CHemoTHeRAPie
Jaarlijks krijgen 800 tot 1.000 Nederlanders te horen dat ze een multiforme glioblastoom hebben. Deze meest voorkomende versie van een hersentumor is ook meteen de meest agressieve. Wat betreft de prognose windt neurochirurg dr. David Noske er dan ook geen doekjes om: ‘Vanaf het moment dat de diagnose wordt gesteld heeft een patiënt gemiddeld nog iets meer dan een jaar te leven. En dat is dan nog dankzij medisch ingrijpen. In het algemeen proberen we bij deze mensen eerst de bulk van een tumor chirurgisch weg te nemen, vooral
om de druk op omliggend hersenweefsel te verlichten. Daarna volgt bestraling en chemotherapie. Doen we dat niet, dan is de levenverwachting niet meer dan een paar maanden.’Het grootste probleem van de gliobastomen blijkt hun grillige karakter. ‘We hebben het hier niet over een “mooie” ingekapselde tumor, maar eentje met veel uitlopers, tot diep in het omliggende hersenweefsel’, aldus Noske. En ook de inhoud van de tumorcellen blijkt grillig van karakter, zegt dr. Tom Würdinger, projectleider van de Neurooncology Research Group (NRG) van VUmc en onderzoeker aan Harvard University. ‘Het zijn verschillende typen cellen, die binnen één type ook nog sterk kunnen verschillen qua genetica.’De NRG maakt onderdeel uit van het Cancer Center Amsterdam, een consortium van oncologische specialismen binnen VU medisch centrum, die in nauwe samenwerking tussen kliniek en laboratorium zoeken naar oplossingen voor kanker. Die samenwerking is cruciaal, benadrukken Noske en Würdinger haast in koor. ‘Ik kan letterlijk met een koelbox oversteken naar de kliniek om hersenweefsel op te halen zodra dat door de neurochirurgen is verwijderd’, zegt Würdinger. ‘Die nauwe samenwerking is – vreemd genoeg – vrij bijzonder in de wereld’, vult Noske aan. ‘Zelfs de meest prestigieuze oncologische laboratoria in de wereld hebben niet zo’n strakke samenwerking met de kliniek als VUmc CCA.’
kweekVan een fors deel van de tumoren die in het lab van Würdinger worden verzameld, proberen de onderzoekers cellijnen te kweken. Die cellen worden onder meer getest op hun gevoeligheid voor een heel scala aan potentiële medicijnen. Eén van de onderzoekslijnen richt zich op de aanpak van de ‘voedselvoorziening’ van tumorcellen. ‘Angiogeneseremming is al heel lang een belofte in het kankeronderzoek’, licht neurochirurg Noske toe. ‘Simpel gezegd: als je de angiogenese – dus de aanmaak van nieuwe bloedvaatjes – kunt remmen, dan honger je een tumor uit. Door hun snelle groei hebben tumoren immers meer bloed met voedingsstoffen nodig dan gezonde cellen. Maar de praktijk, zeker bij hersentumoren, blijkt weerbarstig. Er is zelfs al onderzoek gepubliceerd dat suggereert dat die ‘hongerende tumorcellen’ eerder uitzaaien dan tumoren die niet met angiogeneseremmers worden behandeld.’Ondanks die complexiteit van het probleem, zien de onderzoekers wel mogelijkheden voor een therapie op niveau van de bloedvoorziening. ‘We hebben recent een regulator in de cel ontdekt die onder andere een centrale rol speelt in de aanmaak van bloedvaten’,
mRI van de hersenen met een multiforme glio-
blastoom in de temporaalkwab. Het grootste pro-
bleem van de gliobastomen blijkt hun grillige
karakter. Desondanks probeert VUmc Neuro-
oncology Research Group de tumoren te analyse-
ren om uiteindelijk tot betere therapieën te kun-
nen komen. beeld VUmc
‘ onze nauwe samen-
werking tussen
oncologisch lab en
kliniek is – vreemd
genoeg – vrij bijzonder
in de wereld’
dagen chemotherapie via een katheter in de tumor toegediend. Het voordeel is dat je door die langzame manier van strikt lokale toediening een veel groter en gerichter deel van de tumor kunt bereiken, dan wanneer je chemotherapie systemisch, dus via de bloedbaan toedient.’
GeduldDeze verschillende onderzoekslijnen van de Neurooncology Research Group bevinden zich nog niet in de fase van daadwerkelijk klinisch onderzoek met patiënten. ‘Op zijn vroegst in de loop van volgend jaar kunnen we voor een aantal projecten starten met patiëntenonderzoek’, vertelt Noske. ‘Ik wil dan ook zeker geen valse verwachtingen wekken. We hebben het hier over tumoren die sneller ontwikkelen dan ons onderzoek. Dat neemt niet weg dat we op termijn wel hoge verwachtingen hebben van het onderzoek. En niet alleen voor de neurooncologie. Van bijvoorbeeld het extra gevoelig maken van tumoren voor straling kunnen ook andere patiënten profiteren, zoals die met long of borstkanker.’
SyNapS
NeU
ro
-oN
co
loG
ie06
vertelt Würdinger. Het is een zogenoemd microRNA, met de fantasievolle naam 296. ‘MicroRNA’s zijn stoffen die ingrijpen in de productie van eiwitten, doordat ze een andere vorm van RNA, boodschapperRNA, kunnen blokkeren. Bloedvaten worden aangemaakt na een signaal van verschillende groeifactoren. Normaal worden de receptoren voor die groeifactoren op een gegeven moment weer afgebroken door een ander eiwit, waarna de aanmaak stopt. Maar als dat afbraakeiwit niet wordt aangemaakt, omdat er te veel microRNA 296 in de cel zit, dan ontstaat een probleem. Wij hebben laten zien dat veel hersentumoren inderdaad te veel van dat microRNA hebben. Daarmee is het een mogelijk “target” voor chemotherapie geworden.’
Gevoeligheid voor stralingEen andere lijn van onderzoek richt zich op de gevoeligheid van tumorcellen voor straling. Würdinger: ‘Sommige, trager groeiende cellen hebben een heel effectief mechanisme om de schade na bestraling te herstellen. Daarmee worden die cellen ongevoelig voor radio
NUmmer 69
co
lUm
N
mirjam Schöttelndreierstudeerde wijsgerig-historische pedagogiek en
is redacteur van de Volkskrant. in Synaps bekijkt
en becommentarieert zij de zorg vanuit het
oogpunt van een consument.
onTSnAPPinGen
Vroeger hadden wij journalisten een karton-
nen kaartje in onze la – voor de jongste desk-
werkers onder ons: dat is een verschuifbare
opbergdoos onder je bureau – waarop stond
hoeveel vakantiedagen je, nog, had. Wie op
pad wilde gaan, liep langs de chef, nam het
vakantieplan door en schreef vervolgens de
geplande dagen af. Handtekening van beiden
eronder: klaar.
nu beschikken we bij de redactie over een
all in-computersysteem voor allerhande ver-
lofdagen, declaratiesoorten en persoonlijke
salarislijnen waarmee de iCT ons verbluft
heeft doen staan, hemel, wat knap, en dat
allemaal op zo’n klein chipje! Dat in het bril-
jante systeem eenvoudige dingen niet kun-
nen, van alles zoekraakt en dramatisch vast-
loopt, en chef zich vaak geen raad weet,
spreekt.
maar hoe kom ik daar op? omdat ik me
onlangs verdiepte in het elektronisch patiën-
tendossier (ePD), wat me een juweel van
vooruitgang lijkt voor de samenwerkende
zorgverleners en hun instanties. enerzijds.
Dat het ook een hel van misinterpretaties
tussen allerlei mensen wordt en/of een berg
loze informatie geeft omdat er uit privacy-
bescherming alleen nog gecodeerde extrac-
ties van alles wat menselijk is, in staan, laat
zich raden.
Hoe al dat soort informatie dan wel moet
worden gecommuniceerd? De geschiedenis
leert dat hoe groter de bureaucratie, des te
gehaaider de ontsnappingen. Zo had ooit
iedere Rus werk in de heilstaat, maar hield
de facto zijn eigen groententuin bij.
Doktoren gaan dus memo’s in laatjes leggen
en even tussen de ePD’s door een vertrou-
welijk collegiaal belletje plegen.
Zoals degene die tegen een vastgelopen
verlofsysteem aanloopt, dan maar buiten
het systeem om op vakantie gaat. Hou je
digitaal nog lekker wat dagen over ook.
té kort door de bocht voor u?
Nie
UW
SKort
kleur bekennenDe educatieve film Kleur bekennen –
gemaakt door medewerkers van VUmc en
bedoeld voor zorgverleners – behandelt de
palliatieve zorg aan moslimpatiënten.
De film geeft inzicht in de problematiek die
kan ontstaan bij moslimpatiënten in de
palliatieve fase in een westers ziekenhuis.
ook krijgt de kijker een beeld van culturele
en religieuze gebruiken rondom ziekte en
dood. De film en bijbehorende brochure
kunt u bestellen voor 10 euro. een bedrag
dat ten goede komt aan het VUmc fonds,
dat projecten financiert die de kwaliteit van
zorg verbeteren. Stuur een e-mail
naar communicatie@VUmc.nl o.v.v. film
Kleur bekennen. meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo
< foto Ivar Pel>
De mondige patiëntDe geïnformeerde
mondige patiënt wordt
gezien als de basis van
een marktgerichte
gezondheidszorg. maar
klopt het beeld van
deze patiënt als een
nieuw fenomeen? in
het boek De mondige patiënt gaan frans
meijman en Stephen Snelders, beiden verbon-
den aan VUmc, op zoek naar de geïnformeer-
de en eigenzinnige patiënt in het verleden.
en die vinden zij: ‘met behulp van moeder,
buurvrouw, medische encyclopedie of
libelle zocht ook vroeger de medische leek
tussen eigen inzichten en medische voor-
lichting pragmatisch de weg naar de eigen
gezondheid.’
De mondige patiënt. Historische kijk
op een mythe; Isbn 978-90-35133-48-8;
€ 17,95.
www.uitgeverijbertbakker.nl
Word lid van de alumnikring geneeskunde VUmc!Sinds begin dit jaar is de alumnikring genees-
kunde VUmc actief met activiteiten voor
afgestudeerden van de faculteit geneeskun-
de VU (nu VU medisch centrum). De alum-
nikring organiseert bijeenkomsten, nodigt u
uit voor concerten en houdt u op de hoogte
van de ontwikkelingen in VU medisch cen-
trum. omgekeerd kunt u met uw kennis en
ervaring helpen als gastspreker, stagecontact
of als voorlichter
van aankomende
studenten.
kijk voor meer
info en een aan-
meldformulier
op www.vumc.
nl/alumni
therapie. Maar wij hebben nu een stof gevonden die een “hersteleiwit” blokkeert, waardoor ook deze radioresistente cellen potentieel gevoelig worden voor bestraling.’ Je zou kunnen denken dat het ‘blokkeren van herstelmechanismen in cellen’ potentieel veel bijwerkingen kent, maar dat valt in de praktijk erg mee, zegt Würdinger. ‘Er zijn twee verschillende hersteleiwitten. Gezonde cellen maken vooral gebruik van het ene type, terwijl tumorcelen juist het andere gebruiken. Uiteraard blokkeren wij alleen die laatste. Bij muizen is deze strategie al heel effectief gebleken.’
kinderoncologieBinnen de neuroonologie vormen kinderen met hersentumoren een extra complexe categorie. Het kinderbrein is volop in ontwikkeling en is dan ook extra gevoelig voor schade door bestraling of chemotherapie. Würdinger: ‘Na leukemie zijn tumoren in de hersenstam de meest voorkomende vorm van kanker bij kinderen. Voor die vorm van kanker hebben we meegewerkt aan de ontwikkeling van convection enhanced delivery. Daarbij wordt gedurende een aantal
SyNapS SyNapS mei 2009
07
Betere diagnose door blaasjesonderzoek
In het prestigieuze Nature Cell Biology publiceerden Tom Würdinger en col-
lega’s van de Harvard medical School and massachusetts General Hospital,
in Boston (VS), onlangs een baanbrekend artikel met mogelijk verstrek-
kende gevolgen voor de diagnose van hersentumoren. Würdinger: ‘We heb-
ben ontdekt dat je in exosomen – een soort blaasjes die door tumorcellen
worden uitgescheiden – heel veel karakteristieken van tumoren kunt her-
kennen. De genetische vingerafdruk van een cel is helemaal terug te vinden
in zo’n exosoom. Die blaasjes worden naar de bloedbaan uitgescheiden. Dat
betekent dat je ook zonder chirurgie al van alles te weten kunt komen over
de aard, en misschien zelfs de omvang van een tumor. Eén van de dingen
die we nu onderzoeken is of we drempelwaarden kunnen onderscheiden
voor recidiverende tumoren. Het lijkt er op dat een groeiende tumor ook
steeds meer exosomen uitscheidt. mogelijk kunnen we dus in het bloed
herkennen of een tumor terugkeert na operatie.’
‘Die techniek zou een waardevolle aanvulling zijn op radiodiagnostiek’,
zegt neurochirurg David Noske. ‘op een scan kan het lijken dat het tumor-
weefsel weer terugkomt. maar in eenderde van de gevallen is dat eigenlijk
“slechts” necrotisch hersenweefsel dat overblijft na bestraling.’
ook bij het bepalen van de mogelijkheden voor chemotherapie zouden
de exosomen in de toekomst waardevolle informatie kunnen leveren.
Noske: ‘Veel genetische karakteristieken zitten in die blaasjes, dus wel-
licht kunnen we ooit maatwerk gaan leveren met chemotherapie voor een
individuele patiënt in plaats van “confectie”. Nu moeten we nog vertrou-
wen op standaardprotocollen.’
Als je de aanmaak van nieuwe bloedvaatjes kunt
remmen, honger je de tumor uit. Hier zijn bloed-
vat-endotheelcellen (rood) samen te zien met
tumorcellen (groen). <beeld VUmc>
De mondige patiëntDe geïnformeerde
mondige patiënt wordt
gezien als de basis van
een marktgerichte
gezondheidszorg. maar
klopt het beeld van
deze patiënt als een
nieuw fenomeen? in
het boek De mondige patiënt
of als voorlichter
van aankomende
studenten.
kijk voor meer
info en een aan-
meldformulier
op www.vumc.
nl/alumni
SyNapS
08
NUmmer 69 SyNapS
09
mei 2009
h
Gy
Na
eco
loG
ietoepassen.’ Als eerste stap zijn op de site drie zorgpaden verwerkt voor veelvoorkomende thema’s: het afwijkende uitstrijkje, postmenopauzaal bloedverlies, en preconceptueel advies. Van der Slikke legt uit hoe de site gebruikt kan worden. ‘Een vrouw heeft bijvoorbeeld bericht gekregen van een afwijkend uitstrijkje bij het bevolkingsonderzoek met de uitslag ‘3B’. Dat zegt haar niets. Op haar speurtocht op internet naar informatie belandt ze op onze site. Als ze daar 3B intikt, ziet ze de uitleg over deze waarde en welke acties ze moet ondernemen. Ze kan via de site ook meteen een afspraak maken voor een consult en ter voorbereiding daarop een vragenlijst invullen. Met de antwoorden kan het systeem al zien of extra onderzoek nodig is. Dat wordt zodanig gepland dat de klant maar een keer naar de polikliniek hoeft te komen.’
PlezierDe meerwaarde van dit systeem is dat er betere kwaliteit van zorg komt met minder moeite, meer plezier en beter contact met de patiënt, zegt Van der Slikke. Meer plezier? ‘Ja. Met die van tevoren ingevul
de vragenlijst kunnen we meteen ter zake komen en bovendien meer aandacht besteden aan de persoon zelf. We voorkomen veel gedoe: een zoekgeraakte status, weer een vrouw die eigenlijk niet bij ons hoort, telkens diezelfde vragen – daar gaat het grootste deel van het eerste consult aan op. Madonna Medisch maakt het werk een stuk leuker.’ Voordeel is ook dat de ingevulde vragenlijst via een soort triagesysteem leidt tot een specifiek op deze patiënt toegesneden advies. Dat kan betekenen dat ze zonder een medisch consult zelf iets kan ondernemen, of dat ze wordt verwezen naar de meest geëigende polikliniek: VU medisch centrum of partnerziekenhuis Sint Lucas Andreas Ziekenhuis.
Gy
Na
eco
loG
ie
ViRTUele PoliKlinieK
in De START-BloKKen
Hoe kun je vrouwen meer betrekken bij hun behan-
deling en welke moderne middelen kun je daarvoor
aanwenden? Verloskunde & gynaecologie van
VUmc is drie jaar geleden gestart met het opzetten
van een virtuele polikliniek. Deels ingegeven door
ongenoegen met de lopende gang van zaken, deels
door persoonlijke interesse, maar bovenal vanuit
een diepgevoeld verlangen bij te dragen aan empo-
werment van hun klanten. Het resultaat: madonna
medisch, dat na de zomer operationeel wordt.
<tekst Wilma mik foto marc de Haan/HH en Shutterstock> madonna Vrouwen die willen begrijpen wat er in hun lichaam gebeurt, waarom
bepaalde diagnoses worden gesteld, en wat de vervolgstappen zullen
zijn, kunnen terecht op de interactieve website madonna medisch. Daar
vinden ze betrouwbare en actuele informatie over verschillende gynaeco-
logische aandoeningen, symptomen en behandelingen. ze kunnen zelf hun
dossier inzien en bijwerken, en raken meer betrokken bij hun zorgproces.
Bovendien levert het een hogere kwaliteit van zorg en aanzienlijke tijdwinst
voor patiënt en arts. Elke huisarts die dat wil – en toestemming krijgt van
de patiënt – kan erop inloggen en meekijken. Uiteraard gebeurt dit alle-
maal via een beveiligde internetomgeving. De naam is geïnspireerd op de
madonna als klassiek beeld voor de diepe relatie tussen moeder en kind,
maar ook op madonna als symbool voor de zelfbewuste vrouw van vandaag
die haar eigen weg gaat.
www.madonnamedisch.nl wordt na de zomer 2009 op bescheiden schaal
operationeel, daarna volgt stapsgewijze uitbreiding.
Het zorgproces voor vrouwen met gynaecologische klachten kan een stuk beter en handiger, meende gynaecoloog Peter Kenemans. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van internet en ICT. Hans van der Slikke, die het stokje van hem overnam: ‘Vooral vrouwen zoeken op internet naar informatie over gezondheid. Ze komen met flinke uitdraaien bij ons op het spreekuur. Dan kun je twee dingen doen: negeren of zorgen dat je zelf betere informatie voorhanden hebt. Wij hebben voor het laatste gekozen.’ Dat de plannen in vruchtbare aarde vielen, blijkt uit de aanzienlijke subsidie die het ministerie van VWS eraan toekende.
InteractiefHet opzetten van het webportal begon met vakinhoudelijke zaken, waarbij geput kon worden uit de professionele richtlijnen van de beroepsvereniging NVOG. En ook de voorlichtingsfolders die daarop zijn geënt, waren voorhanden. Maar om deze te bewerken zodat ze voldoen aan het ideaalbeeld van de VUmcgynaecologen, kostte veel hoofdbrekens én tijd. Van der Slikke: ‘Met Madonna Medisch willen we echt een interactieve en voor patiënten goed toegankelijke site maken. Dat vergt veel meer dan alleen het bestaande materiaal
BijzonderMadonna Medisch is op een aantal vlakken uniek, meent interimprojectleider en relatieve buitenstaander David Jongste. Juist vanwege de mogelijkheid voor de patiënt om zelf haar eigen dossier te kunnen bekijken en aanvullen, in combinatie met de extra mogelijkheden die het artsen biedt. ‘Interessant is ook de manier waarop voorlichtingsmateriaal is gekoppeld aan uitslagen van onderzoek. Dat is een belangrijke meerwaarde boven andere patiëntenportals. Die geven ook onderzoeksresultaten maar zonder vertaalslag naar de leek. Ik vind het bijzonder hoe verloskunde en gynaecologie nadenkt over de presentatie van deze site. Die is geheel geënt op
het patiëntenperspectief. Dat klinkt heel logisch en simpel maar om dat goed uit te denken en verwerken, is een hele klus en raakt ook aan organisatorische veranderingen in de polikliniek.’Wat in de tweede helft van dit jaar wordt gepresenteerd is een tussenstap. Gaandeweg vindt uitbreiding plaats, bijvoorbeeld met meerdere zorgpaden, of met andere partners in de regio. Voor andere afdelingen die ook deze kant op willen gaan, komt een soort draaiboek beschikbaar.
‘ Vooral vrouwen zoeken
op internet naar infor-
matie over gezondheid’
mADonnA meDiSCH:
NUmmer 69 mei 2009
11
Normaal bewegenOm dergelijke vragen te beantwoorden is translationeel onderzoek een must, meent hij. De afstand tussen prekliniek en kliniek is nog groot. Het multidisciplinaire VU/VUmconderzoeksinstituut MOVE zet een stap in de goede richting (zie kader). Ook de Dutch Society of Neurorehabilitiation, waarvan Kwakkel voorzitter is, beoogt het gat tussen fundamenteel en toegepast onderzoek te overbruggen. Het interuniversitaire project Explicitstroke naar de hersenplasticiteit en armrevalidatie na een beroerte
pPatiënten met een neurologische aandoening kunnen veel baat hebben bij revalidatietherapie. Die neurorevalidatie is een sterk groeiend vakgebied dat heel anders is dan de algemene revalidatiegeneeskunde, benadrukt hoogleraar neurorevalidatie Gert Kwakkel. ‘Als de hersenen zijn aangedaan gelden er andere wetmatigheden dan bij bijvoorbeeld een beenbreuk. Een neurologisch defect brengt meestal complexe veranderingen teweeg in onder andere de cognitie en de bewegingssturing. Dat vraagt specifieke kennis van de hulpverlener’, aldus de fysiotherapeut en bewegingswetenschapper.Die complexiteit boeit hem enorm: ‘Elke neurologische patiënt is een puzzel en dat vond ik in de kliniek al fantastisch interessant. Het is net als de weersvoorspelling: je wilt begrijpen wat er gaat komen.’ Zijn leerstoel, waarvoor hij op 25 maart jl. zijn oratie uitsprak, is uniek in Nederland. Naast wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, is hij betrokken bij vooral de complexe patiëntenzorg voor bijvoorbeeld CVApatiënten.
Nieuwe uitgroeiselsTot tien jaar geleden dichtte de wetenschap de hersenen weinig plasticiteit toe. Maar de menselijke bovenkamer blijkt zich vaak wel degelijk aan een neurologisch defect te kunnen aanpassen. Kwakkel: ‘Onder invloed van ervaringen passen de hersenen de communicatienetwerken voortdurend aan. Als gevolg van motorisch leren ontstaan er nieuwe verbindingen, die de efficiëntie van informatieoverdracht tussen de betrokken neuronen verhoogt.’Over de functionele betekenis van die veranderde activatiepatronen op hersenscans tasten wetenschappers nog in het duister. ‘De vraag blijft voortdurend wat de veranderingen in die netwerken, die we tegenwoordig macroscopisch zichtbaar kunnen maken met beeldvormende technieken zoals functionele Magnetische Resonantie Imaging – fMRI – en MagnetoEncefaloGrafie – MEG – werkelijk betekenen voor het functioneren van de patiënt. Zijn ze gunstig, zijn ze bijzaak?’
stijfheid van het bewegingsapparaat voor de hersenactiviteit die we met fMRI meten?’Daarmee verschaft Explicitstroke inzicht in wat en hoe een patiënt precies leert wanneer hij succesvol revalideert. Herstellen de hersenfuncties zelf, of is het meer het leren omgaan met functieverlies en spelen andere aanpassingsmechanismen een rol? ‘We weten nog niet goed wát we revalideren’, aldus Kwakkel. ‘Van een patiënt die na een beroerte weer loopt, weten we niet welke mechanismen hem weer aan het lopen brach
‘ Neurorevalidatie vraagt specifieke kennis van de
hulpverlener’
‘We WeTen noG nieT GoeD WáT We ReVAliDeRen ’
Hij is de enige hoogleraar neurorevalidatie in
nederland en bedient een relatief nieuw en
sterk groeiend vakgebied. De kersverse
professor Gert Kwakkel bekritiseert de een-
heidsworstbenadering voor diagnosegroepen
en wil fundamenteel onderzoek klinisch
interpreteren. ‘Wat is de functionele
betekenis van de veranderingen in het brein
die we tijdens revalidatie meten?’
HooGleRAAR neURoReVAliDATie GeRT KWAKKel:
< teks t Sanne Hi j lkema fo to Harry meijer>
11
NeU
ro
reV
ali
da
tie
moVE
Het VU/VUmc-onderzoeksinstituut moVE streeft ernaar het bewegingsap-
paraat van zieke en gezonde mensen beter te begrijpen en te optimaliseren.
VUmc, de Faculteit der Bewegingswetenschappen en ACTA bundelen hun
kracht binnen zowel basaal onderzoek naar bijvoorbeeld de regeneratie
van spier- en botweefsel, als ook toegepaste studies naar bijvoorbeeld het
effect van hoogtetraining op zwemprestaties.
Professor kwakkel: ‘moVE zal in de toekomst ook de neurologie, neurofy-
siologie en neurobiologie gaan betrekken. Ik denk zelf vanuit een klinisch
oogpunt mee met de onderzoeksgroep coördinatiedynamica, die de timing
en kwaliteit van bewegingen onderzoekt. Ik geef invulling aan de selectie
van patiënten en de opdracht die ze krijgen.’ www.move.vu.nl
SyNapS
focust eveneens op translationeel onderzoek. Kwakkel ontwierp dat onderzoek: ‘We combineren kinematica, neuromechanica, hersenscans en klinisch onderzoek bij individuele patiënten. Daardoor krijgen we hopelijk meer inzicht in hoe de veranderingen zich na een beroerte tot elkaar verhouden. Wat betekent de
ten. Als we achterhalen wat de patiënt leert bij het terugwinnen van vaardigheden, kunnen we het revalidatieproces beter aansturen. Daarbij moeten we ons realiseren dat “normaal bewegen” geen goed referentiekader biedt voor het begrijpen van afwijkend bewegingsgedrag.’
mei 2009
Zorginstellingen moedigen het melden van incidenten aan door ‘veilig melden’, een garantie
dat de melding niet kan resulteren in een individuele maatregel tegen de melder. inzage krijgen
in de gegevens van een melding incident Patiëntenzorg (miP) is nu niet mogelijk, behalve in
uitzonderlijke gevallen door tussenkomst van de rechtbank. Drie reacties op de stelling:
‘ mip-meldingen moeten openbaar zijn’
Uit
Gel
ich
t
Reageren?
mail naar synaps@VUmc.nl
Dr. marieke Visser voorzitter meldingscommissie incidenten patiëntenzorg VUmc‘een veilige omgeving is een omgeving waarin men elkaar durft aan te
spreken en waarin men leert van incidenten en bijna-incidenten. Deze twee
elementen moeten naast elkaar bestaan. om het melden te be-
vorderen moet dit laagdrempelig en veilig gebeuren en zonder repercussies
voor de betrokkenen. Wel kunnen er acties worden afgesproken, waarbij de
betreffenden om een toelichting en om oplossingen worden gevraagd om
dergelijke incidenten en bijna-incidenten in de toekomst te voorkomen.
miP-meldingen kunnen daarom niet openbaar zijn, want mogen niet recht-
streeks terug te leiden zijn naar melder en andere betrokkenen. Alleen zo
wordt het veilig melden gegarandeerd en gestimuleerd. Wel moet er een
rapportage zijn van de meldingen en van de acties van de miP-commissie.’
mr. John Beer advocaat en voormalig voorzitter van de Vereniging van advocaten voor Slachtoffers van personenschade (aSp)‘Het is van belang dat medische fouten aan het licht komen. Zowel voor
verbetering van de kwaliteit van de zorg als voor de rechtstreeks benadeel-
den die met de gevolgen blijven zitten. in juridisch opzicht is het duidelijk.
Artsen en verpleegkundigen hebben zowel tegenover de patiënt (of diens
nabestaanden) als tegenover de instelling waar zij werken de plicht om
medische fouten te melden. Zorgverleners die niet melden handelen dus
onrechtmatig. ‘Veilig melden’ is een concessie aan professionals die maat-
schappelijk onwenselijk gedrag vertonen door eigen fouten niet te melden.
Tenslotte is het zeer de vraag of werkelijk kan worden gegarandeerd dat
melding niet zal resulteren in enige individuele maatregel tegen de betrok-
kene.’
Benno Baksteenvoorzitter platform duurzame luchtvaart ‘incidentmeldingen moeten leiden tot systeemverbeteringen. Daarvoor
moet wat mis gaat worden gemeld en geanalyseerd. Wat, indien nodig,
leidt tot systeemaanpassingen. meldingen worden alleen gedaan als dat
onbekommerd kan. Dus zonder angst voor beschuldigingen en sancties. Die
hebben alleen een rol bij opzet of grove nalatigheid. Bijvoorbeeld: onder
invloed aan het werk gaan.
Hoe verder een systeem is ontwikkeld, hoe complexer de analyse van inci-
denten. De benadering ‘fouten verdienen straf’ is een ontkenning van de
complexiteit van de echte wereld. maar het is wel de maatschap pelijke
tendens, die het openbaar ministerie lijkt te volgen. Het antwoord is dus:
‘nee’. Wel moet het proces openbaar zijn. Het moet dus duidelijk zijn dat
een ziekenhuis een actief miP-systeem heeft, en tot welke aanpassingen
dit leidt.’
SyNapS
13
Waslijst meetinstrumentenQua behandeling op maat schiet de neurorevalidatie tekort, meent Kwakkel. ‘Patiënten uit verschillende diagnosegroepen worden te vaak als eenheidsworst behandeld. De functionele prognose verschilt echter per patiënt en bepaalt welke behandeling geschikt is. Maar die kennis staat nog in de kinderschoenen omdat onderzoeken vaak te kleine en te heterogene populaties betreffen.’De eindeloze waslijst aan meetinstrumenten ter evaluatie van neurorevalidatie moet bovendien teruggedrongen worden, aldus de hoogleraar. ‘De behandelrichtlijnen zouden een beperkt aantal meetinstrumenten moeten aanbevelen, om onderzoeken beter vergelijkbaar te maken. Daarover zou mondiale afstemming moeten komen.’‘De neurorevalidatie van VUmc is de laatste jaren steeds meer op kop gaan lopen in Europa’, merkt hij op. Hij is al sinds 1982 aan VUmc verbonden: ‘Ik werk ook deels in het UMC Utrecht, maar binnen VUmc zijn de divisies en mensen makkelijker bereikbaar doordat de organisatie minder verticaal is. Daardoor kun je veel beter dwarsverbanden met verschillende vakgroepen maken.’Wat hem na al die jaren wellicht het best is bijgebleven is het moment waarop hij als promovendus zijn belangrijk
SyNapS
NeU
ro
reV
ali
da
tie
12
NUmmer 69
‘Normaal’ reiken ‘Abnormaal’ reiken
Pathologie
Beroerten=356
• MRC scale• Motricity Index• Brunnstrom Stages• Fugl-Meyer Assessment Score• Notthingham Sensory Assessment• (modified) Ashworth scale• Chedoke McMaster Motor Assessment Stroke Scale• Tardieu Scale• Rivermead Motor Assessment• Scandinavian Stroke Scale• NIHSS• Cincinnati Stroke Scale• Trunk Impairment Scale• Hemispheric Stroke Scale
• Functional Reach• Berg-Balance Scale• Timed-Balance Test• Timed-Get-up & Go• 10-meter gait speed • 1, 5, 6, 12 min walking tests• Trunk Control Test• Nine Hole Peg Test• Action Research Arm test• Frenchay Arm Test• Box and Block test• Jebsen handfunction test• ABIL-hand• Functional Ambulation Categories (FAC)• Rivermead Mobility Index (RMI)• Barthel Index (BI); mBI• FIM• modified Rankin Scale • SIS (vs. 2.0 & 3.0)
• FSS, MFI, • CIS-20r• HADS• SIP-136, SIP-68, SIP-30• SF-36• EuroQoL-5D• SIS (vs. 2.0 & 3.0)• SA-SIP-30• SSQL• Rankin Scale• Frenchay Activities Index• Nottingham Extended ADL (NEADL) • Notthingham Health Profile
Anatomische eigenschappen
en functiesActiviteiten Participatie
‘Een impressie van het aantal meet-
instrumenten dat is gebruikt in 356
gerandomiseerde onderzoeken met
controlegroep op het gebied van
revalidatie bij patiënten met een
beroerte. De eindeloze waslijst aan
meetinstrumenten ter evaluatie van
neurorevalidatie moet terugge drongen
worden’, aldus kwakkel. ‘Een beperkt
aantal meetinstrumenten maakt onder-
zoeken beter vergelijkbaar’.
<beeld VUmc>
‘ de neurorevalidatie in VU medisch centrum
is de laatste jaren steeds meer op kop gaan
lopen in europa’
‘Als we achterhalen wát de patiënt leert bij het terugwinnen van vaardigheden, kunnen we het
revalidatieproces beter aansturen. Daarbij moeten we ons realiseren dat “normaal bewegen” geen
goed referentiekader biedt voor het begrijpen van afwijkend bewegingsgedrag’, aldus Gert kwakkel.
<beeld VUmc>
ste onderzoeksresultaten kon inkijken: ‘Jarenlang had ik een geblindeerde, longitudinale studie gedaan waarbij ik ruim honderd patiënten met achttien herhaalde metingen in de tijd volgde. Vlak voordat we de sleutel van randomisatie doorbraken, ging ik geld pinnen.
Ik deed mijn pas er in, pinde tweehonderd gulden en liep zonder geld het ziekenhuis weer in. Zó spannend vond ik het … De resultaten verschenen in The Lancet en inmiddels begeleid ik zelf acht promovendi.’
NUmmer 69
i
SyNapS SyNapS
ca
rd
iolo
Gie
14
mei 2009
In Nederland lijden 200.000 mensen aan hartfalen. Elk jaar groeit deze groep met tien procent. Dit slechte nieuws is het gevolg van goed nieuws, zegt cardioloog Carel de Cock: ‘De behandeling van hartinfarcten verbetert voortdurend. In tien jaar tijd is het percentage overlevenden na een hartinfarct verdubbeld. Dat heeft als neveneffect dat er veel mensen doorleven met een beschadigd hart. Daarnaast worden we met zijn allen ouder en wordt de pomp op hoge leeftijd gewoon minder.’Er is een groep patiënten met hartfalen waarvan de beide hartkamers niet gelijktijdig samentrekken. Voor hen behoort sinds eind jaren negentig Cardiale Resynchronisatie Therapie (CRT) tot de mogelijkheden. Zij krijgen een zogeheten biventriculaire pacemaker, die beide hartkamers stimuleert met een gelijk signaal. Afhankelijk van de uitvoering kost zo'n apparaat tien tot twintigduizend euro, maar als dat de situatie aanmerkelijk verbetert, is dat natuurlijk de moeite waard. ‘Maar helaas schiet dertig tot veertig procent van die patiënten er niets mee op’, zegt De Cock. ‘De helft van hen merkt geen verbetering, terwijl de andere helft zelfs
van een verslechtering spreekt. Bij die groep loopt het tijdsverschil in het pompen van beide kamers alleen maar op.’ Vermoedelijk heeft dat te maken met de langzame geleiding van het stroomsignaal door het hart. Als de draad dan niet op de goede plek kan worden aangesloten, blijft het pompen uit de pas lopen. De Cock: ‘Bij die groep schakelen we de pacemaker uiteindelijk weer uit. Er is hard gezocht naar criteria om die groep er vooraf uit te pikken, maar na tien jaar zoeken is dat nog niet gelukt.’
Dit tamelijk (arbeids)intensieve onderzoek maakt duidelijk welke patiënten baat zullen hebben van de pacemaker. Sinds een jaar of acht is dit onderzoek inmiddels aan zo'n duizend patiënten uitgevoerd. De Cock: ‘94% van de patiënten die na deze screening een pacemaker geplaatst krijgt, vertoont zowel een objectieve als een subjectieve verbetering.’ De eenmalige meetkatheter en de inzet van artsen, verpleegkundigen en een technicus maken dit onderzoek kostbaar. Toch zorgt het voorkómen van onnodige ingrepen uiteindelijk voor een ‘batig saldo’.VUmc voerde het onderzoek als eerste in Nederland in. Verder vindt het ook nog op zeer beperkte schaal in de Verenigde Staten plaats. Maar de positieve resultaten voor patiënt, arts en financiën hebben zeker tot massale navolging geleid? De Cock: ‘Helaas... Er is naast ons nog
één ziekenhuis in Nederland dat de behandeling ook aanbiedt. Een ander ziekenhuis is ermee gestopt. Het is natuurlijk arbeidsintensief onderzoek; ik vrees dat we de oorzaak van de geringe navolging ergens in het vergoedingenstelsel moeten zoeken. Ik betreur dat wel.’
HoopvolWellicht kan de populariteit van dergelijk preventief onderzoek toenemen als er noninvasieve methoden voor beschikbaar komen. De Cock: ‘De vooruitgang in de beeldvormende technieken is spectaculair. Echografie blijkt tot nu toe niet geschikt, maar mogelijk is binnenkort met de MRIscanner het tijdsverschil in het samentrekken van de beide hartkamers meetbaar. Het onderzoek naar nieuwe mogelijkheden gaat door.’De Cock is hoopvol gestemd dat deze op termijn het huidige dure en complexe onderzoeksproces kunnen vervangen. ‘Wij blijven dit onderzoek ondertussen uitvoeren. Met de toename van hartfalen groeit het belang van dit onderzoek alleen maar.’
ca
rd
iolo
Gie
15
PACemAKeRPRoefmensen waarvan beide hartkamers niet gelijktijdig samentrekken
krijgen vaak een pacemaker. Die moet voor 'resynchronisatie' zorgen.
Bij zestig tot zeventig procent van de patiënten gebeurt dat ook;
zij knappen merkbaar op. maar bij de overige patiënten brengen de
betrekkelijk ingrijpende operatie en het kostbare apparaat geen
verbetering. Daarom beoordeelt VUmc vooraf of de patiënt er iets
aan zal hebben.
<tekst leendert van der Ent i l lustrat ie Dannes Wegman>
Voordelen voor patiënt én arts
‘Het feit dat ons onderzoek per saldo geld bespaart, is natuurlijk beter dan
dat het geld kost’, merkt De Cock op, ‘maar dit is zeker niet het enige voor-
deel. Het bespaart die patiënten een vervelende ingreep en een ding in hun
lijf waar ze niets aan hebben. zelf vind ik dat er ook voor de arts een voor-
deel is. Het is niet prettig mensen met een apparaat op te zadelen waarvan
je niet weet of het werkt. Daarnaast maakt wat meer zekerheid de com-
municatie met de patiënt overzichtelijker en prettiger. Je hoeft niet meer te
zeggen: “het zou kunnen dat u er iets aan heeft, maar misschien ook niet.”
Bovendien hoeft de patiënt ook zelf geen afweging meer te maken over het
nut van de ingreep.’
‘ het voorkómen van
onnodige operaties
zorgt uiteindelijk voor
een batig saldo’
nABooTSen VAn WeRKinG PACemAKeRS VooRKomT
onnoDiGe PlAATSinG
ArbeidsintentiefVUmc legt zich niet neer bij de zinloze plaatsing van pacemakers. De Cock: ‘We kunnen niet vooraf zien bij wie het zal werken, maar we kunnen de werking van de pacemakers wel tijdelijk nabootsen bij patiënten. In een onderzoek schuiven we via de aders enkele draden naar het hart. Daarmee stimuleren we beide hartkamers. En met een speciale meetkatheter meten we of en hoeveel verbetering daardoor in de pompwerking optreedt. De totale duur van dit onderzoek is ongeveer anderhalf uur.’
NUmmer 69 mei 2009
oefening baart kunstAfgelopen april opende VU medisch centrum
een klinisch trainingscentrum voor de oplei-
ding geneeskunde. Hier worden studenten
intensief voorbereid op hun eerste klinische
stages en patiëntencontacten. Studenten
leren klinische en medisch-technische vaar-
digheden zoals het afnemen van een anamne-
se, het verrichten van lichamelijk onderzoek
en technische vaardigheden zoals bijvoor-
beeld infuus prikken. De trainingen zijn speci-
Smile!VU medisch centrum
heeft van de stichting
Kind en Ziekenhuis twee
Smiley’s gekregen. VUmc voldoet
aan de criteria die Kind en Ziekenhuis stelt
aan de zorg op de kinderafdelingen én aan
de zorg voor kinderen in dagbehandeling.
Zo kunnen ouders aanwezig zijn bij de inlei-
ding van en het ontwaken uit de narcose
van hun kind, ook bij een spoedingreep.
VUmc is het eerste UmC dat van de
stichting twee Smiley’s krijgt.
SyNapS SyNapS
PRomoTIES EN oRATIES VUmC13 mei 2009Promotie: l. van Domburgh
Titel: ‘Very young offenders: characteristics
of children and their environment in relation
to (re)-offending’
Aanvang 13.45 uur, Auditorium Vrije
Universiteit
15 mei 2009Promotie: m.e.D. Chamuleau
Titel: ‘escape from Surveillance. How leuke-
mic cells subvert the immune system’
Aanvang 13.45 uur, Aula Vrije Universiteit
19 mei 2009Promotie l.i.i.K. lim
Titel: ‘Rehabilitation in Parkinson's disease:
Strategies for cueing’
Aanvang 15.45 uur, Aula Vrije Universiteit
20 mei 2009Promotie: S.m. Slootmaker
Titel: ‘Promoting physical activity using an
activity monitor and a tailored web-based
advice’
Aanvang 13.45 uur, Aula Vrije Universiteit
27 mei 2009Promotie: m.m. van der Krogt
Titel: ‘Gait deviations in children with cerbral
palsy: a modeling approach’
Aanvang 13.45 uur, Aula Vrije Universiteit
29 mei 2009Promotie: J.A.P. leijte
Titel: ‘Staging, treatment and follow-up of
penile carcinoma’
Aanvang 10.45 uur, Aula Vrije Universiteit
Nie
UW
S
17
een selectie uit cursussen, symposia, congressen, promoties en oraties.
aGeNda
Voor meer inschrijvingen, nascholings-cursussen, congressen en symposia, kijk op: www.VUmc.nl/paog
Voor actuele informatie over promoties en oraties kijk op:www.VUmc.nl/synaps/meerinfo
CURSUSSEN/SYmPoSIA28 en 29 mei 200925 en 26 juni 200924 en 25 september 2009opleidingsprogramma Teach the teacher
voor de opleiders en leden van opleidings-
groepen van VUmc en de partnerzieken-
huizen binnen oZon-verband
Cursus 1: didactische basisprincipes
locatie: Aristo Zalencomplex, Amsterdam
14 mei 2009VAR-symposium Somatiek en
psychiatrie
'Heeft uw geest ook zo'n last van uw
lichaam?'
locatie: felix meritis, Amsterdam
info: dagvandeverpleging@ggzingeest.nl
en www.ggzingeest.nl
2 juni 2009Symposium Psychiatrie. lichaam en
geest: als het samenspel ontspoort
met onder andere de volgende onderwer-
pen: ‘De relatie tussen hiv en psychiatrie’;
‘De polikliniek psychiatrie: het samenspel
weer op de rails?’ en ‘neuropsychiatrie
bij Parkinson: de neuro en de psych’.
Aansluitend vindt de opening plaats van
de poli psychiatrie VUmc.
locatie: Amstelzaal, VU medisch centrum
29 juni 2009 Cursus praktische neuroanatomie en
neuroradiologie
Het doel van deze cursus is de relatie te
leggen tussen de humane hersenanato-
mie, inclusief de omhullende hersenvlie-
zen en de aan- en afvoerende bloedvaten
en datgene wat met moderne imaging
technieken met betrekking tot structuur
en functie van het zenuwstelsel kan wor-
den gevisualiseerd.
locatie: medische faculteit VUmc
Nie
UW
S16
té kort door de bocht voor u?
meer informatie over deze onderwerpen: www.VUmc.nl/synaps/meerinfo
een selectie uit opvallend nieuws op medisch-wetenschappelijk gebied
Kort
StamceloperatiekamerSinds kort heeft VUmc een operatiekamer –
met een aangrenzend stamcellaboratorium –
die speciaal geschikt is voor stamcelopera-
ties. Dit is uniek in nederland. op het gebied
van stamceltherapie is VUmc al jaren bezig
Doctor 2 DoctorDoctor 2 Doctor is het project van het VUmc
fonds waarin kinderartsen en verpleegkundi-
gen van VUmc hun collega’s in eldoret, Kenia
trainen. op die manier dragen zij bij aan bete-
re gezondheidszorg voor Keniaanse kinderen.
Dat trainen doen VUmc-medewerkers in het
opleidingsziekenhuis het moi Teaching and
Referral Hospital. Daarnaast worden artsen
uit eldoret uitgenodigd om in VUmc hun ken-
nis te vergroten. omdat het een opleidings-
ziekenhuis is met een verzorgingsgebied van
ongeveer 12 miljoen mensen, wordt de opge-
dane kennis steeds overgedragen aan artsen
in opleiding. onlangs is het samenwerkings-
verband tussen VUmc en het moi Teaching and
Referral Hospital in eldoret, Kenia voor de
komende drie jaar vastgelegd.
laatste levensfasePersoonlijke waardigheid en de wensen van
patiënten staan centraal in de nieuwe onder-
zoeklijn van mw. dr. Bregje onwuteaka-
Philipsen van VUmc. in de laatste levensfase
moeten medische zorg en behandeling vooral
gericht zijn op een zo goed mogelijke kwaliteit
van leven en sterven. De toekenning van een
ViCi-subsidie aan onwuteaka-Philipsen maakt
dit onderzoek naar het patiëntenperspectief in
de laatste levensfase mogelijk.
Door op meerdere momenten in een ziekte-
proces gesprekken met patiënten te houden,
ontstaat een uniek inzicht in het patiëntenper-
spectief in de laatste levensfase. De nieuwe
onderzoekslijn is onderdeel van het expertise-
centrum Palliatieve Zorg. De ViCi-subsidie
bestaat uit een geldbedrag van 1,25 miljoen
euro.
Hoogwaardig, internationaal wetenschappelijk
onderzoek. Dat is waar het om draait in de
twee nieuwe interfacultaire onderzoeksinsti-
tuten van VUmc en de Vrije Universiteit:
emGo+ en neuroscience Campus Amsterdam.
Het emGo instituut van VU medisch centrum
is samengegaan met de afdeling
Gezondheidswetenschappen van de faculteit
der Aard- en levenswetenschappen en ver-
schillende afdelingen van de faculteit
Psychologie en Pedagogiek van de Vrije
Universiteit. emGo+ heeft een duidelijke mis-
sie. Het instituut wil wetenschappelijk onder-
zoek stimuleren, initiëren, uitvoeren en publi-
ceren op het gebied van gezondheid en zorg.
Dit kan door de krachten te bundelen van zo’n
300 wetenschappers, zoals arts-onderzoekers,
epidemiologen, gezondheidswetenschap-
pers, gedragswetenschappers en bewegings-
en voedingsexperts.
neuroscience Campus Amsterdam is een
unieke campusbrede integratie van zo’n 400
neurowetenschappers uit de biomedische,
biofysische, psychologische en klinische neu-
rologie. De missie is de bestudering van
mechanismen die ten grondslag liggen aan
hersenziekten, zoals neuropsychiatrische
afwijkingen, dementie en wittestofziekten,
door middel van een integrale aanpak die
zich uitstrekt van molecuul tot aan het bed
van de patiënt. er wordt intensief samenge-
werkt met het Alzheimer Centrum, het mS
Centrum en GGZ inGeest.
Wetenschappelijke samenwerking VUmc en VU
met vooruitstrevend onderzoek. Daarom is er
in een oK-complex één ruimte speciaal
geschikt voor de toepassing van intra-operati-
oneel stamceltherapie. Researcher en ortho-
pedist marco Helder: ‘Binnen één operatie
kunnen wij uit vetweefsel stamcellen halen,
deze in het speciale stamcellaboratorium
opzuiveren en de capaciteit gebruiken om bij-
voorbeeld wervels te fuseren.’ De eerste
stamceloperatie zal naar verwachting dit jaar
plaatsvinden.
fiek gericht op een bepaalde discipline, bij-
voorbeeld neurologie. Direct daarna kunnen
de studenten hun nieuw geleerde vaardighe-
den in diverse opleidingsziekenhuizen in de
praktijk brengen.
<b
ee
ld D
igid
aa
n,
Sh
utt
ers
toc
k e
n V
Um
c>
VVeel onderzoeksresultaten in de zorg worden niet in de praktijk ingevoerd. Soms is de innovatie te ingewikkeld, soms brengt de vernieuwing een te grote verandering in de routine teweeg of het roept weerstand op bij de gebruikers, denkt Anema. En dat is jammer. De persoonsgebonden subsidie van ZonMW geeft Anema de kans om onderzoekers te begeleiden om hun bewezen effectieve en kosteneffectieve resultaten ook daadwerkelijk in de zorgpraktijk in te voeren.
ErkenningAnema houdt zich al langer bezig met zorginnovatie en implementatie. Als coördinator academisering in de sociale geneeskunde zet hij multidisciplinaire samenwerkingsverbanden en projecten op. In samenwerking met zorgaanbieders en bedrijven organiseert hij academische werkplaatsen voor zorginnovatie, onderzoek en implementatie. Daarnaast organiseert hij workshops kennisoverdracht voor professionals, binnen en buiten VUmc. Anema: ‘VUmc heeft een duidelijke visie op de academisering en implementatie van evidence based transmurale zorg en wil een brug slaan tussen de kliniek en bijvoorbeeld de huisartsgeneeskunde en de bedrijfsgezondheidszorg. Ik zie het Implementatie Fellowship als een erkenning voor ons commitment. VUmc
beschikt over een uitgebreid academisch netwerk. We richten ons niet alleen op de kliniek, maar zoeken op het gebied van implementatie(onderzoek) juist de samenwerking met de extramurale vakgebieden en gezondheidsbevorderende instellingen, zoals bijvoorbeeld het Trimbos Instituut. Met deze subsidie kunnen we, samen met de professionals, meer onderzoek doen naar het implementeren van evidence based innovaties.’
Chronisch lage rugpijn‘Om alle aspecten van een implementatietraject in kaart te brengen en bijvoorbeeld patiënten, artsen en verpleegkundigen te betrekken bij de ontwikkelfase van innovaties, maak ik veel gebruik van context analyse en intervention mapping. Op basis van een evaluatie van alle belemmerende of bevorderende factoren kan daarmee een succesvolle strategie ontwikkeld worden. Vanzelfsprekend wordt ook de implementatie zelf geëvalueerd’, aldus Anema.
Zonmw heeft aan Han Anema, sociaal geneeskundige
en senioronderzoeker bij de afdeling sociale geneeskunde
VUmc, een implementatie fellowship toegekend.
Hij gaat collega-professionals en onderzoekers helpen bij
het implementeren van hun onderzoeksresultaten.
iNN
oVa
tie
< tekst Ursula Wopereis foto mark van den Brink>
Tot 2012 zal Anema jaarlijks tenminste twee subsidievoorstellen indienen. Als voorbeeld noemt hij het transmuraal zorgpad voor chronische lage rugpijn, dat is ontwikkeld door een multidisciplinair samenwerkingsverband van specialisten in de kliniek en professionals in de eerste lijn. ‘De centrale vraag in dit onderzoek was hoe je zowel chronische pijnklachten effectief kunt behandelen als de arbeids en maatschappelijke revalidatie kosteneffectief kunt organiseren. Het zorgpad is – naast de klinische behandeling – ook gericht op snelle en duurzame revalidatie van patiënten met chronische rugpijn. Het is erg effectief gebleken. Door werkaanpassingen en cognitieve gedragstherapie kunnen deze patiënten weer duurzaam in het arbeidsproces en het maatschappelijke proces meedraaien.’ Snelle en gedegen invoering van dit zorgpad is dus zinvol.
SyNapS
Sam
eNW
erKi
NG
Prof. dr. Ben Slotman,Hoofd afdeling radiotherapie VUmc
‘Patiënten uit Waterland, Zaanstreek en
Westfriesland hoeven vanaf 2011 niet meer in
de file om radiotherapie en optimale oncologi-
sche zorg te krijgen. met deze samenwerking
kunnen we de oncologische zorg in deze regio
geweldig versterken. De multidisciplinaire
samenwerking zal sterker worden.
Kankerpatiënten van het Westfriesgasthuis
worden dan immers onder één dak behandeld,
waarbij de chirurg, radiotherapeut en medisch
oncoloog in gezamenlijk overleg bepalen wat
de beste behandeling is. in de andere twee
esperanz-huizen houden we multidisciplinaire
spreekuren. We zullen daarnaast binnen
esperanz ook regelmatig besprekingen en
videoconferenties organiseren, waarbij patiën-
ten met eenzelfde tumorcategorie aan bod
komen. Je kan kennis en expertise rond de
behandeling van mensen met specifieke soor-
ten tumoren beter clusteren. Doordat het
volume van minder vaak voorkomende tumo-
ren groter is, heb je ook meer mogelijkheden
om onderzoek te doen. Voor VUmc is het een
geweldige uitdaging om dit allemaal goed te
organiseren. Het betekent op jaarbasis onge-
veer vijfhonderd extra patiënten. De radiothe-
rapiesatelliet wordt een volwaardig deel van
onze radiotherapieafdeling. een stukje VUmc
in Hoorn waar specialisten van het Westfries-
gasthuis en radiotherapeuten van VUmc onder
één dak samenwerken.’
Patrick Edgar, arts mBARaad van bestuur Westfriesgasthuis Hoorn
‘Als regionaal ziekenhuis kun je geen radio-
therapeutische zorg leveren. onze patiënten
worden daarom bestraald in het medisch
Centrum Alkmaar (mCA). Zij moeten dus –
ziek als ze zijn – gemiddeld wel vijftien keer
op en neer reizen, vaak per ambulance. Voor
patiënten uit andere regionale ziekenhuizen
geldt hetzelfde. landelijk zie je dan ook de
trend dat streekziekenhuizen in samenwer-
king met bestaande radiotherapeutische insti-
tuten bestralingssatellieten bouwen, zodat
patiënten dichtbij huis bestraald kunnen wor-
den. Wij vormden met drie regionale zieken-
huizen het oncologisch samenwerkingsver-
band ‘esperanz’. met esperanz bundelen we
onze expertise op het gebied van oncologi-
sche zorg. ook streven we ernaar zoveel
mogelijk zorg in het plaatselijke ziekenhuis
aan te bieden. Door de samenwerking tussen
VUmc en esperanz kunnen kankerpatiënten
uit Waterland, Zaanstreek en Westfriesland
binnenkort in Hoorn radiotherapeutische zorg
krijgen. Bovendien biedt de schaalvergroting
kansen voor sterkere multidisciplinaire
samenwerking, onderzoek en onderwijs. De
bestralingskliniek komt naast ons ziekenhuis
te staan, maar wordt geëxploiteerd door
VUmc. VUmc draagt verantwoordelijkheid
voor het medisch beleid. Dat is bij dit acade-
misch centrum, dat zoveel oncologische
expertise in huis heeft, in goede handen.’
VUmc streeft naar een nauwe samenwerking met andere
organisaties op zowel lokaal, regionaal, nationaal als internationaal
niveau. in 2011 opent VUmc een bestralingskliniek naast het West-
friesgasthuis in Hoorn.
<tekst laura Jansma beeld Varian>
oNcoloGiSche ZorG dichtbiJ hUiS
SyNapS
18
NUmmer 69 SyNapS
19
mei 2009
VAn THeoRie nAAR PRAKTiJK
‘ Vumc wil een brug
slaan tussen de kliniek
en bijvoorbeeld de
huisartsgeneeskunde’
W
pSy
ch
iatr
ie
Wat is de invloed van depressie en angststoornissen op het risico op hart en vaatziekten? Deze vraag staat centraal in het onderzoek van Carmilla Licht, promovenda bij de vakgroep psychiatrie. Haar onderzoek naar de biologische kenmerken van angst en depressie is onderdeel van de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA, zie kader). ‘Mensen met depressie en/of angststoornissen hebben ook vaak hart en vaataandoeningen’, verklaart Carmilla Licht het belang van haar onderzoek. ‘Er is al veel onderzoek verricht naar de invloed van depressie en angststoornissen op hart en vaatziekten, en andersom. Depressie en/of angststoornissen heb
mensen met een depressie of
angststoornis hebben op zich
niet meer risico op een hoge
bloeddruk dan hun gezonde leef-
tijdgenoten. maar dat verandert
als zij bepaalde antidepressiva
gebruiken. Dit blijkt uit de eerste
resultaten van het promotie-
onderzoek van neSDA-
onderzoeker Carmilla licht.
met de gezonde personen hebben mensen met depressie en/of angststoornissen een hogere hartslag en een lagere hartslagvariabiliteit, en daarmee een hoger risico op hart en vaatziekten dan gezonde personen.’Maar hoe ontstaat dit verschil? Eerder, maar veel kleiner onderzoek laat zien dat ook antidepressiva – die zowel bij depressie als angst worden voorgeschreven – een behoorlijk effect hebben op het autonome zenuwstelsel. Carmilla Licht besloot daarom de mensen met depressie en/of angststoornissen uit te splitsen naar antidepressivagebruik. Het resultaat is opmerkelijk. ‘De mensen met depressie en/of angststoornissen die geen antidepressiva gebruikten, hadden
HoGe BloeDDRUK DooR AnTiDePReSSiVA?
<tekst liesbeth kuipers foto mark van den Br ink>
SyNapS
20
NUmmer 69
ben effect op het autonome zenuwstelsel. Dat zorgt voor de automatische lichaamsprocessen waaronder de hartslag en de hartslagvariabiliteit, de variatie in hartslagfrequentie. Beide zijn risicofactoren voor hart en vaatziekten.’
opmerkelijk
Carmilla Licht onderzocht dan ook eerst of depressie en/of angststoornissen inderdaad ook bij de bijna 3.000 deelnemers aan NESDA van invloed zijn op het autonome zenuwstelsel. Zij vergeleek de hartslag en hartslagvariabiliteit van 2.282 mensen met een depressie en/of angststoornis met die van 524 gezonde personen. ‘De resultaten komen overeen met de eerdere onderzoeken. Vergeleken
een vergelijkbare hartslag en hartslagvariabiliteit als die van gezonde proefpersonen. Terwijl antidepressivagebruikers een hogere hartslag en lagere hartslagvariabiliteit hadden ten opzichte van de gezonde proefpersonen. Het gebruik van antidepressiva lijkt dat verschil dan ook volkomen te verklaren.’
Bloeddruk
De promovenda richtte zich vervolgens ook op het effect van antidepressiva op de bloeddruk, een andere risicofactor voor hart en vaatziekten. Daarbij onderzocht zij de mogelijke verschillen tussen de soorten antidepressiva. ‘Mensen die tricyclische antidepressiva en noradrenerg en serotonergwerkende antidepressiva gebruikten, hadden niet alleen een verlaagde hartslagvariabiliteit, maar ook een hogere bloeddruk dan de gezonde proefpersonen. Wie deze zware antidepressiva niet gebruikte, had een lagere bloeddruk dan de gezondere proefpersonen. En bij het gebruik van de veel voorgeschreven SSRI’s, die minder zwaar zijn, laten mensen geen verhoogde bloeddruk maar wel een verlaagde hartslagvariabiliteit zien.’
Voorzichting met voorschrijven
Met longitudinale analyses hoopt Carmilla Licht het vermoedelijke effect van antidepressivagebruik op de hartslag(variabiliteit) en hoge bloeddruk definitief aan te tonen. ‘We onderzoeken bij de antidepressivagebruikers momenteel het verschil tussen de hartslagvariabiliteit en de bloeddruk voor, tijdens en na het gebruik van antidepressiva. Het bewijs is er, als blijkt dat de hartslagvariabiliteit daalt en de bloeddruk stijgt zodra mensen antidepressiva gaan gebruiken, of als deze zich weer herstellen zodra mensen stoppen met antidepressivagebruik.’Mocht er inderdaad een direct effect zijn, dan zal dit voor psychiaters een aanleiding zijn om voorzichtig te zijn met het voorschrijven van antidepressiva bij mensen die al een hoge bloeddruk of hart en vaataandoeningen hebben, verwacht Carmilla Licht. ‘Zij lopen dan immers extra risico.’De resultaten van de longitudinale NESDAonderzoeken worden deze zomer bekend gemaakt.
pSy
ch
iatr
ie
over NESDAProf. dr. Brenda Penninx, vakgroep psychiatrie VUmc en hoofdonderzoeker
NESDA: ‘Het doel van NESDA is gegevens te verzamelen over het beloop
van depressie en angststoornissen. Bij 2.981 personen worden acht jaar
lang zowel biologische en genetische als sociale en klinische aspecten
onderzocht. Wat maakt mensen gevoelig voor angststoornissen of depres-
sies? Welke gevolgen hebben deze aandoeningen voor het inkomen en
werk? Binnen NESDA verrichten meer dan 30 mensen promotieonderzoek
naar dit soort vragen.’
Psychiatrische problematiek heeft een grote invloed op de algemene
gezondheid in de populatie, maar het onderzoek naar angst en depressie is
relatief nog niet vergevorderd. Brenda Penninx: ‘Het gaat om chronische
stoornissen die op vroege leeftijd ontstaan, veel voorkomen en veel impact
hebben op het functioneren. Hopelijk vinden we aanknopingspunten voor
een betere zorg.’
De NESDA-studie is een samenwerking tussen VUmc, UmCG, lUmC, diverse
GGz-instellingen, Trimbos, NIVEl, IQ Healthcare en cliëntenorganisaties.
NESDA wordt gesubsidieerd door het Geestkracht-programma van zonmw,
met het doel psychiatrisch onderzoek en infrastructuur te stimuleren.
www.nesda.nl
SyNapS
21
mei 2009
De figuur laat de gemiddelde systolische (bovendruk) en diastolische (onderdruk) bloeddruk
zien voor gezonde proefpersonen en voor groepen mensen met een huidige depressie en/of
angststoornis of een diagnose in het verleden die geen antidepressiva gebruiken, en groe-
pen die wel medicatie gebruiken. De figuur laat zien dat depressieven zonder antidepressiva
een lagere (systolische) bloeddruk hebben dan gezonde controles en dat gebruikers van
TCA's en NS-antidepressiva een verhoogde bloeddruk hebben vergeleken met controles.
beeld NESDA
146
144
142
140
138
136
134
132
130
90
88
86
84
82
80
78
76
74
controles angstin verleden
angsthuidig
MDDin verleden
MDDhuidig
TCA SSRI NS-werkendeantidepressiva
controles angstin verleden
angsthuidig
MDDin verleden
MDDhuidig
TCA SSRI NS-werkendeantidepressiva
146
144
142
140
138
136
134
132
130
90
88
86
84
82
80
78
76
74
controles angstin verleden
angsthuidig
MDDin verleden
MDDhuidig
TCA SSRI NS-werkendeantidepressiva
controles angstin verleden
angsthuidig
MDDin verleden
MDDhuidig
TCA SSRI NS-werkendeantidepressiva
systolische bloeddruk mmHg
diastolische bloeddruk mmHg
SyNapS
23
mei 2009
VVUmc hield begin dit jaar vier zorgpaden – het pad dat een patiënt binnen de zorg aflegt – tegen het licht in het kader van het VUmcproject Interculturalisatie. Annetje Bootsma, sociaal geriater bij GGZ inGeest, verkende samen met onderzoekers van VUmcafdeling metamedica of het zorgpad psychogeriatrie goed aansluit bij ouderen van Hindoestaanse komaf. ‘Vrijwel alle mensen die door huisarts of GGZinstelling worden aangemeld, bezoeken wij thuis. Niet alleen voor onderzoek van de geheugenfunctie en de psychosociale en lichamelijke klachten. Ook voor de zorgbehoefte. Vooral bij ouderen met een niet westerse achtergrond zijn deze huisbezoeken heilig; alleen dan kunnen we een goede inschatting maken van de thuissituatie en het steunsysteem.’
onbekend
Mensen met een Hindoestaanse achtergrond zijn vaak minder bekend met dementie, observeerde Bootsma. ‘Er rust vaak een taboe op de ziekte, net als op andere psychische problemen. Deze worden gesomatiseerd. Je bent niet gedeprimeerd, maar hebt hoofdpijn en kunt niet goed lopen. We leggen in de
communicatie daarom meer accent op de lichamelijke factoren.’Bij Hindoestanen staan de familiebanden en het begeleiden en voorlichten van de mantelzorgers meer op de voorgrond dan bij de meeste Nederlanders. Dat is van invloed op het behandelplan. Annetje Bootsma: ‘De hele familie is betrokken bij het plan. Bovendien is de mantelzorg vaak al goed geregeld omdat zonen of dochters, die meestal bij hun ouders inwonen, het vaak vanzelfsprekend vinden zich over hun vader of moeder te ontfermen.’
Dagactiviteiten
Echter, het volgen van dagactiviteiten in een verzorgings of verpleeghuis – een belangrijk onderdeel van het psychogeriatrische zorgpad omdat het structuur en professionele begeleiding biedt – schiet er vaak bij in, vervolgt Annetje
niet alle zorg in nederland sluit goed aan op de belevingswereld van mensen met een
niet-nederlandse cultuur. Dit blijkt uit onderzoek van VUmc en GGZ inGeest naar onder
meer de psychogeriatrische zorg. ‘Wij leggen nu andere accenten in de communicatie.’
<tekst liesbeth kuipers beeld Wynants & Van Bronkhorst>
Bootsma. ‘In de ogen van Hindoestaanse families heb je gefaald als je iemand naar een verzorgingshuis brengt. Het is dan ook moeilijk hen te overtuigen dat wel te doen. Wellicht is dit makkelijker als er dagactiviteiten speciaal voor mensen met een Hindoestaanse achtergrond worden georganiseerd.’
HUiSBeZoeKen HeiliG
‘ de hele familie
is betrokken bij het
behandelplan’
Film interculturalisatie
Reina Steenwijk, projectleider Intercultura-
lisatie, licht toe: ‘VUmc wil een organisa-
tie zijn waarin medewerkers, studenten
en patiënten uit een grote verscheiden-
heid aan culturen en religies tot hun recht
komen. met het programma willen wij
culturele verschillen bespreekbaar maken
en inzetten bij het verbeteren van de
kwaliteit van de patiëntenzorg, onder-
wijs, onderzoek en personeelsbeleid.’
In dit kader heeft VUmc voor de medische
opleiding een korte film gemaakt over de
rol van culturele verschillen bij de psycho-
geriatrische zorg. De film beleeft zijn
première tijdens het VUmc-symposium
‘kleurrijke zorgpaden’ op donderdag 28
mei 2009.
PSyCHoGeRiATRiSCHe ZoRG AAn AlloCHTonen
SyNapS NUmmer 69 SyNapS
Nie
UW
S22
een selectie uit opvallend nieuws vanuit GGZ inGeest
Kort
migranten met depressieve- en angststoornissen in juni 2009 gaat op poliklinieken van GGZ
inGeest en Arkin de ‘migranten met depres-
sie- en angststoornissen studie’ (miDA)
van start, een interventiestudie voor
marokkaanse en Turkse patiënten. Zonmw
heeft hiervoor subsidie verleent in het pro-
gramma Geestkracht, interculturaliteit.
Drs. Annelies van loon onderzoekt in een
gerandomiseerde, gecontroleerde studie of
een interculturele module voor therapeuten,
toegevoegd aan de bestaande behandelricht-
lijnen, het drop-out percentage verlaagt en
leidt tot betere toepassing van de behandel-
richtlijnen.
Psychose bij jongerenPer jaar krijgen zo’n 3.000 jongeren in neder-
land te maken met een eerste psychose. Vaak
wordt de diagnose pas laat gesteld. Daardoor
komen de jongeren ook laat bij de hulpverle-
ning in beeld. Dat maakt de kans op maat-
schappelijke uitval groter; jongeren gaan zich-
zelf, hun werk of opleiding en hun sociale con-
tacten verwaarlozen. Jeugdriagg noord-
Holland Zuid en GGZ inGeest bundelen hun
krachten om deze jongeren al in een vroeg
stadium intensief te behandelen en te begelei-
den. Vanaf 1 juni starten zij een ViP-team
(Vroege interventie Psychose), gericht op jon-
geren van 15 tot 30 jaar in de regio Zuid-
Kennemerland en Amstelland en de meer-
landen. in de grote steden zijn al langer hulp-
verleningsteams actief voor jongeren met een
psychose. De aanpak van deze teams blijkt
goed te werken. Zo is er bij GGZ inGeest een
team actief voor jongeren in Amsterdam-West.
Nieuwe therapie voor patiënten met ernstige dwangstoornisPatiënten met een obsessieve Compulsieve
Stoornis (oCS) met gering inzicht, die erg
overtuigd zijn van hun oCS-ideeën, hebben
een slechte behandelprognose. Voor deze
groep patiënten is een nieuwe cognitieve
therapie ontwikkeld die in Canadees onder-
zoek effectiever bleek dan Cognitieve
Gedrags therapie (CGT). Deze nieuwe therapie,
de inference Based Approach (iBA) gaat er
vanuit dat de patiënt werkelijkheid en ver-
beelding verwart, doordat hij zintuiglijk waar-
neembare informatie niet integreert in zijn
oordeelsvorming. Dr. Patricia van oppen leidt
binnen GGZ inGeest een onderzoek om te
bepalen of iBA ook in nederland effectiever is
dan CGT bij patiënten met oCS met gering
inzicht.
Website over angst en depressieop www.nesda.nl/nad - een gezamenlijk initi-
atief van neSDA, nedKAD en het Trimbos-
instituut - vindt u het meest recente nieuws
over angst en depressie. De website is
bedoeld voor iedereen die geïnteresseerd is
in nieuws over angst en depressie, zowel pro-
fessionals, patiënten als overige geïnteres-
seerden. op deze website wordt nieuws van-
uit de genoemde organisaties gepubliceerd,
maar er zijn ook andere wetenschappelijke
berichten over angst en depressie te vinden.
ook is er aandacht voor wat depressie en
angst nu eigenlijk inhouden en wat de moge-
lijkheden van hulpverlening zijn.
<b
ee
ld D
igiD
aa
n,
GG
z i
nG
ee
st
en
Sh
utt
ers
toc
k>
pSy
ch
oG
eria
trie
SyNapS NUmmer 69
24to
eN &
NU
Tot zo’n 150 jaar geleden werden er zelden operaties uitgevoerd, onder andere omdat er geen goede narcosemiddelen bestonden. Methoden zoals iemand bewusteloos slaan of wurgen, waren natuurlijk niet zonder risico.In de tweede helft van de 19de eeuw kwamen ether en chloroform als narcosemiddel in zwang. Deze draagbare set – met kap, druppelflesje en tongtang – is populair gemaakt door de Duitse oorlogschirurg Von Esmarch (1823 – 1908). De set komt uit een oude dokterstas en is ook voor ingrepen op locatie gebruikt. De huisarts kon tegen betaling narcoses in een ziekenhuis verzorgen. Het kapje was tot na de Tweede Wereldoorlog in gebruik.Het gaaskapje bedekte de neus en de mond van de patiënt. Uit het flesje werd hierop chloroform gedruppeld waardoor de patiënt in slaap viel. De tongtang voorkwam dat de tong naar achteren zakte en de patiënt stikte.Ook aan deze methode kleefden risico’s. Bij overdosering stokte de ademhaling en kon de patiënt overlijden. Te weinig chloroform kon een vreselijk pijnlijke operatie betekenen. De juiste dosering – meer of minder druppels ether of chloroform – werd onder andere bepaald aan de hand van de ademhaling, polsslag, huidkleur en pupilreacties. Ervaring van de toediener speelde dus een grote rol bij een succesvolle narcose.
<tekst Carol ine Arps foto Universiteitsmuseum Groningen>
Juiste dosering
<fo
to m
ark
va
n d
en
Bri
nk
>
Dr. lothar Schwarte,
chef de clinique
anesthesiologie:
‘Algehele anesthesie is de basis
voor veel chirurgische ingrepen.
De anesthesioloog en zijn team
brengen en houden de patiënt
veilig in slaap (hypnosis) en
zorgen ook voor een adequate
pijnbestrijding (analgesie) en
spierontspanning (relaxatie)
tijdens de ingreep. De anesthesi-
oloog gebruikt voor deze drie
taken verschillende, zeer specia-
listische medicijnen. Vroeger
werkte men met veel eenvoudi-
ger middelen, bijvoorbeeld
chloroform of ether. Deze midde-
len werden toegepast via een
masker zoals afgebeeld. omdat
deze methode eenvoudig in
gebruik is, wordt deze vorm van
anesthesie, hetzij wat aangepast,
ook vandaag de dag nog toege-
past in de derde wereld.
Sommige elementen uit de histo-
rie zijn nog te herkennen in de
huidige anesthesie. Bijvoorbeeld
het masker en het instrument
om terugvallen van een “slappe
tong” te voor komen.
Terugkijkend op de geschiede-
nis van de anesthesie kunnen
we zien dat we heel ver geko-
men zijn. Het leert ons ook dat
het geen stilstaand vak is en
dat we zeker door moeten gaan
met onderzoek en ontwikkeling
van de anesthesiologie.’