Post on 18-Oct-2020
al¡rlI¡ltlttl
iveili leren L e z
@ veilig & vlot a kern 1
z W |J S e n
in kern 1 leer ik:
hout
US
koe
t
I
in kern 1 leer ik:
zij vaart.
doosboos
geitgiet
buikbeuk
l¿
hi rlrlrlrl I I r tr r }--
D) de ree eet de bes op.D) er zil saus op de neus van loes.D) geef jij piet een sein met jouw duim?
: l¡jni bek
retsafpaul
i aan
¡ poes. ZUUT
i meei wit
kousuitheupdievoor
D) k¡jk, daan zit op de baan!D) teun zit in de tuin.D) wie is daar in de wei?D) luuk rent en ... valt.
maaktleuktienbenzeil
ziekbushoortreisdof
ru ikeikopkentdeuk
ik lees vlot: hok . koe ' eet
ik moet gauw naar de bus.
-JI!--ITI
hok
koe
de kip zil bij de haan.
uitdolijs
wetziekhenmoehut
i bouwi vuuri jeuk
: glÏi daar, zeer
rook
.qØ @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@
Izie ik daar rook?zie ik daar rook bij de hut?ik zie rook en vuur bij de hut!ik maak het vuur gauw uit.
de poes is lui.
de poes is lui en wil niet mee.zij wil niet mee met jaap.
! poes: ..
iwrjiot: jaaP
i tien
i kou
i zeg: fitI nauwi van
luiSAUS
af! boos! heet
i tas: WAS
i dasi doosi doof
i beeki beki beuki reuk: rijk
uurvuurviervoerboer
i hei! houi houtzoulziel zij wil niet mee met jaap in de kou!
diewieW¡.i
h¡j
builvuilvelpelpaul
i dief maanaanin
ianI zoon
pak de dief!pak de dief!hij nam mijn noot.kijk, hij gaat de boom in.
ik hol en ik ren.
au, ik val!
een buil op mijn koP.
en ik ben vuil.ik huil.en de dief zil daar op een tak.
.qØ @@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@(Þ @ @
een kat met roomis dat jouw kal?hij eet van de room.maar die room is zuurlruik maar.niet doen, kat, dat is dom.weg, jij!
oo...kijk, zijn neus!zijn neus zit vol met room.
zuurleukzienjaar
i paus : JOUW
i room! bus
WlJS
heg:AS! ruik
heerdomtoen
ersijsOS
mos
: Jou
i kas: mees
koukouskus
i geuri guurtuurvuurvoer
magrijfboekvoor
puurfoutwinkauw
i kei !opi gaat
belhikleen nul
9Ø oo00000 oo o o oooo oo0()0000 00 00 0 0
mies zil aan het roer.zij zit aan het roer van een boot.al gauw ziel zij een sein voor de boot.het sein laat zien waar de boot heen moet.
ik ben in de zee.ik ben in de zee en voel wat ...wat voel ik met mijn voet in de zee?weet jij het al ...?wier!
ì
let op:Oe. ij . eU . ie. OU . aU . Ui . ei
de beuk in de tuin is hoog.
zie jij een aap in de eik?
hou jij van saus die zoet is of die zuur is?
\a-'5'
ll
J
ikuif: Ooei hiel
i jou: waar
bokvijldeunerroer
fopm¡j
sei n
ook
gauw
-r.t>
duimalpijnzeilwier
rauwzeemusvoetin
leukbuurmeiruisVOUW
deukliefmijnnauwbuit
ireukru ik
i wleI wet
i Paul
i peul:
i froelr: ]îOU
i zet
i zte: ÍEUS
: rels
t¡
mutslu isloesloertoer
NEUS
keuskouskoukei
! wijki wieki zieki zieli zeil
wat zit er in mijn kous?ik loer naar mijn kous.er zil wat in die kous.wat zou het zijn?het is geen luis.
mijn neus is bij de kous.ik ru¡k ...piep!wat is dat?er zil een muis in mijn kous!
!t¡trl I t,,
2<¿,'il-.It
kauwgauwpauwpauspoes
rljgrijkreukbeukbuik
meiheihouhoehoef
nØ ooooooooooooooo00000000oooooo
doe het niet!
k¡jk, hier op mijn mouw.het is wit en het is nat.en het is ook vies.ik zei nog: doe het niet!
ik gaf voer aan de duif.en ik gaf ook wat aan de pauw.maar de duif ...ikzei nog: doe het niet!
de duif was uit het hok.dat hok is niet ruim.dus de duif liep hier bij mij.ik zei nog: doe het niet!
het is niet leuk.poep op mijn mouw.poep van de duif.ikzei nog: doe het niet!
T
tr
a
oo a
ao
ooo
o
I
o.)o
ot
\: o
aaa
Ii
I
I
teermeermoermoemei
welwiediediefdoof
vijlb¡jr
builru il
ruis
ID) er zi| een kras op de ruit.
kaskras
i:een kip en een eiik ruil met jou.ik geef jou mijn kip.dan neem ik jouw ei.dat ei eet ik op, mmm.
hee, een kip en een ei voor jou?hoe kan dat?van wie is dat ei?oo, van de kip die ik jou gaf!
topstop
D) ik stop voor de haas op de weg.
rotrots
D) has zit op de rots bij de zee.
hakhark
I
È\ II
1l
D) ik Iees het boek met mijn bril.
ril
bril
heusheuphoop
zuuruureererver
! jouwi iou
i koop: kop
rouwrauwlauw D) hark jij de tuin?
IrIr
ll
0
let op: boos . doos
ik raak de bal met mijn been.
boos
doos
daar is de dief!
7-
9Ø o oooo ooo()0 00 0 0 00o oo oooooo oo o o
daar is een beuk.om de tak van de beukziT een touw.met het touw kom ik in de beuk.in de beuk zil ik fijn!
ik bouw een muur.ik bouw een muur met een hoek.de muur met de hoek is hoog.kan ik er wel op?
diepuilheiweer
ztJ
viernootik
' jan
: SAUS
! touw! beuki daar! fijn
bES
i bouw! duim! hoek
i b¡gi met
i dat: KUS:
: muuri zoetI poos
i geefi retn
iopi rauw:
¡ neus
i bus - dusi buik - duiki bol - dol:
i boek - doeki bas - das
bosbonbendendun
i duuri buuri boori doori doos
moetdoetdoelboelvoel
aanbaandaanduinduif
toendoenboenbenen
: deut<
i beuk
eikreikreuk
bouwjouwjoujij
! duuri o¡er, t<¡er
I koor! boor
paulpauspasdasbas
Y-
een duifin de eik zit een duif.haar buik is bol.wat zil er in?
ik reik naar de duif.maar de duif gaat weg.toe, duif, kom!ik ben het maar.maar de duif wil niet.de duif gaat naar een beuk.
#
a) a1^nÍ) eooooooooo @oo@o6@oo@@0 00000 (}0
een lam in een buisin de buis zit een dier.het is een lam.wat is er met zijn poot?hij kan niet weg.dat is niet leuk.
daar is de boer.de boer met een mes.het touw moet los.fijn, het lam kan in de wei!
i Pooti heini buisi weefi duur
bekzijnpauwdierkeus
: mesi boogi zoek: mouwi dan
-
It
rersboutdauwluikjuf
: bijt: h¡pofdusVAAS
boefnee
: pop! deuki wiel
-..--4--,
das
daan:ben:
daan:ben:
mijn das is weg.is jouw das weg?dat is niet leuk.mijn poes was ook weg.dat was ook niet leuk.waar zou jouw das zijn?in zijn hol?in het bos, of in de tuin?ik zie hem , daar is mijn das!is dat jouw das?oo, het is geen dier ...
oo
o¡¡
r| { I s, trq \{ å{rfllr.la
.a
rl¡tlltllrrta¡
oa
tlt tkoopknoop
D) mijn knoop is weg!
D) ik geef de poes een bl¡k voer.
t¡k
blik
# -t- $ '*'
D) snap j¡j die som?
sapsnap
n de boer doet mest in zijn kar.
mesmest
Dr de valk is op zoek naar een rnuis.
valvalk
let op: ie of ei . eu of ui
wie zil daar in de wei?
ik lig op mijn bu¡k b¡j de beuk.
ik rem heus wel voor een muis.
t
,ae! ziet
i g¡et
i g"¡t: gern
ru ikreukleu klu iklu is
i zeili ziel: n¡el
ihuili vuil
reusruisruimriemmier
@ @
ou.
boomduurkuipjeukpier
lauwmeiroepbuigzeef
gietzegkeursein
i wijk
nØ @@€(Þ@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@ @
ik zie een pier.
ik zie een pier in de kuip.ik buig mij naar de pier en zeg:kom, ik zet jou gauw bij de boom!
er zat ijs aan de eik.ijs aan de eik voor het huis.er zat ijs aan de eik door de kdat zie ik heus niet vaak.
lieftoejaag
i vuili koui heusi niet
: ijs
'fru¡s! eik: d¡t
i zeili bus
leunom
9Ø @@@@@@@@@@o@@@@@@@g@@@@@@@@@@
een muis met een tas?ik zag een muis, heus!het was een muis met een tas.het dier was op reis.hij liep op de muur.maar toen viel hij in die kuil!kijk maar, zijn tas is er nog.
i luuki leuk! luik:ku¡liuil
eikreikreukreusruis
mursmieskieskeusheus
een gier!
kijk daar, een gier!wat doet hij?gaat hij naar de geit?die geit daar bij het hout.of gaat hij naar de koe?die koe in de wei.eet hij hen dan op?dat is niet leuk!kijk uit, geit!kijk uit, koe!
maar de gier gaat weg.ik zoek nog , maar ik zie hem niet.wauw, wat een dier!
! riet: O¡et
i buiti kuit! uit
paulpeulp¡jlpeil
geurdeurduurvuurvieri zeil
@ @
i geur
! guuri kuuri r¡eri keur
i hoei hou:
i houti bout¡ buit
d uurdierwierwiewei
wat zit er in de zee?mmm, ik ruik de zee.mmm, die geur!een zee vol met zout.en een zee vol met wier. aik voel met een voet.brr, wat een kou in de zee. g@en ... au!voel ik hout?nee, het is een kei!
zeilzeisreiseis
! duimi duiki deut<
i beut<
i boek
pijlpaulpauspauw
; zuil : bijl
@
ik ben een kwal!
ik speel dat ik een kwal ben.ik woon in de zee.en dan komt er een golf.die neemt mij heel ver mee.
dan spoel ik aan.ik lig erg stil.en dan komt pap.die geeft een gil.
een kwal, roept hij.steek niet in mijn voet!hij pakt mij op ... hup, in zee,dat is wat hij doet!
>
qQ) oooo ooooooo oo ooooo o ooÕoo oo oo o
zie je de boot van paul?er zil een deuk in de bootde boot ligt aan een touw.
van paul
hij ligt aan een touw, dan kan hij niet weg.
pien bukt naar een mus.zij bukt met een reep naar de mus.de mus pikt in de reep.
ik leer: ik ben.jij bent.
v
ik ben hier en jij bent daar.
weet zij al wat ze kiest?
loes voert de vis.
a
I
-l+, tiL,
\¡
Dil,lt
l¡,
i hij raakt.i zij maakt.
i ze mikt.
i jij mist.i je vist.
i zij roert.i ¡k roer.
i ik roep.i hij roept.i jij raapt.
i ik huil.i ze huilt.i hij haalt.
i je baalt.i ik baal.
i roet! wuifi touw
i Pauli sip
i aan: lijni nati ziei boot
: tel: geen
erstotdeuk
poosmuuromreikheet
z\duimbukvetmoe
i tieni lauwr kous
i geur: jaar
zijpikt in de reep en ... in de duim van pien!
i huurti hoort! hoopt
vijlvoelvoeltvoertroert
kieskiestniestniesneus
duurduurt
mijn kathoor je dat?weet je wie daar niest?dat is mijn kat!zij woont net bij mij.k¡jk, ze zil bij het raam.
kom mee.mijn kat voelt heel fijn,voel maar.
q-, Q)/cv 00000ÕoÕoo 0000 0 00 0000 00000000
mus mresmus mies woont in een huis.daar bij die pan op het dak.er is geen deur en ook geen raam.die kou daar voelt niet fijn.mus mies zoekt nog een mus.niet om mee op reis te gaan.maar om een paar te zijn.
i moeti zijni huuri tomi boos
pootduifreisziensap
i vel
: pauwi kou! deur! ruk
deukdeuktduiktru iktru ilt
! niet! bieti boutI bouwi bouwt
SAUS
suisru isreisreist
leuktoenpeil
i balilijmi wet: iuf
p¡t
duinviesleefzoulSAUS
i neki gaaf
@ @
I
l
de dril, de vis en mijn broer
mijn broer en ikzijn in de tuin.mijn broer plukt wat aan een net.ik zit op een knie bij de plas.er drijft dril, dat pak ik met een glas.
een vis zwemt in de plas.mijn broer sluipt naar de vis toe.hij legt het net in de plas.hij hoopt dat hij de vis krijgt.dan roept hij naar mij:haal dat glas weg uit de plas!jij jaagt de vis weg.
mijn broer stapt naar de plas en buigt.hij neemt het glas, maar hij valt!de dril, de vis en mijn broer ...zij zijn in de plas!
\ll'C.
wat zei jij, loopt daar een pauw?en komt hij naar mij toe?ikzie hem niet, maar ik ren wel weg.weg van de pauw!
wat zei jij, pikt h¡j mij niet?moet ik naar hem toe?¡k k¡jk wel uit!een pauw lijkt mij niet leuk.
wat zei jij, is de pauw lief?hoe weet jij dat?oo, jij geeft hem voer.en de pauw pikt jou niet.en hij pikt mij ook niet*dat was dus wat jij zei!
een pauw!
I
I
I
J
I
I
I
u; U- -
.tt
t
t-.
deuk
ik lees vlot: zie 1ij wat ik zie?
D) die komt voor een noot!D) wat vouwt paul?D) het zit in een buis en niet in de bus.D) vijf zijn er wit en tien zijn er geel.D) wie wijst er naar de deur?D) waar tuurt de poes naar?
US
hout
geit
zij vaarl.
dief
tl
-
buik
@<